3 Commissie geloofsbrieven

Aan de orde is het verslag van de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Neppérus, voorzitter van de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven, tot het uitbrengen van het verslag namens de commissie. Het woord is aan mevrouw Neppérus. 

Mevrouw Neppérus, voorzitter der commissie:

Voorzitter. De naar ledental kleinste commissie van de Tweede Kamer heeft in de afgelopen dagen de taken verricht die haar zijn opgedragen. Die taken bestaan uit een aantal wettelijk voorgeschreven werkzaamheden. Allereerst bepaalt de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven of de personen die door het centraal stembureau verkozen zijn verklaard, ook daadwerkelijk als lid van de Tweede Kamer kunnen worden toegelaten. Daartoe onderzoekt de commissie of deze leden in spe de Nederlandse nationaliteit bezitten, de wettelijk vereiste leeftijd hebben bereikt, geen onverenigbare functies bezitten zoals vermeld in de Grondwet en de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, en of zij niet uit het kiesrecht zijn ontzet. Daarnaast onderzoekt de commissie het proces-verbaal dat in elk van de circa 10.000 stembureaus die Nederland telt, op de dag van de verkiezingen, 15 maart, is opgesteld over het ordelijk en rechtmatig verloop van de verkiezingen. Daarmee vervult de commissie een belangrijke taak bij de bescherming van het vertrouwen dat alle burgers in onze democratie moeten kunnen stellen. 

Verscheidene internationale waarnemersdelegaties hebben zich op de hoogte gesteld van het verkiezingsproces in Nederland. De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven waardeert de internationale belangstelling zeer en heeft de delegaties alle gewenste steun en informatie gegeven. De meeste delegaties hebben zich geconcentreerd op de campagnefase. De delegatie van de OVSE heeft ook de verkiezingsdag zelf meegemaakt en heeft zich nadien ook op de hoogte gesteld van de wijze waarop de uitslag wordt vastgesteld. De commissie wacht met belangstelling het OVSE-rapport af, dat over circa een halfjaar zal verschijnen. 

Ik zal nu eerst nader ingaan op het verloop van de verkiezingen zoals dat uit de processen-verbaal is gebleken. Daarna zal ik ingaan op de toelating van de gekozen verklaarde personen. 

De commissie dankt alle medewerkers van de Kamer die afgelopen zaterdag de feitelijke controle van de processen-verbaal hebben uitgevoerd. Omdat de nieuw gekozen Kamer al acht dagen na de verkiezingen bijeenkomt, moest deze omvangrijke controletaak in een korte tijd worden uitgevoerd. Gelukkig is dat dankzij de inzet van vele Kamermedewerkers ook ditmaal weer gelukt. Verscheidene leden van de commissie waren hier afgelopen zaterdag bij aanwezig en hebben met eigen ogen gezien dat deze taak met toewijding en zorgvuldigheid is uitgevoerd. Ook ik heb dat met eigen ogen gezien. Hartelijk dank daarvoor. 

De medewerkers van de Tweede Kamer bouwen bij hun werkzaamheden voort op alle medewerkers in de gemeenten en de leden van de stembureaus. Meer dan 60.000 mensen in heel Nederland zijn daarvoor in touw. Die mensen willen wij ook in onze dank niet vergeten. 

De medewerkers van de hoofdstembureaus hebben alle bescheiden op vrijdag 17 maart onmiddellijk na de wettelijk verplichte zitting van hun bureau prompt en overzichtelijk bij de Kamer aangeleverd. Door het feit dat ditmaal de verkiezingsuitslag handmatig moest worden vastgesteld, hebben juist zij een buitengewoon zware taak moeten vervullen. Als zij dan tot slot het resultaat van hun werk bij de Kamer afleveren, hoort daar ook een gastvrije ontvangst bij. De commissie stelt daarom voor om daar in de toekomst meer aandacht aan te geven. 

De commissie heeft via de controle van de processen-verbaal kennisgenomen van problemen die zich bij deze verkiezingen hebben voorgedaan en van klachten die door kiezers en stembureauleden zijn geuit. Een aantal daarvan wil de commissie nadrukkelijk onder de aandacht brengen. 

De commissie kan zich niet herinneren dat er ooit eerder een tekort aan stembiljetten was, maar ditmaal hebben vele stembureaus daarvan wel melding gemaakt. De voorzieningen voor deze verkiezingen waren kennelijk in het algemeen te krap bemeten. De commissie is van mening dat verkiezingen zo belangrijk zijn dat dit niet aanvaardbaar is. 

Waartoe deze zuinigheid kan leiden, heeft de commissie onder meer in de gemeente Nijmegen gezien. Daar zijn kiezers vanwege een tekort aan stembiljetten doorverwezen naar andere stembureaus. Door middel van een kopieermachine zijn toen extra stembiljetten aangemaakt. Er zijn stembiljetten herverdeeld over de stembureaus. Over de tijdsduur die het stembureau nog open zou zijn, is foutief gecommuniceerd. Op verscheidene stembureaus, onder meer in Enschede, moest de stemming worden geschorst vanwege een gebrek aan stembiljetten. 

Dat transport of herverdeling van stembiljetten heeft plaatsgevonden op de verkiezingsdag, zoals in Nijmegen en Enschede, vindt de commissie niet juist. Dit vergroot de kans op fraude en leidt tot onzekerheid bij stembureaus. De leden van stembureau Groningen 103 voelden zich overvallen toen een ambtenaar van de gemeente stembiljetten bij hen kwam ophalen om aan een ander stembureau te geven. 

In een aantal gemeenten waren de stembussen te klein voor de stembiljetten. Op sommige stembureaus, onder andere Groningen 440, is de stembus tussentijds geopend om de stembiljetten aan te drukken en zo weer ruimte te maken of is een verzegelde doos naast de stembus geplaatst. De commissie is van mening dat de gemeente moet voorkomen dat stembureaus hun toevlucht tot dit soort noodmaatregelen moeten nemen. 

Een gemeente die twee stembureaus op één locatie inricht, vraagt om moeilijkheden. Dit zag de commissie bij de bureaus Leeuwarden 39 en 40 in wijkgebouw De Frosk en bijvoorbeeld ook bij de bureaus Den Haag 264 en 271. Het stemmentekort bij het ene bureau is gelijk aan het overschot bij het andere bureau. Dat komt in dit geval aardig uit, maar de commissie heeft de indruk dat stembureauleden niet echt het overzicht hebben kunnen houden, althans in een aantal gevallen. Zij moeten daartoe juist wel in staat worden gesteld door de gemeenten. 

De gemeente Leiden is een ander voorbeeld van een gemeente waar de organisatie van de verkiezingen te krap bemeten bleek. Zo werd ook daar de grote drukte als oorzaak van fouten genoemd. Op een enkel stembureau moest de stemming worden onderbroken vanwege een tekort aan stembiljetten. Zelfs stembureau Leiden 1, het stadhuis, waar doorgaans zeer ervaren stembureauleden zitten, liet ditmaal toch een stemverschil zien. 

Een hulpmiddel voor de leden van een stembureau is een app en een iPad waarmee kan worden gecontroleerd of een kiezer een geldige stempas heeft. In de vijf gemeenten die dit middel gebruikten, zijn in het proces-verbaal in 41 gevallen problemen gemeld. De commissie stelt voor om de minister van Binnenlandse Zaken te vragen om de Kamer te informeren over de inzet en de zorgvuldige toepassing van dit instrument. 

De commissie heeft aan de hand van de processen-verbaal vastgesteld dat ditmaal duidelijk meer telfouten zijn gemaakt dan bij de Kamerverkiezingen in 2012. Gelukkig was de hoogte van de telfouten duidelijk lager dan in 2012. De drukte op de stembureaus, omdat zij zo veel kiezers moesten verwerken, lijkt hier de oorzaak van te zijn. De commissie trekt hieruit de conclusie dat de gemeenten bij toekomstige verkiezingen royalere voorzieningen ter beschikking moeten stellen. Van de leden van de stembureaus, doorgaans vrijwilligers, wordt op de verkiezingsdag veel gevraagd. De gemeente moet hen daarom goed voorbereiden op hun taak en erop toezien dat slechts leden worden benoemd die daartoe geschikt zijn. In sommige stembureaus werd door de leden getwijfeld aan de onderlinge geschiktheid. Eensgezind optreden tegenover de kiezer wordt daardoor belemmerd. 

De leden van de stembureaus worden geconfronteerd met veel vragen over de onderhandse machtiging. Die is voor kiezers onvoldoende duidelijk en dient daarom bij elke verkiezing weer opnieuw te worden toegelicht. Kiezers die door deze onduidelijke regels niet mogen stemmen, uiten hun teleurstelling, boosheid of soms zelfs woede tegenover leden van het stembureau, die dan onder druk een verkeerde beslissing kunnen nemen. In stembureau 5 in Oldebroek moest ditmaal een woedende kiezer door de politie uit het stembureau worden verwijderd. 

Eenzelfde probleem doet zich voor bij kiezers met een geestelijke beperking. Begeleiders van deze personen oefenden druk op het stembureau om toch bijstand in het stemhokje te mogen verlenen, iets wat de Kieswet verbiedt. De commissie adviseert de minister te vragen voorstellen te doen om ook deze kiezers beter in staat te stellen zelfstandig hun kiesrecht uit te oefenen. 

De vindbaarheid, toegankelijkheid en inrichting van het stembureau geven ook regelmatig aanleiding tot klachten. Wat betreft de inrichting sprong ditmaal in het bijzonder stembureau 131 in Amsterdam in het oog. De locatie was het multicultureel centrum aan de Joubertstraat. In dit centrum hingen Turkse vlaggen en een banner van Diyanet. Daartegen is bezwaar gemaakt. Op dat bezwaar is door de burgemeester van Amsterdam correct gereageerd. De vlaggen en ook de folders, hoewel die niets met de verkiezingen te maken hadden, zouden voor verwarring kunnen zorgen en zijn daarom verwijderd. De commissie is van opvatting dat een stembureau een neutrale uitstraling behoort te hebben; een uitstraling die niet tot verwarring aanleiding kan geven. 

De inrichting van het stembureau gaf ditmaal door de omvang van het stembiljet aanleiding tot een specifieke klacht. Kiezers klaagden dat het stembiljet in het stemhokje niet goed was uit te vouwen. Als een kiezer zich vooral richtte op de linker- of de rechterzijde van het biljet, zou dat een aanwijzing kunnen geven omtrent zijn keuze. Het stemgeheim zou zo kunnen worden geschonden. Opnieuw pleitten kiezers voor het ophangen van gordijntjes. 

De vindbaarheid en toegankelijkheid van stembureaus hebben ook nu weer aanleiding gegeven tot klachten van met name mindervalide kiezers. Het is een klacht die nog altijd wordt geuit bij verkiezingen. De gemeenten dienen bij de keuze en de inrichting van de stemlocaties hieraan aandacht te blijven geven. 

Een zeer hardnekkig probleem, waarvoor de commissie helaas wederom aandacht moet vragen, is het kiesrecht voor Nederlanders in het buitenland. Een flink aantal kiezers heeft zich bij de commissie beklaagd dat zij feitelijk van hun kiesrecht worden beroofd door de gecompliceerde en vooral trage afhandeling van de procedure zoals die voor hen geldt. Een groep van 154 kiezers heeft met deze klacht een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden met het verzoek tot een verlenging van de inzendtermijn waarop hun stemdocumenten voor de komende Tweede Kamerverkiezingen dienen te zijn ontvangen. In een verkort vonnis dat de rechtbank Den Haag op 7 maart jongstleden heeft gewezen, is deze vordering afgewezen. Navraag heeft geleerd dat de rechtbank nog niet kon aangeven wanneer de motivering van het vonnis beschikbaar zal zijn. 

Omdat dit probleem zich telkens weer voordoet, dringt de commissie opnieuw aan op een snelle en solide oplossing. Zij vraagt zich daarbij ook af of het wel het meest aangelegen is de gehele uitvoering te beleggen bij de gemeente Den Haag die geen binding heeft met de kiezers waarvoor zij de verkiezingen organiseert en die voor de Tweede Kamer, waarvoor de verkiezingen worden gehouden, niet direct aanspreekbaar is. 

Tijdens de zitting van het centraal stembureau waarbij gisteren in de Oude Zaal de definitieve uitslag is bekendgemaakt, is nog een aantal bezwaren ingebracht. De commissie steunt de reactie van het centraal stembureau op de ingebrachte bezwaren. Kort na de bekendmaking van die uitslag is nog een verschrijving in de gemeente Twenterand gemeld. De commissie heeft zich ervan vergewist dat deze verschrijving inderdaad heeft plaatsgevonden maar geen invloed kan hebben gehad op de vastgestelde uitslag en de zeteltoewijzing, omdat zij de telling van een aantal voorkeursstemmen binnen eenzelfde lijst betrof. Met deze kanttekening is de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven van mening dat de uitslag van de verkiezingen correct is voorgesteld. 

Voorzitter. Met inachtneming van de opmerkingen die de commissie zojuist heeft gemaakt, legt zij graag aan de Kamer haar conclusie voor dat de geuite klachten en de geringe onregelmatigheden geen aanleiding geven te twijfelen aan het rechtmatig verloop van de verkiezingen en de juistheid van de door het centraal stembureau voorgestelde uitslag. 

De commissie heeft vanuit deze overtuiging over de toelating van 150 leden kunnen beraadslagen. Daartoe zijn 150 geloofsbrieven in handen van de commissie gesteld. Verder is in handen van de commissie gesteld het proces-verbaal van 21 maart 2017 van de zitting op die dag van het centraal stembureau tot het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen van de leden der Kamer ingevolge de stemming, gehouden op woensdag 15 maart jongstleden. 

Uit de omstandigheid dat een aantal gekozen verklaarden reeds lid der Kamer is, blijkt dat zij de vereiste leeftijd hebben bereikt. Uit de stukken gevoegd bij de geloofsbrieven van de overige gekozenen blijkt eveneens dat zij de vereiste leeftijd hebben bereikt. Voorts blijkt uit de verklaring van alle gekozenen dat zij geen betrekkingen bekleden die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap der Kamer. De commissie heeft ten aanzien van geen enkele gekozene enige aanwijzing gevonden op grond waarvan zijn of haar Nederlanderschap in twijfel zou moeten worden getrokken. Voorts is bij geen der gekozenen gebleken van enige omstandigheid ten gevolge waarvan zij op grond van artikel 54 van de Grondwet uit de verkiesbaarheid ontzet zouden zijn. 

De commissie stelt derhalve voor als lid der Kamer toe te laten, nadat zij de eed respectievelijk de verklaring en de belofte hebben afgelegd: 

R.R. van Aalst te Hengelo, M. Agema te 's-Gravenhage, M. Amhaouch te Panningen, K. Arib te Amsterdam, F.M. Arissen te Huis ter Heide, T. van Ark te Nieuwerkerk aan den IJssel, L.F. Asscher te Amsterdam, F. Azarkan te Culemborg, M. Azmani te Dalfsen, T.H.P. Baudet te Amsterdam, B. Becker te 's-Gravenhage, S.M. Beckerman te Groningen, H.J. Beertema te Voorburg, S. Belhaj te Rotterdam, J.A.M.J. van den Berg-Jansen te Goes, V.A. Bergkamp te Amsterdam, R. Bisschop te Veenendaal, A. van den Bosch te Zaltbommel, M. Bosma te Amsterdam, A. Bosman te Middelburg, A. Bouali te Amsterdam, C.M. van Brenk te Utrecht, J.H. ten Broeke te Hof van Twente, E.E.W. Bruins te Alphen aan den Rijn, H.G.J. Bruins-Slot te Utrecht, K.M. Buitenweg te Amsterdam, C.J.L. van Dam te 's-Gravenhage, S. Dekker te 's-Gravenhage, A.E. Diertens te Groningen, A.P.C. van Dijck te 's-Gravenhage, G.J. van Dijk te Den Burgh, J.J. van Dijk te Amsterdam, E. Dijkgraaf te Zevenhuizen, K.H.D.M. Dijkhoff te Breda, S.A.M. Dijksma te Enschede, P.A. Dijkstra te Utrecht, R.J. Dijkstra te Lienden, J.R.V.A. Dijsselbloem te Wageningen, R.K. Dik-Faber te Veenendaal, L.I. Diks te Leeuwarden, P.J. Duisenberg te 's-Gravenhage, J.M. van Eijs te Eindhoven, Z. el Yassini te Utrecht, I.K. van Engelshoven te 's-Gravenhage, S.R. Fritsma te 's-Gravenhage, F.W. Futselaar te Zwolle, K. Gerbrands te 's-Gravenhage, J.L. Geurts te Voorthuizen, M. de Graaf te 's-Gravenhage, H.J. Grashoff te Delft, D.J.G. Graus te Heerlen, T.C. de Groot te Haarlem, M. Groothuizen te Nijmegen, S. van Haersma Buma te Voorburg, M.G.J. Harbers te Rotterdam, P.E. Heerma te Purmerend, L.M.J.S. Helder te Venlo, M.J.F. van Helvert te Sittard, J.A. Hennis-Plasschaert te Nederhorst den Berg, S.T.M. Hermans te Amsterdam, T.U. Hiddema te Maastricht, H.P.M. Hijink te Amersfoort, K.A.E. van den Hul te 's-Gravenhage, R.A.A. Jetten te Nijmegen, L.W.E. de Jong te 's-Gravenhage, C.E. de Jonge van Ellemeet te Abcoude, S. Karabulut te Amsterdam, M.C.G. Keijzer te Edam-Volendam, B. van Kent te 's-Gravenhage, J.F. Klaver te 's-Gravenhage, R.W. Knops te Horst aan de Maas, D.A.N. Koerhuis te Tervuren, België, C.J.E. Kooiman te Utrecht, W. Koolmees te Rotterdam, S.M.G. Koopmans te Hoofddorp, A. Kops te Nijmegen, S.C. Kröger te Amsterdam, H.C.M. Krol te Eindhoven, A. Kuik te Groningen, A.H. Kuiken te Breda, T. Kuzu te Rotterdam, J.P. Kwint te Amsterdam, C. Lacin te Rotterdam, T.M.T. van der Lee te Amsterdam, R.M. Leijten te Haarlem, W.H.J. Lodders te Zeewolde, B. Madlener te Rockanje, V. Maeijer te Krimpen aan den IJssel, L.M.C. Marijnissen te Oss, G. Markuszower te Amstelveen, M.R.H.M. von Martels te Dalfsen, P.H. van Meenen te Leiden, J. Middendorp te Amsterdam, H. van der Molen te Leeuwarden, A.H. Mulder te Assen, A. Mulder te 's-Gravenhage, E. Mulder te Zwolle, H. Nijboer te Groningen, C.N.A. Nijkerken-de Haan te Schinveld, M. van Nispen te Breda, A. van Ojik te Amsterdam, P.H. Omtzigt te Enschede, F. van Oosten te Schiedam, E. Ouwehand te Leiden, Z. Özdil te Amsterdam, S. Öztürk te Roermond, N. Özütok te Amsterdam, J.M. Paternotte te Amsterdam, A. Pechtold te Wageningen, W.P.H.J. Peters te Oss, E.M.J. Ploumen te Amsterdam, G.J.F. Popken te 's-Gravenhage, A.A.G.M. van Raak te Amsterdam, L. van Raan te Amsterdam, R. Raemakers te Neer, E.G.M. Roemer te Sambeek, M.R.J. Rog te Haarlem, H.A.G. Ronnes te Boxmeer, M.J. van Rooijen te Oegstgeest, R. de Roon te 's-Gravenhage, A.C.L. Rutte te Groningen, M. Rutte te 's-Gravenhage, L. Sazias te Hilversum, C.J. Schouten te Rotterdam, G.J.M. Segers te Hoogland, S.W. Sjoerdsma te 's-Gravenhage, B.A.W. Snels te Utrecht, C.G. van der Staaij te Benthuizen, O.C. Tellegen te 's-Gravenhage, M.L. Thieme te Maarssen, L. van Tongeren te Amsterdam, M.M. van Toorenburg te Rosmalen, S. van Veldhoven te Rijswijk, K. Verhoeven te Amersfoort, B. Visser te Zaanstad, J.S. Voordewind te Amsterdam, L.G.J. Voortman te Utrecht, A. de Vries te Leeuwarden, F.P. Wassenberg te Geleen, V.D.D. van Weerdenburg te Amstelveen, E.M. Westerveld te Nijmegen, A. Weverling te Naaldwijk, S.P.R.A. van Weyenberg te 's-Gravenhage, D. Wiersma te Utrecht, G. Wilders te 's-Gravenhage, M. Wörsdörfer te 's-Gravenhage, B. van 't Wout te Hoeven, D. Yesilgöz-Zegerius te Amsterdam, E. Ziengs te Assen en H. Zijlstra te Wassenaar. 

Voorzitter. De commissie stelt de Kamer voor, een afdruk van haar verslag aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zenden met het verzoek om binnen een halfjaar op de daarin vermelde punten inhoudelijk te reageren. 

(Geroffel op de bankjes) 

De voorzitter:

Ik dank de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven. In het bijzonder dank ik haar voorzitter en de medewerkers van de commissie voor het verslag en het zeer vele werk dat in korte tijd is verzet om dit verslag te maken. Dit jaar stond daar nog meer tijdsdruk op dan anders. Ik was afgelopen zaterdag in de Kamer en zag daar heel veel medewerkers die met toewijding hard aan de slag waren gegaan om het allemaal op tijd klaar te krijgen. U was er ook, mevrouw Neppérus. Het is natuurlijk mooi en eervol om daarbij te mogen zijn. Het is echter niet vanzelfsprekend dat mensen in het weekend extra werken, maar in dit geval is dat in het belang van onze parlementaire democratie gebeurd. Dank daarvoor! 

(Geroffel op de bankjes) 

De voorzitter:

Ik stel voor, overeenkomstig de voorstellen van de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven te besluiten. 

Daartoe wordt besloten. 

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.) 

De voorzitter:

Morgen zal de beëdiging van de nieuw samengestelde Kamer plaatsvinden. Straks nemen wij afscheid van de leden die morgen niet in de Kamer zullen terugkeren. 

Naar boven