5 Vragenuur: Vragen Ypma

Vragen van het lid Ypma aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht "Meer jeugdbeschermers zelf beschermd na agressie en intimidatie". 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Jeugdbeschermers zijn helden. Zij beschermen de kwetsbaarste kinderen, die opgroeien in een onveilige omgeving bij ouders die diep in de problemen zitten of zelfs in het criminele circuit zitten. Steeds meer jeugdbeschermers krijgen te maken met agressie, intimidatie en geweld van ouders. Ik vind het verschrikkelijk dat jeugdbeschermers zo bedreigd worden dat ze hun werk niet meer kunnen doen. Steeds vaker moeten gespecialiseerde teams worden ingezet die anoniem hun werk doen om kinderen in extreem onveilige situaties te beschermen. 

Jeugdbeschermers verdienen onze bescherming bij het uitvoeren van hun belangrijke taak, net als alle mensen in publieke banen. Docenten, agenten en verpleegkundigen verdienen alle waardering en respect, zodat ze hun belangrijke werk kunnen doen. Daarom heb ik de volgende vragen. Hoe gaat de staatssecretaris garanderen dat jeugdbeschermers hun werk veilig kunnen doen? Hoe beoordeelt de staatssecretaris zijn eigen voorstel om jeugdbeschermers zelf de beslissing te laten nemen over de ondertoezichtstelling in plaats van een onafhankelijke rechter dit te laten doen? Is de staatssecretaris niet bang dat het werk van jeugdbeschermers daardoor nog ingewikkelder wordt en ze met nog meer agressie, bedreiging en intimidatie te maken krijgen? Wat gaat de staatssecretaris concreet doen voor deze harde werkers in de jeugdbescherming? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Voorzitter. Het bericht waarnaar mevrouw Ypma verwijst, is natuurlijk erg zorgwekkend. Het is wel even goed om de stijging in aantallen te duiden. Omdat het helaas voorkomt dat jeugdbeschermers worden bedreigd, hebben we het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming. Het aantal keren dat daarop een beroep is gedaan, is inderdaad gestegen. Dat heeft er ook mee te maken dat in 2016 gelukkig ook provincies als Friesland en Limburg een beroep hebben gedaan op dit team om de jeugdbeschermers in moeilijkere zaken beter te beschermen. Voorheen waren het vooral Noord-Brabant en de grote steden in de Randstad die dat deden. Het is goed dat het team bekender wordt en vaker wordt ingezet, want dat maakt het veiliger, maar het is natuurlijk belachelijk dat het überhaupt nodig is. Het is dus goed dat we het hebben, maar het is belachelijk dat het nodig is. Het is niet normaal dat je mensen aanvalt die jouw kinderen proberen te beschermen of dat jeugdigen zelf hun beschermers aanvallen omdat ze het niet eens zijn met wat er gebeurt. Dat is schandalig. Het is te prijzen dat de jeugdbeschermers er alles aan doen om hun werk toch te kunnen voortzetten. Het is goed dat we het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming hebben. 

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het veilig is? Daarvoor hebben we dat team. Je kunt dan je werk doen met meer inzet. Je wordt dan dus beschermd. De bekendheid van het team moet ertoe leiden dat het reguliere jeugdbeschermingswerk wordt gedaan waar het kan en dat het team wordt ingezet waar dat nodig is, zodat de jeugdbeschermers fysiek beschermd zijn. 

Ik heb inderdaad een voorstel gedaan om de beslissingen te laten nemen door de Raad voor de Kinderbescherming en de rechter alleen bij beroep ernaar te laten kijken. Voor dit specifieke geval zal het niet heel veel uitmaken, denk ik, omdat in beide scenario's niet de jeugdbeschermer zelf de beslissing neemt. Dat doet ofwel de rechter, ofwel de Raad voor de Kinderbescherming. 

Los van deze discussie: de Kamer heeft bij de behandeling van de begroting de motie-Klein aangenomen, waarin de regering op het hart wordt gedrukt om hiermee niet door te gaan. Wij zullen die motie natuurlijk zwaar laten meewegen bij de verdere ontwikkeling van onze plannen rond de Raad voor de Kinderbescherming en de beslissingen daarover. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Over dat wetsvoorstel zeg ik: begin er gewoon niet aan, want er is in de Tweede Kamer geen draagvlak voor. Dat geef ik de staatssecretaris nogmaals mee. Waar kunnen de jeugdbeschermers die te maken krijgen met agressie en geweld en intimidatie door ouders terecht voor hulp en ondersteuning? Hoe beoordeelt de staatssecretaris het feit dat er een vervijfvoudiging heeft plaatsgevonden van het aantal zaken dat door het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming wordt behandeld? Is het LET-JB in staat om de toenemende vraag te verwerken of worden er extra teams aangesteld? Kan de staatssecretaris garanderen dat de medewerkers in onveilige situaties altijd direct kunnen worden ingezet en dat geen enkel kind hoeft te wacht totdat het kan worden geholpen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De werkgever zelf is de eerstverantwoordelijke voor de veiligheid van de medewerkers. Daarom wordt er altijd een risicoanalyse gemaakt door de gezinsvoogd bij een mogelijk onveilige situatie. Dan gaat het om de veiligheid van het kind en de veiligheid van de jeugdbeschermer. Er kan dan een extra collega worden ingezet of extra bescherming worden geboden. Ook kan het Landelijk Expertise Team worden ingezet als het echt een heel zwaar geval betreft. Daar ligt de eerste verantwoordelijkheid. Verder zijn er ook mogelijkheden om beschermd aangifte te doen, anoniem en op de vestigingsplaats van de instelling, zodat je niet kunt herleiden welke jeugdbeschermer terecht aangifte heeft gedaan van deze verschrikkelijke bejegening. 

Het aantal zaken van het Landelijk Expertise Team is inderdaad gestaag gegroeid, van 10 in het eerste jaar naar 47 zaken in 2016. Dat heeft vooral te maken met de bredere bekendheid van het team. Steeds meer instellingen en gemeentes maken er gebruik van en doen er een beroep op. Er is dus niet per se sprake van een toename van het aantal geweldsincidenten, maar wel van een toename op het beroep op dit team. Daarom is er voor 2017 een uitbreiding van dit team voorzien, zodat dit het meerwerk het hoofd kan bieden. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Volgens mij moeten wij altijd de belangen van kinderen vooropstellen en ervoor zorgen dat wij deze harde werkers in de jeugdbescherming beschermen vanuit het Rijk. Hartelijk dank voor de reactie. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Het is heel terecht dat hiervoor aandacht wordt gevraagd, want het is natuurlijk schandalig dat degenen die kinderen helpen die in een onveilige situatie verkeren, zo bedreigd en bejegend worden. Mijn vraag is echter een andere, gezien de antwoorden die hierop al zijn gegeven. Worden die bedreigers concreet aangepakt en voor de rechter gebracht, in samenwerking tussen de jeugdbeschermers, de organisaties, de werkgevers, de politie en het Landelijk Expertise Team? Het kan toch niet zo zijn dat wij speciale teams oprichten om bescherming te bieden, maar dat de daders vrijuit gaan door hun gedrag? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

De teams zijn natuurlijk niet bedoeld om alleen maar te worden ingezet als er iemand over de schreef gaat. Zo'n team zet je uit voorzorg in als je verwacht dat er een risicovolle situatie is, om leed te voorkomen. Daarnaast moet dat gedrag worden bestraft. Daarom faciliteren wij op alle manieren dat mensen aangifte kunnen doen, zonder dat zij bang hoeven te zijn dat het tot nog meer foute bejegeningen en geweld leidt. Natuurlijk is het zo dat wij bij zo'n aangifte kunnen doorpakken en straffen kunnen opleggen aan de ouders, als het nodig is, of aan de jeugdige als die zelf over de schreef is gegaan. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Kan de staatssecretaris aangeven in hoeveel van de gevallen waarin dit plaatsvindt daadwerkelijk vervolging plaatsvindt? Zo'n team brengt extra kosten met zich. Worden die kosten verhaald op de daders? Ook dat lijkt mij een punt om aandacht voor te hebben. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik ben het sowieso eens met de redenering dat het logisch is om de kosten te verhalen en niet de samenleving daarvoor te laten opdraaien. Ik ben wat terughoudend om volmondig ja te zeggen, omdat ik weet dat het juridisch nog weleens moeilijk kan zijn. Laat ik over dit punt en over de vraag hoe vaak het gebeurt de Kamer per brief nader informeren. Dan kunnen we precies bekijken hoe het zit, want in de huidige verhoudingen zijn de gemeenten verantwoordelijk. Zij moeten ook het team inschakelen. We zullen met de gemeenten bekijken of die cijfers op te halen zijn. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Zou dat voor het algemeen overleg Jeugdhulp van eind februari mogelijk zijn? 

De voorzitter:

Dat is een vraag die ik doorgeleid naar de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ja, daar zullen we ons best voor doen. 

De voorzitter:

Dat is een vage toezegging, maar mevrouw Van der Burg neemt daar toch genoegen mee. 

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik denk dat het terecht is als wij als Kamer uitspreken hoe erg het is als je bij het uitoefenen van je werk bedreigd en geïntimideerd wordt. Daar kan ik dus kort over zijn: het is belangrijk om dat ver van ons af te werpen. 

Ik heb zelf contact opgenomen met Jeugdzorg Nederland om te vragen of zij hulp nodig hebben vanuit de politiek. Zijn er knelpunten? Zij geven aan dat ze het op zich heel goed geregeld hebben met die speciale teams. Herkent de staatssecretaris dat beeld? Kunnen we wellicht ook van andere sectoren leren om ervoor te zorgen dat mensen in alle veiligheid hun werk kunnen uitoefenen? 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik herken dat inderdaad. We kunnen natuurlijk naar andere sectoren kijken, maar juist voor deze sector hebben wij deze specifieke oplossing. In andere gevallen kun je sneller samen met de sterke arm der wet optreden, maar in die context is het vrij moeilijk om kinderen te begeleiden. Daarom denk ik dat dit team heel goed werkt. Waar dat echt nodig is, moet de politie bijstand kunnen verlenen, maar ik herken het beeld dat deze aanpak werkt en dat men graag wil dat die in hele land gebruikt wordt. Het helpt dus als de bekendheid hiervan groeit en als meer gemeenten en instellingen weten dat deze mogelijkheid er is en dat zij daarop een beroep kunnen doen. 

De heer Klein (Klein):

Natuurlijk dienen jeugdbeschermers en jeugdhulpverleners beschermd te worden. Tijdens mijn recente werkbezoek aan Jeugdbescherming Amsterdam is daar ook aandacht aan besteed. Maar ik mis in de beantwoording van de staatssecretaris de grondslag op basis waarvan dat geweld überhaupt tot stand komt. Worden er wellicht zo nu en dan niet veel te veel jongeren te snel uit huis geplaatst, waardoor er een bron van agressie ontstaat, zowel bij jeugd als bij ouders? Zou de oorzaak waardoor men tot geweld komt, eigenlijk niet aangepakt moeten worden? Als jongeren terecht uit huis geplaatst worden, moet je bescherming geven. Dat is logisch, maar ik mis dit aspect in de beantwoording van de vragen van mevrouw Ypma. Waarom kijken we niet naar de oorzaak? Hoe kunnen we die wegnemen en voorkomen dat jongeren of ouders gewelddadig worden? Dit komt met name voor bij ouders die zich machteloos voelen tegen een systeem waarin hun kind hun ontnomen wordt. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik sluit niet uit dat er in voorkomende gevallen frustratie ten grondslag kan liggen aan dit soort geweld, maar ik wil ook niet het beeld oproepen dat al die geweldsincidenten eigenlijk niet zozeer liggen aan degene die het geweld gebruikt. Ik vind dat je je te allen tijde te gedragen hebt, ook al ben je het er niet mee eens. We hebben een rechtsstaat. Er is geen willekeur. Je hebt legitieme, geweldloze manieren om je zaak te bepleiten als je het er niet mee eens bent. Ik wil niet zeggen dat in alle gevallen waarin geweld gepleegd wordt, machteloosheid of frustratie de bron is. Dat zal meespelen, maar we zien ook gewoon gevallen waarin degenen die beschermd moeten worden, het er zelf niet zo mee eens zijn omdat ze al jong voor het criminele pad gekozen hebben. Dat vinden ze eigenlijk wel aantrekkelijk. Daarom gaan ze over tot het gebruiken van geweld tegen degenen die er juist zijn om hen, ook al hebben ze het nog niet door, voor de rest van hun leven te beschermen en om hen op het rechte pad te brengen. Ik snap dus de vraag van de heer Klein, maar zou er wel voor willen waken om net te doen alsof de jeugdbescherming zelf de oorzaak is van het geweld tegen de jeugdbescherming. 

De heer Klein (Klein):

Jeugdbescherming zelf zal nooit de oorzaak zijn. Daarom is er destijds ook een motie ingediend om dit altijd via de Raad voor de Kinderbescherming en uiteindelijk via de rechter te laten verlopen. 

De voorzitter:

En uw vraag? 

De heer Klein (Klein):

De vraag is of de staatssecretaris wil analyseren of machteloosheid en frustratie inderdaad een bron vormen die we kunnen wegnemen, waardoor het geweld überhaupt niet hoeft voor te komen. 

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ik erken dat dat kan meespelen. Het is een moeilijke situatie. Als ouders er nou van doordrongen waren dat zij hun kind in gevaar brachten, dan zouden zij wellicht hun gedrag veranderen zodat het niet meer in gevaar was. Je ziet vaak dat de ouders zelf niet van mening zijn dat zij hun kinderen in gevaar brengen, maar dat het wel zo is. Dan zul je toch een maatregel zoals uithuisplaatsing moeten hebben. Dat zal inderdaad frustratie met zich meebrengen. We nemen zo'n maatregel niet licht, maar ik denk niet dat die frustratie weg te nemen is. Je zult als jeugdbeschermer altijd de spanning hebben dat je soms tegen wil en dank of tegen de zin van ouders in iemand moet helpen, want anders had je die maatregel niet nodig. Ik onderken het fenomeen, maar ik zie niet hoe je dit werk kunt blijven doen zonder dit spanningsveld te hebben. 

De voorzitter:

Dank u zeer. Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van het vragenuur. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven