3 Vragenuur: Vragen Voortman

Vragen van het lid Voortman aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij afwezigheid van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over het bericht "Kritiek van voedingsexperts op gesponsord peutermelkonderzoek". 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteren stond het groot in de krant: geef baby langer peutermelk om schade te voorkomen. Je zult maar een ouder zijn van een jong kind. Je wilt het graag goed doen en neemt allerlei adviezen in je op van het consultatiebureau, van het Voedingscentrum en van familieleden. Want iedereen weet natuurlijk wat goed is voor jouw kind. Je geeft al trouw elke dag die druppeltjes vitamine D, tot 4 jaar natuurlijk, en je besteedt energie aan gezond eten. En dan lees je dat je peutermelk moet geven, terwijl nou juist door anderen wordt gezegd dat dat niet nodig is. En dan blijkt lopende de dag dat er veel af te dingen valt op het onderzoek. De kinderen die onderzocht zijn, zijn kinderen die al naar het ziekenhuis kwamen. Die zijn dus wellicht niet representatief. Het onderzoek liep in een periode waarin het huidige vitamine D-advies nog maar net liep. Het onderzoek onderzocht ook niet of andere ingrepen, zoals vitamine D geven, buitenspelen, langer borstvoeding geven en groente eten, net zo nuttig zijn als het drinken van peutermelk. In het interview verderop in de krant stond wel dat het onderzoek gesponsord was door Nutricia. 

Dat voedingsproducenten onderzoek doen, is niet zo raar. Een producent wil weten wat werkt en hoe hij zijn producten nog beter kan maken. Maar in dit geval is het onderzoek gebruikt om publiciteit te genereren voor het eigen product. Dat blijkt vaker te gebeuren. Uit onderzoek van maart 2016 blijkt dat 90% van de studies die de voedingsindustrie betaalt, resultaten in het voordeel van diezelfde geldschieter heeft. Wetenschap en marketing lopen hier dus door elkaar. 

Ik heb de volgende vragen. Wat vindt het kabinet ervan dat mensen op deze manier worden misleid? Deelt het kabinet onze conclusie dat onderzoeken door voedingsproducenten transparanter moeten zijn? Ziet het kabinet ook mogelijkheden om dit aan te pakken, bijvoorbeeld door meer transparantie te betrachten op het punt van de onderzoeksvragen? Welke verantwoordelijkheid heeft de overheid hierin? Ziet het kabinet hierin aanleiding om meer eigen middelen te steken in echt onafhankelijk onderzoek? 

Natuurlijk, zo zeg ik tot slot, is er een probleem als een kind te weinig vitamine D krijgt. Het consultatiebureau geeft hier al heel uitgebreid advies over. Toch zijn er nog kinderen die te weinig vitamine D krijgen. Ziet het kabinet mogelijkheden om ouders die dat advies niet opvolgen, nog op andere manieren te bereiken? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Mevrouw Voortman spreekt over een in The American Journal of Clinical Nutrition gepubliceerd onderzoek waarin niet meer maar ook niet minder staat dan dat verrijkte voeding kan helpen om tekorten aan ijzer en vitamine D bij jonge kinderen te voorkomen. Nu is het zo dat we in Nederland hebben geregeld dat we voor voedingsadviezen altijd advies vragen aan de Gezondheidsraad, die bepaalt wat het beste is. Op basis daarvan komt het Voedingscentrum tot concrete voedseladviezen. Het advies luidt dat je peuters zo snel mogelijk moet laten mee-eten volgens de schijf van vijf en dat een tekort aan vitamine D moet worden aangevuld met tabletjes of druppeltjes. Als er een tekort aan vitamine D is, kun je dat op verschillende manieren aanvullen. Maar de essentie van het advies van de Gezondheidsraad is nu juist: laat kinderen zo snel mogelijk wennen aan die schijf van vijf, zodat ze gezond eten, en vul het aan in het geval van een tekort. Het advies is dus niet: peutermelk is beter. Sterker nog, de Gezondheidsraad bekijkt permanent wat goede adviezen ten aanzien van de peuters zijn. Daar kijkt de raad nu opnieuw naar. Begin 2018 brengt hij opnieuw een advies uit over voedingsnormen, ook voor jonge kinderen. 

Ik wijs er daarnaast nog maar even op dat één wetenschappelijk onderzoek nooit de enige basis is voor een gewijzigd advies van de Gezondheidsraad. Daar is echt meer wetenschappelijke informatie over behoefte en inname voor nodig. Er is op dit moment op basis van het genoemde onderzoek geen reden om het bestaande voedingsadvies te wijzigen. 

Hoe zit het met de transparantie? Het is goed dat bij wetenschappelijk onderzoek volstrekte transparantie bestaat over de vraag wie dat onderzoek heeft gefinancierd en over de uitkomsten ervan. Die is overigens in dit geval ook betracht. Ik zei net al dat er op zich niets mis mee is om te onderzoeken of verrijkte voeding effect heeft. Dat is in dit geval gebeurd. Ik ben het zeer met mevrouw Voortman eens dat er transparantie moet zijn. 

Gevraagd is ook in hoeverre die onderzoeken het gedrag van mensen kunnen en moeten beïnvloeden. Juist daarvoor hebben we in Nederland een in mijn ogen uitstekend systeem: de Gezondheidsraad komt op grond van wetenschappelijke onderzoeken tot een advies en vervolgens vertaalt het Voedingscentrum dat concreet. De overheid neemt dus verantwoordelijkheid op dit punt. We zien geen aanleiding om aan de deskundigheid en aan de werking van dit systeem te twijfelen. Het is goed dat er onderzoek plaatsvindt. Er vindt veel onderzoek plaats, maar laten wij blijven bij de wetenschappelijke basis van de Gezondheidsraad en van het Voedingscentrum. Nogmaals: de conclusie is dat er nu geen aanleiding is om de adviezen op het genoemde punt aan te passen. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben blij dat ook de staatssecretaris zegt: dit is één onderzoek en er hoeft zeker geen sprake te zijn van aanpassing van het huidige advies dat je gezond moet eten en voldoende buiten moet komen. Dat soort zaken zijn heel belangrijk en kunnen zeker niet worden ingeruild voor peutermelk. Maar hier gaat het om de vertaling van dat onderzoek. Natuurlijk gaat niemand dat wetenschappelijke onderzoek lezen. Mensen lezen de krant en horen het op de radio. Het probleem zit in de manier waarop de vertaling van het onderzoek naar buiten komt, in het door elkaar lopen van marketing en wetenschap. Wat wil de staatssecretaris daaraan doen? 

Ik heb ook gevraagd om meer transparantie te betrachten. Zo moet er op worden toegezien dat de gestelde onderzoeksvragen ook echt onderzoeksvragen zijn en dat helder is wat het doel ervan is. Ook moet worden bekeken of het onderzoek wel deugdelijk is. Ziet de staatssecretaris daar mogelijkheden toe? 

Ik heb nog een ander punt. Er zijn voorbeelden van onderzoek door producenten waar we zelf ook veel aan hebben gehad. Eigenlijk is het heel raar dat dat nodig is. Eigenlijk zou het beter zijn als er echt onafhankelijk onderzoek komt. Mijn vraag was daarom ook of het kabinet naar aanleiding van dit geval ook reden ziet om meer eigen middelen te steken in echt onafhankelijk onderzoek op het gebied van voeding. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Wat dit laatste punt betreft: ik heb niet de indruk dat er te weinig wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt naar van alles en nog wat, zeker ook op het gebied van voeding. Er zijn veel onderzoeken op dit terrein beschikbaar. Dat is een van de redenen waarom we de Gezondheidsraad telkenmale periodiek vragen om de actuele stand van de wetenschap op te maken. Ik heb niet de indruk dat in dit geval de onderzoeksvraag onduidelijk was. Ik herhaal wat er ook in The American Journal of Clinical Nutrition staat over de vraag of verrijkte voeding kan helpen om een tekort aan ijzer en vitamine D te voorkomen. Het antwoord is: ja, dat kan, want als er vitamine D of ijzer in de voedingsmiddelen zit, zal dat natuurlijk helpen. 

Een andere vraag is of dit gevolgen moet hebben voor het gedrag en de opvoeding van kinderen door ouders. Het antwoord daarop is: nee, want daar is veel meer onderzoek voor nodig en bovendien wachten we daarvoor de adviezen van de Gezondheidsraad af. Ik heb dus niet de indruk dat er een gebrek aan transparantie is, maar wel dat er misschien een te snelle conclusie is getrokken in de krant, namelijk dat dit onderzoek zou moeten leiden tot een aanpassing van de voedingsadviezen. Dat laatste is niet het geval en dat wil ik bij dezen nogmaals uitspreken. 

De voorzitter:

Tot slot. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Een relevantere vraag zou geweest zijn of verrijkte voeding het beste is. Dát zou een goede vraag zijn geweest, zodat je het echt naast elkaar kunt zetten. Daar zouden mensen veel meer aan gehad hebben. De staatssecretaris zegt daarnaast dat hij niet de indruk heeft dat er te weinig onderzoek is, maar mijn vraag was of er wel voldoende onafhankelijk onderzoek is. En dan doel ik op onderzoek dat niet is uitgevoerd vanuit een ander belang dan het belang van wat goed is voor kinderen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Er wordt in Nederland heel veel onderzoek verricht, soms fundamenteel wetenschappelijk als gevolg van de budgetten die de academische ziekenhuizen hebben, soms gefinancierd door welke industrie dan ook. Daarom is het van belang dat al die onderzoeken, of ze nu onafhankelijk zijn of gefinancierd zijn door anderen, gewogen worden op wetenschappelijke wijze. Daar hebben we nou juist de Gezondheidsraad voor. Ik denk dus dat dit systeem in Nederland waarborgt dat we ons niet zomaar baseren op één onderzoek, door wie dan ook gefinancierd, maar dat we bekijken wat er in de wetenschap aan de hand is en dat we tot goede adviezen komen. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Gerven voor het stellen van een korte vraag namens de SP. 

De heer Van Gerven (SP):

De SP heeft onderzoek gedaan onder wetenschappers. Er was één grote vraag: hoe zit het met de onafhankelijkheid van de wetenschap? Veel mensen vrezen voor wetenschap op bestelling. Dat is bij deze kwestie ook de vraag. Nutricia heeft een heel slechte naam. We kennen allemaal het wondermiddel Souvenaid, het toverdrankje tegen dementie. Daar bleek niets van waar. Nu zien we dat drie academische ziekenhuizen bij een onderzoek betrokken zijn, waarbij de onderzoekers zich laten lenen als uithangbord van Nutricia. De staatssecretaris kan wel zeggen dat het maar een krachtenartikel was, maar hij heeft ook gehoord wat de onderzoekers op de radio en dergelijke hebben verklaard. Zij hebben daar een pleidooi gehouden voor die peutermelkdrank. 

De voorzitter:

En nu uw vraag. 

De heer Van Gerven (SP):

Hoe borgen wij dat dit niet meer voorkomt? En moet er niet een soort nieuwe integriteitscode komen voor artsen, hoogleraren en wetenschappers in de medische stand, zodat zij niet als uithangbord gaan fungeren voor de industrie met haar commerciële belangen? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Nu de heer Van Gerven zegt dat de SP onderzoek heeft gedaan, roept dat meteen de vraag op hoe onafhankelijk dat onderzoek dan weer was. Maar ik ben het met de heer Van Gerven eens dat altijd transparant zou moeten zijn wie de sponsors of financiers van het onderzoek zijn. Hij weet dat het in de wetenschappelijke wereld duidelijk is dat iemand in een wetenschappelijk artikel die belangen ook kenbaar maakt. Ik zou niet zo ver willen gaan om bij voorbaat te zeggen dat Nederlandse wetenschappers, door wie dan ook gefinancierd, daarmee dan ook als uithangbord van wie dan ook gebruikt zouden worden. Ik ben ook niet wantrouwig dat dit zo is. Als er transparantie wordt gegeven, kunnen we met z'n allen beoordelen hoe wetenschappelijk het onderzoek is en welke belangen erachter zitten. Ik heb geen reden om op voorhand te veronderstellen dat Nederlandse wetenschappers zich laten gebruiken als uithangbord. 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter, een persoonlijk feit. 

De voorzitter:

Ik geef toestemming om een persoonlijk feit te maken. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil een persoonlijk feit maken dat een staatssecretaris hier een onderzoek van de SP in twijfel durft te trekken dat hij zelf niet heeft gelezen. Een aantal wetenschappers die een belangrijk punt aanroeren over de onafhankelijkheid van de wetenschap en de wetenschappelijke integriteit, dat de dreiging van wetenschap op bestelling een reëel gevaar is ... 

De voorzitter:

Helder. 

De heer Van Gerven (SP):

Dat deze staatssecretaris daar zo laatdunkend over doet, dat past een staatssecretaris niet. 

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. Mevrouw Keijzer, namens het CDA. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik zou bijna zeggen: geintje, mijnheer Sonnenberg. 

Ik heb de volgende vraag aan de staatssecretaris. Zou het niet een idee zijn om in dit soort debatten een beetje gezond boerenverstand mee te nemen, om door te ademen, rustig te blijven en eens te kijken hoe wij zelf allemaal groot geworden zijn, voordat we hier een debat voeren over peutermelk? 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik moet de vraag even op me laten inwerken, maar ik geloof dat mevrouw Keijzer wel een punt heeft. In het advies van de Gezondheidsraad staat dat als het gaat om gezonde voeding, je moet proberen om peuters zo snel mogelijk mee te laten eten met een normale maaltijd, die gebaseerd moet zijn op de schijf van vijf van het Voedingscentrum. Hoe eerder je dat punt bereikt, hoe beter het is. Laten we niet met allerlei kunstgrepen allerlei tekorten aanvullen, maar een beetje normaal blijven doen. Als mevrouw Keijzer dat bedoelt, ben ik dat zeer met haar eens. 

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Het belang van gezonde voeding kan niet vaak genoeg benadrukt worden, maar de heer Van Gerven snijdt een punt aan waar de staatssecretaris niet goed antwoord op geeft, namelijk dat veel onderzoek dat door voedingsproducenten wordt gedaan, in het voordeel is van diezelfde voedingsproducent: wij van Nutricia adviseren Nutricia. Dat is kwalijk en misleidend. Ik wil graag van de staatssecretaris horen wat hij daarvan vindt. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik probeerde aan te geven dat wetenschappelijk onderzoek op heel veel verschillende manieren gefinancierd kan zijn; met onafhankelijke middelen, zoals bij de academische component van de academische ziekenhuizen en soms door de farmaceutische industrie of de voedingsindustrie. Zij doen allemaal wetenschappelijk onderzoek. Dan zijn de volgende punten van belang. Het eerste is dat volstrekt transparant is wie het financiert. Het tweede is om niet op voorhand te veronderstellen dat wetenschappers zich zomaar lenen voor conclusies waar zij zelf niet achter kunnen staan. Als het gaat om zulke gevoelige zaken als goede voeding, is het goed dat we de Gezondheidsraad hebben, die al die onderzoeken kan wegen en uiteindelijk tot een wetenschappelijk advies komt aan ons en aan het Voedingscentrum over hoe ouders daarmee om kunnen gaan. Dat lijkt mij een heel goed systeem. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

Naar boven