8 Kleuteronderwijs

Aan de orde is het VAO Kleuteronderwijs (AO d.d. 13/10). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Ik mag als eerste het woord geven aan de heer Van Gerven van de SP. Terwijl hij naar het spreekgestoelte loopt, geef ik de spelregels aan: twee minuten spreektijd, inclusief het indienen van eventuele moties, die bij voorkeur kort en duidelijk zijn. 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb een tweetal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat kleuterjuffen en kleutermeesters een professionele en onderwijsinhoudelijke afweging maken of een kleuter de overstap van groep twee naar groep drie kan maken; 

van mening dat financiële motieven of streefcijfers ten aanzien van zittenblijvers niet leidend dan wel van invloed mogen zijn bij de overstap van een kleuter van groep twee naar groep drie; 

verzoekt de regering om het besluit over de overstap van een kleuter van groep twee naar groep drie enkel en alleen over te laten aan de interpretatie van de kleuterjuf of kleutermeester; 

verzoekt de regering tevens om streefcijfers ten aanzien van het zittenblijven van groep twee naar groep drie te schrappen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 340 (31293). 

De heer Van Gerven (SP):

De tweede motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een kleuter in groep twee zich sprongsgewijs ontwikkelt en op elk moment in het schooljaar toe kan zijn aan de overstap naar groep drie; 

van mening dat het besluit over de overstap naar groep drie gebaseerd moet worden op de ontwikkeling van het individuele kind; 

verzoekt de regering, te stimuleren om "samengestelde groepen" van groep twee en drie te organiseren opdat elke kleuter op elk moment in het jaar de overstap van groep twee naar groep drie kan maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 341 (31293). 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Van de kant van D66 heb ik één motie en die luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de lerarenopleidingen voor het basisonderwijs, de pabo's, geen verschillende opleidingen voor jonge kinderen en oudere kinderen kennen anders dan die als specialisatie worden aangeboden; 

constaterende dat dit betekent dat leraren in het basisonderwijs daarmee opgeleid worden om onderwijs te bieden aan kinderen tussen 4 en 12 jaar, wat zeer verschillende vaardigheden en kennis vereist; 

overwegende dat het aanbieden van aparte opleidingen voor de onderbouw en de bovenbouw van de basisschool de kwaliteit van leraren kan versterken en de aantrekkelijkheid van het vak verbeteren; 

overwegende dat met een aparte lerarenopleiding voor het jonge kind een brug kan worden geslagen naar het voorschoolse onderwijs; 

verzoekt de regering, in overleg met de pabo's ervoor zorg te dragen dat pabo's de mogelijkheid krijgen opleidingen voor het jonge en het oudere kind apart aan te bieden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 342 (31293). 

Ik zeg er nog even bij dat ik het bijzonder waardeer dat de afkorting "pabo" in het begin één keer wordt toegelicht. Dat is een goed gebruik; vond dat maar wat meer navolging. 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. We hebben een goed debat gehad met de staatssecretaris over het kleuteronderwijs. Het ging in dit debat echt over de kleuter en niet over de doelstellingen voor scholen. Dat waardeert het CDA. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij gaat peilen in hoeverre er behoefte is aan een specialisatie voor het jonge kind. Ik ben ook blij dat de staatssecretaris duidelijk heeft gemaakt dat de inspectie scholen niet afrekent op streefcijfers ten aanzien van de overgang van groep twee naar groep drie. 

Echter, de staatssecretaris verdient nog wel een steun in de rug wat betreft de normen die hij heeft afgesproken met de PO-Raad. Daarom dien ik de volgende motie in. 

De voorzitter:

Welke raad? 

De heer Rog (CDA):

De primaironderwijsraad. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het kabinet met de PO-Raad is overeengekomen dat het aantal "zittenblijvers" onder kleuters met 33% zou moeten afnemen in 2020; 

overwegende dat deze "zittenblijfnorm" regelmatig terugkomt in kabinetsbrieven, terwijl in de brochure "Doorstroom van kleuters" staat dat de onderwijsinspectie stelt dat de beslissing over de overgang gebaseerd moet zijn op het aansluiten op de ontwikkeling van de leerling; 

overwegende dat algemene normen rond zittenblijven geen recht doen aan de professionele afweging van de kleuterleerkracht om per geval te overwegen of de kleuter toe is aan groep drie, of daar nog niet aan toe is en beter nog een jaartje kan doorkleuteren; 

verzoekt de regering, de doelstelling om het aantal "zittenblijvers" onder kleuters met 33% te verminderen niet langer als beleidsdoelstelling te hanteren en deze ook niet meer als doelstelling te communiceren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Jasper van Dijk en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 343 (31293). 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Ieder kind verdient een goede start door kleuteronderwijs waarin kinderen spelenderwijs leren. De ontwikkeling van het kind moet goed geobserveerd zijn, maar hierbij moet er voor kinderen geen druk zijn om te presteren. Er moet altijd besloten kunnen worden om kinderen verlengd te laten kleuteren als dit ouders of docenten de beste oplossing lijkt. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat spelenderwijs leren van kleuters voorop moet staan in de kleuterklassen in plaats van een prestatiedruk en percentages zittenblijvers; 

verzoekt de regering, het belang van het kind centraal te stellen en dus niet strak te sturen op het oordeel van de kleuterjuf of meester over wat het beste is voor het kind, dan wel scholen op zittenblijven in de kleuterklas af te rekenen; 

verzoekt de regering tevens, de overgang van groep twee naar groep drie en vier te versoepelen en goede voorbeelden te communiceren naar het onderwijsveld, zoals het meer spelenderwijs leren in groep drie en vier, andere of meerdere instroommomenten hanteren of groep twee en drie samenvoegen, waardoor er geen overgang is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 344 (31293). 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik ben het met de heer Rog eens dat we een heel goed debat hebben gehad. Dat moeten we hier niet overdoen. Ik ga dus direct over tot de advisering op de moties. 

In de motie-Van Gerven/Jasper van Dijk op stuk nr. 340 zit een onderdeel waarin ik prima kan meegaan. Dat is het eerste onderdeel van het dictum, waarin staat dat het uiteindelijk aan de professionaliteit van een docent is om een afweging te maken in het individuele geval van een leerling. Het tweede deel van de motie gaat me echt een stap te ver. We hebben in de sectorakkoorden duidelijke afspraken gemaakt om toe te werken naar meer maatwerk. Daar horen ook streefcijfers bij. Daarom zou ik deze motie willen ontraden. 

In de motie-Van Gerven/Siderius op stuk nr. 341 wordt eigenlijk gevraagd om iets wat … 

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Gerven. Gaat u de helft eruit slopen en komt het dan goed? 

De heer Van Gerven (SP):

Ja, dat was even mijn vraag. Als het tweede deel van het dictum wegvalt, is de staatssecretaris dan wel bereid om positief te adviseren? 

De voorzitter:

Dat heb ik dan toch goed aangevoeld! Ga uw gang, mijnheer de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dekker:

Dan zou ik geen problemen hebben met deze motie, maar dan wordt zij wel volstrekt overbodig. We hebben in deze commissie een heel strenge lijn vastgesteld: echt overbodige moties worden ook ontraden. Dan zitten de heer Van Gerven en ik in ieder geval op één lijn. In beide gevallen is het dus ontraden, maar in het laatste geval denk ik dat er veel minder sprake is van een … 

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Van Gerven. Leidt dit bij u tot enige actie? Aanhouden, intrekken? Of blijft de motie gewoon staan? 

De heer Van Gerven (SP):

De motie blijft staan en het denken gaat door. 

De voorzitter:

Dat kan nooit kwaad. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik vind de motie-Van Gerven/Siderius op stuk nr. 341 eigenlijk een heel goede suggestie. Ik zou die motie kunnen overnemen. 

Dan de motie … 

De voorzitter:

Hohoho. Zijn er leden die bezwaar hebben, conform artikel 66 van ons Reglement van Orde, tegen het overnemen van deze motie, waardoor zij ook niet in stemming zal komen? 

De heer Van Meenen (D66):

Mag ik om daar helderheid over te krijgen nog even een vraag stellen? 

De voorzitter:

Als ik het niet dacht … Ga uw gang. 

De heer Van Meenen (D66):

In de motie staat dat het samenstellen van een gemengde groep twee en drie gestimuleerd zou moeten worden. Dan moet je toch ook een beeld hebben van hoe je dat doet? Welk beeld heeft de staatssecretaris bij het stimuleren daarvan? Is dat financieel of anderszins? 

Staatssecretaris Dekker:

Een van de manieren om het te stimuleren is via de brochure die wij samen met de PO-Raad en een aantal wetenschappelijke instituten hebben uitgebracht. Daarin wordt dit overigens als een goed voorbeeld genoemd van een manier om de harde knip tussen groep twee en groep drie te slechten. Dat vind ik een heel goede manier van stimuleren. Het zou ook via andere platforms en op andere manieren kunnen. Ik denk niet onmiddellijk aan het verleggen van allerlei financiële prikkels. 

De voorzitter:

Geeft het antwoord van de staatssecretaris een van de leden aanleiding om te menen dat deze motie niet kan worden overgenomen? Dat is niet het geval. 

De motie-Van Gerven/Siderius (31293, nr. 341) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dekker:

Misschien mag ik de indieners van de motie-Van Meenen/Rog op stuk nr. 342 vragen om deze motie aan te houden. Ik heb reeds toegezegd dat ik in gesprek ga met de opleidingen en met het veld om te bekijken in hoeverre hier behoefte aan bestaat. En nu staat in de motie eigenlijk: daar hebben we geen behoefte meer aan. Dat vind ik gek, want het was juist een verzoek van beide heren om eerst de consultatie aan te gaan. Als je met deze motie instemt, is die consultatie niet meer nodig. Ik vind de motie in die zin ook wat prematuur. Als je dit doet, heeft dat namelijk vergaande gevolgen. We hebben nu een brede bevoegdheid in het basisonderwijs. Dat betekent dat de opleiding van de pabo opleidt tot één bevoegdheid voor de hele basisschool. Als je nu besluit om die opleiding op te knippen — misschien zijn daar wel heel goede redenen voor — dan heeft dat ook onmiddellijk consequenties voor de bevoegdheden van de pabo. Dan doet iemand namelijk of een opleiding waarmee je kleuters mag opleiden maar niet groep zeven en acht, of, andersom, een opleiding waarmee je oudere kinderen mag opleiden maar niet de jongere. Dat heeft echt vergaande consequenties voor ons stelsel. 

De voorzitter:

De staatssecretaris is in de onderhandelmodus en vraagt dus of u deze motie wilt aanhouden. 

De heer Van Meenen (D66):

Maar dan eerst nog even het volgende. In deze motie staat niet dat de opleiding opgeknipt moet worden. In de motie wordt de staatssecretaris alleen verzocht om pabo's de mogelijkheid te bieden om dergelijke gesplitste opleidingen aan te bieden. Dus dat is niet in plaats van; ze kunnen alle drie naast elkaar bestaan. Dat is het verschil met hetgeen wij in het debat hebben gewisseld. In die zin hoop ik dat de staatssecretaris dat goed begrijpt. Ik ben ook bereid om het gesprek af te wachten en de motie aan te houden. Ik kijk daarvoor even naar de heer Rog. De vraag moet wel helder zijn. Betekent dit niet dat de opleiding zoals die nu bestaat, er niet meer zou kunnen zijn? 

Staatssecretaris Dekker:

Het gaat dus om een optie. Ik wil nog even heel scherp zijn. Als je ervoor kiest om pabo-studenten alleen maar op te leiden voor de jonge kinderen, dan cover je niet het gehele deel aan bekwaamheidseisen dat nu gekoppeld is aan de bevoegdheid. Je krijgt dan een mismatch tussen opleiding en bevoegdheid. Als je dit zou doen, heeft dat consequenties die verder gaan dan dat het alleen het curriculum raakt van enkele pabo's die daarvoor kiezen; het heeft ook onmiddellijk consequenties voor de bekwaamheidseisen in het basisonderwijs en daarmee voor de bevoegdheden. Ik wil daar graag heel serieus naar kijken, ook na consultatie van het veld, en deze motie loopt daar echt op vooruit. 

De heer Van Meenen (D66):

Dan houd ik deze motie graag aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor, zijn motie (31293, nr. 342) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dekker:

Een groot deel van het debat is gegaan over wat er in de motie op stuk nr. 343 staat. Ik heb al aangegeven dat de ambities en doelstellingen zoals wij ze hebben afgesproken in het sectorakkoord zo gelezen moeten worden dat ze de resultante zijn van meer maatwerk. Het gaat mij te ver om ze nu te schrappen en er niet meer over te communiceren. Daarom ontraad ik die motie. 

Met de motie-Ypma op stuk nr. 344 kan ik beter uit de voeten. Mevrouw Ypma stelt dat je individuele scholen daarop niet keihard moet afrekenen. Ik ben dat met haar eens en dat gaan wij niet doen. Ook zij vraagt, net als de woordvoerders van de SP, om meer varianten nog eens nadrukkelijker onder de aandacht te brengen binnen het basisonderwijs. Ik zie dat als een steun in de rug en kan deze motie overnemen. 

De voorzitter:

Wij gaan eerst de motie op stuk nr. 344 afhandelen. Heeft een van de leden bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Dat is niet het geval. Ze wordt dan niet in stemming gebracht en maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. 

De motie-Ypma (31293, nr. 344) is overgenomen. 

De voorzitter:

Ik ga terug naar de heer Rog met een vraag over motie op stuk nr. 343. 

De heer Rog (CDA):

De staatssecretaris ontraadt de motie op stuk nr. 343. In het debat zegt hij dat hij helemaal niet vindt dat die norm door de overheid gehandhaafd moet worden. Nu lijkt hij de indruk te wekken dat hij dat wel doet. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Rog (CDA):

Mijn vraag aan de staatssecretaris is of er financiële consequenties zijn. Als die er niet zijn, is zowel de PO-Raad als het gehele onderwijsveld hier voor en begrijp ik het advies van de staatssecretaris niet. 

Staatssecretaris Dekker:

Er is een nuanceverschil. Wij hebben in het sectorakkoord heel duidelijke afspraken gemaakt over het terugdringen van zittenblijvers in de onderbouw van het basisonderwijs. Ik hecht daar zeer aan, omdat wij nu zien dat de knip tussen groep twee en groep drie te hard is. Dat leidt in Nederland tot veel meer kinderen die groep twee een heel jaar overdoen. Wij willen die hobbel slechten. Dit kan door het versoepelen van de overgangen en het bieden van meer maatwerk. Als je meer maatwerk biedt, vertaalt zich dat uiteindelijk in minder zittenblijvers. Dat is wat wij daarmee beogen. Ik vind dat nog steeds een belangrijke doelstelling, die wij moeten volgen en waarover wij moeten communiceren. De heer Rog vraagt mij om dat niet meer te doen en dat is de reden waarom ik deze motie ontraad. 

De heer Rog (CDA):

Mijn vraag was of er een financieel argument is om deze motie te ontraden. Als dat er niet is, is er bij zowel de PO-Raad als de sector, de werknemersorganisaties, draagvlak om deze norm te schrappen. Ik heb op die vraag geen antwoord gekregen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb al aangegeven dat er helemaal geen financiële prikkel zit op het niveau van de scholen. Aan het totale sectorakkoord hangt een vrij groot bedrag vast waarvan wij hebben gezegd dat wij uiteindelijk wel willen dat door die extra honderden miljoenen in het basisonderwijs het onderwijs beter wordt. Dat vertaalt zich door een aantal dingen: meer bewegen in het basisonderwijs, minder zittenblijvers, betere docenten, meer masters in de opleiding. En als dat allemaal niet gehaald wordt, hebben wij natuurlijk ook een keer een discussie over het geld. Daar gaat het dus helemaal niet om. Maar dat is niet apart gekoppeld aan een specifieke doelstelling. U vraagt mij iets heel anders. U vraagt mij om die doelstellingen te schrappen en er niet meer over te communiceren. Dat vind ik onverstandig. 

De voorzitter:

Dat had u al toegelicht. Hiermee bent u aan het einde van de beantwoording gekomen en wij aan het einde van dit debat. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik stel voor om aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven