7 Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2017 ( 34550-XVII ).

De voorzitter:

Er zijn heel wat sprekers. De minister is er al. Ik zeg tegen de collega's dat we geen limieten stellen aan het aantal interrupties, maar enige zelfbeperking zou het vergaderschema nog een beetje in de hand kunnen houden. We doen interrupties steeds in twee etappes. Ik geef als eerste het woord aan de heer Smaling. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Dit is ook een beetje terugkijken. Het is de laatste ronde voor de bewindspersonen. Dat mag je tenminste aannemen. Dat is ook een moment om even stil te staan bij wat er allemaal is bereikt. Ik zou de minister willen prijzen voor de manier waarop zij dit dossier in de afgelopen jaren heeft behandeld: met een groot hart, een klein ego, met passie en met de ervaring die ze al had. Dat was te merken. Het is ook nog een persoon die je zomaar kunt aantreffen in een of ander shabby café met stinkende wc's in Bobo-Dioulasso, om maar wat te noemen. Het is toch een beetje de persoon Ploumen die dit dossier onder haar hoede heeft genomen. 

Ik stel me ook de fundamentele vraag of we nog op de goede weg zijn. Is ontwikkelingssamenwerking als instituut, wat het al heel lang is, nog van deze tijd? Heeft het nog een toekomst? Begrijpt de bevolking het nog? Zijn mensen die niet helemaal zijn ingewijd in deze materie nog bereid om hier belastinggeld aan uit te geven? En meer inhoudelijk over het beleid: heeft die hulp- en handelagenda wel goed gewerkt? Ik heb namelijk altijd het gevoel gehad dat het gescheiden circuits zijn geweest en dat het VVD-been en het PvdA-been van deze minister haar dan weer tot Dr Jekyll en dan weer tot Mr Hyde maakten. 

Wij werken als Kamer met de minister aan de relatie tussen doelen en resultaten. Dat gaat beter, maar ook daarvan kun je je afvragen of de mensen nou echt goed doorhebben waar het geld dat via de belasting in ontwikkelingssamenwerking gaat zitten toe leidt. Al met al maakt het op mij een te versnipperde indruk. Ik denk ook dat het niet toekomstbestendig is. In een periode waarin we mondiale problemen hebben — of ze nou gaan over klimaat of over allerlei andere sociale doelen die in de Sustainable Development Goals (SDG's) zijn opgenomen, of gewoon allerlei conflicten die diverse grondslagen hebben — vraag ik me af of dit nog wel van deze tijd is. 

Daarmee kom ik direct op de zogenaamde ODA-norm, de norm voor Official Development Assistance. We hebben afgesproken om 0,7% van het bruto nationaal inkomen te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Als we het pad volgen dat nu voorligt bij ongewijzigd beleid, dan zitten we volgens de Adviesraad Internationale Vraagstukken, de AIV, in 2020 op 0,44% van het bruto nationaal inkomen in plaats van 0,7%. Is de ODA-norm definitief van tafel? Blijven wij op input sturen met die 0,7% of is dat passé en sturen wij alleen maar op de resultaten? Dat is heel belangrijk. 

Wij komen later te spreken over de partnerlanden. Toch vraag ik aan de minister of het partnerlandenbeleid failliet is. Kijk naar Ethiopië en de problemen met de Oromo en de Amhara; wij hebben er onlangs over gesproken. De staat van beleg is uitgeroepen en heel veel mensen zijn gedetineerd, gewond geraakt of slachtoffer geworden. Kijk naar Burundi. We hebben geïnvesteerd in een politieapparaat dat gewelddadig is. Mensen zeggen: agenten hebben alleen maar beter leren richten met dat Nederlandse geld. We hebben heel veel geld gestoken in de bierindustrie. In Burundi geven de mensen 1% van hun inkomen uit aan onderwijs, 1% aan kleding en 17% aan bier en sigaretten. Is het wenselijk dat wij ons daarop richten? Landrechten, zowel in Burundi als in Ethiopië en andere landen waar wij werken, zijn een kernonderdeel van het beleid geweest. Ons inziens is dat nog niet sterk genoeg. Wij zullen een amendement indienen om dat extra body te geven. 

Ik fiets er een beetje snel doorheen vanwege de tijd … 

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: ik zie dat de heer Bosma een vraag heeft. 

De heer Martin Bosma (PVV):

De heer Smaling was zo hard aan het fietsen dat hij mij niet zag staan. Het is goed dat de SP eindelijk een heel klein beetje gaat twijfelen aan de ontwikkelingshulpdoctrines. Elk jaar kieperen we 4,2 miljard in die bodemloze put die ontwikkelingshulp heet. Gelukkig noemt de heer Smaling nu eindelijk een paar nadelen. Er zijn er heel veel. Ze staan ook gewoon in de boeken. The New York Times had twee weken geleden een uitstekend artikel over Afrika, waar toch heel veel misgaat in allerlei landen. Al dat hoera- en hosannagedoe begint eindelijk een beetje uit te sterven. Wanneer gaat de heer Smaling eindelijk het licht zien? Hij pleit voor 1 miljard extra voor die gekke ontwikkelingshulp. Wanneer zegt de SP: we stoppen met die gekkigheid en we geven dat geld gewoon uit aan de zorg in Nederland of een ander goed doel, de veiligheid of wat dan ook? Waarom blijft de SP maar doorfietsen met geblindeerde ogen? 

De heer Smaling (SP):

De SP staat voor internationale gelijkwaardigheid, voor mensenrechten en voor een goed leven voor iedereen die een aantal decennia op de aardbol rondloopt. Dat staat als een huis. Eigenlijk willen wij wel stoppen met het oude ontwikkelingssamenwerkingsmodel, maar enerzijds willen wij dat er iets voor terugkomt wat zich richt op veiligheid en menswaardigheid voor de wereldwijde bevolking. Anderzijds willen wij een veel compacter, veel behapbaarder samenwerkingsprogramma met Afrika waarin ondernemers van hier en van daar kunnen samenwerken, waardoor de bevolking hier ziet dat het zinvol is. Je ziet bijvoorbeeld de Nederlandse diaspora, die niet bepaald boven aan het prioriteitenlijstje van de heer Bosma staat. Je kunt dan zien dat die mensen een nuttige rol vervullen bij het versterken van de banden met landen waarvan de heer Bosma niet wil dat die mensen deze kant op migreren en dat ze daar ziek worden en hier overdraagbare ziektes brengen. Het is heel nuttig om de boel niet los te laten, maar anders in te richten. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Een waarschuwing aan de voorzitter: de professor gaat snel doceren. Kijk uit! Ik waarschuw u maar alvast, maar dat is zijn recht. 

De SP zegt dat zij er graag iets voor wil terugzien. Dat is nu net de ellende, want we zien er helemaal niets voor terug. Af en toe wordt er een leuk waterputje geslagen, wordt er weer een of ander leuk genderprojectje gedaan of gaan er weer 2 miljoen condooms die kant op. Maar wat gebeurt er blijvend, structureel? Kijk eens 30 jaar terug. Wat hebben we daar 30 jaar geleden geprobeerd te veranderen en hoe is de situatie nu? Dat effect is er helemaal niet. Nergens is aantoonbaar dat die ontwikkelingshulp iets blijvends oplevert. Sterker nog, er zijn allerlei aanwijzingen dat ontwikkelingshulp corruptie in de hand werkt, betalingsbalansen opblaast omdat er ineens geld instroomt en juist heel slecht is voor die landen. Dat verhindert die landen om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen bestaan, dus we zien er niets van terug. 

De heer Smaling (SP):

Ik denk dat de heer Bosma en ik allebei vrij veel hebben gelezen over dit onderwerp. Ik ga een beetje in het midden zitten, bij Bruno Collier. Daar hebben wij volgens mij weleens eerder een debat over gehad. Hij heeft heel veel studies gedaan en zegt dat hulp ongeveer 1% groei heeft bijdragen aan Afrika in de afgelopen decennia. Veel landen hebben natuurlijk een negatieve groei gehad, maar die zou nog negatiever zijn geweest zonder die hulp. Die hulp heeft dus lang niet altijd en overal geholpen, maar in sommige gevallen wel degelijk. Kijk naar hoeveel studenten met Nederlandse beurzen zijn opgeleid, daardoor een beter bestaan hebben gekregen en hun familie daarin hebben meegenomen. Dat werkt namelijk zo in Afrika. De sociale cohesie in familie- en clansfeer is erg groot. Het heeft dus absoluut zin gehad. Ik hoop dat de heer Bosma wat dit betreft een keer een beetje naar het midden opschuift. 

De voorzitter:

Gaat u verder, mijnheer Smaling. 

De heer Smaling (SP):

Ik kom op handelsverdragen. We hebben een nieuwe Amerikaanse president. Ik weet niet hoe die tegenover TTIP staat. Er zijn natuurlijk allerlei debatten over geweest. Mijn collega Jasper van Dijk heeft die vooral gevoerd met de minister. Mijn vraag is hoe zij er op dit moment in staat. Ik heb gezien dat zij ergens een academisch jaar heeft geopend, waarin zij sprak over de olifantengrafiek. Die staat een beetje model voor haar verhaal dat de armen almaar armer worden en de rijker almaar rijker van al die wilde vrijhandelsverdragen. Zij gaat dus voor een globalisering 2.0 waarbij je die allemaal inclusief maakt, wat ik altijd een wat lastig begrip vind. Wat wil zij nu? TTIP met dat geschillenbeschermingsmechanisme is voor de hedgefunds en andere sprinkhanen gewoon feest. Dat is gewoon high time. Wat is haar gevoel nu over TTIP en ook over TiSA, dat dienstenverdrag? We zullen nog wel zien of CETA hier weer terugkomt via een referendum. 

Dan nog iets over de convenanten voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik heb een tijd geleden met de heer Voordewind een motie ingediend die vraagt om een evaluatie halverwege dit jaar. We zijn nu goed bediend met de kledingbranche en de banken, maar voor de rest hebben we nog niet zo'n inzicht. Ik noem pensioenfondsen, verzekeraars en verkopers van schoenen en elektronica. Er zijn een heleboel sectoren waarvan wij nu nog geen beeld hebben van hoe het ermee staat. Het is toch een beetje het paradepaardje van de minister. Althans, zo treedt zij ermee naar buiten. Het gaat wat ons betreft niet snel genoeg. 

Er zijn een aantal dingen over jongeren. De heer Van Laar heeft een Actieplan Jongeren voorop. Dat heeft onze interesse. De minister heeft 50 miljoen apart gezet uit het Local Employment in Africa for Development (LEAD) en uit het Dutch Good Growth Fund, maar als wij de beantwoording van de feitelijke vragen lezen, zijn wij er niet zeker van of dit geld ook wel bij die jongeren terechtkomt, die jongeren die helemaal aan het begin van ondernemerschap staan en die ook zoeken naar partners. Mevrouw Mulder en ik hebben een amendement ingediend om iets met matchmaking te doen, bijvoorbeeld door een jongere uit Afrika en een jongere van hier met een ondernemingsgeest te helpen met het ontwikkelen van een marktverkenning, met een businesscase. Dat kan op allerlei sectoren betrekking hebben. Zou dat niet een heel mooie kickstart zijn voor wat de minister nu wil met die 50 miljoen? 

Er is een Save Wildlifeconferentie in Den Haag geweest en op het programma staat een wildlifeconferentie in Saigon. Daar gaat alleen maar een ambtelijke delegatie heen. We hebben hier altijd een punt van gemaakt. Er is een amendement-Smaling/Leegte geweest en Economische Zaken is er ook druk mee. Wat is de inzet en kunnen er niet een paar tandjes bij, natuurlijk het liefst slagtanden? 

De heer Van Laar (PvdA):

Ik heb een vraag over het amendement waar de heer Smaling het over had. Hoe verhouden die activiteiten zich bijvoorbeeld tot wat het Bit Network doet of wat SPARK doet? Het is juist wat hij beschrijft, namelijk hulp met het schrijven van een business plan, het beste uitkiezen en Nederlandse expertise aan lokale Afrikaanse ondernemers. Ik vroeg mij af wat de verhouding is en dat de heer Smaling daarin mist. 

De heer Smaling (SP):

Dat is een zinvolle vraag. Ik vraag mij echt af hoe bijvoorbeeld SOS Kinderdorpen — die ook een van de uitvoerders is — zich verhoudt tot datgene wat het amendement beoogt, waar je als matchmaker fungeert op het niveau van mensen die net zijn afgestudeerd en een onderneming willen starten. Hebben die iets aan de manier waarop het Local Employment in Africa for Development is georganiseerd? Er gaat 50 miljoen in en als we via 1 miljoen matchmaking kunnen kijken of dat model ook zou kunnen werken, is het additioneel aan wat er gepland is. Naar mijn mening is het ook in lijn met het voorstel van de heer Van Laar over Jongeren voorop. 

Ik rond af. De SP wil vooruitkijken en ziet een wereld met ongelijkheid, met onverdraagzaamheid, schaarse hulpbronnen en klimaatverandering, met allerlei prijsfluctuaties bijvoorbeeld van voedsel in steden, wat ook allerlei moeilijke situaties oplevert. Daarom wil zij de ontwikkelingssamenwerking echt op een totaal andere leest gaan schoeien. Er zit een noodhulpkant aan met drie componenten, te weten preventie, het in actie komen wanneer het nodig is, opvang en nazorg. Ook moet de leefbaarheid in vluchtelingenkampen worden verbeterd. 

Er zit een noord-zuidsamenwerking met drie punten, dat wil zeggen een economische kant, zoals ik zojuist bedoelde met het amendement om jongeren business te geven, een sociaal doel, door gezondheidssystemen te versterken en een ecologisch doel, de Klimaatagenda. Wordt dat alles goed afgestemd met staatssecretaris Dijksma, zodat onze inspanningen elkaar versterken en we onze expertise op dat terrein zo goed mogelijk inzetten in landen die met ons willen samenwerken? Dat alles moet gebeuren onder de randvoorwaarde van maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo). Daar hoort ook het tegengaan van belastingontwijking bij, evenals landrechten en mensenrechten. Ik wijs ook op jongeren in de diaspora als smeermiddel, als bruggenbouwers tussen bevolkingsgroepen hier en in Afrika. Het gaat om mensen die tempo kunnen maken met de ontwikkeling die ons voor ogen staat. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben heel blij dat de SP een bondgenoot is van de PvdD tegen vrijhandelsverdragen als TTIP, TiSA en CETA, maar er staat ook nog een ander vrijhandelsakkoord op stapel en dat is het akkoord met Japan. We weten allemaal dat Japan nogal actief is in de walvisjacht. Wij hebben regelmatig moties ingediend om aan te geven dat dit een breekpunt moet zijn, dat wil zeggen geen vrijhandelsverdrag zolang Japan zich schuldig maakt aan de walvisvangst. Daar heeft de SP toen tegen gestemd. Ik zou heel graag willen weten waarom dat zo is. Is de SP voor een vrijhandelsverdrag met Japan, terwijl we weten dat het niet alleen mensenrechten schendt, maar dat het zich ook bezighoudt met de walvisvangst? 

De heer Smaling (SP):

Nou breekt mij toch een beetje op dat mijn collega Jasper van Dijk de handelsverdragen doet. Dat antwoord is natuurlijk een beetje slappe hap. Als mevrouw Thieme het goed vindt, kom ik hier in tweede termijn op terug. Ik kan wel gaan gissen waarom het zo is gegaan, maar ik weet het echt niet. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Prima. Dan hoor ik het later. 

De voorzitter:

Dan is dat afgesproken. 

Ik geef het woord aan de heer Taverne van de VVD. 

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Nederland is een prachtig land. We hebben een gezonde economie en zijn welvarend. Zo welvarend dat we in staat zijn om ontwikkelingshulp te geven. Daar hebben we het vanavond en morgen over. Dan gaat het vaak over landen in Afrika, wat bij mij de vraag doet rijzen: hoe vaak zouden ze het in de parlementen van die landen in Afrika over Nederland hebben? Maar dat terzijde. 

Hulp kan een effectief middel zijn, mits het gericht en slim wordt ingezet. Frits Bolkestein zei het al eens: de vraag is niet waarom arme landen arm zijn, maar waarom rijke landen rijk zijn. Nederland heeft nooit ontwikkelingshulp ontvangen. Toch hebben we ons tot de zestiende economie van de wereld weten te ontwikkelen. De ervaring leert dat een goed ontwikkelde staat, politieke stabiliteit en een betrouwbaar rechtssysteem belangrijke voorwaarden zijn voor economische ontwikkeling. Daar ontbreekt het in veel ontwikkelingslanden nog steeds aan. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De heer Taverne zei dat Nederland nog nooit ontwikkelingshulp had ontvangen en ik dacht zomaar spontaan aan de Marshallmiddelen. Kan de heer Taverne daarop ingaan? 

De heer Taverne (VVD):

Jazeker, dat kan hij. Ik heb overwogen of ik het voorbeeld in mijn tekst zou opnemen als een uitzondering op de regel. Ik heb dat niet gedaan, want ik wilde mevrouw Mulder van het CDA deze vraag niet onthouden. De Marshallhulp was vooral economische hulp, waarbij het uitgangspunt was dat de Amerikaanse economie ervan zou profiteren. Dat is gebeurd. Bovendien was het voor een zeer afgebakende periode. Het is niet zo dat wij vandaag nog steeds Marshallhulp ontvangen. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De VVD vond dat dus een goede, wijze vorm van investeren van ontwikkelingshulp, van land A naar land B, van de VS naar Nederland? 

De heer Taverne (VVD):

Het heeft zonder meer een goed effect gehad. Juist ook omdat het in tijd en doel beperkt was. Nu we het toch over de Marshallhulp hebben, kunnen we ook nog wel de anekdote erbij halen dat toenmalig premier Drees de Amerikanen die hierover gingen, in zijn woning aan de Beeklaan ontving met een kopje thee en een kaakje, wat de Amerikanen ertoe bewoog dan toch maar een bedrag over te maken, want dat zou goed besteed zijn aan een land dat zo zuinig en effectief met zijn geld omgaat. Dat kan niet van alle landen waar Nederlandse ontwikkelingshulp terechtkomt, gezegd worden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik was bezig met de definitie van de heer Taverne. Ontwikkelingshulp betekent dus de transfer van het ene land naar het andere, niet voor een bepaalde tijd en niet voor een bepaalde sector. Ik vraag mij af hoe de heer Taverne in deze context kijkt naar de transfer die heeft plaatsgevonden van verscheidene landen naar Nederland gedurende de periode van de kolonisatie. 

De heer Taverne (VVD):

Of zoals die nu nog steeds plaatsvindt. Dat is wel interessant. Wij hebben altijd gedacht en gesproken over de overzeese gebiedsdelen als wingewesten, maar dat zijn ze in economisch opzicht zelden geweest. Er is veel onderzoek naar gedaan. Veel van onze voormalige koloniën hebben Nederland nooit veel economisch voordeel opgeleverd, per saldo. Ik zou dat dus niet onder ontwikkelingshulp willen scharen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Laten we dan in ieder geval vaststellen dat dit destijds niet vrijwillig is gegeven, dat er wel degelijk een transfer heeft plaatsgevonden en dat er in de Nederlandse geschiedenis best periodes zijn waarin een deel van onze ontwikkeling te maken had met transfers en rijkdom vanuit andere landen. Soms was dat effectief en soms was het minder effectief, maar bij het statement dat Nederland, los van een sector, los van een afgebakende periode, nooit enige ontvangsten uit het buitenland heeft gehad, valt toch zeker een kanttekening te maken. 

De heer Taverne (VVD):

Dan heeft mevrouw Van Veldhoven niet goed geluisterd naar mijn antwoord op haar eerste vraag, namelijk dat de verhouding tussen de voormalige koloniën en Nederland er niet een was waar Nederland per saldo rijker van is geworden. De vergelijking van mevrouw Van Veldhoven houdt dan dus een beetje op, gaat mank, gaat niet op, werkt niet. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Met mevrouw Mulder schoot ook mij de Marshallhulp te binnen. Ik was net iets later dan zij, maar dat gaf mij de mogelijkheid om het even na te kijken. Vijf jaar lang is er door de Amerikanen geïnvesteerd in de Nederlandse economie. Ik neem aan dat de heer Taverne er geen enkel probleem mee heeft als we zo'n project van een jaar of vijf doen, of een kabinetsperiode, mits dat op een goede manier gebeurt. 

De heer Taverne (VVD):

Dat weet ik niet. De vergelijking met ontwikkelingshulp gaat hier immers niet op, omdat we die al meer dan 40 jaar geven. Als het tot vijf jaar beperkt zou zijn, valt erover te praten, maar dat hebben we al achtmaal gedaan. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Volgens mij zijn het ook wat verschillende landen. Ik zou wel een voorbeeld willen horen van een land waarin we al 40 jaar consistent investeren. Volgens mij kijken we elke periode weer welk land vooroploopt. Ik begrijp de heer Taverne echter ook zo dat een nieuwe euro naar Griekenland en dergelijke is uitgesloten. De VVD gaat zich in de komende campagne echt aan de belofte houden dat er geen euro meer naar Griekenland gaat. Nederland is Nederland en onze belastinginkomsten blijven in Nederland. 

De heer Taverne (VVD):

Wat moet ik daar nou op zeggen? Laat ik voor mezelf spreken: de heer Dijkgraaf hoeft wat dat betreft niet aan mij te twijfelen. Als de voorzitter mij dat toestaat, zou ik het hierbij willen laten. 

De voorzitter:

Gaat u maar verder, zou ik zeggen. 

De heer Taverne (VVD):

De ervaring leert dat in een goed ontwikkelde staat, politieke stabiliteit en een betrouwbaar rechtssysteem belangrijke voorwaarden zijn voor economische ontwikkeling. Daaraan ontbreekt het nu juist in veel ontwikkelingslanden. Dat is helemaal niet zo gek als je maar klakkeloos geld naar een land stuurt. Er zijn partijen die ervoor pleiten om er alleen maar meer van te maken. Wat de VVD betreft, werkt een combinatie van gerichte hulp en handel beter dan eenzijdige financiële en materiële steun. Ook werkt het geven van hulp alleen als er concrete doelen worden gesteld die op controleerbare wijze worden nagestreefd. Ook daaraan schort het nogal eens. 

We geven nu al meer dan 40 jaar ontwikkelingshulp. We hebben het vandaag over een begroting van ruim 4 miljard euro. De minister laat zich er in haar begroting nog steeds op voorstaan dat dankzij Nederland "in 2015 4.500 arme vrouwen (mede)eigenaar van een stuk grond in de polders van Bangladesh zijn geworden". Afgelopen maandag hebben we met de minister gesproken over hoe zij ervoor gaat zorgen dat haar begroting voortaan vooraf vastgestelde, meetbare doelen bevat, waarvan achteraf kan worden vastgesteld of en hoe die zijn behaald. Ik zeg dit zonder ironie of cynisme, maar eerder met verbazing en misschien met licht ongeloof, omdat we na meer dan vier decennia ontwikkelingshulp, kennelijk nog steeds hulp moeten geven aan 4.500 boerinnen in Bangladesh en tegelijkertijd niet goed uit de begroting kunnen afleiden waaraan we ontwikkelingshulp besteden, op basis waarvan en of die helpt. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zolang wij allerlei goedkope landbouwproducten vanuit Europa dumpen in landen als Bangladesh, blijf je inderdaad dweilen met de kraan open en zorg je ervoor dat die lokale landbouweconomie, zelfs in Bangladesh, telkens opnieuw wordt ontwricht. Is het niet ook een welbegrepen eigenbelang voor de VVD om te zeggen: laten wij eens kijken hoe wij kunnen voorkomen dat wij zo ontwrichtend zijn met onze agressieve exportstrategie in die landen? 

De heer Taverne (VVD):

Ik denk dat mevrouw Thieme en ik hier meer gemeen hebben dan het feit dat wij beiden geen vlees eten. Tevens heeft zij een opvatting over vrijhandel die op zichzelf misschien wel aantrekkelijk is, want juist barrières in de vrije handel tussen Europa en vooral Afrika zorgen ervoor dat de verhoudingen erg ongelijk zijn. Ik denk niet dat deze eenzijdigheid leidt tot het niet kunnen ontwikkelen van landen waardoor ze nog steeds hulp nodig hebben. Als mevrouw Thieme echter voor meer vrijhandel pleit, dan vindt zij de VVD-fractie aan haar zijde. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is jammer, want dat is niet mijn pleidooi. Niet alleen de boeren in ontwikkelingslanden maar ook onze eigen boeren zijn juist de dupe van vrijhandel. Het lijkt mij dus veel beter om ervoor te zorgen dat die boeren daar zelf hun eigen voedsel kunnen gaan produceren. Is de heer Taverne niet met mij van mening dat het, juist ook vanwege het welbegrepen eigenbelang, onze verantwoordelijkheid is om niet eindeloos zakken geld daarheen te sturen, maar om ervoor te zorgen dat wij veel meer regionaal gaan produceren? Dat is niet alleen goed voor onze boeren hier in Nederland en Europa, maar het is ook beter voor het milieu dan al dat gesleep van landbouwproducten over de hele wereld, veroorzaakt door vrijhandel. 

De heer Taverne (VVD):

Ik denk zonder meer dat het langzamerhand tijd wordt dat ze in heel veel landen zelfvoorzienend worden. De vraag is alleen of Nederland er samen met andere landen verantwoordelijk voor moet worden gehouden dat daar een situatie ontstaat waarin dat kan gebeuren. Het is niet dat wij vorig jaar met het geven van ontwikkelingshulp zijn begonnen. Je kunt je dus ook de vraag stellen hoeveel het geholpen heeft dat wij naar het oordeel van mevrouw Thieme nog steeds de verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat het daar beter gaat. Ik kan er een vergelijking van Einstein bij halen over de definitie van krankzinnigheid: iedere keer hetzelfde doen en erachter komen dat het niet helpt, om het nog een keer te doen. Daar lijkt het soms wel een beetje op. 

De voorzitter:

De heer Taverne vervolgt zijn betoog. Graag bondige interrupties maar ook bondige antwoorden. 

De heer Taverne (VVD):

Ik zal daar vanzelfsprekend rekening mee houden, maar dit is zo'n belangrijk onderwerp. Het is lastig om jezelf daarin altijd te beperken. 

Niet dat er niets is gebeurd, integendeel! In de afgelopen twintig jaar is de armoede in de wereld fors teruggedrongen. Leefden er in 1990 wereldwijd nog zo'n 2 miljard mensen in extreme armoede, met minder dan 1,25 dollar per dag te besteden, in 2010 was dit aantal gedaald tot 1,2 miljard mensen. De vraag is echter of en in hoeverre ontwikkelingshulp, inclusief Nederlandse ontwikkelingshulp, hieraan heeft bijgedragen. De Wereldbank, een gerespecteerd instituut, beantwoordde die vraag in 2000 in haar rapport Can Africa claim the 21th century? als volgt. Ik vertaal het: recent onderzoek laat zien dat er historisch gezien geen significante effecten van hulpstromen op beleid zijn geweest en niet significant kan worden aangetoond dat hulp heeft bijgedragen aan economische groei. Kortom: volgens de Wereldbank is niet aangetoond dat ontwikkelingshulp heeft bijgedragen aan economische ontwikkeling. 

In lijn hiermee is dat de rapporteurs van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking na de begroting te hebben onderzocht voor de tweede keer op rij hebben moeten vaststellen dat in ieder geval aan de hand van de begroting niet kan worden aangetoond dat Nederlandse ontwikkelingshulp heeft bijgedragen aan de economische ontwikkeling in Afrika. 

De heer Van Laar (PvdA):

Het is wel knap dat de Wereldbank al in 2000 heeft geconcludeerd dat de groei die tot 2010 heeft plaatsgevonden, in zijn geheel niet gerelateerd is aan ontwikkelingshulp. Ik heb hoge achting voor de Wereldbank, maar ik wist niet dat ze ook tien jaar vooruit konden kijken. Hoe heeft de heer Taverne die conclusie precies doorgetrokken? 

De heer Taverne (VVD):

Dat doet de Wereldbank voortdurend. De bank heeft een aantal afdelingen die in de toekomst kijken. Het is waar dat deze conclusie uit 2000 is, tenzij de heer Van Laar de cijfers kan laten zien waaruit blijkt dat alle groei in de afgelopen zestien jaar heeft plaatsgevonden, wat niet het geval is. Daarom is het nog steeds een belangwekkende conclusie na pak 'm beet dertig jaar ontwikkelingshulp. Ik wil dat niet zo op die manier terzijde schuiven. 

De heer Van Laar (PvdA):

Los van wat ik van die conclusie uit 2000 vond: hulp verandert continu en ook de manier waarop dat gebeurt, verandert continu. Om dus op basis van een rapport uit 2000 te concluderen dat hulp in 2016 nog steeds niet werkt of zou werken, lijkt mij nogal ver gaan. Dat lijkt me een te grote stap voor een man die constant op zoek is naar bewijzen, effectiviteit en cijfers. 

De heer Taverne (VVD):

Ik citeerde de Wereldbank slechts als steunbewijs voor mijn vaststelling. Over de autoriteit van de Wereldbank kunnen we het misschien een andere keer hebben. 

Hulp zou wel moeten bijdragen aan economische ontwikkeling in Afrika, want het oogmerk van ontwikkelingshulp moet toch zijn dat die hulp op zeker moment niet meer nodig is omdat de landen die hulp krijgen, die hulp hebben gebruikt om economisch en sociaal zelfstandig te worden? Is de minister dit met de VVD-fractie eens? 

Ik kom nog even terug op de noodzaak van een goed ontwikkelde staat om tot economische bloei te kunnen komen. Het verklaart wellicht waarom de ontwikkeling van veel landen in Afrika ondanks heel veel hulp achterblijft. Het heeft er misschien ook mee te maken dat veel ontwikkelingshulp een nogal paternalistisch karakter heeft: wij komen geld brengen, wij vertellen u hoe het moet en als het even niet uitkomt, nemen wij het u uit handen. De minister trekt veel geld uit om in partnerlanden de rechtstaat te verbeteren en om sociale vooruitgang te bevorderen. Kan de minister onder verwijzing naar de eerder genoemde conclusie van de Wereldbank, namelijk dat het een bewezen niet-effectieve methode is, aangeven waarom zij dit beleid toch voert zoals zij het voert? 

De minister helpt landen ook bij het inrichten en versterken van de belastingdienst. Op het eerste oog is dat een goed idee. Immers, als landen zelf meer of überhaupt belasting innen, dan hebben zij minder ontwikkelingshulp nodig. Maar toont het feit dat landen daar nu nog hulp bij nodig hebben juist niet aan dat de overheden van die landen kennelijk zo zwak en corrupt zijn, dat het eerder de vraag rechtvaardigt of het wel verantwoord is om hoe dan ook ontwikkelingshulp te geven? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als de heer Taverne nu alle hulp van de minister gaat afpellen en gaat aantonen dat die weinig zinvol is, ga ik hem even onderbreken. Dan zou het namelijk lijken alsof de VVD voor helemaal geen ontwikkelingshulp is. Volgens mij blijft er in het verkiezingsprogramma van de VVD nog een klein staartje over om aan ontwikkelingshulp te besteden. In de inleiding van dat verkiezingsprogramma — ik neem aan dat de heer Taverne dat nog wel onderschrijft — staat bijvoorbeeld dat de migratiestromen en de oorzaken van de migratiestromen moeten worden aangepakt, dat er opvang in de regio moet zijn en dat militaire veiligheidsoperaties ook betaald moeten worden uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Dan ziet de heer Taverne dus toch nog steeds het nut van ontwikkelingssamenwerking in, neem ik aan? 

De heer Taverne (VVD):

Jazeker, anders hadden we wel iets anders in het verkiezingsprogramma opgenomen en anders was ik ook niet begonnen met te zeggen dat hulp wel degelijk kan helpen, afhankelijk van de voorwaarden waaronder hij wordt ingezet. De heer Voordewind heeft ons verkiezingsprogramma, of althans het concept daarvan, gelezen. Daarin staat dat de VVD voor noodhulp is, dat de VVD vindt dat we moeten blijven afdragen aan het OS-budget van de EU en, sterker nog, dat we aan multilaterale organisaties moeten bijdragen — dat moet op de voorwaarde dat we ook invloed hebben op de agenda — maar dat we misschien moeten stoppen met bilaterale hulp. Die is namelijk enorm gefragmenteerd. Nogmaals: als je het hele terrein bekijkt, zie je dat die bewezen niet-effectief is. Maar wij lopen niet weg voor de verantwoordelijkheden die er zijn, ook voor een land als Nederland, en die ook in ons eigen belang zijn. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is helder. De heer Taverne somt toch een aantal dingen op waarmee de VVD wil doorgaan. Ik noemde net ook een aantal dingen. Tegelijkertijd staat er in datzelfde verkiezingsprogramma dat er "miljarden euro's" structureel kunnen worden bezuinigd. Ik vertaal dat maar als dat er in ieder geval nog wel misschien 2 miljard af kan gaan, boven op de 2 miljard die Rutte I en II er al af hebben gehaald. Dan houd ik niet veel geld meer over, zo zeg ik aan de heer Taverne, want dan kom ik op ongeveer misschien nog net 1,5 miljoen voor wat noodhulp. Daarmee kan de heer Taverne niet al die operaties gaan betalen. Daarmee kan hij niet de militaire operaties betalen, de grondoorzaken van de migratiestromen wegnemen, de Europese afdrachten betalen en de multilaterale bijdrages betalen. Komt hij straks geen geld tekort? 

De heer Taverne (VVD):

Volgens mij is 4 miljard min 2 miljard 2 miljard. Bij de VVD vinden we dat nog steeds heel veel geld. 

Hoe interessant en gunstig het oogmerk van het versterken van de belastingfunctie in een staat ook is, in hoeverre moet je je niet de vraag stellen of het nog wel verantwoord is om een land daarmee te helpen als zoiets nu nog nodig is en het daar kennelijk niet zo aan toe is? Een land dat niet of nauwelijks een cultuur van belastinginning heeft, zal vermoedelijk ook niet de infrastructuur hebben om hulpgeld verantwoord te besteden. Als dat de reden is om de overheden van die landen te omzeilen door hulp te bieden via al dan niet lokale ngo's, dan is de vraag op zijn plaats of niet juist daarmee een slecht of niet functionerende staat in stand wordt gehouden. Het zorgt er namelijk voor dat de bevolking niet langer méér van haar overheid eist; het wordt gecompenseerd door buitenlandse hulp. Het slecht functioneren van de overheid wordt dan gecamoufleerd door externe hulp. En daarmee zijn we beland in een vicieuze cirkel van ontwikkelingshulp, slecht functionerende overheden en een onmondige bevolking. 

De naoorlogse periode leert dat landen economisch het meest gebaat zijn bij vrijhandel, op dit moment niet het populairste onderwerp. Daarover zeg ik straks iets meer. Toch is vrijhandel voor de ontwikkeling van ontwikkelingslanden van cruciaal belang. Het is wrang om vast te stellen dat handelsbarrières, vaak opgeworpen door de landen die ontwikkelingshulp geven, het landen die de hulp ontvangen, vaak moeilijk maken om hun producten in het Westen te verkopen — mevrouw Thieme refereerde daar eigenlijk al een beetje aan — en daarmee hun economische ontwikkeling in de weg staan. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Wat doet zij eraan? En wat kan zij er nog meer aan doen? 

Er is echter ook hoop. Ondanks niet altijd even succesvol ontwikkelingshulpbeleid gaat het in sommige delen van Afrika wel degelijk goed. Zo heeft Ethiopië een economische groei van 9,6% en Mozambique een economische groei van 6,3%. Een bedreiging voor die groei zijn de voorspelde demografische ontwikkelingen. Van 1,2 miljard mensen in het sub-Sahara in Afrika op dit moment loopt het aantal op tot 2,5 miljard in 2050 en meer dan 4 miljard in 2100. In plaats van zo naïef zijn om te denken dat dit allemaal mensen zijn die met hulp van Nederland een start-up beginnen, kunnen we beter nadenken over de vraag hoe kan worden voorkomen dat de bevolking zo snel zal groeien. De gevolgen voor voedselzekerheid, het klimaat en immigratie zullen namelijk immens zijn. De positie van vrouwen en meisjes om zelf te bepalen of en, zo ja, hoeveel kinderen ze willen, is in grote delen van Afrika nog zwak. Nu nog krijgen vrouwen in een land als Mali gemiddeld 6,85 kinderen, tegen 1,7 in Nederland. Wat kan Nederland naar het oordeel van de minister op bilateraal niveau, zolang we nog bilaterale hulp geven, en in multilateraal verband binnen de VN en Wereldbank en in EU-verband doen om dit probleem het hoofd te bieden? Is de minister daartoe ook bereid? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik zit hiernaar te luisteren. Eerst gaan we de bilaterale hulp afschaffen, maar in de laatste begrotingsbehandeling moet die toch nog weer even worden ingezet. De VVD hamert op effectiviteit en efficiency — daar hamert het CDA ook altijd op — maar tegelijkertijd wil de VVD de hulp aan multilaterale instellingen, waarbij er op dat punt juist heel veel vraagtekens zijn, gewoon doorschuiven, en stoppen met de bilaterale hulp. De heer Taverne raakt mij een beetje kwijt. Misschien kan hij mij even bijpraten. Hoe bedoelt hij dit nou echt? 

De heer Taverne (VVD):

Ik zou het CDA natuurlijk niet graag kwijtraken en mevrouw Mulder nog het minst. Het is niet zo gek als het lijkt, omdat de realiteit is dat we bilaterale hulp geven, bijdragen aan multilaterale hulp en bijdragen aan de EU. In antwoord op een andere vraag heb ik verteld dat we moeten doorgaan. Dat is ten eerste omdat we in EU-verband die verplichting hebben. Ten tweede dragen we bij aan multilaterale organisaties mits we invloed houden op de agenda's van die instellingen, zodat we dit type onderwerp daar ook aan de orde kunnen stellen en het in multilateraal verband kunnen aanpakken. Nederland gaat de bevolkingsgroei in Afrika immers niet in zijn eentje voorkomen. Maar nogmaals: feit is dat we nog steeds geld bilateraal uitgeven. De stelling van de VVD is dat we het, zolang we dat doen, beter kunnen gebruiken om een kolossaal probleem als de bevolkingsexplosie in Afrika te adresseren. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Er zijn heel veel lokale organisaties, ook Nederlandse, die in de landen daar goed werk doen. Die worden doorgelicht van voor naar achteren, wel tien keer, en veel meer dan de multilaterale organisaties. Die zijn bewezen effectief, want die zijn doorgelicht tot en met. Vervolgens kiest de VVD er toch voor om het geld te geven aan de multilaterale organisaties en niet te investeren in de organisaties die juist wel slagen hebben gemaakt. Hoe moeten we dat rijmen? 

De heer Taverne (VVD):

Dat moeten we rijmen omdat er wel kanttekeningen te plaatsen zijn bij de stelligheid waarmee mevrouw Mulder zegt dat ze bewezen effectief zijn. Het begrotingsonderzoek waarover we afgelopen maandag met de minister hebben gesproken, heeft dit jaar maar ook vorig jaar laten zien dat de effectiviteit van het geld dat we bilateraal uitgeven, eigenlijk helemaal niet zo sterk en goed kan worden vastgesteld. Er zijn stapels resultaatmetingen; daar hebben we het uitvoerig over gehad. De minister heeft ook niet zonder reden aangegeven, zich ervoor in te zetten om niet alleen de rechtmatigheid en de doelmatigheid van dat type uitgaven aan te tonen, maar ook het praktische effect ervan. Dat deed zij omdat dat nu in heel veel gevallen nog niet zo is. 

De voorzitter:

Goed. Ik vraag u opnieuw om de antwoorden iets bondiger te maken. Ik doe ook het verzoek aan de collega's om zich enige zelfbeperking op te leggen bij de interrupties. Het woord is aan de heer Van Laar voor zijn derde interruptie. 

De heer Van Laar (PvdA):

We gaan het niet eens worden, maar soms roept iets zo veel vragen op dat je toch iets wilt vragen. Het zijn juist de bilaterale programma's die verband houden met de handelsrelatie die we hebben met landen. Het verband tussen ontwikkelingssamenwerking en handel is inmiddels wel aangetoond. Voor elke euro die je bilateraal aan ontwikkelingssamenwerking geeft, krijg je €0,40 aan handel terug. Ook alle privatesectorprogramma's zitten in de bilaterale programma's. De VVD stelt dus bij dezen voor om te stoppen met privatesectorontwikkeling, publiek-private samenwerking en andere van dat soort programma's? 

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter, staat u mij toe. Ik had het onderwerp niet zelf willen opbrengen, maar de heer Van Laar raakt hier een gevoelig punt. Hij stelt namelijk dat bilaterale hulp ook goed is voor de handelsrelaties. Ik waag dat te betwijfelen. We hebben namelijk binnen het beleid ook het onderdeel "pleiten en beïnvloeden". Dat komt er, kort samengevat, op neer dat Nederland organisaties zoals ngo's in landen financieel ondersteunt en in staat stelt om zich in te zetten tegen het beleid van de regering aldaar, dat Nederland niet goed vindt. De heer Van Laar weet alles van dat onderwerp. Mijn stelling is dat de minister aan de ene kant verantwoordelijk is voor buitenlandse handel en het bevorderen daarvan, terwijl aan de andere kant een deel van het os-beleid daar recht tegenin gaat. Dat is mijn stellige indruk en die signalen krijg ik ook. De minister zet zich in voor vrijhandel, maar ze subsidieert ook SOMO in Nederland, die actief is tegen het sluiten van vrijhandelsverdragen. Hetzelfde gaat op voor bilaterale hulp. Als wij in land A clubs financieren die zich tegen de regering verzetten, denkt de heer Van Laar dan dat de lokale regering er enthousiast van wordt om met Nederlandse ondernemers zaken te doen? 

De heer Van Laar (PvdA):

Het probleem met de heer Taverne is dat hij zijn stellingen en indrukken niet onderbouwt. De onderbouwing die er wel is, het onderzoek naar die relatie, negeert hij vervolgens. De heer Taverne wil alle bilaterale programma's afschaffen. Begrijp ik hem goed dat hij dus ook alle private sectorprogramma's wil afschaffen? Als dit zo is, kunnen we stappen zetten vandaag. 

De heer Taverne (VVD):

Nu heeft de heer Van Laar het over de buitenlandsehandelcomponent, waar ik nu overigens aan toekom. De stelling van de VVD is dat bilaterale ontwikkelingshulp niet bewezen effectief is en dat wij daarmee om die reden moeten ophouden. 

Het woord is al een paar keer gevallen: vrijhandel. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dit is wel een belangrijk punt, voorzitter. Ik begrijp uw agendaproblemen en dat zijn ook de onze. 

De voorzitter:

Ook uw agendaproblemen … 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Precies, dat zeg ik, dat zijn ook de onze. Ik heb nog meer afspraken hedenavond, die in de verdrukking komen, maar dit is wel een heel belangrijk issue. Als je de wetenschappelijke literatuur op een rijtje zet — er is een meta-analyse gedaan van de literatuur die keihard de effectiviteit meet — ken ik daaruit een metastudie die aantoont dat 30% van de projecten wel degelijk effectief is. De aanbeveling van die studie is om daarvan te leren en in te zoomen op het type project dat effectief is. De heer Taverne gooit naar mijn idee op dit punt het kind met het badwater weg. 

De heer Taverne (VVD):

Ik vermoed dat de heer Dijkgraaf verwijst naar de 8.000 pagina dikke studie — ik zie dat hij nee schudt, maar er zijn in ieder geval heel veel bomen aan opgeofferd — die leek aan te geven dat het werkte, maar gek genoeg was de vraag naar effectiviteit geen onderdeel van deze studie. Wij kunnen hier een wetenschappelijk discours gaan opzetten over metastudies, maar dat lijkt mij weinig interessant en bovendien wordt het daarmee wel erg technisch. Als de heer Dijkgraaf die getallen heeft, zie ik ze graag tegemoet. Ik stel vast dat de Kamer nu tot twee keer toe het ontwikkelingssamenwerkingsdeel van de begroting langs de lat van "handreiking, controle en begroten" heeft gelegd en de Kamer twee keer toe tot de conclusie is gekomen dat de effectiviteit uit de huidige begroting niet of heel slecht te meten is. Dit is gebaseerd op onafhankelijk onderzoek, mede ondersteund door de geweldige ambtelijke ondersteuning hier in de Kamer. Hiertoe beperk ik mij nu. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Je zou er inderdaad een heel debat over kunnen voeren. Dat iets niet bewezen effectief is, wil echter niet zeggen dat het niet effectief is. 

De heer Taverne (VVD):

Ja, zo lust ik er nog wel een! 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is maar net aan welke politieke kant je wilt gaan zitten. Als de heer Taverne zegt dat 100% van de projecten altijd effectief moet zijn en dat je dat keihard met getallen moet kunnen aantonen, kun je met een aantal projecten wel stoppen. Ik zou zeggen: leer ervan, focus op die projecten die wel effectief zijn en stop met de ineffectieve projecten. Dit betekent niet dat je het hele bad moet laten leeglopen en ook het kind moet weggooien. 

De heer Taverne (VVD):

Ik ken de heer Dijkgraaf en zijn partij als buitengewoon serieus en grondig. Wij hebben daarnaast in de persoon van de heer Dijkgraaf ook nog een hooggeleerde aanwezig. Nu zegt hij: als het niet bewezen effectief is, is het ook nog niet bewezen niet effectief. Dat is prima, maar dat is niet houdbaar voor een jaarlijkse uitgave van 4 miljard. Dat zou een mooie boel worden! 

De heer Dijkgraaf (SGP):

En dus moet je ervan leren! 

De heer Taverne (VVD):

Ja, maar als je 4 miljard per jaar uitgeeft, en dat doen we al 40 jaar lang, en het is nog steeds niet bewezen effectief, is het de wereld op z'n kop dat de heer Dijkgraaf hier beweert dat het ook nog steeds niet bewezen ineffectief is. Volgens mij ligt de bewijsplicht aan de kant van degene die zegt dat wij moeten doorgaan met het uitgeven van 4 miljard per jaar. 

De heer Smaling (SP):

Ik kom nog even terug op de bevolkingstoename waarover de heer Taverne sprak. Ik denk dat wij ons daarover dezelfde zorgen maken. Wat moet de minister hieraan nog extra doen volgens hem? De Verenigde Naties hebben al heel lang een familyplanningprogramma — er zijn allerlei lokale initiatieven — en voor een deel regelt het zichzelf, want hoe meer welvaart er ontstaat, hoe kleiner de gezinnen worden. Onze ouders of grootouders kwamen nog uit grote families, de heer Dijkgraaf misschien nog steeds wel. De Afrikanen zijn toen niet naar Nederland gekomen om ons te vertellen dat wij kleinere gezinnen moesten nemen. Wat moet er nog extra gebeuren bovenop wat er al gebeurt? 

De heer Taverne (VVD):

Ik denk dat er best veel moet gebeuren. Ik denk dat de premisse van de heer Smaling juist is. De geschiedenis toont immers aan dat er uiteindelijk kleinere gezinnen komen als mensen welvarender worden. Gelet op enerzijds de voorspellingen van de ontwikkeling van de inwonersaantallen van Sub-Sahara Afrika — laat ik daar maar eens mee beginnen — en anderzijds de trackrecord van economische ontwikkeling in dat deel van de wereld terwijl dat de afgelopen decennia geholpen werd met ontwikkelingshulp, is er reden om aan te nemen dat die vlieger dit keer niet opgaat. Ik denk dat de economische groei niet de snelheid van de vermeerdering van de bevolking in sub-Sahara Afrika kan bijhouden. Ik denk niet dat straks 4 miljard mensen allemaal lekker een start-up gaan beginnen en er allemaal consumenten bij komen. Ik denk dat dit heel grote problemen op het gebied van voedsel tot gevolg zal hebben. Verder worden de klimaatproblemen vaak genoemd. Ik denk dat het naïef is om te denken dat de ontwikkeling die wij in ons deel van de wereld hebben ervaren, ook zal opgaan in Afrika; zeker niet in de komende pakweg 75 jaar. 

De heer Smaling (SP):

Die 9 miljard is gewoon een feit. Het zit hem niet alleen in de geboortes. Dat is de ene kant. Mensen stierven vroeger jong en worden nu ouder. Dat is de andere kant. Mensen worden dus ouder en dat draagt bij aan de toename. Dat is een punt. Moeten wij dan niet veel meer inzetten op het zuinig omgaan met hulpbronnen en het helpen ontwikkelen van circulaire economieën? Je moet alles op alles zetten, zodat je met die 9 miljard mensen hier kunt blijven leven en zodat je met één planeet toekunt. 

De heer Taverne (VVD):

Dat ben ik met de heer Smaling eens. Ik denk dat het en-en is of en-en-en-en. Dit potentiële probleem is zo groot dat daar geen silver bullet voor is. Daar is niet één oplossing voor. Ik denk dat het heel onverstandig en zeer onrealistisch is om erop te vertrouwen dat wat tot nu toe in ons deel van de wereld, de westerse wereld, is gebeurd, namelijk dat meer welvaart leidt tot kleinere gezinnen, nu ook zal opgaan. Nogmaals, de afgelopen decennia zijn geen voorbeeld dat ons het vertrouwen inboezemt dat het zo zal gaan. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Taverne moet toch zelf ook wel weten dat hij het zo rabiaat als hij het hier stelt, eigenlijk niet helemaal kan bedoelen? Hij zei net eigenlijk: in déze begroting is het op déze wijze onvoldoende onderbouwd. Dat is toch heel iets anders dan zeggen dat het niet effectief is? 

De heer Taverne (VVD):

Nu verwijt mevrouw Van Veldhoven mij rabiaatheid. Ik vind dat niet erg, maar vervolgens geeft zij een voorbeeld waaruit blijkt dat ik helemaal niet rabiaat ben. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben heel blij, mijnheer Taverne, dat u bevestigt dat mijn interpretatie van uw woorden de juiste is. Dat betekent namelijk dat u net niet hebt gezegd dat het niet effectief was. Dan snap ik niet waarom u zo'n grote broek aantrekt en het niet eens bent met wat de heer Dijkgraaf net inbracht, namelijk dat we, als we belastinggeld uittrekken, natuurlijk altijd moeten leren wat er effectief kan en hoe wij dat effectief doen. Uw stelling was zojuist dat het volledig ineffectief is en dat we er net zo goed mee kunnen stoppen, omdat het niet onderbouwd is. Maar ik ben blij dat u net zelf mijn lezing van uw woorden, namelijk dat wij juist moeten zorgen voor een goede onderbouwing en dat dat belangrijk is, onderschrijft. 

De heer Taverne (VVD):

Ik sta redelijk paf, want mevrouw Van Veldhoven was dit jaar een van de rapporteurs over het OS-deel van de begroting. Ook daarin staat dat er stappen zijn gezet en dat dat belangrijk is. Daar horen ook complimenten aan de minister bij. Maar het is ook wel zorgwekkend dat wij na 40 jaar hulp nu bezig zijn met het zetten van de eerste stapjes om de begroting en de effectiviteit van hulp inzichtelijk te maken. Nogmaals, als je na 40 jaar nog dat soort rudimentaire vragen aan het stellen bent, vind ik dat dat je te denken moet geven over de afgelopen 40 jaar. Het lijkt erop dat mevrouw Van Veldhoven dezelfde stelling als de heer Dijkgraaf hanteert, namelijk dat als niet aangetoond is dat het niet effectief is, het kennelijk wel effectief is. Ik leef graag met de omgekeerde bewijslast. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, echt kort graag. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik kan me voorstellen dat de VVD de afgelopen 40 jaar weleens vaker regeringsverantwoordelijkheid heeft genomen. Als dat zo is, waarom heeft de VVD dan in al die jaren nooit iets gedaan voor een fatsoenlijke onderbouwing van de besteding van al dat belastinggeld? Dáár sta ik nou paf van. 

De heer Taverne (VVD):

Dat is een soort U-bocht, maar dat staat mevrouw Van Veldhoven vrij. Oké, dat kan. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb alle respect voor de oproep van de heer Taverne om te bekijken of we de begroting inzichtelijker kunnen maken. Ik prijs hem ervoor dat hij zich daar het afgelopen jaar voor heeft ingezet. Als hij de stelling inneemt dat de hulp die de minister namens Nederland heeft gegeven, niet wezenlijk effectief is, moet hij nog een keer de begroting lezen want daarin staat alleen al een hele trits activiteiten. Dat die output daar wordt opgesomd, is mede dankzij de heer Taverne gebeurd. We kunnen discussiëren over de duurzaamheid van de investeringen, bijvoorbeeld aan de hand van de rapporten van de Wereldbank daarover. De Wereldbank zegt overigens dat 50% van die duurzame projecten wel degelijk is geslaagd. Dan kan de heer Taverne toch zeker niet staande houden dat al het geld dat we hebben geïnvesteerd, niet effectief en duurzaam is geïnvesteerd? 

De heer Taverne (VVD):

Op het risico af dat ik redelijk overkom: dat is helemaal niet mijn stelling. Het is steeds mijn stelling geweest dat niet, althans niet op significante wijze, is aangetoond dat de Nederlandse hulp heeft bijgedragen. De heer Dijkgraaf stelt vervolgens dat ook niet is aangetoond dat het niet zo is en dat het daarom dus wél zo is. De heer Voordewind volgt hem daar kennelijk in, maar dat is toch een beetje de redenering: Sinterklaas bestaat, want niet is aangetoond dat hij niet bestaat. 

Ik ontken niet dat het niet heeft geholpen, maar ik zeg wel dat als iedereen ervan overtuigd is dat het wel heeft geholpen, het heel makkelijk moet zijn om de resultaten te laten zien die bewijzen dat het effectief is geweest. Ik ontken niet dat er heel veel anticonceptiemiddelen zijn uitgedeeld en dat er ontzettend veel andere dingen gebeuren, maar ik heb nog geen overtuigend bewijs gezien dat dat een verschil heeft gemaakt. Ik heb ook gezegd dat de ernstigste armoede, de extreme armoede voor een belangrijk deel is weggewerkt, maar het zou dan wel fijn zijn als er bewijs ligt dat de Nederlandse hulp daaraan zo- en zoveel heeft bijgedragen. Dat bewijs is er niet! 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Misschien ontstaat de verwarring doordat de heer Taverne andere doelstellingen hanteert dan het ministerie. We hebben hier eerder debatten gevoerd met de heer Boekestijn en toen bleek dat economische groei zijn criterium was. Ontwikkelingssamenwerking zou volgens hem dus moeten bijdragen aan de economische groei. Hij verwees daarbij naar Azië, waar men het prima zonder ontwikkelingssamenwerking kon. Maar de doelstelling van dit ministerie is niet zozeer bijdragen aan economische groei als wel aan armoedebestrijding. Ik richt me dan, even los van de hulp, op de ODA-bestedingen. 

De IOB-rapporten van de afgelopen jaren hebben wel bewezen dat het niet helpt dat er door de VVD wordt bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking, want daardoor moest deze minister prompt allerlei projecten loslaten. Daardoor zijn we het afgelopen jaar heel veel geld kwijtgeraakt en dat helpt zeker niet. 

De heer Taverne (VVD):

Ik vind het eigenlijk een heel cynische constatering van de heer Voordewind dat we heel goed zouden moeten kijken naar de doelstelling en dat die niet meer economische ontwikkeling is maar armoedebestrijding. De heer Voordewind zal het met mij eens moeten zijn dat het oogmerk uiteindelijk wel degelijk economische groei moet zijn, omdat dat de enige methode is om landen economisch gezond te laten zijn, zelfstandig te laten worden en welvaar te creëren. Het allerbeste dat een land kan overkomen, is dat het geen ontwikkelingshulp meer nodig heeft. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter, ik wilde eigenlijk een persoonlijk feit maken want ik ben natuurlijk woest! Nou, dat valt wel mee, hoor. 

Ik word wel verkeerd geciteerd. Ik heb niet gezegd dat ik aanneem dat als niet bewezen is dat het ineffectief is, het effectief is. Het enige wat ik heb gezegd is: zoek het beter uit als je daarin tekortschiet. We hebben die discussie gehad, mede naar aanleiding van en met dank aan de heer Taverne. Hij heeft er immers op aangedrongen dat het beter inzichtelijk moest worden in de begroting. Ik ben daar zelf ook een groot voorstander van, maar je kunt dan niet voortijdig de ene of de andere kant op een conclusie trekken. In beide kampen zit je fout. De heer Taverne zit fout in het ene kamp en hij beticht mij fout te zitten in het andere kamp, maar ik zit helemaal niet in dat andere kamp. 

De heer Taverne (VVD):

Dan staat het in ieder geval 1-1. Ik snap het punt van de heer Dijkgraaf, maar ik vind het wel rijkelijk laat om pas na 40 jaar op dat punt aan te belanden. 

De voorzitter:

Ik wil dat u uw betoog afmaakt, want we lopen geheel uit de tijd. 

De heer Taverne (VVD):

Zeker, voorzitter. 

Vrijhandel is een van de belangrijkste voorwaarden voor economische ontwikkeling, groei en stijging van de welvaart. De vrijhandelsverdragen tussen de Europese Unie en Canada en die tussen de Europese Unie en de VS zijn de twee meest recente voorbeelden. Over beide verdragen wordt, respectievelijk werd, al lang onderhandeld; over het verdrag met Canada zelfs zeven jaar. De VVD was, is en blijft voor vrijhandel van producten en diensten. Daarmee verdienen wij ons geld en zijn wij welvarend geworden, en daardoor hebben wij nu, na zeven jaar kabinetten-Rutte I en II, onder meer een sterk dalende werkloosheid. Ik vraag de minister of zij het ook zo ziet en of het haar onverminderde inzet blijft om het verdrag met Canada in werking te zien treden. 

Vrijhandelsverdragen betekenen lagere invoerrechten, minder kosten bij import en export en meer ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf die hun producten en diensten makkelijker kunnen afzetten. Onvermijdelijk zijn er bij vrijhandelsverdragen en vrijhandel ook mensen en bedrijven die er minder van profiteren. Daar zal een vorm van compensatie tegenover moeten staan. De vraag aan de minister is hoe ver zij is met het in kaart brengen van die categorie personen, bedrijven en instellingen en de eventuele compensatie aan hen. 

Aan de inzet van de minister ligt het niet. Zij is vol goede bedoelingen, maar heeft zij ook altijd de juiste keuzes gemaakt? Was het bijvoorbeeld niet beter geweest om het CETA-verdrag te benoemen als een EU-only-verdrag, wat het ook is? Dan was het verdrag nu al in werking getreden. Ook in dit huis buitelen collega's vaak over elkaar heen om een belangrijke motor van onze economie om zeep te helpen. Het is voor de VVD-fractie niet te begrijpen hoe mensen zo kortzichtig kunnen zijn. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om te komen tot een succesvolle ratificatie van het CETA-verdrag? 

Een tweede belangrijk onderwerp is het dumpen van staal door China op de West-Europese markt. Veel moderne staalbedrijven, waaronder Tata Steel in IJmuiden — dat is het enige bedrijf met zijn eigen kengetal en postcode, maar dat terzijde — worden op deze wijze in hun voortbestaan bedreigd. Een bedrijf dat in de regio Amsterdam en Haarlem schoon en innovatief opereert, met een werkgelegenheid voor zo'n 25.000 mensen, wordt stilletjes gesloopt door dumping van Chinees staal. Dit staal wordt bovendien — dat moet sommigen in deze Kamer aanspreken — zeer verontreinigend geproduceerd. Milieunormen tellen niet bij de productie van dit Chinese staal en innovatie speelt erbij geen enkele rol. Ik vraag de minister, na haar teleurstellende brief van 26 oktober jongstleden over het niet toepassen van de zogenaamde lesser duty rule, wat het kabinet gaat doen om deze werkgelegenheid te redden. Waarom neemt de EU geen tegenmaatregelen? 

Het door het kabinet ingenomen standpunt dat in de eerder genoemde brief van de minister is te vinden, op pag. 7 om precies te zijn, namelijk voldoende ruimte voor adequate bescherming van de Nederlandse staalsector, is naar het oordeel van mijn fractie onvoldoende onderbouwd. Wat gaat de minister concreet doen om ervoor te zorgen dat de Europese Commissie de ruimte die het huidige antidumpingbeleid al biedt, ook concreet gebruikt? 

Ik kom op de zogenoemde convenanten voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (imvo). De VVD-fractie heeft steeds weerstand geboden tegen het idee van een onafhankelijke imvo-toezichthouder. Wij blijven op het standpunt dat bedrijven vrijwillig zouden moeten meewerken. Wij zien helemaal niets in het voorstel om het Openbaar Ministerie toezicht te laten houden op voortgang en overtredingen inzake de imvo-convenanten. Kan de minister een toelichting geven op de huidige stand van zaken met betrekking tot deze onafhankelijke toezichthouder? 

De VVD-fractie vroeg al eerder aandacht voor een knelpunt in de nieuwe Beleidsregel mededinging en duurzaamheid van het ministerie van Economische Zaken. Tot op heden hebben wij geen brief ontvangen van de minister. Is zij voornemens om de ACM de voorlopige zienswijze te laten geven over de convenanten? Ik zie haar knikken. Over verdere aan het maatschappelijk ondernemen verwante zaken spreken wij graag verder tijdens het rondetafelgesprek dat binnenkort in dit huis op de agenda staat. 

Tot slot wil ik met betrekking tot buitenlandse handel nog aandacht besteden aan het Dutch Good Growth Fund en de brief over de stand van zaken die de minister de Kamer op 25 oktober jongstleden heeft gestuurd. De VVD-fractie heeft kennisgenomen van de ontwikkelingen in volume en het aantal aanvragen in de onderscheiden onderdelen van het DGGF. Wij zijn verheugd dat het DGGF heeft bijgedragen aan de creatie van zo'n 14.000 banen. De eerste door het kabinet geïnvesteerde middelen vloeien met succes terug in de begroting en kunnen worden ingezet om nieuw succes te genereren. Wat de VVD betreft is dit beleid succesvol gebleken. Wij danken de minister daarvoor en wij blijven haar op dit punt nauwlettend volgen. 

De voorzitter:

Is dit het einde van uw betoog? 

De heer Taverne (VVD):

Jazeker, voorzitter. 

De heer Van Laar (PvdA):

Ik heb een vraag over het Dutch Good Growth Fund. Ik ben het maar op één punt met de heer Taverne eens, namelijk dat als ontwikkelingssamenwerking op een bepaald punt niet werkt, je ermee moet stoppen. Er is nu duidelijk aangetoond dat spoor 3, de exportkredietverzekeringen, niet werkt. Het heeft geen multipliereffect en er is nauwelijks vraag naar. Waarom stoppen we daar niet mee? Zullen we vandaag gewoon stoppen met spoor 3? 

De heer Taverne (VVD):

De heer Van Laar ziet zijn kans schoon, omdat mijn collega Teeven de verkiezingen in de VS aan het waarnemen is. Maar daar trap ik natuurlijk niet in. We gaan er niet mee stoppen, omdat dit naar het oordeel van de VVD-fractie een geslaagd onderdeel is van het beleid van de minister; daarom sprak ik daar ook vol enthousiasme over. Ik moet de heer Van Laar dus teleurstellen. 

De heer Van Laar (PvdA):

Waar blijkt dat succes dan uit? De minister constateert dat er nauwelijks een multipliereffect is en dat er geen vraag naar is. Het geld ligt op de plank, maar kan eigenlijk niet weggezet worden. Waarom laten we dat geld op de plank liggen? Laten we het ergens inzetten waar het wel tot zijn recht komt. 

De heer Taverne (VVD):

Ik vind 14.000 banen een significant resultaat. 

De heer Van Laar (PvdA):

Dat komt niet door spoor 3, maar door spoor 1 en 2. 

De heer Taverne (VVD):

Dat is samen drie. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik had eigenlijk verwacht dat de heer Taverne zijn betoog zou afsluiten met grote complimenten aan deze minister. 

De heer Taverne (VVD):

Dat deed ik. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb een heel mooi verhaal mogen horen, een tirade van zo'n drie kwartier, over de ineffectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Volgens de heer Taverne zouden we daar beter mee op kunnen houden. Het was een warm pleidooi voor vrijhandel, vrijhandel en nog eens vrijhandel. Ik denk dat de heer Taverne geheel op zijn wenken bediend is. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking neemt pijlsnel af, terwijl daarbinnen de belangen van de Nederlandse bedrijven flink worden opgepoetst. We geven intussen het meeste geld voor ontwikkelingssamenwerking uit aan Nederland zelf. Daarnaast regelt deze minister CETA keurig. Waarom biedt de heer Taverne de minister niet het erelidmaatschap aan van de VVD? 

De heer Taverne (VVD):

Misschien was de heer Grashoff even iets voor zichzelf aan het doen toen ik de complimenten aan de minister overbracht. Ik heb dat met name gedaan naar aanleiding van het handeldeel van haar portefeuille. Op dat punt komt haar alle lof toe en die zing ik haar dan ook met groot plezier toe. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat klinkt alweer beter. Ik hoop dat de minister daar heel blij mee is. In 2015 was het budget nog 5,1 miljard. In 2016 was het budget 4,7 miljard en in de begroting voor 2017 is het budget 3,9 miljard. Bij ongewijzigd beleid daalt dit bedrag door naar 3,4 miljard in 2019. De heer Taverne wordt wat betreft het opheffen van ontwikkelingssamenwerking geheel op zijn wenken bediend. Zijn heel rabiate verhaal, dat eigenlijk een beetje de intellectuele verpakking is van het verhaal van de heer Bosma, dat zich laat samenvatten als "ikke, ikke, ikke", wordt geheel uitgevoerd door deze minister van de Partij van de Arbeid. De heer Taverne zou een standbeeld voor haar moeten oprichten. 

De heer Taverne (VVD):

Nou, daar gaat mijn collega van cultuur over. Ik kan slechts herhalen dat ik met veel overtuiging de minister complimenten heb gemaakt op het onderdeel buitenlandse handel. Ik denk dat mijn inbreng verder voor zichzelf spreekt. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik las in de krant dat de heer Taverne niet terugkomt in de Kamer en dat zijn parlementaire carrière een beetje tot zijn eind komt. Hij zal dat zelf ongetwijfeld betreuren, maar het geeft hem wel een zekere mate van vrijheid. Als Kamerlid zit je vaak vast aan een verkiezingsprogramma — de heer Taverne zit ook nog eens vast aan een coalitie — je handen zijn op je rug gebonden en je moet met meel in de mond praten. Maar de heer Taverne is eigenlijk helemaal bevrijd. Hij is een bevrijd mens. Nu hij wat meer afstand kan nemen van de politiek van de afgelopen jaren en nu hij vaststelt dat de VVD toch doorgaat met die gekke ontwikkelingshulp en weer 2 miljard reserveert voor die bodemloze put, terwijl we van hem toch een tirade — zo noemde de heer Grashoff het — hebben gehoord over ontwikkelingshulp en het gebrek aan effectiviteit daarvan, zou hij dan niet toch op de valreep van zijn politieke carrière eerlijk willen zijn en willen zeggen: laten we gewoon helemaal stoppen met ontwikkelingshulp? 

De heer Taverne (VVD):

Een ander dossier, waaraan al eerder werd gerefereerd, heeft volgens mij aangetoond dat het lidmaatschap van de VVD-fractie mij nooit een onvrij gevoel heeft gegeven. Het stadium waarin ik mij bevind, is dus geen factor van belang voor het naar voren brengen van mijn opvattingen, ook in dezen niet. Ik hoef mijn opvattingen dus niet aan te passen naar aanleiding van welk deel van mijn Kamerlidmaatschap dan ook, en ik heb zojuist gezegd. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Vorig jaar hebben wij bij de behandeling van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met name gesproken over de grote aantallen vluchtelingen, zowel vanuit het Midden-Oosten als vanuit Afrika. Hoewel dat nieuws niet meer dagelijks de voorpagina's vult, blijft het vluchtelingenvraagstuk onze aandacht nadrukkelijk vragen. Ontwikkelingssamenwerking blijft daarom voor het CDA absoluut noodzakelijk, niet alleen om principiële redenen, omdat niemand voor zichzelf alleen leeft, maar ook om heel praktische redenen: als miljoenen mensen uit Afrika gaan migreren, houden we in Europa ons hart vast. Het Afrikaanse continent en het onze worden er niet beter van wanneer te veel mensen tot doel hebben om te verhuizen naar de andere kant van de Middellandse Zee. Door het extreme weer, van grote droogtes tot hevige regenval, en door de stijging van de zeespiegel door klimaatverandering zullen toch heel veel mensen in ontwikkelingslanden in de nabije toekomst voor grote uitdagingen komen te staan. Als we daar onvoldoende besef van hebben en als we te weinig actie ondernemen, zullen we een toenemende stroom zien van migranten die huis en haard verlaten. 

Daarom is klimaatverandering juist ook bij deze begroting belangrijk. Ons land kan andere samenlevingen van dienst zijn met onze kennis en innovaties. Daarbij is de samenwerking tussen bedrijfsleven, overheid, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties van belang, om gezamenlijk het klimaatvraagstuk aan te kunnen pakken. Vorig jaar is na de begrotingsbehandeling in Parijs het klimaatakkoord gesloten voor het verminderen van CO2-uitstoot. Ik was daar met een heel aantal collega's hier in de zaal. Nederland kan zowel bij mitigatie als bij adaptatie een rol spelen. Voor beide wordt de komende jaren heel veel geld vrijgemaakt. Met name op het gebied van adaptatie loopt ons bedrijfsleven voorop. Die positie moeten we verzilveren. De kansen zullen niet volautomatisch bij ons bedrijfsleven terechtkomen. Hoe gaat de minister onze positie verzilveren? Welke instrumenten wil zij daarbij inzetten? Hoe werkt ze daarin samen met haar collega's van I en M en EZ? 

Het CDA zou graag een investeringsbank zien voor een transitie naar een CO2-neutralere economie, waarin ook de samenleving meeprofiteert van deze investeringen. In ontwikkelingslanden laat de FMO (Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden) al jaren zien dat zij door investeringen in hoog-risicovolle landen en hoog-risicovolle projecten tot heel goede resultaten komt. Haar eigen vermogen is gegroeid van 600 miljoen euro bij aanvang van de bank naar 2,5 miljard nu. Dat is een groot compliment waard. Dan worden de talenten die je gegeven worden, ook echt goed ingezet. Het kan dus. Een dergelijke bank is ook voor investeringen in Nederland zelf nodig. De komende jaren zullen er in klimaat en energie miljarden worden geïnvesteerd. Is dat voor de samenleving puur een kostenpost of levert dat ons ook nog wat op op de langere termijn? Hoe kijkt de minister aan tegen zo'n investeringsbank naast de FMO? 

Dat neemt niet weg dat de problemen in het Midden-Oosten nog steeds heel erg groot zijn en dat de noodzaak om die regio te ondersteunen, zeer aanwezig blijft. Het CDA denkt daarbij aan een combinatie van militaire steun, ontwikkelingssamenwerking en natuurlijk ook noodhulp. We zien alleen dat het noodhulpbudget met bijna een half miljard naar beneden wordt bijgesteld. In eerdere debatten hebben wij de minister keer op keer opgeroepen om een oplossing te vinden voor dit snel dalende budget. In de begroting zien we daar echter nog niets van terug. Ook afgelopen maandag bij het WGO, het wetgevingsoverleg, hebben wij daarover vragen gesteld. De minister heeft toen beloofd daarop vandaag of morgen terug te komen. 

In de antwoorden schrijft de minister dat het kabinet de mogelijkheden tot aanvullende financiering van de Dutch Relief Alliance onderzoekt. Graag horen wij van de minister welke mogelijkheden zij ziet voor die aanvullende financiering. Kan zij de garantie geven dat de moties die zijn aangenomen in de Tweede Kamer alsnog worden uitgevoerd? 

Wat het CDA betreft, zouden we bij het verlenen van hulp in de regio ook moeten kijken naar de Europese Unie. Dat maakt dat we heel goed moeten kijken naar onze inzet met de deal die we hebben gemaakt met Turkije over 6 miljard euro. Kan dat flexibel ook in de rest van de regio worden ingezet? Hoeveel is inmiddels al aan Turkije overgemaakt? De laatste berichten die wij horen, is dat het maar zeer mondjesmaat gaat. Het CDA zou graag zien dat de minister zich inspant om een deel van het geld in Jordanië en Libanon in te zetten. Ziet zij daar mogelijkheden voor? Wij geven vanuit de Europese Unie 6 miljard euro aan Turkije. Vanuit het Nederlandse potje voor opvang in de regio gaat ook nog eens 90 miljoen die kant op. Kan de minister daar nog eens op ingaan? 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik kom even terug op het punt van de investeringsbank en op het investeren in duurzaamheid en energie voor de toekomst. Ik kan daar heel erg in meegaan. Als je kijkt naar de potjes die op dit moment beschikbaar zijn om te investeren in ontwikkelingslanden, dan zie je dat daar nauwelijks duurzaamheidscriteria aan gekoppeld worden. Er worden bijvoorbeeld ook investeringen gedaan in sectoren en industrieën waarbij de duurzaamheidsaspecten totaal niet worden meegenomen. Is het CDA met de Partij van de Dieren van mening dat bij al die potjes, dus ook bij een eventuele toekomstige investeringsbank, duurzaamheidscriteria moeten worden vastgelegd? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het lijkt mij heel goed om daarnaar te kijken. Ik ben ook benieuwd hoe de minister daarop reageert. Ik heb heel veel projecten in Afrika mogen bezoeken in het kader van handelsreizen en ontwikkelingssamenwerkingsreizen. Daar bleek dat de FMO het heel goed doet, bijvoorbeeld door in een stuwdam te investeren in Uganda, waar een kwart van de elektriciteit van het land gewoon uit hernieuwbare energie komt. Zo zijn er meer voorbeelden te noemen. We hebben projecten met zonnepanelen gezien in Rwanda. Ik denk dat de FMO daar al best op inzet. We moeten echter in brede zin kijken naar de criteria die we daarvoor hebben en naar de manier waarop we een en ander inzetten. En past dat ook in het internationale karakter? Als wij heel erg gaan afwijken van de rest van de wereld, dan beperken we ons natuurlijk ook weer. Uiteindelijk willen we allemaal die hernieuwbare energie en die CO2-reductie in onze wereld voor elkaar krijgen en het geld dat we daarvoor beschikbaar hebben zo maximaal mogelijk inzetten. Ik denk dat het heel terecht is dat we met elkaar de discussie aangaan over de energietransitiefaciliteit, zoals die zo vreselijk heet in de brief van Economische Zaken. Wij moeten daar wel wat mee. Dit is een ongelooflijke kans, juist ook voor ons bedrijfsleven. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

We hebben gezien in de afgelopen jaren dat er bij de exportkredietverzekeringen geld ging naar megastallen in ontwikkelingslanden. De vraag is even of je dat zou willen subsidiëren of willen garanderen met exportkredietverzekeringen. Daarom is het belangrijk om er duurzaamheidscriteria aan te koppelen. Ziet mevrouw Mulder naast positieve investeringen ook dat er veel geld verspild is doordat het naar niet-duurzame sectoren is gegaan, en dat we dat moeten gaan tackelen? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Hier zitten twee verschillende waarden aan vast. Je wilt zo veel mogelijk mensen goed voedsel geven. Voedselzekerheid is een belangrijk steunpunt in ons beleid. Verder wil je dat het het liefst op een duurzame manier gebeurt. Het een sluit het ander niet automatisch uit. We moeten met zijn allen goed kijken naar waar we de komende jaren in gaan investeren. Ik denk dat de minister straks graag zal willen reageren op hoe zij dat ziet. 

De voorzitter:

Mevrouw Mulder maakt haar betoog af. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik doe graag een oproep aan de minister. Naast klimaatverandering sta ik op het terrein van duurzaamheid ook graag kort stil bij het hergebruik van medische apparatuur. In Nederland zijn zeker honderden goededoelenorganisaties actief voor gezondheidszorginstellingen in ontwikkelingslanden. Om de medische noden te verlichten worden sinds jaar en dag allerlei gebruikte medische apparatuur en disposables in Nederland verzameld en aangepast, en naar zorginstellingen in derde landen gestuurd. De organisaties die zich hiervoor inzetten, werken heel erg autonoom. Ik roep de minister op om samen met de collega van Volksgezondheid overleg te voeren met de ziekenhuizen en maatschappelijke organisaties over de wijze waarop de overheid en de organisaties samen de apparatuur die er is goed kunnen hergebruiken. Het belandt nu nog te vaak, nadat het is afgeschreven, gewoon huppakee op de schroothoop. Dat is echt een gemiste kans, voor ons in Nederland, voor het tegengaan van verspilling, maar ook voor het hergebruik dat daar kan plaatsvinden. Ik zou dus graag een misschien wel nationaal platform voor hergebruik willen zien. Misschien kunnen de minister en ik van gedachten wisselen over de vraag of we dat ook daadwerkelijk voor elkaar kunnen krijgen. 

We hebben afgelopen maandag met de collega's een wetgevingsoverleg gehad. Voor het CDA is belangrijk dat zowel de inwoners hier als de inwoners in derdewereldlanden perspectief krijgen. Dat voorkomt ook dat je op de vlucht gaat. Daarom wil ik de minister vragen om te reageren op de motie die ik samen met mevrouw Van Veldhoven heb ingediend. Daar zou ik graag meer over willen horen. 

Dan kom ik nog op het Dutch Good Growth Fund. Dat is belangrijk voor de rol in ontwikkelingssamenwerking. Ik krijg bijvoorbeeld vragen uit Indonesië over het feit dat daar maar heel weinig kredieten worden verstrekt. Dat zou te maken kunnen hebben met de wijze waarop het is ingericht. Het zou namelijk via India lopen en niet via organisaties in Indonesië zelf. Misschien kan de minister daarop reflecteren. Wij willen uiteindelijk dat de juiste groepen worden bereikt met dit fonds. We hadden het daar maandag ook over. Je kunt 50 mensen bedienen of 100, maar welke groep heeft het nou het hardst nodig? Bereiken we de juiste doelgroepen met dit fonds? Hoeveel transacties met een omvang tussen de €10.000 en €80.000 hebben er plaatsgevonden? Die vraag wil ik aan de minister stellen. Ik heb nog veel meer, maar mijn tijd is op. Daarom stop ik ermee. 

De voorzitter:

Tja, beste collega's, dat wordt lang wachten op het eten. De heer Bosma won de sprint. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik win altijd van de heer Voordewind, voorzitter. Het woord "duurzaam" viel. Het CDA heeft zich altijd sterk gemaakt voor ontwikkelingshulp. Dat doet het al heel lang. Het heeft bijvoorbeeld ook altijd het ANC willen ondersteunen. Het heeft bijna een kabinet laten vallen om het ANC. Dat deed de heer Jan Nico Scholten. Het CDA heeft zich altijd heel sterk ingezet voor steun aan die club en aan dat land. Als je ziet hoe dat land zich nu ontwikkelt: er komt bruin water uit de kranen, er is vaak geen elektriciteit en er zijn 114 rassenwetten. In de afgelopen weken hebben we daar al die rellen gezien. De universiteiten staan in de fik en het standbeeld van Paul Kruger is vorige week in brand gegaan. De infrastructuur holt achteruit en het onderwijs is het slechtste in Afrika. Dat alles terwijl er zoveel geld naartoe is gegaan. Als ik dan even terugdenk aan Jan Nico Scholten, die zo fanatiek was wat betreft de ontwikkelingshulp en de steun aan het ANC ... 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik ben er bijna, voorzitter. Dit is dan toch weer een voorbeeld van het feit dat ontwikkelingshulp helemaal niets substantieels en positiefs oplevert? Of is dat wel zo? Kan mevrouw Mulder een positieve ontwikkeling in dat land noemen? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Vlak na de omwenteling in Zuid-Afrika heeft de heer Mandela echt veel voor het land betekend. Ik heb dat als positief ervaren en de hele wereld heeft Mandela als positief ervaren. Ik maak mij met de heer Bosma op dit moment echter grote zorgen over de toestand in Zuid-Afrika. Je zou willen dat steun alles voor de toekomst kan voorkomen, maar het land zelf speelt daarin een grote rol. Helaas hebben ze het niet opgepakt zoals wij dat misschien graag zouden willen zien. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik zou mevrouw Mulder willen uitnodigen om eens uit te zoeken wat de heer Mandela met het onderwijs heeft gedaan toen hij daar president was, maar dat terzijde. Al die jaren strijd, bijna een kabinet laten vallen, allemaal eisen stellen, Jan Nico Scholten die uit de fractie stapte, twintig jaar lang een enorm gedram van het CDA om die organisatie daar aan de macht te krijgen, en nu zegt mevrouw Mulder: tja, het is toch een beetje anders gelopen; in het begin ging het goed en nou is het niet meer zoveel. Waar is het paradijs dat al dat geld nodig had? Het is een bende geworden. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik denk dat het altijd belangrijk is om te kijken hoe je perspectief kunt bieden, zowel hier alsook in ontwikkelingslanden. In de IOB-studie Good things come to those who maken them happen zie je dat als je een euro geeft aan ontwikkelingssamenwerking er gemiddeld ook bijna een euro terugkomt. Dat draagt bij aan onze export. In de afgelopen jaren zijn er met de millennium goals en het MFS II wel degelijk zaken gerealiseerd. De heer Bosma kan dat afdoen als niet belangrijk en zeggen dat het even niet in zijn straatje past, maar het is wel gebeurd. Meer kinderen hebben onderwijs gevolgd. Dat doet mij goed. Vooral meer vrouwen, kinderen en meisjes hebben onderwijs gevolgd. Dat doet mij ook goed. Er zijn meer vrouwen actief in conflictoplossing. Kijk ook naar VN-resolutie 1323. Er zijn allemaal stappen gezet die ontzettend belangrijk zijn, met name om conflicten te reduceren. Ook daar blijkt een heel aantal conflicten te zijn gereduceerd. Ik denk dat dat heel mooie effecten zijn, mede van ons beleid. Misschien is dat niet wat de heer Bosma graag wil zien, maar het is er wel. 

De heer Martin Bosma (PVV):

We hebben vrouwen dit en we hebben vrouwen dat. Mevrouw Mulder komt met allerlei afkortingen en allerlei rapporten. Als ik per land bekijk wat er is verbeterd dankzij die ontwikkelingshulp, dan is dat toch wel heel mager. Als ik kijk naar het land dat voor het CDA altijd zo belangrijk was en waar het CDA twintig jaar lang over heeft lopen toeteren dat we het ANC toch vooral moesten ondersteunen, dan stel ik vast dat er heel veel belastinggeld naartoe is gegaan en dat dat land helemaal naar de ratsmodee is. Kijk naar de infrastructuur, kijk naar het onderwijs, kijk naar heel veel zaken … 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Martin Bosma (PVV):

Dan moeten we toch gewoon vaststellen dat al dat gedram van het CDA, twintig jaar lang, over het ANC gewoon onzin is geweest? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik vind dat heel erg kort door de bocht van de heer Bosma. Er zijn heel veel goede dingen gebeurd in dat land, maar natuurlijk zijn er ook dingen hartstikke fout gegaan. Die moeten we hier benoemen en daar loop ik niet voor weg. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Op veel punten vinden het CDA en de ChristenUnie elkaar, maar ik heb nog even het verkiezingsprogramma weer doorgelezen, ook puur uit interesse. Daarin staat dat het CDA vindt dat er te veel bezuinigd is in de afgelopen jaren. Kan mevrouw Mulder aangeven of het nu daarmee afgelopen moet zijn en of er geld bij moet komen volgend jaar en/of de komende jaren? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het is nog een conceptverkiezingsprogramma. We laten het programma nog doorrekenen, dus dan worden de cijfers helder. We laten het nog even aan onze leden, maar we zien natuurlijk dat er een balans moet zijn. Ik refereerde net aan het rapport van de IOB. Wat je investeert in ontwikkelingslanden, krijg je deels terug. Dat is dus goed voor hen en goed voor ons. We zullen echt wat moeten doen voor alle vluchtelingen, de mensen die op drift raken. Dat komt onder andere door het klimaat, maar ook doordat er te weinig werkgelegenheid is; vandaar dat ik het amendement van de SP heb ondersteund. Dat zijn allemaal zaken waarop we moeten inzetten. Wij willen daarmee effect bereiken, zowel voor de mensen daar als voor ons hier. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat maak ik allemaal mee, maar uw opsomming betekent dat de nood alleen nog maar groter wordt … 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja, dat wordt die ook. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We moeten extra geld reserveren voor de klimaatveranderingen en de klimaataanpak, voor de vluchtelingenopvang et cetera. Trekt het CDA daar in de toekomst ook extra geld voor uit? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wanneer ons verkiezingsprogramma gereed is, kunt u daarin lezen dat wij dat zomaar zouden kunnen doen. 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Ik sta hier ook namens mijn collega Jan Vos, die er vandaag helaas niet bij kan zijn. 

Ontwikkelingssamenwerking werkt. Dat blijkt keer op keer uit stapels evaluaties en rapporten en uit de praktijk. Soms werkt ontwikkelingssamenwerking een paar uur, als een kind op de vlucht even op adem kan komen, wat te eten krijgt en een tekening kan maken. Soms werkt ontwikkelingssamenwerking een paar dagen, als een vrouw die aan het bevallen is op tijd de hulp krijgt die zij nodig heeft. Soms werkt ontwikkelingssamenwerking jaren, als een boer nieuwe technieken leert om te zaaien en te oogsten. En soms werkt ontwikkelingssamenwerking generaties lang door, als kinderen langer op school zitten en vervolgonderwijs kunnen volgen. Daar hoeven wij ons niet voor te schamen; daar mogen wij trots op zijn. 

De voorzitter:

Mijnheer Bosma, dit is nu al uw vierde interruptie. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Een kleintje, voorzitter. Is de heer Van Laar ook trots op de ontwikkelingshulp die wij aan de heer Mugabe hebben gegeven en aan al die gekke bevrijdingsbewegingen? We hebben de ZANU gefinancierd, we hebben Zimbabwe gefinancierd en toen kwam het Noord-Koreaanse leger, dat daar tienduizenden Matabele heeft vermoord, betaald door de Nederlandse belastingbetaler. 

De heer Van Laar (PvdA):

Ik ben mij ervan bewust dat de heer Bosma er een hobby van maakt om allerlei kwestieuze regimes te verdedigen die daar ooit zaten, zoals de apartheid in Zuid-Afrika en de blanke Boeren in Zimbabwe: die hadden toch gelijk. Dat mag de heer Bosma vinden, maar ik denk niet dat we het eens worden. Misschien kunnen we daar overheen stappen voor dit debat. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Natuurlijk wil de PvdA daar overheen stappen, want de PvdA heeft heel veel genocides gefinancierd. Dat hebben jullie gedaan in Zuid-Afrika, in Zimbabwe, in Angola en in Mozambique. Daar zijn jullie trots op. Die meneer Pronk die dat gedaan heeft, zou gewoon achter de tralies moeten zitten. Die zou gewoon keihard moeten worden aangepakt. Als er rechtvaardigheid zou zijn in Nederland, zou meneer Pronk gevangen zitten. Ik herinner me in de Nederlandse geschiedenis geen mensen die direct betrokken zijn bij vier genocides. Kent u die wel? 

De heer Van Laar (PvdA):

Het staat in ieder geval niet in deze begroting en ik stel voor dat we het er dan ook nu niet over hebben. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mag ik een punt van orde maken? Ik vind het niet kunnen dat hier een voormalig minister wordt genoemd en er gezegd wordt dat hij achter de tralies moet zitten dan wel dat hij daarachter hoort, terwijl hij zichzelf niet kan verdedigen. 

De heer Van Laar (PvdA):

De heer Bosma doet dat elk jaar. Ach … 

De heer Martin Bosma (PVV):

Mag ik reageren, voorzitter? Deze minister is politiek verantwoordelijk voor alle daden van haar voorgangers. Daar kun je in een begrotingsdebat best een punt van maken. Dat lijkt mij politiek toch zeer juist, mevrouw Thieme. Ik denk dat u daarvoor wegloopt. 

De voorzitter:

Voor het vervolg van het debat kunnen we misschien iets minder personen noemen die hier niet zijn. Laten we ook niet voortdurend elkaar benoemen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb een ander punt van orde. Hier wordt een oud-bewindspersoon aangesproken. Ik vind het prima als de heer Bosma de PvdA daarop aanspreekt, maar niet een oud-bewindspersoon die zich hier niet kan verdedigen. 

De voorzitter:

Laten we ons inhouden over oud-bewindspersonen en ook elkaar iets minder vaak noemen. 

De heer Van Laar (PvdA):

Miljoenen mensen hebben keuzevrijheid gekregen in hun gezinsplanning dankzij Nederland. Miljoenen kinderen over de hele wereld kregen een vaccinatie dankzij Nederland en miljoenen zieken werden beter dankzij Nederland. Ik ben daar trots op. De minister kan daar trots op zijn en ik hoop dat u dat ook bent. 

Maar niet alles lukt. Soms vernietigt oorlog resultaten, soms is er corruptie en niet elk project werkt zoals van tevoren bedacht. Daar moeten we van leren. Niet elke vooruitgang is lineair. Soms komen regeringen aan de macht die vooruitgang ongedaan maken of zijn er presidenten die vasthouden aan de macht en hun land met zich meesleuren. Hierin zijn de ontwikkelingslanden overigens niet uniek. Ook in westerse landen gebeurt dit. 

De overwinning van Donald Trump is zelfs een bedreiging voor de vooruitgang in de hele wereld. Het is onbekend wat zijn presidentschap zal betekenen voor hulpbudgetten, voor de Verenigde Naties en voor de internationale samenwerking. Zijn succes is toch in het bijzonder een bedreiging voor vrouwen. Zijn doorleefde seksisme mag niet dominant worden en de positie van vrouwen staat internationaal al onder druk. De PvdA hoopte dat de verkiezing van een vrouw als secretaris-generaal van de Verenigde Naties en een vrouw als president van de Verenigde Staten de balans naar de goede kant zou laten doorslaan. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Dan wil ik ook een punt maken. Dan moet de geachte afgevaardigde van de PvdA ook Donald Trump niet gaan noemen! 

De voorzitter:

Ik stel voor dat u doorgaat. Nogmaals, wilt u niet allemaal andere namen hier noemen, want dan kunt u hier tot drie uur 's nachts zitten, en zeker de volgende collega's kunnen dat dan. 

De heer Van Laar (PvdA):

Volgens mij kunnen wij het hebben over andere landen en de invloed die zij hebben op het internationale systeem. Ik hoopte in ieder geval dat mijn dochter er twee sprekende voorbeelden bij zou hebben dat vrouwen in de wereld alles kunnen bereiken. Het tegendeel is nu het geval. De Verenigde Naties en de VS worden geleid door een man en Trump is niet zomaar een man. Het is een man die opschept over hoe slecht hij vrouwen behandelt en hoe hij hun uiterlijk belangrijker vindt dan wat ze kunnen of waarvoor ze staan. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik wil graag één regel in dit huis en niet regels aanpassen naarmate de mensen politiek correct zijn of niet. Of we noemen Mugabe, Jan Pronk en Trump allemaal of allemaal niet, maar laten we één regel afspreken. 

De voorzitter:

Over de Amerikaanse verkiezingen, zo hoorde ik, wordt binnenkort verder geschreven en gesproken. Laten wij ons nu weer gewoon richten op de begroting Ontwikkelingssamenwerking. 

De heer Van Laar (PvdA):

Volgens mij mocht de heer Bosma zijn inbreng leveren en dus mag ik dat ook. Trump is op het internationale toneel helaas niet alleen. De zogenaamde Unholy Lions van het Vaticaan, van de Arabische staten en andere heersers die weinig met vrouwen hebben, dreigden de afgelopen jaren al vaak de overhand te krijgen in discussies over vrouwenrechten en de gelijkheid van mannen en vrouwen. Met Trump hebben zij er een krachtige bondgenoot bij. Vrouwen hebben een krachtige internationale coalitie nodig om die druk te weerstaan. Merkel, May, Trudeau, Johnson-Sirleaf, Rutte, Ploumen en vele anderen moeten de handen ineenslaan om meer vrouwen op topposities te krijgen en om het op te nemen voor vrouwen in conflictgebieden, om vrouwenorganisaties te steunen en de ongewenste effecten van verschuivende Amerikaanse budgetten op te vangen. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Een opmerking van orde. De heer Trudeau wordt genoemd, maar hij kan zich niet verdedigen, mevrouw Thieme! 

De voorzitter:

We hebben het hier niet over Nederlandse Kamerleden, oud-Kamerleden en oud-bewindslieden. Voor de rest kan men namen noemen, maar ik zeg er wel bij dat de begroting van Buitenlandse Zaken volgende week wordt behandeld. Laat men verder toch pogen zich wat in te houden, zo vraag ik ook de heer Van Laar. Dat geldt ook voor de heer Bosma. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is natuurlijk goed gebruik in deze Kamer dat we het hebben over allerlei meningen van mensen. Het is ook prima om die in het debat in te brengen. Maar als iemand gaat criminaliseren, zoals net de heer Bosma deed, vind ik dat je een punt van orde kunt maken, omdat je dan ook degene over wie het gaat, zou moeten uitnodigen in de Kamer om het debat mee aan te gaan. 

De voorzitter:

Goed. De heer Van Laar gaat verder. Ik doe nadrukkelijk het verzoek om niet over oud-collega's en oud-bewindslieden te spreken. De begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken is volgende week. 

De heer Van Laar (PvdA):

Dat heb ik ook nog niet gedaan. Ik heb gewoon geanalyseerd hoe de vrouwenrechten ervoor staan en waardoor die bedreigd worden. Wij willen graag dat er een krachtige coalitie komt om het op te nemen voor vrouwen in conflictgebieden, om vrouwenorganisaties te steunen waar dat nodig is en om ongewenste effecten van verschuivende Amerikaanse budgetten op te vangen, zodat het niet de meisjes zijn die de hulp het hardst nodig hebben, die de prijs betalen voor deze verandering. 

Daarom vraag ik onze minister of zij bereid is om haar omvangrijke netwerk te mobiliseren om die coalitie te vormen. Wil zij ervoor zorgen dat Europa op dit punt eensgezind optreedt en zich actief inspant voor meer vrouwen op internationale topposities? Is de minister bereid om te kijken of Nederlandse en Europese budgetten gericht ingezet kunnen worden om vrouwen en meisjes te bereiken? Komen bijvoorbeeld de gelden die op ons verzoek zijn vrijgemaakt voor vrouwenorganisaties, ook terecht bij juist die vrouwen in conflictgebieden in het Midden-Oosten die ze het hardst nodig hebben? Welke mogelijkheden ziet de minister om de positie van vrouwen en meisjes binnen EU-budgetten verder te versterken? Kan op EU-niveau eenzelfde slag gemaakt worden als in Nederland, zodat bij elk project een genderanalyse komt en bij elk project duidelijk gekeken wordt hoe de positie van vrouwen en meisjes versterkt kan worden? 

Het streven naar gelijke rechten voor mannen en vrouwen is slechts een van de afspraken die de Verenigde Naties met zichzelf hebben gemaakt. In 2030 willen we extreme armoede de wereld uit hebben geholpen, ziektes hebben overwonnen en het klimaat hebben verbeterd. Zeventien werelddoelen hebben we onszelf gesteld. Als we die willen bereiken, hebben we goed werk, eerlijke handel, coherent beleid en inclusieve ontwikkelingssamenwerking nodig. Ook bij deze begroting zal de PvdA voorstellen doen om die vier cruciale voorwaarden dichterbij te brengen. 

Goed werk is voor de PvdA natuurlijk prioriteit. De afgelopen jaren heeft de regering maatschappelijke organisaties in diverse sectoren bij elkaar weten te brengen, met als doel het verduurzamen en het eerlijker en schoner maken van de wereldwijde productieketens. We brengen de risico's op schendingen van arbeidsrechten en milieunormen in kaart, we maken afspraken over hoe we deze risico's kunnen vermijden en we werken aan structurele oplossingen, bijvoorbeeld leefbare lonen. Dit alles wordt vastgelegd in de internationale maatschappelijk verantwoord ondernemen-convenanten die al genoemd zijn. Het is een ambitieus en daarmee spannend proces, waar de minister complimenten voor verdient. Een proces waarin twee van oudsher elkaar wantrouwende werelden, het maatschappelijk middenveld en de private sector, elkaar recht in de ogen moeten kijken en vertrouwelijke relaties moeten aangaan. De textielsector en de bankensector hebben al laten zien dat dat kan. Ook op EU-niveau zijn, dankzij het Nederlandse voorzitterschap, de handen voor een dergelijke aanpak op elkaar gegaan. Dat is mooi. 

De PvdA hecht er waarde aan dat de papieren werkelijkheid van de convenanten nu wordt omgezet naar het daadwerkelijk realiseren van die eerlijke en schone handel. We volgen daarbij nauwgezet de ontwikkelingen rond monitoring in toezicht. We zullen, indien nodig, met alternatieven voor scherper toezicht komen. Die discussie hebben we al eerder gevoerd. Kan de minister in dit licht al iets zeggen over het onderzoek van het Nationaal Contactpunt naar de gas- en de oliesector? Wat doet de minister om de druk op de overige sectoren waar veel risico's en misstanden zijn, op te voeren, vooral op die sectoren die nog geen convenant af willen sluiten? 

De convenanten bieden een mooie kans op vooruitgang. Voor bedrijven is deelname aan de convenanten spannend. Binnenlandse en buitenlandse concurrenten die niet deelnemen aan de convenanten en die niet maatschappelijk verantwoord ondernemen, komen daar vooralsnog mee weg. De PvdA vindt dat niet kunnen. Het voorkomen en tegengaan van ernstige schendingen, zoals kinderarbeid, mag niet tot in de eeuwigheid afhankelijk blijven van vrijwillige inzet. Daarom hebben wij een initiatiefwetsvoorstel ingediend dat bedrijven verplicht zich in te spannen om te voorkomen dat kinderarbeid in hun producten zit. Dat wetsvoorstel wordt, als het aan ons ligt, nog voor de kerst in de Kamer behandeld. 

Vorig jaar dienden we een amendement in om een fonds te creëren tegen kinderarbeid. Dit fonds is inmiddels gelanceerd en er blijkt veel vraag naar te zijn van bedrijven om hulp te krijgen om kinderarbeid tegen te gaan. Is de minister ook enthousiast over het fonds? De PvdA wil het fonds graag structureel verankeren en uitbreiden, zoals afgelopen maandag ook besproken. In het Kinderarbeidfonds willen we de bestaande budgetten voor bedrijven en voor maatschappelijke organisaties samenbrengen onder een noemer, en dat budget natuurlijk ook wat uitbreiden. Ziet de minister hier mogelijkheden voor? 

De Partij van de Arbeid staat voor internationale, eerlijke handel. Nederland en de Europese Unie moeten standaard- en normbepalend zijn en blijven. Internationale richtlijnen, zoals vastgelegd door de OESO en de internationale arbeidsorganisaties, zijn daarbij leidend. Handel brengt verantwoordelijkheden met zich mee. Mede om die reden is de Partij van de Arbeid een pleitbezorger van het behoud van de combinatie van hulp en handel onder één dak. Het dragen van die verantwoordelijkheid doet de overheid niet alleen. Ook bedrijven, liefst in samenwerking met het maatschappelijk middenveld en de vakbonden, moeten die verantwoordelijkheid nemen. De Nederlandse inzet in de textielindustrie van Bangladesh is hiervan wat ons betreft een mooi voorbeeld. Door het gezamenlijk optrekken van grote inkopende kledingmerken enerzijds en gerichte overheidshulp voor een betere naleving van arbeidsrecht en arbeidsvoorwaarden anderzijds, heeft Bangladesh het vertrouwen gekregen dat het verduurzamen van de industrie niet per se leidt tot het stageneren van de economische groei. Dat is ook opgepikt in andere Aziatische textielproducerende landen en het biedt daardoor perspectief om de race naar beneden daadwerkelijk om te buigen. 

Om dergelijke kenteringen teweeg te brengen, zijn langetermijninvesteringen nodig. De Partij van de Arbeid is daarom blij met de eerdere toezegging van de minister om tot een strategische handelsagenda te komen. Kan de minister aangeven hoe het met deze agenda staat? 

Klimaatverandering zorgt wereldwijd voor toenemende ongelijkheid. Bijna 30% van de wereldbevolking leeft in gortdroge, nauwelijks vruchtbare gebieden. De kans dat die situatie verbetert, is door gebrekkige aansluiting bij de lokale economische ontwikkeling klein. Deze vicieuze cirkel geldt voor vrijwel alle kwetsbare en arme mensen die kampen met de gevolgen van klimaatverandering. In Mumbai bijvoorbeeld wonen de armste mensen in de krotten en de huisjes die juist het slechts bestendig zijn tegen overstromingen. Mocht de zee oprukken, dan betalen zij de hoogste prijs. Willen we die ongelijkheid daadwerkelijk een halt toeroepen, dan moeten we de strijd tegen klimaatverandering een sterkere rol laten spelen binnen de agenda voor hulp en handel. Enerzijds wil de Partij van de Arbeid daarbij inzetten op innovatie, het aanboren van technieken voor hernieuwbare energie en het tegengaan van CO2-uitstoot. Als we in Nederland meer investeren in de ontwikkeling van dergelijke technieken, kunnen we ze ook eerder en effectief inzetten, juist op die plekken waar ze het hardst nodig zijn. Anderzijds wil de Partij van de Arbeid meer oog voor de allerarmsten. We moeten voorkomen dat grote bedrijven, zoals baggeraars, geld krijgen en projecten uitvoeren die alleen elites ten goede komen. Het belang van de klimaatadaptatie mag voor de Partij van de Arbeid niet worden verward met bijvoorbeeld het belang om banen scheppen. 

Om dergelijke afwegingen scherper te kunnen maken, pleitte de PvdA vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling, samen met GroenLinks, voor een meerjarenplan klimaatfinanciering. De uitvoering van deze motie-Klaver/Jan Vos zien wij nog graag tegemoet. Wanneer kunnen wij die verwachten? 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Waarom is de PvdA ermee akkoord gegaan dat klimaatfinanciering onder ontwikkelingssamenwerkingsgelden is komen te vallen? Is de heer Van Laar niet met mij van mening dat, juist als het gaat om de aanpak van het klimaat, waarvoor met name de westerse landen verantwoordelijk zijn, dit een aparte aanpak is, die losstaat van ontwikkelingssamenwerking en dat het een gotspe is om die ineen te brengen en te verkopen als ontwikkelingssamenwerking? 

De heer Van Laar (PvdA):

Het staat niet los van ontwikkelingssamenwerking, want er zijn lego dwarsverbanden. Wij vinden echter wel dat je het apart zou moeten begroten. Dat staat ook in ons verkiezingsprogramma. Wij willen terug naar 0,7% van het bruto nationaal product voor ontwikkelingssamenwerking, met daarbovenop klimaatfinanciering en daarbovenop de opvang van eerstejaarsasielzoekers. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Is het dan niet wrang om in je verkiezingsprogramma dezelfde ambities te hebben als die je ook tijdens de verkiezingen in 2012 had en dat je, als je niet meer in de regering zit, weer ambitieus bent voor de ontwikkelingslanden, terwijl je nu aan de knoppen zit en had kunnen zorgen voor een goed ontwikkelingssamenwerkingsbeleid? 

De heer Van Laar (PvdA):

Wij hebben die ambitie altijd. Het zou pas wrang zijn als je na een coalitie de standpunten van je coalitiepartner hebt overgenomen en die in je verkiezingsprogramma zet. Dat lijkt me helemaal niet de bedoeling. Wij houden vast aan wat we willen. Dat is onze inzet voor de verkiezingen en daarmee halen we zetels. Als we 76 zetels halen, is het programma ook gelijk het regeerakkoord. Als we er minder halen, zullen we moeten samenwerken en akkoorden moeten sluiten. Dat hebben we in dit geval met de VVD gedaan. Het zal mevrouw Thieme ongetwijfeld niet zijn ontgaan dat we dit niet hebben gedaan op basis van grote overeenstemming op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Het is zeker waar dat je dan op lelijke compromissen uitkomt. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Daar wil ik even op doorgaan. Ik heb ook gekeken naar de verkiezingsprogramma's van 2012 en 2017 van de Partij van de Arbeid. Allebei vermelden precies hetzelfde. Ik geloof dat de leider van de PvdA, op basis van programmatische overeenkomsten, zelfs heeft gesuggereerd dat de fracties van GroenLinks en de PvdA zouden moeten fuseren. Maar zover is het nog niet. Ik heb nog wel een vraag aan de heer Van Laar. Gaat hij dit bij volgende kabinetsonderhandelingen weer net zo makkelijk inleveren als bij de vorige keer, na twee keer met zijn ogen geknipperd te hebben? Of zal hij zich dan serieus wat aan dit punt uit het eigen verkiezingsprogramma gelegen laten liggen? 

De heer Van Laar (PvdA):

Blijkbaar zat de heer Grashoff aan tafel bij de formatie. Ik niet, dus ik weet niet of dat na twee keer knipperen met de ogen is gebeurd. Ik heb zelf de indruk van niet, maar misschien heeft de heer Grashoff andere informatie. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het ging toen slecht met Nederland en VVD en PvdA waren er in recordtijd uit. Er was een redelijke keuze aan andere partijen, die ontwikkelingssamenwerking hoog in het vaandel hebben staan, maar die zijn er verder niet in betrokken. Nu staat die passage weer in het verkiezingsprogramma. Geldt voor de PvdA dat papier geduldig is of wil zij een echte inspanning doen om ervoor te zorgen dat zij datgene wat zij opschrijft zo dicht mogelijk benadert? Dat is het verschil. 

De heer Van Laar (PvdA):

Volgens mij kan de heer Grashoff in ieder geval zien dat er in de vier jaar na de formatie een enorme inspanning is geleverd door de Partij van de Arbeid om ervoor te zorgen dat de instroom van asielzoekers niet ten koste ging van het ontwikkelingsbudget en de lopende ontwikkelingsprogramma's. Ook hebben we 1,5 miljard euro extra uitgetrokken voor noodhulp en opvang in de regio en voor de opvang van asielzoekers in Nederland. Daarover hebben we continu strijd geleverd met de VVD en daarover waren we het continu oneens met elkaar. Ook hebben we van de minister gehoord dat er een grote meevaller aankomt en dat dat ontwikkelingsgeld blijft. Deze strijd voeren wij dagelijks en als het goed is, heeft de heer Grashoff dat ook gezien. Die strijd heeft resultaat. Ik vind dat we het budget van de afgelopen jaren redelijk op orde hebben kunnen houden. We zijn in de buurt van de norm van 0,7% gebleven, ondanks de afspraken uit het regeerakkoord. In de formatie moeten we zeker proberen om dat weer te bereiken. 

De voorzitter:

De heer Van Laar maakt zijn betoog af. 

De heer Van Laar (PvdA):

Inclusieve ontwikkelingssamenwerking betekent dat hulp terechtkomt bij hen die die hulp het hardst nodig hebben en die het moeilijkst te bereiken zijn. De Partij van de Arbeid wil voortdurend alert zijn op vergeten crises en vergeten groepen. We zijn bijvoorbeeld blij met de lancering van het Voice-fonds, dat op ons initiatief juist deze groepen gaat bereiken. Toch blijven er altijd groepen die niet of nauwelijks bereikt worden, zoals de inwoners van Noord-Syrië. Enkele miljoenen Koerden, Arabieren, christenen, Assyriërs, jezidi's en anderen wonen daar onder moeilijke omstandigheden. Hun regio is nagenoeg geheel van de buitenwereld afgesloten door Turkije, Assad, IS en de Koerden in Noord-Irak. Ik dank de regering voor de brief over deze regio, maar ik dring ook aan op meer noodhulp en hulp bij de wederopbouw voor de inwoners. De regio krijgt nu veel meer militaire steun van westerse landen dan humanitaire steun. Dat is toch een merkwaardige situatie. Is de regering bereid om druk uit te oefenen op de KRG, de regering in Noord-Irak, om de grens met Noord-Syrië open te houden, in ieder geval voor hulpgoederen en hulpverleners? Wil de regering de Dutch Relief Alliance uitnodigen om met een voorstel te komen om de noodhulp aan deze regio te intensiveren? 

Noord-Syrië is ook een bijzondere regio. Vorige week waren onderzoekers van de Universiteit Utrecht te gast in de Kamer. Zij doen onderzoek in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij bevestigden dat de positie van vrouwen in deze regio heel anders en veel sterker is dan elders in het Midden-Oosten. Zo is er een gedeeld bestuur waarbij elke functie door een man en een vrouw wordt uitgeoefend. Vrouwen hebben nu ook het recht om te scheiden van hun man, en zij maken daar veelvuldig gebruik van. Na de scheiding is de situatie van deze vrouwen natuurlijk niet makkelijk in de gemeenschap die er dan nog is. We vragen de minister daarom om bij het verstrekken van hulp goed rekening te houden met de positie van vrouwen in deze regio. Ook vragen we de minister om ervoor te zorgen dat een klein deel van de middelen die we eerder hebben vrijgemaakt voor vrouwenorganisaties, terechtkomt bij de vrouwenorganisaties in Noord-Syrië, juist omdat hun nood zo hoog is en juist omdat de hoopvolle ontwikkelingen daar een voorbeeld voor de rest van het Midden-Oosten lijken en steun verdienen. 

Als we noodhulp aan Noord-Syrië willen geven, moet daarvoor natuurlijk wel budget zijn. Afgelopen maandag heb ik aangegeven dat de Partij van de Arbeid structureel extra geld voor noodhulp wil, zoals ook verwoord in onze eerder aangenomen motie. Ook willen we dat de Nederlandse noodhulporganisaties hun goede werk kunnen voortzetten; ook dat staat in onze eerder aangenomen motie. De Dutch Relief Alliance heeft haar nut bewezen en verdient voortzetting. De regering heeft ons inmiddels laten weten dat er een forse meevaller aankomt op het budget van de eerstejaarsopvang van asielzoekers. De minister heeft maandag al aangegeven dat dit geld ontwikkelingsgeld blijft. Daar zijn wij blij mee. De Partij van de Arbeid wil dat de minister ook een substantieel deel van deze middelen gebruikt om dat noodhulpfonds opnieuw te vullen. Is de minister hiertoe bereid? 

Ik begon mijn inbreng met de constatering dat ontwikkelingssamenwerking werkt en dat ik daar trots op ben. Ik ben bijvoorbeeld trots op de resultaten van een initiatief dat ik nam toen ik pas net woordvoerder ontwikkelingssamenwerking was. Ik zag een documentaire over de knikkebolziekte. Dat is een mysterieuze ziekte, die al 10.000 kinderen getroffen heeft. Kinderen tussen de 5 jaar en de 15 jaar oud kunnen deze ziekte krijgen. In de reportage zag ik die kinderen, die niet meer groeiden. Volwassenen van 25 jaar leken nog maar net 10 jaar oud. Kinderen gaan overmatig kwijlen en verliezen de controle over hun ledematen. Ze knikken met hun hoofd en ze krijgen in de loop van de jaren vergroeide ledematen. Daarnaast hebben ze voortdurende epileptische aanvallen en gaan ze geestelijk achteruit. Zij sterven voor hun 30ste een pijnlijke dood. Het is echt misschien wel de ergste ziekte die ik ooit heb gezien. 

De oorzaken van deze ziekte waren nog niet bekend en er was geen behandeling voor, maar naar aanleiding van onze vragen trok de minister 1 miljoen euro uit voor onderzoek naar deze ziekte. Afgelopen zomer kwam het bericht dat duidelijk was waardoor de ziekte veroorzaakt wordt en hoe deze behandeld kan worden. Soms maakt 1 miljoen euro het verschil voor duizenden, soms wel tienduizenden kinderen. Daar mogen we trots op zijn. Voor de bestrijding van de ziekte is nog wel meer hulp nodig. Is de minister bereid om te bekijken hoe de bestrijding van de ziekte ingebed kan worden in onze meerjarenplannen in de relevante landen — bijvoorbeeld in Zuid-Sudan, waar de toegang erg moeilijk is — en hoe ontwikkelingsorganisaties en internationale organisaties hieraan een bijdrage kunnen leveren? 

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. Maandag mochten we een interessant wetgevingsoverleg hebben over ditzelfde onderwerp, maar dan op een meer technisch niveau. Toen zeiden we natuurlijk tegen elkaar: woensdag praten we verder, en dan is er een nieuwe president gekozen. Dat is inmiddels het geval. Toen ik vanochtend zag dat mijnheer Trump de leidende kandidaat was, moest ik even denken aan een tweet van minister Plasterk van een week of twee, drie geleden. Hij retweette een in videovorm gegoten pleidooi van Robert De Niro, waarin Robert De Niro ervoor pleitte dat mijnheer Trump — ik zeg het maar even op zijn Nederlands — op zijn bek moest worden geslagen en waarin hij mijnheer Trump ook een "varken" en een "zwijn" noemde. Minister Plasterk vond het nodig om deze videoboodschap, die volgens mij een pleidooi was voor politiek geweld, te plaatsen. Dat is een vreemde move voor de minister van Binnenlandse Zaken, die daarmee te maken heeft. Ik vond dat nogal vreemd. Ik heb daar zelf ook meteen een tweet aan gewijd. De tweet van minister Plasterk werd gelukkig vrij snel verwijderd, maar ik vind dit nogal wat. 

Het kabinet spreekt met één mond. We staan hier vandaag tegenover de minister voor Buitenlandse Handel. Ik vind het nogal wat dat een lid van het kabinet zo spreekt over iemand die inmiddels de president elect van de Verenigde Staten is. Het land is een van onze allerbelangrijkste handelspartners, heeft een directe link met onze veiligheid als NATO-partner en heeft als geen ander offers gebracht voor onze vrijheid. Ik vind dat tamelijk smakeloos. 

De voorzitter:

Dit onderwerp kunt u of uw collega verder aan de orde stellen bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken. Ik stel voor dat u nu verdergaat met deze begroting. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja, maar het gaat nu over buitenlandse handel, voorzitter. Ik vrees dat onze relatie met een belangrijke handelspartner geschaad is of geschaad kan worden. Je zult als Philips maar gaan onderhandelen met een Amerikaans bedrijf. Een Amerikaan trekt dan die tweet van minister Plasterk tevoorschijn en zegt: kijk eens wat hij over mijn staatshoofd heeft gezegd! Ik zou als Amerikaan ook beledigd zijn. Ik vind het redelijk voor de hand liggen om eens even aan de minister voor Buitenlandse Handel te vragen hoe zij staat tegenover dat pleidooi voor fysiek geweld tegen de president elect van de Verenigde Staten. 

Een tweede ontwikkeling in verband met de actualiteit is natuurlijk de vraag wat dit betekent voor de klimaatplannen van de minister. Daar mochten we maandag namelijk ook het een en ander over horen; dat werd niet gekwantificeerd maar wel heel vaag benoemd. Maar ja, mijnheer Trump, de president elect, heeft al gezegd: daar werk ik mooi niet aan mee. Er werd net al even gerefereerd aan al die gelden die nodig zijn voor al die akkoorden. Daarvan zegt hij: bekijk het maar! Deze minister wil de temperatuur op aarde dus gaan veranderen met Nederlandse inzet, maar mijnheer Trump gelooft daar niet in. Volgens mij is Amerika groter dan Nederland. Wat betekent dat dus? Gaat zij gewoon door met haar klimaatideeën, die gebaseerd zijn op de theorieën van mijnheer Gore? Ik vind dit een heel interessante ontwikkeling. Het zou toch hoogmoedig zijn als Nederland er wel mee doorgaat, terwijl Amerika zegt: bekijk het maar? 

Al die ontwikkelingshulp is gewoon weggegooid geld. Het Westen heeft inmiddels 2.500 miljard dollar uitgegeven aan ontwikkelingshulp, maar er zijn geen substantiële bewijzen dat die ook echt heeft geholpen in duurzame zin. Er zullen wel allerlei projectjes zijn — die hebben we maandag ook mogen bekijken — die af en toe een zeker effect hebben, maar er zijn in de ontwikkelingslanden gewoon geen substantiële positieve effecten op de lange termijn wat betreft economische groei of structurele armoedebestrijding, om maar iets te verzinnen, of wat betreft welk positief criterium ook dat je wilt verzinnen. Lees de boeken van mijnheer Easterly en mevrouw Mojo en het rapport van de Wereldbank. Bernard Lugan heeft er ook prachtige boeken, hele bibliotheken vol, over geschreven. Vorig week stelde The New York Times nog: dat in de afgelopen jaren werd geroepen dat Afrika helemaal aan het terugkomen is, is allemaal leuk, maar als je het op landniveau bekijkt, valt het heel erg tegen. Eritrea en Ethiopië werden genoemd. Ook de Noor Morten Jerven werd genoemd; ik heb hem in het verleden ook weleens geciteerd. Hij zegt dat al die statistieken waarmee wordt geschermd om aan te tonen dat het zo goed gaat met Afrika, gewoon niet kloppen. Hij geeft daar zeer interessante voorbeelden van. Ik heb zelf redelijk wat onderzoek gedaan naar Zuid-Afrika. Daar heb ik ook statistieken bekeken. Heel veel professoren en geleerden zeggen hetzelfde: die officiële statistieken deugen gewoon niet. Ze zeggen: ga er maar van uit dat ze niet kloppen en dan kom je al een heel eind. 

De gedachte van de ontwikkelingshulplobby dat in Afrika de aarde eerst woest en ledig is en dat er vervolgens met het mooie stokje van ontwikkelingshulp wordt gezwaaid, waarna het allemaal stukken beter gaat, blijkt niet te kloppen als je het op landniveau gaat bekijken. Ik ga nu met een groot aantal voorbeelden komen, maar misschien kan eerst mevrouw Van Veldhoven haar ding doen. Ik wil haar niet laten wachten. 

De voorzitter:

Ik liet haar rustig even wachten tot u een stilte zou laten vallen. Nu geef ik haar het woord. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Bosma had het over "kloppen". Ik heb een vraag die ik al een tijdje wil stellen. Er klopt namelijk iets niet aan het verhaal van de PVV. Aan de ene kant zegt ze: we willen geen migratie. Aan de andere kant zegt ze: we willen geen geld steken in het ontwikkelen van die landen om te voorkomen dat mensen op drift raken. Hoe maakt de heer Bosma dat sommetje kloppend? 

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat is geen sommetje. Het is aan die landen zelf om zich te ontwikkelen. Heel veel landen hebben zich ook gewoon ontwikkeld. En heel veel landen hebben juist het tegenovergestelde van ontwikkelen gedaan. In 1948 was Rhodesië een behoorlijk welvarend land, een graanschuur. Israël was toen een stinkende woestijn. Nu is Zimbabwe een enorme bende. Af en toe hebben ze daar 216 dollar in kas. Er zijn hongersnoden. Dat land is helemaal ingestort. Aan de lopende band is daar sprake van moord en doodslag. Maar Israël is nu een weergaloos succes. Het heeft hightech en biotech en het heeft satellieten. Kijk eens naar 1960: Botswana versus Zuid-Korea. Korea is een enorm succes en … 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Botswana is dat veel minder. Ik ben … Tot zover, voorzitter. U hebt gelijk. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik geloof dat Israël ook weleens geld ontvangt, maar even los daarvan: de heer Bosma had het over hoogmoed. Is het niet wat hoogmoedig om te zeggen dat omdát de heer Bosma graag zou willen dat die landen zich ontwikkelen, dat ook gebeurt en er dus geen migratie meer is, waardoor het simpele sommetje van de PVV weer klopt? Dat vind ík hoogmoedig. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Hoeveel geld is er niet naar die landen gegaan? Ik heb het getal net genoemd: 2.500 miljard dollar. Van dat geld hadden ze heel wat problemen kunnen oplossen, maar helaas willen de ontwikkelingslanden op individueel niveau ook nog weleens heel hoog scoren op de lijst van corrupte landen. Dat is een van de redenen waarom het niet gaat. Israël heeft ook heel veel geld gekregen; dat ben ik met mevrouw Van Veldhoven eens. Daar hebben heel veel mensen heel hard voor gewerkt en heel veel van gespaard en dat is goed uitgegeven. Daarom is Israël het op een na innovatiefste land ter wereld en is de situatie in heel veel ontwikkelingslanden in Afrika die minstens zo veel geld hebben gekregen, nog net zo teleurstellend als 40 jaar geleden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik ben blij dat de heer Bosma onderschrijft dat het geld goed terecht kán komen en dus ook kan bijdragen aan ontwikkeling. Dat is heel fijn op dit moment in het debat. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja, en wat ook fijn is, is dat u altijd drie keer mag interrumperen. 

De voorzitter:

Goed. De heer Bosma maakt zijn betoog af. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Een groot aantal landen ondergraaft die theorie van "eerst was er ellende en toen het toverstafje van de ontwikkelingshulp en de hemel". Ik noemde zonet Rhodesië. Zuid-Afrika was vroeger een eerstewereldland, maar daar komt nu bruin water uit de kraan. Het onderwijs daar is het slechtste ter wereld en er zijn dagelijks rellen. Mozambique is finaal gesloopt terwijl Nederland heel veel ontwikkelingshulp gaf aan dat land. Kijk ook naar Tanzania. Ooit heerste er "Tanzanitis" op dit departement; Nederland was de tweede sponsor van dat land. Tanzania was voordat het ontwikkelingshulp kreeg de grootste voedselexporteur van Afrika. Toen al dat geld van Nederland er was aangekomen, was het land failliet en was er honger. Die theorie klopt dus helemaal niet. Dat zie je ook aan andere landen, zoals Angola onder de MPLA of aan Ethiopië. Collega Smaling noemde zonet inderdaad groeicijfers, maar de problemen met de rechtsstaat worden daar groter en groter. Kijk ook naar Eritrea en naar Zuid-Sudan, waar we 500 miljoen euro naartoe hebben gebracht. Dat zijn negatieve resultaten. 

Verder stel ik vast dat met Nederlands ontwikkelingsgeld heel veel genocidale organisaties en landen zijn betaald. Kijk naar de ZANU in Rhodesië/Zimbabwe, kijk naar het ANC, kijk naar de MPLA in Angola, kijk naar het FRELIMO van mijnheer Machel, kijk naar de Swapo, die martelkampen had en kijk naar mijnheer Nyerere, die het land Tanzania zo slecht heeft ontwikkeld dat het aan de bedelstaf is geraakt. Is de minister bereid om haar excuses aan te bieden voor al die genocides die gefinancierd zijn door Nederland? Want het is nogal wat. Er is ooit een kabinet vrijwillig afgetreden vanwege Srebrenica. Dat was een genocide van 8.000 mensen, dus redelijk klein in vergelijking met andere genocides gefinancierd door Nederland. 

Ik vraag al maanden naar de Clinton Foundation. Ik heb vandaag — na de verkiezingen, maar dat kan toeval zijn — zowaar enig antwoord gekregen. De Clinton Foundation is gewoon een smeergeldorganisatie geweest. Al maandenlang is dat in het nieuws in Amerika. Als je iets gedaan wilde krijgen van Buitenlandse Zaken, moest je geld geven aan de Clinton Foundation. Een gedeelte daarvan gaven ze uit aan liefdadigheid, maar het was ook een manier om — ik noem maar wat — wapencontracten en allerlei andere uiterst schimmige zaken te regelen. Daar zijn hele documentaires over gemaakt. Waarom moet Nederland daar ook ontwikkelingshulp aan geven? Dat is gegaan via een ander departement, onder mevrouw Dijksma van Landbouw, maar het staat wel in de HGIS-nota en daarvoor is deze minister verantwoordelijk. Ik vind het heel vreemd dat blijkbaar een andere bewindspersoon ook maar een beetje gaat zitten hobbyen in Afrika en daar geld aan geeft. Deze minister weet er nauwelijks iets van af. Ik stel Kamervragen en het blijkt gewoon op de grote hoop gegooid te zijn. Het antwoord luidde: de Clinton Foundation heeft allemaal leuke dingen gedaan, hoor. Maar de vraag is nog steeds: waarom moeten wij geld geven aan de Clinton Foundation? Als we zo graag leuke dingen willen doen in Afrika, kunnen we dat zelf doen. Die Clinton Foundation heeft helemaal geen toegevoegde waarde. Ik kom de minister een beetje tegemoet. Maar de trouwjurk van mevrouw Chelsea Clinton, die ook bij de Clinton Foundation vandaan kwam, is wel heel mooi. 

De voorzitter:

U bent door uw tijd heen. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik praat nog even door. Hoe is het afgelopen met de ambassadeur in Kenia? Hij had indertijd de waarheid gezegd — ontwikkelingshulp is een bodemloze put — en hem wachtte een stevig gesprek. Dat hij dat had gedaan, schoot in het verkeerde keelgat, want het was een schending van de omerta uit de ontwikkelingshulplobby, zal ik maar zeggen. Hoe is dat stevige gesprek verlopen? Heeft hij de minister ervan overtuigd dat hij wellicht gelijk had? 

De begrotingssteun voor Mozambique is gestaakt. Dit lijkt mij een goede ontwikkeling. Kan de minister nog eens uitleggen wat het moment was dat zij erachter kwam dat deze onjuist was? Blijkbaar hebben wij jarenlang iets gedaan waarvan de minister op een gegeven moment heeft gezegd dat wij ermee moeten stoppen. Dat laatste is heel goed, maar er moeten toch langere tijd aanwijzingen zijn geweest dat die begrotingssteun verkeerd is geweest? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Tussen 1990 en 2015 is de extreme armoede met 70% afgenomen. Sinds 2000 zijn er 43 miljoen minder kinderen die niet naar de basisschool kunnen gaan. Waar eerder in Zuidoost-Azië tegenover elke 100 jongens maar 74 meisjes naar school gingen, zijn dat er nu 103. Ik kijk ook even naar de gezondheid. De mazelenvaccinaties hebben zo'n 15,6 miljoen levens gered. Het aantal nieuwe hiv-infecties is met 40% gedaald. Moedersterfte bij geboorte is sinds 1990 gehalveerd. Met elkaar hebben westerse en zuidelijke landen veel bereikt. Het argument van PVV en VVD van de bodemloze put mist elke grond. 

De heer Martin Bosma (PVV):

Mevrouw Van Veldhoven komt met allerlei leuke voorbeelden aan. Dat vind ik prima. Vervolgens gaat zij in de wij-vorm spreken. Ik vind dat vreemd, want wij wonen daar niet. Mevrouw Van Veldhoven heeft geen enkele reden om te kunnen onderbouwen dat wij — wie dat ook moge zijn, misschien is dat wel D66 — daar enige positieve invloed op hebben gehad. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

U hebt niet goed geluisterd, want ik heb geen "wij" gezegd. Ik heb gezegd: westerse en zuidelijke landen hebben met elkaar veel bereikt. Ik denk dat dit gewoon een feit is. Nou ontkent de PVV wel vaker feiten, maar dit is volgens mij gewoon een feit. 

De heer Taverne (VVD):

Ik zal dat niet ontkennen, want dat is allemaal gebeurd. De vraag is waarom het nog steeds nodig is dat de westerse en zuidelijke wereld, zoals mevrouw Van Veldhoven het beschrijft, dit doen. Zou het niet mooi zijn als de hulp had bijgedragen aan een mate van zelfstandigheid en zelfvoorzienendheid die deze hulp overbodig had gemaakt? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Zeker, het zou heel mooi zijn als we daar al waren. Het feit is dat wij daar nog niet zijn. Moet je dan je handen er vanaf trekken omdat het zo had moeten zijn? Moet je dan niet erkennen wat westerse en zuidelijke landen samen met elkaar tot stand hebben gebracht in de afgelopen jaren en het een bodemloze put gaan noemen? Dat is niet de oplossing, niet voor alle mensen die nu nog in armoede leven, noch voor Henk en Ingrid in Afrika die ook gewoon een dak boven hun hoofd willen hebben en hun kinderen naar school willen laten gaan. Die mensen laten stikken is niet de oplossing voor problemen die er met projecten in het verleden zijn geweest. 

De heer Taverne (VVD):

Kan mevrouw Van Veldhoven dan aangeven waarom er na 40 jaar hulp kennelijk onvoldoende ontwikkeling is geweest om te voorkomen dat wij nog steeds aan het redderen zijn? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

40 jaar hulp heeft niet alle problemen opgelost. In 40 jaar zijn er nieuwe problemen ontstaan; ik denk aan klimaatverandering. 40 jaar hulp betekent dat er fouten zijn gemaakt daar en dat er fouten zijn gemaakt door ons. De grootschalige noodhulp die wij jarenlang hebben gegeven waardoor lokale boeren hun markt verloren, is ook onderdeel geweest van het probleem. Het is ook learning by doing geweest. Dat is wat wij moeten doen. Daar vinden de heer Taverne en ik elkaar. Laten we continu proberen om beter inzichtelijk te krijgen wat het effect is van wat wij doen. Laten we proberen om ons geld zo effectief mogelijk in te zetten, maar laten we niet zeggen dat het een bodemloze put is, omdat wij de problemen met elkaar nog niet hebben opgelost, terwijl wij tegelijkertijd — de westerse wereld in het bijzonder, als je kijkt naar het klimaatprobleem — dat probleem veroorzaken. 

De heer Taverne (VVD):

Nu vergelijkt mevrouw Van Veldhoven mazelen en klimaat. Als dit het resultaat is na meer dan 40 jaar hulp, hoe lang denkt mevrouw Van Veldhoven dan nog nodig te hebben om de landen wel op het punt te krijgen dat zij zelfstandig zijn en zonder hulp kunnen? 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voor het klimaatprobleem zullen wij binnen 30 jaar in een totaal andere economie moeten leven. De sleutel tot het oplossen van het klimaatprobleem ligt vooral in de landen die nu nog een grote groei qua bevolking en welvaart gaan doormaken. Laten wij daar blij mee zijn en laten wij hopen dat we op televisie nooit meer beelden hoeven te zien van uitgehongerde kinderen in de woestijn. Laten wij dat met elkaar hopen, maar wij hebben nog minder dan 30 jaar voor de oplossing. Ik zie de heer Taverne daar een beetje meesmuilend zitten. Hij zit er een beetje smalend over te lachen. Wij willen het in ieder geval graag mogelijk maken — maar dat is de politieke overtuiging van D66 en blijkbaar niet van de VVD die misschien meer van de dikke ikke is — dat iedereen ter wereld op een fatsoenlijke manier zijn leven kan leiden. Dat scheelt ook — zo wil ik nog even tegen de heer Taverne zeggen — voor de migratiestromen. Dat punt probeerde ik net ook met de heer Bosma te bespreken. 

Een probleem van een heel andere orde is dat wij onze aarde uitputten. Ons gebruik ervan is te intensief. De tijd die wij laten voor herstel is te kort. Het gebruik wordt bovendien alleen maar intensiever. Ontwikkelingslanden groeien en daar hebben zij recht op. Daar hebben wij zelfs een belang bij, want zo kunnen mensen in hun eigen omgeving op een normale manier in hun levensonderhoud voorzien. Dan is ontwikkelingshulp misschien op een gegeven moment minder nodig. Laten wij hopen dat het daarheen gaat. Laten we hopen dat wij niet alleen vis geven, maar leren vissen. Zo heeft iemand heeft dat eens verwoord. Henk en Ingrid daar willen ook een dak boven hun hoofd, goede zorg en veilig voedsel. Als die landen echter eerst grijs en dan pas groen groeien, zoals wij dat deden, is het too little, too late met onomkeerbare gevolgen voor ons milieu. 

De afgesproken werelddoelen moeten worden omgezet naar beleid. Niet alles wat de regering daarover schrijft, is even helder. Zo schrijft de minister: "Bij alle actoren is veel gaande, ook onder termen als 'maatschappelijk verantwoord' en 'impact'." Maar waarom is dáárdoor een nationaal implementatieprogramma dan van weinig toegevoegde waarde? De brief kan nog wat aan helderheid winnen, wil ik hiermee illustreren. Dit geldt ook voor de begroting. Uit de begroting blijkt onvoldoende welk artikel bijdraagt aan welk werelddoel of subdoel. Het zou mooi zijn als we dat kunnen verbeteren. Is er überhaupt een overzicht van welke Nederlandse overheid aan welk doel in binnen- en buitenland bijdraagt en hoe? 

Ik heb ook nog een vraag over het besteden van het steeds groeiende budget voor decentrale energie. Ik denk dat dat een heel belangrijk onderdeel is. Waarom wordt dat tegen de trend van steeds meer samenwerken met lokale organisaties in toch vrijwel geheel multilateraal besteed? 

De algemene uitgangspositie van Nederland voor het bereiken van de werelddoelen is weliswaar goed, maar op het vlak van duurzame ontwikkeling lopen wij achter. Dan is het eigenlijk wel gek dat wij het voornemen hebben om uit de VN-organisatie voor Industriële Ontwikkeling (UNIDO) te treden, want die heeft zich nou juist hervormd en streeft naar duurzame groei. Waarom staan wij aan de zijlijn in plaats van daaraan bij te dragen? Of neem het World Resources Institute (WRI), een op onder andere circulaire economie en grondstoffen gerichte denktank. Het is ineens onzeker of dit instituut nog wel Nederlandse steun behoudt. Met de mond wordt duurzaamheid beleden, maar wat doen wij dan om organisaties die daar hun speerpunt van maken, te ondersteunen? Als het niet UNIDO of het WRI is, wie dan wel en met welk resultaat? 

De uitdaging waar wij voor staan, kunnen wij aangaan. Maar dan hebben wij geld, goede voorbeelden en nieuwe technologie nodig. Wij hebben ook heel wat te bieden. Goede voorbeelden hebben wij in Nederland in overvloed. Of het nu om energie, water en landbouw gaat of om leefbaarheid en digitalisering, Nederlandse ondernemers zijn innovatief en kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling waarmee mensen op eigen benen kunnen staan. Om te laten zien wat voor moois er tot stand komt, heb ik een klein groenboek gemaakt. Dat zal ik de minister zo meteen graag aanbieden en ook ter beschikking stellen aan de collega's. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb genoten van het passievolle betoog aan het begin. Zeker tijdens de interruptiedebatjes van net dacht ik: womanpower! Daar ben ik erg blij. 

Ik heb een vraag over de vrijhandelsvragen. Ik verbaas mij er elke keer weer over dat D66 voor vrijhandelsverdragen is, terwijl wij weten, ook uit het verleden, hoe desastreus met name vrijhandelsverdragen met Zuid-Amerikaanse landen hebben uitgewerkt voor de boeren daar, de Mexicaanse en de andere boeren. Hoe kan het dan dat, terwijl D66 het hart op de goede plek heeft voor het empoweren van met name boeren in ontwikkelingslanden, D66 toch pal staat voor vrijhandelsverdragen zoals TTIP en CETA? Ik kan dat niet begrijpen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De laatste keer dat ik naar TTIP keek, was het een trans-Atlantisch handelsverdrag en had het dus betrekkelijk weinig directe effecten op de boeren in Afrika. Wat heel belangrijk is, is natuurlijk dat we ervoor zorgen dat ook die boeren — dat delen mevrouw Thieme en ik met elkaar — de kwaliteit kunnen ontwikkelen en de toegang hebben tot onze markten die nodig is voor hen om hun economie te ontwikkelen. Daarom hebben we als Europese Unie al heel lang preferential trade agreements met heel veel landen. 

Ik denk dus dat je, wanneer je het hebt over vrijhandel, het ook hebt over mogelijkheden van die landen om hun economie te ontwikkelen en om ook in hun eigen bestaan te voorzien. We moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat wij niet met onze voorsprong die landen van het bord vegen. Daarom ben ik ook voorstander van het soort preferential trade agreements dat we hebben, want daarmee maken we het makkelijker voor dat soort landen om ook op de Europese markt hun producten te verkopen. Ik denk ook dat het goed is dat we helpen om de Nederlandse kennis die wij hebben over hoe je op een goede manier ook kwalitatief hoogwaardige producten kunt produceren, naar die landen te brengen. Daarbij moeten we wel oppassen dat we niet gaan stimuleren dat we tomaten gaan kweken in de Sahara, want dan schieten we onszelf in de voet. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

We zien juist dat de ontwikkelingslanden alleen maar grondstoffenleveranciers zijn en geen eindproductenleveranciers. Dat is een groot probleem en het wordt door vrijhandelsakkoorden alleen nog maar moeilijker om ook toegang te krijgen tot de markt. Is mevrouw Van Veldhoven niet met mij van mening dat vrijhandelsakkoorden als TTIP en CETA juist de multinationals in de kaart spelen, ook al hebben die al 90% van de voedselvoorziening in handen? In plaats daarvan zou het natuurlijk kansen moeten bieden aan al die kleine boeren die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor de aardappels, tomaten en al die andere belangrijke primaire producten waarmee we de armoede en de honger kunnen bestrijden. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik denk dat mevrouw Thieme en ik elkaar heel erg goed kunnen vinden op het feit dat het belangrijk is dat we ook die ondernemers in die landen een goede basis geven voor hun bestaan en dat we hun een goede basis moeten geven om ook hun mensen te voeden. Ik deel alleen niet de conclusie die mevrouw Thieme daaraan verbindt, namelijk dat vrijhandel dat per definitie slechter maakt. Vrijhandel maakt de koek groter voor iedereen, als het op een goede manier gebeurt. Dat betekent ook dat je voorwaarden mag stellen aan vrijhandel. Dat wil ook zeggen dat je goed moet nadenken over preferential trade agreements en dat je landen die wat meer op achterstand staan, extra voordelen geeft en dat je het voor hen makkelijker maakt om op onze Europese markt het geld te verdienen waarmee zij ook hun economie draaiende kunnen houden. Vrijhandel heeft wat D66 betreft een rol, maar je moet er natuurlijk op een zorgvuldige manier mee omgaan. 

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven maakt haar betoog af. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Geld komt er wat D66 betreft ook. Bij de begroting EZ heeft D66 een innovatiefonds van 1 miljard euro aangekondigd. Daarmee willen we middelen vrijmaken om maatschappelijke uitdagingen aan te gaan. Wat ons betreft is een van die belangrijke maatschappelijke uitdagingen duurzame groei in ontwikkelingslanden. Dan blijft het niet bij de goede voorbeelden van nu, maar scheppen we ook die van morgen. 

Daarnaast zou het mooi zijn als we kleine incubators, startups en het mkb een kans geven om hun duurzame producten te vermarkten in opkomende economieën. Ambassades hebben wat geld voor dit soort promotionele activiteiten, maar ik heb begrepen dat zij — ik word graag gecorrigeerd door de minister als dat niet zo is — dat niet buiten ontwikkelingssamenwerkingslanden mogen inzetten voor verduurzaming. Juist in die landen waar we niet meer aan ontwikkelingssamenwerking doen maar waar de groei enorm aan het opbloeien is, is het belangrijk dat we ervoor zorgen dat die groei duurzame groei is. Dat zijn ook markten die klaar zijn voor het soort producten dat wij kunnen bieden. Daarmee kunnen we een bijdrage leveren aan duurzame en groene groei daar en aan ontwikkeling hier. Is de minister bereid om de voorwaarden te verruimen en om te bekijken of er extra geld aan het budget kan worden toegevoegd? 

Ik kom op de handelsmissies. Naar de mening van D66 kunnen die effectiever als we kijken of we bedrijven zich met elkaar kunnen laten presenteren als een soort totaaloplossing. Daarmee bedoel ik: bagger de Emiraten niet alleen maar uit, maar hergebruik die grond ook, lever kennis en technologie voor duurzame teelten, zet windmolens op die dijk en installeer zonnepanelen. Kortom, maak er een totaalpakket van waarmee we kunnen laten zien wat Nederland voor oplossingen biedt. Dan maken we niet alleen het verschil ten opzichte van andere landen, maar brengen we ook groene groei. Wil de minister zo'n aanpak van de handelsmissies bevorderen? 

Dan kom ik nu bij het wereldgoederenakkoord. Dat hebben we nodig voor het behalen van de doelen van het klimaatakkoord. Daarbij gaat het echt om oplossingen die bij kunnen dragen aan groene groei. De minister zei toe aan te dringen op een spoedige afronding. Ik begrijp dat dit in december gebeurt maar wanneer treedt dat verdrag dan in werking? 

Ik sluit af met een heel ander klimaat. Het is door een aantal van de collega's ook al naar voren gebracht: de houding tegenover vrouwen en meisjes. Laat ik als persoonlijke noot zeggen dat ook ik het heel mooi zou hebben gevonden als Hillary Clinton vandaag aan meisjes overal ter wereld had kunnen laten zien dat ook dat ambt voor vrouwen bereikbaar is. Dat is het nog steeds; we gaan er alleen nog een paar jaar langer op wachten. 

Begin dit jaar heb ik met collega Van Laar per motie (33625, nr. 207) 10 miljoen euro geregeld voor zuidelijke vrouwenorganisaties, maar tot mijn verbazing lees ik nu dat dit weer wegvalt tegen een taakstelling van 13 miljoen. Hoe gaan wij dat oplossen, zo vraag ik de minister. Daarnaast blijft het belangrijk om in te zetten op sterke lokale ngo's. Hun activiteiten zijn essentieel voor vredesopbouw, rechtsstaatontwikkeling en gelijke rechten voor man en vrouw. Het is alleen niet altijd te vatten in projecten, terwijl geld wel vaak op projectbasis beschikbaar wordt gesteld. Maar, zo vraag ik de minister, waar betaal je dan zo snel het regelen van onderduikadressen van, of veilige telefoons voor communicatie? Na het wegvallen van FLOW-subsidie dreigt hier een gat te ontstaan. Hoe zorgen wij ervoor, zo vraag ik de minister, dat voor dat soort echte basisvoorzieningen voor de persoonlijke veiligheid van vrouwen, maar soms ook mannen, die echt hun nek uitsteken, voldoende geld beschikbaar is? 

Mijn laatste minuut wil ik gebruiken om deze minister heel hartelijk te danken voor de prettige samenwerking. Ik hoop dat wij die ook in de rest van dit debat kunnen voortzetten. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Miljoenen mensen, 60 miljoen en meer, zijn op de vlucht voor oorlog en terrorisme. De nood is hoger dan ooit. Vroeger was die weleens ver weg, maar wij weten sinds de afgelopen twee jaar, met de verhalen van mensen die naar Nederland komen en met wie wij hier in aanraking komen, dat die nood ook heel dichtbij kan komen. 

De ChristenUnie wil zich inzetten voor de allerarmsten, allereerst door mensen in acute nood te helpen met medische zorg, voedsel en onderdak in de crisisgebieden, maar ook door de grondoorzaken voor migratie structureel aan te pakken. Daarom wil de ChristenUnie terug naar de internationaal geaccepteerde jarenlange norm van 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking. De begroting die wij vandaag behandelen, maakt echter een omgekeerde beweging. Er gaat minder geld naar noodhulp. Er wordt volgend jaar meer dan 1 miljard bezuinigd op de allerarmsten. Wij gaan niet naar de 0,7% maar wij gaan in de komende jaren alleen maar verder naar beneden, zelfs tot de 0,46%. 

Ik som de bezuinigingen op. Volgend jaar, in 2017, komen wij uit op een structurele bezuiniging van 1 miljard. Nederland is de grootste ontvanger van de eigen ontwikkelingshulp omdat wij de eerstejaarsasielzoekers hier in Nederland opvangen, een kwart van de ODA-gelden inmiddels. De kasschuif uit de toekomst naar voren levert voor nu wel geld op maar legt ook een hypotheek op de toekomst en de toekomstige budgetten tot 2020: 1,2 miljard heeft deze minister daarvan weggehaald, een financiële krater voor de komende regeerperiode. Het budget voor het maatschappelijk middenveld daalt aanzienlijk. Tegelijkertijd zien wij de bedrijfsleven- en exportfinanciering juist stijgen. Het budget voor noodhulp is dalend ten opzichte van de voorgaande jaren. 

Daarbovenop hebben wij de verschillende rapporten gehad over ontwikkelingssamenwerking. De IOB oordeelt snoeihard over de bezuinigingen van de afgelopen jaren. Dat gaat weliswaar over Rutte I, maar wij zien al hoe die bezuinigingen desastreus uitwerken op de landen waarvan wij afscheid hebben moeten nemen doordat programma's halverwege zijn gestopt. De AIV oordeelt over de bezuiniging dat die op gespannen voet staat met het toenemende belang van internationale samenwerking. De Algemene Rekenkamer heeft, zoals wij hebben gehoord, grote kritiek op de kasschuiven uit de toekomst en op de effectiviteit van het bedrijfsleveninstrumentarium. De ChristenUnie-fractie betwijfelt of zij de begroting van deze minister moet steunen als er een zo grote aanslag wordt gedaan op het budget en op de directe hulp aan de allerarmsten. 

De instroomcijfers zijn gelukkig verlaagd. Dat geeft mogelijk ruimte bij de Najaarsnota. Voor ons is het dan ook van groot belang dat die gelden op de begroting van deze minister blijven staan en dat ze 100% beschikbaar komen voor officiële ontwikkelingssamenwerkingshulp. Kan de minister daarop een reactie geven? 

De ophoging van het noodhulpbudget is voor ons een tweede belangrijke voorwaarde om de begroting alsnog te kunnen steunen. We hebben net een brief gehad van deze minister over de noodhulpgelden, maar we zien op dat punt ook weer een kasschuif, deze keer van 2016 naar 2017, omdat er blijkbaar een onderbesteding is van 80 miljoen. Ik vind het prima dat die gelden volgend jaar vrijkomen, maar dat is geen extra geld. Er zijn enorme tekorten aan voedsel, medische hulp et cetera. We krijgen bijna dagelijks berichten van ngo's, ook van ngo's waarvan de medewerkers met gevaar voor eigen leven werken in vluchtelingenkampen in Syrië zelf, maar ook in de omliggende landen, zoals Jordanië. We moeten echt extra geld vrijmaken. We hebben dat in het verleden ook gedaan. We hebben er toen samen met andere constructieve oppositiepartijen voor gezorgd dat er 570 miljoen extra beschikbaar werd gesteld, maar die pot is zo goed als leeg. Vult de minister dat noodhulpfonds, inclusief de Dutch Relief Alliance, nog bij? Dat heeft zich inmiddels bewezen; dat heeft de minister ook zelf gezegd. Het systeem is nieuw en functioneert goed. De organisaties worden gedwongen om samen te werken en de programma's met elkaar af te stemmen. Maar die pot is nu leeg. De Kamer heeft daarover eerder een motie aangenomen, maar we hebben nog geen invulling van dat fonds gezien voor volgend jaar. Kan de minister garanderen dat die pot weer gevuld wordt met de vrijvallende middelen uit de begrotingsreserve asiel van dit jaar? Ik overweeg om op dat punt een motie in te dienen. 

Ik kom op de 25%-norm voor het maatschappelijke middenveld. De minister zegt steeds dat zij niet op kanalen stuurt, maar ondertussen zien we wel dat er bij het bedrijfsleven extra geld bij komt. De ChristenUnie zet erop in dat een derde van het ontwikkelingsbudget via particuliere organisaties wordt besteed, want zij komen in de haarvaten van de armoede in de partnerlanden. Ook in de laatste begroting wordt deze 25% niet gehaald door deze minister, terwijl de motie hierover is aangenomen om die 25% als doelstelling neer te zetten. Is de minister bereid om hierin alsnog verandering aan te brengen, mogelijk ook weer met die vrijvallende middelen bij de Najaarsnota? 

Een ander thema is kinderarbeid. Wereldwijd moeten 168 miljoen kinderen arbeid verrichten om een inkomen te krijgen voor henzelf en voor hun ouders. De ChristenUnie wil actief kinderarbeid bestrijden. Ik heb mij daar, samen met andere collega's, met name de heer Van Laar, in de afgelopen jaren voor ingezet. We moeten die kinderen naar school laten gaan. De minister is daar ook van overtuigd en heeft verschillende programma's gefinancierd. Ik breng nogmaals het platform Stop Kinderarbeid onder de aandacht van deze minister, juist omdat het zo'n mooie coalitie is. De minister is enthousiast over het succesvolle werk dat deze organisaties hebben verricht om kinderarbeidvrije zones te organiseren. Is de minister bereid om daar ook voor volgend jaar weer geld voor vrij te maken? 

Ik kom op de eerlijke handel. Nog te vaak vinden er in internationale productieketens schendingen plaats van fundamentele mensenrechten; denk bijvoorbeeld aan de kinderarbeid in Turkije. Ik ben daar afgelopen zomer weer geweest en ik heb daar kinderen zien werken. Dat waren niet alleen kinderen van 15 jaar, maar soms ook van 9, 10 of 11 jaar. Hun ouders kunnen het zich niet veroorloven om ze naar school te laten gaan en daarom moeten die kinderen werken om onderdak te hebben en in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Denk ook aan de gedwongen arbeid van minderjarige meisjes in de textielindustrie in India en aan het gevaarlijke werk dat in de mijnen van Mali plaatsvindt. De ChristenUnie wil daarom een wettelijke ondergrens voor eerlijke handel. We hebben daar in de afgelopen jaren ook verschillende voorstellen voor gedaan, bijvoorbeeld het voorstel voor wettelijk verplichte transparantie door bedrijven in de bewezen risicosectoren, zoals natuursteen, kleding, koffie, cacao, edelmetaal, tropisch fruit et cetera. We hebben de motie daarover aangehouden, omdat daar toen nog geen steun voor was. 

Bedrijven die het risico lopen om mensenrechten te schenden, moeten die mensenrechtenschendingen via een wettelijk verplichte due diligence in kaart brengen, of laten weten dat de mensenrechten gerespecteerd worden. Amerika heeft al een mooie Modern Slavery Act aangenomen en ook de Engelsen hebben inmiddels een soortgelijke Modern Slavery Act. Wil de minister die bekijken om te zien of wij naast de convenanten ook een soort stok achter de deur kunnen ontwikkelen en wetgeving kunnen organiseren om de productieketens kinderarbeidvrij te maken, en om ervoor te zorgen dat die productieketens voortaan mensenrechten gaan respecteren? 

Voor een onafhankelijke toezichthouder hebben we eerder moties ingediend. Die hebben het helaas niet gehaald, maar ik blijf erop hameren dat die cruciaal is. Je kunt wel convenanten maken en papier is geduldig, maar als er geen onafhankelijke toezichthouder is die daadwerkelijk sancties kan opleggen, blijft het een papieren tijger. Wij willen binnen de risicosectoren alleen gecertificeerde producten toestaan. Wat de ChristenUnie betreft beginnen we bij die risicosectoren waarin de problemen het grootst zijn en waarin de certificering ISEAL al wordt toegepast, zoals de sectoren voor koffie, thee en tropisch fruit. Graag hoor ik of de minister bereid is om daarmee aan de slag te gaan. 

De voorzitter:

Denk aan uw tijd, mijnheer Voordewind. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik zie inderdaad dat mijn tijd bijna op is. Ik vraag nog aandacht voor Qatar en de inmiddels meer dan 1.000 doden vanwege de slechte arbeidsomstandigheden. De zaak is nu onder de rechter. Wat doet Nederland om Qatar en de FIFA onder druk te zetten om de mensenrechten te verbeteren? 

Tot slot sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Van Laar over Syrië en de positie van vrouwen in Rojava, maar ook de positie van minderheden. Ze hebben het enorm moeilijk. Wat kan de minister doen? Eerder is in deze Kamer een motie aangenomen om Noord-Syrië en deze minderheden te steunen. Wat kan de minister voor hen doen? 

De heer Smaling (SP):

Ik ben blij dat de heer Voordewind een groot deel van zijn spreektijd aan kinderarbeid heeft gewijd. Kinderen horen ook absoluut niet in sweatshops en dergelijke te zitten. Toch kom je op een gegeven moment op een gebied waarbij je je afvraagt of je jezelf hier daadwerkelijk mee moet bemoeien. Ik denk vooral aan kinderen die in Afrika vaak op de geiten of koeien passen. Dat is onderdeel van een leefpatroon dat in sommige streken heel normaal is. Wil de heer Voordewind dat ook verbieden of ziet hij een grijs gebied opdoemen waarvan wij weg moeten blijven? 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik denk dat de heer Smaling en ik hetzelfde belang hebben, namelijk dat de kinderen niet in die armoedecyclus blijven zitten en dat alle kinderen het recht hebben om naar school te gaan. Als ze daarnaast wat werkzaamheden rondom het huis doen, is dat prima. Daar zul je mij niet over horen, maar ik ben weer in Turkije geweest en daar blijken 40% van de arbeidskrachten in de landbouwsector kinderen te zijn. Families nemen hun kinderen zes maanden lang mee van plantage naar plantage. Daar moeten we ook die ouders op aanspreken en er zijn geen gemakkelijke oplossingen voor; dat geef ik meteen toe. Maar kinderen worden zo gedwongen om zes maanden lang niet naar school te gaan. Als wij serieus structureel iets willen doen, als wij het hier over de effecten van ontwikkelingssamenwerking hebben … 

De voorzitter:

De heer Smaling. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Een laatste zin, voorzitter. Wij weten dat onderwijs echt een keerpunt in die armoede en ellende van veel families kan brengen. Wij moeten er dus in investeren dat die kinderen uit de arbeid en naar school gaan. 

De heer Smaling (SP):

Ik ben het er gevoelsmatig helemaal mee eens, maar hierover denkend, niet alleen nu maar ook de afgelopen tijd, zit ik toch met de vraag vanaf welk punt je te veel gaat opleggen wat wij vinden, terwijl de arbeid van die kinderen of adolescenten binnen een bepaalde cultuur toch een vrij vast onderdeel is van de manier waarop sommige onderdelen van maatschappijen al heel lang functioneren. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik zie ook in dat het moeilijk is om inspecteurs te sturen naar plaatsen overal op het platteland in Afrika, maar wij kunnen hier in Nederland natuurlijk wel onze bedrijven aanspreken op het feit dat er nog steeds kinderarbeid plaatsvindt, mogelijk ook voor onze kleding. We weten dat alleen niet, want bedrijven zijn nog steeds niet gedwongen om openheid van zaken te geven. Af en toe doen ngo's daar onderzoek naar. Wij hebben het onlangs weer gehoord van Zara en een ander bedrijf. Zara komt nu in het kledingconvenant, maar het is wel gebeurd. Welke principes en instrumenten hebben wij hier in de westerse wereld en in Nederland, liefst natuurlijk op Europees niveau, om in ieder geval de Nederlandse bedrijven en de internationale bedrijven die in Nederland gevestigd zijn, aan te kunnen pakken? Dat is niks nieuws. De ILO (International Labour Organization) heeft die criteria al jaren. Het is geen vrijblijvend punt meer. Wij willen met die bedrijven bekijken hoe je kinderarbeid tegen kunt gaan. Sommige bedrijven vragen zelf om wetgeving, zodat ze een gelijk speelveld hebben en weten waar ze aan toe zijn. Dan kunnen ze zich ook aan de consumenten presenteren als bedrijf dat kinderarbeidvrije producten aanbiedt, zodat mensen met een schoon geweten kleren, voedsel et cetera kunnen kopen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. De Nederlandse ontwikkelingssamenwerking gaat door een donkere periode. Het officiële ontwikkelingssamenwerkingsbudget, het ODA-budget, is in 2017 weer drastisch omlaag gedoken. Zelfs als je alle posten meetelt die niet bijdragen aan ontwikkeling kom je niet hoger dan 0,56% van het bnp, het laagste punt sinds 1973 en ver beneden de afgesproken 0,7%. In 2019 dalen we verder, volgens de meerjarenprognose, naar 0,46%. Intussen heeft de minister ook nog een giftige erfenis achtergelaten door acute problemen in 2015 op te lossen door een voorschot te nemen op het toekomstige budget tot 2020. De volgende minister zal heel, heel veel moeite hebben om ontwikkelingssamenwerking weer echt op de rails te krijgen. 

Deze minister heeft zich gevoegd naar de koers van VVD'er Zijlstra. Binnen Nederland hebben we normen en waarden, daarbuiten hebben we vooral belangen. De minister heeft het hulpbudget geslachtofferd maar wel de ondertekening van CETA binnengesleept. Fantastisch. Een verdrag dat goed is voor portemonnee en prestige, maar ten koste gaat van regelgeving en rechtsgelijkheid. Het door haar gekoesterde ICS, het Investment Court System, voor claimrechtspraak is nieuw in CETA. Er bestaat echter al het ISDS dat daarvoor ingeruild wordt in een aantal andere verdragen. Ik hoor nog niet dat de minister er morgen aan gaat werken om dat te veranderen, maar wie weet. 

De heer Van Laar (PvdA):

Ik kom graag nog te spreken over het vorige punt, dat van het budget. De afgesproken bezuinigingen liggen ook ons als een steen op de maag. Ik gun iedereen zijn eigen somberheid, maar doet u ons met zijn allen nu niet een beetje te veel tekort? We zijn nog altijd de zesde donor van Europa en de achtste donor van de wereld, in absolute termen zelfs, niet eens wat betreft een deel van ons nationaal product. We geven nog steeds ruimhartig. We kunnen daar heel mooie programma's van draaien. Doet u ons niet een beetje tekort als u zegt dat het allemaal niets meer is, dat alles verdwenen is en dat het nog nooit zo somber is geweest als het nu is? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik vind het een beetje een raar hoeraverhaal van de heer Van Laar. Ik geef hier knalharde cijfers die met goedvinden van de PvdA op deze manier zijn overeengekomen en nu als een steen op de maag liggen. De heer Van Laar had eerder moeten beseffen dat die dingen als een steen op de maag liggen. Ik denk dat het de komende jaren ook voor de Partij van de Arbeid, als ze nog gaat meeregeren, een heel groot probleem wordt om dat op de rails te krijgen. 

De heer Van Laar (PvdA):

In de afgelopen jaren is die 1,5 miljard erbij gekomen. Dat heeft de heer Grashoff niet genoemd. Dat is gewoon uit de algemene middelen gebeurd. Natuurlijk gaan we bij die formatie knokken. Ik heb de afgelopen jaren vaker gezegd: de begroting is voor de VVD en de realisatie voor de Partij voor de Arbeid. Ik teken daarvoor. Wij gaan dat dus zien. Doet u echter niet tekort wat er nog over is. Daarmee kunnen we nog steeds heel veel goede dingen doen. Ik hoop dat u daar ideeën voor heeft, maar dat gaan we misschien nog horen. Er is nog steeds heel veel over waarvoor we ons niet hoeven te schamen en waar we trots op kunnen zijn. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Als we het halveren is er nog steeds een hoop over waarmee we mooie dingen kunnen doen. Natuurlijk kun je met het geld dat je hebt mooie dingen doen. Fantastisch. Ik hoop dat dat gebeurt en voor een deel gebeurt dat ook. Het is echter politiek gezien natuurlijk een raar verhaal van de heer Van Laar. 

Voorzitter. Ik moet even de draad weer oppakken. Mijn fractie zou nog enig begrip voor de minister hebben als het ISDS nu als eerste en zo snel mogelijk zou verdwijnen, bijvoorbeeld uit het Energiehandvestverdrag. Dat zou een stap in de goede richting zijn. De minister schrijft echter dat we eerst CETA maar eens moeten aannemen. Wat ons betreft wordt CETA helemaal niet aangenomen. Ik vraag me dus ook af of de minister dan nog aan het Energiehandvestverdrag toekomt. Begrijpt de minister dat mijn fractie de motie die we daarover hebben ingediend niet als afgedaan beschouwt? Ook twee aangenomen moties over klimaat zijn in mijn ogen helemaal niet afgedaan. Graag hoor ik van de minister hoe ze daar alsnog uitvoering aan kan geven, of waarom ze die naast zich neerlegt. 

Er is internationaal een aantal heldere duurzameontwikkelingsdoelen opgesteld. Tegelijkertijd is het mode om andere doelen te verbinden aan ontwikkelingshulp. Bij het ministerie hier gaan handel en ontwikkelingssamenwerking hand in hand. Je zou denken dat dit weleens moet bijten, maar daar horen we de minister niet over. Nederlandse bedrijven profiteren steeds meer van ontwikkelingssamenwerkingsgeld, dankzij de hulp- en handelagenda. Het budget voor duurzame handel en investeringen is opgelopen van 4% in 2010 naar 8% in 2017. Dat percentage stijgt verder. Nederlandse bedrijven ontvangen daar het grootste deel van. Of daarmee armoede bestreden wordt of andere ontwikkelingsdoelen bij gebaat zijn, is volstrekt onduidelijk. Dat wordt niet bijgehouden. 

Een ander voorbeeld van wonderlijke bijbedoelingen zijn de migratiedeals die vanuit de EU worden gesloten met landen waar veel migratie vandaan komt. Niet het verbeteren van de omstandigheden voor vluchtelingen staat daarbij centraal, maar het blokkeren van de vluchtroute. Dat wordt tot voorwaarde voor hulp van de Europese Unie gemaakt. Werkt de minister daar nou echt aan mee? Wat vindt zij daarvan? Is zij eventueel voornemens om dit verder uit te breiden naar andere delen van de uiteindelijk ook door Nederland mede betaalde ontwikkelingshulp? Moet het zo zijn dat ontwikkelingshulp een soort voorwaarden kent voor het tegengaan van migratie? Dat zou ik wel de meest cynische ontwikkeling vinden die denkbaar is. 

De quizvraag is natuurlijk: naar welk land gaat het meeste ontwikkelingssamenwerkingsgeld? Het antwoord is: Nederland. Dat komt vooral door het budget voor de asielzoekersopvang. Natuurlijk moet die op een fatsoenlijke manier plaatsvinden. Daar heeft het kabinet ook extra geld voor uitgetrokken. Dat is voor een belangrijk deel ook ten koste gegaan van het ontwikkelingssamenwerkingsbudget. Dat raakt dat budget hard. Een recorddeel van 23% van het OS-budget gaat naar eerstejaarsopvang van asielzoekers. 

Is het niet zo dat de minister met het handelsbeleid, het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en met de hier dalende budgetten eigenlijk knoerthard een VVD-agenda aan het uitvoeren is? En is het niet zo dat du moment dat de minister die VVD-agenda uitvoert de VVD-agenda van de heer Taverne verder opschuift in de richting van die van de PVV, omdat je natuurlijk nooit weinig genoeg aan ontwikkelingssamenwerking kunt doen? Ik vind het een schande. 

De fractie van GroenLinks is voornemens om tegen de begroting van Ontwikkelingssamenwerking te stemmen. Er is één lichtpuntje dat ons nog zou kunnen verleiden om het anders te doen. Het is het amendement van de heer Dijkgraaf, dat ik graag mede heb ondertekend. Het stelt voor een substantieel maar bescheiden bedrag van 187 miljoen aan de OS-begroting toe te voegen ten koste van een expatregeling die mensen die boven de balkenendenorm verdienen enorme belastingvoordelen geeft. Over ineffectief bestede gelden gesproken, zegt ik tegen de heer Taverne. Als we dat amendement nou zouden aannemen, wil ik aan mijn fractie voorstellen om de OS-begroting toch nog maar een keer tandenknarsend te accorderen. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Aan het begin van deze kabinetsperiode, in 2012, beloofde het kabinet een andere koers te zullen varen op OS. Minder budget, namelijk 750 miljoen, en meer bereiken. Dat lijkt al een droom. Niet hulp, maar handel zou een steeds belangrijkere rol spelen. Voor ons was cruciaal dat de minister zei dat de allerarmsten gewoon geholpen zouden blijven worden. Als wij na vier jaar de balans opmaken, zetten we daar wel vraagtekens bij. 

Ik ben niet negatief, maar enthousiast over de combinatie van hulp en handel. We zijn in Ethiopië op werkbezoek geweest. Er zitten een paar studenten op de publieke tribune die mee zijn geweest. Zij hebben ook een evaluatie gemaakt. Daar heb ik uit geput voor deze bijdrage. Het was een prachtig bezoek. Er zijn daar veel bedrijven. Je ziet dat ze ketens sluiten, allerlei groepen aan het werk helpen en banen creëren. Wat dat betreft een aanmoediging aan de minister. Ik zou willen vragen of zij dat niet nog verder kan faciliteren. Wij zagen namelijk dat het integraal aanpakken van die problematiek enorm helpt, als een ambassade dat doet, het bedrijfsleven dat doet en een ngo dat doet, samen met lokale partners. Zijn daar niet nog slagen in te maken waardoor het effectiever wordt? 

Ik kom bij het belangrijkste punt van mijn bijdrage: de allerarmsten. Wij krijgen er graag meer zicht op of zij echt worden bereikt en zo ja, op welke manier. Dat de combinatie hulp en handel kan werken, is voor mij geen vraagteken. Er zijn echter wel voorbeelden die heel duidelijk laten zien dat handel ook ondermijnend kan werken: uitputting van hulpbronnen, uitbuiting van lokale arbeiders of kleine boeren die verjaagd worden voor een fabriek of een stuwdam. Juist daarom vraag ik om een integrale aanpak. Als je het integraal aanpakt, kun je dat voorkomen en ervoor zorgen dat die mensen in de lokale omgeving worden geholpen. Dat vereist gericht beleid. Naast datgene wat ik net vroeg, wil ik drie suggesties doen aan de minister. 

Zorg voor heel duidelijke hulpvoorwaarden bij handel en voor een consequente naleving daarvan. Ik hoor de minister morgen alweer zeggen: ja, maar dat doen we. Toch merk ik in de praktijk dat dat lang niet altijd gebeurt in zo'n land. Soms kan het niet, omdat het maatwerk is. Dat snap ik ook wel. Maar is de ambitie van alle mensen in het veld die daarmee bezig zijn dat je tot het gaatje moet gaan om dit maximaal te doen? Wordt dat ook gecheckt? Hoe monitort de minister dat dan? Ik neem aan dat zij dat ook wil weten. 

Zorg ervoor dat de hulpagenda niet ondergesneeuwd raakt. Dat vraagt focus voor hulp- en handelsbeleid, waarin het bereiken van de allerarmsten prioriteit heeft. Kan de minister aangeven in hoeverre er in het huidige beleid voldoende aandacht is voor de allerarmsten en de meest kwetsbaren? Ik denk vooral aan mensen met een beperking, die het in dit soort landen extra moeilijk hebben. Je zult maar én arm zijn én een beperking hebben. Meestal zit je dan echt in de hoek waar de klappen vallen. Als ik de stukken bekijk, niet alleen de begroting, maar ook het jaarverslag, waarin we de effectiviteit zien, dan kan ik er geen heel scherp beeld van krijgen met welke instrumenten je welke groepen bereikt. 

Je hebt er wel budget voor nodig. Wat dat betreft, maak ik mij zorgen over 2017. Vandaar het amendement waarvoor de heer Grashoff al reclame heeft gemaakt. We hebben het wel over de allerarmsten, over groepen die ons geld hard nodig hebben. Niet voor niets is er een wonderlijke combinatie van de SGP, de Partij voor de Dieren en GroenLinks ontstaan, wat wel aangeeft hoe breed dat eigenlijk wordt gedeeld. Gelukkig ontstaan die combinaties wel vaker, maar het geeft wel iets aan. 

Gezien de dekking, een beperking van de expatregeling tot de balkenendenorm, en gezien de achtergrond van de minister, verwacht ik morgen juichende teksten. Voor de minister is het natuurlijk win-win. Het is een beperking van de expatregeling, omdat mensen boven de balkenendenorm niet nog meer fiscale voordelen nodig hebben, en het gaat ook nog eens naar ontwikkelingssamenwerking. Ik ga ervan uit dat alleen de VVD en de PVV daartegen zullen zijn en dat de rest het zal steunen. Ik kan mij dan ook alleen maar voorstellen dat de minister tegen de Kamer zegt: dit is prachtig; mooi dat jullie dat gedaan hebben. 

Tot slot. We hebben een heel debat gehad over effectiviteit, maar ik zie een vraag. 

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Dijkgraaf eerst zijn betoog afmaakt. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kom nu wel bij een heel ander onderwerp. 

De voorzitter:

Dan kort, want de klok tikt verder. 

De heer Van Laar (PvdA):

Er ligt een amendement voor 180 miljoen. Daarover moeten we toch een vraag kunnen stellen. De heer Dijkgraaf is volgens mij ook financieel woordvoerder van zijn fractie. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Zeker. 

De heer Van Laar (PvdA):

Van Bureau Wetgeving en ook van de financieel woordvoerder van mijn eigen fractie heb ik begrepen dat het niet de gewoonte is om belastingen te verhogen om uitgaven te doen, hoe graag ik dat ook wil. In begrotingsonderhandelingen en bij formaties kun je dat soort grote slagen maken. In ons verkiezingsprogramma doen wij dat ook, maar de heer Dijkgraaf stelt het nu voor bij de begroting. Dat is wel een soort dingetje, zo blijkt. Kan de heer Dijkgraaf daar iets meer over vertellen? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja. Het is mij de laatste jaren opgevallen dat de minister van Financiën altijd zegt dat het niet kan, tenzij je aan een onderhandelingstafel zit en er echt iets nodig moet gebeuren, want dan kan het ineens wel. Er is staatsrechtelijk niets tegen. Er is usance. Het is inderdaad niet in lijn met wat we normaliter doen. Maar als je zegt dat het belangrijk genoeg is, dan kan het prima. We zullen horen van beide bewindslieden, die beiden ook nog eens van dezelfde partij zijn, hoe belangrijk zij dit onderwerp vinden. 

De heer Van Laar (PvdA):

Dat begrijp ik. Ik voel ook erg met de heer Dijkgraaf mee. Ik heb ook al gezegd dat hij hetzelfde voorstel moet doen. Sterker nog, wij willen de hele regeling kwijt in ons verkiezingsprogramma. Als je dit doet, is natuurlijk de verleiding heel groot om de belasting elke keer met 0,000001% te verhogen als je een miljoen nodig hebt, maar op een gegeven moment zit je dan wel in een zwart gebied. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Daarom moet je ook verstandig kijken waar je het wel doet en waar niet. Hier heb je het over een regeling waarin mensen tot de Balkenendenorm, dus tot €180.000, al dik profiteren van 30% minder belastingen die zij betalen. We hebben het hier concreet over CEO's van grote ondernemingen die 0,5 miljoen hebben, die iets minder fiscaal voordeel gaan krijgen en gewoon de belasting betalen die u en ik ook betalen. Dat lijkt me alleszins redelijk. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het was de financieel woordvoerder van de PvdA zelf die al meer dan een halfjaar geleden zei dat hij absoluut van die expat-regelingen af wilde. Dat is hoogst verbazingwekkend. Is de heer Dijkgraaf het met mij eens dat we net zo'n akkefietje hebben gehad bij Onderwijs, waar minister Bussemaker iets uit de fiscaliteit ging trekken waarbij belastingen ineens weer in het uitgavenkader terechtkwamen? Misschien precedenten te over? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mijn ervaring is dat het een heel mooi argument is voor het kabinet om een amendement in een negatief daglicht te plaatsen, en dat het kabinet het soms zelf gebruikt, en soms niet, en dat soms de Kamer het toestaat. Het is maar net wie het indient. Mocht de minister van Financiën er nog over beginnen, dan kan deze minister dat misschien in de dialoog meenemen, hoewel ik de minister van Financiën ken en weet wat hij dan zegt. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Soms ben ik het hartgrondig eens met de heer Dijkgraaf! 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja, dat zijn mooie momenten! 

De voorzitter:

Ik meende dat al te zien aankomen. De heer Dijkgraaf maakt zijn verhaal af. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

We hebben een debat gevoerd over de effectiviteit. Voor mij is de vraag of het OS-beleid effectief is een onzinnige vraag. Daar weet ik het antwoord van tevoren al op. Dat kan nooit volkomen effectief zijn. Het zal altijd gaan om de vraag welk deel effectief is en of dat in goede verhouding staat tot het budget dat je ervoor uittrekt. Dat je in dit soort landen 100% effectiviteit bereikt, is een illusie. In deze wereld is dat onmogelijk. 

Het is jammer dat er gewoon te weinig inzicht is in de begroting en in het jaarverslag. Daarom hebben we volgens mij ook die discussie. Dan moet je het inzicht verbeteren en vaststellen wat wel werkt en wat niet. Als je dat weet, moet je leren van de fouten die je maakt en van de dingen die niet werken. Ik zou de minister daar wel scherp op willen horen. Als ik de afgelopen jaren op een rijtje zet, is het scherpe debat dat wij op dit moment over ontwikkelingssamenwerking voeren mede het gevolg van het feit dat in het verleden feitelijk al die VVD-kabinetten dat niet hebben geregeld, dus laten we het dan eindelijk een keer goed doen. We zijn volgens mij op de goede weg in de combinatie van het ministerie en de Kamer. Laten we dat ook echt gaan doen, dat wil zeggen het niet alleen in kaart brengen, maar het ook echt leren. 

Als ik naar de literatuur kijk, zie ik wel degelijk bewijs van effectieve projecten. Ik wijs op het IOB-rapport dat veel projecten op een rijtje heeft gezet. Ik wijs ook naar nota bene het CPB, dat nu gewoon doorrekent dat het inderdaad effect heeft op de economie. Ik kan verzekeren dat het wel bewezen moet zijn als het CPB dat eindelijk gaat opnemen. Het neemt namelijk nooit onbewezen dingen mee. Voor mij is echter het mooiste bewijs de zoon van de boer in Ethiopië, die vroeger inderdaad alleen maar zijn vader mocht helpen en nu onderwijs krijgt omdat zijn vader geholpen werd door zowel de ambassade als een ngo en een bedrijf, waardoor hij een paar koetjes kreeg, een minimumloon verdiende en zijn zoon niet alleen naar werk maar ook naar onderwijs kon sturen. Als je met zo'n jochie praat, merk je dat het voor zo'n jochie een wereld van verschil maakt of wij die hulp bieden, ja of nee. Dat steunen wij graag. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Nederland is een handelsland. Door onze gunstige ligging en onze koopmansgeest zijn wij een zeevarende natie van kooplieden geworden. We verdienen veel van ons geld ver buiten onze eigen grenzen. Onze voorouders ontdekten nieuwe zeeën, eilanden en continenten. Dat is de VOC-mentaliteit waar we toch met gemengde gevoelens op terugzien. 

Maar rijkdom heeft een prijs. We halen grondstoffen uit andere landen. Toen pepers en nootmuskaat en zijde, geproduceerd door mensen die werden afgekocht met kraaltjes en spiegeltjes, als ze geluk hadden. Mensen met minder geluk werden zelf verkocht en tot slaaf gemaakt. Niet alleen mensen elders betaalden de prijs voor onze rijkdom. De natuurlijke leefomgeving degradeerde tot productiefactor. Bossen werden plantages, meren vervuilden, dier- en plantensoorten verdwenen en de dodo, bijvoorbeeld, overleefde de kennismaking met de Nederlanders niet. 

Wereldwijde — toch wel — strooptochten naar handelswaar hebben ons rijk gemaakt. Nederland is nog steeds een handelsland. Handel maakt ons nu nog steeds tot een van de meest welvarende landen ter wereld. Nog steeds geven we noch onszelf, noch anderen rekenschap van de bronnen van die rijkdom, laat staan van de kosten en verwoestingen die daarmee gepaard gaan. Nederland is na China de grootste importeur van soja wereldwijd. Soja die verbouwd is op plekken waar tropisch regenwoud stond, dat in razend tempo verdwijnt. Oerwouden die CO2 opsloegen, zuurstof maakten, weerpatronen stabiel hielden en voedsel en medicijnen leverden voor de mensen daar, ze zijn verdwenen. Onze handelsgeest transformeerde ongerepte regenwouden tot een woestijn van soja, waar geen dier kan overleven en waar de mensen die ernaast wonen, ziek worden van het gebruik van landbouwgif. 

Vanaf de VOC-kant van de wereld, Indonesië, importeren we op grote schaal palmolie, voor onze shampoos, koekjes, ijsjes en brood. Kortom, in ongeveer alles wat wij consumeren, zit palmolie, vaak ook totaal overbodig. De gevolgen zijn bosbranden. Er worden ontzettend veel bossen verbrand om palmolieplantages neer te zetten. Dat heeft een desastreus gevolg voor de soorten die daar leven en voor de mensen die daar wonen en die daar weg worden gejaagd. De bosbranden veroorzaken net zo veel broeikasgassen als de hele economie van de Verenigde Staten. 

Ook Afrika is nog steeds de supermarkt van de wereld, waar Nederland hard meedoet aan het hamsteren van goedkope grondstoffen. Vroeger haalden we er slaven vandaan om te werken op de plantages. Nu laten we de slaven daar — denk aan de chocolade-industrie — en staan we toe dat mensen worden gedwongen om te werken in levensgevaarlijke mijnen, zonder dat ze er betaald voor worden, en laten we toe dat mensen van het land van hun voorouders worden verdreven om er, voor Nederlandse import, bloemen of graan te gaan produceren, iets wat onze welvaart voedt maar de mensen daar achterlaat met de gevolgen. 

Nederland is een handelsland. Ons handelen maakt ons rijk, maar het maakt de wereld als geheel armer. Ik vraag de minister wat zij gaat doen aan de vormen van roofbouw en uitputting die in het kielzog van onze handelsmissies plaatsvinden. Ik vraag de minister te erkennen dat onze rijkdom vooral rust op de zwakste schouders die de wereld kent. 

We maken de balans op van twee kabinetten Rutte. Twee kabinetten die er een sport van hebben gemaakt om te bezuinigen op de wereld. We hebben nog geen half procent van ons nationaal inkomen over ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingssamenwerking is verworden tot een aalmoes, een moetje waar we zo min mogelijk geld aan willen uitgeven. Van die magere halve procent is bovendien een groot gedeelte bestemd voor onze handel. Handel die, om gesubsidieerd te worden, niet eens hoeft te voldoen aan duurzaamheidscriteria, criteria die de negatieve effecten van die handel op z'n minst een beetje inperken. Van die halve procent wordt bovendien een groot en zelfs groeiend deel in ons land zelf uitgegeven aan de opvang van mensen die buiten onze grenzen geen enkele toekomst meer hadden. Was het niet zinniger geweest om te investeren in scholing, voedsel, water, in de landbouw daar? In de emancipatie van de mensen die buiten onze grenzen al op korte termijn de prijs voor onze welvaart voor hun rekening nemen? 

Nederland is een handelsland. Daarom zet dit kabinet vol in op het sluiten van handelsdeals met andere landen. Deals die de rijken nog rijker moeten maken. Groei van de handel is goed, want het doet onze economie groeien. Dat is de heilige graal. Maar we weten dat de planeet niet meegroeit. Grondstoffen raken uitgeput en de aarde warmt op door onze eenzijdige focus op groei, terwijl dat niet meer geluk of welzijn oplevert. Het zorgt voor een enorme destructie van onze leefomgeving. De aarde is de grote verliezer van de inzet op vrijhandel, maar zeker niet de enige. De gewone mensen zijn daar ook de dupe van. Wie niet mee kan in het bedrijfsleven, in de race van schaalvergroting en kostenverlaging in deze eenzijdige wereldeconomie, gaat onderuit. Ik heb het dan met name over de familiebedrijven, de boeren, veelal vrouwen in derdewereldlanden. 

Ook de boeren in Nederland zijn daar de dupe van. Ze zullen worden geraakt door de import van hormoonvlees, plofkippen en legbatterijeieren via vrijhandelsverdragen, bijvoorbeeld met Amerika en Canada. Het associatieverdrag met Oekraïne en een handelsdeal met Canada en wellicht ook met de VS betekenen de doodsteek voor het agrarische gezinsbedrijf en voor de duurzame landbouw. Alleen de grootste melk- en vleesfabrieken en de multinationals, profiteren daarvan. In de onderhandelingen met Japan, waarmee ook weer een vrijhandelsverdrag op stapel staat, gaat het Nederland niet om het beëindigen van de wrede walvis- en dolfijnenjacht in dat land, maar om de afzet van Nederlands kalfsvlees en veevoer, terwijl we weten dat vlees het meest milieubelastende onderdeel van het voedselpakket is. 

TiSA, een handelsdeal gericht op diensten, bedreigt de publieke belangen van ons allemaal op het gebied van onderwijs, zorg en transport in Europa, voor private winsten. Steeds is de inzet van dit kabinet om zo snel mogelijk en zo vergaand mogelijk akkoorden te sluiten, en dan nog achter gesloten deuren ook. De beloofde transparantie in de onderhandelingen wordt maar mondjesmaat gegeven. Ja, achteraf. Ik weet dat deze minister staat voor transparantie, maar ze gaat ondertussen wel akkoord met die achter gesloten deuren gesloten akkoorden. We krijgen alleen achteraf wat inzicht, dus pas na het moment waarop de Europese Commissie haar handtekening heeft gezet, zodat er geen letter meer aan het akkoord kan worden veranderd. Dat hebben we gezien met CETA, waarvoor de moedige Walen van België nog een stokje probeerden te steken. Dat gaan we ook zien met TiSA, het dienstenvrijhandelsakkoord. Volgens het kabinet moet dat akkoord nog dit jaar worden gesloten, terwijl de Kamer en de bevolking geen idee hebben van wat er wordt besproken en wat daarvan de consequenties zullen zijn voor onze werkgelegenheid en voor onze zekerheden van diensten van algemeen nut. Dat is niet in orde en dat gaan we ook niet doen. Wij gaan daar niet mee akkoord en wij zullen ons daar continu tegen verzetten, net als een groeiend aantal Nederlandse burgers, zoals ook te zien was bij het overtuigende "nee" tegen het Oekraïneverdrag. 

Nederland is een handelsland. We zullen een fundamenteel debat moeten voeren over welke gevolgen een en ander heeft voor anderen in de wereld. Wie zijn de winnaars en vooral ook: wie zijn de verliezers van deze handel? De minister sprak eerder over een reset in de onderhandelingen over vrijhandelsakkoorden. Ik daag haar in de laatste maanden van dit kabinet uit om dat ook werkelijk te gaan doen en om dat noodzakelijke, fundamentele debat over de effecten van vrijhandel op mens, dier, natuur en milieu op gang te brengen. 

Is het wenselijk dat Nederland nog meer bio-industrievlees invoert of exporteert? Of beschermen we onze boeren, door dezelfde eisen te stellen aan de importproducten als die worden gesteld aan onze binnenlandse producten? Is het wenselijk dat Europa zijn grenzen opent voor teerzandolie uit Canada, de meest destructieve vorm van fossiele energie die er bestaat en die dankzij een vrijhandelsakkoord als CETA gewoon op de Europese markt terechtkomt? Of zetten we volop in op duurzame energie van eigen wind, zon en water? Is het wenselijk dat onze importtarieven ervoor zorgen dat Afrika een grondstoffenleverancier blijft, omdat grondstoffen veel lagere importtarieven kennen dan verwerkte producten? Of helpen we Afrika op eigen benen te staan door hun een eerlijke kans te geven om een eigen landbouweconomie te ontwikkelen? Is het wenselijk dat Nederland grote bedrijven in staat stelt om onder het betalen van belasting in ontwikkelingslanden uit te komen via een brievenbusfirma op de Zuidas in Amsterdam? Of zetten we in op een eerlijke afdracht van belastingen? En is het wenselijk dat onze zorg, ons onderwijs, onze voedselvoorziening —allemaal mensenrechten— steeds meer in handen van een handjevol multinationals komen? Of zeggen we: daar gaan wij met zijn allen over; dat recht blijft bij de boeren, bij de consument? Stoppen we met de marktwerking in de zorg en in het onderwijs, juist omdat we vinden dat die fundamentele voorzieningen moeten blijven? Is het wenselijk dat bedrijven het recht hebben om democratisch tot stand gekomen regels aan te vallen via private rechtbanken en miljardenclaims? Dat recht krijgen ze door die vrijhandelsverdragen. Of kunnen we nog vertrouwen op onze eigen democratie en onze rechtsstaat? 

Dat zijn vragen waarop een antwoord moet komen en waar we in deze Kamer veel te weinig bij stilstaan. We hebben het altijd simpelweg alleen over de begroting en de cijfers die achter de komma al dan niet omhoog of omlaag moeten. We moeten als politici een fundamenteel debat voeren over de richting die we met dit land op willen. Willen wij ten koste van andere landen wel handel drijven? Of moeten wij ons niet veel meer gaan richten op regionale productie die duurzaam is? Ik denk dat het een zegen voor de wereld zou zijn om daarop in te zetten in plaats van dat wij met onze agressieve exportstrategie proberen een paar dubbeltjes te verdienen ten koste van dieren, boeren en milieu. Ik zou met de minister heel graag daarover het debat willen aangaan, en ik geloof dat we dat morgen gaan doen. 

Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie. 

De voorzitter:

Natuurlijk, die zin kwam er nog achteraan. 

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer over deze begroting. Morgenavond gaan we verder en zal de minister antwoorden. Ik dank de minister en de collega's. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De vergadering wordt van 20.09 uur tot 20.46 uur geschorst. 

Voorzitter: Elias

Naar boven