3 Termijnen verlening Nederlanderschap

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijnen voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen ( 33852 (R2023)).

De voorzitter:

Ik heet, naast de leden van de Tweede Kamer, welkom de bijzondere gedelegeerden, aangewezen door de Staten van Curaçao, de Staten van Aruba en de Staten van Sint-Maarten, die letterlijk in ons midden hebben plaatsgenomen. Het is mooi hen opeens hier te zien zitten in de Haagse bankjes. Voorts heet ik welkom de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de heer Dijkhoff.

Ik geef nog enkele praktische mededelingen mee. Aangezien het gaat om de behandeling van een Rijkswet hebben bijzondere gedelegeerden het recht om het woord te voeren. Zij hebben dat gisteren voor een deel al gedaan, achter het spreekgestoelte. Ik heb een sprekerslijst vastgesteld waarop de Nederlandse afgevaardigden afwisselend het woord voeren met de afgevaardigden van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten. Het woord zullen voeren de heer Sulvaran namens de Staten van Curaçao, mevrouw De Sousa-Croes en de heren Herdé en Bikker van de Staten van Aruba, en mevrouw Marlin-Romeo van de Staten van Sint-Maarten. Conform artikel 17 van het Statuut hebben de bijdragen van de bijzonder gedelegeerden het karakter van het geven van voorlichting. Gelet hierop stel ik voor om, indien nodig, slechts een toelichtende vraag te stellen. Ik verzoek de leden daarom ook, interrupties zeer beperkt te houden, gegeven dit bijzondere karakter van de vergadering.

Vandaag spreekt de heer Thijsen niet; hij luistert wel mee. De heer Bikker zal spreken na de heer Van der Staaij. Ook de heer Herdé zal er niet zijn.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. De huidige regering is de regering van "je moet je maar invechten". Premier Rutte vindt dat allochtone jongeren die zich gediscrimineerd voelen zich maar moeten invechten in de arbeidsmarkt. Nu zegt staatssecretaris Dijkhoff dat vluchtelingen zich maar moeten invechten in de samenleving. Zijn wetsvoorstel, dat vandaag voorligt, laat iedereen die zijn best doet om te integreren in Nederland twee jaar langer wachten op het Nederlanderschap. Het lukte de staatssecretaris in de toelichting op zijn wetsvoorstel niet, helder te maken waar dat nou precies goed voor is. Wat lossen we hiermee op? Armoede? Criminaliteit? Bureaucratie? Of levert het misschien een bezuiniging op? Niets van dat al, zo lijkt het. De staatssecretaris komt niet verder dan dat mensen na zeven jaar waarschijnlijk meer geïntegreerd zijn dan na vijf jaar. Dat zou kunnen. Maar als je al zo redeneert, zou je net zo goed kunnen zeggen dat mensen na tien jaar nog meer geïntegreerd zouden zijn.

Oud-minister van vreemdelingenzaken Rita Verdonk zag de naturalisatie als een positief welkom. Het diende om de nieuwe staatsburger te doordringen van de bijzondere verbondenheid met Nederland.

Een punt van orde: ik zie dat u maar vijf minuten hebt getimed, voorzitter, maar ik had een kwartier opgegeven.

De voorzitter:

Ik zal met dat kwartier rekening houden. U hebt zich inderdaad voor een kwartier gemeld.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dank u wel.

GroenLinks is het vaak vurig oneens geweest met Verdonk, maar wij delen haar visie dat de naturalisatie juist een katalysator voor integratie is. Naturalisatie is geen testmoment voor integratie. Die testmomenten zijn er al genoeg, bijvoorbeeld bij het krijgen van een tijdelijke verblijfsvergunning, bij het halen van een permanente verblijfsvergunning en bij het halen van een inburgeringscursus. Naturalisatie is, zoals Verdonk het noemde, het positieve welkom. Vanaf dat moment horen mensen er echt bij en zijn ze net zo Nederlands als u en ik. Mensen willen er ook bij horen. Hoe eerder ze dat gevoel hebben, hoe sneller ze zullen integreren. In welk universum helpen wij mensen sneller te integreren door ze langer het Nederlanderschap te onthouden? GroenLinks hamert daarom juist op betere integratie, taalcursussen en toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers vanaf de eerste dag en integratie op de plek van opvang, zoals de wethouder in Utrecht nu doet.

Het heeft er alle schijn van dat het enige doel van dit wetsvoorstel treiteren is, het treiteren van al die mensen die iedere dag hun best doen om in de samenleving mee te komen. Ik hoop dat de staatssecretaris die schijn weg wil nemen. Ik heb daarom een aantal vragen voor hem. Kan de staatssecretaris nader onderbouwen hoe het verlengen van de naturalisatietermijn zou moeten bijdragen aan versnelde integratie? Kan hij ingaan op het onderzoek van Bakker, Dagevos en Engbersen, waaruit blijkt dat het ontbreken van het hebben van het Nederlanderschap een aanmerkelijk nadeel is op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld omdat werkgevers het risico niet willen lopen dat de verblijfsvergunning wordt ingetrokken? Zorgt deze verlenging er dan niet juist voor dat mensen langer in een uitkering komen te zitten? Deelt de staatssecretaris de opvatting van GroenLinks dat goed kunnen meedraaien op de arbeidsmarkt juist ook een essentieel onderdeel is van integratie?

Waarom vindt de staatssecretaris het te rechtvaardigen dat vergunninghouders twee jaar langer moeten wachten op hun stemrecht? Stemmen is juist een belangrijk onderdeel van deelname aan de Nederlandse samenleving. Bovendien, als mensen hun inburgeringsexamen al hebben gehaald, hebben ze toch ook eigenlijk al voldaan aan hetgeen nodig is om te kunnen deelnemen aan het democratisch proces?

Hoe vindt de staatssecretaris het te rechtvaardigen dat statushouders nu ze twee jaar langer moeten wachten op naturalisatie, twee jaar langer beperkt worden in het internationaal reisverkeer? Hoe kan de staatssecretaris zijn wetsvoorstel rijmen met artikel 34 van het Vluchtelingenverdrag? Daarin staat immers dat staten ernaar moeten streven de naturalisatie zo veel mogelijk te bespoedigen. Dit wetsvoorstel doet precies het tegenovergestelde.

Kan de staatssecretaris ook ingaan op het feit dat de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Raad van State en VluchtelingenWerk allen negatief hebben gereageerd op het wetsvoorstel? Waarom is dat voor hem geen reden om er toch nog eens heel goed over na te denken en dit wetsvoorstel te heroverwegen? Kan de staatssecretaris nog eens een poging doen om te beargumenteren waar dit wetsvoorstel nu precies goed voor is, anders dan: we vinken hier weer een dingetje mee af uit ons regeerakkoord?

GroenLinks is nooit te beroerd om het kabinet een handje te helpen door via het indienen van amendementen van slechte wetsvoorstellen nog iets fatsoenlijks te maken. Zo overweeg ik op dit moment een amendement dat regelt dat in Nederland geboren kinderen met in elk geval één ouder met een verblijfsvergunning van rechtswege de Nederlandse nationaliteit krijgen. Het is raar dat we kinderen die al hun hele leven in Nederland wonen niet als Nederlander beschouwen. In Nederland geboren kinderen die hier jarenlang zijn opgegroeid, vriendjes hebben gemaakt en aan hun toekomst hebben gebouwd, hebben nog steeds geen verblijfszekerheid. Deze wetswijziging is wat GroenLinks betreft een uitgelezen kans om hier wat aan te doen. Zoals ik al zei, werk ik op dit moment aan een amendement, maar ik wil zeker weten dat het juridisch goed doorwrocht is en daarom heb ik het nog niet ingediend.

Ik heb al wel een amendement ingediend dat regelt dat het verlengen van de naturalisatietermijn van vijf naar zeven jaar wordt teruggedraaid. Zo maken we van een contraproductief wetsvoorstel een baanbrekende verbetering. Ik heb nog een tweetal amendementen ingediend, want als deze wet in zijn huidige vorm wordt aangenomen, wil GroenLinks op zijn minst een uitzondering voor de mensen die er vanuit zijn gegaan binnen vijf jaar Nederlander te kunnen worden. Daarover heb ik samen met D66 een amendement ingediend. Zo hoort dat in een rechtsstaat waar het rechtszekerheidsbeginsel geldt. Bovendien wil GroenLinks een oplossing voor oud-Nederlanders die hun Nederlanderschap zijn kwijtgeraakt doordat ze onbekend waren met de verliesbepaling na tien jaar. Om voor de huidige gevallen een oplossing te vinden, heb ik ook een amendement.

Ik zou de staatssecretaris verder willen vragen of hij met de minister van Buitenlandse Zaken de voorlichting over deze verliesbepaling kan verbeteren. Daarmee zouden we kunnen voorkomen dat in de toekomst bijvoorbeeld expats hun nationaliteit verliezen zonder dat ze daarvan op de hoogte zijn.

Het spreekt voor zich dat GroenLinks geen wetsvoorstellen steunt waarvan het doel niet duidelijk is. De door mij gedane wijzigingsvoorstellen bieden de kans om van de nood een deugd te maken en ik roep mijn collega's op om die kans met beide handen te pakken. Laten we mensen echt helpen om sneller te integreren in plaats van dat zij zichzelf moeten invechten. Geef mensen die eerlijke kans om Nederlander te worden. Dan kunnen wij "huidige Nederlanders" ook wat trotser zijn op ons eigen Nederlanderschap.

De heer Azmani (VVD):

Mevrouw Voortman gaf in haar inbreng al aan dat zij een amendement heeft ingediend om de essentie van het wetsvoorstel, namelijk het verlengen van de naturalisatietermijn van vijf naar zeven jaar, teniet te doen. Wat is haar visie met het oog op het reglement van werkzaamheden dat aangeeft dat dit een destructief amendement is? Vindt zij daarom ook niet dat het amendement niet zou moeten worden ingediend?

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Nee, dat vind ik niet. Dit is namelijk een wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, onder andere ter verlenging van de termijn voor verlening van het Nederlanderschap. Ik ben vooral ingegaan op dat punt, want daar heb ik kritiek op. U hebt mij niet gehoord over die enkele andere wijzigingen. Die wil ik namelijk wel heel graag overeind houden.

De heer Azmani (VVD):

Dit is volgens mij de essentie van het wetsvoorstel. Heel duidelijk is waar dit wetsvoorstel over gaat: de basis is de verlenging van die termijn. In artikel 97 van het Reglement van Orde staat dat een amendement ontoelaatbaar is indien het een strekking heeft die tegengesteld is aan die van het wetsvoorstel. Wat mij betreft is dit dus een destructief amendement. Het enige wat ik wil, is dat mevrouw Voortman dit in overweging neemt. We hoeven nu niet een punt van orde te maken, maar ik zou dus wel graag zien dat mevrouw Voortman dit gaande dit debat in overweging neemt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Als dat het enige punt in het wetsvoorstel zou zijn, zou de heer Azmani een punt hebben. Maar dat is niet het enige punt: er staan inderdaad ook enkele andere punten in. Om die reden acht ik dit amendement niet destructief van aard.

De heer Sulvaran:

Voorzitter. Vandaag behandelen wij de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verlenging van de termijn voor verlening van het Nederlanderschap en enige andere wijzigingen.

Ik ben als gedelegeerde van Curaçao afgevaardigd, omdat ik medeondertekenaar ben van twee amendementen, opgesteld door de heer Bikker.

Het eerste amendement waarop ik doel, heeft betrekking op het creëren van een uitzondering voor investeringsregelingen in de overzeese landen. Wij pleiten voor behoud van de naturalisatietermijn van vijf jaar. Als die termijn namelijk zeven jaar wordt, zal dat onze concurrentiepositie schaden. Ik doel dan op het aantrekken van bonafide investeerders en renteniers.

Curaçao heeft een investeringsregeling waarin staat dat, als je als investeerder of rentenier 500.000 investeert, je gedurende drie jaar recht hebt op een verblijfsvergunning. Als het meer dan 750.000 is, heeft men gedurende vijf jaar recht op een verblijfsvergunning en als men meer dan 1,5 miljoen investeert, heeft men voor onbepaalde tijd recht op een verblijfsvergunning. De renteniers en investeerders moeten duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen beschikken. Ik beschik over de cijfers van november 2014 tot februari 2016 waaruit blijkt dat 44 investeerders van de regeling gebruik hebben gemaakt en dat 156 renteniers dat hebben gedaan. Voor Nederlandse begrippen zijn dat er niet veel, maar voor Curaçaose begrippen zijn dat er vrij veel. Als we uitgaan van een minimale investering van 500.000, komen we tot de conclusie dat er in de afgelopen zestien maanden minimaal 95 miljoen is geïnvesteerd. Daarmee werd ook werkgelegenheid gecreëerd. Men moet immers mensen in dienst nemen. We pleiten er dus voor dat er wat de naturalisatietermijn betreft, een uitzondering wordt gemaakt voor investeerders en renteniers in de investeringsregelingen in de overzeese landen.

De belangrijkste wijziging betreft artikel 1, onderdeel f, onderdeel 3. Daarin staat dat het vijfde lid als volgt komt te luiden: de termijn zoals bedoeld in het eerste lid onder c wordt op vijf jaren gesteld voor de verzoeker die een bij Algemene Maatregel van Rijksbestuur te bepalen mate van investering heeft gedaan. Dit is mijn toelichting op het eerste amendement.

Het tweede amendement heeft betrekking op een groot probleem, namelijk de meervoudige taaltoets. Ik heb het primair onderwijs in de Nederlandse taal op Curaçao gedaan. Ook op het havo en het vwo kreeg ik onderwijs in de Nederlandse taal. Op de universiteit van Curaçao kreeg ik les in de Nederlandse taal en de Engelse taal. Het doctoraal examen voor bedrijfskunde heb ik behaald op de RUG, waar Nederlands en Engels werd gesproken. Ik kan wel merken dat ik niet heel goed ben in spreekvaardigheid in de Nederlandse taal vanwege het simpele feit dat ik zeer zelden Nederlands spreek op Curaçao. 90 à 95% van de huishoudens gebruikt het Papiaments als voertaal. Alleen in het gerechtshof wordt Nederlands gesproken. Ik kan het Nederlands echter wel goed lezen, schrijven en begrijpen.

Het uitgangspunt van de meervoudige taaltoets is dat immigranten die zich willen laten naturaliseren voldoende tijd hebben om in de samenleving te integreren en dat zij voldoende binding hebben met de samenleving. De taaltoets in het Nederlands is op mavo-/havo-niveau. Het betreft het luisteren, spreken, lezen en schrijven. Voor een Latijns-Amerikaan en een persoon van het Caribisch gebied is het heel, heel moeilijk om dit alles onder de knie te krijgen. En zij hebben dat niet nodig om te integreren in hun maatschappij. Op Curaçao geldt dat men na tien jaar een naturalisatieaanvraag kan doen. De mensen gebruiken het Nederlands niet als voertaal. Als zij de Nederlandse taal moeten gebruiken, ervaren zij dat als dat zij Chinees moeten spreken. Met een dergelijke toets ga je dus aan je doel voorbij en bereik je het tegenovergestelde. Men moet slagen voor de toets Nederlands, maar voor onze mensen is dat geen integratie- en participatiemiddel. De mensen ervaren dat eerder als een uitsluitingsmiddel. De kinderen hebben daar hun vrienden. Ze weten alles van de maatschappij en zijn geïntegreerd, maar ze moeten toch een toets Nederlands doen. Misschien is dat wel nodig voor Nederland. Dit wordt als ongelijke behandeling ervaren en als een soort barrière. Zij ervaren dit dus als een middel om mensen uit te sluiten in plaats van om ze te laten integreren en participeren in de maatschappij. Zoals ik al zei, is er in die zin dus sprake van een tegengestelde werking.

Ik breng de motie-Sulvaran onder de aandacht die is aangenomen door de Tweede Kamer. Reeds in 2009 was ik hier als gedelegeerde in het kader van het Statuut van Sint-Maarten en Curaçao. De motie beoogt dat het Nederlands, het Engels, het Papiaments en het Fries worden erkend als koninkrijkstalen. Ik vind het heel belangrijk om dit in dit kader te zeggen. Ik geef u dus in overweging om niet meer uit te gaan van die meervoudige taaltoets en wat dat betreft de regeling te hanteren van voor 1 januari 2011.

Ik stel twee vragen aan de staatssecretaris. Daaruit zal hij opmaken hoe hij mensen uitsluit van participatie. In het kader van de meervoudige taaltoets wil ik weten hoeveel personen op Curaçao daarvoor zijn geslaagd en hoeveel van die personen die zijn genaturaliseerd naar Nederland zijn gegaan. In de wet wordt er volgens mij namelijk van uitgegaan dat iedereen die zich naturaliseert en het Nederlandse paspoort krijgt, direct naar Nederland wil gaan. Dat is echter niet waar. Volgens mij gaat het om heel lage percentages.

Hoe groot is het slagingspercentage op Curaçao tot nu toe voor het eindexamen Nederlands voor naturalisatiekandidaten? Hoeveel mensen moeten het examen halen, terwijl ze het Nederlands niet onder de knie krijgen en toch in het Caribisch gebied willen blijven wonen? Ze willen niet in Nederland wonen, maar willen daar hun toekomst opbouwen, waar hun kinderen en vrienden zijn. Het is dus niet een automatisme dat mensen op de Antillen of mensen van Aruba, Curaçao of Sint-Maarten het vliegtuig naar Nederland nemen om hier te komen wonen. Volgens mij blijft de overgrote meerderheid daar.

Mevrouw De Sousa-Croes:

Voorzitter. Señora presidente, kolega, publico presente, pueblo hulandes. Ik heb begrepen dat iedereen mij kan begrijpen als ik heel langzaam spreek. Nederlands is voor Arubanen een heel moeilijke taal, terwijl het Papiaments heel gemakkelijk is. Het heeft verschillende talen in zich. Je hoort Spaans, Portugees, een beetje Afrikaans, Arubaans en Indiaans. Maar daarin hoor je slechts heel weinig van de Nederlandse taal. Hooguit oud-Nederlands.

We hebben het vandaag over naturalisatie. Wij van de eilanden willen het vooral hebben over de dubbele taaltoets. Als mensen uit Latijns-Amerika op Aruba komen wonen, hebben ze heel veel moeite met het leren van de Nederlandse taal. Mijn collega, de voorgaande spreker, heeft dat net verklaard: je hoort de Nederlandse taal bijna nergens. Je hoort het Nederlands op school. Zodra men wat ouder is, gaat men echter niet meer op Aruba naar school. Je hoort dan geen Nederlands meer, behalve in de rechtbank. Het Nederlands is echt een schoolbankentaal. Wij hebben deze taal geleerd, omdat wij in Nederland geboren zijn. Mensen die echter niet in Nederland geboren zijn, horen dat nergens. Het is immers niet een tweede taal. Mensen in Nederland horen uiteraard wel de Nederlandse taal.

De meeste vreemdelingen — ik gebruik de term die in de Rijkswet op het Nederlanderschap staat — komen uit Latijns-Amerika. Op Aruba zijn we wat dit betreft best streng. Voor ons maakt het niet heel veel uit of er sprake is van een naturalisatietermijn van vijf jaar of van zeven jaar. In de praktijk moet iemand tien jaar op Aruba wonen om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Uiteindelijk kan betrokkene ook een verzoek indienen voor het verkrijgen van het Nederlanderschap. In ieder geval voor Aruba en Curaçao maakt het dus in principe niet uit of de naturalisatietermijn van vijf jaar naar zeven jaar gaat — ik denk dat dit ook voor Sint-Maarten geldt, maar dat weet ik niet zeker — omdat die termijn van tien jaar toch wordt aangehouden. Wat dat betreft zijn wij strenger dan Nederland. Mevrouw de voorzitter, señora presidente, er is mij ooit verteld door een taaldeskundige dat als je een bepaald woord niet kent, als het niet in je taal voorkomt, je het begrip ook niet helemaal kunt begrijpen. In het Papiamento hebben wij bijvoorbeeld geen woord voor het Nederlandse woord "gezin". Wij kennen wel "famia". Dat staat voor een groter geheel. Ik heb bijvoorbeeld een famia van 200 mensen. Ik hoop dat wij heel snel een woord bedenken voor het woord "gezin", want dat levert leukere feesten op. Als ik het zou vertalen naar de situatie waarin wij nu zitten, is het gezin voor ons Aruba en de famia het Koninkrijk, Nederland dus. Stel je voor dat je in een bepaald gezin woont en de taal van dat gezin moet spreken en niet de taal van een grotere famia, een grotere familie. Je praat op Aruba eigenlijk alleen maar Papiamento. Het is een makkelijke taal, die veel op het Spaans lijkt. Binnen de kortste keren kan iemand uit Columbia zich verstaanbaar maken in het Papiamento.

Dat blijkt ook uit de cijfers. Voordat ik wegging uit Aruba heb ik de cijfers opgevraagd. Daaruit blijkt dat voor de invoering van de dubbele taaltoets, in 2010, 2.090 mensen hebben verzocht om een toets te doen in het Papiamento. Voor naar ik meen 760 mensen is het naturalisatieverzoek anderhalf jaar later ingewilligd. Een jaar erna, in 2011, hebben maar 150 mensen een verzoek gedaan. In 2014 waren het er 90. Het aantal ingewilligde verzoeken was, volgens de gegevens uit 2015, 120. Let wel: 120 mensen! Elk jaar komen er rond 1.500 mensen bij op het eiland, afkomstig van het Latijns-Amerikaanse vasteland. Omdat het zo moeilijk is, hebben veel mensen dus afgezien van het Nederlanderschap. Wat was precies het doel indertijd, vraag ik de staatssecretaris. Is dat doel bereikt? Was het doel integratie en participatie? Dat heb ik tenminste gelezen in de memorie van toelichting. Uiteindelijk zijn uitsluiting en ongelijkheid ermee bereikt, tenminste op onze eilanden.

Wij hebben situaties waarin de ene ouder geluk had en nog net in 2011 Nederlander kon worden, terwijl de andere net buiten de boot viel en Latino bleef. De kinderen, die naar school gaan en daardoor heel goed Nederlands kunnen praten, kunnen zich niet net als hun moeder laten naturaliseren. Een heel ongelijke, vreemde situatie dus. Die kom je steeds vaker tegen. Mensen wonen heel lang op Aruba, hebben daar een huis en hun kinderen gaan er naar school. Ze zijn dus helemaal Arubaans, maar kunnen niet stemmen, omdat ze niet de Nederlandse nationaliteit hebben. Ik vraag uw aandacht hiervoor. Wij hebben een amendement gemaakt, waarin wij vragen om terug te gaan naar de situatie voor 2011. Dus niet twee talen, namelijk Nederlands en de taal die gangbaar is op het eiland, maar keuze. Dat zou dan ook Papiamento kunnen zijn. Mocht het amendement niet worden aangenomen, dan wil ik heel graag de gevoelens van de zaal weten over het aanhouden van twee talen, dus een dubbele taaltoets maar dan met de keuze uit de vier talen van het Koninkrijk: Nederlands, Fries, Engels en Papiamento. Iemand van Aruba zou dan kunnen kiezen tussen Papiamento en Engels. Engels wordt veel meer gesproken. De meeste vreemdelingen op Aruba werken in de horeca en spreken perfect Engels.

Ik heb nog één punt en dat betreft meer een technische vraag. Volgens mij wordt onder A en B voorgesteld om artikelen uit de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap te vervangen door artikel 61 en 62 van boek 10 van het Burgerlijk Wetboek. Die bestaat op Aruba echter niet, dus moet dit het Burgerlijk Wetboek van Nederland zijn. Ik denk dat dit voor de duidelijkheid moet worden vermeld. In ons Burgerlijk Wetboek van Aruba kennen wij nog geen geregistreerd partnerschap. Ik hoop wel dat dit heel snel komt en dat de vreemdelingen op onze eilanden uit de lhbt-community zich daarop kunnen beroepen.

Mevrouw Marlin-Romeo:

Voorzitter. Collega's van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, goedemorgen. Onze maatschappij is gebouwd op taal. Wij gebruiken taal om met elkaar te communiceren, onze bedoelingen duidelijk te maken, samen te werken en kennis door te geven op schrift, om maar enkele voorbeelden te noemen. Taal is onderdeel van onze cultuur en identiteit. Het is dan ook niet gek dat van personen die zich vestigen in het Koninkrijk der Nederlanden en op termijn Nederlander wensen te worden, mag worden verwacht dat zij de talen van het Koninkrijk machtig zijn.

Dit komt thans tot uitdrukking in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap. In dat artikel wordt geregeld dat de verzoeker, "als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over een bij over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal, dan wel - indien hij in Aruba, Curaçao, Sint-Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba hoofdverblijf heeft - de taal die op het eiland van hoofdverblijf gangbaar is, alsmede van de staatsinrichting en maatschappij van het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba en hij zich ook overigens in een van deze samenlevingen heeft doen opnemen". Het voorgaande staat bekend als de dubbele taaltoets. De bijzonder gedelegeerden Bikker, Thijsen, Sulvaran, Wever, De Sousa-Kroes, Herdé en Marlin-Romeo stellen thans bij amendement voor om een einde te maken aan deze dubbele taaltoets die tijdens het Interparlementair Koninkrijksoverleg vaak aan de orde is geweest. Niet alleen staat de dubbele taaltoets op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel. Immers, alleen naturalisandi die zich in de Caribische landen van het Koninkrijk en BES bevinden, krijgen hiermee te maken. Ook de verlenging van de termijn van vijf naar zeven jaar veronderstelt reeds een zekere mate van binding met de samenleving, wat deze dubbele taaltoets overbodig maakt. Meer specifiek voor Sint-Maarten dient rekening te worden gehouden met ons Statuut, waarin staat dat het Nederlands en het Engels de officiële talen van Sint-Maarten zijn. Er moet rekening worden gehouden met de demografische realiteit van Sint-Maarten en de talen in het onderwijs. De beheersing van een van deze talen bewijst reeds voldoende binding met de samenleving en de cultuur.

De Staten van Sint-Maarten steunen eveneens het amendement van de bijzondere gedelegeerden over het stellen van de termijn op vijf in plaats van op zeven jaar voor bonafide potentiële buitenlandse investeerders c.q. gepensioneerden, aangezien dit een positief effect zal hebben voor de Sint-Maartense economie. Wij hopen dat de Kamer kan instemmen met deze amendementen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik moet zeggen dat het wel een bijzonder voorrecht is om ook met bijzondere gedelegeerden het debat te voeren. Dat geeft ons weer even extra het besef dat we het echt over een rijkswet hebben. Het is goed om een en ander in dat perspectief te zien, ook als de bijzondere gedelegeerden niet aanwezig zijn bij de behandeling van een wetsvoorstel. Ook dan moeten we de vraag stellen wat het betekent voor de andere delen van het Koninkrijk.

Behalve de techniek — ik moet zeggen dat die best ingewikkeld is op het punt van het nationaliteitsrecht — zit er ook altijd een emotionele kant aan discussies over het Nederlanderschap. Dat kwam ook naar voren toen hier voor het eerst gediscussieerd werd over een wet die wat meer uitwerking zou geven aan het Nederlanderschap. Dat was in 1850. Ik ben daar zelf natuurlijk niet bij geweest, maar ik heb wel kunnen nalezen hoe dat debat toen ging. Oud-minister van Justitie Donker Curtius sprak toen op een bevlogen manier en zei dat er ook iets van emotie en hechting komt kijken bij de verhouding van een staat tegenover de onderdanen. Naar aanleiding van de vraag of je het Nederlanderschap ook weer kwijt kon raken als je naar het buitenland ging en hoe je daar dan mee om moest gaan, zei hij: als je het zo ziet dat je als staat eigenlijk ook een soort vader bent voor de ingezetenen, voor de burgers, voor de onderdanen, dan heeft dat ook als gevolg dat je er positief tegenover staat als zij willen terugkeren. Je gaat dan natuurlijk denken aan het Bijbelse verhaal van de verloren zoon. Die zoon ging weg en kwam later weer terug. Toen die zoon terugkwam, zei die vader niet dat hij er niet meer bij hoorde, maar ging die uiteindelijk nog het beste kalf slachten. Nu zouden we niet direct voor iedere Nederlander die na jaren van anonimiteit weer opduikt een kalf willen slachten, maar het beeld maakt wel duidelijk dat er niet alleen die technische kant is, maar ook de kant van emotie en hechting. Juist dit punt vond ik interessant omdat het ook in dit wetsvoorstel weer aan de orde komt. Het gaat immers om de vraag hoe het gaat met het Nederlanderschap als iemand naar het buitenland emigreert. Kun je het Nederlanderschap wel verloren laten gaan door enkel het gegeven dat een termijn van tien of vijftien jaar verstreken is, ongeacht de achtergronden die aan de orde kunnen zijn?

Over die figuur heb ik nog maar één vraag aan de staatssecretaris. Die figuur is niet zozeer nieuw in dit wetsvoorstel, maar ik heb daar toch een vraag over. Bij een eerdere wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap hebben we pas gezegd dat de figuur van het van rechtswege vervallen eigenlijk achterhaald is. Er moet steeds een beoordelingsmoment zijn. Het is ook goed voor de rechtszekerheid als dat niet allemaal van rechtswege gaat, maar als dat duidelijk geregistreerd wordt, als er een duidelijk beslismoment is en als dat duidelijk kenbaar wordt gemaakt. Heeft dat dan ook geen gevolgen voor deze categorie, voor mensen die naar het buitenland zijn gegaan en door het verstrijken van de tijd uiteindelijk hun Nederlanderschap verliezen? Zou het dan niet beter zijn om ook voor die gevallen een afzonderlijk beslismoment in het leven te roepen?

Vreemdelingen moeten geruime tijd wachten om Nederlander te kunnen worden. Die termijn is arbitrair, ongeacht of die vijf jaar is, zoals nu het geval is, of zeven jaar wordt. Je kunt niet heel stellig zeggen dat het om een bepaalde reden echt vijf jaar moet zijn of om een andere reden juist een langere termijn. Op basis van de nota naar aanleiding van het verslag stel ik vast dat Nederland zich onder de redelijk snelle landen bevindt, aangezien men al na vijf jaar Nederlander kan worden. Er is nu sprake van een betrekkelijk geringe verschuiving van twee jaar naar de maximale termijn die mogelijk is in het verdrag, namelijk tien jaar. Wij kunnen ons daar wat bij voorstellen, niet alleen in het licht van Europese ontwikkelingen en die in andere landen, maar ook — ik vond dat een interessant element in de inbreng van de bijzondere gedelegeerden — omdat er op de eilanden vaak een langere termijn aan de orde is voor de naturalisatie, namelijk tien jaar. Is het dan niet gek dat er zo'n verschil bestaat tussen Nederland en de eilanden? Kom je daarmee eigenlijk ook niet dichterbij? Is dat geen aanvullend argument voor juist het verschuiven van vijf jaar naar zeven jaar?

Zou het ook niet goed zijn om een stevigere onderbouwing op te leveren voor dit wetsvoorstel als je juist de termijn voor het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd eveneens naar zeven jaar laat gaan, zodat die samenvalt met de naturalisatietermijn? Ik heb daarvoor samen met mevrouw Keijzer een amendement ingediend. We hebben dit onderwerp al eerder aan de orde gesteld bij de begrotingsbehandeling. Toen zei de staatssecretaris — hij stuurde er ook een brief over — dat we dit bij de rijkswet moesten meenemen omdat het daarin beter past. Als je namelijk nog een termijn van vijf jaar hebt voor het Nederlanderschap, is het onlogisch dat je vervolgens toch nog geen verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd zou krijgen. Nu ligt dit voorstel er. Wat ons betreft moet het op grond van dit voorstel zo zijn dat alle asielzoekers die de termijn voor naturalisatie nog niet gehaald hebben, terugkeren naar het land van herkomst wanneer er voldoende perspectief voor hen is. Het wetsvoorstel biedt daarvoor de eerste stap, maar zou dan ook de termijn voor een verblijfsvergunning voor een bepaalde tijd moeten verruimen. Het automatisme om na vijf jaar een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd te geven, past volgens de SGP niet goed bij het wetsvoorstel. Uitstel van deze beslissing kan immers uiteindelijk het draagvlak voor asielbeleid, tijdelijk bescherming bieden, vergroten. Ik krijg daarop graag een reactie van de staatssecretaris.

Het wetsvoorstel is bedoeld om de inburgering en de inzet van toekomstige Nederlanders te versterken. We steunen dat doel, maar constateren dat de verlengde naturalisatietermijn hiervoor geen extra prikkels bevat. De regering lijkt de extra tijd vooral te zien als twee jaar extra in de wachtkamer. Ongeacht of iemand zijn best doet, iedere asielzoeker die niet kan terugkeren naar zijn land, krijgt na vijf jaar te horen dat hij langdurig of voor onbepaalde tijd in Nederland mag blijven. We zien een eenvoudige mogelijkheid om de inburgering te bevorderen. Dat kan door vreemdelingen die niet na vijf jaar zijn geslaagd voor de inburgering en die nog niet voldoende inkomsten hebben, pas na zeven jaar een aanvraag voor een asielvergunning voor onbepaalde tijd te laten doen. De vreemdelingen die financieel wel op eigen benen kunnen staan en ingeburgerd zijn, kunnen na vijf jaar een versterkt verblijfsrecht krijgen, namelijk de zogeheten EU-vergunning voor langdurig ingezetenen. Ik ben daarom benieuwd hoe de staatssecretaris aankijkt tegen het amendement dat ik samen met mevrouw Keijzer heb ingediend.

De Rijkswet op het Nederlanderschap biedt de mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van specifieke voorschriften. Dat geldt bijvoorbeeld wegens humanitaire redenen en voor minderjarigen. We hebben in het verslag een situatie van een minderjarige beschreven waarvoor al eerder breed in de Kamer aandacht is gevraagd. Het betreft een schrijnend verhaal van een familie waarbij een kind uiteindelijk in een pleeggezin is opgevangen. De overheid geeft aan dat dit in het beleid niet wordt gezien als een bijzondere situatie aangezien pleegouders nu eenmaal kunnen adopteren. Wil de staatssecretaris eens uitgebreid toelichten waarom hij dit redelijk vindt? Is het wenselijk dat pleegouders op deze manier min of meer onder druk gezet worden om te adopteren?

Mijn technische betoog is ten einde, maar ik raakte toch nog even aan het nadenken naar aanleiding van het Bijbelse verhaal van de verloren zoon. Als het om de nationaliteit gaat, kun je natuurlijk bedenkingen erbij hebben of een Vadertje Staat helemaal wenselijk is. De Staat haalt het in ieder geval nooit bij een echte vader, laat staan bij de Vader over wie Jezus in zijn verhaal vertelt. Die Vader staat elke dag klaar op de uitkijk om verloren mensen in zijn hemels koninkrijk te ontvangen. Ook de nationaliteit van dat koninkrijk is bij optie beschikbaar, zeg ik nog maar even wervend.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bikker, namens de PDR van de Staten van Aruba.

De heer Bikker:

Mevrouw de voorzitter. Goedendag, mijnheer de staatssecretaris, collega's, aanwezigen en iedereen die ons via de media volgt.

Ik zal niet in herhaling vervallen, maar het is een feit dat het een grote verworvenheid is dat wij hier staan naar aanleiding van een motie die is voortgevloeid uit het Interparlementair Koninkrijksoverleg, het IPKO. Voor het eerst staan wij hier in één week, aansluitend aan het IPKO, voor de behandeling van rijkswetten die geclusterd worden behandeld. Gisteren hebben we de Rijkswet-Van Laar behandeld. Vandaag behandelen we de Rijkswet op het Nederlanderschap. Morgen behandelen we de Rijksvisumwet en ook nog een andere rijkswet. Vier rijkswetten worden dus in één week geclusterd behandeld. Het is mooi om te zien dat wij bij die geclusterde behandeling de kans hebben om onze bezorgdheden te uiten naar aanleiding van de wijze waarop wetten conform de artikelen 16 en 19 van het Statuut doorwerken in onze landen.

Zojuist is door collega's geschetst dat de dubbele taaltoets sinds 2011 op disproportionele wijze heeft doorgewerkt ten aanzien van naturalisatie en een ongelijk effect heeft gehad op de desbetreffende mensen. Aruba heeft een beroep op de regio moeten doen voor meer dan 30.000 werkkrachten om te helpen bij het opbouwen van onze economie. Doordat Nederlands niet als voertaal wordt gebruikt op Aruba, zit een groot gedeelte van deze mensen in feite te wachten totdat zij de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar bereiken. Dan kunnen zij op grond van artikel 6 opteren voor het Nederlanderschap. Ik denk dat dit een onbedoeld effect is van de wijziging in 2011. Ik vraag de staatssecretaris of daarover is nagedacht en bovendien hoe dit zich verhoudt tot het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, het EVN.

Wij hebben uitgerekend dat de cursus ongeveer €1.500 kost, want het is een cursus op middelbaar niveau en je moet de taal beheersen om de toets te kunnen halen. Omgerekend moeten mensen die normaliter een inkomen rond het bestaansminimum hebben, dus €1.500 op tafel leggen om zich te kwalificeren voor de dubbele taaltoets. Heeft men er bij de invoering van de dubbele taaltoets in 2011 bij stilgestaan dat ook dit weer een drempel is die in feite mensen uitsluit in plaats van dat zij inburgeren?

We hebben onderzoek hiernaar gedaan. België, dat zich ook heeft aangesloten bij het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, schijnt meerdere jurisdicties te kennen waar men andere talen heeft en ook tweetalig is, maar waar slechts de beheersing van één taal als vereiste wordt gesteld voor het verkrijgen van de nationaliteit. Dit is een sprekend voorbeeld waaruit blijkt dat in omliggende landen andere of minder eisen worden gesteld met betrekking tot een vergelijkbare verkrijging of verwerving van een nationaliteit.

Ik wil even stilstaan bij een van de amendementen die wij hebben ingediend, namelijk het amendement met betrekking tot de investor's permit. Ter vergelijking: in Cyprus verkrijgt men bij investering meteen de nationaliteit, in Frankrijk na vijf jaar en in Malta na twee jaar. Dus wij zien weer dat de verlenging van vijf naar zeven jaar ertoe zal leiden dat Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, maar naar mijn oordeel ook Nederland, in feite onnodig onaantrekkelijk worden voor de groep investeerders die gebruikmaakt van deze faciliteiten.

Het is meerdere malen voorgekomen dat op Aruba een periode van tien jaar werd gesteld aan een verzoek om nationaliteit. Dat is het gevolg van de uitvoering. Volgens mij bestaat er zoiets als een handleiding voor de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Daaruit vloeit voort, en dit blijkt ook uit de jurisprudentie, dat er geen verdenking mag zijn dat iemand voor onbepaalde tijd is toegelaten tot de jurisdictie. En daaruit vloeit weer voort dat je een vergunning voor onbepaalde tijd moet hebben. Onze toelatingsregeling, de Landsverordening Toelating en Uitzetting (LTU), bepaalt dat je pas na tien jaar aaneengesloten te zijn toegelaten op Aruba, voor onbepaalde tijd tot de jurisdictie van Aruba bent toegelaten. Vandaar dat men op Aruba, en kennelijk ook op Curaçao, in feite pas na tien jaar een verzoek kan doen om de nationaliteit. Daar zou dan nog een dubbele drempel bijkomen doordat sinds 2011 ook wordt vereist dat men de Nederlandse taal beheerst.

Ik kom tot een conclusie met de vraag hoe de staatssecretaris oordeelt over de twee amendementen die door de respectievelijke delegaties van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten zijn voorgesteld. Ik wacht het antwoord af.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie kan, kort samengevat, instemmen met het onderdeel van het onderhavige wetsvoorstel tot wijziging van de rijkswet dat betrekking heeft op de verlenging van de termijn van vijf naar zeven jaar. De regering heeft een nieuwe termijn gesteld op grond waarvan het Nederlanderschap kan worden verkregen. Zij stelt van mening te zijn dat de meeste inburgeringsplichtige vreemdelingen na vervulling van hun inburgeringsplicht nog niet volledig kunnen participeren in de Nederlandse samenleving. Wij herkennen die analyse wel. Verlenging van de termijn zou bijdragen aan een betere borging dat iemand werkelijk binding heeft met Nederland.

Instemming met dit voorstel past vooral bij het eerdere pleidooi van de CDA-fractie om met een ontheemdenstatus de tijdelijke verblijfsduur op te rekken. De verblijfsvergunning is nu te veel een legaal migratie-instrument geworden. Gelet op alle conflicthaarden en demografische ontwikkelingen moet de vluchtelingenstatus een tijdelijke status zijn, gericht op terugkeer. In dit kader hebben de fracties van het CDA en de SGP een amendement voorgesteld om een definitieve verblijfsstatus pas na zeven jaar te verstrekken. Daarmee komt de termijn voor naturalisatie gelijk met de termijn voor het indienen van een verzoek om een verblijfstatus voor onbepaalde duur.

Toch zijn er wel kanttekeningen bij deze wet te plaatsen. De vraag is namelijk hoe de regering bevordert dat de inburgering succesvoller wordt en er wel sancties kunnen worden gesteld als de inburgering niet binnen de gestelde termijn wordt gehaald. De VVD heeft de afgelopen weken gebruikt om te betogen dat er wel degelijk verblijfsrechtelijke consequenties zijn, terwijl uit de praktijk blijkt dat die alleen gelden voor imams die met een arbeidsvergunning in Nederland werken. Voor het overige gaat dit niet op. Gisteren is een aantal moties aangenomen waarin wordt verzocht om hiernaar onderzoek te doen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Mevrouw Keijzer verklaart zich onomwonden voorstander van deze wet en van het feit dat de naturalisatietermijn wordt verlengd van vijf naar zeven jaar. Wat vindt zij van de kritiek van de Raad van State op deze wet?

Mevrouw Keijzer (CDA):

De kritiek van de Raad van State komt erop neer dat de onderdelen meer moeten worden toegelicht in de memorie van toelichting. De regering heeft dit gedaan. De CDA-fractie kan zich daarin vinden. Zij ziet ook in de praktijk dat de inburgering niet volledig compleet is na de termijnen die daar nu voor staan. Doordat de termijn wordt verlengd, heb je daar wat meer tijd voor.

De heer Sjoerdsma (D66):

De kritiek van de Raad van State ging wel iets verder dan enkel dat. Ik wil mevrouw Keijzer vragen om ook in te gaan op de kritiek van de Raad van State dat deze wet eigenlijk op geen enkele manier bijdraagt aan integratie en participatie. Tenzij de staatssecretaris dit nader onderbouwt, adviseren wij deze wet niet op deze manier in te vullen. Mevrouw Keijzer moet mij toch uitleggen welke motivatie van de regering haar ervan heeft overtuigd dat de wet alsnog op deze manier moet worden ingevuld.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Aan de ene kant gaat de termijn voor naturalisatie van vijf naar zeven jaar. Er is dan dus eenvoudigweg wat meer tijd om in te burgeren. Aan de andere kant wordt gediscussieerd over de vraag hoe het kan dat mensen niet slagen voor hun inburgeringsexamen. Hierover hebben wij de afgelopen twee, drie weken met name met minister Asscher gedebatteerd. De helft van deze mensen heeft dat examen na drie jaar nog steeds niet gehaald. Daarover moet natuurlijk uitgebreid worden gesproken. Daar is het CDA niet tevreden over. Het is er ook niet tevreden over dat daaraan uiteindelijk niet de consequentie wordt verbonden dat de verblijfstitel kan worden ingetrokken. Die geldt alleen voor imams. Wij vinden dat je consequenties mag verbinden aan het feit dat mensen onvoldoende hun best doen.

Een ander punt waarmee de regering geen rekening lijkt te hebben gehouden, is dat de vreemdeling na vijf jaar rechtmatig verblijf, in beginsel in aanmerking komt voor de Europese verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken constateert volgens de regering terecht dat mensen met deze vergunning grotendeels dezelfde rechtspositie verkrijgen als Nederlanders. Toch zijn wij benieuwd wat de verschillen zijn tussen het Nederlanderschap en deze EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen. Ik hoop dat de staatssecretaris daar uitgebreid op in wil gaan.

Dit wetsvoorstel lijkt negatieve consequenties te hebben voor expats. Het invoeren van de verplichting tot verblijf in Nederland om voor naturalisatie in aanmerking te komen, heeft volgens ons verschillende negatieve effecten. Problemen doen zich nu al voor, maar zullen worden versterkt voor Nederlandse expats die buiten de Europese Unie verblijven en met hun partners willen terugkeren. Nederlanders die meer dan tien jaar buiten de Europese Unie hebben verbleven en/of met een buitenlandse partner buiten de Europese Unie zijn getrouwd of hebben samengewoond, verliezen automatisch hun Nederlandse nationaliteit. Nederlandse expats zullen het bij terugkeer veelal niet voor elkaar krijgen om in hun vaak multinationale bedrijven een standplaats in Nederland te verkrijgen voor de nu voorgestelde periode van drie jaar.

Ook vanuit Unierechtelijk perspectief kleven er flinke bezwaren aan de verblijfseis voor de partners van Nederlanders. Als de partner een burger van een niet-EU-lidstaat is, zal de Nederlander zijn recht op vrij verkeer in de Europese Unie voor drie jaar moeten opgeven om aan het nieuwe vereiste van drie jaar wonen in Nederland te voldoen. Als de werkgever niet wil of kan meewerken aan plaatsing in Nederland, moet de betrokken Nederlander niet alleen zijn recht op vrij verkeer, maar ook zijn baan opgeven, of moet zijn partner of echtgenoot afzien van verkrijging van het Nederlanderschap. Gelet op het Unieburgerschap van de Nederlandse partner zou het meer in de lijn liggen om eventueel de eis te stellen dat de partner gedurende drie jaar woonplaats heeft in een of meer van de lidstaten van de Europese Unie. De Europese Unie blijft in het wetsvoorstel opmerkelijk genoeg geheel buiten beeld. Er wordt enkel opgemerkt dat een oud-Nederlander die een nationaliteit van een EU-lidstaat heeft, na één jaar in Nederland te zijn verbleven kan naturaliseren via de optieverklaring. Voor personen buiten de Europese Unie wordt het veel lastiger om terug te keren.

Ik stel daarom de volgende vragen. Hoe gaat het, nadat deze wet in werking is getreden, met mensen in bijvoorbeeld de volgende situatie? Een Nederlander woont en werkt in Zuid-Afrika. Hij trouwt daar met een Zuid-Afrikaanse vrouw en krijgt daar een kind. De man krijgt de Zuid-Afrikaanse nationaliteit. Hij verliest daarmee zijn Nederlandse nationaliteit. Op enig moment wil het gezin terug naar Nederland. Onder welke voorwaarden kan dat dan? Dezelfde vraag stel ik over iemand die bijvoorbeeld verblijft in de Verenigde Staten of Canada. Aan welke voorwaarden moet worden voldaan om die Nederlander en zijn gezin terug te krijgen naar Nederland? Klopt onze interpretatie van wat de in het wetsvoorstel voorgestelde bepalingen zullen opleveren voor het gebruik van het recht op vrij verkeer in de Europese Unie door Nederlanders met een niet-Nederlandse echtgenoot of partner met de nationaliteit van een derde land? Deze partner kan immers straks alleen de Nederlandse nationaliteit verwerven doordat beide partners langdurig naar Nederland terugkeren. Valt het gezin dan onder de gezinsherenigingbepalingen? Dat is namelijk nogal wat. Zou overeenkomstig de regel in artikel 15 van de RWN, lid 1, onder c, het verblijf elders in de Europese Unie niet meetellen bij het verlies van het Nederlanderschap bij naturalisatie volgens artikel 8, tweede lid, dat verblijf in een andere EU-lidstaat moet worden gelijkgesteld met verblijf in Nederland? Je hoeft dan dus niet per se in Nederland te zijn geweest, maar kunt ook in een andere Europese lidstaat hebben gewoond. Ziet de regering een mogelijkheid om de negatieve gevolgen van het wetsvoorstel te beperken voor Nederlandse expats met een niet-Nederlandse echtgenoot of partner, die buiten de Europese Unie werkzaam zijn?

Mijn laatste onderwerp. De CDA-fractie heeft de regering bij de schriftelijke inbreng in overweging gegeven om over te gaan tot de aanpassing van de hoofdregel betreffende het verlies van de Nederlandse nationaliteit bij de verwerving van een andere nationaliteit, teneinde Nederlanders die elders die andere nationaliteit verkrijgen, de Nederlandse nationaliteit te kunnen laten behouden of hen deze eenvoudig terug te laten krijgen. Als ik dit zo voorlees, voorzitter, realiseer ik me dat dit nogal ingewikkeld is, maar ik hoop dat de staatssecretaris er zo op in kan gaan. Dit heeft namelijk nogal wat consequenties voor de mensen die het betreft; de heer Van der Staaij sprak daar ook al over. De regering heeft hierop negatief geantwoord en wil hier geen nader onderzoek naar doen. Zij stelt dat het niet mogelijk is om de hoofdregel bij het verlies van Nederlanderschap aan te passen zonder dat de thans geldende afstandsplicht minder effectief zou worden. Het zou leiden tot het toestaan van het herkrijgen van de oorspronkelijke nationaliteit na de verkrijging van het Nederlanderschap. Volgens de regering beoogt het wettelijke stelsel om bij nationaliteitsverandering het ontstaan van een meervoudige nationaliteit zo veel mogelijk te voorkomen, op enkele uitzonderingen na. De CDA-fractie ziet dit ook en deelt die wens. Toch zijn er veel vervelende situaties bekend waarin dit voor mensen tot het ervaren van een onheuse bejegening heeft geleid, juist omdat men zich Nederlander voelt en een verblijf in een ander land van tien jaar dat gevoel niet heeft weggenomen. Nogmaals vraagt de CDA-fractie de regering om hier alsnog welwillend naar te kijken.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook ik heet de bijzondere gedelegeerden van harte welkom. Het is inderdaad bijzonder om te zien dat de naturalisatietermijn bij hen op tien jaar staat, terwijl wij hier een heftige discussie hebben over een verlenging van vijf naar zeven jaar. Namens de ChristenUnie-fractie heb ik hard mijn best gedaan om op zoek te gaan naar nut en noodzaak van de voorgenomen verlenging van de termijn waarop iemand mag naturaliseren. Wie is hier nu mee gediend en welke problemen lossen we daar eigenlijk mee op, anders dan vast te stellen dat het nu eenmaal zo in het regeerakkoord is afgesproken? In navolging van de Raad van State, de ACVZ, de VNG, maar ook in de geest van het Vluchtelingenverdrag is mijn fractie nog niet overtuigd van de toegevoegde waarde van die verlenging van de naturalisatietermijn. Ik hoop meer duidelijkheid van de staatssecretaris te krijgen.

Mensen die hier ten minste vijf jaar legaal verblijven, willen worden genaturaliseerd. Ze hebben voldoende binding met Nederland en willen volwaardig meedraaien in de Nederlandse samenleving. Ze willen kunnen trouwen, ze willen verkiesbaar kunnen zijn en ze willen kunnen stemmen. Uit dit wetsvoorstel blijkt echter op geen enkele manier hoe deze mensen verder kunnen integreren. Bij de inleiding kun je nog denken dat dit uiteindelijk moet uitmonden in het bevorderen van de integratie en het versnellen van de participatie van vreemdelingen, maar daarna komt er een opmerkelijk zinsdeel, namelijk: "thans is het gevoelen dat …" In de afgelopen tien jaar heb ik aardig wat wetsvoorstellen behandeld, maar "thans is het gevoelen dat" ben ik nog niet tegengekomen in beargumenteerde wetsvoorstellen van het kabinet. Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat dit een moetje is geweest voor de staatssecretaris. We zien ook de naam van de vorige staatssecretaris er nog onder staan. Ik hoop toch echt meer redenen te krijgen dan dat.

Ik vraag speciaal aandacht voor de positie van vluchtelingen. Met het verlengen van de naturalisatietermijn naar zeven jaar geeft het kabinet een negatief signaal richting vluchtelingen die volwaardig willen meedraaien. Eerdere evaluaties over de integratie van vluchtelingen en het toeleiden naar werk van VluchtelingenWerk Nederland laten zien dat dit een grote belemmering kan vormen voor deze mensen om te integreren en om dus op hun eigen benen te kunnen staan. Dat laatste is zeer belangrijk voor de integratie van vluchtelingen, wat ook blijkt uit de afgelopen tien jaar.

We hebben de staatssecretaris eerder horen reageren op, ik meen, een motie van de heer Van der Staaij. Hierin werd gevraagd om de permanente status niet na vijf maar na zeven jaar te verlenen. De staatssecretaris zei in dat debat dat hij dat geen goede zaak vond. Als reden hiervoor gaf hij aan dat dit de integratie niet zou bevorderen. Daarom heeft mijn fractie een amendement van D66 meeondertekend, om in ieder geval de vluchtelingen uit te sluiten van het wetsvoorstel.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp dat de ChristenUnie de termijn voor het verkrijgen van een definitieve, permanente verblijfsvergunning niet wil verlengen van vijf naar zeven jaar. Hoe verhoudt zich dat tot het voorstel van de heer Voordewind uit november 2014, waaruit blijkt dat de ChristenUnie er voorstander van is dat de termijn voor oorlogsvluchtelingen van vijf naar zeven jaar gaat?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb daar wel eens een suggestie toe gedaan en heb er ook verder onderzoek naar gedaan. Ik heb toen ook gekeken naar wat de impact zou zijn op de kinderen. Zoals u weet, hebben we toentertijd met de PvdA de kinderpardonwet gemaakt. Ik ben daar toen niet mee verdergegaan, omdat ik ervan overtuigd raakte dat op het moment dat je de termijn verlengt naar zeven jaar, dit juist raakt aan de asielkinderen en hun verworteling. Vandaar dat ik tot de overtuiging ben gekomen om het toch op die vijf jaar te houden. Ik begrijp ook dat het door veel verdragen en door Europese richtlijnen gestimuleerd wordt om die vijf jaar te handhaven. Ik begrijp bovendien dat ten aanzien van naturalisatie ook de omliggende landen de termijn op vijf jaar willen houden. Het is niet alleen voor asielkinderen maar ook voor vluchtelingen cruciaal om goed te integreren en om aan werk te komen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Heel veel landen hebben een langere termijn dan vijf jaar, zelfs de meerderheid van de Europese landen, zoals blijkt uit de nota naar aanleiding van het verslag. Hoe weegt de ChristenUnie-fractie dan het argument dat de heer Voordewind zelf in het interview in 2014 aangeeft, dat het ook gelet op het enorme aantal oorlogsvluchtelingen dat naar Europa komt — dat argument dat hij toen noemde is alleen maar sterker geworden — helpt voor het draagvlak, namelijk: we kunnen heel veel tijdelijk aan, maar dat is iets anders dan dat iedereen hier ook permanent in Nederland moet verblijven? Is dat argument dat de heer Voordewind toen noemde, eigenlijk niet nog veel steviger geworden in de loop van de tijd?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als we de situatie van vandaag de dag bekijken is dat weer niet het geval. We zien juist de instroom afnemen. Dat heeft weer met de maatregelen van Europa te maken. Nogmaals, ik heb er toen stevig onderzoek naar gedaan en heb inderdaad overwogen dat je mogelijk ruimhartiger zou kunnen zijn aan de voorkant als je ook aan de achterkant weer stimuleert om weer terug te gaan. Ik heb mij echter ook laten overtuigen door de onderzoeken die er lagen. Als je kijkt naar het beperkte aantal mensen dat in de afgelopen tien, vijftien jaar aan het werk is gekomen, dan moet je daar niet nog een stapje bovenop doen door die termijn te verlengen naar zeven jaar. Het betreft hier overigens twee aparte zaken. In dit geval gaat het om naturalisatie en de heer Van der Staaij doelt op het verlengen van de termijn wat betreft de permanente verblijfsstatus. In beide gevallen zeggen onderzoeken overigens wel dat die termijn van zeven jaar belemmerend werkt voor de integratie en voor het aan het werk komen van die mensen, zodat ze ook een zelfstandig bestaan kunnen opbouwen. Dat was voor mij een overtuigend argument, gekoppeld aan het feit dat het heel lastig was om het uit te sluiten voor kinderen. Als je het uitzondert voor asielkinderen dan zou het voor alleenstaanden of voor samenwonenden of getrouwde echtparen een stimulans kunnen zijn om te hopen zo snel mogelijk een kind te krijgen, omdat dat het ticket zou kunnen zijn voor een permanente status binnen vijf jaar. Dus ik kwam daar niet uit. Zowel bij de naturalisatie als bij de permanente status blijf ik dus vasthouden aan de termijn van vijf jaar voor een permanente status. Ik hoop dan ook van harte dat we in ieder geval de Kamer kunnen overtuigen met het amendement van D66 om vluchtelingen hiervan uit te sluiten.

Dan kom ik te spreken over de positie van minderjarige kinderen, dus de kinderen van 12 tot 16 jaar. Die vallen inmiddels onder deze wet. Dat betekent dat als kinderen een geldboete of transactie vanaf €810 krijgen toegewezen, ze dan niet meer recht hebben op naturalisatie, althans die wordt dan op z'n minst vier jaar uitgesteld totdat er een evaluatiemoment plaatsvindt. Dat vindt mijn fractie toch een aantasting van de kinderrechten, zoals ook vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag. Dat verdrag stelt dat zelfs indien er sprake is van overtredingen, van dit soort schendingen, er alsnog een bijzondere plicht is om de rechten van kinderen te beschermen, dus zelfs als er sprake is van een misdrijf. Het gaat hier namelijk wel om kinderen. Ik heb hierover een amendement ingediend, dat volgens mij net is rondgedeeld, dat ertoe strekt om minderjarige kinderen uit te sluiten. Als dat de Kamer niet kan overtuigen, heb ik nog een terugvaloptie met een ander amendement dat tot doel heeft om in ieder geval kanbepalingen in de wet op te nemen. Met dat amendement wordt ernaar gestreefd dit middel als ultimumremediumbeginsel toe te passen. Met het amendement wordt verankerd dat aan de hand van precies dat beginsel door middel van drie concrete punten — ik zal ze nog aanhalen; het gaat daarbij om de kanbepalingen — een naturalisatieverzoek kan worden afgewezen na een negatieve openbareordetoets, maar dat is geen automatisme. Een naturalisatieverzoek kan alleen worden afgewezen wanneer de rechter jeugddetentie heeft opgelegd voor de maximale termijn, namelijk twaalf maanden, in plaats van de boete van €810.

Het wetsvoorstel voorziet ook in de mogelijkheid dat een naturalisatieverzoek kan worden afgewezen in het geval van ernstige verdenking waarbij nog geen sprake is van een onherroepelijke veroordeling. In dat geval regelt het amendement dat het naturalisatieverzoek wordt aangehouden indien het misdrijf inderdaad bestraft kan worden met de maximale termijn voor jeugddetentie. Dat amendement zal straks worden rondgedeeld.

Ik sluit af met de constatering waarmee ik begon. Het is voor de ChristenUnie-fractie erg lastig om overtuigd te raken van het nut en de noodzaak van dit wetsvoorstel. De verlenging van de naturalisatietermijn bevordert het integratieproces op geen enkele wijze en staat met name voor vluchtelingen op gespannen voet met internationale verplichtingen. Daarnaast wordt er getornd aan de rechtspositie van minderjarige vreemdelingen in de leeftijdscategorie 12 tot 15 jaar. De onderbouwing van het wetsvoorstel blijft dus zeer mager. Om in asielrechtelijke termen te spreken: dit wetsvoorstel ontbeert vooralsnog een positieve overtuigingskracht. Maar ik wacht de reactie van de staatssecretaris af.

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Het Nederlanderschap is een groot goed, iets om trots op te zijn. Het is een status die rechten en plichten met zich brengt. Niet voor niets hebben wij met elkaar afgesproken dat, om in aanmerking te komen voor het Nederlanderschap, iemand een substantiële periode in het Koninkrijk der Nederlanden moet hebben verbleven en die periode moet hebben gebruikt om in onze samenleving te integreren. In de praktijk wordt onvoldoende aan die voorwaarde voldaan. Mensen die niet of nauwelijks hebben bijgedragen, kunnen toch Nederlander worden. Nieuwkomers kunnen zonder dat zij volwaardig meedoen aan onze samenleving, te gemakkelijk Nederlander worden. Dat is niet wat wij met het verlenen van het Nederlanderschap beogen. Daarom is het goed dat er een voorstel ligt van deze regering om de eisen verder aan te scherpen. Kortom, het Nederlanderschap moet je verdienen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Omdat de heer Azmani meteen heel bevlogen begint, wil ik hem het volgende vragen. Het gaat om het simpelweg verlengen van de termijn van vijf naar zeven jaar. Op welke manier kan iemand die eerder het Nederlanderschap nog niet heeft verdiend en die zich niet echt een onderdaan van het Koninkrijk der Nederlanden heeft getoond, dat na zeven jaar opeens wel doen? Ik zie dat op geen enkele manier terug in het simpele wetsvoorstel dat we vandaag behandelen.

De heer Azmani (VVD):

Zeven jaar is een substantiëlere periode van verblijf dan bijvoorbeeld vijf jaar.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De heer Azmani gebruikt best grote woorden. We moeten trots zijn op het Nederlanderschap. Dat ben ik van harte met hem eens, zeker ook als lid van deze Kamer. Stel dat iemand vijf jaar lang met zijn vingers in zijn neus heeft gezeten; ik stel mij voor welk beeld de heer Azmani misschien in zijn hoofd heeft. Hoe verandert dat na zeven jaar? Ik zie het niet. Ik ben helemaal voor inburgering: yes, let's go, met z'n allen! Maar hoe gebeurt dat dan in die twee jaar extra?

De heer Azmani (VVD):

Een en ander is gebaseerd op een eindrapport van een beleidsonderzoek door het planbureau over de mate van inburgering en integratie en de gevolgen daarvan. Dat kunnen we ook teruglezen in het wetsvoorstel. Als men wel is ingeburgerd, betekent dat nog niet dat men werkelijk participeert in de samenleving. In het rapport komt heel nadrukkelijk naar voren dat integratie tijd kost. Daarom vind ik het niet zo vreemd dat dit kabinet voorstelt om de termijn te verlengen van vijf naar zeven jaar.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wil de VVD een heel simpele vraag stellen. Welk probleem lost deze wet op?

De heer Azmani (VVD):

Volgens mij een probleem in de samenleving. Wij vinden dat het Nederlanderschap een groot goed is. Het Nederlanderschap is iets waardevols. Het Nederlanderschap betekent dat je een van ons bent en dat de samenleving zich moet identificeren ten opzichte van mensen die Nederlander worden. Het betekent ook dat mensen hebben deelgenomen aan de Nederlandse samenleving. Die kans is groter als mensen hier in eerste instantie zeven jaar moeten verblijven dan wanneer die termijn vijf jaar is.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik zoek het echt in het antwoord van de heer Azmani, maar ik zie werkelijk niet welk breedgevoeld probleem hij hier benoemt. Ik zie de staatssecretaris ook een beetje lachen. Ik weet niet of hij dat daarom doet of ergens anders om, maar het is wel een beetje vreemd. De wet is volledig gebaseerd op een gevoelen van de staatssecretaris, maar ontbeert een deugdelijke motivatie. De VVD schaart zich daar toch achter. Kan de heer Azmani mij vertellen, als hij het enorm belangrijk vindt dat mensen meedoen in deze maatschappij en dat ze volwaardig Nederlander worden, hoe deze wet ze helpt bij integratie en participatie? Ik zie dat deze wet één ding doet: mensen moeten nog twee jaar langer op hun handen zitten en moeten belasting betalen zonder dat ze inspraak hebben op hoe die belastingen uiteindelijk worden uitgegeven. Ik vind dat onverteerbaar.

De heer Azmani (VVD):

Ik vind het onverteerbaar als er wordt gezegd dat mensen twee jaar langer op hun handen moeten zitten. Dat is helemaal niet het geval. Op het moment dat ze een verblijfsrecht in Nederland krijgen, al is dat tijdelijk, moeten ze meteen bijdragen aan de samenleving en moeten ze meteen laten zien dat ze willen deelnemen aan deze samenleving. Ze moeten de samenleving in die zin ook willen omarmen. Daar gaat het in dit wetsvoorstel heel nadrukkelijk om, om het feit dat ook in de samenleving gevoelens leven dat mensen te gemakkelijk Nederlander kunnen worden, omdat er naturalisatieceremonies plaatsvinden in diverse gemeentehuizen voor mensen waarvan men zich afvraagt of die nu al Nederlander kunnen worden, bijvoorbeeld omdat ze de Nederlandse taal nog niet goed machtig zijn. Het Nederlanderschap is een gekoesterd iets. Een verblijfsrecht betekent meteen meedoen in de samenleving. Ik vind het niet erg om strengere eisen te stellen aan het Nederlanderschap. Het Nederlanderschap is iets waar wij trots op moeten zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik zie hier een heel andere heer Azmani dan wij in andere debatten over asiel en integratie hebben gehoord. Daar was hij de voorvechter van snelle integratie en zorgen dat ze aan een baan komen. Ik wijs op de eerdere onderzoeken. De heer Azmani verwees daar ook naar als het gaat om hoe lang het duurt voordat asielzoekers en vluchtelingen een baan krijgen. Nu zit hij aan de andere kant! Nu zegt hij: laat ze nog maar even wachten. De heer Azmani kent de onderzoeken toch? Het duurt langer om een baan te krijgen als je niet genaturaliseerd bent. Wat is zijn reactie op die onderzoeken? Ook werkgevers, zijn achterban, willen graag dat mensen in dienst komen met een paspoort.

De heer Azmani (VVD):

Met alle respect, maar kennelijk ziet men het Nederlanderschap sec enkel en alleen als een integratie-instrument. Geef het Nederlanderschap dan maar na een jaar omdat mensen dan misschien wel gaan werken? Nee, mensen moeten gaan werken op het moment dat ze een verblijfsrecht in dit land krijgen. Dan moeten ze bijdragen aan de samenleving. Dan moeten ze hun eigen broek ophouden. Dan moeten ze meedoen aan de Nederlandse samenleving. Het Nederlanderschap is iets waar we trots op moeten zijn, een soort kers op de taart op het moment dat je hebt laten zien dat je volwaardig Nederlander bent in de Nederlandse samenleving. Het lijkt mij een goed voorstel om de termijn wat dat betreft te verschuiven van vijf naar zeven jaar. Hoe vaak zien wij niet dat een inburgeringstermijn van drie jaar niet voldoende is? Dan volgt er een verlengingsperiode van twee jaar. Als het bijvoorbeeld gaat om analfabeten, wordt er twee jaar extra gegeven. Vervolgens heeft men het inburgeringsexamen na vijf jaar gehaald. Dan kan men eventueel naar een vast verblijfsrecht, maar wat mij betreft is er nog een gradatie hoger, namelijk het Nederlanderschap. Het Nederlanderschap wil ik graag koesteren.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik vroeg of de heer Azmani de rapporten kent van vluchtelingenorganisaties en van werkgevers. Zij zeggen: wij gaan het risico niet nemen als mensen een tijdelijke status hebben, want zij kunnen, ook als ze al vierenhalf jaar in Nederland zijn, nog worden teruggestuurd naar het land van herkomst. Die risico's gaan ze niet nemen. Daarvoor worden geen integratiecursussen opgestart en ook geen stimulerings- en bijscholingscursussen. Men wacht eerst tot die mensen hun paspoort hebben en zijn genaturaliseerd. Kent de heer Azmani die rapporten en is hij bereid om met al die werkgevers uit zijn achterban te gaan spreken om ze bereid te krijgen om al die mensen die een tijdelijke status hebben, meteen aan een baan te helpen? Want dat is het probleem.

De heer Azmani (VVD):

Met alle respect: hoeveel arbeidsmigranten kent dit land al niet? Kijk naar het Westland, daar werken allemaal mensen met een tijdelijk verblijfsrecht. Ik weet dus niet of dat nu zo'n drijfveer is voor werkgevers. Het is kennelijk moeilijk om het onderscheid te zien tussen een vast verblijfsrecht, een vergunning voor onbepaalde tijd zoals dat heet, en het Nederlanderschap. Dat is iets heel anders. Het Nederlanderschap krijg je door naturalisatie. Het is een groot goed; je bent volwaardig onderdeel van ons. Heel veel mensen willen niet eens naturaliseren. Ik noem mensen van de tweede en derde generatie, die nog steeds op een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd hier verblijven, op basis van de relatie met hun ouders. Zij zijn niet eens Nederlander en willen dat misschien ook niet zijn. Dat betekent niet dat die mensen niet deelnemen aan deze samenleving. Het Nederlanderschap is dus iets anders. Je kunt niet de combinatie maken in de trant van: u verlengt de termijn voor het Nederlanderschap van vijf naar zeven jaar en dat betekent dat mensen minder kans maken op de arbeidsmarkt of dat zij niet willen meedoen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Hoe langer de heer Azmani spreekt, hoe meer ik mijn best moet doen om enige logica in zijn betoog te ontdekken. Wij moeten inderdaad trots zijn op het Nederlanderschap. Dat klopt. Maar welke logica, heel sec, kan de heer Azmani de Kamer voorleggen wanneer het gaat om het verlengen van de termijn van vijf naar zeven jaar? Is de heer Azmani in staat om zelf, namens de fractie van de VVD te bepalen "we verlengen de termijn van vijf naar zeven jaar en daardoor moeten wij trotser zijn op het Nederlanderschap"? Wat is de logica?

De heer Azmani (VVD):

Uit een beleidsonderzoek van Regioplan over inburgering en participatie blijkt dat integratie en inburgering tijd kosten. Je bent er nog niet op het moment dat je een inburgeringsexamen haalt. Op dat moment neemt nog maar ruim 40% daadwerkelijk deel aan de arbeidsmarkt, terwijl 6% alleen een opleiding volgt. Dit betekent dat 54% nog helemaal niet participeert in de samenleving. Volgens mij hebben wij een ontvangende samenleving. Nederlanders willen zien dat mensen, als zij eenmaal Nederlander zijn, daadwerkelijk die verbinding hebben met het Nederlanderschap. Het is wel bizar dat, als die verbinding er niet is, mensen toch Nederlander worden. Daarom sta ik hier en daarom vind ik het voorstel dat het kabinet naar voren brengt — wij gaan van vijf naar zeven jaar — een goede stap in de juiste richting. Raar is dat niet. In elf van de twintig landen die partij zijn bij het Europese verdrag inzake naturalisatie is de termijn langer dan zeven jaar. Wij hebben zojuist van de mensen die de Caribische delen van het Koninkrijk vertegenwoordigen gehoord dat de termijn daar op tien jaar ligt. In landen als Italië en Spanje geldt ook een termijn van tien jaar. Dan vraag ik mij af met welke discussie wij hier dan bezig zijn.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het is natuurlijk heel interessant dat de VVD selectief aan het shoppen is wanneer het gaat om dit soort dingen, en geen voorbeeld neemt aan goede zaken waar andere landen wel mee bezig zijn. Waar het concreet om gaat, is dat de VVD aangeeft dat nieuwkomers moeten voldoen aan een aantal eisen en dat de VVD heel arbitrair aangeeft dat wij van vijf naar zeven jaar moeten. Als je vanuit die logica daadwerkelijk iets zou willen doen, zou je wat meer moeten doen aan het bevorderen van integratie en dan zou je er geen arbitraire termijn aan moeten hangen. Je zou er dan bijvoorbeeld ook voor kunnen pleiten dat mensen die hun best doen en die in hun ogen het Nederlanderschap verdienen, niet zeven jaar hoeven te wachten, maar dat zij er na drie jaar voor in aanmerking kunnen komen. Ik begrijp werkelijk de logica nog steeds niet. Het is arbitrair. Het is misschien krachtpatserij van de VVD om te laten zien: kijk eens, de laatste periode voordat wij de verkiezingen ingaan, doen wij wat rechts en wat moois voor de PVV-achterban, om die weer binnen te halen. Maar de logica ontbreekt totaal.

De heer Azmani (VVD):

Dat laatste is volstrekt onzin. Het is gewoon een uitwerking van wat in het regeerakkoord staat. Het regeerakkoord is volgens mij wat eerder gesloten dan het afgelopen jaar.

Voorzitter. Laat duidelijk zijn dat de VVD dus van mening is dat een termijn van zeven jaar voordat het Nederlanderschap kan worden verkregen meer recht doet aan de gedachte dat een substantiële periode van verblijf vooraf moet gaan aan de verlening ervan. Een langere termijn vergroot de kans dat er voldoende tijd is geweest om aan de Nederlandse samenleving deel te nemen en daaraan bij te dragen. Wij staan daar niet alleen in, zoals ik al heb aangegeven. Dit is dus een stap in de juiste richting. Met het wetsvoorstel wordt tevens geregeld dat van buitenlandse huwelijkspartners en van Nederlanders binding met Nederland wordt verlangd door een minimale termijn te stellen aan het hoofdverblijf hier te lande. De VVD vindt dat ook een goede zaak. Als je Nederlander wilt worden, dan moet je ook een aantal jaren hier je hoofdverblijf hebben gehad. De eerste vraag aan de staatssecretaris is wel waarom niet gekozen is voor een termijn die aansluit bij de termijn voor het verkrijgen van een vergunning voor voortgezet verblijf of voor onbepaalde tijd. Dat is een andere periode, van drie naar vijf. Is het niet raar dat partners makkelijker Nederlander kunnen worden dan dat zij een sterker zelfstandig verblijfsrecht kunnen krijgen, zo vraag ik de staatssecretaris.

Ik ben het ermee eens dat de openbare-ordetoetsing ook van toepassing is op minderjarigen vanaf de leeftijd van twaalf jaar. Ook dit acht de VVD verstandig nu hiermee aangesloten wordt bij de aanpalende wetgevingsterreinen van het strafrecht en het vreemdelingenrecht waarbij dit ook geldt. Waarom zou een ernstig misdrijf zoals poging tot moord, doodslag, afpersing of diefstal met geweld wel consequenties mogen hebben voor het verblijfsrecht van een vreemdeling, maar niet voor het sterkere recht van het Nederlanderschap? Bovendien vindt de VVD dat het een heel slecht signaal zou zijn als een vreemdeling die een zo ernstig misdrijf op zijn geweten heeft hangende het proces dan wel de veroordeling wel tot Nederlander wordt verklaard. Dit zal in onze samenleving, zeker bij slachtoffers en nabestaanden, niet worden begrepen, en dat is in mijn ogen ook terecht.

Ook ons bereiken berichten van Nederlanders in den vreemde die hun nationaliteit verliezen doordat zij de nationaliteit hebben aangenomen van het land waar zij verblijven. Ondanks dat de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap van 1892 al deze consequenties bevat en dit ook de hoofdregel is van de Rijkswet op het Nederlanderschap sinds de invoering in 1985 is niet iedereen hierop bedacht. Laat duidelijk zijn dat het naar mijn mening primair een eigen verantwoordelijkheid is om je te informeren over de consequenties voor het Nederlanderschap als je een andere nationaliteit aanneemt. Ik vraag mij echter wel af of bestaande regels voor het terugdraaien van de beslissing, namelijk het feit dat je voor een jaar moet terugkeren naar Nederland, niet te streng zijn, zeker als het gaat om geboren en getogen Nederlanders. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Het Nederlanderschap is niet iets vanzelfsprekends. Het verkrijgen van het Nederlanderschap met alle rechten en plichten is iets waar men trots op zou moeten zijn en wat ook in den vreemde moet worden gekoesterd. De Nederlander mag van de overheid verwachten dat zij daarmee zorgvuldig en niet lichtzinnig omgaat. Het Nederlanderschap is niet te koop. Het is niet louter een instrument. Het Nederlanderschap moet je verdienen en omarmen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Het is bijzonder om hier te zijn, ook in aanwezigheid van bijzondere gedelegeerden. Deze gezamenlijke behandeling van de Rijkswet is een eerste stap. Natuurlijk zijn zij in onze gedachten bij behandelingen van onderwerpen, moties, wetten en aangelegenheden die hen aangaan. Het is echter nog veel beter als zij ook fysiek aanwezig zijn om zelf hun eigen belang hier te kunnen verwoorden.

Dit gezegd hebbende, ga ik graag over op het wetsvoorstel. We staan met ons land voor een enorme uitdaging. Duizenden vluchtelingen moeten volwaardig gaan meedoen aan onze maatschappij. Wij zouden alles op alles moeten zetten om deze vluchtelingen te ondersteunen met het leren van onze taal, het erkennen van diploma's en het wegnemen van werkbelemmeringen. Zaken waarvan het overigens glashelder is dat zij bijdragen aan participatie, integratie en inburgering. Het kabinet lijkt daar nu juist niets van te willen weten. In plaats daarvan komt het met deze wet die de naturalisatietermijn verlengt van vijf naar zeven jaar. Deze wet is niet onderbouwd, ze wordt neergesabeld door de Raad van State, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de ACVZ en vormt misschien wel een obstakel voor integratie. Het is, kortom, een papieren gedrocht, waarvan ik hoop dat het de eindstreep niet haalt.

Allereerst de onderbouwing om de naturalisatietermijn van vijf jaar naar zeven jaar op te rekken. Nergens wordt duidelijk, welk probleem de staatssecretaris met deze wet oplost. Evenmin wordt duidelijk, waarom hij dit wil, behalve dan dat het in het regeerakkoord staat. Het is misschien niet helemaal waar wat ik zeg, want in de memorie van toelichting wordt verwezen naar het gevoelen van de staatssecretaris dat een termijn van zeven jaar wenselijk is. Een gevoelen. Ik wil niet treden in de emotionele belevingswereld van deze staatssecretaris, maar wellicht kan men zich voorstellen dat ik me bij deze motivatie niet heel comfortabel voel.

Daar sta ik overigens niet alleen in. De Raad van State adviseert om af te zien van deze verlenging, de VNG en de ACVZ zien de noodzaak ook niet. Het kabinet doet nog wel een halfhartige poging door te schermen met een onderzoek van Regioplan uit 2013. Collega Azmani noemde dat net al. Ik wil zeker niets afdoen aan het onderzoek van Regioplan. Maar ik wil wel vraagtekens plaatsen bij de manier waarop het kabinet dit onderzoek interpreteert en zich baseert op slechts één onderzoek, één onderzoek dat de naturalisatietermijn niet eens noemt, laat staan aanbeveelt deze te verlengen. Een onderzoek dat slechts concludeert dat de factor tijd een positief effect kan hebben op integratie en participatie van vreemdelingen. Dat lijkt me nogal wiedes. Een onderzoek dat zelfs op deze brede conclusie nog een disclaimer inbouwde, namelijk: er kan niet worden uitgesloten dat dit komt doordat inburgeraars die het traject eerder en sneller hebben doorlopen, simpelweg gemotiveerder en misschien wel slimmer waren dan diegenen die er langer over deden. Een onderzoek dat bovendien uitkwam na het regeerakkoord van 2012, waar deze verlenging al in stond. Kennelijk is er daarna in een soort van wanhopige zoektocht naar argumenten gegrepen naar een onderzoek dat pas een jaar later werd gepubliceerd. Daarom vraag ik de staatssecretaris waarop de verlenging zoals genoemd in het regeerakkoord eigenlijk is gebaseerd. Wat is de meerwaarde daarvan nu? Hoe valt dit te rijmen met die andere afspraak in het regeerakkoord, namelijk dat snelle integratie bevorderd wordt? Het antwoord is simpel: dat valt niet te rijmen. Wat mij betreft heeft het verlengen van deze termijn geen enkel nut voor het stimuleren van effectieve integratie en inburgering. Sterker nog: ik wil vandaag precies het tegenovergestelde betogen. Naturalisatie kan juist bijdragen aan de participatie van mensen in onze maatschappij. Zodra mensen Nederlander worden, kunnen ze namelijk volledig meedoen. Ik heb de collega van de VVD daarover net niet gehoord. Alle beroepen uitoefenen, stemmen bij de verkiezingen en echt vrij reizen, dat is zeker heel erg belangrijk.

Wat blijkt ook uit onderzoek? Dat vluchtelingen die genaturaliseerd zijn veel eerder een baan vinden dan vluchtelingen met een asielstatus. Onderzoek! Dat onderzoek stelt dat het Nederlanderschap zelfs een voorwaarde is voor echt succesvolle integratie. Nog een onderzoek waar ik het kabinet niet over hoor. Naturalisatie is natuurlijk niet het sluitstuk van integratie, het is een belangrijke mijlpaal in de integratie. Natuurlijk, taal en werk zijn daarin belangrijke factoren. Deze staatssecretaris wil een naturalisatietermijn die al sinds 1892 wordt gehanteerd, wijzigen op basis van een flinterdunne onderbouwing. Ik krijg graag een reactie op de vraag wat dit voor de levens van veel mensen betekent. Hoeveel mensen zullen worden geraakt door dit wetsvoorstel? Hoeveel vluchtelingen zullen langer moeten wachten op het Nederlanderschap? Hoeveel groter zal de groep niet-Nederlanders worden die niet volwaardig kunnen deelnemen aan de Nederlandse maatschappij? Hoeveel Nederlandse expats met buitenlandse partners moeten zich nu gaan vestigen in Nederland voordat hun partner kan gaan naturaliseren? Hoeveel buitenlandse expats, die iets aan onze maatschappij toevoegen, kunnen hierdoor minder snel naturaliseren? Hoeveel Nederlandse diplomaten, zakenlieden, kenniswerkers, ontwikkelingswerkers, wetenschappers en studenten worden hierdoor geraakt? Hoeveel oud-Nederlanders kunnen niet meer hun nationaliteit terugkrijgen vanuit het buitenland? Hoeveel Nederlanders moeten twee jaar langer belasting betalen en bijdragen aan onze maatschappij, zonder vertegenwoordigd te zijn in het parlement? Al deze mensen worden geraakt door dit voorstel, dat gebaseerd is op een gevoelen. Ik krijg graag per vraag een reactie van de staatssecretaris.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zat nog even te kauwen op het beroep op 1892. D66 zegt eigenlijk: dit is al sinds 1892 zo geregeld in de wet en dan moet je van goeden huize komen om daar verandering in aan te brengen. Is het een breder redeneerpatroon van de D66-fractie, dat als er oude wetten zijn, je heel voorzichtig moet zijn om daar afscheid van te nemen?

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat is een goede en ook wel humoristische vraag van collega Van der Staaij. Ik snap ook wel waar hij op doelt. De reden waarom ik dit aanhaal, is dat je goed moet verantwoorden waarom je bepaalde dingen verandert. Misschien dat collega Van der Staaij dat met mij eens is. Soms is dat zeer wenselijk. U weet dat mijn partij voor een aantal heel grote hervormingen heeft gestreden de afgelopen jaren, waarbij we als partijen tegenover elkaar stonden. Dat ging bijvoorbeeld om het huwelijk voor iedereen en zaken als euthanasie. Ik weet dat we daar elkaar niet vinden en ik weet ook dat daar wetten aan ten grondslag lagen die al heel oud waren en die wij hebben willen wijzigen. Daarom is het juist zo belangrijk dat, als je iets wijzigt, je verantwoordt waarom die wijziging noodzakelijk is en waarom precies die wijziging en niet een andere wijziging. Dat hebben wij toen bij die wetsbehandelingen ook gedaan, maar die onderbouwing mis ik hier volkomen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind het een gezond conservatief uitgangspunt dat als je geen goede redenen hebt om iets te veranderen, je het moet houden zoals het is. Maar dan even een andere vraag en wel over de Europeesrechtelijke invalshoek. D66 wil graag op allerlei punten uniformiteit in Europa. Hoe kijkt de heer Sjoerdsma ertegen aan dat de naturalisatietermijnen zo uiteenlopen in Europa? Zou een zekere harmonisatie van termijnen niet gunstiger, duidelijker kunnen zijn?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik vind dat vanuit de conservatieve gedachte best een interessante overweging, ook omdat — dat zal de heer Van der Staaij misschien verbazen — 14 van de 28 EU-lidstaten de naturalisatietermijn op vijf jaar of minder hebben staan. Als we dus zouden gaan harmoniseren, vrees ik dat de Europese Unie dichter zal uitkomen bij hetgeen mijn partij voorstaat, dan bij hetgeen de SGP voorstaat. Maar ik wil deze suggestie graag doorgeleiden naar de staatssecretaris. Wellicht kan hij die dan meenemen bij de wijziging van deze wet.

Ik heb tot slot nog een paar voorstellen om de schade van deze wet tot een minimum te beperken. Het uitstellen van naturalisatie en mensen twee jaar langer niet mee laten doen, is alles behalve bevorderlijk voor de integratie van duizenden vluchtelingen in ons land. Collega's hebben daar ook al over gesproken in hun inbreng. Het internationaal recht schrijft bovendien voor dat vluchtelingen zo snel mogelijk moeten naturaliseren. Daarom heb ik samen met de SP, de ChristenUnie en GroenLinks een amendement ingediend dat ertoe strekt dat in ieder geval vluchtelingen uitgezonderd worden van deze verlengde termijn. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris op dit amendement.

Het viel mij ook op dat dit wetsvoorstel geen overgangsrecht heeft. Dat zal de heer Van der Staaij misschien ook aanspreken. Laat ik de vraag wat scherper stellen. Gaat het kabinet serieus iemand die hier al vier jaar en elf maanden wettig verblijft en die aan alle eisen voldoet, vertellen: sorry, we hebben net de wet aangepast, wacht u nog maar twee jaartjes langer? Tijdens het spel de regels wijzigen, daar is mijn fractie niet zo van. Daarom dien ik graag samen met de SP, de ChristenUnie, GroenLinks en de fractie van de heer Kuzu een amendement in om ervoor te zorgen dat deze wet pas ingaat voor mensen die na inwerkingtreding in Nederland binnenkomen. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

We spreken vandaag natuurlijk niet alleen maar over de naturalisatietermijn, maar ook over wat eufemistisch heet enkele andere wijzigingen. Dat klinkt onschuldig, maar voor de gemiddelde expat in Nederland of een Nederlander in het buitenland kan dit vergaande gevolgen hebben. Partners van Nederlanders moeten bijvoorbeeld met deze wet ineens drie jaar wachten alvorens zij kunnen naturaliseren. Ik vraag in navolging van collega Keijzer van het CDA waarom hier is gekozen om verblijf binnen Nederland en niet verblijf binnen de Europese Unie te vereisen. Zou overeenkomstig artikel 8, lid 2, RWN, verblijf in een EU-lidstaat niet gelijk moeten worden gesteld aan verblijf in Nederland? Maakt dit het leven van Nederlandse expats met een buitenlandse partner niet onnodig moeilijk? Dat lijkt me toch iets wat dit kabinet niet zou moeten willen.

Ik kom op iets positiefs. Ik juich het toe dat samenwonen gelijk wordt getrokken met het huwelijk en een geregistreerd partnerschap. Ik zou het inderdaad ook toejuichen als het geregistreerd partnerschap ook op de eilanden snel zou kunnen worden ingevoerd. Ik vraag me wel af waarom dat moet worden geharmoniseerd op het laagste niveau. Ik dien daarom een amendement in waarin wordt geregeld dat een zo kort mogelijke naturalisatietermijn wordt ingesteld. Ik krijg daar graag een reactie op van de staatssecretaris.

Het wordt Nederlanders in het buitenland vaak al onnodig moeilijk gemaakt, zeker als zij met een buitenlandse partner willen terugkeren naar Nederland. Ik herinner de staatssecretaris er graag aan dat hij waarschijnlijk nog een toezegging heeft openstaan. Op verzoek van D66 zou hij in gesprek gaan met expatverenigingen over de belemmeringen die Nederlanders nu ervaren als zij willen terugkeren naar Nederland. Heeft hij deze gesprekken al gevoerd? Zo ja, welke resultaten hebben die gesprekken opgeleverd?

Oud-Nederlanders in het buitenland kunnen door deze wet niet meer worden genaturaliseerd. Zij moeten via het vreemdelingenrecht weer opteren voor het Nederlanderschap. Kan de staatssecretaris dat nader onderbouwen? Waarom is dat nodig? Ik vind het des te pijnlijker omdat uit onderzoek van de Ombudsman blijkt dat mensen vaak tegen hun wil zonder het te weten hun Nederlanderschap verliezen, mede door een gebrekkige informatievoorziening door de regering. Is de staatssecretaris bereid om de aanbeveling van de Ombudsman op te volgen en om een spijtoptantenregeling in te stellen? Ik zou dat van harte aanmoedigen.

Ik heb twee vragen over het voorstel om de openbareordetoets ook op 12- tot 16-jarigen toe te passen. Eén: hoe is het belang van het kind hierin gewaarborgd? Twee: hoe verhoudt zich dat tot artikel 3 en artikel 40, lid1, van het Kinderrechtenverdrag?

Tot slot. Ik vrees dat deze wet zal leiden tot uitstel van integratie, tot een belemmering van het vrije verkeer van Nederlanders, tot een belemmering van de mobiliteit van Nederlandse expats en tot een dubbele bestraffing van kinderen tussen 12 en 16 jaar, en dat allemaal op basis van een gevoelen van de staatssecretaris. Laat ik duidelijk zijn: ik voel hier helemaal niets voor. Ik zeg dan ook: heroverweeg dit wetsvoorstel.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. De Kamer ziet er vandaag mooi uit. Eindelijk wat meer diversiteit in deze Kamer. Eindelijk wat meer kleur. Ik dank onze collega's uit de Caribische eilanden daarvoor. Ik heet hen van harte welkom. Ik zou hun als eerste willen vragen of zij ooit hebben gehoord van het woord "naturalisandi". Dat woord viel mij op in de stukken. Dat is typisch het beleidsjargon dat we hier in de Haagse stukken tegenkomen. Het gaat om woorden die een neutraal technocratisch klankje hebben, maar waardoor je eigenlijk ook niet beseft dat het om mensen gaat. Het woord "naturalisandi" staat niet eens in de Dikke Van Dale en het woord "naturalisandus" overigens ook niet.

Het is mooi dat we bezoek hebben uit Caribisch Nederland, maar helaas is de aanleiding van het Caribische bezoek een droevige. Nederland was altijd een open samenleving, maar dat is aan het veranderen. De regering maakt het aan de ene kant steeds moeilijker voor mensen om het Nederlanderschap te krijgen, terwijl zij het aan de andere kant steeds makkelijker maakt om het Nederlanderschap af te pakken. Dat is de gure xenofobe wind die door Nederland waait. Nederland begint steeds meer te verrechtsen, te verharden en te verruwen. Nederland wordt steeds meer meegesleurd door een xenofobe windhoos.

Ik kan me nog herinneren dat ik als 11-jarig jochie naar de gemeente moest om me te laten naturaliseren. Ik kwam bij een gemeenteambtenaar terecht die mij een aantal vragen stelde. Vervolgens hadden we een heel gesprek over voetbal, over Ajax en Feyenoord. Na een gesprek van een halfuur was ik in staat om Nederlander te zijn. Als ik tegenwoordig de VVD hoor zeggen dat het Nederlanderschap iets is wat je zou moeten opeisen en waar je trots op zou moeten zijn, dan ben ik het daarmee eens. Als je dat vergelijkt met tien, vijftien jaar geleden of met de periode toen ik nog een 11-jarig jochie was — dat is inmiddels 25 jaar geleden — zegt dat wel wat over de sfeer van het land, over hetgeen waarmee we bezig zijn. Want waar gaat het vandaag om? De regering gaat het naturalisatieproces verzwaren. Je moet nu zeven jaar in plaats van vijf jaar in Nederland wonen om aanspraak te maken op het Nederlanderschap.

Kan de staatssecretaris iets vertellen over de ontstaansgeschiedenis van dit wetsvoorstel? Klopt het dat we te maken hebben met een afgezwakte variant van de wetsvoorstellen uit het kabinet-Rutte I, met een afgezwakte pestmaatregel? Hoe is dat eigenlijk tot stand gekomen bij de onderhandelingen over het regeerakkoord? Wilde de VVD verzwaren tot tien jaar, maar wilde de PvdA het houden bij de huidige vijf jaar en zijn ze zo bij de zeven jaar uitgekomen? Hebben ze handjeklap gespeeld met het Nederlanderschap waar de heer Azmani zo trots op is? Ik krijg hierop graag een toelichting van de staatssecretaris.

Wij zijn tegen de verzwaring van vijf jaar naar zeven jaar. Met dit wetsvoorstel maak je de inburgering en integratie van een heel grote groep alleen maar lastiger. We hebben het wel over toekomstige Nederlanders. Wij sluiten ons aan bij de kritiek van de Raad van State, bij de kritiek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en bij de kritiek van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Je zou je kunnen afvragen wie er eigenlijk geen kritiek op heeft. Ik zie alleen de rechterflank van de Tweede Kamer. De genoemde organisaties zien de noodzaak van de verzwaring van de naturalisatie-eisen totaal niet in. Ze zien niet wat het probleem is. In hun ogen werkt het huidige systeem prima. Bovendien zit je de inburgering alleen maar in de weg door de eisen te verzwaren. Het werkt averechts. De VNG zegt dat de groep Nederlanders die niet volwaardig aan deze samenleving kan deelnemen, door dit wetsvoorstel wordt vergroot.

Dat komt overeen met wat wij horen van burgers. Ik citeer een Iraanse vrouw die ons bezorgd schreef. Het is een uitvoerig citaat, maar we vinden het belangrijk om de stem van burgers te laten horen. "Om vreemdelingen zeven jaar lang in onzekerheid te laten, het gevoel van tijdelijkheid te geven en minder rechten te verlenen om zogenaamd de participatie en de inburgering van de vreemdeling te bevorderen, werkt averechts." Dit is overigens keurig Nederlands! "De vreemdeling, onder wie ik, krijgt sterk het gevoel dat hij een tweederangsburger is en dat hij in de marge van de maatschappij staat. Deze wet frustreert en weerhoudt van enige vorm van participatie en inburgering. Ik kan ondanks het feit dat ik tienenhalf jaar in Nederland woon, niet stemmen, niet politiek actief zijn, geen huis kopen, geen lening of hypotheek nemen, niet bij de politie, defensie en talloze andere overheidsorganen werken, niet vrij reizen en niet werken en wonen waar ik wil, omdat ik geen Nederlandse nationaliteit heb. De bovengenoemde feiten heb ik persoonlijk meegemaakt. Meerdere keren ben ik afgewezen vanwege mijn nationaliteit. Zelfs voor vrijwilligerswerk bij de politie ben ik afgewezen vanwege mijn nationaliteit. Ik ben vaak afgewezen omdat ik in het bezit ben van een tijdelijke verblijfsvergunning."

Zonder Nederlandse nationaliteit is het dus verdomd lastig om mee te kunnen doen. Je bent een kwart Nederlander in plaats van een hele Nederlander. Je wordt op allerlei manieren beknot en beperkt. Maar wat zegt de regering hierover? Zij zegt letterlijk: "Het bezit van de Nederlandse nationaliteit is naar het oordeel van de regering niet een noodzakelijkheid voor een snelle integratie of participatie op de arbeidsmarkt." Dat lijkt ons een heel duidelijk voorbeeld van een theoretische werkelijkheid, een papieren werkelijkheid. De regering leeft helaas in die theoretische werkelijkheid. De krachtpatserij van de VVD moet natuurlijk gelden. Want natuurlijk maakt het wel uit welke nationaliteit op je cv staat. Ik vraag de staatssecretaris om eens te reageren op dit verwijt. Zit hij niet te veel in de theoretische, papieren werkelijkheid? Ziet hij niet welke beperkingen mensen hebben als zij geen Nederlandse nationaliteit hebben, met natuurlijk de eisen die we aan het Nederlanderschap stellen? Ziet hij niet hoe dit de participatie van een toekomstige groep Nederlanders bemoeilijkt?

Ik kom terug op het voorbeeld. Deze Iraanse vrouw is al tienenhalf jaar in Nederland, maar heeft nog niet de Nederlandse nationaliteit. Hoe komt dat? Dat komt doordat zij een zogenaamd verblijfsgat heeft. Je kunt alleen een verzoek tot naturalisatie doen als je een onafgebroken periode met een geldige verblijfsvergunning in Nederland woont. Door een procedure voor een verblijfsvergunning is de tijd van deze mevrouw echter gesplitst. Dan ben je dus het haasje; dan tel je in Nederland blijkbaar niet mee en kom je niet in aanmerking voor het Nederlanderschap. Daarom vragen wij de staatssecretaris of hij bereid is om die regel te veranderen, die aaneengesloten periode eruit te halen en er bijvoorbeeld een periode van zeven jaar van te maken in de afgelopen twaalf jaar. Wij zijn het niet eens met de wijziging van het wetsvoorstel, maar wij hopen toch dat de staatssecretaris een dergelijke aanpassing wil aanbrengen. Dat zou veel mensen die al heel lang in Nederland wonen, kunnen helpen. Hoe denkt hij hierover? Zou hij positief willen oordelen over een amendement op dit punt?

Over de inwerkingtreding heeft de heer Sjoerdsma een aantal terechte opmerkingen gemaakt. Die ga ik niet herhalen; ik sluit mij daar volledig bij aan. Wel wil ik een korte opmerking maken over de dubbele maat. Verscheidene partijen hebben in de nota naar aanleiding van het verslag gevraagd naar mogelijkheden om Nederlanders hun Nederlanderschap te laten behouden als zij een andere nationaliteit aannemen en om het Nederlanderschap dan niet van rechtswege te laten vervallen, terwijl enkele van dezelfde politieke partijen roepen dat mensen die Nederlander worden, hun oorspronkelijke nationaliteit moeten inleveren. Wat een dubbele maat! Gelukkig gaat de regering hier niet in mee. Dat waarderen we.

Het zal niemand ontgaan zijn dat wij tegen dit wetsvoorstel zijn. Het belemmert de participatie in plaats van dat het die bevordert. Daarom stellen wij voor om de termijn niet van vijf jaar naar zeven jaar te verlengen, maar van vijf jaar te verkorten tot drie jaar. Daartoe overwegen wij een amendement in te dienen. Nederland moet weer een open samenleving worden. Nederland moet zich openen voor de wereld in plaats van zichzelf terug te trekken in zijn kleine zelf.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik ben het van A tot Z eens met wat de heer Kuzu aangeeft, maar tegelijkertijd vraag ik mij wel iets af. Als dit zo principieel ligt voor het onafhankelijke Kamerlid Kuzu, waarom hebben wij hem dan niet gehoord toen onder andere GroenLinks dit aan de orde stelde bij verschillende begrotingsbehandelingen in 2012? Er waren toen tal van mogelijkheden voor dit Kamerlid om dit ook toen aan de orde te stellen. Dat hoor ik dus graag van dit Kamerlid.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het zal u niet ontgaan zijn dat wij in de periode van 2012 tot 2014 in een fractie hebben gezeten waarin wij intern heel veel discussie hadden over dit soort onderwerpen. Een van die onderwerpen was het ridicule voorstel in het regeerakkoord over dit onderwerp. Een aantal collega's die hier in de Kamer zitten, kunnen dat beamen. Wij hebben ons er intern hard voor gemaakt om dit voorstel niet door te laten gaan. Ik vind het overigens verbazingwekkend dat de krachtpatserij van de VVD en de PvdA op dit punt tot uiting komt aan het einde van de regeerperiode. Wij — dat was samen met collega Öztürk en ook met een aantal leden van de PvdA-fractie die hier bezwaar tegen hebben; dat kan ik u vertellen — hebben ons er hard voor gemaakt om dit niet door te laten gaan. Helaas ligt dit wetsvoorstel er nu en behandelen we vandaag de wijziging van dit wetsvoorstel. Ik doe daarbij mijn zegje.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dat is natuurlijk het goede recht van de heer Kuzu. Zoals ik al zei, zijn wij het met elkaar eens, maar ik denk dat het logisch was geweest als de heer Kuzu en mogelijk ook anderen, toen het regeerakkoord werd gepresenteerd, meteen hadden aangegeven dat dit voor hen een principieel punt was en dat zij het daar niet mee eens waren. Volgens mij was dat logisch geweest.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik kan u vertellen dat wij daar intern stevige discussies over hebben gehad en ik heb intern ook uitgesproken dat ik dit niet kon verkroppen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook ik was geïnteresseerd in dit punt. De heer Kuzu slaat nu zo'n felle toon aan, maar in het begin functioneerde hij nog gewoon braaf in een fractie die het regeerakkoord had gesloten. Is hij zelf in de loop van de tijd op dit punt geradicaliseerd of is dit aanvankelijk niet naar buiten gekomen en heeft hij eigenlijk vanaf dag één al gezegd dat hij eigenlijk niet kon werken met dit regeerakkoord?

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Op heel veel onderdelen van het regeerakkoord is kritiek geweest. De heer Van der Staaij gebruikte het woordje "braaf", maar als ik zo braaf was geweest, hadden wij alle ellende kunnen vermijden die wij in november 2014 hebben meegemaakt. Wij hebben intern stevig kritiek geuit op een aantal onderdelen. Ik noem de strafbaarstelling illegaliteit en de nacht van Dolmatov, de asielzoeker die zich heeft opgehangen. Dit laatste heeft geleid tot een motie van wantrouwen tegen de toenmalige staatssecretaris. Ik kan het rijtje heel lang maken, maar ik pak er een paar uit. Ik noem verder dit punt en talloze integratiepunten. Daar hebben wij stevige kritiek op geuit in de tijd dat wij lid waren van de Partij van de Arbeid-fractie.

De heer Marcouch (PvdA):

Voorzitter. Ik sluit me aan bij de collega's die de gedelegeerden hebben welkom geheten.

Naturalisatie is de kroon op het inburgeringsproces in Nederland. Zelf was ik als achttienjarige al tien jaar in Nederland toen ik, nog met pen en papier, een brief schreef aan toenmalig koningin Beatrix waarin ik verzocht Nederlander te mogen worden. Ik was daarnaartoe gegroeid en ik merkte dat het een verbetering zou zijn. Immers, ik kreeg mijn brieven waarin ik naar specifieke beroepen solliciteerde, terug met een dikke rode cirkel om het woord "Marokkaan" bij het item "nationaliteit". Ik kon toen nog niet vermoeden dat ik twintig jaar later de gastheer zou zijn bij feestelijkheden ter gelegenheid van naturalisatie als mensen uit alle hoeken van de wereld naar het stadhuis komen om de eed af te leggen. Dat is een gebeurtenis met familie, bloemen en foto's die lijkt op onze inwijding in deze Kamer en op de diploma-uitreiking van onze kinderen.

Het mocht na vijf jaar en dat worden er nu zeven. Mijn fractie zal niet tornen aan deze afspraken in het regeerakkoord. Gelukkig is het wetsvoorstel beter dan een paar jaar geleden. Ik zoek naar mogelijkheden om hier het beste van te maken en die twee extra jaren goed te gebruiken voor de participatie van de groep vreemdelingen die na vijf jaar een permanente status heeft. Wil de staatssecretaris met een aanbod, een uitdaging voor deze groep komen; een aanbod dat hen uitdaagt om zich als aspirant Nederlander verder te verdiepen in de Nederlandse taal en cultuur?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik hoorde de mooie introductie van de heer Marcouch, maar toen ging hij over naar zijn verdere tekst met de opmerking dat de Partij van de Arbeid niet zal tornen aan dit onderdeel van het regeerakkoord. Toen bekroop mij het gevoel dat de PvdA-fractie misschien niet helemaal gelukkig is met deze wet. Mag ik de heer Marcouch vragen waarom de Partij van de Arbeid eigenlijk voor deze wet is? Welk probleem lossen wij hiermee op?

De heer Marcouch (PvdA):

Dit is niet de wet waarmee wij zelf zouden zijn gekomen, maar dit is een afspraak in het regeerakkoord waar onze handtekening onder staat. Afspraak is afspraak en daarom zijn wij voor dit wetsvoorstel.

De heer Sjoerdsma (D66):

Het siert de heer Marcouch dat hij dit zo eerlijk op tafel legt. Ik kan hem daar alleen maar voor complimenteren. Tegelijkertijd verbijstert dit mij. Ik snap het: afspraak is afspraak, maar deze afspraak gaat volgens mij tegen de geest van zijn partij in. Die afspraak gaat in tegen de geest van mijn partij, de SP en GroenLinks. Die afspraak zal bovendien grote negatieve gevolgen hebben voor veel aspirant-Nederlanders, mensen als de heer Marcouch. Ziet hij toch geen kans om te zeggen: dit is niet mijn wet en laten wij dit niet doen?

De heer Marcouch (PvdA):

Het voorstel dat er lag, was veel ingrijpender. De heer Sjoerdsma weet dat denk ik wel. Dat voorstel stelde eisen op het gebied van middelen, kwalificaties et cetera. Eigenlijk werden daarin zo veel eisen gesteld dat het bijna onmogelijk werd gemaakt om Nederlander te worden. Het was onze inzet om ervoor te zorgen dat het uiteindelijk een redelijk voorstel zou worden. Het gaat hier om twee jaar langer wachten. Dat is niet ideaal; dat geef ik toe. Je hebt echter wel een permanente verblijfstitel. Je kunt dus als ingezetene van Nederland aan de slag, met scholing, met werk. Je kunt volop participeren. En ja, een aantal dingen kun je niet doen omdat je de Nederlandse nationaliteit niet hebt. Ik schetste het net al. Vergeleken met het eerdere voorstel, dat met onze inzet is ingetrokken, is dit voorstel beter.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb ook een vraag aan de heer Marcouch. Ik hoorde de heer Azmani daarstraks de loftrompet steken over dit wetsvoorstel. Een betere integratie is het doel. Het is eigenlijk meer een stok achter de deur. Zou ik van de heer Marcouch nog eens duidelijk mogen horen op welke manier dit wetsvoorstel volgens hem zal bijdragen aan een betere integratie en op welke manier dit wetsvoorstel wellicht afbreuk zal doen aan een betere en spoedige integratie van mensen in Nederland?

De heer Marcouch (PvdA):

Integratie is een proces. Ik vind dat de samenleving daar voorzieningen voor moet treffen. Zij moet faciliteren en uitdagen. Integratie is echter ook iets wat de persoon in kwestie zelf doet. Hij spant zich ervoor in om het nieuwe land rationeel en emotioneel te omarmen. De twee jaar die je nu extra moet wachten, kun je daar goed voor benutten. Daarom heb ik de staatssecretaris hierover een vraag gesteld. Groepen die bijvoorbeeld niet verplicht zijn tot inburgering, zouden deze twee jaar kunnen benutten om zich meer te verdiepen in Nederland. Daarbij denk ik niet zozeer aan inburgeringseisen, maar aan literatuur, aan een verdieping in de taal en in het land dat straks door de naturalisatie volledig en volwaardig je land wordt. Die twee jaar kun je heel positief benutten.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat delen wij volledig, en dat verbaast mij niet. Ik ben het ook eens met de genoemde begrippen: faciliteren aan de ene kant en inspannen aan de andere kant. Volgens mij gebruikte de heer Marcouch die woorden. Faciliteren, dat moeten wij vanuit de overheid doen en degene die graag Nederlander wil worden, moet zich inspannen. Wij zijn het er waarschijnlijk over eens dat deze wet alleen dat niet gaat regelen. Mag ik aan de heer Marcouch vragen welke toezeggingen hij al van de staatssecretaris heeft gekregen of welke toezeggingen hij vandaag hoopt te krijgen opdat mensen beter kunnen en zullen inburgeren?

De heer Marcouch (PvdA):

Collega Gesthuizen vraagt dit een beetje te vroeg. Ik stel net mijn vraag aan de staatssecretaris. Ik hoop in de termijn van de staatssecretaris toezeggingen te krijgen. Ik ben in ieder geval voornemens om moties in te dienen waarin de regering wordt opgeroepen om die twee jaar niet leeg te laten en daar iets goeds mee te doen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik zou graag van de heer Marcouch willen horen welke aanwijzingen hij heeft dat mensen na vijf jaar nog niet voldoende geïntegreerd zijn. Waarom die twee jaar extra?

De heer Marcouch (PvdA):

Dat heb ik niet gezegd. Mensen kunnen na drie jaar al heel erg gekwalificeerd zijn. Dat is heel erg individueel. Naar ik meen, zei collega Kuzu dat ook. Ik heb zelf een naturalisatieceremonie meegemaakt waarbij mensen Nederlander werden die amper de eed konden uitspreken. Er waren echter ook vaders bij die een drukke baan hadden en volop in de samenleving stonden. Volgens mij gaat het erom dat de twee jaar die mensen nu langer moeten wachten, kunnen worden benut door groepen in de samenleving die niet verplicht zijn om in te burgeren. Misschien beheersen zij de Nederlandse taal niet zo goed dat zij dat Nederlanderschap kunnen krijgen. Die twee jaar kunnen dan worden ingevuld met een verdieping in de Nederlandse cultuur, in de Nederlandse taal, in het Nederlandse systeem en de politiek. Als je Nederlander bent, mag je immers stemmen. De twee jaar op die manier invullen: dat is wat ik voor ogen heb. Dan hoeft het geen lege periode te zijn waarin je alleen maar wacht.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De heer Marcouch beoogt dat die twee jaar extra waardevol worden ingevuld. Mij is niet duidelijk wat mensen daaraan hebben die al na drie of vier jaar goed zijn geïntegreerd. Zij krijgen dan toch alleen maar het statement mee dat het nog twee jaar langer duurt voordat ze erbij horen? Het is des te triester dat dit kabinet, met de steun van de Partij van de Arbeid en van de heer Marcouch, tegen mensen die na drie of vier jaar volledig zijn ingeburgerd, zegt: wacht u nog maar wat langer om erbij te kunnen horen. Die twee jaar leveren hun niks op, die duwen hen alleen maar verder weg.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik ben het met mijn collega eens dat men twee jaar langer moet wachten. Maar het gaat er niet alleen om dat mensen zich qua inburgering en integratie kwalificeren, daar zit ook een termijn aan vast. Die termijnen zijn ook niet nieuw: tot nu toe was het vijf jaar, nu wordt het met twee jaar verlengd. Die onzekerheidsfactor is wel heel relatief, want mensen krijgen na vijf jaar gewoon een permanente verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. In tegenstelling tot wat sommigen net beweerden, hoeven deze mensen dus niet continu de angst te hebben dat ze misschien wel zullen worden uitgezet. Dat is niet aan de orde, maar ze moeten wel twee jaar langer wachten. Ik wil dat er niet alleen twee jaar langer wordt gewacht, maar dat de mensen die dit willen — want naturalisatie blijft natuurlijk een keuze — worden uitgedaagd om zich meer in de Nederlandse samenleving te verdiepen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik waardeer de eerlijkheid van de heer Marcouch. Hij gaf namelijk aan dat dit wetsvoorstel niet uit de koker van de PvdA is gekomen, maar uit de koker van de VVD. Ik waardeer dus zijn eerlijkheid daarover, maar hoezeer hij het ook probeert op te poetsen, het blijft wel een lelijk wetsvoorstel. Is hij het met mij eens dat dit wetsvoorstel in essentie lelijk blijft?

De heer Marcouch (PvdA):

Collega Kuzu weet dat er hiervóór een veel lelijker voorstel lag. In een bepaalde zin is het negatief, omdat mensen twee jaar langer moeten wachten. Maar die twee jaar kun je natuurlijk goed benutten om je op het Nederlanderschap voor te bereiden. Nederland is ook niet het enige land waarin qua termijnen eisen worden gesteld aan mensen die willen naturaliseren; dat gebeurt in welk land dan ook. Vergeleken met het voorstel dat er al lag, ben ik dus blij met dit voorstel, want dat vorige maakte het zowat onmogelijk om Nederlander te worden.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

U bent het dus met mij eens dat dit wetsvoorstel lelijk blijft. Uit het verleden kan ik me echter wetsvoorstellen herinneren, bijvoorbeeld dat over de strafbaarstelling van illegaliteit, die door de PvdA-fractie van tafel werden geveegd en waarbij de PvdA-fractie zodanig met de VVD onderhandelde dat ze niet meer doorgingen. Heeft u er bewust voor gekozen om dit wetsvoorstel niet van tafel te vegen, of was u daar niet toe in staat?

De heer Marcouch (PvdA):

De woordjes "lelijk wetsvoorstel" komen voor rekening van collega Kuzu. Dit wetsvoorstel is gewoon een afspraak uit het regeerakkoord. Dat staat daarin, wij staan voor die afspraak en daarom verdedig ik dit voorstel. Maar er zit iets negatiefs in, want mensen moeten twee jaar langer wachten. Dat onderschrijft ook iedereen. Je kunt dat als iets negatiefs typeren, maar je kunt ook zeggen dat die twee jaar die langer moeten worden gewacht, goed moeten worden benut. Laten we daarom nadenken over hoe we die twee jaar zodanig kunnen invullen dat de aspirant-Nederlanders deze periode goed benutten door de taal te leren, door de samenleving te leren kennen, door literatuur te lezen, en zo in ieder geval een soort emotionele binding met Nederland te ontwikkelen. Het hele proces van integratie en burgerschap is een voortgaand proces; dat wordt niet beperkt tot vijf of zeven jaar.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ook ik dank de heer Marcouch voor zijn eerlijkheid en openheid. Hij zei namelijk: dit had voor ons niet gehoeven; we moeten er maar wat van maken, maar we voeren wel een debat om te bekijken hoe we deze wet nog zo redelijk mogelijk kunnen maken. Daarom vraag ik de heer Marcouch of hij het met ons en D66 eens is dat in de wet de situatie van vluchtelingen zou moeten worden uitgezonderd.

De heer Marcouch (PvdA):

Daar zijn wij niet voor. Het is heel simpel: het akkoord waarover we het hebben, biedt daar gewoon geen ruimte voor. Bovendien ben ik in ieder geval gerustgesteld doordat vluchtelingen na vijf jaar een status voor verblijf voor onbepaalde tijd krijgen. Ook voor hen geldt dat ze in dit nieuwe land integreren en dat ze die twee jaar goed kunnen benutten om uiteindelijk het Nederlanderschap te verwerven.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan blijft er nog een moeilijkheid. De heer Kuzu heeft dat ook gezegd. Als je een permanente verblijfsstatus hebt maar niet genaturaliseerd bent, blijft het namelijk moeilijk om aan een baan te komen. Maar goed, we zien de andere plannen van de heer Marcouch tegemoet. Dan resteert het punt van de 12- tot 16-jarigen. Ik verwacht dat de heer Marcouch daar wel wat over kan zeggen.

De heer Marcouch (PvdA):

Ik kom daar in mijn inbreng op. Overigens deel ik niet de constatering dat je, als je de Nederlandse nationaliteit niet hebt, niet aan het werk kunt. Het is wel waar dat je bepaalde beroepen niet mag uitoefenen, maar daar is ook meer voor nodig dan alleen maar je nationaliteit.

Ik heb net in mijn reactie op een interruptie ervoor gepleit om die twee jaar goed in te vullen. Dat lijkt mij goed voor heel Nederland, want waar integratie is, is vertrouwen en waar vertrouwen is, is beschaving. Zonder integratie geen vooruitgang. Als mensen hier al vijf jaar zijn, hebben zij uiteenlopende persoonlijke geschiedenissen met Nederland. Oudere moedertjes die de naturalisatie-eed nauwelijks kunnen uitspreken staan naast jonge vaders met een drukke baan in Nederland. Ik denk dat vrijwel alle burgemeesters dit beeld herkennen. Daarom is in deze verlengde voorbereidingsperiode een gevarieerd aanbod belangrijk. Turkse Nederlanders hebben door een Europees verdrag bijvoorbeeld nooit inburgeringsonderwijs gekregen. Zij willen nog weleens behoefte hebben aan een tweedekanstaalcursus. Anderen zijn juist gebaat bij workshops literatuur, om zo een emotionele relatie met Nederland te ontwikkelen die verdergaat dan nut en noodzaak. Is de staatssecretaris bereid tot een aanbod te komen dat maatwerk biedt in plaats van confectie? Na een verblijfsstatus van vijf jaar blijken mensen gebaat bij verdere verdieping na het inburgeringstraject. Dat blijkt een breed gedeeld "gevoelen". Ik overweeg een motie op dit punt en hoor graag de reactie van de staatssecretaris.

Nieuw in dit wetsvoorstel is het plan om kinderen van 12 tot 15 jaar het recht op naturalisatie te ontzeggen als zij verdacht worden van een strafbaar feit. Terwijl hun ouders, broertjes en zusjes Nederlander worden, geldt dat vier jaar lang niet voor hen. Hoe zwaar zijn die misdaden waarvan jongeren verdacht worden? Hoezo verdacht zonder veroordeling? Ik vind het te ver gaan om het Nederlanderschap te weigeren aan zulke jonge kinderen. Voor misdrijven hebben wij strafrechters. Pas als bewezen is dat die jongeren een gevaar voor de samenleving zijn en dat blijven, is naturalisatie niet meteen het eerste waaraan je denkt. Maar dan praten wij wat mij betreft over jongeren die daadwerkelijk zijn veroordeeld voor zware misdrijven. Is de staatssecretaris bereid deze zogenoemde openbareordetoets voor minderjarigen te richten op veroordeelde, zwaar criminele jongeren die een bewezen gevaar zijn voor onze samenleving? Ik overweeg een amendement hierover in te dienen.

Ten slotte nog iets wat wellicht buiten de orde van dit wetsvoorstel valt. Veel nieuwe Nederlandse Europeanen hoeven hun oorspronkelijke nationaliteit niet op te geven als ze Nederlander worden. Dat gunnen wij alle Nederlanders, ook de Nederlanders in het buitenland. Wat ons betreft hoeven zij nooit voor de akelige ontdekking te staan dat zij hun Nederlanderschap kwijt zijn geraakt toen zij Canadees werden of hun paspoort lieten verlopen in Australië. Onze wet kent wel mogelijkheden om het Nederlanderschap terug te krijgen, maar waarom zou men het eigenlijk moeten verliezen? Ik vind dat een verkeerd signaal. De Nationale ombudsman heeft hierover onlangs gerapporteerd. Als de staatssecretaris daarop gaat reageren, kan hij zijn reactie vast breder trekken, dus ook op dit onderwerp. Wat is er anno nu eigenlijk tegen een dubbele nationaliteit voor Nederlanders? Niets, zeggen veel andere landen. De hoofdregel uit 1892 dat je het Nederlanderschap verliest bij de aanvaarding van een andere nationaliteit, is gedateerd. Wil de staatssecretaris zijn licht laten schijnen over nut en noodzaak van die hoofdregel en daarbij ook eens aandacht schenken aan de hedendaagse voordelen van een dubbele nationaliteit? Dat hoeft wat mij betreft niet meteen nu. Liever zie ik een gedegen wetenschappelijk onderbouwd en onafhankelijk uitgevoerd onderzoek dat ook de buitenlandse ervaringen erbij betrekt. Kan de staatssecretaris dit toezeggen?

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Sjoerdsma wil interrumperen. Ik vraag alle collega's wel om het kort te houden want de klok tikt door en vanavond moeten we ook nog verder om dit debat af te ronden. Dus kort, mijnheer Sjoerdsma, en dan graag een bondig antwoord van de heer Marcouch.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, maar dit is echt wel een belangrijke wet. Ik was eigenlijk niet van plan om de interrupties korter te doen dan nodig is, uiteraard met uw welnemen. Dit gaat namelijk om nogal iets. Dit is niet zomaar een wetje dat we eventjes tussen neus en lippen door zouden moeten doen.

De voorzitter:

Daarom is er ook veel tijd voor uitgetrokken. En nu uw vraag.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik heb de volgende vraag aan de heer Marcouch. Deze wet kent geen overgangsbepaling of overgangsrecht. Dat betekent dat je er in de praktijk bijvoorbeeld tegen aan zou kunnen lopen dat tegen mensen die hier al vier jaar en elf maanden zijn en die eigenlijk voldoen aan alle criteria voor naturalisatie, bij inwerkingtreding van deze wet wordt verteld: wacht u nog maar twee jaar langer. Is de heer Marcouch het met mij eens dat het redelijk zou zijn om deze wet te laten ingaan slechts voor diegenen die na inwerkingtreding van deze wet Nederland betreden?

De heer Marcouch (PvdA):

Ik heb collega Sjoerdsma die vraag horen stellen aan de staatssecretaris. Ik vind dat er een redelijke overgangstermijn moet zijn en dat er geen sprake mag zijn van een onrechtvaardig effect. Dus ik ben heel erg benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris op dit punt, alvorens hier uit te spreken of ik een amendement van collega Sjoerdsma al of niet steun.

De heer Sjoerdsma (D66):

Die nieuwsgierigheid naar wat de staatssecretaris gaat zeggen, deel ik natuurlijk. We zullen het ongetwijfeld nog uit zijn mond gaan horen. Collega Marcouch zegt hier echter ook: ik ben voor een redelijke overgangstermijn. Die overgangstermijn zit nu echter niet in deze wet. Even los van de vraag of de heer Marcouch mijn amendement wel of niet gaat steunen, vraag ik hem of hij kan uitleggen wat de PvdA ziet als een redelijke overgangstermijn. Ik zoek hier namelijk nadrukkelijk de verbinding met de PvdA over iets wat volgens mij niet in het regeerakkoord is vastgelegd.

De heer Marcouch (PvdA):

Als de wet door alle procedures heen is en in de Staatscourant staat, dan lijkt het mij redelijk dat mensen op de een of andere manier kunnen anticiperen op deze wet. Ik vind vooral de vraag wat je doet met mensen die net op de rand van die vijf jaar zitten, interessant. Dat is ook een politieke vraag. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris daartegen aankijkt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Er wordt gesteld dat een langere termijn meer recht zou doen aan het gevoel dat er een binding is met Nederland en dat mensen dan beter zouden zijn ingeburgerd. In het eindrapport Inburgering en participatie wordt geconcludeerd dat inburgeringsplichtigen na het vervullen van hun inburgeringsplicht nog niet optimaal participeren in de samenleving. Daar moet wat aan gedaan worden, zo concludeert het kabinet. Ook de SP vindt integratie en inburgering van groot belang. Zij zou enthousiast zijn als deze regering daar eindelijk goed werk van zou maken met effectieve maatregelen. Ik lees echter dat de regering geen aanvullende instrumenten wil inzetten om te bevorderen dat nieuwkomers binnen de bestaande termijn van vijf jaar — als het kabinet zijn zin krijgt, wordt het zeven jaar — voldoende geïntegreerd zijn en participeren in de samenleving. Nee, het kabinet lijkt te denken: we verlengen de termijn en dan gaat het allemaal vanzelf.

Met dit wetsvoorstel wordt beoogd om, beter dan nu het geval is, te garanderen dat diegenen die voor het Nederlanderschap in aanmerking willen komen, geïntegreerd zijn in Nederland en volwaardig participeren in de samenleving. Maar wat is "volwaardig participeren" dan eigenlijk volgens het kabinet? Is dat vlekkeloos Nederlands spreken en een baan hebben? Ik voorspel — daarin sta ik vandaag gelukkig niet alleen — dat een langere termijn mensen juist zal tegenwerken. Zij verkeren dan langer in onzekerheid. Dat zal niet helpen. Dat zal niet bijdragen aan een goede integratie, het krijgen van een baan en het goed leren van de taal. Wat doet die langere termijn dan wel volgens het kabinet?

Volgens de SP moet er daadwerkelijk worden geïnvesteerd in taalonderwijs en moeten er banen worden gecreëerd. Op die manier moet de integratie naar een hoger niveau worden getild. Helaas lijkt het kabinet met dit wetsvoorstel vooral tegemoet te komen aan de sentimenten in de samenleving, de sentimenten van mensen die vreemdelingen juist willen buitensluiten of willen uitsluiten. Het is ook nog eens ineffectief voor het werkelijke doel: een betere integratie, meer saamhorigheid en verbinding tussen mensen, een prettigere samenleving, waarbij we niet tegenover elkaar of met de rug naar elkaar toe staan, maar juist zij aan zij, waarbij we de belangrijkste waarden met elkaar delen. Maar het kabinet vindt de inburgering een eigen verantwoordelijkheid. Het inburgeringsonderwijs is in handen van particuliere bedrijven en wordt ook nog eens getoetst door een particulier keurmerk. In het eerste halfjaar van 2013 werden 2.105 mensen inburgeringsplichtig. De helft van deze mensen is het niet gelukt om een inburgeringsexamen te halen. Als je hen langer laat wachten, zijn ze niet plotseling wel geïntegreerd. Hoe gaat de regering dit probleem aanpakken?

De SP vindt dat de overheid verantwoordelijk is voor het inburgeringsonderwijs. Laten we stoppen met particuliere bureaus en een particulier keurmerk. Wij pleiten voor toegankelijk inburgeringsonderwijs en verzorgde onderwijsinstellingen. Wij willen dat de onderwijsinspectie hierop toeziet. Wat is de reactie van de regering hierop? Is zij bereid om de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken? Ik wacht ook met spanning af wat in de mogelijke moties van de collega van de Partij van de Arbeid zal staan.

De regering spreekt in de memorie van toelichting over het gevoel dat deze termijn beter zou zijn en geeft toe dat ook die zeven jaar arbitrair is. Collega's hebben daarover al terecht hun verbazing uitgesproken. Dat zal ik ook doen. Een gevoel dient dus als basis voor een ingrijpende rijkswet, een wetswijziging die zeer diep ingrijpt in het leven van mensen. Waarom zou die wet gestoeld zijn op een gevoel? Ik hoop dat de staatssecretaris zich realiseert dat een vrouw hier niet mee weg zou komen in deze Kamer. Ik ben benieuwd of de staatssecretaris in de tijd dat wij bezig zijn met deze wet inmiddels een betere reden heeft kunnen bedenken. Waarom is deze verlenging van de termijn überhaupt nodig? Is het gevoel nu dat er na vijf jaar geen substantiële verbinding met Nederland is? Hoe verhoudt zich dit dan tot de EU-richtlijn die na vijf jaar rechtmatig verblijf wel een substantiële verbinding met Europa aanneemt en daarmee recht geeft op een permanente verblijfsstatus? Waarom zou dit gevoel er na vijf jaar wel zijn en hier in Nederland pas na zeven jaar? Waarom geen acht jaar, of zes jaar, of tien of misschien wel twintig of vijfentwintig jaar? Ziet de staatssecretaris dan echt niet dat wij met dit soort wetsvoorstellen juist de verkeerde kant opgaan, dat wij juist tweedracht zaaien?

Daar komt nog bij dat de huidige termijn een stuk minder arbitrair is dan die van zeven jaar. Nu is de termijn gelijk aan de termijn die de richtlijn langdurig ingezetenen stelt, waardoor iemand na vijf jaar zowel in aanmerking komt voor een EU-verblijfsvergunning als voor de Nederlandse nationaliteit. De SP heeft eerder gevraagd wat het effect zal zijn voor een groep mensen die wel over een permanent verblijfsrecht beschikt, maar niet over de Nederlandse nationaliteit. Zal dat niet juist een tegenovergesteld effect hebben op integratie en participatie? Buitensluiten, mensen langer in onzekerheid laten, dat is wat een langere termijn doet. Een verblijfsvergunning kan immers worden ingetrokken, het Nederlanderschap niet, of niet zo gemakkelijk. Daardoor kunnen mensen niet stemmen, ze kunnen minder gemakkelijk reizen, ze kunnen geen huis kopen en ze kunnen niet werken bij overheidsorganen. Ze kunnen zelfs geen vrijwilligerswerk doen bij onze politie. Waarom mogen deze mensen die hier al vijf jaar zijn en het recht hebben om hier te blijven niet ook gewoon volwaardig Nederlander worden? Dat is toch de oplossing die wij onder de streep met zijn allen moeten vinden? Waarom kiest het kabinet ervoor om deze mensen nog twee jaar langer buiten te sluiten, juist terwijl bijvoorbeeld vluchtelingen er zo graag bij willen horen?

Ik vind het vereenvoudigen van de wet prima. Ik begrijp dat er uitzonderingen worden geschrapt als ze echt overbodig zijn. Daarom heb ik in de schriftelijke inbreng gevraagd hoe vaak de verschillende uitzonderingsgevallen nog voorkomen. Helaas heb ik daarop nog geen antwoord gekregen. Ik vraag het bij dezen nogmaals. Kan de staatssecretaris vertellen hoe vaak er nog een beroep wordt gedaan op de uitzonderingen die nu geschrapt gaan worden? Is het geen optie om dit eerst te onderzoeken en pas daarna te schrappen? Ik ben ook benieuwd hoe de langere voorgestelde termijn van zeven jaar voor vluchtelingen zich verhoudt tot de veel kortere termijn van drie jaar voor staatlozen. Ook vluchtelingen zijn immers vaak de facto staatloos. Ze zijn gevlucht omdat ze geen rechten meer aan hun eigen nationaliteit kunnen ontlenen. Graag een reactie. Daarnaast stelt de regering dat zij door het opheffen van een lagere leges voor vluchtelingen aan een verplichting uit het Vluchtelingenverdrag voldoet, maar in het Europees nationaliteitsverdrag staat dat ook de termijn en de procedure versoepeld moeten worden. Hoe gaat de staatssecretaris met die punten om?

Ten slotte de toetsing met betrekking tot de openbare orde. Begrijp ik goed dat kinderen van tussen de twaalf en zestien jaar voortaan niet genaturaliseerd zouden kunnen worden omdat er een onderzoek naar hen loopt voor ernstige misdrijven? Wat als uit dat onderzoek geen vervolging of veroordeling komt? Kunnen zij dan alsnog worden genaturaliseerd als minderjarige, of moeten ze wachten tot ze meerderjarig zijn? Zijn er straks wellicht twaalfjarigen die niet hebben mogen mee naturaliseren met hun ouders omdat er een onderzoek naar hen liep, en die vervolgens zes jaar moeten wachten voordat zij zelfstandig een verzoek tot naturalisatie kunnen indienen? Graag helderheid op dit punt.

Ik rond af met de opmerking dat ik dit een vreemd wetsvoorstel vind, waarvan ik het doel niet goed kan vaststellen. Ongemakkelijk, arbitraire wetgeving en arbitraire termijnen vaststellen op basis van gevoel. Dat is toch geen basis voor dit soort wetgeving?

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. Een hartelijk welkom aan de bijzondere gedelegeerden. Gisteren hebben we al persoonlijk de hand geschud bij een ander wetsvoorstel.

De wetswijziging die wij vandaag behandelen, is een lichte verbetering ten opzichte van de huidige situatie. De termijn om Nederlander te kunnen worden, wordt verlengd van vijf naar zeven jaar. Wij juichen dat van harte toe, maar wij vinden een termijn van zeven jaar eigenlijk nog te soepel. Het Nederlanderschap is niet zomaar iets. De Nederlandse nationaliteit is iets om trots op te zijn, iets om een prestatie voor te leveren. Daar mogen we niet te lichtzinnig mee omgaan. Nederlander worden moet een ambitie worden: iets van bloed, zweet en tranen. Iets waaruit de moraal blijkt van hard willen werken en een bijdrage willen leveren aan de maatschappij. Iets waarop je je jarenlang in eigen land hebt voorbereid, zoals zo veel emigranten andersom ook deden. Inderdaad kan daarvoor bijvoorbeeld na tien jaar de beloning komen. Kan de staatssecretaris daarop reageren?

Als het aan de PVV ligt, gaat de termijn naar tien jaar, zoals ik heb gezegd, want die termijn geldt ook in Spanje en Italië. Het is al eerder genoemd. Dat is een mooie termijn. Waarom heeft het kabinet niet meteen doorgepakt, zo vraag ik de staatssecretaris, en voor die langere termijn van tien jaar gekozen voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit? In onze ogen is het een gemiste kans. Wij overwegen op dit punt een amendement in te dienen, maar wachten eerst de reactie van de staatssecretaris af.

Zoals ik net zei, is de Nederlandse nationaliteit niet zomaar iets. Als het aan de PVV ligt, moet de Nederlandse nationaliteit verdiend worden, door een actieve bijdrage te leveren aan de Nederlandse samenleving. Tien jaar legale arbeid voordat men aanspraak kan maken op dat kostbare goed, de Nederlandse nationaliteit, of zeven jaar als dat de geldende verblijfsperiode wordt. In 2012 lag er een voorstel van het kabinet dat hierin voorzag. Dat voorstel is helaas weer ingetrokken, maar de PVV zou graag zien dat die voorwaarden weer worden opgepakt. Omdat ik vrees dat het kabinet hiertoe niet bereid is, overwegen wij ook op dit punt een amendement.

Natuurlijk wil de PVV dat er nooit, maar dan ook nooit, een Nederlands paspoort wordt verstrekt aan een misdadiger. Dat is een belangrijk punt. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat ook minderjarigen van 12 tot 16 jaar een misdrijf tegengeworpen kunnen krijgen als zij Nederlander willen worden. Maar de verjaringstermijn van vier jaar blijft intact. Dan komen we in de problemen, want het houdt in dat men gewoon nog steeds Nederlander kan worden als men vijf jaar geleden een misdrijf heeft gepleegd. Dat vinden wij onbegrijpelijk. Ook op dit punt overwegen wij een amendement, want mensen die tijdens hun verblijf in Nederland een misdrijf hebben gepleegd, moeten nooit voor naturalisatie in aanmerking kunnen komen.

De PVV vindt het onzin dat echtgenoten en partners van Nederlanders nog steeds na drie jaar verblijf in Nederland Nederlander kunnen worden. Waarom krijgt iemand uit Marokko die naar Nederland is gehaald door zijn Marokkaans-Nederlandse vrouw, in tegenstelling tot andere migranten, wel al na drie jaar het Nederlanderschap? Het zijn juist de partner- en gezinsmigranten die slecht integreren, zo blijkt uit diverse onderzoeken. Het is de PVV dan ook een raadsel waarom juist die categorie wordt gepamperd. Dat is de reden waarom wij op dit punt een amendement overwegen.

Het kabinet houdt het helaas voor grote groepen mensen mogelijk om hun oude nationaliteit te behouden, naast het Nederlanderschap. Grote groepen mensen kunnen zich Nederlander noemen, zonder zich aan te passen aan de Nederlandse samenleving en de Nederlandse waarden en/of normen te delen. De PVV wil dat niet. Het moet onmogelijk worden dat mensen naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit houden. Er moeten geen uitzonderingen zijn, ook als het onmogelijk is om afstand te doen van de andere nationaliteit. Wij zien immers de problemen die gepaard gaan met een dubbele nationaliteit. Men moet zich namelijk aan conflicterende sets van rechten en plichten houden. De landen van herkomst houden op deze manier hun onderdanen in Nederland veel te veel in hun greep.

Neem als voorbeeld de integratieproblemen die wij hebben met Turken in Nederland en de invloed van de islamofacist Erdogan op deze Turken. Toen Ebru Umar een tijdje geleden werd opgepakt in Turkije, werd er op de social media luid gejuicht door deze Nederturken. Dat is ook niet gek, aangezien Turken in Nederland massaal, met zo'n 70% van de stemgerechtigden, achter hun dicator Erdogan staan. Deze greep van de Turkse overheid op Nederlandse Turken komt juist door dit Turkse staatsburgerschap, dat zij kunnen behouden, en daarnaast natuurlijk door de invloed uit Ankara, die wij toestaan via Diyanet, de aangesloten moskeeën, het uitzenden van imams en de vele verenigingen die onder Turkse invloed staan. Maar dat is een ander debat. Daarom geen dubbele nationaliteit meer, als het aan de PVV ligt.

Ten slotte hopen wij natuurlijk dat het aantal naturalisaties in de toekomst drastisch afneemt, wanneer eindelijk de grenzen voor asielzoekers gesloten zijn en er een immigratiestop voor mensen uit islamitische landen in werking is getreden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Inhoudelijk staan wij diametraal tegenover elkaar, dus daar hoef ik het niet over te hebben. Ik vroeg mij af of de PVV-fractie nu voor dit voorstel gaat stemmen, omdat het in de ogen van de PVV een stap in de goede richting is, of tegen gaat stemmen omdat het niet ver genoeg gaat.

De heer De Graaf (PVV):

Wij zien het als een second best.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Helder. Ik denk dat de PvdA en de VVD daar erg blij mee zullen zijn in de senaat.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van deze eerste termijn. Ik denk dat wij allen als Tweede Kamerleden het bijzonder vonden om in één sessie gezamenlijk met de gedelegeerden van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten te kunnen praten. We gaan gewoon vanavond verder.

De vergadering wordt van 12.44 uur tot 13.16 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven