6 Flexibilisering onderwijstijd

Aan de orde is het VAO Flexibilisering onderwijstijd (AO d.d. 19/04). 

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Meenen. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik heb een motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat aan het experiment flexibilisering onderwijstijd een beperkt aantal van twintig scholen tot 2018 mogen deelnemen; 

overwegende dat flexibilisering van de onderwijstijd de ruimte aan scholen en leerlingen geeft om beter in te spelen op individuele behoeftes en onderwijsconcepten; 

verzoekt de regering, de mogelijkheid te bieden aan scholen deel te nemen aan het experiment flexibilisering onderwijstijd, wanneer zij een pedagogische visie hebben die hierbij aansluit, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 322 (31293). 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. De PVV staat voor rust in het onderwijs, rust, regelmaat en structuur. Een vast klassenverband is daarbij belangrijk. De stof kan dan klasgewijs worden behandeld. Juist voor kinderen is dat heel belangrijk. Het is een belangrijk didactisch principe. Als je dat doorbreekt, dan heeft dat negatieve gevolgen voor die rust, structuur en regelmaat. Bovendien worden leraren ook nog eens extra belast, omdat ze nog beter moeten bijhouden welke leerling waar precies gebleven is, wat moet worden bijgewerkt enzovoorts. Niet doen dus, hoe aantrekkelijk het ook voor ouders is om eens buiten het hoogseizoen op vakantie te kunnen. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat volgens inspectieonderzoek de resultaten van leerlingen sinds het begin van het experiment flexibilisering onderwijstijd op bijna alle scholen een dalende trend laten zien; 

overwegende dat vanwege de flexibilisering van onderwijstijd sociale cohesie en overzichtelijkheid verloren gaan door sterk wisselende groepen; 

verzoekt de regering, het experiment flexibilisering onderwijstijd te staken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 323 (31293). 

De voorzitter:

Dan is het woord aan de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik ontraad de motie Van Meenen/Rog op stuk nr. 322. Het is mij niet helemaal duidelijk welke winst wij hiermee boeken. Als scholen dit op een goede manier willen doen, kost het hen al gauw één à twee jaar om zich daarop voor te bereiden. Dan zitten we al heel snel in 2018, het moment waarop wij dit experiment zouden willen afronden en de rekening zouden willen opmaken, in de trant van: gaan wij hiermee door of niet? Ik vind bovendien dat wij met de uitbreiding met nieuwe scholen onnodige risico's nemen. De resultaten van de evaluatie zijn heel gemixt. Op één of twee plekken gaat het goed, maar op een aantal plekken gaat het ook niet goed. Het experiment laat ook zien dat er meer nodig is dan alleen maar een pedagogische visie. Het gaat ook om goede kwaliteitszorg, passende leraren en een goed plan. Het experiment is er nu juist op gericht om te bezien wat die precieze randvoorwaarden zijn. Aan welke randvoorwaarden moet zo'n visie precies voldoen? Het is moeilijk om te zeggen: als we een plan hebben, is het goed. We moeten dat plan immers ook toetsen. Hoe doen wij dat op een objectieve manier en hoe zorgen wij voor de juiste kaders en voorwaarden om te bezien of dit op een verantwoorde manier kan? Dus er zitten twee kanten aan. Aan de ene kant hebben wij de precieze voorwaarden nog niet helder. Waarop zouden wij dan zo'n plan moeten toetsen? De andere kant betreft de tijd. Als scholen dit zouden willen doen, vraagt dat voorbereidingstijd. Voordat je het weet zitten wij dan aan het einde van de looptijd van het experiment. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik wil even ingaan op beide argumenten. Wat de tijd betreft: mij bereiken berichten van scholen die zelf het idee hebben dat zij er helemaal klaar voor zijn. Zij hebben wat hun onderwijs betreft een kant-en-klare visie die dit mogelijk maakt, met heel erg individueel onderwijs en noem het allemaal maar op; prachtig. Die zouden wij moeten toelaten, gesteld dat ze aan de voorwaarden voldoen. Ik ga er toch vanuit dat de tien scholen die tot nu toe hebben mogen meedoen, ook aan zekere voorwaarden hebben moeten voldoen. Diezelfde voorwaarden kun je ook van toepassing verklaren op scholen die zich nu aanmelden. 

Staatssecretaris Dekker:

Twee dingen. Als scholen zeggen "wij zijn klaar en kunnen morgen beginnen", dan stelt mij dat niet onmiddellijk gerust. Er is misschien ook wel een beetje sprake van een onderschatting van wat het vraagt van een school om dit op een goede manier te doen. Het tweede punt is dit. Bij de scholen die aan deze pilot deelnemen en aan bepaalde voorwaarden moesten voldoen, zien wij dat het succes heel wisselend is. Bij één of twee scholen gaat het goed, maar er zijn ook een paar scholen waar het heel erg slecht gaat. De voorwaarden die we hebben gesteld bij de toegang tot dit experiment zijn dus niet afdoende om de kwaliteit van het onderwijs goed te bewaken. Dat is de reden waarom we iets meer tijd nemen om beter te onderzoeken welke randvoorwaarden scholen in staat stellen om flexibele onderwijstijd op een verantwoorde manier in te vullen. Dat weten wij nu gewoon nog niet. Daarom vind ik het te voorbarig om de proef uit te breiden. 

De heer Van Meenen (D66):

De proef wordt echter wel uitgebreid, van 10 naar 20 scholen. Daarvoor geldt dus ook een bepaalde regel. Ik zie dus niet in waarom die niet uitgebreid zou kunnen worden van 10 naar 30 of van 10 naar 40 scholen. De staatssecretaris moet mij dan toch even uitleggen hoe die extra scholen die er nu bij komen, beoordeeld gaan worden en waarom het niet bij andere scholen zou kunnen. 

Staatssecretaris Dekker:

Dit experiment wordt niet uitgebreid. Buiten het experiment zijn er scholen die binnen de vigerende regelgeving gebruikmaken van de ruimte die er is om meer flexibiliteit in te bouwen. Wij breiden het onderzoek uit, ook met die scholen, om onze onderzoekers, onze experts, beter in staat te stellen om te beoordelen wanneer flexibilisering een succes is en tegemoetkomt aan de wens van ouders en leerlingen, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit. Welke factoren maken dat dit niet het geval is en flexibilisering van onderwijstijd tot dramatische leerprestaties leidt? Op dat punt is een enkele school echt door het ijs gezakt. 

De voorzitter:

Heel kort nog de heer Van Meenen. 

De heer Van Meenen (D66):

Het wordt een woordenspelletje of het experiment nu wel of niet uitgebreid wordt, maar er komen in ieder geval tien scholen bij waar we naar precies dezelfde dingen gaan kijken als bij de tien scholen die wel in het experiment zitten. Het verhaal van de staatssecretaris overtuigt mij niet. We gaan er vandaag ook niet meer uitkomen. Er moeten nog meer dingen gebeuren, dus we zullen bij de stemmingen maar even zien hoe het afloopt. 

Staatssecretaris Dekker:

Heel goed, dat is vaak de manier waarop we knopen doorhakken hier. 

De motie-Beertema op stuk nr. 19 gaat eigenlijk precies de andere kant op, want de heer Beertema zegt: stop direct met alles. Ik probeer een beetje de middenlijn te pakken, want dit zou ik ook weer zonde vinden. Je ziet immers dat bijvoorbeeld een school in Zandvoort heel mooie resultaten laat zien, ook al is er een aantal scholen waar het minder goed gaat. Alles stoppen zou dan toch neerkomen op het kind met het badwater weggooien. Daar zou ik niet voor zijn. Ook deze motie ontraad ik daarom. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris. Wij gaan aanstaande dinsdag stemmen over de ingediende moties. 

De vergadering wordt van 12.21 uur tot 13.15 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven