5 Flexibilisering vo/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen

Aan de orde is het VAO Flexibilisering voortgezet onderwijs/maatwerkdiploma's/effectieve leerwegen (AO d.d. 28/04). 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik dien drie moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat sommige leerlingen normaliter wegens moeite met één vak een volledig niveau lager worden geplaatst; 

constaterende dat het afsluiten van één vak op een lager niveau het gevolg heeft dat de scholier een onvolledig diploma heeft en officieel niet meer toelaatbaar is op het oorspronkelijke niveau; 

constaterende dat de Vereniging van Samenwerkende Universiteiten Nederland (VSNU) en de Vereniging Hogescholen (VH) een experiment willen starten met als doel om te onderzoeken of (een deel van) de bovengenoemde groep scholieren toch toelaatbaar is; 

overwegende dat scholieren zo veel mogelijk kansen dienen te krijgen; 

verzoekt de regering, het voorgestelde experiment van de VSNU en de VH uit te voeren en waar nodig regelgeving aan te passen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 304 (31289). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het maatwerkonderwijs gevolgen kan hebben voor het toelatingsbeleid van instellingen in het vervolgonderwijs; 

overwegende dat het maatwerkonderwijs geenszins een belemmerende werking mag hebben voor de toelaatbaarheid van de scholieren die het reguliere programma volgen; 

verzoekt de regering om naar de onderwijsinstellingen te communiceren dat het afronden van een vak op een hoger niveau geen vereiste kan zijn in het toelatingsbeleid, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 305 (31289). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Vereniging van Samenwerkende Universiteiten Nederland (VSNU) en de Vereniging Hogescholen (VH) een experiment willen starten om de toelaatbaarheid van scholieren met een onvolledig diploma te onderzoeken; 

overwegende dat de scholieren die voorsorteren op het mbo ook gebruik van deze mogelijkheid moeten kunnen maken; 

verzoekt de regering, te inventariseren of de MBO Raad mee wil doen aan een vergelijkbaar experiment waar het de opleidingen binnen het mbo betreft, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 306 (31289). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de aangenomen moties 31332, nr. 53 en 43184, nr. 11 vragen geen beperkingen op te leggen voor de doorstroom van vmbo-tl/gl naar het havo; 

overwegende dat de staatssecretaris de moties niet uitvoert en wil wachten tot de derde monitor toelatingscode, terwijl diverse onderzoeksraden, zoals de Onderwijsraad, al enkele jaren concluderen dat deze overgangsnormen leiden tot willekeur en stapelen onnodig belemmeren; 

verzoekt de regering, de Kamer direct na het verschijnen van de derde monitor toelatingscode te informeren hoe de aangenomen moties worden uitgevoerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 307 (31289). 

Mevrouw Vermue (PvdA):

Voorzitter. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat scholieren nog altijd een diploma ontvangen op het onderwijsniveau van het vak waar ze het minst goed in zijn; 

constaterende dat een experiment wordt gestart voor toelating van leerlingen tot het hoger onderwijs op basis van vakken die zij op een hoger niveau hebben afgerond; 

overwegende dat de civiele waarde van een diploma bepaald wordt door het toelatingsrecht tot het vervolgonderwijs; 

verzoekt de regering, in overleg met het veld het voorgenomen experiment voor toelating tot het hoger onderwijs te verbreden naar scholieren die een "enkel" vak op een lager niveau hebben afgerond en de Kamer hierover voor 2017 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vermue en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 308 (31289). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat scholen voor voortgezet onderwijs worden beoordeeld op basis van het onderbouwrendement, zijnde de onderwijspositie in het derde leerjaar afgezet ten opzichte van het schooladvies van het primair onderwijs, 

overwegende dat in het kader van maatwerk dient te worden gekeken naar het rendement over een gehele schoolperiode; 

verzoekt de regering, in overleg met het veld voorstellen te ontwikkelen om de beoordeling op basis van het onderbouwrendement af te schaffen en de Kamer hierover voor 2017 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vermue. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 309 (31289). 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Zoals de waarde van een munt voor een groot deel wordt bepaald door het vertrouwen van de burger dat die munt zijn waarde behoudt, zo werkt het ook in het onderwijs. Diploma's moeten waardevast zijn en de vervolgopleidingen en de arbeidsmarkt moeten blind kunnen varen op de waarde van een diploma. Zo'n diploma geeft niet alleen wat de zwakkere, de goede en de uitstekende competenties zijn van een leerling, maar geeft ook aan op welk denk- en werkniveau een student kan functioneren. Dat begrip gaat bij een maatwerkdiploma helemaal verloren. Een maatwerkdiploma is een inflatiediploma. Het geeft geen duidelijkheid, maar creëert mist. Om die reden heb ik de volgende motie voorbereid. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het civiel effect van diploma's in gevaar komt door het invoeren van maatwerkdiploma's; 

overwegende dat vervolgopleidingen noch het bedrijfsleven kunnen bepalen wat de competenties zijn van een leerling of een student met een maatwerkdiploma; 

overwegende dat bij de entree van de vervolgopleiding of de arbeidsmarkt veel onduidelijkheid zal ontstaan die zal leiden tot extra assessments en daardoor tot meer bureaucratie; 

verzoekt de regering, de pilot maatwerk in het voortgezet onderwijs niet uit te voeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 310 (31289). 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Wij hebben een goed debat gevoerd en ik ben blij dat wij op een gematigde manier een aantal experimenten aangaan. Ik ben ook blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij gaat inventariseren of het ook in het beroepsonderwijs mogelijk is om extra vakken aan te bieden, en niet alleen vakken op cognitief niveau, maar ook juist vakken gericht op het beroep. 

In het debat is de doorstroomcode van het vmbo naar het havo aan de orde gekomen. Juist de school waaraan de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid een bezoek heeft gebracht, juist de school waar net door mevrouw Ypma nog mee gedweept is in een ander VAO, die school is een school van homogene klassen, van doorstroomcodes hoger dan een 7. Ik ben er dankbaar voor dat de staatssecretaris ervoor zal zorgen dat de vo-scholen nog eens stevig worden aangesproken op de eigen doorstroomcode. 

Niet alleen Sem en Sterre hebben recht op maatwerk, maar ook Saïd en Cheryl hebben recht op een goede doorstroming. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er tussen de laatste centraal schriftelijke eindexamens op het vmbo en de start van het nieuwe schooljaar een periode van twee en een half tot drie maanden zit en een deel van deze eindexamenkandidaten uitvalt of gaat werken zonder startkwalificatie in plaats van door te studeren op het mbo of havo; 

voorts constaterende dat de overgang van het vmbo naar het havo vaak lastig blijkt en dat deze stapelaars relatief vaak blijven zitten in havo 4; 

overwegende dat er op een aantal scholen en in een aantal regio's succesvol wordt gewerkt aan schakelprogramma's of doorstroomtrajecten; 

verzoekt de regering om in overleg met het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs vmbo-scholieren een recht op een schakelprogramma of doorstroomtraject te bieden waarin zij na de eindexamens worden voorbereid op hun vervolgopleiding in het mbo of het havo, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 311 (31289). 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. In het algemeen overleg zijn veel onderwerpen aan de orde geweest met als kernvraag: komt ieder talent tot ontwikkeling, en hoe doorbreken wij de tweedeling in het onderwijs? Ik heb aandacht gevraagd voor een goede mix tussen cognitieve en praktische vaardigheden, voor meervoudige schooladviezen, voor brede brugklassen en voor het weghalen van onnodige schotten tussen vmbo, havo en vwo. 

In dat kader heb ik ook gesproken over de opwaartse druk in het voortgezet onderwijs. Zitten leerlingen nu massaal onder hun niveau? Ik heb niet die indruk. Nu lijkt de situatie zo te zijn: als je het vwo niet haalt, dan móét je naar het havo en als je desondanks het havo niet haalt, dan móét je naar het vmbo. De trend is hogerop, hogerop. Dat moet; een lager niveau is niet interessant. Maar goed opleiden is het doel. Het doel is het maximale uit talent te halen, op welk niveau dan ook. 

Ik ben daarom blij met de toezegging van de staatssecretaris dat een extra vak volgen op, wat wij dan noemen, een lager niveau mogelijk moet zijn. Een havist die ook metaal kan bewerken, is niet alleen de droom van iedere moeder; zo iemand heeft ook een streepje voor op de arbeidsmarkt. Maar hoe gaat de inspectie daarmee om? Die is daar nog niet aan gewend en daarom heb ik de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het leerresultatenmodel van de inspectie ontmoedigt dat leerlingen een vak volgen op een hoger niveau, omdat het gemiddelde eindexamencijfer daalt; 

overwegende dat verbreding en maatwerk in het voortgezet onderwijs niet altijd beloond worden door de inspectie, bijvoorbeeld wanneer leerlingen een extra vak volgen op een hoger of lager niveau en het geen examenvak betreft; 

van mening dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat havoleerlingen of leerlingen in vmbo-t ook extra technische vakken volgen; 

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke manier scholen in het voortgezet onderwijs die maatwerk en het volgen van een extra vak op een hoger of lager niveau stimuleren, niet benadeeld maar beloond kunnen worden door de inspectie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 312 (31289). 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. Ik kan melden dat we het eens zijn met de staatssecretaris over het maatwerkdiploma. Dat mag ook weleens gezegd worden. We hebben nog wel twee andere punten, die we ook in het debat aan de orde hebben gesteld, waarop we nog geen bevredigend antwoord hebben gehad. Het eerste punt betreft de doorstroom van het vmbo naar het havo. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het aantal middelbare scholen dat toelatingscriteria stelt aan vmbo-gediplomeerden om toegelaten te worden tot het havo is gestegen; 

van mening dat een diploma vmbo-t drempelloos toegang moet bieden tot het havo; 

constaterende dat de toelatingscode havo van de VO-raad een gemiddeld vmbo-examencijfer van 6,8 verplicht stelt, waarmee afbreuk wordt gedaan aan de drempelloze toegang; 

verzoekt de regering, de eis van een gemiddeld examencijfer van 6,8 per direct te schrappen, zodat een drempelloze toegang van vmbo-t naar havo wordt gerealiseerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius en Vermue. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 313 (31289). 

Mevrouw Siderius (SP):

Dan hebben we het ook gehad over de verplichte ouderbijdrage voor onderwijs aan hoogbegaafden. Ik heb een aantal situaties voorgelegd aan de staatssecretaris en daaruit bleek dat dit inderdaad het geval is. Dat willen we niet, want een ouderbijdrage hoort nooit verplicht te zijn maar moet vrijwillig zijn, zeker als het gaat om onderwijs aan hoogbegaafden. Daarom zouden wij een quickscan willen. Nu heb ik begrepen dat wij geen Engelse woorden meer mogen gebruiken, dus wij hebben er iets anders van gemaakt. Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, een beknopt onderzoek uit te voeren naar de verplichte ouderbijdrage voor het onderwijs aan hoogbegaafden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 314 (31289). 

De voorzitter:

Wij wachten nog even tot de staatssecretaris de laatste motie heeft ontvangen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Voor mij ligt een hele stapel moties. Ik begin met de eerste motie, de motie op stuk nr. 304. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik trek die motie in en onderteken de motie van mevrouw Vermue. 

De voorzitter:

Om welke motie gaat het dan? 

De heer Van Meenen (D66):

Dat betreft de motie op stuk nr. 308. 

De voorzitter:

U trekt dus de motie op stuk nr. 304 in. 

Aangezien de motie-Van Meenen (31289, nr. 304) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

De voorzitter:

De motie-Vermue/Grashoff (31289, nr. 308) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Vermue, Grashoff en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 315, was nr. 308 (31289). 

Staatssecretaris Dekker:

Dat gaat snel! Ik kom bij de motie op stuk nr. 305. Misschien heeft de indiener de neiging om ook die in te trekken, maar ik zie dat dit niet het geval is. Ik denk dat de heer Van Meenen een punt heeft, dus ik neem deze motie graag over. 

De voorzitter:

U neemt de motie op stuk nr. 305 over. 

Staatssecretaris Dekker:

Ja. 

De voorzitter:

In dat geval moet ik de leden vragen of er bezwaar tegen is dat de motie wordt overgenomen en dus niet meer in stemming wordt gebracht. Ik stel vast dat daartegen geen bezwaar is. 

De motie-Van Meenen (31289, nr. 305) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik kom bij de motie op stuk nr. 306. Tegen de heer Van Meenen, maar misschien ook tegen mevrouw Vermue en de heer Grashoff, die in de motie op stuk nr. 308 in de eerste constatering stellen dat je een onvolledig diploma hebt als je een vak op een lager niveau doet, zeg ik heel helder: dan heb je geen diploma. De wet schrijft vrij strikt voor wanneer je een diploma krijgt. Een diploma met een vak op een lager niveau is geen diploma. Volgens mij bedoelt de heer Van Meenen hier iets anders. In de brief heb ik aangegeven dat leerlingen die op een bepaald niveau een diploma halen maar dat op heel veel vakken op een hoger niveau doen, bijvoorbeeld een havoleerling met heel vakken op vwo-niveau, in aanmerking zouden moeten kunnen komen voor toelating tot een universiteit, als zo'n universiteit daarvoor kiest. Ik denk dat de heer Van Meenen met deze motie beoogt om analoog aan wat er in de brief staat, dit ook voor de kolom vmbo/mbo te doen. Als dat het geval is, zou ik er positief tegenover staan. 

De heer Van Meenen (D66):

In het rondetafelgesprek met de VSNU en de Vereniging van Hogescholen hebben we mogen constateren dat zij de bereidheid hebben om ten aanzien van leerlingen die op het vwo of het havo zitten en één vak missen of dat op een lager niveau hebben gedaan, te onderzoeken of ze in het kader van een soort colloquium doctum alsnog toelaatbaar zijn. Daar gaat het experiment over waarnaar ik heb verwezen. Je kunt natuurlijk ook andersom redeneren: het zijn havoleerlingen die heel veel vakken op vwo-niveau doen of vwo-leerlingen die een vak op havoniveau doen. Dat komt uiteindelijk op hetzelfde neer, dus dat maakt mij niet. De kern is dat er een vak is dat niet op het gewenste niveau gedaan wordt. Als dat een vak is dat minder relevant is voor de opleiding, dan zijn de universiteiten en hogescholen bereid te onderzoeken of zo'n leerling toch toelaatbaar is. Daar gaat het experiment over dat zij voor ogen hebben. Mijn vraag aan de staatssecretaris is nu om dat experiment uit te voeren. Dat wordt ook verwoord in de motie van mevrouw Vermue, waar mijn naam onder staat. Mijn vraag in mijn motie is om iets dergelijks ook te onderzoeken voor het mbo. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik ben bereid iets dergelijks te onderzoeken maar dan kom ik straks nog wel even terug op de uitleg die de heer Van Meenen geeft over hoe dat dan zit met een vak op een lager niveau, want op dat punt ben ik het namelijk fundamenteel met hem oneens, aangezien het dan een soort vwo-min-diploma wordt. Het gaat om de situatie waarin een havoleerling die heel veel vakken op een hoger niveau doet, geselecteerd kan worden voor toelating tot een universiteit. Zoiets zou je ook analoog kunnen doen voor de kolom vmbo/mbo. Dan gaat het om een leerling die bij wijze van spreken db of kb doet, maar zo veel vakken doet waardoor het bijna een tl-diploma is. Dat zou ook voor de doorstroom wat kunnen betekenen. Dat punt neem ik graag mee, want met het dictum van de motie kan ik redelijk uit de voeten. Als ik de motie aldus mag interpreteren, zou ik het oordeel erover graag aan de Kamer laten. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 307. Ik wil de heer Grashoff dankzeggen voor de genuanceerde manier waarop we dit debat nu voeren. Hij wil het tempo erin houden maar hij zet mij ook niet helemaal klem. Dus dank daarvoor. Derhalve kan ik zijn motie overnemen. Ik zal snel na de derde monitor een brief naar de Kamer sturen. 

De voorzitter:

Ik constateer dat er onder de leden geen bezwaar bestaat tegen het overnemen van de motie van de heer Grashoff op stuk nr. 307. 

De motie-Grashoff (31289, nr. 307) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 308 van de leden Vermue en Grashoff wil ik echt met klem ontraden. Het leidt tot diploma-inflatie als we toestaan dat leerlingen ook vakken op een lager niveau kunnen halen, ook als het slechts gaat om één vak. Het idee van een diploma is juist dat men automatisch toegangsrecht heeft tot vervolgonderwijs. Dat komt direct in het geding als men niet alle vakken op vwo-niveau haalt om naar de universiteit te gaan en dat het hier en daar wel een tikje lager mag. Dat is echt een opmaat naar meer selectie aan de poort, hetgeen volgens mij ook niet iets is wat mevrouw Vermue voorstaat. Ook de Onderwijsraad heeft hierover vrij stevige dingen gezegd, zoals dat dit leidt tot meer kansenongelijkheid. Het mag er op het oog aardig uitzien, het mag ook misschien vanuit de beste intenties worden voorgesteld, maar dit is geen goed idee. 

Ik ontraad ook de motie op stuk nr. 309. Ik doe dat om twee redenen. Wij moeten de regels ten aanzien van het onderbouwrendement niet ieder jaar weer omgooien. Wij hebben juist vorig jaar in goed overleg en in samenspraak met het scholenveld het onderbouwrendement dusdanig aangepast dat het uitgaat van het bieden van kansen aan jongeren, maar dat er geen strafpunten volgen als het een keer niet lukt. Dat is in mijn ogen een goed werkbaar iets. Mevrouw Vermue wil eigenlijk nog een stap verder gaan. Zij wil dat de inspectie helemaal niet meer kijkt naar het onderbouwrendement. Dat is hoogst onverstandig. Ook hiervoor geldt weer dat dit zal leiden tot meer kansenongelijkheid. In de manier waarop wij naar scholen kijken, waarop de inspectie de kwaliteit van onderwijs bekijkt, kijken we dan niet meer naar de vraag of scholen erin slagen om bijvoorbeeld leerlingen met gemengde adviezen uiteindelijk op het hoogste niveau te krijgen. Sterker nog, even cynisch geredeneerd, het kan daarmee voor scholen aantrekkelijk worden om leerlingen een jaartje te laten zitten of op een lager niveau in te schakelen, omdat het onderbouwrendement er toch niet meer toe doet en het zo lekker doorwerkt in het bovenbouwrendement. Met andere woorden: dit is echt niet verstandig. 

Ik ontraad de motie op stuk nr. 310. Wij stellen in de brief over flexibilisering een aantal stappen voor die volgens mij zorgvuldig zijn en die ook op draagvlak in de Kamer kunnen rekenen. Als we dat weten, kunnen we misschien vooruitlopend op de aanpassing van wet- en regelgeving alvast met iets beginnen in het voortgezet onderwijs. Dan kunnen we bekijken wat we daarvan kunnen leren en hoe we ons voordeel daarmee kunnen doen bij de aanpassing van die wet- en regelgeving. 

Ik vind de motie op stuk nr. 311 van de heer Rog heel sympathiek. Ik denk dat het op een aantal vlakken een goed middel zou kunnen zijn, bijvoorbeeld in de overgang van vmbo naar havo. We willen dat stapelen bevorderen, maar we zien dat een vmbo-diploma niet altijd ook een ticket is voor succes in het havo. Daar kan zo'n bijscholingscursus in die drie maanden dan wat bij helpen. Hetzelfde geldt voor de overgang naar het mbo. Het sluit misschien wel een beetje aan bij wat wij doen rond zomerscholen. Daar zou het heel goed een onderdeel van kunnen zijn. Mijn enige punt is dat de heer Rog wil dat het nu al geregeld wordt en dat het ook een recht wordt. Dat is een heel sterke uitspraak. Als de heer Rog het woordje "bieden" verandert in "verkennen", dan ga ik daarover serieus om de tafel met de scholen en alle betrokkenen. Dan kan ik er goed mee uit de voeten en kom ik er ook voor het einde van het jaar op terug. Als de heer Rog dat niet doet, dan vind ik hem met deze motie net even iets te hard van stapel lopen en zou ik de motie moeten ontraden. Dat zou ik zonde vinden, omdat we volgens mij redelijk op dezelfde lijn zitten. 

De heer Rog (CDA):

De staatssecretaris verzoekt mij om het zelfstandige recht te vervangen door een verkenning waarin hij gaat bekijken of die schakelprogramma's en doorstroomtrajecten geregeld kunnen worden. Daarover gaat hij dan in gesprek met de mbo- en de vo-sector. Ik zal het dictum op die wijze aanpassen. 

Staatssecretaris Dekker:

Als dat conform mijn opmerkingen gebeurt, dan kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. 

Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 312. Het is een goed punt van de heer Bruins dat scholen die maatwerk bieden, daar niet voor gestraft worden. Misschien moet juist wel het tegenovergestelde gebeuren: het bieden van maatwerk moet worden meegenomen en het moet onderdeel zijn van de kwaliteit die zij bieden. Ik kan deze motie overnemen. 

De voorzitter:

Ik constateer dat er geen bezwaar is tegen het overnemen van de motie op stuk nr. 312. Dat betekent dat de motie geen afzonderlijk onderwerp van de beraadslaging meer is en niet in stemming zal worden gebracht. 

De motie-Bruins (31289, nr. 312) is overgenomen. 

De voorzitter:

De motie-Rog (31289, nr. 311) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt: 

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 316, was nr. 311 (31289). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er tussen de laatste centraal schriftelijke eindexamens op het vmbo en de start van het nieuwe schooljaar een periode van twee en een half tot drie maanden zit en een deel van deze eindexamenkandidaten uitvalt of gaat werken zonder startkwalificatie in plaats van door te studeren op het mbo of havo; 

voorts constaterende dat de overgang van het vmbo naar het havo vaak lastig blijkt en dat deze stapelaars relatief vaak blijven zitten in havo 4; 

overwegende dat er op een aantal scholen en in een aantal regio's succesvol wordt gewerkt aan schakelprogramma's of doorstroomtrajecten; 

verzoekt de regering om, in overleg met het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs vmbo-scholieren een schakelprogramma of doorstroomtraject te verkennen waarin zij na de eindexamens worden voorbereid op hun vervolgopleiding in het mbo of het havo, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik kom op de motie-Siderius/Vermue op stuk nr. 313. Die moet ik ontraden. Met de motie wordt vooruitgelopen op de discussie die we ook met de heer Grashoff hebben gevoerd. Ik wil die discussie graag op een zorgvuldige manier afronden, na de derde rapportage die wij kunnen verwachten. Ik wil ook af van de willekeur, maar tegelijkertijd heeft het werken met de code ertoe geleid dat de afgelopen jaren het stapelen van vmbo naar havo juist significant is toegenomen. Het verzoek loopt net iets te hard van stapel. Misschien mag ik mevrouw Siderius vragen om de motie aan te houden. Dan kunnen we in het najaar de discussie hierover voeren. Anders moet ik de motie ontraden. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik wil de motie wel aanhouden. Ik zet vandaag mijn beste beentje voor. Ik vind het wel een probleem dat steeds meer havoscholen eisen stellen aan vmbo-gediplomeerden. Dat zorgt ervoor dat het stapelen steeds moeilijker wordt en dat de ongelijkheid in het onderwijs, die ook in de Staat van het Onderwijs wordt benoemd, groter wordt. Dat willen wij, denk ik, beiden niet. Ik vind het prettig dat de staatssecretaris zegt dat hij dit punt expliciet zal meenemen als hij er in het najaar op terugkomt, want het is gewoon heel oneerlijk. Als je gemiddeld een 6,7 hebt, dan ben je de pisang en kun je niet doorstromen. Dat willen wij beiden niet. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Siderius stel ik voor, haar motie (31289, nr. 313) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dekker:

Voor mij is het signaal helder. Ik knoop dat in mijn oren, ook bij de verdere uitwerking en de gesprekken die ik hierover heb met het voortgezet onderwijs. 

Ik kom op de motie-Siderius op stuk nr. 314. Mevrouw Siderius heeft gevraagd om een onderzoek. Wat was het voor onderzoek? Was het een beperkt onderzoek? 

De voorzitter:

Het betreft een beknopt onderzoek. 

Staatssecretaris Dekker:

Het gaat dus om een beknopt onderzoek. Ik vind die motie overbodig, dus ik ontraad haar. Als we zo'n situatie tegenkomen, moeten we onmiddellijk handelen. De inspectie doet dat ook. Mevrouw Siderius heeft in het vorige debat een voorbeeld aangedragen waarbij zij zei: het lijkt erop dat het hier gaat om een verplichte ouderbijdrage en niet om een vrijwillige ouderbijdrage. Ik kan nog niet vooruitlopen op de uitkomst van het onderzoek, maar ik kan wel zeggen dat de inspectie erbovenop zit. Wellicht stelt het mevrouw Siderius gerust als ik zeg dat ik de inspectie nog een keer zal vragen om er bij dit soort vormen van onderwijs, Leonardo-onderwijs, heel scherp op te zijn dat wat vrijwillig is, niet uiteindelijk verwordt tot een verplichte bijdrage. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik heb inderdaad wat betreft die twee voorbeelden een terugkoppeling gehad van het ministerie. Daarbij bleek er sprake te zijn van een verplichte ouderbijdrage. Dat zouden we niet willen, ook gelet op de discussie over passend onderwijs. 

Staatssecretaris Dekker:

Daar ben ik het mee eens. 

Mevrouw Siderius (SP):

Als we zeggen dat het onderwijs voor hoogbegaafden het beste type onderwijs is dat voor een kind beschikbaar is, dan moet dat vrij toegankelijk zijn. Ik krijg meer van dit soort signalen en ik zou eigenlijk willen weten of het elke keer een incident betreft of dat het structureel is. Daarom wil ik een beknopt onderzoek, maar het zou ook helpen als bijvoorbeeld de inspectie bij een aantal scholen door heel Nederland — dat hoeven er niet 50 te zijn; 10 is ook goed — een en ander checkt en op een rijtje zet. Dat hoeft niet dagen of maanden te duren. Dit is wat ik met deze motie beoog. 

Staatssecretaris Dekker:

Als het dat is, wil ik wel meebewegen met mevrouw Siderius. Het is ook mij een doorn in het oog dat als het gaat over passend onderwijs, het heel vanzelfsprekend is dat leerlingen met een laag IQ aanspraak kunnen maken op allerlei voorzieningen, terwijl het voor leerlingen met een hoog IQ soms minder goed is geregeld. Als dat ertoe leidt dat er een verplichte bijdrage zou worden gevraagd, waardoor dit alleen maar toegankelijk is voor ouders met een grote beurs, dan vind ik dat onwenselijk. Als mevrouw Siderius mij vraagt om een aantal scholen langs te gaan en te kijken of dit vaker voorkomt, dan ben ik daartoe bereid. Ik zal dat de inspectie vragen. 

De voorzitter:

Wat is het oordeel over de motie? 

Staatssecretaris Dekker:

Wellicht vindt mevrouw Siderius deze toezegging voldoende om de motie in te trekken. Dan blijft de term van een soort onderzoek ook niet boven de markt hangen. Dan is het meer een inventarisatie. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ja, dan trek ik de motie in op basis van deze toezegging. In het najaar krijgen wij ook weer een voortgangsrapportage passend onderwijs. Is het mogelijk om dat beknopte onderzoek daar dan in te schuiven? 

Staatssecretaris Dekker:

Ja, de Kamer krijgt al heel snel een voortgangsrapportage. Het gaat mij niet meer lukken om de inventarisatie daarin mee te nemen, maar het najaar moet lukken. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Siderius (31289, nr. 314) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank. Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van het VAO over het maatwerkdiploma. Aanstaande dinsdag stemmen wij over de moties. 

Naar boven