4 Rijkssanctiewet

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Bepalingen omtrent de toepassing in Aruba, Curaçao en Sint Maarten van beperkende maatregelen met het oog op de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme, vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie ( Rijkssanctiewet) (34009 (R2035)).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. We gaan van het Reglement van Orde terug naar wetgeving, en wel bijzondere wetgeving, want het gaat om rijkswetgeving en we hebben niet zo veel rijkswetten. Als ik goed geteld heb, zijn er vijf consensusrijkswetten die de andere landen in het Koninkrijk binden. Dit zal geen consensuswet zijn, maar wel een rijkswet. Deze wet wil mogelijk maken dat de rijksministerraad instemt met Europese sancties en dat die dan ook bindend worden voor de andere landen in het Koninkrijk. De Partij van de Arbeid deelt de mening van het kabinet dat het van belang is dat sanctiemaatregelen door het hele Koninkrijk worden uitgevoerd. Dat is wenselijk voor de eenheid van de buitenlandse betrekkingen en voor de effectiviteit van de Europese sancties. Een sanctiemaatregel kan voor de Caraïbische landen wel andere gevolgen hebben dan voor Nederland en dit zou kunnen zorgen voor een conflict of een geschil tussen de Caraïbische delen van het Koninkrijk en Europees Nederland. In mijn inbreng van vandaag zal ik vooral die zorgen verwoorden. 

Het heeft nogal een tijdje geduurd voordat deze wet op de agenda kwam. Zijn er ontwikkelingen geweest sinds de aanbieding van het wetsvoorstel? Is Curaçao bijvoorbeeld nog altijd tegen dit voorstel gekant? Heeft Curaçao de sancties tegen Rusland eigenlijk alsnog overgenomen of gelden die daar nog steeds niet? 

Ik heb ook nog twee vragen over de nota naar aanleiding van het verslag. De minister antwoordt daarin dat zowel op het terrein van de regelgeving als op het gebied van toepassing Nederland assistentie aan de landen zal verlenen of dat misschien al doet. Hoe ziet deze assistentie eruit? Kunnen landen altijd aanspraak maken op deze assistentie, ook als er sprake is van conflicten op andere terreinen? Tot nu toe verknoopt de regering hulpverzoeken van landen namelijk vaak met andere lopende discussies. De minister antwoordde ook dat het ministerie van Buitenlandse Zaken openstaat voor suggesties van de landen om de afstemmingsprocedure verder te verbeteren. De behandeling van het wetsvoorstel heeft nu dus ruim een jaar stilgelegen. Op welke manier is in die tijd verder gewerkt aan het verbeteren van die afstemmingsprocedure? 

De PvdA-fractie heeft dus zorgen over de manier waarop zal worden omgegaan met geschillen die als gevolg van deze wet zullen rijzen. In de wet is op geen enkele manier iets daarover opgenomen. Landen zullen worden betrokken bij de standpuntbepaling van Nederland, maar deze afstemmingsplicht moet nog worden uitgewerkt. Is het protocol waarin de afstemmingsprocedure zal worden uitgewerkt nu reeds afgerond? Zo ja, kunnen de andere landen zich ook vinden in dit protocol? Zo nee, is de minister voornemens om consensus te bereiken met de andere landen binnen het Koninkrijk alvorens het protocol vast te stellen? Hoe kunnen de betrokken landen schendingen van dit protocol aan de orde stellen? Wat als zij niet tijdig, volledig of juist worden geïnformeerd? Op welke manier kunnen zij dan toch gehoord worden? Kunnen zij bijvoorbeeld ook instemming van Nederland met sancties blokkeren als het protocol niet gevolgd wordt? Waar kunnen de landen terecht als hun inbreng naar hun idee onvoldoende meegewogen wordt en zij geconfronteerd worden met sancties die zeer nadelig voor hen uitpakken en die hen onevenredig hard raken? Te denken valt bijvoorbeeld aan de gevolgen van reisbeperkingen voor Latijns-Amerikaanse landen. Met een eventuele president Trump zijn sancties tegen de Verenigde Staten ook niet ondenkbaar. Ik denk ook aan de gevolgen van sancties tegen Venezuela, zeker als die de oliehandel treffen. Dergelijke sancties kunnen de landen in ons Koninkrijk tientallen procenten van hun bruto nationaal product kosten. Waar kunnen zij terecht als Nederland besluit om in te stemmen met sancties, ondanks hun bezwaren? De enige bepaling waar ze dan op terug kunnen vallen, is de bepaling in het Statuut dat er een geschillenregeling komt, maar die is er nog steeds niet. Is de minister bereid om met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te bekijken hoe de Rijkssanctiewet op een goede manier onder de werking van een geschillenregeling in wording kan worden gebracht? Een goede manier is wat de Partij van de Arbeid betreft een manier die recht doet aan zowel het doel van de wet als aan de belangen van de andere landen binnen het Koninkrijk. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik wilde toch eens even aan de PvdA-fractie vragen hoe het zit met die disproportionele werking van sancties voor een land als Curaçao. De PvdA-fractie maakt zich altijd grote zorgen over de sancties die tegen Rusland zijn ingesteld en pleit er in de Kamer altijd voor om die sancties te verzwaren. Nederland is een land dat voor 70% tot 80% afhankelijk is van olie- en gasimport, als het gaat om onze bilaterale handelsrelatie met Rusland. Ik zou dus zeggen: als er één land disproportioneel getroffen kan worden door dit type sancties, dan is het Nederland wel. Ik begrijp echter dat de heer Van Laar zich vooral zorgen maakt over de eilanden, in dit geval Curaçao met de Isla-raffinaderij. Vindt de heer Van Laar dat niet disproportioneel, dat hij hier als Nederlandse volksvertegenwoordiger pleit voor zwaardere sancties ten opzichte van Rusland en tegelijkertijd wel aandacht vraagt voor de mogelijke toekomstige werking van zwaardere sancties voor een land als Curaçao? 

De heer Van Laar (PvdA):

Wij moeten goed bekijken hoe de wetgeving uitpakt voor alle betrokkenen, in dit geval de betrokken landen. Als Tweede Kamer zijn wij nu eenmaal een beetje het Koninkrijksparlement. We hebben geen Koninkrijksparlement, maar hier worden rijkswetten vastgesteld. Wij moeten hier dus bekijken hoe deze wetgeving uitpakt voor de verschillende landen in het Koninkrijk. Nederland is een veel groter land dan de kleine landen in het Caraïbisch gebied. Curaçao heeft nog geen 150.000 inwoners en heeft belangrijke relaties met een heel klein aantal landen. Nederland heeft heel veel handelsrelaties met heel veel landen en zal dus nooit sterk geraakt worden als er sancties worden ingevoerd tegen één land. In dat geval zal het bnp nooit met 10% naar beneden knallen. Deze situatie kan zich echter wel voordoen in bijvoorbeeld Curaçao. Daarom vragen we: hoe gaan we daar dan mee om? Die vraag stellen we niet om het tegen te houden, maar wel om het op een goede manier te kunnen adresseren. 

De heer Ten Broeke (VVD):

De fractie van de Partij van de Arbeid vindt het allemaal heel zielig voor Curaçao dat het mogelijk zwaar getroffen kan worden. Ik zou daar tegenover willen stellen dat het krankzinnige financieel-economische beleid van Venezuela zelf vooral aanleiding is voor de eilanden om zich zorgen te maken over de economie. De toekomstige sancties kunnen daar alleen maar iets aan bijdragen. Ik vraag de heer Van Laar om hierbij vooral de Nederlandse belangen in de gaten te houden. Zo heeft Nederland belang bij eenheid van regeringsbeleid, zeker wat betreft het buitenlands beleid, en zeker met een bot wapen als sancties. Een partij als de PvdA, die zo vaak pleit voor sancties, zeker ook met betrekking tot Rusland, heeft daar alleen maar wat aan als iedereen gezamenlijk optreedt. Als de heer Van Laar voor Curaçao of voor welk eiland dan ook uitzonderingen gaat bedingen of als hij er zelfs begrip voor gaat hebben, dan ondergraaft hij zijn eigen stelling. 

De heer Van Laar (PvdA):

Ik deel de zorgen van de heer Ten Broeke over het beleid dat in Venezuela wordt gevoerd, evenals zijn zorgen over het sanctiebeleid. Daarom hebben wij in het begin van ons betoog gezegd dat we de wet en het idee achter de wet steunen, maar dat betekent niet dat de wet zo in elkaar moet worden gezet dat landen nergens meer terechtkunnen als er een geschil ontstaat. Besluiten moeten op een zorgvuldige wijze tot stand komen. Dit kabinet en ook vorige kabinetten hebben weleens een te korte bocht genomen als het gaat om procedures met betrekking tot conflicten met andere landen in het Koninkrijk. Het is wel van belang dat er een zorgvuldige procedure wordt neergelegd in het protocol en dat er eventueel gebruik kan worden gemaakt van een geschillenregeling. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Wij staan hier nu in ieder geval een keer voor de behandeling van een echt wetsvoorstel. Bij ons in de commissie wordt daar regelmatig over gesproken: wanneer kunnen wij nu een keer plenair debatteren over een wetsvoorstel? Vandaag is dat het geval. 

Elf jaar geleden gingen de inwoners van Curaçao naar de stembus in het kader van een referendum, waarover de politici van Curaçao destijds, anders dan met ons eigen raadplegende referendum van 6 april het geval is, hadden afgesproken dat de uitslag bindend zou zijn. 68% van de kiezers koos ervoor om de Antillen te verlaten en van Curaçao een autonoom land te maken binnen ons Koninkrijk. Dit besluit bracht met zich mee dat Curaçao het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden zou aanvaarden, met — zoals de Curaçaose PAR-fractie correct vaststelde in het verslag naar aanleiding van het wetsvoorstel — de lusten en de lasten die daarmee gepaard gaan. 

Zoals artikel 3 van het Statuut bepaalt, vallen de buitenlandse betrekkingen onder het Koninkrijk. Ik laat het aan u over om te beoordelen of dit lusten of lasten zijn. Ik geef wel in overweging dat de eilanden voor de last van het gezamenlijke buitenlands beleid ook de lust van de collectieve defensie door Nederland genieten, een lust die door de Nederlandse belastingbetaler mogelijk wordt gemaakt. 

De Rijkssanctiewet die nu voorligt, zou niet nodig zijn geweest als de autonome landen, inclusief Curaçao, hun eigen sanctielandsverordeningen adequaat hadden aangepast, of, simpeler gezegd, de EU-sancties gewoon hadden overgenomen. De landen Aruba en Sint-Maarten hebben de nationale trajecten daartoe inmiddels afgerond, maar op Curaçao hebben de Staten een ontwerplandsverordening hiertoe verworpen. Hierdoor is een sanctiewet op rijksniveau het enige resterende middel dat ons garandeert dat Curaçao de EU-sancties overneemt en het buitenlandbeleid van Nederland en Europese Unie gewaarborgd blijft. De VVD-fractie heeft dan ook met verbazing kennisgenomen van het verslag van de Staten van Curaçao. Zo beweert de MFK, dat is de partij van de veroordeelde ex-premier en het huidige Statenlid Schotte, dat "Curaçao zelf moet kunnen beslissen om sancties te nemen tegen andere landen." Neem de MAN-fractie, die uitspreekt dat er natuurlijk weer sprake is van een "aan arrogantie grenzend voorstel." Dat hebben wij ook wel vaker gehoord. Beide fracties trekken zich weinig aan van het feit dat het land zich heeft gebonden aan het Statuut, met dank aan een bindende uitspraak van 68% van de eigen bevolking, voeg ik daar nog eens aan toe. En dus is het simpel: je bent onderdeel van het Koninkrijk en dan houd je je aan het Statuut, of je gaat eruit en dan ben je vrij in het voeren van een eigen buitenlands beleid. Ik kijk nu al met spanning uit naar de kandidatuur van Curaçao voor de VN-Veiligheidsraad. 

Sancties tegen landen die de internationale rechtsorde verstoren of zich zelfs schuldig maken aan terrorisme zijn een bot wapen. Dat weten wij allemaal. Het wordt ook zelden ingezet en het is ook niet altijd even effectief. Als dat botte wapen moet worden ingezet, werkt het alleen als de Europese Unie en het Koninkrijk daarin volstrekte eenheid tonen. Ik had het daar zojuist ook al over in een interruptiedebatje met de heer Van Laar. Het kan niet zo zijn dat wij binnen het Koninkrijk een andere uitvoering toestaan. Daarmee zou het Koninkrijk zich bijzonder kwetsbaar maken en kunnen de sancties worden gedelegitimeerd, met als gevolg dat de internationale positie van ons Koninkrijk zou worden geschaad. 

De Rijkssanctiewet heeft wat mijn fractie betreft niets, maar dan ook helemaal niets, te maken met een poging om onze wil uit machtsvertoon op te leggen aan de partnerlanden binnen het Koninkrijk. Het tegendeel is het geval. Wij schikken ons juist in een rechtsorde die voor ons allen even belangrijk zou moeten zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de internationale strijd tegen het terrorisme. Het betreft slechts een uitvoering van het Statuut. Dat Statuut hebben wij nu juist ondertekend mede overeenkomstig de wens van de eilanden. Wij hebben eenheid van buitenlands beleid. Zo hebben wij dat met elkaar afgesproken en dat is in het voordeel van iedereen. Laat er geen misverstand over bestaan: nog steeds houdt onze regering rekening met de landen, door hen te consulteren, te benaderen en op tijd in te lichten. Dus aan alle zorgen van de heer Van Laar wordt volgens mij al ruimschoots tegemoetgekomen. Alles wordt op maat gesneden. 

Curaçao kiest zijn eigen vrienden. De vraag is soms of het dat altijd even zorgvuldig doet. Dat kun je ook van sommige Statenleden zeggen. Maar dat is op dit moment niet het issue. Het issue is of een land dan ook de ruimte moet hebben om een eigen buitenlandbeleid te voeren. Wij zeggen nee. Bovendien horen wij de eilanden nooit klagen als Nederland hun defensie waarborgt. Als wij het hebben over de lusten en de lasten, lijken sommige Curaçaose Statenleden dat al heel snel te vergeten. Zo werkt het dus niet: het is erin of eruit, meedoen of jezelf buitenspel zetten en dus buiten het Statuut plaatsen. Zolang Curaçao een autonoom land is binnen het Koninkrijk, zal het zich aan het Statuut en dus aan de eenheid van het buitenlands beleid moeten houden, desnoods — zo stelt mijn fractie vast — met behulp van een sanctiewet die dat garandeert. Ik had hem liever niet besproken maar het is mooi dat we het vandaag toch eens een keer kunnen doen. 

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel voor een Rijkssanctiewet wil de regering de sanctiemaatregelen die in EU-verband zijn getroffen, laten doorwerken in de Caribische delen van ons Koninkrijk. Sanctiemaatregelen van de Europese Unie moeten ook op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten worden toegepast. Het gaat om sancties tegen personen, zoals bevriezingen van tegoeden en reis- en visumrestricties, en sancties tegen landen, zoals handelsbeperkingen. Door die voorgestelde Rijkssanctiewet moet de eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk gewaarborgd worden, zo lees ik in de stukken van de regering. Het lijkt er echter op dat Curaçao een eigen buitenlands beleid wil voeren. We hadden hier vandaag niet hoeven staan als Curaçao, net als Sint-Maarten en Aruba, de eigen sanctieverordening gewoon zou hebben aangepast. In tegenstelling tot die twee eilanden koos Curaçao er in 2014 voor om de sanctiewet te verwerpen, waardoor we vandaag, alsnog, dit wetsvoorstel in de vorm van een Rijkssanctiewet moeten behandelen en wellicht invoeren. De PVV wil graag weten hoe de regering van Nederland dit handelen van Curaçao beoordeelt. Het kabinet kan zich toch niet beperken tot de opmerking dat het de autonome bevoegdheid van Curaçao is om een sanctiewet te verwerpen? Door het optreden van Curaçao zijn er namelijk heel wat ambtenaren hier in Nederland aan het werk gezet om dit wetsvoorstel gereed te maken. Mijn fractie wil graag weten hoe de minister nu denkt over dit handelen van Curaçao, over dit eigengereide en onwenselijke optreden van Curaçao? 

Er zijn ook kosten aan verbonden. Er zijn ambtenaren aan het werk gezet, de Raad van State moest aan de slag, de minister en de Kamer moesten ermee aan de slag, en straks moet ook de Eerste Kamer ermee aan de slag. Dat is allemaal onwenselijk en wat de PVV betreft ook niet nodig. 

Op Curaçao is de aversie tegen de bemoeizucht van Nederland groot. Ik plaats "bemoeizucht" in dit verband tussen aanhalingstekens. Curaçao wil blijkbaar wel financiële bijdragen en leningen blijven ontvangen van Nederland, maar is niet bereid om in de pas te lopen met Nederland als het gaat om sancties tegen schurken. Je mag toch van zo'n eiland als Curaçao enige loyaliteit verwachten jegens de hand die het voedt? 

Curaçao krijgt trouwens naast Nederlands geld ook nog eens financiële steun van de Europese Unie met het Europees ontwikkelingsfonds. Alleen al voor 2007-2013 voorzag de EU de toenmalige Nederlandse Antillen van 24 miljoen euro waarvan iets meer dan 11 miljoen euro voor Curaçao was. Het zijn geen hemelschokkende bedragen, maar toch. De boodschap die ik hier afgeef, is: wel geld ontvangen van Nederland en de Europese Unie, maar met het verwerpen van de Sanctiewet in 2014 laten zien dat Curaçao uiteindelijk toch maling aan ons heeft. Dat is niet voor het eerst, want ook in 2012 heeft Curaçao al sancties tegen Iran eenzijdig verworpen. 

De heer Ten Broeke (VVD):

De houding van Curaçao binnen het Koninkrijk is een beetje te vergelijken met die van de PVV-fractie als het gaat om Europees buitenlands beleid. Mag ik van de heer De Roon een korte beschouwing horen op het volgende? Hij zegt dat hij de eenheid van buitenlands beleid zo belangrijk vindt, maar hij is eigenlijk altijd tegen de eenheid van sancties van de Europese Unie, het enige middel dat we zo'n beetje hebben aan buitenlands beleid in Europa, behalve als het hem uitkomt. Wat is nu eigenlijk het verschil tussen het optreden van Curaçao als het gaat om het Koninkrijk en de PVV-fractie als het gaat om Europees buitenlands beleid? Kan hij mij dat nou eens uitleggen? 

De heer De Roon (PVV):

Dat is heel makkelijk. De PVV kiest voor Nederland en Curaçao kiest voor Curaçao. Dat kunnen we niet hebben binnen één koninkrijk. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Als Nederland kiest voor Nederland, in een Europese Unie met 28 landen en 28 verschillende opvattingen, dan moeten we soms water bij de wijn doen. De heer De Roon accepteert dat nooit. In zulke situaties is de heer De Roon het Curaçao van dit parlement. Laat hij nou eens zeggen hoe belangrijk hij het vindt dat de Europese Unie daarin eenduidig optreedt, juist als het bijvoorbeeld gaat om Iran. De VVD en de PVV delen de zorgen over dat land, volgens mij meer dan iedere andere partij in deze Kamer. Daarvoor is toch maar één ding effectief, namelijk een gezamenlijk buitenlands beleid van de Europese Unie, beleid dat de heer De Roon altijd loopt te verketteren. Er is maar één reden waarom ze aan tafel zijn gaan zitten, namelijk het gezamenlijk buitenlands beleid van de Europese Unie. Laat de heer De Roon zich nou eens bekennen tot dat beleid. 

De heer De Roon (PVV):

Dat gezamenlijk buitenlands beleid ligt nog heel ver weg achter de horizon. Er is geen sprake van een gezamenlijk buitenlands beleid, alleen maar op kleine onderdelen zoals de toepassing van sancties. Maar zelfs op dat vlak wringt het al. De PVV vindt helemaal niet dat de Europese Unie daadwerkelijk goed bijdraagt aan de belangen van Nederland, ook niet als het gaat om buitenlands beleid. Uiteraard vinden wij het prima als wij samen met andere Europese landen kunnen optrekken op terreinen van buitenlands beleid. Dat zal echter van geval tot geval moeten worden besproken en beoordeeld. De PVV speelt daarin in onze binnenlandse politiek, hier in de Kamer, gewoon haar rol, net als iedere andere fractie dat doet. Iedereen mag hier zijn standpunt verkondingen. Daarna wordt er een beslissing genomen en daar hebben we ons dan naar te voegen. Anders is het niet. 

Minister Koenders:

Voorzitter. We spreken vandaag over de Rijkssanctiewet. In die wet wordt vastgelegd dat Aruba, Curaçao en Sint-Maarten EU-sancties toepassen met het oog op de bevordering van de internationale vrede en veiligheid. Dat is een waarborg voor de eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk. Dat is volgens mij de kern van het onderwerp waar we het vandaag over hebben. We spreken heel vaak over sancties in de Kamer, bijvoorbeeld in onze discussies over Rusland en Oekraïne, over Iran, over Syrië, over Noord-Korea en over de aanpak van het terrorisme. De essentie van die discussies is dat we in ieder geval proberen om het beleid en het gedrag van andere partijen te beïnvloeden, of om een concrete veiligheidsdreiging in te dammen. Sancties kunnen een effectief instrument van buitenlands beleid zijn, maar zijn dat overigens zeker niet altijd. Nederland heeft op dit terrein een reputatie te verliezen. We zijn zowel in het verband van de Verenigde Naties als in dat van de EU een actieve speler, en we handhaven die sancties rigoureus, zoals vastgelegd in de Sanctiewet 1977. Ook op dit vlak heeft Nederland de nodige ervaring, met onze financiële sector, de haven van Rotterdam en enorme goederenstromen. 

Juist vanwege het belang van die sancties, de effectiviteit van ons Buitenlands beleid en ook de reputatie op dit vlak van het Koninkrijk als geheel, vindt de regering het van belang dat die sancties in het hele Koninkrijk worden uitgevoerd. Ik sta hier dus als minister van Buitenlandse Zaken van Nederland, maar ook als minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk. Voor VN-sancties gold de verplichting om ze in het hele Koninkrijk uit te voeren al voor Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten op basis van het internationale recht. Via deze Rijkssanctiewet wordt nu vastgelegd dat ook sancties die de Europese Unie aanneemt, in het gehele Koninkrijk worden uitgevoerd. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om sancties die de EU aanneemt in aanvulling op VN-sancties of eigenstandig, bijvoorbeeld als er in de VN-Veiligheidsraad geen overeenstemming over kan worden bereikt. Het is van belang dat die sancties in het gehele Koninkrijk worden uitgevoerd. Dat is ook vastgelegd in artikel 3 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, over de eenheid van het buitenlandbeleid. Dat betekent ook dat de buitenlandse betrekkingen primair een aangelegenheid zijn van het Koninkrijk en dat de minister van Buitenlandse Zaken namens het Koninkrijk hiervoor verantwoordelijk is. Het goed om dat toch nog weer even kort te benoemen, want daar gaat het hier vandaag om. 

Zowel de bestrijding van internationaal terrorisme als het bevorderen van de internationale rechtsorde is per definitie naar mijn opvatting een zaak die het Koninkrijk als geheel aangaat, en waarvoor dus ook eenvormige toepassing in het gehele Koninkrijk van essentieel belang is. Laat ik enkele voorbeelden noemen. Het kan niet zo zijn dat een Russische burger niet bij zijn geld kan komen dat staat op een bankrekening in Nederland, maar wel bij geld dat staat op een bankrekening op Curaçao, Aruba of Sint-Maarten. Het kan niet zo zijn dat Iraanse olie verwerkt zou kunnen worden in de raffinaderij op Curaçao terwijl diezelfde olie Rotterdam niet binnen zou kunnen komen. Daarom vinden wij dit belangrijk. 

Op het gebied van sancties hebben we op ad-hocbasis goed samengewerkt binnen het Koninkrijk, als er vermoedens waren van mogelijke overtredingen van de EU-sancties. Maar die ad-hocbenadering is kwetsbaar, zeker in een tijd waarin we met nieuwe dreigingen te maken hebben en waarin mensen zich heel snel kunnen verplaatsen. Vandaar ook, gelet op het belang van het sanctie-instrument, vinden wij het niet wenselijk dat dat beperkt blijft tot een soort ad-hocbenadering. Daarom heeft de rijksministerraad besloten dat structureel geregeld moet worden dat EU-sancties in het hele Koninkrijk van toepassing zijn. Ik doel op artikel 3 van het Statuut en op besluitvorming van de rijksministerraad. Daarvoor hebben we toen een paralleltraject ingezet. De landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten hebben enerzijds stappen ondernomen om in de eigen landsregelgeving de noodzakelijke bepalingen op te nemen ten behoeve van automatische overname, zoals al het geval is ten aanzien van de sancties van de VN. Vanaf 2013 is anderzijds begonnen met het ontwikkelen van een Rijkssanctiewet, in nauwe samenwerking met de landen van het Koninkrijk. Dat is beschreven in de nota naar aanleiding van het verslag. Door mijn ambtsvoorganger en mij is aangegeven dat een Rijkssanctiewet niet nodig zou zijn als alle autonome landen hun eigen sanctielandsverordeningen adequaat zouden hebben aangepast, dus voorzien van automatische overname van EU-sancties, naast VN-sancties. Op Aruba en Sint-Maarten zijn de nationale trajecten inmiddels afgerond. Op grond van hun eigen sanctielandsverordening zijn ze dus ook juridisch gehouden, EU-sancties te implementeren. Op Curaçao hebben de Staten een ontwerpwetsvoorstel hiertoe verworpen. Daarom is de sanctiewet op rijksniveau de enige waarborg die we nodig hebben dat Curaçao EU-sancties overneemt en de eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk gewaarborgd blijft. 

De Rijkssanctiewet houdt hiermee rekening en laat een benadering op maat toe. Voor elk land afzonderlijk kan worden bepaald, welke onderdelen van de wet wanneer in werking treden, afhankelijk van de mate waarin ze het zelf niet al geregeld hebben. Voor Aruba en Sint-Maarten zal dat anders uitpakken dan voor Curaçao, omdat die de eigen wetgeving al op orde hebben gebracht. 

Voor de landen zelf is er geen verschil tussen het implementeren van EU-sancties, wat men nu ook al moet doen, en VN-sancties. Er is dus geen sprake van het opleggen van verplichtingen die voor de landen vreemd zijn. Het betreft hetzelfde soort sancties: listings, bevriezing van tegoeden en dergelijke. Ik begrijp wel dat hierover in de landen discussie wordt gevoerd. Het levert immers extra werklast op nu alle geldende EU-sancties moeten worden overgenomen. Het gaat om 30 verschillende sanctieregimes. Ik begrijp daarom best dat dat niet in één keer kan gebeuren. Ik vind het ook belangrijk, hierover in gesprek te blijven. Met de landen is afgesproken dat ze prioriteit zullen geven aan de implementatie van het sanctieregime tegen Iran, Libië, Noord-Korea, Oekraïne, Rusland, Syrië, Zuid-Sudan, terrorisme en Al Qaida. Ik moet erop wijzen dat de implementatie van de sancties een verantwoordelijkheid is van de landen zelf. Dat geldt overigens ook voor de implementatie van de sancties van de VN. 

Het is nu van belang dat de landen hiermee aan de slag gaan. Nederland is bereid, vanwege onze kennis en vanwege het feit dat het heel kleine eilanden zijn, die een enorm grote extra verantwoordelijkheid krijgen, technische assistentie te verlenen. Dat bekijken we van geval tot geval. Daarbij komen ook andere actoren in beeld, zoals de douane. We zijn nu bijvoorbeeld bezig met het ministerie van Financiën van Sint-Maarten om te zien hoe de douane aldaar ondersteund kan worden bij controle op in- en uitvoer. Als Aruba, Curaçao en Sint-Maarten in de uitvoering ergens tegenaan lopen, weet ik zeker dat ze ons en onze adviseur Koninkrijkszaken weten te vinden. Dan delen we zo spoedig mogelijk de best practices met hen. De directie Juridische Zaken van mijn departement verleent al assistentie bij de juridische implementatie. 

Als landen gehouden worden aan deze EU-sanctiewetgeving — dat is het geval als deze wet wordt aangenomen, ook in het geval van Curaçao — dan wil je natuurlijk dat die landen daar ook zelf bij betrokken zijn. Zij hebben zelf ook een oordeel over zaken. Daar werd naar gevraagd. Omdat de uitvoering van Europese sancties de belangen van die landen ook direct kan raken, is in artikel 3 van de Rijkssanctiewet vastgelegd dat ze betrokken worden bij de Nederlandse standpuntbepaling bij de voorbereiding van eventuele sanctiebesluiten. 

De heer Van Laar heeft mij gevraagd of het protocol dat er is, wordt uitgewerkt en of dat in overleg gebeurt met de eilanden. Het antwoord daarop is ja. We zijn nu al bezig om dat in onderlinge consensus uit te werken. De regionale, economische en politieke belangen van de landen kunnen in een vroegtijdig stadium op integrale wijze worden meegewogen bij de Nederlandse standpuntbepaling over Europese besluitvorming. Waar je plichten hebt, heb je ook rechten. Ik wil hier niet lichtzinnig over zijn. Dat moet echt serieus genomen worden, want de economische gevolgen kunnen groot zijn. Ik wil dat serieus nemen in de discussies in de Raad Buitenlandse Zaken in Brussel. Daarom hebben we concrete schriftelijke afspraken gemaakt over vroegtijdige betrokkenheid van de landen. Daar geven we nu al uitvoering aan, vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze Rijkssanctiewet. Het gaat dan over de volgende zaken. De landen moeten geïnformeerd zijn over de agendering in Brussel. Komen er sancties aan? Soms moet dat heel snel en soms duurt dat iets langer. Dan zijn de landen in de gelegenheid om eventueel geopolitieke en economische belangen kenbaar te maken aan ons, zodat deze kunnen worden meegenomen. Dat is natuurlijk een weging die de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Koninkrijksrelaties moeten maken. 

Nederland informeert de landen ook over de officiële publicatie en inwerkingtreding van de sancties en over wijzigingen die zich voordoen in deze sanctieregimes. De landen nemen daarnaast deel aan het driemaandelijkse sanctieoverleg, waarin met verschillende betrokken instanties gesproken wordt over de implementatie van de sancties. Je zou kunnen zeggen dat die afstemmingsplicht in die zin is uitgewerkt. Dat noemen we tegenwoordig dan heel mooi: betrekken aan de voorkant. Ik vind het erg belangrijk dat we dat goed doen. We moeten er echt gezamenlijk voor zorgen dat die zaken niet alleen effectief voorbereid worden, maar ook uitgevoerd. 

Het tempo van EU-besluitvorming ligt vaak hoog en de informatie is vaak vertrouwelijk. Dat betekent, omdat die landen niet formeel zelf tot de Europese Unie behoren, we politiek verplicht zijn om dat vroegtijdig aan de orde te stellen. Zoals u weet, worden sancties in Brussel met unanimiteit aanvaard. Het is dus in beginsel mogelijk dat Nederlandse aanname van een sanctieregime wordt geblokkeerd op grond van zwaarwegende argument vanuit de landen. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat is eigenlijk niet anders dan dat Nederland ook naar zijn eigen belangen kijkt op het moment dat het instemt met een sanctieverordening. Biedt de rijksministerraad als die bijeenkomt, in de ogen van de minister voldoende waarborg om de landen daarin te betrekken of mag van die landen ook verwacht worden dat, als er ingestemd wordt met een Europese verordening, zij de verdediging van die verordening binnen de eigen parlementen voor hun rekening nemen? 

Minister Koenders:

Ik ga natuurlijk niet over de wijze waarop vertegenwoordigers van de landregeringen iets bespreken met hun parlementen. Ik wijs erop dat parlementen — dat zeg ik ook in de richting van de PVV-fractie — alle recht hebben om hun belangen zoals zij die zien, te vertegenwoordigen. Ik ga hier dan ook niet een rondje Curaçao bashing doen, waar ik vanmiddag toch weer even wat van meende te horen. Dat lijkt mij allemaal helemaal niet belangrijk. Als je gezamenlijk iets effectief wilt doen, neem je ook serieus wat in andere parlementen wordt besproken. Niettemin zullen wij vanwege het feit dat wij een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben, dat zeer actief uitdragen en controleren. De uitvoering is echter een landsverantwoordelijkheid. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Er is overigens alle reden om wel kritisch te zijn over Curaçao, maar daar komen wij misschien in tweede termijn nog wel even op terug. Mijn vraag is eigenlijk heel simpel: biedt de rijksministerraad, die een aantal keren bij elkaar komt, voldoende waarborgen om de besluitvorming in de Europese Unie mede afgedekt te hebben richting de landen in het Koninkrijk? 

Minister Koenders:

Dat denk ik wel, ja. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Koenders:

Wij hebben daarbij dus een soort prioriteitsstelling. Ik heb iets gezegd over het voortraject. Misschien is het goed om nog te wijzen op de vragen die zijn gesteld door de Partij van de Arbeid-fractie over de zogenaamde geschillenregeling. Wat als je het onderling niet eens kunt worden? Hoe ga je daar dan mee om? Dat kan immers het geval zijn. Inderdaad beziet de minister van Binnenlandse Zaken in overleg met de landen hoe een geschillenbeslechtingsprocedure vorm moet krijgen. Wij zijn nu in een interim-fase, zoals dat heet. Op dit moment is nog niet vast te stellen wanneer een dergelijke procedure onder artikel 12a van het Statuut daadwerkelijk tot stand is gekomen. Ik zou willen afraden om de geschillenbeslechtingsprocedure te hanteren op het terrein van EU-sancties. Dat zou een zeer onzeker en uitvoeringsopschortend element in de hele implementatie van sancties opleveren. Het heeft immers een opschortende werking. Het is én in het belang voor het imago van het Koninkrijk als geheel, alsook van de autonome landen, én in het belang van de eenheid van het buitenlands beleid van het Koninkrijk dat sancties onverwijld en door alle autonome landen worden uitgevoerd. Dat heeft te maken met de veiligheidspolitieke elementen die daarbij een rol spelen. 

Daarbij komt dat, zoals geschetst, het consultatie- en informatiemechanisme goed werkt. Het werkt dus in de praktijk, zeg ik tegen alle leden vanmiddag aanwezig. Dat voortraject is essentieel. Niettemin ben ik bereid om samen met collega Plasterk te onderzoeken of en, zo ja, hoe de Rijkssanctiewet valt binnen het op te richten geschillenmechanisme, zonder dat dit afbreuk doet aan het doel van de Rijkssanctiewet. Ik zal dit punt met mijn collega opnemen. 

Daarmee ben ik gekomen aan het einde van de beantwoording van de vragen van de Kamer. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even rond om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. Ik wil even weten of er moties zijn. Er zijn namelijk niet voldoende Kamerleden in de zaal aanwezig om de indiening van de moties te steunen. Er zijn geen moties, begrijp ik. Ik geef het woord aan de heer Van Laar. 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Te veel moties indienen is nooit een goed idee, zo hebben wij gehoord in het vorige debat. 

Dank aan de minister voor de beantwoording in eerste termijn en ook dank voor de toezegging dat nog zal worden bekeken of en, zo ja, hoe de Rijkssanctiewet een plek kan krijgen binnen de geschillenregeling. Misschien komt er een eigenstandige positie. 

Ik heb nog een resterende vraag. De minister zei in eerste termijn dat deze wet anders uitpakt voor de verschillende landen binnen het Koninkrijk. Ik was in de veronderstelling dat deze wet geen enkel effect zou hebben op Sint-Maarten en Aruba. Misschien kan de minister aangeven of dit juist is en, zo niet, welk effect deze wet dan heeft. Ik dacht dat de landen de nationale regelingen al op orde hadden. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Dank aan de regering voor de beantwoording in eerste termijn. Ik denk dat er voldoende waarborgen zijn voor de landen om in ieder geval te wegen of hun belangen in een goede verhouding staan tot de effecten van een mogelijke sanctieverordening en of deze afweging goed is gebeurd. Ik vind dat zorgvuldig. Wij kunnen nog eens kijken naar de geschillenregeling, maar dat moet er niet toe leiden dat er aparte posities ontstaan. Ik moet er niet aan denken dat Curaçao of een ander land binnen het Koninkrijk een loophole, een soort U-bochtconstructie maakt ten aanzien van bijvoorbeeld personen of tegoeden op sanctielijsten. Daarmee ondergraven wij fundamenteel een van de weinige concrete instrumenten van ons buitenlandbeleid. 

Sanctieverordeningen zijn over het algemeen bot en worden niet makkelijk ingesteld. Het gaat vaak om schurkenstaten of staten die zich duidelijk niet aan de internationale rechtsregels houden die we met elkaar hebben afgesproken, waarmee de belangen van de internationale rechtsorde en daarmee de belangen van het Koninkrijk der Nederlanden worden geschaad. Het is heel lastig om daar iets aan te doen in de internationale relaties. Iran zou nooit aan tafel zijn gaan zitten als er geen sancties zouden zijn geweest. Europa deed er heel lang over voordat het akkoord kon gaan met die sanctieverordening, omdat de Grieken buitengewoon grote belangen hadden in de olie-import uit Iran. Het was dat moment dat maakte dat de gecombineerde sancties van VS, VN en Europa leidden tot een beweging aan de Iraanse kant. Je kunt heel verschillend denken over het akkoord dat vervolgens gesloten is en over de vraag of dat het voor ons veiliger heeft gemaakt over vijftien jaar of niet, maar het heeft in ieder geval tot een effect geleid. Dat effect kon alleen worden bereikt door een uniform optreden van de Europese Unie, waaraan Nederland uiteindelijk zijn steentje heeft bijgedragen. Dat geldt ook voor Rusland en andere landen waartegen sancties zijn ingesteld. Dat moeten we hier overeind houden. Daarom is het van het grootste belang om geen loopholes en geen uitzonderingsposities toe te staan. 

De heer Van Laar (PvdA):

Volgens mij zijn de heer Ten Broeke en ik het eens. Onze voorstellen en vragen waren geenszins gericht op het creëren van uitzonderingsposities. Een geschillenregeling of geschillenbeslechting zou er alleen toe kunnen leiden dat geconcludeerd wordt dat de procedures juist gevolgd worden en dat dit in het vervolg wel moet gebeuren. Als een land bijzonder hard geraakt wordt, kan er bekeken worden hoe dat opgelost wordt. Het gaat echter niet om een uitzonderingspositie; dat ben ik met de heer Ten Broeke eens. Hopelijk is hij het met mij eens dat de regels goed gevolgd moeten worden die straks in het protocol zijn vastgelegd. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Laten we het dan zo afspreken en laat de boodschap aan Curaçao heel helder zijn dat er geen uitzonderingspositie komt als het aan de Kamer en de coalitie ligt. Er komt wellicht een geschillenprocedure waarin alleen wordt gekeken naar de regels die zijn afgesproken. Maak die regels zo helder en beknopt mogelijk, zodat er geen enkel misverstand over kan zijn. Dit betekent dat er in de aanloop naar het nemen van dergelijke besluiten een vorm van confrontatie moet zijn. Dat lijkt mij normaal en dat is ook wat nu gebeurt. Meer dan dat is niet noodzakelijk. Loopholes moeten we te allen tijde vermijden. Als de heer Van Laar met zijn laatste opmerking bedoelt dat er compensatie moet komen voor die landen — dat sluipt een beetje in zijn vraag — dan zeg ik dat we daar nog lang niet aan toe zijn. 

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen en de reactie op de opmerkingen. Uit wat ik te horen heb gekregen, blijkt naar mijn mening alleen dat Nederland beter af is zonder de Antilliaanse eilanden. De regelmatige financiële problemen, de corruptie en het wanbeheer op de Antillen waren al steeds een reden voor de Partij voor de Vrijheid om de koninkrijksbanden met die eilanden volledig te verbreken. Wat ik vandaag hoorde, onderstreept dat nog eens. 

Ik hoorde de minister zeggen dat het wetsvoorstel van de Rijkssanctiewet waarover we vandaag spreken, een juridisch net is. Het komt erop neer dat het een juridisch net is om Curaçao zo ver te krijgen dat het in het juiste kanaal gaat zwemmen. Ik hoorde de minister ook zeggen dat de uitvoering een landskwestie is en blijft. Met andere woorden: zodra het gaat om de uitvoering, is Curaçao volledig autonoom om te bekijken hoe het dat gaan doen. Het kan dat gigantisch traineren, het kan allerlei mazen daarin benutten en het kan bij wijze van spreken helemaal om dat net heen zwemmen. Deze hele Rijkssanctiewet is dus gewoon een fopspeen. Dat leidt bij de PVV in ieder geval tot de gedachte dat we ons niet door Curaçao willen laten dwingen om nu een Rijkssanctiewet in te voeren. Wat de PVV betreft, is het ook … Ik zie dat de heer Ten Broeke een vraag wil stellen. Laat hem dat eerst maar doen. 

De voorzitter:

Bent u klaar met uw inbreng? 

De heer De Roon (PVV):

Bijna. 

De voorzitter:

Rond die dan eerst af. Daarna krijgt de heer Ten Broeke de gelegenheid om zijn vraag te stellen. 

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De PVV is van mening dat Nederland af moet van de zorgplicht jegens Curaçao en van de kopzorgen die Curaçao ons oplevert. 

De heer Ten Broeke (VVD):

We kunnen verschillend denken over Curaçao, het Statuut, het Koninkrijk en over de vraag wie daar wel en niet in hadden moeten zitten en of dat een getroebleerde relatie oplevert of niet. De heer De Roon kan hier echter moeilijk staande houden dat deze rijkswet juist niet aansluit bij het bezwaar van hem en trouwens ook van mijzelf en mijn fractie, namelijk dat een land als Curaçao op dit moment gewoon weg kan lopen voor zijn verantwoordelijkheden. Die loophole willen wij juist wel graag sluiten. Wat dat betreft, kan de PVV-fractie volgens mij gewoon instemmen met deze rijkswet. 

De heer De Roon (PVV):

Ik zie het zo dat de PVV bij deze Rijkssanctiewet geplaatst is voor een keuze tussen twee kwaden: een groot kwaad en een nog groter kwaad. Het nog grotere kwaad is in onze visie de bemoeienis van de Europese Unie met het buitenlandse beleid. Die bemoeienis willen wij helemaal niet. In die fuik gaan wij dus niet zwemmen. Het andere kwaad, namelijk dat Curaçao met betrekking tot sancties een buitenlands beleid kan voeren dat tegenovergesteld is aan de belangen van Nederland, is inderdaad ook een kwaad, maar dat nemen we op de koop toe. Dat onderstreept nogmaals onze wens dat we van die eilanden af moeten. Laat die eilanden hun eigen buitenlandse beleid voeren, maar zonder dat wij daar nog verantwoordelijk voor zijn en zonder dat wij daar geld aan moeten bijdragen. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Zo kennen we de PVV weer; vandaar ook mijn interruptie in de eerste termijn. In het kader van "kwaad, kwader, kwaadst" zou ik dan toch echt willen concluderen dat de PVV-fractie het hier via het niet willen aannemen van de rijkswet willens en wetens mogelijk wil maken dat sancties worden ontdoken ten opzichte van schurkenregimes, landen die de internationale orde maar bijvoorbeeld ook Israël bedreigen, bijvoorbeeld Iran. Dat is het allergrootste kwaad en dat wenst de PVV hier niet te bestrijden. Kijk eens, mijnheer De Roon, we kunnen hier geen buitenlands beleid bedrijven als u alleen maar schone handen wilt houden. Vandaag ligt een Rijkssanctiewet voor. Daarmee kunt u voorkomen dat landen in het Koninkrijk er een eigen buitenlands beleid op nahouden, met alle gevolgen van dien. Daar loopt u voor weg; dat is na mijn debat mijn conclusie. 

De heer De Roon (PVV):

Dat is geen juiste conclusie. Het gaat erom dat Nederland zijn eigen sancties moet kunnen bepalen en daarbij niet gehinderd moet worden door eilanden binnen het Koninkrijk. Ik heb in de tweede termijn betoogd — dat wil ik in dit verband nog eens memoreren — dat de eilanden, dus ook Curaçao, op het punt van de uitvoering nog steeds datgene kunnen doen wat zij zelf willen. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, bestaat er straks dus wel een juridisch net, maar zij doen dan nog steeds wat zij zelf willen. Daar zal het op neerkomen. Het verhaal van de heer Ten Broeke dat de PVV nu meewerkt aan het ontduiken van sancties, klopt dus natuurlijk niet. Die sancties worden nu al ontdoken en die worden ook straks ontdoken. Dat werkt allemaal dus voor geen meter. Daarom moeten we ons nu niet deze Rijkssanctiewet laten opdringen. Integendeel, juist het tegenovergestelde moet gebeuren: weg met die eilanden uit ons Koninkrijk. Dan zijn we van dat gedoe af. Als landen zoals Curaçao straks een beleid voeren dat zwaar ingaat tegen Nederlandse belangen, moeten we misschien nadenken over sancties tegen zo'n eiland als Curaçao. 

De voorzitter:

Mijnheer Ten Broeke, tot slot. 

De heer Ten Broeke (VVD):

We hebben hier gewoon een debat; kom op. De PVV-fractie wenst de eilanden weg. Je kunt de werkelijkheid wegwensen. Je kunt allerlei geweldige ambities erop nahouden die de wereld er anders uit doen zien, maar vandaag ligt hier een Rijkssanctiewet voor. Daarmee maken wij het mogelijk dat er eenheid komt in het sanctiebeleid, bijvoorbeeld ten opzichte van Iran, Syrië en — daar bent u tegenwoordig volgens mij ook ineens voor — Rusland. Ik wil u toch nog eens voorhouden dat u door het niet aannemen van deze Rijkssanctiewet de regimes in Damascus, Moskou en Teheran eigenlijk laat lachen. Dat is een soort "dimmy-houding" van de PVV. Dat begrijp ik niet. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer De Roon, want ik merk dat er sprake is van een herhaling van zetten. 

De heer De Roon (PVV):

Nou, niet helemaal; het blijft interessant. Als ze in de zojuist door de heer Ten Broeke genoemde hoofdsteden lachen, lachen ze vooral om het machteloze optreden van de Europese Unie. Ik heb zojuist immers uitvoerig betoogd dat eilanden zoals Curaçao straks nog steeds de boel kunnen ontduiken, omdat ze uiteindelijk zelf verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. Dat is hun zaak en daar hebben wij uiteindelijk dus niets over te zeggen. Als ze de boel kunnen frustreren, kunnen zij dat dus doen. Dat zullen zij ook zeker doen. We moeten er dus vanaf. We moeten van die landen en van die Europese Unie af. 

De heer Van Laar (PvdA):

De rijksministerraad ziet er natuurlijk op toe hoe lang wij dat doen. In het Statuut is een waarborgfunctie neergelegd waaraan de landen gehouden zijn. De rijksministerraad kan ingrijpen als rijkswetten onvoldoende worden uitgevoerd. De PVV maakt het nu echter mogelijk dat Assad straks een bankrekening opent op Curaçao. Dat doet de heer De Roon als hij tegen deze wet stemt en dat is kwalijk. 

De heer De Roon (PVV):

Dat kan hij nu doen en dat kan hij straks ook doen, is het niet op Curaçao dan wel op een van die andere schurkeneilanden of in een van die andere schurkenstaten. Laten wij ons niet in de luren laten leggen: dit is gewoon een fopspeen. De coalitiepartijen sabbelen graag op die fopspeen, maar het zal niet werken. 

Minister Koenders:

Voorzitter. In tweede termijn zijn er nog een paar vragen aan mij gesteld. 

In antwoord op de opmerkingen van de heer Van Laar wijs ik erop dat er geen nieuwe activiteiten nodig zijn voor Sint-Maarten en Aruba. De Rijkssanctiewet zet de verplichtingen voor iedereen. Als er al bepalingen zijn uitgewerkt door Sint-Maarten en Aruba, zijn er geen extra activiteiten nodig. Ik zal daar nog eens precies naar kijken, maar ik verwacht dat dit niet het geval is. Iedereen moet zich aan de Rijkssanctiewet houden en dit betekent dat wij bij de implementatie nauw samenwerken met de eilanden. 

Ik zal met de minister van Binnenlandse Zaken naar de geschillenregeling kijken. Ik zeg hier direct bij dat de kern nu is: "vooraf". Je moet proberen zo veel mogelijk invloed te krijgen op de besluitvorming in Europa. Uiteraard hoort de minister van Buitenlandse Zaken dat te wegen; hij moet in de Kamer verantwoording afleggen over die besluitvorming. In die zin ben ik het eens met de heer Ten Broeke dat het van belang is dat het eenduidig en tijdig is en dat het als geheel wordt uitgevoerd. 

De opmerkingen van de heer De Roon vind ik volstrekt onverantwoord met het oog op de terreurbestrijding. Zijn redenering is volstrekt onduidelijk, maar ik zie dat hij inmiddels met een ander onderwerp bezig is. Ik ben echt geschrokken van zijn opmerkingen. Hij spreekt over schurkeneilanden en schurkenstaten. Het is heel gemakkelijk om de hele wereld voor een schurkenstaat uit te maken. Alleen de PVV ziet dat goed. Het is echter wel buitengewoon tragisch dat wij de steun van de PVV moeten ontberen voor deze belangrijke wet die onder meer ziet op de uitvoering van sancties tegenover wat hij dan "schurkenstaten" noemt. Ik vind dit buitengewoon onverantwoord. Het is ook juridisch onbegrijpelijk. Hoe komt de heer De Roon erbij dat de rijksministerraad niet zou kunnen ingrijpen als eilanden zich niet aan deze wet houden? Hij weet dat dit niet zo is. Ik heb eigenlijk een beetje genoeg van redeneringen die niet op enige feiten of enige juridische gegevens zijn gestoeld. De heer De Roon mag dat doen, maar ik wijs hem er namens de regering op dat dit onverantwoord is met het oog op de bestrijding van terreur en dat dit dus niet goed is voor de veiligheid van Nederland en van het Koninkrijk. 

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde van dit debat gekomen, zij het dat de heer De Roon is uitgelokt door de minister. 

De heer De Roon (PVV):

Uitgelokt of niet, ik wil nog even reageren. De PVV zal deze wet inderdaad niet steunen, want zij steunt geen fopspeen. Wij weten allemaal hoe chicaneus er kan worden gehandeld op de eilanden. Dat zal op allerlei mogelijke manier gebeuren, dat voorspel ik. Ook al kan de rijksministerraad iets doen, uiteindelijk wordt het allemaal getraineerd tot de termijn van de sancties is verlopen. Dan hebben wij niets. 

De voorzitter:

U hebt dit ook in uw tweede termijn gezegd. Ik kijk nu weer naar de minister. 

Minister Koenders:

Ik kan alleen maar zeggen dat je de hele dag bezig kunt zijn met fopspenen aan de bevolking voorhouden alsof wij op dit ogenblik geen Koninkrijk hebben. Of die eilanden daar zouden moeten blijven of niet, daar kan de heer De Roon een visie op hebben. Hij weet dat dit nu het geval is; dat is de bestaande situatie. Als hij ooit aan de macht komt, wil hij dat misschien veranderen. Op dit moment hebben wij een statuut. Ik meen dat hij als Nederlandse volksvertegenwoordiger ook zijn verantwoordelijkheid heeft te nemen voor het bestrijden van bijvoorbeeld terreur op de manier waarop wij dat binnen het huidige Koninkrijk kunnen doen. Ik wijs er nogmaals op dat de heer Van Roon zelf met fopspeenargumenten komt. Ten eerste kan de rijksministerraad wel degelijk ingrijpen. Ten tweede betekent dit een ondergraving van de internationale sancties van het Koninkrijk tegen terreurregimes. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dan zijn wij hiermee toch aan het eind gekomen van de behandeling van deze wet. Over de wet wordt volgende week dinsdag gestemd. 

De vergadering wordt van 12.57 uur tot 14.01 uur geschorst. 

Naar boven