3 Najaarsnota 2015

Aan de orde is het debat over de Najaarsnota 2015. 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Financiën, de leden die het woord zullen voeren en de mensen die dit debat op de publieke tribune of elders volgen, van harte welkom. Ik kijk even naar de leden. Ik stel voor om een open discussie te voeren over de materie, maar om er, gelet op het feit dat er nog heel veel andere dingen op de agenda staan, naar te streven dit debat om 12.30 uur te eindigen. Dat betekent niet dat we niet gewoon tot 13.00 uur zouden kunnen doorgaan als het debat spannend zou worden en langer zou moeten duren, maar dan zijn we ook wel echt klaar. Het streven is dus 12.30 uur, maar er zijn uiteraard geen inhoudelijke beperkingen. Er zijn hooguit beperkingen in tijd. Ik geef als eerste het woord aan de heer Merkies. Hij spreekt namens de fractie van de SP. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Ook ik heet de echte diehards, onder wie het publiek op de tribune, van harte welkom. Het wordt een spannende dag vandaag, maar eerlijkheidshalve zeg ik daarbij dat ik denk dat dat geen betrekking heeft op de Najaarsnota. 

De voorzitter:

Je weet het nooit. 

De heer Merkies (SP):

Je weet het nooit. Het is wel zo dat men reikhalzend heeft uitgekeken naar de Najaarsnota. Dat wel. Het is zelfs in meerdere debatten aan de orde geweest, met name in de vele debatten over de vluchtelingen. Daarin keek men uit naar de Najaarsnota, omdat de kosten en de instroomcijfers dan bekend zouden zijn, niet alleen voor dit jaar maar ook voor volgend jaar. Je zou kunnen zeggen dat 2015 toch wel het jaar van de vluchtelingen was. Ook mijn bijdrage zal daar voor een groot deel over gaan. 

Vorig jaar is bij de begrotingsbehandeling rekening gehouden met 21.000 vluchtelingen voor dit jaar. Op Prinsjesdag waren dat er al 40.000. Eigenlijk wisten we toen al dat het er veel meer zouden zijn. Bij de behandeling van de Najaarsnota blijkt het nu om 58.000 vluchtelingen te gaan. Daar zit natuurlijk een prijskaartje aan. Voor 2015 wordt er gerekend op 350 miljoen euro extra voor het COA, voor de opvang. Dat blijkt de som te zijn van de kosten die worden gemaakt in 2015 en 2016. Daar gaat meteen mijn eerste vraag over. Waarom worden die kosten niet uitgesplitst per jaar? Nu weten we immers niet welk bedrag betrekking heeft op 2015 en welk bedrag betrekking heeft op 2016. Daar zijn ook schriftelijke vragen over gesteld. 

Het is overigens interessant dat de Nederlandsche Bank wijst op het feit dat de hogere instroom van vluchtelingen wel degelijk een licht positief effect heeft op de economie. Het gaat dan om 0,14%, maar toch. Het gaat dus niet alleen maar om kosten, maar die kosten zijn wel flink gestegen. Ook voor 2016 wordt rekening gehouden met extra mensen ten opzichte van de ontwerpbegroting. Er wordt rekening gehouden met 32.000 mensen. Dat heeft 635 miljoen euro additionele kosten voor het COA tot gevolg, maar vanwege de aangepaste bevoorschottingssystematiek van het COA bedraagt de tegenvaller 400 miljoen. Komt dat doordat een deel voor rekening komt van 2015, voor zover het vluchtelingen betreft die in 2015 aankomen? Er komt geld uit de onderuitputting. Waar heeft die onderuitputting plaatsgevonden? 

Dan zijn er nog wat extra andere kosten, voor de IND en de Stichting Nidos. Uiteindelijk kom je dan uit op een bedrag van 460 miljoen euro dat voor volgend jaar extra nodig is, weten we nu. Waar komt dat geld vandaan? Voor een groot deel komt dat uit een kasschuif. Maar dat is toch gewoon een greep nemen uit de pot voor ontwikkelingssamenwerking voor de komende jaren? Uit alle jaren wordt geld gehaald, zelfs uit het jaar 2020. Dat is ruim na de huidige kabinetsperiode. In het voorjaar, bij de behandeling van de Voorjaarsnota, zagen we ook al iets dergelijks. Dat had betrekking op het jaar 2015. Toen ging het om 345 miljoen euro. Dat werd eigenlijk ook uitgesmeerd over die verschillende jaren, dus dat gaat ook al daarvan af. Dit betekent dat er van het ODA-budget steeds minder overblijft voor andere zaken dan asiel, zoals ontwikkelingssamenwerking in ontwikkelingslanden. Bovendien is dit een punt waarop het kabinet over het eigen graf regeert en al voor de kabinetsperiode daarna een enorme druk legt op het ODA-budget. Dat is volgens de SP twee keer de verkeerde beweging. 

Anticiperend op de stijgende kosten heeft de heer Slob van de ChristenUnie bij de Algemene Beschouwingen een motie ingediend. Die is door heel wat collega's ondertekend, onder wie mijn eigen fractievoorzitter Emile Roemer. In die motie wordt gevraagd om extra middelen voor de eerstejaarsopvang in Nederland en opvang in de regio en om daarbij de lopende OS-programmalijnen te ontzien. Ik weet niet hoe de minister die motie leest, maar doorschuiven naar de toekomst lijkt mij wat anders dan wat de indieners voor ogen hadden. De heer Slob zit inmiddels niet meer in de Kamer, maar het zou toch een aardig gebaar zijn naar hem toe wanneer de motie in die geest wordt gelezen, zoals wij doen. Het is zeker een vriendelijk gebaar aan al die mensen in ontwikkelingslanden voor wie we het doen. Laten we niet vergeten dat er in Rutte I en Rutte II al flink is bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. In het regeerakkoord ging het om 1 miljard. Ik vraag mij bovendien af waarom de kosten voor de eerstejaarsopvang überhaupt uit het ontwikkelingssamenwerkingsbudget betaald moeten worden. Ik begrijp dat dit weliswaar mag van de ODA-criteria van OESO-DAC, maar volgens mij hoeft het niet. Klopt dat? Kan de minister dat bevestigen? Op een gegeven wordt de vervuiling van het ODA-budget zo groot dat er niks meer overblijft voor de ontwikkelingssamenwerking in ontwikkelingslanden. 

Gisteren konden we in de krant lezen dat de rijkste 1% van Nederland zijn private vermogen vorig jaar met 23 miljard heeft zien groeien. 23 miljard is toch best veel voor zo'n kleine groep mensen. Hoe staat dat in verhouding met de 100 miljoen hier en 100 miljoen daar, waar het bij de onderhandelingen over het Belastingplan om gaat? Dat heeft betrekking op een heel grote groep mensen. Hoe staat dit bovendien in verhouding tot de groei van de schulden? Het Nibud bracht vorige week het rapport Geldzaken in de praktijk 2015 uit. In vergelijking met drie jaar geleden is de schuldenproblematiek veranderd. Drie jaar geleden waren de oorzaken daarvan meer dat men een slordige administratie had en dat men slecht met zijn geld omging, maar nu heeft het veel meer ermee te maken dat de vaste lasten te hoog zijn. Zo heeft men te hoge lasten op het gebied van zorg en de huur, die enorm gestegen is. Het Nibud vindt dat een zorgelijke ontwikkeling, ook omdat dit soort schulden, waarbij men te maken heeft met hogere vaste lasten, veel moeilijker zijn op te lossen. Erkent de minister dat? Wat kunnen we daaraan doen? In 2012 noemde 10% van de mensen met betalingsachterstanden hoge zorgkosten als oorzaak. Inmiddels is dat 22%. Dat is een verdubbeling. Ook het aantal mensen dat zegt door de hoge vaste lasten achterstand te hebben, is verdubbeld. Er is wel degelijk wat aan de hand, waardoor de schuldenproblematiek verandert. 

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Dijck van de PVV al een tijdje wachten bij de interruptiemicrofoon. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De SP is heel royaal jegens Afrika en ontwikkelingshulp. De SP zegt: gooi de grenzen open; laat al die mensen hiernaartoe komen en meeprofiteren van onze welvaartsstaat. Dat is heel mooie sinterklaastaal. Het gaat echter om de vraag hoe de SP dat gaat betalen. Volgens mij heeft de SP een geldpers in de kelder staan. Het mag niet betaald worden uit het ODA-budget en de boodschap is "kom maar ongebreideld binnen". 

De voorzitter:

Ik kan me voorstellen dat u deze discussie al eens eerder hebt gevoerd met de heer Merkies. Ik geef hem desondanks de gelegenheid om de vraag te beantwoorden. 

De heer Merkies (SP):

Dat is heel scherp van de voorzitter. De discussie wordt hier vaak gevoerd. Wij hebben afgesproken — niet alleen wij, maar wereldwijd — om 0,7% van het bnp uit te geven aan ontwikkelingssamenwerking. Ik weet dat de heer Van Dijck überhaupt geen ontwikkelingssamenwerking wil. Onze solidariteit houdt echter niet op bij de grenzen. Als je zoiets afspreekt, moet je dat vervolgens niet gaan vervuilen met allerlei zaken zoals missies, of geld dat wordt gegeven aan Nederlandse bedrijven om zaken te doen. Daardoor komt het geld uiteindelijk niet meer aan bij de mensen die het echt nodig hebben. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij praten over de Najaarsnota. Dat gaat over geld. Geld is niet ongelimiteerd. 4,5 miljard voor Afrika dit jaar, volgend jaar 3 miljard voor de eerstejaarsasielopvang. Daarna krijg je nog kosten voor uitkeringen, sociale woningen, veiligheid, zorg, noem maar op. Waar is de grens voor de SP? De SP blijft maar geld gooien naar die vreemdelingen: naar Afrika en naar immigratie. Tevens wil ze dat de ouderen in Nederland goed verzorgd worden. Het is van tweeën één. 

De heer Merkies (SP):

Daarvoor hebben wij doorgerekende plannen. Die kan de heer Van Dijck erop nalezen. Ik wijs er overigens op dat de heer Van Dijck de ogen sluit voor het probleem en vervolgens denkt dat het probleem er niet is. Je hebt inderdaad enorme aantallen vluchtelingen die hiernaartoe komen. Het is qua capaciteit lastig om deze snel op te vangen. De heer Van Dijck doet zijn handen voor de ogen en zegt dat het probleem is opgelost. Zo werkt het niet. 

De voorzitter:

Ik beschouw dit als uitlokking en geef de heer Van Dijck de gelegenheid om te reageren. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De heer Van Dijck is wel degelijk een realist, want hij ziet ook de problemen voor de Nederlanders bij de voedselbanken, voor de ouderen en in de zorg. De heer Merkies laat dit jaar 60.000 vreemdelingen binnen. Elke vreemdeling kost €36.000. Merkies speelt voor de vluchtelingen voor Sinterklaas, terwijl hij de ouderen in de steek laat, evenals de mensen bij de voedselbanken en de 1,3 miljoen mensen die onder de armoedegrens leven, waarvan hij de mond vol heeft. Het is immers van tweeën één. Je kunt een euro maar één keer uitgeven. Of er gaat 3 miljard naar mensen uit Syrië die hiernaar toekomen, of er wordt 3 miljard vrijgemaakt voor de 1,3 miljoen mensen die onder de armoedegrens leven. 

De heer Merkies (SP):

Ik heb al eerder gezegd dat dit een oneigenlijke tegenstelling is: alsof je altijd moet kiezen tussen ziek en arm. Wij passen daarvoor. Hij wil geen cent uitgeven aan mensen die hier nu eenmaal zijn en op de vlucht zijn voor geweld in hun eigen land. Ik heb al eerder gezegd dat ik het beschamend vind dat de heer Van Dijck zo met deze mensen omgaat. 

Ik had het over de schuldenproblematiek. Een belangrijke oorzaak is simpelweg een daling van hun inkomen. Dat geeft het Nibud ook aan. De werkloosheid, die maar niet omlaag wil gaan, is daarbij een grote zorg. In 2016 hebben we volgens het Centraal Planbureau maar liefst 685.000 werklozen. Ik geloof dat de aanpassingen in het Belastingplan daar niets aan hebben veranderd. Ik zie werk aan de winkel voor het kabinet. Als een soort kerstboodschap aan het kabinet wil ik meegeven dat geld uitgeven aan publieke infrastructuur, onderwijs en zorg als een investering gezien moet worden. De heer Johannes Ten Cate zei gisteren in het Financieel Dagblad dat we meer zouden moeten investeren in publieke infrastructuur. In de World Economic Outlook berekent het IMF dat elke geïnvesteerde euro in de infrastructuur, mits goed doordacht en slim gefinancierd, €3 economische groei oplevert, zonder dat het schuldquotum van de overheid omhoog gaat. Het zou dus goed zijn als wij niet alleen maar denken in uitgaven aan zorg, betere gezondheid, kenniseconomie en innovatie en een duurzame samenleving. Wij moeten het ook als investering zien. Het gaat hier om een beter kennisniveau en een duurzame samenleving. Uiteindelijk levert dat ook wat op, niet alleen in termen van welzijn maar ook voor een betere staatskas. 

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. De Nederlandse economie doet het goed en dankzij de hervormingen van het kabinet zijn ook de verwachtingen onveranderd goed. Een stabiele economie in een woelige wereld, zo noemde het CPB dit afgelopen vrijdag. Aan het einde van 2015 is het eerste wat opvalt bij het lezen van de Najaarsnota, welke grote stappen zijn gezet sinds de kabinetten-Rutte het roer overnamen op het dieptepunt van de economische crisis. Nederland groeit harder dan wij de laatste jaren hebben gezien, het begrotingstekort is duurzaam onder de 3% gebracht en wij zijn op weg naar begrotingsevenwicht. Nederland is van het strafbankje naar het talentenklasje gegaan en dat biedt het kabinet komend jaar de ruimte voor een belastingverlaging van 5 miljard en om te investeren in veiligheid. 

Dit werd in het bijzonder zichtbaar toen Nederland onlangs bij Standard & Poor's de triple A-rating terugkreeg, als eerste en enige land dat enige jaren geleden werd afgewaardeerd. Standard & Poor's noemde de positieve economische vooruitzichten en verwachtingen voor Nederland op de middellange termijn, de reden voor verhoging van de status. Stijgende koopkracht en lonen en de groeiende werkgelegenheid helpen de consumptie vooruit, waardoor de binnenlandse vraag de sterke exportpositie ondersteunt. Standard & Poor's verwacht dat de Nederlandse economie de komende drie jaar met ongeveer 2% groeit. 

Dit nieuws toont precies hoe Nederland ervoor staat. De groei wordt door alle relevante factoren gedragen: export, bedrijfsinvesteringen, particuliere consumptie en overheidsbestedingen. De particuliere consumptie levert de grootste bijdrage en die wordt in 2016 verder versterkt door de belastingverlaging die meer besteedbaar inkomen oplevert. De weerslag van dit alles zien wij nu ook in de overheidsfinanciën. Kort gezegd: wij kunnen een stootje hebben. Wij kunnen de verminderde gasbaten opvangen uit meevallers elders en er resteert ook nog forse ruimte voor belastingverlaging. Het kabinet ging in de Miljoennota nog uit van een onderschrijding van 400 miljoen euro op het Kader Sociale Zaken, maar deze is inmiddels opgelopen tot 700 miljoen euro. Deze meevaller is dus groter dan verwacht en het Budgettair Kader Zorg mag helemaal worden genoemd. In het vorig decennium vielen in dit kader gedurende het hele jaar grote financiële lijken uit de kast, maar nu zien wij steeds grotere meevallers, ook dit jaar. De verwachte meevaller in de Miljoenennota van 200 miljoen euro neemt toe naar 500 miljoen euro. Dat geeft aan dat de blijvende betaalbaarheid van zorgkosten gevonden lijkt te zijn, hoewel er nog veel werk moet worden verzet. Maar doordat de tijden onzekerder zijn, met name als gevolg van de internationale situatie, is het zaak die koers behoedzaam te vervolgen. 

Ik kom nu aan het einde van 2015 op mijn vooruitblik voor het nieuwe jaar en die is dat wij niet de fout mogen begaan om in deze betere tijden allerlei ingezette hervormingen terug te draaien. Integendeel, zij helpen juist om een goed toekomstperspectief te houden en een buffer op te bouwen. Dat dit nodig is, bewijst bijvoorbeeld de analyse van de Nederlandsche Bank van twee weken geleden die laat zien wat er gebeurt als de economie van China met gemiddeld 1 procentpunt vertraagt in 2016 en 2017. Dat zouden wij hier al stevig merken. Het blijft dus onveranderd zaak om de buffers van Nederland te versterken. 

In de Najaarsnota vallen nog twee andere zaken op: de oplopende uitgaven voor asielzoekers en de in=uittaakstelling. De oplopende uitgaven voor asielzoekers zijn geen verrassing, maar ze laten ook zien dat het niet anders kan dan dat de ingezette lijn van mijn fractie en het kabinet om de instroom te beteugelen, nodig is. Uit de analyse van de Nederlandsche Bank blijkt dat als er al een positief effect is op de economie, dat pas op langere termijn zichtbaar zal zijn en bovendien miniem. Wij zien nu echter ook al grotere effecten op de rijksbegroting. Ook de minister hintte daar onlangs nog op. Hij verwees bijvoorbeeld naar de houdbaarheid en betaalbaarheid van publieke voorzieningen. 

In de Najaarsnota valt ook op dat de uitgavenkaders per saldo sluiten en dat de uitgaven zijn gedekt. Toch heeft mijn fractie vragen over de in=uittaakstelling. De minister vult deze taakstelling nog niet helemaal in, maar schuift die gedeeltelijk door naar volgend jaar. Dat hebben wij niet vaak gezien. Mogelijk blijft daardoor per saldo een gat bestaan. Wat is de achtergrond daarvan en is dit niet een verkeerd voorbeeld? Of verwacht de minister nog meevallers bij de afsluiting van dit jaar, zodat de hele in=uittaakstelling uiteindelijk toch vervuld kan worden? 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. De Najaarsnota brengt ons budgettair gezien niet veel nieuws. Het begrotingstekort wordt dit jaar niet echt kleiner of groter en de staatsschuld profiteert van een gedeeltelijke verkoop van ABN AMRO, waarmee tegenvallers worden gecompenseerd. De inkomsten zijn zelfs voor bijna 100% in lijn met de raming uit de Miljoenennota van september. Misschien heeft een persoon een helderziende-opleiding bij het UWV gedaan. 

Ondanks de voornoemde werkvoorziening hebben wij helaas nog steeds een te hoge werkloosheid. Die wil maar niet dalen. Het budget voor de meest concrete kabinetsmaatregel voor banen, de banenplannen, wordt niet eens opgemaakt. Het is niet onze manier om banen te creëren. Wij zien meer in lagere lasten en een beter functionerende arbeidsmarkt. Het CDA pleit daar al lang voor. Wij zijn er blij mee dat het volgend jaar echt lukt om lastenverlichting te laten plaatsvinden. Daarmee kunnen wij een gedeelte van de eerder door het nivelleringsfeestje aangerichte schade goedmaken. 

Terug naar de Najaarsnota. Het CDA heeft met lede ogen kennisgenomen van het feit dat de uitgaven voor Defensie opnieuw in een kabinetsjaar van Rutte II dalen en niet stijgen, ondanks de NAVO-afspraak dat de Defensie-uitgaven in de richting van 2% van het bbp zouden stijgen. De uitgaven zitten nu op een historisch dieptepunt van 1,08% van het bbp. Kan de minister van Financiën zeggen dat dit het laatste jaar was dat de Defensie-uitgaven zo laag waren in relatie tot het bbp? Hij bezuinigde eerst nog weer een kwart miljard extra. En niet alleen dat, er is voor 200 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit gebeurt nu het tweede jaar op rij; het is zelfs drie keer zo veel als in het laatste jaar. In de schriftelijke beantwoording garandeert de minister ons dat deze bedragen volgend jaar wel tot besteding zullen komen, maar als dat jaar op jaar het excuus is, blijven de investeringen in Defensie achterlopen. Daarbij zijn de investeringen niet volgend jaar nodig, maar al dit jaar. Concreet betekent dit extra achterstand en onderhoud, extra verouderd materieel en exploitatiekosten die ten koste gaan van de kerntaken van onze krijgsmacht. 

De minister van Defensie noemde het vooruitzicht dat de Defensie-uitgaven als percentage van het bbp zouden dalen, onacceptabel. Het CDA ziet graag dat de minister met zijn collega van Defensie in gesprek gaat en haar verzoekt om haar budget elk jaar goed te benutten, natuurlijk in lijn met de aanbevelingen van de Rekenkamer. Het is een hoogst ongebruikelijk verzoek — liever zien wij dat er geld overblijft op ministeries — maar op dit departement en in feite ook op I en M moet het echt anders. Op I en M werkt men nota bene met overprogrammering. Dit houdt in dat men meer wegen plant. Echter, ondanks grote overschrijdingen op de individuele budgetten loopt men zo ver achter bij het uitvoeren van de plannen, waaronder bijvoorbeeld de spoorveiligheidsplannen, dat er sprake is van onderbesteding. Daarom vragen wij of de ministers hun departement financieel wel in de hand hebben. Gaat de minister van Financiën de betrokken ministers een handje helpen? 

Vervolgens een opmerking over een slepend dossier: de naheffing uit de EU. Inmiddels zijn wij allang niet meer verbaasd dat er dit jaar een naheffing van ruim 500 miljoen onze kant op kwam. Een echt goede controle op de wijze waarop cijfers in andere lidstaten tot stand komen, is er nog altijd niet. De minister zegt altijd dat de nationale statistiekbureaus daarover gaan. Dat is waar, maar de vergelijkbaarheid van de cijfers blijft moeilijk. Als alleen al in Nederland CBS en DNB hun cijfers over voorgaande jaren fors aanpassen, dan zou dat in andere landen toch ook moeten kunnen? Wij weten dit echter niet en de minister weigert zich hiervoor in te zetten. 

Nog meer stoort ons het feit dat de Europese Commissie de terugbetaling van de naheffing waar Nederland recht op heeft, koppelt aan nieuwe uitgavenplannen. Die plannen hebben niets te maken met de naheffing, maar bijvoorbeeld met het vluchtelingenvraagstuk. Dit laat zien waarom het een slecht idee is om de bruto-naheffing zo snel over te maken. Waarom hebben we niet gewoon het nettobedrag overgemaakt, dus 650 miljoen in plaats van 1,1 miljard? Het kan niet zo zijn dat de Nederlandse teruggave van de naheffing afhankelijk is van de aanname van een begroting die niets met deze naheffing te maken heeft. Is de regering bereid om deze opvallende kronkel binnen de begrotingssystematiek onderdeel te laten zijn van het Nederlandse EU-voorzitterschap? En nu we het toch over de EU hebben: klopt het, na alle ophef over de CoCo-wetgeving, dat de Europese Commissie onderzoek doet naar staatssteun in het CoCo-dossier? En sinds wanneer doet zij onderzoek naar die staatssteun? Graag een helder antwoord hierop. 

Ik kan nog iets over accijnzen zeggen, maar omwille van de tijd sla ik dat maar even over, want die discussie hebben we vaak gehad. En ik zie dat iedereen toch in zijn stoel blijft zitten. Iedereen hier kent dit punt wel: we doen een herhaling en daarna doen we er weer niks aan. 

Wij vragen ook een reactie van de minister op het punt van de budgetdiscipline. Opnieuw zien we dat de meevallers bij zorg en sociale zekerheid worden ingezet om tegenvallers bij ministeries op te vangen. Wij hebben ons al eerder afgevraagd waarom de minister deze overtreding van de begrotingsregels oogluikend toestaat en waarom er nog met die drie kaders wordt gewerkt, als er toch altijd kaderoverschrijdend wordt getoetst. Zijn antwoord was dat het kabinet hiertoe mag beslissen. Wij hebben dat uitgezocht. Begrotingsregel 10 van het kabinet zelf zegt dat het kabinet in uitzonderlijke omstandigheden mag afwijken van de disciplinerende werking van de drie begrotingskaders. Daarom vraag ik de minister welke uitzonderlijke omstandigheid maakt dat de minister hier keer op keer van afwijkt. Kan hij één gelegenheid noemen waarin hij daar niet van is afgeweken? Gaat het bijvoorbeeld om de constante onenigheid tussen de Partij van de Arbeid en de VVD? Die is namelijk meer een normaliteit dan een "uitzonderlijke omstandigheid". Of is de budgetdiscipline gewoon verleden tijd en wordt dit een soort nieuwe Dijsselbloemnorm? In mijn fractie is er altijd wat onvrede bij de woordvoerders voor zorg en sociale zekerheid, die hun zuur bespaarde budget zonder vragen naar de departementen overgeheveld zien worden. Daarbij komt dat het kabinet zelf zegt dat zeker de meevallers in de zorg met grote onzekerheid zijn omgeven. Pas vier jaar na afloop van een begrotingsjaar worden de definitieve kosten duidelijk. Zo bleek bij het jaarverslag van het kader zorg in 2014 dat de kosten in 2010, dus van vijf jaar geleden, bijna een miljard hoger waren dan in het jaarverslag van 2010 was gerapporteerd. Als dus over een aantal jaren blijkt dat de zorgmeevallers in 2015 eigenlijk zorgtegenvallers zijn geweest, hebben we de tegenvallers in de rijksbegroting in enge zin nu gecompenseerd met niet-bestaande meevallers. Kabinetten, ook die met het CDA erin, deden in het verleden overigens vaak ook de kadertoets op het geheel van de drie kaders. Wat in de verschillende stukken opvalt, is dat meevallers in de sociale zekerheid werden gevolgd door een verlaging van het kader van het daaropvolgende jaar, om zo geen stuwmeer aan meevallers te krijgen. Bij de overschrijding van een nieuw kader was er ook de aankondiging van de maatregelen die werden genomen om de overschrijdingen teniet te doen. Bij deze minister ontbreekt dat. Waarom? 

De jarenlange onzekerheid rond de zorguitgaven in de Zorgverzekeringwet, de Zvw, baart ons grote zorgen. Niet-afgeronde vereveningen uit verleden jaren, accountantsverklaringen met voorwaarden en onvolledige contracten zijn schering en inslag. Dankzij mijn collega Bruins Slot is er nu een commissie van financieel experts die de controle op de zorgbegroting onder de loep neemt. Volgt de regering dit onderzoek nauwgezet en is er een onderzoek geweest van de Rijksauditdienst? Zo nee, waarom niet? Het gaat hierbij namelijk om een miljardenonzekerheid. Aangezien we vanmiddag heel lang zullen gaan debatteren over een paar miljoen, zou ik graag zien dat deze miljarden ook even goed werden gedaan. Kan de regering overigens een overzicht aan de Kamer doen toekomen van de zaken waarnaar de Rijksauditdienst in 2015 onderzoek heeft gedaan? Ik vraag hiermee gewoon om de namen van de rapporten die door deze dienst zijn geschreven. Kregen alle departementen onmiddellijk een goedkeurende accountantsverklaring? Hebben zij intern hun zaken op orde? 

Ten slotte nog een belangrijk punt over de ramingen, en wel die van het aantal vluchtelingen dat naar ons land komt. Voor dit jaar is het budget voor de opvang van vluchtelingen verhoogd omdat de instroom groter blijkt dan geraamd. Wij vragen ons af of de genoemde middelen voldoende zijn, zeker omdat secundaire gevolgen er niet in zijn meegenomen. Het beroep op sociale zekerheid zal in jaar 1 beperkt zijn, maar een verhoogde politie-inzet wordt bijvoorbeeld in zijn geheel niet meegenomen. Die heeft weer tot gevolg dat de politie andere taken onvoldoende kan oppakken. Dat zijn gevoelige gevolgen die we niet in de begroting terugzien. In de begroting voor 2016 zien we de gevolgen van die hogere raming niet terug. Het kabinet geeft aan dit pas bij de Voorjaarsnota, over dik een half jaar, te repareren. Zo doen wij dat in dit huis niet. De Voorjaarsnota is bedoeld om niet-voorziene gevolgen en wijzigingen die zich gedurende een jaar voordoen een budgettaire plaats te geven. De verhoogde raming voor vluchtelingen voorzien we echter dit jaar al, nog voor 1 januari. Het kabinet zou dan ook gewoon een nota van wijziging moeten sturen voor verhoogde uitgaven op het vluchtelingendossier. Het kan niet zeggen dat het met een ongedekte kasschuif van 330 miljoen gedekt wordt. Niet doorschuiven, maar aanpakken, zullen we maar zeggen. Toen we eerder dit jaar een schilderij van 80 miljoen kochten — het zouden er eerst twee zijn, maar het is er een geworden — kwam er een aparte suppletoire begroting. Dat was een vluchteling van 300 jaar geleden. Als er nu enige tienduizenden zich melden, is er helemaal niemand die een suppletoire begroting indient. Dit begrijpen wij niet. Kan de minister toezeggen dat er alsnog een extra nota van wijziging en een extra suppletoire begroting komen over de verhoogde raming van het aantal vluchtelingen, zodat dit in financiële zin goed geregeld is, en dat die gewoon voor 1 maart bij de Kamer ingediend worden? Ik begrijp heel goed dat dit niet in één dag kan, maar laten we dit gewoon op een ordentelijke wijze vormgeven in de begroting. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik zat nog even na te denken over de kaders die sluitend moesten zijn. De heer Omtzigt zegt dat Sociale Zaken, Zorg en de rest hun eigen broek moeten ophouden en dat de minister dat gewoon had moeten doen. Wat stelt de heer Omtzigt eigenlijk voor? De asielinstroom moet gedekt. Moeten de ambtenarensalarissen naar beneden? Moet er minder geld naar Defensie? Dat zit allemaal in het kader. 

De heer Omtzigt (CDA):

Wij hadden in onze tegenbegroting onder andere een niet-indexatie zitten. Het zijn echter de individuele ministeries die op punten meer uitgaven doen dan gevolgd. Nu is dat bij een aantal punten gewenst, en die noemt de Partij van de Arbeid ook. Dat de raming van vluchtelingen van vorig jaar niet klopte, dat begrijpen wij geheel. Bij andere ministeries is daar minder noodzaak toe. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, maar tegenvallers zijn allemaal netjes opgevangen binnen de begroting. Er hoefde iets minder geld aan de WW te worden uitgegeven. Als de heer Omtzigt zegt dat dat naar Sociale Zaken moet, dan moet de begroting wel kloppen. Dan moet hij ook aangeven waaruit dat dan moet worden gedekt. Het asiel wil hij wel betalen. Moet dat dan uit Defensie komen? Moet dat uit de lonen van ambtenaren komen? Moeten we terug naar de nullijn? Wat stelt de heer Omtzigt voor? 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik stel voor dat hier gewoon een fatsoenlijke begroting ligt. In één brief staat — dat is bijlage 3 van de Najaarsnota — dat we volgend jaar 56.000 vluchtelingen hebben. Ondertussen hebben we, potverdorie, maar voor de helft dekking in de ingediende begroting zitten. Dat is onverantwoord begrotingsbeleid. Ik vind het heel fijn dat de PvdA mij nu promoveert naar vak-K om een begroting in te dienen. Ik zou niets liever willen, ik zou het best willen doen. Ik stel echter vast dat de cijfers van de begroting van de regering niet kloppen met de cijfers van de laatste ramingen die zij zelf heeft ingediend en dat er een ongedekte kasschuif van 330 miljoen is. Het is heel aardig dat de heer Nijboer zegt dat ik dat zelf mag dekken, maar zo werkt het niet in een begrotingssystematiek. 

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Omtzigt haalt hier allemaal dingen door elkaar. Hij zei dat de kaders sluitend moeten zijn. Het is zoals elk jaar. De ene keer valt de werkloosheid mee, de andere keer valt het tegen. Zo heb je mee- en tegenvallers op verschillende begrotingen. Die zijn netjes gedekt. De heer Omtzigt maakt hier echter het politieke punt dat er voor asiel en voor ambtenarensalarissen meer geld nodig is en dat dat uit de departementen moet komen; dat moet uit die salarissen komen en dat mag niet betaald worden uit meevallers elders. Dan vind ik het een logische vraag — de heer Omtzigt geeft er geen antwoord op — waar het CDA dat dan uit wil betalen, als dat niet uit die andere begrotingen mag komen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Nu haalt de heer Nijboer weer meerdere dossiers door elkaar. Er zijn twee dossiers. De departementen moeten zich houden aan de begrotingen en daar zaten overschrijdingen in. Daarnaast is er het vluchtelingenvraagstuk. De regering legt zelf een raming voor van meer dan 50.000 asielzoekers volgend jaar. Daarvan is nog niet de helft gedekt. Dan kan de PvdA-fractie toch niet tegen mij zeggen: het is ons niet gelukt, ga jij het maar even dekken? Ik vind dat natuurlijk wel heel leuk maar dat is een omdraaiing van de verantwoordelijkheid die in dit geval bij de regering ligt. Dat is een omdraaiing die we ook al gezien hebben bij de begroting van Veiligheid en Justitie en nu doet ze het weer. 

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Nijboer van de Partij van de Arbeid voor zijn eerste termijn. 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. De onderliggende cijfers bij de Najaarsnota zijn gewoon goed te noemen. Verschillende voorgaande sprekers hebben er al aan gerefereerd. De economische groei ziet er redelijk en stabiel uit. De werkloosheid neemt iets af, al zou die afname wat de PvdA-fractie betreft eigenlijk groter moeten zijn. Er komt meer koopkracht mede dankzij veel debatten in dit parlement de afgelopen tijd. Het is uiteindelijk mogelijk geworden om werkenden er honderden euro's bij te geven volgend jaar en dat zal ook banen opleveren. Het overheidstekort kan tegelijkertijd nog verder dalen. Dat geeft ook ruimte om bijvoorbeeld de tegenvallers die er zijn ten aanzien van de gaswinning die wordt verminderd, op te vangen. 

De PvdA-fractie wil vandaag voor één punt in de economie extra aandacht vragen en dat betreft de investeringen. Ook bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik er al aandacht voor gevraagd. Er komt deze zomer een studiegroep duurzame groei, waar ik samen met de heer Harbers het initiatief voor heb genomen. Die studiegroep zal in kaart brengen waar investeringen in Nederland moeten worden gedaan. Maar goed, die komt natuurlijk pas deze zomer en de investeringen blijven in Nederland internationaal achter, vooral bij het bedrijfsleven maar ook macro-economisch. Verschillende instituten wijzen daarop, zowel het IMF als de Europese Commissie. Ik vraag het kabinet wat het aan dat probleem doet. We hebben ook zelf initiatieven genomen. De NII, de Nederlandse Investeringsinstelling, is er gekomen. We hebben de regering gevraagd, zich ervoor in te zetten om pensioenfondsen meer in Nederland te laten investeren. De Junckergelden kunnen worden aangewend. Mijn vraag aan de regering is of dit alles voldoende is om de investeringen op peil te krijgen. 

Dan kom ik op de Najaarsnota en de begroting. Ik heb drie punten. Het eerste punt betreft de ramingen; dat punt heb ik altijd en dat zal wel zo blijven ook. Aan de kinderopvangtoeslag is weer minder uitgegeven dan voorzien. De PvdA-fractie betreurt dat, want die toeslag is juist bedoeld om de arbeidsparticipatie en de emancipatie te dienen. In de zorg zijn er meevallers, maar daarover heb ik dezelfde vraag als de heer Omtzigt. We weten pas na jaren met zekerheid wat uiteindelijk de uitgaven zijn geweest. Krijgt de minister daar meer grip op? Een ander terugkerend thema is de huurtoeslag. Ik wil juist waken voor de discipline waar de heer Omtzigt zojuist zo hartstochtelijk voor pleitte, dat elke minister per se zijn eigen broek moet ophouden. Bij minister Blok staat er maar één post op de begroting en dat is de huurtoeslag. Ik wil het kabinet ertoe oproepen om, net als de voorgaande jaren, de huurtoeslagtegenvallers te betrekken bij de besluitvorming over de koopkracht, zodat er niet direct automatisch op de huurtoeslag bezuinigd hoeft te worden. 

Mijn tweede punt ten aanzien van de begroting betreft de investeringen van de departementen van Infrastructuur en Milieu en Defensie en van de Belastingdienst, op de begroting van de minister zelf. Er zijn grote investeringstekorten bij Defensie — dat wordt breed gedeeld in de Kamer — en bij I en M. We hoeven maar naar het spoor te kijken om dat te zien. Ook bij de Belastingdienst zijn investeringen hard nodig. De PvdA-fractie vindt het niet goed dat het geld dat hiervoor in moeilijke tijden beschikbaar is gesteld, niet wordt uitgegeven. Hoe kan dat toch, minister? Het ligt op meerdere terreinen. In de schriftelijke vragenronde hebben we gevraagd waar dit 'm nu in zit. Als antwoord kregen we een heel lange lijst met zaken waar het geld allemaal niet aan uitgegeven was, terwijl het daar wel voor bedoeld was. Dat is toch niet de bedoeling. 

Mijn laatste punt ten aanzien van de begroting betreft de asieluitgaven. Deze zijn van een dekking voorzien, maar er wordt wel veel geleend van het budget voor ontwikkelingssamenwerking in de toekomst. Tot 2020 wordt de economische groei daar benut. Zit daar ook een einde aan of kunnen we, als nog meer mensen hier onderdak vragen, bij de Voorjaarsnota voorzien dat dan weer de groei tot 2022, 2023 en 2024 wordt benut? Dan loop je toch wel erg ver op de toekomst vooruit. Kasschuiven zijn op zichzelf gebruikelijk in de begrotingssystematiek — we hebben ook een hele rij kasschuiven aangetroffen — maar er moet wel een begrenzing zijn. Het kan niet zo zijn dat het OS-budget voor 2022, 2023 en 2024 nu al wordt uitgegeven, want wat doe je dan als er tegen die tijd weer een tegenvaller is? Graag krijg ik hierop een reactie. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Laat ik eens positief beginnen: we hebben 'm terug, eindelijk! Die derde A hebben we toch maar mooi teruggehaald in New York. De commissie voor Financiën is hiervoor speciaal naar New York gevlogen. We hebben met Standard & Poor's gesproken en ik was een van de senioren in het gezelschap. We hebben 'm terug, dankzij de commissie, en dat is goed nieuws. 

Nu het slechte nieuws. Het kabinet staat namelijk stil en wacht op verkiezingen. Feitelijk is het uitgeregeerd. Als we volgend jaar geen EU-voorzitter zouden zijn geweest, was dit kabinet allang gescheiden. Het blijft echter nog even bij elkaar vanwege de kinderen uit Brussel. Het is dus nog even volhouden, mensen. Dat is jammer, want daardoor stagneert alles. Status quo is het devies. De economische groei stabiliseert op 2% dankzij de lage euro, de lage rente en de lage olieprijs en ondanks dit kabinet. De werkloosheid blijft steken op 600.000, het tekort blijft hangen rond de 2% en de schuld rond de 67%. Dankzij de lage rente trekt de woningmarkt iets aan en dankzij de lage inflatie de consumptie ook. Nederland teert eindelijk niet meer in op zijn vermogen. Een schrikbarend bericht vorige week was dat in de crisis meer dan de helft van ons vermogen is verdampt. In 2009 had een gemiddeld huishouden nog €47.000 aan vermogen; nu is dat nog maar €19.000. Nederland heeft op zijn vermogen ingeteerd door de hoge kosten van dit kabinet. Het tekort komt dit jaar uit op 2,3%, maar nog steeds geeft het kabinet 15 miljard meer uit dan er binnenkomt. Dat is natuurlijk ook niet zo gek als je 2 miljard spendeert aan asielzoekers, 8,5 miljard aan Brussel, 4,5 miljard aan Afrika en 80 miljoen aan een paar schilderijen. Als je dat niet zou doen, zou het tekort in één klap zijn weggepoetst. Het is een kwestie van prioriteiten. 

Dan kom ik tot het kabinet van banen, banen, banen. Het kabinet heeft geen antwoord op de aanhoudende hoge werkloosheid. Als gevolg van het kabinetsbeleid gingen eerder al duizenden banen verloren. Nu zit men met de handen in het haar. Alleen al in de zorg verloren 65.000 mensen hun baan in de afgelopen twee jaar. Het gaat maar door, als je alleen al kijkt naar de berichten van deze week: bij TSN staan 12.000 banen op de tocht, bij Shell gaan 2.800 banen verloren bovenop de eerder geschrapte 7.5000 banen, en bij de Rabobank verdwijnen 9.000 banen — een kwart van de banen gaat daar verloren — bovenop de eerder geschrapte 10.000 banen. Waar is die banenmotor? Waar zijn die banen? Heeft deze minister überhaupt een plan of is het wachten op een scheiding? 

Ik kom bij de asieltsunami. In 2015 was begroot dat we 750 miljoen zouden uitgeven aan asielzoekers. Inmiddels is dit in drie tranches opgeplust naar 1,7 miljard. Er gaat dus 1 miljard extra naar asielzoekers. Het kabinet staat erbij en kijkt hoe het land wordt overspoeld. De sociale en financiële implicaties op de langere termijn worden dan ook wijselijk verzwegen. Het kabinet sprak een jaar geleden nog over 40.000 asielzoekers voor dit en volgend jaar. Inmiddels zijn het er driemaal zoveel geworden: 120.000 asielzoekers in twee jaar tijd. Dat is een record. We krijgen er een stad zo groot als Maastricht in één klap bij. Een stad met mensen die onze cultuur niet kennen, die onze taal niet spreken en die nooit meer teruggaan. Dit gaat de belastingbetaler meer dan 3 miljard kosten, alleen al aan opvang €450 per gezin. Ik heb het dan nog niet eens over de kosten van scholing, huisvesting, uitkeringen, toeslagen, zorg en veiligheid. Vorige week las ik nog een bericht over 10 miljoen extra voor de politie. Wat gaat dit allemaal wel niet kosten? We mogen het niet weten. Kan de minister toezeggen dat hij laat uitwerken wat een en ander de Nederlandse overheid ofwel de Nederlandse belastingbetaler ná de opvang kost? Want ik heb gelezen dat de kosten, zodra een asielzoeker statushouder is geworden, na de opvang in de reguliere begroting terechtkomen. 

Naast de 120.000 asielzoekers voor dit en volgend jaar, profiteren ook nog eens 650.000 migranten uit andere lidstaten van onze welvaartsstaat, van onze uitkeringen en van onze kinderbijslag, las ik gisteren. 650.000 migranten uit andere lidstaten, terwijl 600.000 mensen in Nederland zonder werk zitten. 40% van de migranten uit andere EU-lidstaten heeft geen werk; 53.000 mensen krijgen een uitkering. 53.000 mensen, onder wie veel Polen, Bulgaren en Roemenen krijgen een uitkering van de Nederlandse Staat. Dat is 1 miljard; weer een miljard. Lang leve Europa! 

Deze invasie betekent het einde van onze welvaartsstaat, zo konden we gisteren horen uit de mond van Harrie Verbon. Het kabinet doet niets en kijkt toe hoe onze welvaartsstaat wordt afgebroken. Sterker nog, het sloopt zelf enthousiast mee. En als klap op de vuurpijl durft DNB met droge ogen te beweren dat deze influx goed is voor onze economie. Kan de minister dit nog eens uitleggen? Ik kan het de mensen namelijk niet uitleggen. 

Dan Europa. Zoals in elke begroting, vliegen er ook in deze Najaarsnota weer miljoenen extra naar Brussel. Eind vorig jaar betaalde deze minister al een naheffing van 1,1, miljard, maar ook dit jaar mogen we een naheffing van een half miljard betalen vanwege een herberekening. En ook, zoals gewoonlijk, wordt een terugbetaling waar we recht op hebben naar achteren geschoven, waardoor we dit jaar weer een kwart mislopen. En we mogen nog 100 miljoen extra betalen aan invoerrechten. Al met al zijn we dit jaar weer een klein miljardje lichter aan Brussel, bovenop de 7,5 miljard die we eerder hebben overgemaakt. 

Inmiddels loopt de rekening van terugbetalingen maar op. Hoeveel moeten we nu nog terugkrijgen van Brussel aan kortingen, aan restituties? En waarom wordt dit niet verrekend met onze afdracht? Op de korting van 1 miljard zitten we al twee jaar te wachten en volgend jaar krijgen we die misschien weer niet. Deze minister staat een dikke vette miljardenmeevaller te wachten uit Brussel. Nou ja, meevaller? Iets minder afdragen noem ik geen meevaller. 

Tot slot nog even over de ECB. De ECB heeft vorige week besloten het stimuleringsprogramma met zes maanden te verlengen. Er wordt niet 1.140 maar 1.500 miljard bijgedrukt. Ook werd bekend dat de nationale centrale banken inmiddels 720 miljard uit de staatsobligaties hebben opgekocht om de rente te drukken. We praten dus over biljoenen die in de eurozone worden gepompt met maar één doel, om de inflatie aan te wakkeren. Maar we zien allemaal dat dit medicijn niet werkt. De inflatie gaat niet omhoog door het pompen van miljarden in de economie. En toch verhoogt de ECB haar dosis van een medicijn dat niet werkt. Op de vraag "Waar eindigt dit?" antwoordde Draghi vorige week: "There are no limits". Dit is een levensgevaarlijke man en de ECB gaat straks door tot alle schuld van alle eurolanden op de balans van de ECB staat. Wie stopt deze man? Gaat misschien de voorzitter van de eurogroep daarvoor zorgen? IJdele hoop! 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Het lijkt steeds beter te gaan met de Nederlandse economie. Na jaren van crisis zien we weer substantiële groeicijfers. We waren bijna vergeten dat het kon, maar in 2015 en 2016 komt de groei echt weer boven de 2%. De hervormingen werpen hun vruchten af en natuurlijk helpen ook de lage rente en de lage eurokoers mee. In ieder geval zien we dat na de export nu ook de binnenlandse bestedingen flink aantrekken. De Nederlandse economie komt er echt bovenop. 

Dat is goed nieuws, dat we ook terugzien in de overheidsfinanciën. Het begrotingstekort daalt, de schuld daalt, maar het is niet allemaal hosanna. Het herstel is fragiel, de werkloosheid daalt te langzaam en er zijn veel risico's die het mooie vooruitzicht kunnen verstoren. Centrale banken voeren met hun ultralage rentes en opkoopprogramma's een monetair experiment uit, waarvan we geen idee hebben waar het ons gaat brengen en hoe het beleid weer kan normaliseren zonder nieuwe schokken. 

In het Midden-Oosten is de situatie verre van stabiel, maar ondertussen woedt er een prijzenoorlog op de oliemarkt waarvan de uitslag ook ongewis is. De groei in China stagneert en ook in de andere opkomende economieën is er sprake van verstoring. 

Kortom, we moeten ons niet in slaap laten sussen door mooie groeicijfers in Nederland. De situatie kan zomaar weer omslaan. De minister heeft vorige week in het Haagsch Toekomst College gezegd dat de gasbaten over tien jaar volledig weg zijn uit de begroting. Ik vind dat een realistisch uitgangspunt, maar wordt dit ook in de raming verwerkt? Tot 2020 wordt in ieder geval nog een stabiele opbrengst van 5,5 miljard per jaar geraamd. Is dat dan niet te positief? 

Ik wil nu meer specifiek ingaan op de Najaarsnota. Die kent overigens weinig bijzonderheden — dat hebben mijn collega's ook al gezegd — behalve als het gaat om de afspraken over vluchtelingen. Daar zit een opvallende afspraak in over extra uitgaven aan de bijstand. Gemeenten krijgen met een kasschuif voorfinanciering voor die extra uitgaven, maar een afspraak over een verhoging van het bijstandsbudget ontbreekt. Dat is echter wel nodig, hoe vervelend het ook is. De bijstandsraming is nu vooral gebaseerd op de werkloosheidsontwikkeling. De vraag is hoe vluchtelingen daarin passen. Klopt het dat dit bij de Voorjaarsnota wordt ingepast? Als dat het geval is, heb ik tegen dat moment geen bezwaar, maar ik hoop wel dat de minister het met mij eens is dat de rekening niet bij gemeenten kan worden neergelegd. Graag een reactie. 

Zoals altijd geeft de Najaarsnota ook een eerste inkijk in de onderuitputting op de begrotingen. De grootste onderuitputting zit op de begroting van Defensie. Bijna 200 miljoen wordt dit jaar niet uitgegeven, vooral omdat investeringen zijn vertraagd. Dat probleem is niet nieuw, want bij het verantwoordingsdebat bleek al dat bij Defensie de kennis en organisatie rond investeringen niet goed op orde waren. Zeker nu er de komende jaren extra geld voor Defensie beschikbaar komt, lijkt het mij verstandig als dat geld op tijd wordt uitgegeven. Primair is dat natuurlijk de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie, maar ik vind ook dat de minister van Financiën hier een rol in heeft. Wat gaat hij doen om ervoor te zorgen dat de Defensie-uitgaven beter aansluiten op de raming? 

Breder sprekend over de onderuitputting zag ik in het antwoord op schriftelijke vraag vier een interessant figuur. Ook de heer Harbers sprak zojuist over de in=uittaakstelling. Jaar op jaar blijkt er tussen de Najaarsnota en het financieel jaarverslag nog meer dan een miljard aan onderuitputting tevoorschijn te komen. Richting de heer Harbers merk ik op dat dit bedrag kan worden gebruikt om de in=uittaakstelling op te vullen, maar de vraag is wel hoe het kan dat dit elk jaar gebeurt. Ik vind het namelijk geen goede zaak dat het geld wel wordt begroot, maar niet wordt uitgegeven en dat dit pas bij het Jaarverslag blijkt, na de Najaarsnota, want dan is het te laat voor zinvolle keuzen. Dit is geen pleidooi om meer geld uit te geven of om aan het eind van jaar geld over de balk te gooien. Die eindejaarsziekte moeten wij juist voorkomen, maar kan de minister van Financiën al eerder in het jaar scherp letten op de onderuitputting, zodat de Najaarsnota accurater wordt en de Kamer nog de mogelijkheid heeft om bij te sturen? 

Ten slotte nog een kwestie die vorig jaar bij de Najaarsnota speelde. De dividendraming van de staatsdeelnemingen is erg conservatief. De afgelopen vijf jaar was de realisatie steeds gemiddeld 220 miljoen hoger dan de begroting. Tussendoor heeft de Kamer nog gebruiktgemaakt van het budgetrecht door extra dividend voor 2016 alvast uit te geven, maar de minister zei in het voorjaar dat er wordt gewerkt aan een betere raming, met normrendementen per deelneming. Kan hij toelichten hoe het daarmee staat en wanneer wij daar verder over worden geïnformeerd? 

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. We gaan even schorsen, tot 11.15 uur. 

De vergadering wordt van 11.09 uur tot 11.15 uur geschorst. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik dank de heer Van Dijck ... oh, hij is er niet; dat is jammer! Hij heeft onthuld waarom wij onze triple A-rating hebben teruggekregen. Ik wist dat niet. Ik dacht "misschien heeft het iets te maken met goed beleid", maar het kwam gewoon door een bezoek van de Kamercommissie aan het Rating Agency. Het is altijd fijn om zoiets aan de parlementaire geschiedenis toe te voegen. Zo zie je maar dat de invloed van het Nederlandse parlement veel verder reikt dan deze zaal. Het is belangrijk om dat met elkaar vast te stellen. 

Ik wil enkele opmerkingen maken over de begroting en de begrotingssystematiek in meer algemene zin. Vervolgens ga ik in op migratie en asiel. Dat is denk ik het belangrijkste onderdeel van het debat vandaag. Vervolgens kom ik te spreken over een aantal andere punten. 

Bij de Najaarsnota hebben wij iets gedaan wat wij wel vaker doen, namelijk schuiven tussen kaders. De heer Omtzigt vroeg: mag dat eigenlijk wel? Ik roep in herinnering dat dit in de tijd dat het zorgbudget totaal niet onder controle was, bijna standaard gebeurde. Ik geloof dat het de heer Koolmees was, of de heer Harbers, die opmerkte dat zelfs gedurende het jaar meerdere keren geld van kader naar kader werd doorgeschoven, om de zorguitgaven maar onder het grote kader te houden. Het is dus bepaald niet uitzonderlijk. Wij sturen dus primair op het totale uitgavenkader. Dat is altijd het uitgangspunt geweest van het trendmatige begrotingsbeleid. Dit lijkt mij een bestendige lijn. 

De voorzitter:

De heer Van Dijck komt nu de zaal binnen. Mijnheer Van Dijck, u moet maar even aan uw collega's vragen hoe de minister zijn beantwoording begon. Hij was buitengewoon aardig in uw richting. 

Minister Dijsselbloem:

Dat gezegd hebbende, moeten de ministers, de departementen en de budgetdisciplinesectoren natuurlijk hun eigen broek ophouden. Ik noem het SZA-kader voor sociale zaken en het Budgettair Kader Zorg voor VWS. Daar drukken wij zeer op. De meeste begrotingen en budgetdisciplinesectoren voldoen daar ook aan, ook dit jaar weer. Dat geldt zeker voor de grote kaders: het SZA-kader, BZK en het Zorgkader. Ook het leeuwendeel van de departementen voldoet eraan. Ik heb hier voor mij liggen de onderuitputting per begrotingshoofdstuk. Er zijn maar twee departementen die geen onderuitputting kennen en dus hun "eigen kadertje" in ieder geval niet houden: Veiligheid en Justitie en Wonen en Rijksdienst. Ten aanzien van een aantal andere departementen heeft de Kamer er zelfs op gewezen, zich zorgen te maken over de mate waarin het geld niet wordt uitgegeven. Ik heb verschillende woordvoerders daarover horen spreken en ik kom er straks op terug. 

Er zijn dus twee begrotingen waarop wij hadden kunnen terugdrukken, maar wat Veiligheid en Justitie betreft weet ik dat de Kamer wil dat daar meer geld naartoe gaat. Dat hebben wij ook gedaan bij nota van wijziging. Wat Wonen en Rijksdienst betreft memoreerde de heer Nijboer dat het grootste deel van die begroting de huurtoeslag betreft. De flexibiliteit in de begroting van minister Blok is dus buitengewoon beperkt. In het kader van koopkrachtdiscussies nemen wij altijd de huurtoeslag mee. De heer Nijboer vroeg daarnaar. Dat zijn de bijzondere omstandigheden die daarvoor gelden. 

Wat is dan wel het grote probleem onder het deelkader voor de departementale begrotingen? Welnu dat zijn de EU-afdrachten. Daar zit de grote tegenvaller. Wij hebben natuurlijk ook tegenvallers op gasbaten gehad, maar die staan buiten de kaders zoals u weet. Die zult u in die kaders niet terugzien. De oplopende asieluitgaven hebben wij in ieder geval voor wat betreft deze Najaarsnota uit de onderuitputting op andere departementen kunnen doen. Het knelpunt ontstaat dus met name door de EU-afdrachten. Ik kom straks op dat onderwerp terug. 

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de rol van de Auditdienst Rijk, de ADR. Hij vroeg waarnaar de ADR eigenlijk onderzoek doet. Hebben alle departementen een positieve verklaring gekregen? De Kamer wordt daar jaarlijks over geïnformeerd bij het Jaarplan ADR. Daarin kan de Kamer precies zien welke onderzoeken allemaal zijn uitgevoerd. Ik heb het nu niet bij me, maar het lijkt me ook niet zinvol om dat voor te lezen. Dat wordt aan de Kamer gerapporteerd. Alle departementen hebben een goedkeurende verklaring over 2014 van de ADR ontvangen. Wel is sprake van overschrijdingen van de toegestane toleranties, die allemaal volledig zijn toegelicht in de bedrijfsvoeringsparagrafen van de departementale jaarverslagen. Deze zijn ook door de ADR gecontroleerd. 

De directie aanleiding voor de heer Omtzigt om hiernaar te vragen, was de kwestie met de zorginstellingen. Daar heeft de Auditdienst Rijk geen bevoegdheid. Het zijn private instellingen waar accountantskantoren verklaringen voor afgeven en niet onze ADR. Er is een terugkerende discussie over de vraag in hoeverre deze middelen als publiek worden aangemerkt en op welke wijze wij erop toezien, tot en met de Algemene Rekenkamer, et cetera. Maar die discussie wordt meestal met de minister van VWS gevoerd. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat is correct, maar toch is er één ding in de Zorgverzekeringswet waarop de Auditdienst Rijk goed toezicht dient te houden en dat is het vereveningsfonds. Dat wordt namelijk via de inkomensafhankelijke ZV-bijdrage gefinancierd en dat is een stuk dat binnen de publieke sector staat. Juist bij dat vereveningsfonds vinden bijstellingen iedere keer te laat plaats, omdat zij de gegevens te laat beschikbaar stellen. Het verzoek is om in dat onderzoek daarnaar te kijken. Ik snap dat het vanuit de publieke poot moeilijker is om te kijken naar de ziekenhuizen. 

De voorzitter:

Voordat de minister antwoordt: ik snap dat het buitengewoon technische materie is, maar ik ga toch vragen of u het zo veel mogelijk zo wilt doen dat ook de mensen op de publieke tribune en degenen die thuis meekijken het kunnen begrijpen. Gaat u verder! 

Minister Dijsselbloem:

De heer Omtzigt maakt het punt dat het zorgvereveningsfonds wel tot de volledige publieke sfeer behoort, dus tot de overheid en dus onder toezicht van de ADR staat. Hij wijst op het probleem dat de echte verantwoording over alle zorguitgaven zo lang duurt. Dat is een slepende kwestie, waarover de VWS allerlei afspraken heeft gemaakt met de Kamer en verbeteracties heeft ondernomen om te proberen dat te versnellen. Die uitgaven vinden echter plaats in duizenden zorginstellingen in het land, die ze zelf allemaal moeten verwerken in hun organisaties en met de zorgverzekeraars. Het duurt erg lang voordat de bedragen uiteindelijk zijn verantwoord in Den Haag. Daar zitten echter allerlei projecten op van de minister van VWS om dat te versnellen. Ik heb dat allemaal niet bij me en ik weet niet of het zinvol is om dat hier nu verder uit te discussiëren. Wij kennen de problematiek en het is absoluut een handicap. 

Een interessant thema is altijd de in=uittaakstelling. Dat merk ik ook bij de collega's in het kabinet. Het is altijd weer lastig om precies uit te leggen hoe dat werkt. Heel simpel gezegd: sommige dingen kunnen niet voor het einde van het jaar worden uitgegeven. Dat willen we soms ook niet, want dan krijg je het risico dat departementen heel snel uitgaven doen om het geld maar weg te zetten. Dat mogen ze meenemen over de jaargrens, waardoor het in het volgende jaar tot uitgave komt. Dan belast het echter wel het uitgavenkader, want je mag niet meer dan zoveel uitgeven op jaarbasis. Aan het einde van het jaar noteren we daarom vast een in=uittaakstelling. Dan moet minder worden uitgegeven, zodat het totaal van het kader gerespecteerd wordt. Dat doen we altijd. We zijn er nu nog niet in geslaagd om de gehele taakstelling te beleggen, ook omdat we bijvoorbeeld in het kader van de CAO voor het overheidspersoneel nog extra uitgaven hebben gehad en daarvoor een deel van de ruimte voor onderuitputting hebben gebruikt. Kortom, we zijn er nu nog niet in geslaagd. Dat is niet problematisch. Ik verwijs in dit verband naar het staatje onderaan het antwoord op vraag 4 bij het Financieel Jaarverslag Rijk, waaruit blijkt dat zich nog forse extra onderuitputting op allerlei departementen voordoet. In dat staatje is overigens zichtbaar dat het nogal fluctueert per jaar, maar het doet zich wel voor. Ik ben daar betrekkelijk ontspannen over, maar ik kom dadelijk nog even terug op specifieke categorieën waarover de Kamer zich zorgen maakt, bijvoorbeeld bij Defensie en bij Infrastructuur waar het geld zou blijven liggen. Het is natuurlijk de houding van de minister van Financiën, maar ik heb natuurlijk liever dat het geld gewoon niet wordt uitgegeven. Dat is altijd een goed uitgangspunt. Maar ik ben er betrekkelijk ontspannen over. Wij verwachten dat we de 0,6 straks gewoon zullen inpassen wanneer we de boeken over 2015 sluiten. 

Ik pak eerst even migratie en asiel en kom dadelijk terug op de onderliggende vragen. Er zijn extra kosten in 2015, waarvoor uit de onderuitputting 350 miljoen wordt gereserveerd. De heer Merkies las het zinnetje dat dit de kosten zijn voor het jaar 2015/16 en vroeg waarom die niet worden uitgesplitst. Het gaat steeds over het eerste jaar opvang. Als iemand halverwege het jaar komt, valt het eerste jaar opvang van die persoon half in 2015 en half in 2016. Toch hebben we hier vastgesteld dat de extra instroom van dit jaar 350 miljoen extra kost, even los van de vraag of men begin van het jaar binnenkomt, halverwege het jaar of eind van het jaar. De feitelijke uitgave voor dat eerste jaar asielopvang kan deels ook in 2016 plaatsvinden, als men halverwege het jaar is binnengekomen. Daarom is die zin zo geformuleerd. 

Ik kom op de verhoogde raming voor volgend jaar. Volgend jaar gaan we ook uit van 58.000. Dat is natuurlijk ook maar een voorlopige raming. Het is buitengewoon volatiel en wij weten het niet. Op de verhoogde raming voor 2016 sluiten wij ook de begroting weer aan. Dan de vraag wanneer het COA zijn geld krijgt. De bevoorschottingssystematiek was steeds dat het COA, op het moment dat de asielzoeker binnenkomt, meteen het hele bedrag voor een heel jaar opvang krijgt, gewoon een jaar vooruit. Met COA en BH/OS is afgesproken dat die manier van betalen per 2016 wordt afgeschaft. De uitgaven vinden immers pas later en gespreid plaats. Dus wordt ook de verrekening met BH/OS niet meer vooraf gedaan, maar gaande het jaar. 

De 350 miljoen voor dit jaar wordt uit de onderuitputting gehaald. Ik zei net al dat er op alle departementen onderuitputting is, behalve op Veiligheid en Justitie en op Wonen en Rijksdienst. Daar wordt dat geld gevonden. Het past allemaal binnen het kader. Er is politieke discussie over het feit dat dit nu steeds uit BH/OS wordt gehaald. Daar wil ik een paar dingen over zeggen. Volgens de ODA-definitie mag het. Het eerste jaar asielopvang mag onder de ODA-definitie op ODA worden geboekt, om het zo maar te zeggen. Wij hebben ook afgesproken in dit kabinet — dat is overigens niet nieuw, want het is al een aantal jaren zo — dat het eerste jaar asielopvang ook echt wordt betaald door de minister voor BH/OS. Het wordt dus niet alleen geboekt als ODA, maar ook uit die begroting betaald. 

Betekent dit dat we de komende jaren geen geld meer hebben voor ontwikkelingshulp in ontwikkelingslanden? Dat suggereerde de heer Merkies. Dat is geenszins het geval. Wij komen ook niet aan de lopende programmalijnen, zoals de heer Slob in zijn motie uitsprak en die motie is, geloof ik, aangenomen. Wij halen het uit de groei. Zoals u weet, groeien de ODA-uitgaven nog steeds mee met het bbp. Als wij economische groei hebben, is er meer geld voor ontwikkelingshulp en dat stukje meer dat er bovenop komt en dat doorloopt naar de volgende jaren, hebben we naar voren getrokken en daaruit betalen we de extra uitgaven voor asiel. Het gaat dus niet ten koste van het huidige bestaande OS-budget, maar wordt betaald uit de groei die er steeds weer bovenop komt. Als we volgend jaar weer 2% groei hebben, komt er weer een extra schijf bovenop de OS-begroting en daar kun je dingen mee doen. 

De heer Nijboer heeft gevraagd hoever dat nu vooruitgaat. Ook anderen hebben daarnaar gevraagd. Nu trekken we het geld tot en met 2020 naar voren. Hoever gaat dat dan? Wordt het 2022, 2023, 2024? De vaste systematiek is dat we steeds perioden van vijf jaar vooruitkijken daarbij. Daar wilde ik eigenlijk aan vasthouden. We gaan het geld dus niet in de verre, verre toekomst ophalen. Het is vijf jaar. Nu is het 2016 tot en met 2020. De schijf die er nu pas bovenop is gekomen door de groei die we nu realiseren, hebben we naar voren getrokken. Over een jaar gaan we ook naar de ruimte kijken in 2021. Over twee jaar kijken we misschien, als het nodig is, naar de ruimte het jaar daarna. We gaan niet verder vooruit. Ik hoop sowieso dat de asielinstroom terugloopt. Daardoor zullen de uitgaven voor de opvang in het eerste jaar die op het OS-budget drukken, op enig moment weer afnemen. Dan komt die ruimte natuurlijk gewoon weer vrij voor andere vormen van internationale samenwerking. Zo doen we dat. Dat is naar mijn waarneming in lijn met de motie-Slob. 

De heer Nijboer (PvdA):

Het is inderdaad gebruikelijk dat je geld kunt verschuiven tussen jaren. Ook op andere begrotingen gebeurt dat veelvuldig. Ik hoor de minister nu echter zeggen dat hij dat begrenst op vijf jaar. Dat geldt voor alle begrotingen, dus ook voor die van OS. Dat betekent dat voor dit jaar 2020 het einde is — je kunt natuurlijk niet in 2019 zeggen dat de grens bij 2020 ligt — en dat het een jaar opschuift, maar dat dat het dan ook is. 

Minister Dijsselbloem:

Ja, op dat punt kan ik de heer Nijboer geruststellen. We gaan niet ver in de toekomst een claim leggen of nog erger, ver in de toekomst de begroting al leegschrapen omdat we nu uitgaven hebben. Maar in alle eerlijkheid, voor de komende vijf jaar doen we dat wel. Dat is een overzichtelijke periode. 

De voorzitter:

De woorden "begroting leegschrapen" klonken toch een beetje enthousiast, maar het gebeurt niet. 

De heer Nijboer (PvdA):

In 2015 en in 2016 is extra geld nodig voor asiel. Tot 2020 is bijna de volledige groei benut. We kunnen dus vaststellen dat voor volgend jaar alleen 2021 nog rest om uit te putten. Als er vervolgens nog meer geld nodig is, moet dat elders gevonden worden. 

Minister Dijsselbloem:

Ja, zo is het. Overigens hebben we — de heer Nijboer weet dat — dit jaar de onderuitputting op de andere departementen aangewend om eenmalig 350 miljoen euro hiervoor te hebben. Dat is natuurlijk een ontlasting van het ODA-budget. We hebben dat al één keer eerder gedaan in deze kabinetsperiode. Op die manier proberen we, voor zover dat kan en redelijk is, vooruit de extra groeiruimte bij ODA te benutten voor deze onvoorziene uitgave. Daarnaast bekijken we of het ODA-budget aan het einde van het jaar, waar mogelijk, kan worden geholpen uit de onderuitputting. Het zijn bijzondere omstandigheden. Het is niet iets wat je aan het begin van de kabinetsperiode bedenkt en wat je dan netjes kunt inpassen, maar we passen het wel in. Dat is de bottomline. 

De heer Merkies stelde enkele vragen over vermogens en schulden. Hij zei: enerzijds nemen de vermogens toe en anderzijds nemen de schulden toe. Dat is op zich iets wat wel vaker gebeurt. 

De voorzitter:

Sorry dat ik u onderbreek, maar ik zie dat de heer Van Dijck nog een interruptie wil plaatsen met betrekking tot het vorige punt. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik begrijp dat de minister klaar is met zijn beantwoording over het onderwerp asiel. 

Minister Dijsselbloem:

Zo is het. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb daar een paar vragen over gesteld. Die zijn niet beantwoord. Via deze interruptie zou ik de volgende vraag graag alsnog beantwoord zien. Er wordt nu alleen begroot voor het eerste jaar asielopvang. Daarna worden al die 60.000 mensen die dit jaar komen en al die 60.000 mensen die volgend jaar komen — het gaat dan om 120.000 mensen — statushouder. Dan verdwijnen ze in de reguliere begroting. Is de minister bereid om voor die specifieke groep, de statushouders, een separate begroting te maken? Wat kosten zij aan huurtoeslag, zorgtoeslag, uitkeringen, veiligheid, politie en noem maar op? Zij zijn dan immers ineens verdwenen en niet meer als aparte groep vreemdelingen te identificeren. 

Minister Dijsselbloem:

De heer Van Dijck heeft die vraag inderdaad in eerste termijn gesteld. Wij gaan de extra uitgaven die mogelijk nodig zijn op het terrein van onderwijs, politie, huisvesting et cetera wanneer de statushouders daadwerkelijk gaan integreren in de samenleving, op de gewone begrotingen opnemen. Dat doen we bij voorjaarsnota. Daar hebben ook anderen naar gevraagd. De heer Omtzigt vroeg naar de extra uitgaven voor de politie. Die zijn denkbaar, maar ik neem daar geen voorschot op. We passen dat bij Voorjaarsnota in. Dat mag in mijn ogen ook met enige vertraging omdat de asielzoekers het eerste jaar, en door omstandigheden misschien zelfs langer, gewoon in COA-voorzieningen zullen zitten. We hebben natuurlijk ook nog de speciale gemeentelijke tussenvoorzieningen gecreëerd. De heer Van Dijck heeft gelijk dat zij op een gegeven moment gewoon ergens in de samenleving een plek krijgen. Dat zal ik in de gewone begroting opnemen. Ik ben niet bereid om daarvoor een aparte begroting of een aparte cijferopstelling te maken. Ik maak namelijk voor geen enkele groep in Nederland een aparte begroting voor wat zij kosten aan zorg of aan huisvesting. Dat ga ik ook niet voor statushouders doen. De kern van integratie is juist dat zij onderdeel moeten worden van de Nederlandse samenleving, het liefst tot en met zelf werk vinden, aan de slag gaan, een goede opleiding krijgen et cetera. Dus nee, ik ga geen aparte begroting daarvoor opstellen. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Resumerend, de minister van Financiën gaat ervan uit dat die 120.000 asielzoekers straks gewoon Nederlanders zijn en dat zij nooit meer teruggaan. Ik dacht dat de bedoeling was bij statushouders dat er vijf jaar lang gekeken wordt of zij terug kunnen. Het doel is uiteindelijk dat zij teruggaan. De minister van Financiën gaat er echter van uit dat zij nooit teruggaan. Zij worden gewoon net als elke andere Nederlander behandeld in de reguliere begroting. Zij kunnen gewoon van alle faciliteiten gebruikmaken, zoals elke Nederlander. Dat is volgens mij niet de definitie van een statushouder. Het doel bij een statushouder is dat hij teruggaat. De burgers in dit land hebben er recht op om te weten wat die influx hen als belastingbetaler gaat kosten. Is de minister dat met mij eens? 

Minister Dijsselbloem:

Er lopen twee discussies door elkaar. De eerste vraag is of alle mensen in Nederland blijven. De discussie over alle vormen van statushouders, over hun rechten en over de termijnen moet de heer Van Dijck maar met staatssecretaris Dijkhoff voeren. Laten we niet de fout maken om te veronderstellen dat iedereen teruggaat. Dat hebben we eerder in de migratiegeschiedenis van Nederland gedaan. Dat gebeurt dan voor een belangrijk deel niet en vervolgens blijken mensen niet te zijn geïntegreerd. Mijn stelling is dat mensen voor zover zij niet teruggaan, moeten integreren. We maken er geen aparte begroting voor om te laten zien wat mensen tot in lengte van dagen en generaties kosten voor de Nederlandse samenleving. Dat doen we voor andere burgers immers ook niet, dus ook niet voor deze mensen. Overigens komen we in het voorjaar terug op de vraag wat de kosten zijn voor de gemeenten. 

Ik zie de heer Koolmees bij de interruptiemicrofoon staan. Hij vroeg naar de bijstand. Het bijstandsbudget zal worden aangepast. Een van de dingen die je met zekerheid weet, is dat zodra mensen niet alleen de COA-voorziening hebben verlaten, maar ook de tussenvoorziening, de tijdelijke voorziening op gemeentelijk niveau, het de bedoeling is dat zij integreren. Overigens hoop ik dat zij dan snel werk vinden. Voor het geval dat niet zo is, hebben zij recht op bijstand. Dat zal ook in de budgetten en de ramingen moeten terugkomen. Dat is geen rekening die open blijft staan. Ook hierbij geldt dat er gewoon een vertraging in zit. Om zaken behapbaar en maatschappelijk draagbaar te maken, ook financieel gezien, hebben we tussenvoorzieningen gecreëerd. Op al die kosten in de sfeer van de bijstand, de politie, de huisvesting et cetera komen we bij de Voorjaarsnota terug. 

De heer Merkies sprak over schuld en vermogen. Het genoemde probleem doet zich niet alleen in crisistijd voor. Juist in de periode voorafgaand aan de crisis is het vermogen enorm gestegen in Nederland, maar de schulden ook. Dat is iets wat je vaker ziet. Er is natuurlijk een probleem als dat ongelijk is, wanneer bij de ene groep de vermogens stijgen en bij de andere groep de schulden. Daarvoor vroeg de heer Merkies aandacht. Overigens schreef het CBS hier zelf over dat de vermogensongelijkheid in 2014 niet verder is toegenomen. Het gaat dus ook een beetje om de wijze waarop dit in de media wordt geframed. Dit was de woordkeuze van het CBS zelf. Het CBS stelt dat er een eind is gekomen aan de stijging van de vermogensongelijkheid, die sinds het begin van de crisis zo zichtbaar was. De Volkskrant meldt — dat is op zichzelf genomen juist — dat het vermogen van de top 1%, dus de meest vermogenden, het afgelopen jaar is toegenomen. De ginicoëfficiënt die de ongelijkheid weergeeft, blijft volgens het CBS gelijk. Dit is een terugkerend probleem in de discussie over inkomens- en vermogensongelijkheid: verschillende dingen kunnen tegelijkertijd waar zijn. 

Waar komen schulden uit voort? De heer Merkies vroeg naar het Nibud-rapport. Dat rapport heet Geldzaken in de praktijk 2015. Het Nibud zou daarin betogen dat er sprake is van een ander type schuldenproblematiek, vooral door de vaste lasten. Het Nibud-onderzoek laat overigens zien dat het percentage Nederlanders dat moeite heeft om rond te komen met zijn inkomen, stabiel is ten opzichte van vorige jaren. Het is natuurlijk te hoog, maar het is stabiel. Tegelijkertijd zien we in de cijfers van het Nibud dat huishoudens meer dan de afgelopen jaren te maken hebben met risicovolle of problematische schulden, of in een hulpverleningstraject zitten. Overigens zijn ook hier positieve ontwikkelingen te zien. Uit het Nibud-onderzoek blijkt dat Nederlanders beter met hun geld omgaan dan tien jaar geleden. Minder mensen staan rood en meer mensen zijn actief bezig met hun banksaldo, zo blijkt uit het onderzoek. De insteek van het kabinet is om nadrukkelijk te kijken naar de koopkracht. De koopkrachtcijfers zijn overigens nog verder verbeterd sinds het debat dat wij hadden over de Miljoenennota. Dat geldt voor het koopkrachtbeeld voor alle huishoudens over de verschillende groepen heen. Toen wij de Miljoenennota bespraken, verwachtten wij nog een plus van 1,3 gemiddeld. Dat is inmiddels 1,8 geworden. Dat heeft te maken met de contractloonontwikkeling, die steviger is dan op dat moment werd verwacht. De inflatie is iets minder en de zorgpremies zijn wat lager. Het koopkrachtbeeld ziet er inmiddels beter uit. De heer Merkies zal geïnteresseerd zijn in de positie van de minima. Ook voor de minima en de ouderen geldt dat het koopkrachtbeeld sinds de behandeling van de Miljoenennota verder is verbeterd. Het geldt ook voor de ouderen die alleen AOW hebben. Zij komen inmiddels stevig in de plus. Het is belangrijk dat deze groep wordt meegenomen als het economisch beter gaat. 

Dan tot slot investeringen. De heren Nijboer en Merkies hebben hier aandacht voor gevraagd. 

De voorzitter:

De naam Merkies valt en plots staat hij bij de interruptiemicrofoon. 

De heer Merkies (SP):

Ik heb een verduidelijkende vraag. Waar komen die laatste koopkrachtcijfers die de minister van Financiën noemt, vandaan? 

Minister Dijsselbloem:

Het zijn de laatste CPB-cijfers van begin december. Ik kijk even naar de ambtenaren. Je moet altijd oppassen met verkeerde bronvermeldingen, maar zij geven aan dat het klopt. Ze komen van het CPB. 

Dan kom ik bij de investeringen. Verschillende sprekers hebben gerefereerd aan het IMF: het IMF zou van mening zijn dat ... Het IMF schrijft in zijn rapport dat Nederland meer moet investeren in infrastructuur en dat daarvoor budgettaire ruimte beschikbaar is. Ik heb hierover gesproken met het IMF en gevraagd hoe zij die uitspraak onderbouwen. Het IMF zal het niet leuk vinden dat ik het vertel, maar de korte samenvatting is als volgt. Het IMF moest dit zeggen tegen Duitsland. Duitsland heeft budgettaire ruimte en zou moeten investeren. Dat is goed voor de eurozone. Het IMF vond het politiek pijnlijk om alleen naar Duitsland te wijzen en daarom heeft het Nederland erbij gezet. Zo politiek gaat het soms ook binnen het IMF. Ik heb aan het IMF gevraagd waar het de budgettaire ruimte voor Nederland ziet om meer uit te geven en meer te investeren. Het IMF erkende dat Nederland die niet heeft. Daar zijn we het dus over eens. Verder heb ik aan het IMF gevraagd of het werkelijk vindt dat Nederland te weinig investeert in infrastructuur. We hebben samen de cijfers doorgenomen. Daaruit blijkt dat de uitgaven voor infrastructuur al een aantal jaren op zeer hoog niveau liggen in Nederland en onbeschadigd de crisis zijn doorgekomen. We voeren in de Kamer weleens een debat over het feit dat er soms 2 miljoen vanaf gaat, of dat er ergens juist 2 miljoen bij komt. Ik kan me die discussie nog herinneren aan het begin van deze kabinetsperiode. De begroting voor infrastructuur in Nederland is langjarig op een hoog en constant niveau, ook tijdens de crisis. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik kan dit laatste bevestigen, omdat ik zowel over de Duitse als de Nederlandse wegen rijd. Ik snap waarom de minister dit zegt. Zijn antwoord begrijp ik, maar het antwoord van het IMF is onnavolgbaar. Als dit zou betekenen dat wij aan de ene kant officiële IMF-rapporten hebben en aan de andere kant een toelichting krijgen waarin precies het tegenovergestelde wordt beweerd, weet ik als parlementariër natuurlijk niet waar ik aan toe ben. Ik vraag de minister om dit officieel bevestigd te krijgen in een brief van het IMF. Nu denkt de minister: daar komt hij weer met de vraag om een brief, maar je kunt toch niet zeggen dat het A is en vervolgens dat je het tegenovergestelde bedoelt? Als het IMF dat doet, verliest het zijn geloofwaardigheid in het proces. Ik vraag de minister om officieel te vragen om een toelichting, want dan weten wij welke de beleidsaanbevelingen zijn. 

Minister Dijsselbloem:

De beleidsaanbevelingen staan in het rapport dat het IMF over Nederland heeft gemaakt. In de publieke uitlatingen van het IMF is echter verschillende keren gezegd dat Nederland en Duitsland meer moeten uitgeven en meer moeten investeren in infrastructuur. Er is dus al discrepantie binnen het IMF tussen wat feitelijk in het rapport staat over bijvoorbeeld de ontwikkeling van de Nederlandse begroting en investeringen, en de publieke uitlatingen van de top van het IMF. Daar heb ik een toelichting op gevraagd en dit is de toelichting die ik heb gekregen. Als ik nu vraag hoe het ermee staat, zal worden verwezen naar het rapport. In het rapport staat niet dat Nederland fiscal space heeft en ook niet dat Nederland extra geld moet uitgeven voor of moet investeren in infrastructuur. Dat punt is daarmee naar mijn mening opgelost. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik zou het fijn vinden als dit ook een keer bij een openbare gelegenheid aan het IMF wordt gevraagd. Dit is een behoorlijk serieus punt, want het is de vraag hoe wij met uitlatingen van het IMF moeten omgaan. 

Minister Dijsselbloem:

Dit is een openbare gelegenheid en ik geef nu mijn interpretatie van de verschillende boodschappen van het IMF. Daar zit echt licht tussen en ik weet zeker dat wij geen budgettaire ruimte hebben om zomaar meer geld uit te geven. Onze uitgaven voor infrastructuur staan op een hoog niveau. Onze infrastructuur behoort tot de top; er zijn maar een of twee landen die in een vergelijkend onderzoek een hoger rapportcijfer krijgen voor infrastructuur. De heer Omtzigt heeft volstrekt gelijk. Als je in zijn regio de grens over rijdt, weet je wanneer je Duitsland binnenrijdt, tenzij je een heel goed geveerde auto hebt. 

De heer Merkies (SP):

Ik sluit aan bij de woorden van de heer Omtzigt. Ik zou toch wel iets van een bevestiging van het IMF willen zien. Wij kunnen die via de minister vragen, maar als hij er niet mee komt, kunnen wij daar zelf om vragen. Mijn aanbeveling is echter dat de minister daar nog eens om vraagt bij het IMF. 

Minister Dijsselbloem:

Ik ga daar helemaal niet om vragen. Ik heb het al gezegd: als je in het landenrapport dat het IMF heeft gemaakt over Nederland, zoekt waar Nederland budgettaire ruimte heeft, zie je dat er helemaal niet wordt geconstateerd dat Nederland budgettaire ruimte heeft. Duitsland wel, want dat heeft een overschot. Het IMF zegt tegen Duitsland dat het best een klein tekort kan laten ontstaan dat kan worden gebruikt voor de investeringen in infrastructuur. Voor Nederland geldt dit niet. Ik verwijs simpelweg naar het IMF-rapport over Nederland. Daar staan dit soort dingen niet in. Dus het fabeltje dat het IMF zegt dat wij meer moeten investeren in infrastructuur, is daarmee uit de wereld. 

De heer Merkies (SP):

Blijkbaar staat het niet zo concreet in het rapport, maar het IMF doet daarover wel uitlatingen in het algemeen. Die worden dan misschien ontkracht in een een-op-een gesprek met de minister, maar wij willen ook een publieke verantwoording zien. Dan zou het toch wel prettig zijn als dit ergens publiekelijk wordt gezegd door het IMF. 

Minister Dijsselbloem:

De Kamercommissie gaat weleens op reis naar de VS. Misschien kan zij volgende keer naar het IMF gaan. 

De voorzitter:

En dan de Handelingen meenemen van deze bijeenkomst. 

Minister Dijsselbloem:

Er is een discrepantie tussen wat het IMF hierover zegt en wat feitelijk in het rapport staat. 

Dan de investeringen die naar de mening van de heer Nijboer meer in algemene zin in Nederland achterblijven. Hij voegt hieraan toe dat het probleem vooral bij het bedrijfsleven zit. Dat is waar. Het midden- en groot bedrijf in Nederland zit goed in de financiële was; men zou daar meer kunnen investeren. Wij zien dat de publieke uitgaven op het punt van onderzoek en ontwikkeling in Nederland redelijk op peil zijn en ook op peil zijn gebleven — alleen de FES-uitgaven zijn weggevallen — maar dat de private uitgaven op het vlak van R&D in Nederland echt laag zijn. Wij doen er veel aan om die investeringen los te trekken. Dat gebeurt bijvoorbeeld via het topsectorenbeleid, waarbij wij proberen het bedrijfsleven los te krijgen en te laten meedoen. Dat gebeurt via alle instrumenten die het ministerie van EZ heeft om investeringen te ondersteunen: kredietfaciliteiten, risicodragend mee-investeren en het opzetten van fondsen. Deze instrumenten zijn allemaal bedoeld om private investeringen mee los te trekken en niet om die over te nemen. 

Overigens zien wij, komend uit de crisis, dat momenteel de groei breed wordt gedragen. De heer Harbers wees daarop. Onderdeel van dat brede draagvlak zijn de investeringen. De investeringen trekken op dit moment echt aan. In de decemberraming werden de investeringen met plus 7% voor 2015 en 2016 geraamd. Wij blijven via initiatieven van EZ en Financiën proberen om meer investeringen los te krijgen, net zoals het NLII doet, ook om optimaal gebruik te maken van de Junckergelden. 

De heer Omtzigt heeft aandacht gevraagd voor de onderbesteding bij Defensie. Dat is inderdaad een structureler probleem. Het ministerie van Defensie is met hulp van het ministerie van Financiën en de Rekenkamer bezig om het financiële beheer en de administratie en daarmee ook de investeringsplannen veel beter te organiseren, zodat er een reëlere planning ontstaat. Onderdeel van de afspraken is wel dat het ministerie van Defensie een onbeperkte eindejaarsmarge heeft. Wij hebben liever dat bepaalde investeringsuitgaven ten behoeve van Defensie — vaak grote en complexe projecten, soms met unieke apparatuur die moet worden besteld — goed worden gepland en beheerd, dan dat per se voor het eind van het jaar versneld geld wordt weggezet voor zaken waar in feite weinig behoefte aan is. Het is echter waar dat de planning en het beheer, ook van de investeringen, verbeterd moeten worden. Daar wordt ook aan gewerkt. Het volledige bedrag dat nu bij Defensie niet tot uitgave is gekomen, schuift door naar volgend jaar. Er is al volledig gepland waaraan dat besteed moet worden. 

Ik heb geen specifieke informatie over investeringen in het spoor. Dat debat wordt echter volop gevoerd met staatssecretaris Dijksma. 

De heer Van Dijk heeft vragen gesteld over het monetair beleid. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik kom nog even terug op de Defensieafspraken. Ik heb gevraagd of 2015 het laatste jaar is waarin de Defensiebegroting 1,08% van het bbp of minder bedraagt. 

Minister Dijsselbloem:

Ik moet daar in mijn bijdrage in tweede termijn op terugkomen. Dat antwoord heb ik niet paraat. Overigens vind ik het navrant dat juist het CDA daarover begint. In de laatste periode waarin het CDA de leiding had over het ministerie van Defensie is een gigantische bezuiniging ingezet. Die bezuiniging tikt nog elk jaar door in de Defensieorganisatie. De bezuiniging van 1 miljard uit de periode-Hillen is onder het huidige kabinet voor de helft gerepareerd. Ik zeg dit maar even, omdat het zo navrant is dat het CDA altijd met grote woorden spreekt over het feit dat er te weinig geld door Defensie wordt besteed. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dit doet de minister iedere keer. In deze kabinetsperiode is additioneel bezuinigd, een aantal honderden miljoenen, tijdens de besprekingen in 2012 over het regeerakkoord. Daarbovenop is er zowel vorig jaar als dit jaar sprake van onderuitputting, oplopend tot 200 miljoen. Er is dus meer dan een half miljard extra op gekort. In de CDA-tegenbegroting was dat precies andersom. U blijft het alleen maar hebben over de cijfers van het laatste kabinet, terwijl de vragen die wij stellen over wanneer er voor het laatst zo weinig is uitgegeven, niet eens kunnen worden beantwoord. Kom daar dan eerst mee, voordat u aan zo'n jij-bak begint. 

Minister Dijsselbloem:

Die specifieke detailvragen komen in de tweede termijn. Onderuitputting bij Defensie is geen bezuiniging; dat geld schuift gewoon over de jaargrens heen en zal bij Defensie tot uitgaven komen. Toch is het waar dat de defensieorganisatie nog steeds gebukt gaat onder een immense bezuiniging uit de vorige kabinetsperiode. Ik blijf dat herhalen. 

Nu de sfeer toch zo goed is: de heer Omtzigt heeft ook een vraag gesteld over CoCo's. Concreet was zijn vraag of het klopt dat de Europese Commissie onderzoek doet naar CoCo's en staatssteun bij CoCo's. Volgens mijn informatie is dat niet het geval. De Europese Commissie heeft naar aanleiding van de publiciteit vragen aan Nederland gesteld en die vragen hebben wij beantwoord. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik stelde die vraag niet per ongeluk. Gisteren heb ik een brief van de Europese Commissie gehad. Ik kreeg die documenten niet van de minister, dus ik dacht ze maar daar te moeten vragen. De Commissie weigerde ook. De reden waarom de Commissie de documenten over de CoCo's weigerde, luidt: The documents you request access to, form part of the case file in the pending state aid investigation under article 107 of the Treaty on the functioning of the European Union, in which no final decision has yet been adopted by the Commission. 

De voorzitter:

Wilt u de kern daarvan in het Nederlands weergeven? 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat wil ik doen. Overigens is het Engels een van de vier officiële voertalen van het Koninkrijk. 

De voorzitter:

Dat kan zeker zo zijn, maar in dit parlement spreken wij Nederlands en wij willen ook gevolgd kunnen worden. Een citaat kan natuurlijk, maar dan is het handig als u dat toelicht. 

De heer Omtzigt (CDA):

De Commissie geeft aan dat ze de documenten over de CoCo's die wij hebben gevraagd, niet kan geven, omdat er een open onderzoek is naar staatssteun onder artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en dat er daarover nog geen eindbeslissing is genomen. Vandaar mijn vraag: is er nu onderzoek gedaan naar de CoCo's en staatssteun of niet? Het is voor mij namelijk wel handig om te weten hoe ik hier bezwaar tegen kan maken. 

De voorzitter:

Misschien legt de minister in zijn antwoord ook in één zin uit wat "CoCo's" zijn? 

Minister Dijsselbloem:

CoCo's zijn kapitaalinstrumenten op de bankbalans die kunnen worden omgezet als de balans verslechtert en ongezond wordt. In zo'n geval kunnen ze worden omgezet van vreemd naar eigen vermogen. 

Dat gezegd hebbend, moet ik ook zeggen dat mij niet meer bekend is dan dat de Commissie ons vragen heeft gesteld naar aanleiding van de publiciteit. Zij wilde weten hoe het zit. Wij hebben die vragen beantwoord of zijn daarmee bezig. Of dat al formeel is gebeurd, zou de heer Omtzigt uit zijn passage kunnen opmaken. Ik luister daarom met interesse naar zijn briefwisseling met de Commissie. Dat hij als individuele parlementariër zijn eigen correspondentie met de Commissie heeft, maakt mijn werk wel lastiger; maar goed, dat kan allemaal. Die informatie heeft mij niet bereikt, dus het enige wat ik weet is dat de Commissie ons vragen heeft gesteld en dat zij, naar ik aanneem, op basis van onze antwoorden zal besluiten of er aanleiding is voor een staatssteunonderzoek. Het is mij niet bekend of dat al het geval is. Maar goed, ik wil het niet oneens zijn met de heer Omtzigt over dingen waarbij ik eigenlijk moet varen op informatie van anderen. 

Ik denk dat ik nu de belangrijkste vragen wel heb gehad. Er was nog een vraag van de heer Koolmees over normrendementen bij staatsdeelnemingen. Wij zijn bezig met het doorvoeren van alle beleidswijzigingen uit de nota over staatsdeelnemingen. Dat doen wij natuurlijk in overleg met de staatsdeelnemingen. Het gaat daarbij om statutenwijziging, om afspraken over normrendementen en soms om het beloningsbeleid. Wij doen dat successievelijk. Ik zal ook hierop in mijn tweede termijn terugkomen. Mijn beeld is dat wij bij het jaarverslag Staatsdeelnemingen steeds rapporteren hoe zaken per staatsdeelneming zijn verwerkt. Daarbij gaan wij door zowel de statuten, het beloningsbeleid als de normrendementen heen. De Kamer wordt daar dus steeds over geïnformeerd. 

De voorzitter:

Dit lijkt mij het eind van de beantwoording van de minister in eerste termijn, tenzij er nu nog een soort bezemwagen op gang komt. Meneer Van Dijck? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Volgens mij is de minister een blokje vergeten, namelijk Europa en de ECB. 

Minister Dijsselbloem:

Ik begon met een zin over dat onderwerp en toen kwam er een interruptie van de heer Omtzigt. Die zin is altijd dezelfde. Ik vind dat monetair beleid in handen moet zijn van onafhankelijke centrale bankiers. Ik kan de heer Van Dijck niet verbieden om daar een opvatting over te hebben, maar als minister spreek ik mij niet uit over de vraag of het monetair beleid goed of slecht is en of dat anders zou moeten. Ik vind dat we terughoudend moeten zijn met politieke druk op de mensen die voor ons de geldkraan beheren. 

De voorzitter:

De heer Van Dijck kan een inhoudelijke reflectie ook in de tweede termijn doen. Als hij nadere vragen heeft, dan kan hij die nu stellen. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik hoor dit antwoord steeds. De minister zegt dat hij niet over monetair beleid gaat. Deze minister gaat echter wel over de belangen van Nederlanders en over de pensioenfondsen en de pensioenen voor de toekomst. Ik heb hem zelf eergisteren horen zeggen, in een lege zaal van het Europees Parlement, dat de ECB op het randje is van wat te billijken is en van wat de ECB zou mogen doen, maar dat het nu aan de landen is om structureel te hervormen. De ECB is echter nog maar aan het begin van de 1.500 miljard die hij in de economie van Europa wil pompen. Deze minister moet er, met andere woorden, voor waken dat de pensioenfondsen nog verder onder water gaan en dat ze straks verzuipen. Dan is het namelijk wel deze minister die naar de Kamer wordt geroepen. Als zij dan zegt dat de minister daarop had moeten interveniëren en hij dat niet gedaan heeft, dan kan hij niet wegkomen met de uitspraak dat dat monetair beleid is en dat hij daar niet over gaat, terwijl onze pensioenfondsen van 1.400 miljard zijn opgedroogd. 

Minister Dijsselbloem:

Vooralsnog is er volgens mij een Kamermeerderheid die het met mij eens is dat het kabinet niet moet interveniëren in het monetair beleid. Dat hebben we in handen van onafhankelijke centrale bankiers gelegd. Als een Kamermeerderheid tegen mij zegt dat ik invloed moet verwerven op het monetair beleid en dat de politiek weer de hand legt op de geldkraan, dan hebben we een andere situatie. ik zou de Kamer dat overigens zeer ontraden. 

Ik heb in het Europees Parlement gezegd dat de centrale bankiers heel ver gaan in het ondersteunen van ons economisch herstel; het accommoderen en ondersteunen is maximaal. Ze komen aan de grenzen van de effectiviteit daarvan. De vraag is dan wat je nog meer kunt doen en of dat dan ook nog impact heeft op het economisch herstel. Zo heb ik erover gesproken. Dat betekent dat de opgave nu echt bij ons ligt om zaken op orde te brengen en de structurele problemen in onze economie aan te pakken. Dat geldt voor alle Europese landen. Dat zal ik elke dag herhalen, dat is mijn hoofdboodschap, ook in de eurogroep. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Duitsland en Nederland en ook de heer Klaas Knot keuren het beleid van de ECB af. Er zijn, geloof ik, vijf landen in de board die het niet eens zijn met het beleid van Draghi en die worden overruled. Wat nu gebeurt, is gewoon hartstikke slecht voor Nederland en de overschotlanden in het algemeen. Het zou goed zijn voor Italië en Griekenland, maar het is heel slecht voor Nederland en de overschotlanden. Het zou helemaal niet gek zijn om een consortium met deze landen te smeden, om te kijken of hier paal en perk aan kan worden gesteld. De ECB, met Draghi voorop, gaat alleen maar verder. Vorige week — dat heeft de minister zelf kunnen horen — is de ECB van 1.140 miljard naar 1.500 miljard gegaan en is een en ander met een halfjaar verlengd. Het is een medicijn dat niet werkt en dat alleen maar slecht is voor onze pensioenen en ons spaargeld. Daar heeft de minister toch een mening over en een verantwoordelijkheid in? 

Minister Dijsselbloem:

Dat laatste punt is nu juist de kern. Ik kan er een mening over hebben en als ik die hier uit, ben ik al bezig met politieke inmenging en politieke beïnvloeding van een besluit dat we allemaal — dat is een lange Nederlandse traditie — met ons volle verstand in handen hebben gesteld van centrale bankiers. Die centrale bank zit niet meer in Amsterdam maar in Frankfurt en ja, daar is Nederland ook in vertegenwoordigd. Klaas Knot is daar bestuurder. Hij is dat overigens niet namens Nederland, maar als onafhankelijk bestuurder van de centrale bank van de Eurozone, de ECB. Zijn opvattingen maakt hij soms kenbaar, ook in gesprekken met u. Dat is ook precies waar de verantwoordelijkheid hoort te liggen, namelijk bij het bestuur van de ECB waar Klaas Knot onderdeel van uitmaakt. Ik ga mij daar niet in mengen. 

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn van de zijde van de Kamer en dat we daarmee meteen kunnen beginnen. Ik geef dus graag het woord aan de heer Merkies namens de fractie van de SP. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. De heer Nijboer had het erover dat er te weinig wordt geïnvesteerd door bedrijven; ik denk dat er ook te weinig wordt geïnvesteerd door de overheid zelf. Ik had niet voor niets het IMF aangehaald dat het heeft over goed doordachte, slimme investeringen waarbij elke euro drie euro oplevert. Daarbij kan dan met name gedacht worden aan investeringen in gezondheid, kenniseconomie en een duurzame samenleving. De minister stapte daar echter vrij snel overheen. Kennelijk Nederland dus niet in het beklaagdenbankje bij het IMF maar dat is dan blijkbaar in een een-op-eengesprek gezegd. Maar goed, daar gaan we wellicht nog een keer verder over spreken met het IMF, zou ik aan de Kamer willen voorstellen. 

Dan de koopkracht. Ik heb de decemberraming waarnaar de minister verwees, er nog even op nageslagen. We weten dat minima en ouderen de dupe zijn van het beleid dat is afgesproken op Prinsjesdag. Sindsdien is er misschien het een en ander veranderd. Ik heb in de decemberraming echter niet specifiek die koopkrachtcijfers kunnen vinden. Ik heb het dan over de onderverdeling en met name de koopkracht van de minima. 

Ten slotte ga ik in op de vluchtelingen. Dat is een belangrijk punt, waarover ik ook een motie wil indienen. De minister zei: we gaan niet tot ver in de toekomst het ODA-budget, het budget voor ontwikkelingssamenwerking, leegschrapen. Dat zou ik eigenlijk ook al niet willen voor de komende jaren en zeker niet over de kabinetsperiode heen. De heer Slob heeft eerder een motie ingediend die betrekking heeft op de lopende trajecten, waarvan hij wil dat die niet in gevaar komen. Die motie had alleen betrekking op volgend jaar. Mijn motie gaat over de jaren daarna. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat bij de Algemene Politieke Beschouwingen de motie-Slob c.s. (34300, nr. 23) is aangenomen, waarin wordt gevraagd om in 2016 structureel extra middelen te reserveren voor eerstejaarsopvang in Nederland en opvang in de regio en hierbij de lopende OS-programmalijnen te ontzien; 

constaterende dat de kosten van eerstejaarsasielopvang een steeds groter deel van het ODA-budget opeten; 

constaterende dat de groei van het ODA-budget in de komende jaren wordt gebruikt voor de stijgende kosten van eerstejaarsasielopvang; 

verzoekt de regering, ook in de komende jaren de lopende OS-programmalijnen te ontzien bij eventuele tegenvallers bij de kosten van eerstejaarsasielopvang, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 3 (34350). 

De heer Nijboer (PvdA):

Die motie klonk mij wel goed in de oren, maar ik dacht dat wij die al aangenomen hadden. Ik vraag mij af wat het verschil is tussen de aangenomen motie en deze motie. 

De heer Merkies (SP):

De aangenomen motie gaat alleen over volgend jaar en mijn motie gaat over de jaren daarna. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb de motie-Slob c.s. nu niet bij de hand, maar bij mijn weten ging die over het structureel ontzien van de lopende programmalijnen. Dat is precies hetzelfde als wat de heer Merkies met zijn motie wil. 

De heer Merkies (SP):

Ja, maar goed, er kunnen zich nieuwe tegenvallers voordoen. Daar kan natuurlijk ook weer op gereageerd worden. Op een gegeven moment is de hele ruimte voor ODA gewoon opgebruikt. Dat is mijn zorg. 

De heer Nijboer (PvdA):

Ik zal mij met mijn fractie beraden op de vraag wat wij doen met dubbele moties, want op zichzelf stemmen wij altijd voor iets waar wij voor zijn, maar als we er al een keer voorgestemd hebben, weet ik niet wat we doen met precies dezelfde motie. Dat zult u dan wel zien bij de stemmingen. 

De voorzitter:

Dat probleem zal zich overigens weleens vaker voordoen. 

De heer Merkies (SP):

Volgens mij is het niet helemaal dubbel, omdat mijn motie gaat over volgende jaren. Er wordt bijvoorbeeld gezegd dat de asielzoekersstroom na volgend jaar enorm zal afnemen. Dat is maar de vraag. Het zou zo maar kunnen dat die instroom dan nog steeds groot is. Dan moet er weer geld worden gezocht. Op een gegeven moment komen die programmalijnen wel degelijk in gevaar. Overigens vind ik dat het weleens goed zou zijn om iets nieuws op te starten en niet alleen te doen wat je eens hebt opgestart, maar dat terzijde. Die programmalijnen wil ik in ieder geval veiligstellen. Het lijkt mij dat de PvdA hier een warm voorstander van zou moeten zijn. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik zei het al in mijn eerste termijn: de asielzoekers kosten ons 1,7 miljard aan eerstejaarsopvang dit jaar. Als de heer Merkies dat niet uit het ODA-budget wil betalen, wil ik graag weten waar hij de dekking vandaan haalt. 

De heer Merkies (SP):

Zo werkt het niet. Dit is zo'n beetje dezelfde vraag die de heer Van Dijck eerder heeft gesteld. Wij geven een totaaldekking in onze tegenbegroting en ook in onze verkiezingsprogramma's. De heer Van Dijck doet alsof de kosten er niet zijn als je je ogen ervoor sluit. Hij denkt de vluchtelingen even weg, alsof ze er niet meer zijn. Die vluchtelingen zijn er en wij moeten een fatsoenlijke opvang voor hen regelen. Uiteindelijk levert dat volgens mij een kostenbesparing op ten opzichte van zijn scenario. Als je niets doet en geen opvang voor deze mensen regelt, levert dat namelijk alleen maar grotere problemen op. 

De voorzitter:

U wordt het niet eens; dat is helder. Ik sta echt alleen vragen toe die betrekking hebben op de motie. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Mijn vraag heeft betrekking op de motie. Wij sluiten namelijk niet onze ogen, maar de grenzen. Dan hebben we die kosten dus niet meer. Dat is het verschil. Die 1,7 miljard moet ergens van betaald worden door de Nederlandse belastingbetaler. De heer Merkies zegt dat het niet uit het ODA-budget mag en dat de SP in haar verkiezingsprogramma laat zien dat … Misschien kan de heer Merkies een voorschotje geven op dat verkiezingsprogramma en aangeven waar die 1,7 miljard vandaan wordt gehaald? Waarschijnlijk gaat dat ten koste van de ouderen en al die mensen voor wie de SP zegt op te komen. 

De voorzitter:

De vraag is helder. Mijnheer Merkies, een kort antwoord graag. 

De heer Merkies (SP):

Ik ga dan een wedervraag stellen. Waar haalt de heer Van Dijck het geld vandaan om dat hek om Nederland heen te zetten dat hermetisch afgesloten moet zijn? Weet de heer Van Dijck wel wat dat kost? Volgens mij heeft hij daarvoor ook geen post opgenomen. 

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden in dit debat. Het is het einde van het jaar, dus ik dank gelijk maar voor alle antwoorden en debatten in dit jaar. We waren het niet over alle antwoorden eens of gelijk eens, maar vandaag is dat wel het geval. Dat is meestal zo als ik met deze minister debatteer over de rijksbegroting. 

Ik ben ook blij met het antwoord op de vraag over het IMF en over hoe we nu tegen de oproep van het IMF tot investeren moeten aankijken en tegen de kleuring en nuance die daaraan is gegeven. Ik houd dat in mijn achterhoofd voor als het IMF onverhoopt van oordeel zou zijn dat de schuld op Griekenland toch maar afgeschreven moet worden. We weten dan dat er misschien wat meer nuance mogelijk is. 

Ik kom bij de triple A-status die ik ook in mijn eerste termijn heb genoemd. De minister heeft nu inderdaad ook duidelijk door hoe dat is gegaan, alsook dat de Kamercommissie daarin een rol heeft gespeeld. Ik herinner me nog levendig de discussie daarover, alsook hoe we hem er toch wel van moesten overtuigen dat het oordeel van Standard & Poor's over Nederland misschien te negatief was en het oordeel over Caraïbisch Nederland misschien wel te positief. Dat kan ermee te maken hebben gehad dat ze de specialist Caraïbisch Nederland per ongeluk aan tafel hadden gezet in plaats van de specialist Nederland. Ik heb daar in ieder geval nog een vraag over. Kunnen de kosten van de reis van de Kamercommissie naar Standard & Poor's in rekening worden gebracht bij het Agentschap? Er is immers sprake van een bijzondere vorm van investor relations namens het Agentschap van het ministerie. 

Tot slot wil ik nog even reflecteren op de antwoorden over onderuitputting. Ik had daar ook naar gevraagd, ook ten aanzien van de in=uittaakstelling. Ik ben gerustgesteld door wat de minister daarover heeft gezegd, namelijk dat nog wel te verwachten is dat het gat wordt ingelopen en dat er ook wordt gekeken naar de cijfers van de afgelopen jaren. Want eerlijk gezegd, zou ik ook het alternatief niet willen. Het alternatief is dat je eerder in het jaar gaat kijken wat er aan onderuitputting te verwachten is. Maar dat zal waarschijnlijk gelijk de druk op de departementen opvoeren om dat geld dan toch maar uit te geven. De enige manier om dat tegen te gaan, is door het eerder in het jaar af te romen. Ik kan me dus wel vinden in de gekozen werkwijze. 

Wat ik nog wil onderstrepen, is een punt dat ook de heer Koolmees heeft gemaakt. Dat betreft de onderuitputting op Defensie. Die mag natuurlijk meegenomen worden via een oneindige eindejaarsmarge, maar voor het departement is het is zaak om zich daadwerkelijk, ook qua menskracht, voor te bereiden op een tijdperk waarin meer budget beschikbaar is, zodat de toegenomen ruimte voor investeringen ook daadwerkelijk tot besteding kan komen in de komende jaren. Daarmee rond ik af. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank voor de beantwoording. Dit is inderdaad niet het meest spannende debat, maar ik merk dat er ten minste twee Kamerleden zijn die denken dat ze meer aan de triple A-status hebben gedaan dan de minister. Maar deze zaak wil ik toch wel enigszins op het conto van de regering schrijven; er is hard aan gewerkt om de derde A weer terug te krijgen. 

Mijn interruptie op het IMF was misschien wat fel, maar die kwam wel uit mijn tenen. We hebben de afgelopen jaren immers gezien dat rapporten van het IMF, soms over Griekenland, wel of niet politiek waren. De toegevoegde waarde van een instituut als het IMF is alleen dan aanwezig als wij weten dat het op zuiver technische gronden tot een aanbeveling komt en dat je het er misschien wel op academische gronden over oneens kunt zijn maar dat er geen politieke afweging achter zit. Als dat toch het geval is, krijgen wij een probleem met dat soort instellingen. Ik verzoek de regering om erop in te gaan of zij die mening deelt. Want als dit ook bij de rapporten over Griekenland gebeurd zou kunnen zijn, dan hebben wij hier echt een heel andere discussie dan over de Nederlandse wegen. Ik wacht zo even het antwoord over Defensie af. 

Voorzitter. Aangezien er belangstelling voor is, stel ik voor de brief van de Europese Commissie aan de Handelingen toe te voegen indien dat mogelijk is. Ik kan die ook digitaal doen toekomen. 

De voorzitter:

Terinzagelegging bij het CIP is het voorstel. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik denk dat het wel handig is als dit een officieel Kamerstuknummer krijgt omdat het ook een officiële brief is. Dat is dus iets anders dan een stukje en een berekeningetje; dat heb ik ook weleens. 

De voorzitter:

Het is gebruik om het bij het CIP ter inzage te legen. Als u bij wijze van ordevoorstel persisteert om het te doen op de manier waarop u wilt, breng ik dat in bespreking. 

De heer Omtzigt (CDA):

Nee, ik laat het aan u over. 

De voorzitter:

Goed, dan zullen wij het toevoegen aan het CIP. Als u de brief zou willen overhandigen, gebeurt dat op die manier. 

De heer Omtzigt (CDA):

En ook een kopie aan de minister. 

De voorzitter:

Dan komt het in ieder geval goed. Ik verbeter mezelf. Nu zeg ik CIP in plaats van Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dien twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het kabinet bij zijn ramingen voor het aantal asielzoekers in 2016 uitgaat van een instroom van 58.000 personen; 

overwegende dat dit in de begroting voor 2016 slechts voor de helft is gedekt, terwijl de uitgaven vanaf 1 januari al wel plaatsvinden en dat goedkeuring voor hogere uitgaven dan nu in de begroting staan daarmee niet kan wachten tot de besluitvorming bij de Voorjaarsnota; 

verzoekt de regering, uiterlijk 1 maart 2016 een nota van wijziging, c.q. een suppletoire begroting, naar de Kamer te sturen, waarin de uitgaven voor asielzoekers in 2016 worden gedekt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 4 (34350). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederland naheffingen over de EU-afdracht bruto heeft betaald, waarbij de terugbetaling om tot het nettobedrag te komen afhankelijk blijkt van het aannemen van een aanvullende EU-begroting; 

overwegende dat naheffingen en herberekeningen van de hoogte van het BNI van lidstaten in beginsel niets te maken hebben met aanvullende EU-begrotingen en dat terugbetalingen dan ook niet afhankelijk zouden moeten zijn van de aanvullende EU-begroting; 

overwegende dat voorstellen doen over een nieuwe opzet van de EU-begroting een van de doelstellingen is van het Nederlands voorzitterschap dat op 1 januari begint; 

verzoekt de minister, de wens tot het loslaten van de koppeling tussen de betalingen rond naheffingen en het aannemen van aanvullende EU-begrotingen onderdeel te laten zijn van de gesprekken over een nieuwe opzet van de EU-begroting, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 5 (34350). 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wil me nog in één tel aansluiten bij de vraag van collega Van Dijck van de PVV en een vraag aan de minister stellen. Vindt hij, gezien het totale opkoopprogramma van de ECB en de nationale banken die ook staatsleningen aan het opkopen zijn, of dit nog puur monetaire politiek is, dan wel het monetair financieren van staatsleningen? 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. We hebben in Amerika zij aan zij gestreden voor die derde A, en die is weer terug. Ik heb daar zelf niet zo veel aandacht aan besteed, ook omdat ik het belang van de kredietbeoordelaars in de wereld al meer dan groot genoeg vind en eerlijk gezegd ons eigen oordeel over de stand van de economie en de analyses die worden gemaakt, bijvoorbeeld door het CPB, de Nederlandsche Bank en anderen, relevanter acht dan de mensen die verstand hebben van Caribisch Nederland, die wij inderdaad zoals de heer Harbers zei toen hebben gesproken en die ook iets over Nederland dachten te weten. Maar ik ben toch blij met die derde A. 

Ik dank de minister voor zijn toezegging om bij de huurtoeslag de tegenvallers ook te betrekken bij de koopkrachtbesluitvorming. Dat betekent dat er in tegenstelling tot wat het CDA graag wil — elke minister moet per se zijn eigen budget ophouden en als het tegenzit, krijgt hij direct een klap op de kop en moet het daar gevonden worden — breder wordt gekeken. 

Dan Ontwikkelingssamenwerking. Het is goed dat de minister dat heeft begrensd. Er komt geen volgende ronde met nog weer een aantal jaren erbij en geld van de toekomst dat naar voren wordt gehaald. Ik vind dat een goede zaak. Begrotingstechnisch is het nog mogelijk om vast te houden aan de vijfjaarstermijn, maar ik geef namens de PvdA-fractie mee dat niet alles wat begrotingstechnisch mogelijk is ook per se moet in het voorjaar. Het heeft de voorkeur van de PvdA-fractie om tegenvallers in een lopend jaar te dekken met meevallers in dat lopende jaar en niet, vanuit dezelfde begroting, vele jaren verder. Dat is ons uitgangspunt. Wij weten nog niet of er in het voorjaar sprake is van tegenvallers bij asiel, al is dat goed mogelijk, en of er elders sprake is van meevallers. Dat is wat mijn fractie betreft de volgorde. Dat geef ik de minister alvast mee. 

De minister gaf, ik hoop bij wijze van grap, in het debat aan dat hij altijd liever heeft dat het geld niet wordt uitgegeven. Dat is mooi voor een minister van Financiën, maar hij zit er ook voor de publieke zaak. Juist investeringen, vooral die waarvoor ik zojuist namens mijn fractie heb gepleit, vergen natuurlijk overheidsuitgaven. Tevens moeten die tijdig worden gedaan. Wat dat betreft is er nog wel werk aan de winkel, bijvoorbeeld bij Defensie, maar ook op het departement van I en M. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik heb in de eerste termijn van de beantwoording het blokje werkloosheid gemist. De minister kan zich natuurlijk verschuilen achter het feit dat hij daar niet over gaat en dat wij bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moeten zijn, maar de werkloosheid moet ook de minister van Financiën aangaan. Er zijn 600.000 werklozen en dat getal wil maar niet omlaag, terwijl er tegelijkertijd 120.000 asielzoekers worden binnengelaten die niet allemaal gelijk aan het werk gaan. Dat doet de werkloosheid stijgen. Tegelijkertijd lees ik berichten over 12.000 ontslagen bij TSN, 9.000 bij de Rabobank en we hebben 53.000 Polen, Bulgaren en Roemenen met een uitkering. Met andere woorden, de werkloosheid gaat de komende jaren eerder omhoog dan omlaag door dit kabinetsbeleid. 

Dan het asielvraagstuk en de opmerking van de heer Verbon gisteren dat dit wel eens het eind van de welvaartsstaat zou kunnen betekenen. Kan de minister dat beamen of zit de minister meer op de lijn van De Nederlandsche Bank die stelt dat dit wel eens heel goed zou kunnen zijn voor de economische groei van 0,14%? Wat is het nu? Is dit nu slecht voor de welvaartsstaat of goed voor de economie? Ik kan mij niet voorstellen dat het laatste het geval is. 

De minister neemt een voorschot op het ODA-budget tot en met 2020 om de asieltsunami te kunnen financieren. Dat maakt mij ernstig ongerust, want daarmee regeert deze minister over zijn graf heen. Als een volgend kabinet het ODA-budget wil afschaffen, is er wellicht sprake van een juridische verplichting en kan het niet meer. Is de minister dat met mij eens? Gaat hij ervoor zorgen dat het in ieder geval juridisch niet verplicht is wat hij doet? De minister is ook niet consequent als het gaat om de asielopvang. Enerzijds zegt de minister dat het uit het ODA-budget komt, maar die 350 miljoen uit de Najaarsnota wordt betaald via de onderbesteding op de begroting van de departementen. Dat is niet consequent. Het komt uit het ODA-budget, dat mag ook, maar dan moet het ook uit het ODA-budget komen. Liever helemaal niet, maar als het gebeurt, moet het uit het ODA-budget. 

De voorzitter:

Het budget voor Ontwikkelingssamenwerking. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ja. Wil de minister een wijziging aanbrengen in de Najaarsnota, zodat dit geld niet afkomstig is uit een onderbesteding van 350 miljoen op de begroting van de departementen? 

Ten slotte de EU-teruggave. Daar heeft de minister in eerste termijn niets over gezegd, maar ik heb er wel een vraag over gesteld. Ik snap dat, want voor volgend jaar staat deze minister een megameevaller te wachten. We zouden dan namelijk een korting van drie jaar moeten terugkrijgen, een bedrag van 3 miljard, terwijl we een restitutie van 250 miljoen, gepland voor dit jaar, ook pas volgend jaar terugkrijgen. De vraag aan deze minister is: waarom staat hij altijd vooraan als er betaald moet worden aan Brussel en waarom staat hij achteraan bij terugbetaling en laat hij het gebeuren dat elke terugbetaling naar achteren wordt geschoven? Wij wachten al twee jaar op een korting die wij hebben bedongen. Nu krijgen wij een restitutie op een eerdere afdracht, een eerdere naheffing. Ook dat wordt weer over het jaar heen geschoven. Kan dit anders en hoe gaat de minister zich hiervoor inspannen? 

De voorzitter:

Dan mag ik, na driekwart rol pepermunt, het woord geven aan de heer Koolmees voor een nieuwe poging. 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Ik ga mijn best doen. Dank voor het snoepje in de eerste termijn van de bode. Het heeft gewerkt, hoop ik. 

Ik dank de minister voor de heldere beantwoording. Het is goed dat hij de belangrijke rol van de vaste commissie voor Financiën erkent in het terughalen van de derde A. Ik wil benadrukken dat de heer Van Dijck daarin een heldenrol heeft gespeeld. Hij kwam binnen met: "We want our third A back." Voor de voorzitter: "Wij willen onze derde A terug." 

De voorzitter:

Niet voor de voorzitter, voor iedereen. 

De heer Koolmees (D66):

Maar ik sluit niet uit dat het ook met beleid te maken heeft. 

Ik heb nog twee punten. Het eerste betreft de gemeenten. Ik dank de minister voor de toezegging dat in de ramingen eventuele bijstandsuitgaven worden verwerkt, zodat de kosten niet eenzijdig bij de gemeenten terechtkomen. Ik denk dat dit een belangrijke toezegging is. Dat vind ik positief. 

In de eerste termijn heb ik de minister gevraagd om een reflectie op de DNB-raming. Ik zag daarin dat het tekort in 2017 hoog blijft, op 2,2%, terwijl het structurele tekort doorgroeit naar 2,5%. Ik vroeg mij af of de minister herkent waar dit vandaan komt. 

De heer Voordewind van de ChristenUnie heeft een amendement ingediend. Voor de volledigheid zou ik daar graag een reactie op willen hebben van de minister. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik loop deze keer de volgorde van de sprekers langs. Dat is in de tweede termijn soms handiger. De heer Merkies heeft opnieuw aandacht gevraagd voor overheidsinvesteringen. Hij heeft gezegd dat elke euro investering drie euro oplevert. Dat zou gelden voor gezondheid, duurzaamheid en infrastructuur. Dat lijkt mij toch niet vol te houden, zeker niet in algemene zin. Niet elke euro die wij aan infrastructuur uitgeven, levert er drie op voor de economie. In het algemeen kan je dat niet zeggen, want het ligt natuurlijk zeer aan het niveau van de infrastructuur of het niveau van de gezondheidszorg in een land wat de meerwaarde van een additionele investering van één euro is. Het maakt ook zeer uit waarin je die dan investeert. De heer Merkies zegt met groot gemak dat elke uitgave aan gezondheidszorg, aan duurzaamheid en aan infrastructuur gewoon goed is. Ik zie niet wanneer de door hem geponeerde wetmatigheid ophoudt en dus vind ik dat een te grove benadering. Nederland investeert en het is natuurlijk interessant om te zien dat Nederland in de afgelopen jaren niet alleen de investeringen op het gebied van infrastructuur op hetzelfde hoge niveau — ook relatief gezien — heeft kunnen behouden. Hetzelfde geldt voor onderwijs. Dat zijn ook investeringen in de toekomst. De onderwijsuitgaven zijn tijdens de crisis onverminderd op een hoog niveau gebleven en zijn zelfs iets toegenomen tijdens de crisisperiode. Wij letten dus wel degelijk op het belang van overheidsinvesteringen, maar wel zeer gericht en kritisch op de wijze waarop het geld wordt uitgegeven. Niet elke euro levert drie euro op; vanuit het perspectief van de minister van Financiën vind ik dat een heel gevaarlijke redenering. Die zou ik dus niet willen overnemen. 

De heer Merkies (SP):

Dit is typisch wat deze minister van Financiën altijd doet, namelijk een uitspraak van mij niet goed quoten, die een beetje in het belachelijke trekken en vervolgens zeggen dat het wel heel idioot is. Ik zal dus herhalen wat ik precies heb gezegd. Ik heb eigenlijk een quote van een quote gegeven, want het stond gisteren in een artikel van Johannes ten Cate. Hij gaf een quote uit de World Economic Outlook van het IMF, waarin wordt gezegd dat elke investering in infrastructuur, mits goed doordacht en slim gefinancierd, drie euro economische groei oplevert. Dat is de quote die ik heb gegeven. Het zou de minister sieren als hij de quote zo neemt en er niet een soort draai aan geeft om het vervolgens belachelijk te kunnen maken. 

Minister Dijsselbloem:

Excuus, het was niet mijn bedoeling om de heer Merkies of zijn bijdrage belachelijk te maken. De heer Merkies verbreedde het echt naar duurzaamheid en gezondheidszorg. Het is wel geclausuleerd, want het moet slim zijn ingezet en slim zijn gefinancierd. Dat is al een geruststelling, maar dat elke euro in de drie terreinen die heer Merkies noemt zou leiden tot drie euro extra groei in de economie, vind ik te kort door de bocht. Overheidsinvesteringen moeten goed gericht zijn en moeten in aanvulling komen op private investeringen. Het moet natuurlijk slim zijn gefinancierd. Nogmaals, de investeringen in Nederland in ieder geval aan de publieke zijde zijn tijdens de crisis ondanks alle bezuinigingen steeds beschermd en op peil gebleven. 

De heer Merkies (SP):

Laat ik dan maar zeggen wat ik er in ieder geval mee bedoelde, zodat de minister in ieder geval die boodschap meekrijgt. Mijn algemene beeld van de wijze waarop het kabinet er nu mee omgaat, is dat extra uitgaven altijd het weggooien van geld is, terwijl het bijvoorbeeld inderdaad kan gaan om investeringen … 

De voorzitter:

Dit is echt een herhaling van zetten. Dit punt hebt u al gemaakt. 

De heer Merkies (SP):

Sorry, dan maak ik het een punt van orde en dan richt ik mij even tot de voorzitter. Ja, mag ik? 

De voorzitter:

Ik doe niets. Ik doe helemaal niets. 

De heer Merkies (SP):

Ik werd even weggedrukt. Dan richt ik het maar even tot de voorzitter. Als ik merk dat mijn woorden heel anders worden geïnterpreteerd, mag ik de juiste bedoeling geven die ik wilde uitdragen. 

De voorzitter:

Zeker, maar … 

De heer Merkies (SP):

Als u mij dan niet die mogelijkheid geeft ... 

De voorzitter:

Dat hebt u in uw vorige interruptie gedaan. 

De heer Merkies (SP):

Nee, want die ging over het dat ik verkeerd werd gequote. 

De voorzitter:

Ik ga niet met u in discussie. Maakt u uw vraag af. Ga uw gang. 

De heer Merkies (SP):

Dit gaat over het feit dat investeringen niet moeten worden gezien als het weggooien van geld, maar als investeringen in zorg en kenniseconomie en vooral met het klimaatakkoord in het achterhoofd in duurzame economie. Dit kan uiteindelijk ook geld opleveren, naast een hoop welzijn. Dank u wel. 

Minister Dijsselbloem:

En daar ben ik het weer mee eens. 

Verder heeft de heer Merkies gevraagd naar de koopkracht van minima. Het is juist dat in de CPB-raming van december alleen het gemiddelde is vermeld. De gemiddelde koopkrachtverbetering over alle groepen stijgt volgend jaar van 1,3% naar 1,8%. Als je kijkt naar de onderliggende oorzaken daarvan, dan is de koopkracht gunstiger door veel hogere contractlonen en een lagere inflatie. Daar profiteren de minima ook van en dat vertaalt zich in een nog iets beter koopkrachtbeeld voor minima en gepensioneerden. Dat waren de groepen waar de heer Merkies en ook het kabinet zich zorgen over maken. 

Dan zegt de heer Merkies dat het ODA-budget niet over de kabinetsperiode heen mag worden belast. Dat staat ook in zijn motie. Die redenering deel ik niet met hem. Wij hebben een meerjarenbegroting die vijf jaar vooruitkijkt. De huidige begroting gaat over de periode 2016 tot 2020 en in die periode vind ik schuiven toegestaan. Op de motie zal ik zo nog even specifiek ingaan. 

De heer Harbers verzoekt om de kosten van de trip naar Standard & Poor's op het Agentschap in rekening te brengen. Ik zal met de agent opnemen of hij daar in zijn budget nog ruimte voor heeft, maar misschien is het dan wel goed om voortaan voordat de Kamer op reis gaat te overleggen over wie de kosten draagt. Dat lijkt me de enige juiste manier van begroten en niet achteraf de rekening indienen, zelfs als het een succesvolle reis is geweest. 

Ik begrijp inmiddels dat de heer Van Dijck met zijn handtasje op tafel heeft geslagen bij Standard & Poor's in New York. Binnenkort vindt de veiling plaats van de handtassen van mevrouw Thatcher. Omdat het Victoria and Albert Museum niet bereid was om de kleding en handtassen van de oud-premier in zijn collectie op te nemen, worden die nu privaat, dus ook voor het grote publiek toegankelijk, geveild. Ik kan de heer Van Dijck nog in overweging geven om een bod uit te brengen op één van de naar verluidt 156 handtassen van oud-premier Thatcher. 

De voorzitter:

Zo mede op haar schoeisel. Gaat u verder. 

Minister Dijsselbloem:

Dan wel op haar schoeisel, voorzitter. 

De heer Omtzigt heeft zijn zorg uitgesproken over het IMF. Ik heb die zorg ook kenbaar gemaakt aan het IMF. Toen heeft men gezegd dat in de communicatie Nederland en Duitsland op één hoop zijn gegooid en dat dit niet terecht was, als je naar het onderliggende rapport kijkt over Nederland. Daarmee is voor mij de zaak gesloten. Als de heer Omtzigt mij aanspreekt op de communicatie — Nederland moet meer investeren in infrastructuur — dan geef ik hem deze toelichting. Het komt niet uit het rapport. Ik denk dat het misverstand is ontstaan doordat Nederland en Duitsland vaak op één hoop worden gegooid in Europa en in internationale analyses, vanwege het grote overschot op de lopende rekening. Dan is het: de landen met grote overschotten moeten meer investeren. Nederland investeert ook veel, maar de Kamer weet waarom de lopende rekening in Nederland zo hoog is. Dat geld hoopt zich niet op bij de overheid en niet op mijn begroting; het hoopt zich op in pensioenfondsen bijvoorbeeld. Van daaruit wordt wel degelijk geïnvesteerd, alleen gebeurt dat wereldwijd. Kortom, hier is echt sprake van verwarring en ik heb dat aangekaart in mijn gesprekken met het IMF. 

Ik heb nog niet het antwoord gekregen — ik kijk even naar mijn mensen in de bankjes achterin de zaal — op de vraag van de heer Omtzigt of het ooit eerder is voorgekomen dat er op jaarbasis zoveel geld bij Defensie onbenut blijft. Dat was niet zijn vraag, begrijp ik. Ik dacht dat er nog een vraag lag van de heer Omtzigt of iets eerder is voorgekomen bij Defensie. Nee? Dan heb ik het verkeerd begrepen, maar misschien hebben mijn ambtenaren het wel goed genoteerd. 

De heer Omtzigt (CDA):

De vraag was wanneer Nederland voor het laatst slechts 1,08% van het bbp uitgaf aan de Defensiebegroting. 

Minister Dijsselbloem:

Juist. We zullen kijken of we het antwoord daarop zo snel kunnen geven. Dat kan een hele uitdaging worden. Anders komen wij daar schriftelijk op terug. Dit lijkt mij een feitelijke vraag die feitelijk beantwoord kan worden. 

Op de moties kom ik zo terug. 

De heer Omtzigt heeft nog gevraagd of er naar mijn oordeel sprake is van monetaire financiering van overheidsschulden in Europa. Dat is niet toegestaan, dus het antwoord daarop is nee. Er is in de Duitse pers sprake van een discussie over de zogenaamde ANFA-holdings. Dat zijn activiteiten die nationale centrale banken hebben genomen in het kader van wat hun wel is toegestaan, namelijk beleggingsbeleid. De vraag is of die omvang ook daadwerkelijk was goedgekeurd door de ECB. De ECB zegt zelf dat dit allemaal conform afspraken vanuit de centrale ECB is gebeurd. Ik neem daar kennis van. Ik heb geen andere informatie dan de informatie die de ECB mij verschaft. 

De voorzitter:

U mag een interruptie plaatsen, maar gelet op de klok verzoek ik u om het kort te houden, mijnheer Omtzigt. 

De heer Omtzigt (CDA):

Zowel de VVD als het CDA heeft hier schriftelijke vragen over gesteld. Een van de leden van de Europese Centrale Bank, de heer Mersch, heeft zelf aangegeven dat het bij Ierland vanaf 2014 in overeenstemming was met de afspraken. Met dat soort antwoorden weet je dus dat het in 2013, toen die overname van Anglo Irish was en meer dan 50% van hun balans uit die ANFA bestond, niet conform de afspraken was. Ik zou het dus wel fijn vinden als de minister kan nagaan welke afspraken er zijn gemaakt en of iedereen zich daaraan heeft gehouden. Kan hij daar in het nieuwe jaar een keer op terugkomen? 

Minister Dijsselbloem:

Ik ben bereid om daarnaar te kijken. De vragen die door de Kamer zijn gesteld, moet ik natuurlijk sowieso beantwoorden, maar als het mijn bevoegdheid, bijvoorbeeld in mijn relatie tot de centrale banken, te buiten gaat, dan zal ik dat ook kenbaar maken. Er kan echter niet gezegd worden: u bent nu de toezichthouder en u moet ingrijpen bij de ECB. Die rol heb ik niet en op een dergelijke manier kan ik niet meebewegen. Dat ga ik niet doen, maar ik zal de vragen zo feitelijk mogelijk proberen te beantwoorden. Ik zal mij daarbij moeten beroepen op de informatie die ik krijg van de ECB. Ik heb daar geen eigen positie in. 

De voorzitter:

Maar er komt dus een brief naar de Kamer? 

Minister Dijsselbloem:

Nee, er komen antwoorden op de schriftelijke vragen die gesteld zijn. 

De voorzitter:

Oké, prima, dat loopt al. Sorry. 

Minister Dijsselbloem:

Anders moeten we het twee keer doen. 

De voorzitter:

Dat gaan we niet doen. Gaat u verder. 

Minister Dijsselbloem:

De heer Nijboer heeft de politieke wens uitgesproken dat de groeiruimte van ODA in de komende jaren liever niet wordt benut voor de oplopende asieluitgaven. Ik deel die wens. Ik hoop dat de asieluitgaven weer snel zullen gaan dalen, maar we weten op dit moment niet hoe die zich de komende jaren gaan ontwikkelen. De heer Nijboer heeft ook de wens uitgesproken om s.v.p. wel geld uit te geven, terwijl ik zei: als het geld blijft liggen, dan is het ook niet erg. Ik ben het natuurlijk met hem eens. Het was een grapje van mijn kant. De minister van Financiën vindt het altijd fijn als het geld in de schatkist blijft zitten, maar het kabinet heeft natuurlijk ook gewoon publieke doelen te dienen, zoals het aanleggen en het onderhouden van infrastructuur. Dat geld moet gewoon worden besteed zodat onze infrastructuur op het beste niveau blijft. Hetzelfde geldt voor onderwijs of voor andere beleidsdoelen. We begroten niet om onderuitputting te realiseren maar om maatschappelijke doelen te realiseren en daar mag het geld ook aan worden uitgegeven. 

Ik ben iets te snel voorbijgegaan aan een andere vraag van de heer Omtzigt. Die ging over de naheffingen, de nabetalingen. Wanneer moet je nu betalen? Wanneer krijg je je geld terug? Kan dat niet in een keer? Waarom betaal je snel en moet je vervolgens lang wachten voordat je bij de verrekening weer een deel terugkrijgt? Die systematiek is gewoon vastgelegd in Europese wet- en regelgeving. Als de systematiek goed is gevolgd en als de berekeningen kloppen, dan zal Nederland zich houden aan de afspraken die zijn gemaakt over de wijze waarop wij Europa gezamenlijk financieren. Dat is mijn stelling. Die terugbetaling is verbonden aan de overigens reeds aangenomen achtste aanvullende begroting van de EU. Die terugbetaling volgt begin volgend jaar. Het is wel zo dat wij sinds de grote discussie over de naheffing met de Commissie in gesprek zijn over die systematiek. We hebben daar al een aantal dingen in bereikt en we hebben nog een aantal dingen op onze agenda staan. Zo wordt de wet- en regelgeving zo aangepast dat de betaling en de terugbetaling in de toekomst wel zullen worden samengevoegd op één moment. Dat moment wordt vervolgens, ook op ons verzoek, doorgeschoven naar het voorjaar, in plaats van laat in het najaar. De naheffing 2014 kwam natuurlijk ineens aan het einde van het jaar. Dat gaat naar één moment en dat wordt in het voorjaar. Dat maakt het veel beter inpasbaar, ook in de nationale begrotingssystematiek. Ik heb de Kamer daar overigens uitgebreid over geïnformeerd in mijn brief over de achtste aanvullende begroting. Over de verdere punten die wij op onze agenda hebben rond de verbetering van deze systematiek van betalingen, naheffingen et cetera, houd ik de Kamer op de hoogte in de komende maanden, ook tijdens het Nederlandse voorzitterschap. 

De voorzitter:

Bent u al bij de moties? 

Minister Dijsselbloem:

De moties behandel ik apart. 

Voorzitter. De heer Van Dijck heeft opnieuw gesproken over de werkloosheid. Ik heb daar geen vraag in beluisterd. Feit is dat de werkloosheid te langzaam omlaaggaat. Dat is een van de redenen waarom we de begroting hebben ontworpen zoals we die hebben ontworpen. De kern van het pakket van 5 miljard is dat het twee effecten heeft. In de eerste plaats volgt er op korte termijn gewoon besteding omdat er extra geld in de portemonnee van mensen terechtkomt. In de tweede plaats is het langetermijneffect dat vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt meer mensen aan het werk kunnen. Dat is nadrukkelijk bedoeld vanuit het oogpunt van werkgelegenheid. 

De heer Van Dijck zegt dat de werkloosheid eerder omhoog zal gaan. Dat is een volstrekte slag in de lucht, zoals we dat van hem kennen. Die negeer ik maar even. 

De heer Van Dijck vroeg of de huidige instroom van asielzoekers leidt tot het einde van de welvaartsstaat. Ik ben het niet met die uitspraak van de heer Verbon eens. Ik heb daar een paar weken geleden zelf ook iets over gezegd, namelijk dat de instroom wel een immense druk legt op de welvaartsstaat. Dat heeft te maken met de werking van de arbeidsmarkt, maar ook met het gebruik dat deze mensen gaan maken van allerlei voorzieningen, zoals sociale huisvesting, sociale zekerheid en de zorg. Tegelijk weten we gewoon dat het in een samenleving zoals de onze met een uitgebreide welvaartsstaat juist extra moeilijk is voor migranten om aan de slag te komen. Dat kunnen we niet onderschatten. Daarom ben ik ook sceptisch over degenen die zeggen dat het op korte termijn goed zal zijn voor de Nederlandse economie. Ik weet het niet. Ik denk dat het een grote inspanning zal vergen, in de eerste plaats van de migranten zelf, om zo snel mogelijk echt aan het werk te komen. Deze groep lijkt relatief hoger opgeleid dan eerdere migratiegroepen, maar het is niet zeker dat dit betekent dat men daarmee snel in Nederland aan de slag komt. Ik wijs in dat kader op allerlei taalproblemen, op de erkenning van diploma's en op de grote cultuurverschillen met onze samenleving, die hen zo vreemd is. We moeten dat echt niet onderschatten. Ik zit dus een beetje tussen Verbon en DNB in. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

In het aantal van 600.000 werklozen zijn niet de 120.000 asielzoekers opgenomen, vandaar mijn extrapolatie dat de werkloosheid eerder omhoog zal gaan dan omlaag. Het kabinet laat immers dit jaar en volgend jaar 120.000 asielzoekers toe. Met andere woorden, ik snap de heer Verbon, die zegt dat de instroom zo'n druk zet op de arbeidsmarkt en de werkgelegenheid dat het een bom legt onder de welvaartsstaat. Dat is een heel logische redenering. Daarbij moeten alle uitkeringen, de bijstand en toeslagen nog worden opgeteld. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag aan de minister? 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De vraag is of de minister het met mij eens is dat, wanneer je dit extrapoleert, de werkloosheid door de asielinstroom eerder zal toenemen dan afnemen. 

Minister Dijsselbloem:

Nee, dat kun je ook weer niet zeggen. Ja, het legt zeker een druk op de welvaartsstaat. Het zal een immense uitdaging worden om ervoor te zorgen dat deze mensen daadwerkelijk integreren, voor zover zij in Nederland blijven, want een deel zal ongetwijfeld op enig moment terugkeren. Dat wordt een enorme opgave. Je kunt dat aantal niet een-twee-drie optellen bij de werkloosheid. In de ontwikkeling van werkloosheid zitten allerlei bewegingen. Er komen allerlei nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Er zijn heel veel nieuwe vacatures. Zoals de Kamer weet, groeit het aantal banen wel degelijk. Alleen, het aantal nieuwkomers op de arbeidsmarkt, ook Nederlandse "nieuwkomers", neemt ook sterk toe nu we uit de crisis komen. Er zitten allerlei van dat soort effecten in het werkloosheidscijfer. Je kunt niet zomaar zeggen dat de werkloosheid met 58.000 stijgt omdat er 58.000 nieuwkomers zijn. Dat ben ik dus niet met de heer Van Dijck eens. 

De heer Van Dijck heeft tot slot nog een vraag gesteld over de megameevaller die ik volgend jaar mag verwachten. Ik ken hem als een optimistisch man, zeker als het over het Europa gaat. Ik moet zijn enthousiasme over Europa iets temperen … 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het was tussen aanhalingstekens! 

Minister Dijsselbloem:

Ah! Het is iets beperkter dan de heer Van Dijck denkt. Het gaat opgeteld om 443 miljoen die wij aan terugbetalingen uit Europa zullen ontvangen. De restitutie van de nacalculatie 2015, een doorgeschoven tweede terugbetaling van de grote naheffing van eind 2014, restitutie van hogere invoerrechten en van hogere boete-inkomsten op Europees niveau. Bij elkaar is dat 443 miljoen. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

443 miljoen plus de korting over 2014 van 1 miljard, plus de korting over 2015 van 1 miljard, plus de korting over 2016 van 1 miljard. Dat is 3,5 miljard. Hoe gaat de minister dat verwerken in zijn begroting? 

Minister Dijsselbloem:

Ik probeer het Europese enthousiasme van de heer Van Dijck te temperen, maar het lukte mij niet. Hij haalt er nu weer iets anders bij. Dit gaat over de afspraken die gemaakt zijn bij de vaststelling van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader van Europa. Daarin krijgt Nederland grosso modo 1 miljard terug op jaarbasis. De verwerking daarvan vergt een ratificatie van het nieuwe eigenmiddelenbesluit in alle landen. Dat is ook weer vertraagd. We hebben nu al voor twee jaar die 1 miljard tegoed. Die komt gewoon in de begroting en is allang verwerkt. Het bedrag zit niet in de Najaarsnota, maar heeft de heer Van Dijck al in de Miljoennota kunnen terugvinden. 

De heer Koolmees heeft gevraagd naar de DNB-raming over het structureel tekort. Daar heb ik een paar opmerkingen over. 

De voorzitter:

Mag het kort en bondig? We hebben vandaag een zeer volle agenda. Graag een antwoord, maar kort en bondig. 

Minister Dijsselbloem:

Ik meende dat wij vandaag het hoofdprogramma waren. De economische vooruitzichten zijn goed in alle ramingen. De ramingen, ook van DNB, zijn allemaal rond de 2%. Er is veel internationale onzekerheid. Wij varen op de CEP-raming bij het opstellen van de begroting 2017, die in het voorjaar komt. Ramen is sowieso lastig. Twee jaar vooruit ramen, want er werd gevraagd naar 2017, is helemaal lastig. Ik heb nog eens na laten gaan wat DNB eind 2013 raamde voor dit jaar. DNB verwachtte toen dat wij zouden uitkomen op een tekort van 3,2. Zoals bekend, komen we uit op 2,3. Het is dus echt moeilijk om twee jaar vooruit te ramen. De economische vooruitzichten zijn goed. Het structureel tekort is nog moeilijker te ramen. Eenieder weet hoe volatiel dat is. Wij zorgen er natuurlijk voor dat we op het pad blijven. 

De defensie-uitgaven als percentage van het bbp zijn niet eerder 1% geweest volgens cijfers van het CPB in de MEV. 

De voorzitter:

De heer Omtzigt, ook weer kort en feitelijk. 

De heer Omtzigt (CDA):

Die MEV is er nog niet zo lang. Ik vrees dat de minister moet teruggaan tot voor de Tweede Wereldoorlog. Ik wil graag het jaartal horen dat de begroting voor defensie voor het laatst ongeveer 0,8% van het bbp bedroeg. Dat moet beschikbaar zijn. Dat mag ook schriftelijk. 

Minister Dijsselbloem:

Ik ben bereid ieder cijfer uit te rekenen en tot in de diepste archieven te graven voor de heer Omtzigt. Het politiek antwoord blijft natuurlijk dat de uitgaven buitengewoon omlaag zijn gedrukt door de bezuiniging van 1 miljard tijdens het vorige kabinet. 

De voorzitter:

Ik mis het oordeel van de minister over de moties en het amendement. 

Minister Dijsselbloem:

Het allerbelangrijkste ben ik dan weer vergeten. 

De voorzitter:

Dat zei ik niet. 

Minister Dijsselbloem:

De motie op stuk nr. 3 is van de heer Merkies. Ik zal me maar niet mengen in de vraag wat dit nu toevoegt aan de motie-Slob. De fractie van de ChristenUnie is nu niet aanwezig, maar ik zou de motie-Slob willen respecteren. Daarin staat precies hetzelfde. Daar kan geen misverstand over zijn. In de motie-Slob wordt de regering gevraagd om structureel de uitgaven voor opvang in de regio en opvang in Nederland te verhogen. Dat doen we niet. We doen het stapsgewijs, omdat we niet kunnen vooruitzien hoe structureel de huidige asielinstroom zal zijn. Ik hoop dat hij niet structureel is. We hebben wel het verzoek gerespecteerd om lopende programma-uitgaven daarbij te ontzien. Dat stukje van het dictum was niet voorzien van een jaartal. Er stond geen 2015 of 2016, dus ik neem aan dat dit vooruitkijkend bedoeld was. Om die reden ontraad ik de motie. Deze motie ligt er al. Wij zullen dat doen voor zover mogelijk; ik heb dat ook in reactie op de motie-Slob gezegd. Zo begrijp ik ook het woordje "ontzien". Er staat niet dat het niet helemaal zou kunnen, maar er is sprake van "ontzien". Wij zullen dat zo veel mogelijk doen. Ik ontraad de motie gegeven het feit dat zij geen toegevoegde waarde heeft, in ieder geval niet voor het kabinet. 

De heer Merkies (SP):

Dit is een beetje de manier waarop moties worden ontraden. Zo van: wij zijn het er niet mee eens, of: wij doen het al en dan is de motie niet nodig. Ik herken dit, maar deze motie gaat in die zin verder dat wordt geëxpliciteerd dat het ook over komende jaren gaat. Dan kunnen de programmalijnen ook in gevaar komen. Daarom wordt gesteld dat de programmalijnen ook in de komende jaren niet in gevaar mogen komen indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen. 

Minister Dijsselbloem:

Het is aan de heer Merkies en de Kamer om daarover te oordelen. Mijn mening is dat die uitspraak ook al wordt gedaan in de motie-Slob zonder dat een jaartal wordt genoemd. Ook daarin is sprake van "lopende programmalijnen te ontzien". Nogmaals, de fractie van de ChristenUnie is niet vertegenwoordigd in dit debat, maar het zou naar mijn mening chique zijn om de motie-Slob centraal te stellen en haar de komende tijd te volgen. 

De heer Merkies (SP):

Nu doet de minister alsof mijn motie een ontkrachting is van de motie-Slob; dat is zij zeer zeker niet. Mijn motie is er juist op gericht om dit te respecteren en dit ook voor de komende jaren veilig te stellen. 

Minister Dijsselbloem:

Ik ontraad de motie, maar het oordeel is uiteraard aan de Kamer. 

In de motie op stuk nr. 4 van de heer Omtzigt wordt gesteld dat het kabinet weliswaar de raming van het aantal asielzoekers voor 2016 heeft bijgesteld, maar dat er slechts voor de helft dekking is. Ik kan niet plaatsen waar dit vandaan komt. Misschien kunnen wij dit misverstand ophelderen. De COA-uitgaven worden volledig gedekt. Misschien is het misverstand ontstaan doordat er tussen BHOS en het COA een nieuwe afspraak is gemaakt over het moment waarop de uitgaven voor een individuele asielzoeker kunnen worden geclaimd bij BHOS. Vroeger gebeurde dat vooraf. Zodra een asielzoeker binnenkomt, wordt voor een heel jaar betaald. Nu is afgesproken dat wordt betaald in het jaar waarin de uitgaven plaatsvinden. Dus als een asielzoeker halverwege 2016 in Nederland komt, krijgt het COA de helft van het bedrag in 2016 en de andere helft in 2017. Misschien is daardoor het misverstand ontstaan. Dit is een technische afspraak tussen die twee overheidsorganisaties. Wij zetten er volgend jaar meer dan 400 miljoen bovenop. Dat is echt niet de helft van de verwachte uitgaven; dat is een misverstand. 

De heer Omtzigt (CDA):

Dat bedrag van 400 miljoen is wel aangekondigd, maar het is niet meegenomen in de Najaarsnota of in de nota van wijziging; het is alleen in een bijlage opgenomen. Mijn vraag is nu of de minister formeel wil aangeven waaruit dit bedrag wordt betaald. Daarom vraag ik dat ook voor 1 maart, want ik snap dat wij dat niet in één dag doen. 

Minister Dijsselbloem:

Ah, de vraag is dus gericht op de technische verwerking en de onderliggende begrotingen. Die komen in het voorjaar gelijk met de Voorjaarsnota. In de bijlage bij de Najaarsnota geven wij echter aan hoe wij dat dekken, behalve voor het pakket dat wij met de gemeenten hebben afgesproken. De gemeenten krijgen nu al extra geld voor allerlei dingen. Een deel van de discussie met de gemeenten zoals over de bijstand, komt ook in het voorjaar. Over een ander deel hebben wij nu al afspraken met hen gemaakt. Die hebben overigens niet betrekking op structureel geld. Eenmalig zullen maatregelen voor een bedrag van 112 miljoen van dekking worden voorzien. Wij hebben met de ministeries afgesproken dat zij dat ook in het voorjaar moeten inpassen. Dat is het enige deel waarvan de gedetailleerde dekking nog niet is gegeven. Voor het overige laten wij van alle extra uitgaven in de bijlage bij de Najaarsnota zien hoe ze zullen worden gedekt. De heer Omtzigt heeft gelijk als hij zegt dat de verwerking volgend jaar zal plaatsvinden bij de eerste suppletoire begrotingen samen met de Voorjaarsnota. 

De heer Omtzigt (CDA):

Behalve die post van 112 miljoen is in de dekking ook een post kasschuif opgenomen van meer dan 300 miljoen. De herkomst daarvan is niet duidelijk en ook niet op welk jaren dit bedrag op drukt. Omdat het niet in de begroting verwerkt is, doe ik hier de oproep om dat eenmalig iets eerder in te dienen, zodat wij er een beter idee over hebben. Aangezien het al in het najaar bekend is, stel ik voor om geen halfjaar te wachten voordat dat gedekt wordt. 

Minister Dijsselbloem:

Nee, ik wil hier geen misverstand over laten bestaan: het is gedekt. In de brief maken wij duidelijk waar die dekking vandaan komt. De kasschuif is ook helder. Het is volstrekt duidelijk op welke post het geld wordt geschoven. Ik neem aan dat de heer Omtzigt doelt op de groeiruimte die ontstaat in het ODA-budget. Daar vindt de dekking plaats in de komende jaren. Vervolgens halen wij dat met een schuif naar 2016. Over de dekking kan dus geen enkel misverstand ontstaan. De verwerking daarvan in de onderliggende begroting vindt plaats in het voorjaar. Ik wil echt vasthouden aan die systematiek van verwerken van zaken in begrotingen. Dat zullen wij in het voorjaar doen. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 4. 

In de motie-Omtzigt op stuk nr. 5 wordt gesproken over de koppeling tussen enerzijds het moeten betalen aan Brussel en anderzijds het weer een deel daarvan terugkrijgen. Ik heb zo-even al gezegd dat wij met de Commissie werken aan voorstellen om betalingen en terugbetalingen bij elkaar te brengen en het moment te verschuiven van het eind van het jaar naar het daaropvolgende voorjaar, zodat het in één keer verwerkt kan worden. Dat is in de geest van deze motie. De motie is dus in feite overbodig. Het daarin gestelde is precies wat mij nu met de Commissie afspreken. Ik zal de Kamer daarvan op de hoogte blijven houden. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. Ik zie geen toegevoegde waarde ten opzichte van hetgeen wij al gedaan hebben. Wij hebben dat overigens al aan de Kamer geschreven, dus de vraag is waarom de motie nog nodig is. Dat is echter aan de Kamer. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik dank de minister voor dit heldere oordeel. Met interesse zal ik in de komende weken de brief over de Defensie-uitgaven ontvangen. Ik zeg dit opdat het formeel genoteerd staat als een toezegging aan de Kamer. 

Minister Dijsselbloem:

Naar ik begrijp, moeten wij zelfs in vooroorlogse archieven gaan zoeken, dus ik weet niet hoelang dat gaat duren. Ik maak nu een grapje; ik denk dat het te doen zal zijn. 

Dan het amendement-Voordewind op stuk nr. 4 inzake het overboeken van geld van het Dutch Good Growth Fund naar het Dutch Relief Fund. Mijn excuses voor de Engelstalige benamingen. De argumentatie voor het indienen van het amendement is vooral procedureel. Het budget voor het DGGF blijft beschikbaar binnen het fonds en wordt meegenomen naar volgend jaar. Wij kunnen dat dus ook volgend jaar prima bezien. Wij gaan ook, zoals al eerder aan de Kamer gemeld, het kasritme van het fonds in het voorjaar bezien. Op dat moment zou het gestelde in het amendement kunnen worden meegenomen. Technisch gezien klopt het voorgestelde wel. Het kan dus wel, maar ik stel voor om dat niet nu te doen. Ik kan het amendement ook niet van een inhoudelijk oordeel voorzien, omdat het ligt op het terrein van collega Ploumen. Ik stel voor om deze discussie in het voorjaar te voeren. Als de motie nu in stemming komt, ontraad ik haar. 

De voorzitter:

Hiermee is een eind gekomen aan de beantwoording door de minister, waarvoor ik hem hartelijk dank. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Morgen zullen we stemmen over de ingediende moties en het amendement. 

De vergadering wordt van 13.04 uur tot 13.30 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Pechtold nu in het middelpunt van de aandacht staat. Dat heeft te maken met het feit dat hij vandaag jarig is. Van harte gefeliciteerd! 

(Geroffel op de bankjes) 

Naar boven