8 Wijziging besluit bekostiging WPO en WVO

Aan de orde is het VSO het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO en het Bekostigingsbesluit WVO in verband met vaststelling vereveningspercentages (31497, nr. 180). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van harte welkom. 

Ik geef het woord aan mevrouw Siderius voor het indienen van haar motie. Ik hoop dat er zo meteen voldoende mensen aanwezig zijn om die motie te ondersteunen. Vier Kamerleden in de zaal is goed. Ga uw gang, mevrouw Siderius. 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. Ik zie dat het hele parlement is uitgelopen om over dit onderwerp te spreken. Het is geen onbelangrijk onderwerp, want het gaat over het passend onderwijs. De staatssecretaris weet dat de SP niet heel enthousiast wordt van de manier waarop dat is ingevoerd. Dit heeft ook te maken met de financieringssystematiek van het passend onderwijs, de zogenaamde vereveningskwestie. Dit betekent dat het budget voor onderwijs aan leerlingen met een beperking anders wordt verdeeld, waardoor in sommige regio's grote financiële tekorten zijn ontstaan en zelfs scholen moeten sluiten. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Kinderombudsman constateert dat de negatieve verevening in bepaalde regio's een doorslaggevende rol speelt bij de toegang tot het speciaal onderwijs voor leerlingen met een beperking; 

constaterende dat de negatieve verevening resulteert in het wegbezuinigen van cruciale kennis en expertise in bepaalde regio's als het gaat om (voortgezet) speciaal onderwijs aan leerlingen met een beperking; 

constaterende dat de negatieve verevening de mogelijkheid tot maatwerk dwarsboomt, omdat er door samenwerkingsverbanden slechts financieel gestuurde besluiten worden genomen in plaats van onderwijsinhoudelijke besluiten; 

van mening dat financiering van onderwijs aan leerlingen met een beperking gebaseerd moet zijn op wat een leerling nodig heeft in plaats van op basis van het beschikbare budget; 

verzoekt de regering, per direct te stoppen met de vereveningssystematiek binnen het passend onderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 181 (31497). 

Mevrouw Straus heeft geen behoefte om het woord te voeren in deze termijn. Ik geef het woord aan de heer Van Meenen. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. D66 is niet tegen verevening, maar wel tegen verevening op grond van gegevens uit het verleden, omdat die niet beïnvloedbaar zijn. De opvatting van mijn fractie is dat het aantal thuiszitters het succes van een samenwerkingsverband bepaalt. Het interesseert mijn fractie helemaal niet hoe in een samenwerkingsverband wordt gekozen voor de verdeling tussen speciaal onderwijs en niet-speciaal onderwijs, terwijl wij dat nu wel aan het beïnvloeden zijn. Mijn fractie wil daarom graag dat het percentage thuiszitters maatgevend gaat worden voor de verdeling van de middelen. Daartoe dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het percentage thuiszitters de sterkste indicator is voor het succes van een samenwerkingsverband; 

verzoekt de regering om het percentage thuiszitters maatgevend te maken voor de verevening van de middelen voor passend onderwijs, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 182 (31497). 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik vind het een vrij tricky motie. D66 weet net zo goed als de SP dat heel veel samenwerkingsverbanden de cijfers van het aantal thuiszitters niet op orde hebben, omdat scholen niet altijd het belang inzien van het melden van thuiszitters omdat ze dan financieel benadeeld worden. Hoe gaat D66 dat oplossen? Zou D66 er niet eerst voor moeten zorgen dat dat allemaal op orde is voordat zo'n motie wordt ingediend? 

De heer Van Meenen (D66):

Dat is een beetje een kip-en-eidiscussie. Ik hoop dat D66 en de SP het erover eens zijn dat als je de verevening, zoals die nu bedoeld is, baseert op gegevens uit het verleden, zij onbeïnvloedbaar is. Alles staat dan stil en het is zoals het is. Mijn fractie heeft daar grote problemen mee. Wij willen graag een prikkel in het systeem bouwen die ertoe leidt dat het aantal thuiszitters naar beneden gaat. Ik ben het geheel met mevrouw Siderius eens dat daarvoor een helder beeld van het aantal thuiszitters nodig is. Als dat de indicator wordt, moet je dat ook helder hebben. Dat er belangen zijn om dat niet helder te maken, dat weten we nu al een tijd. De opdracht is dus mede om dat volstrekt helder te krijgen. Er zijn overigens nog veel meer argumenten om dat goed duidelijk te krijgen. 

Mevrouw Siderius (SP):

Het enige waar D66 en de SP het in deze kwestie over eens zijn, is dat we het huidige systeem niet ideaal vinden. We vinden het eigenlijk helemaal niet ideaal. De SP vindt dat waarschijnlijk om andere redenen dan D66. Ik vrees toch dat we samenwerkingsverbanden, die het al moeilijk hebben, nog meer gaan benadelen, omdat thuiszitters soms ook thuis zitten omdat er gewoon onvoldoende passend onderwijs wordt aangeboden. Die samenwerkingsverbanden en die scholen worden dan wel extra hard gepakt door D66. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik denk dat dat niet het geval is. Ik denk dat samenwerkingsverbanden het op dit moment vooral moeilijk hebben omdat ze afgerekend worden op situaties die in het verleden zijn ontstaan. Ik noem bijvoorbeeld de aanwezigheid van veel speciaal onderwijs. Daar kunnen heel goede redenen voor zijn. Net als de SP wil D66 niet dat het speciaal onderwijs omwille van deze verevening uitgekleed gaat worden. Wij vinden dat dat een keuze moet zijn van de regio en dat je alleen maar moet kijken naar wat je ook eigenlijk beoogt: het terugbrengen van het percentage thuiszitters. Daarom moet dat in de ogen van mijn fractie de indicator zijn op basis waarvan de middelen verdeeld worden. Dat moet niet gebeuren op basis van gegevens uit het verleden. Er kunnen heel goede redenen zijn die, wat ons betreft, ook best in stand zouden kunnen blijven. De Ambelt is daar een heel goed voorbeeld van. Waarom moet die dicht? Omdat er sprake is van verevening op basis van het feit dat er, althans volgens dit model, te veel speciaal onderwijs zou zijn. Dat is precies wat D66 en de SP allebei niet willen. Als je al wilt verevenen, moet je wel een andere indicator hebben. Dan is het percentage thuiszitters de enige zinnige indicator waar je ook invloed op hebt. 

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de termijn van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de staatssecretaris al opstaat. Daarmee geeft hij aan dat hij kan overgaan tot het geven van een reactie op de twee ingediende moties. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Het is misschien goed om te beginnen met nog even terug te halen waar de verevening vandaan komt. In 2012, toen de Wet passend onderwijs door de Kamer werd aangenomen, is al besloten om te kiezen voor een verevening. Met de regeling die nu voorligt, worden de percentages ingevuld waarmee dat precies gaat gebeuren. Destijds is er ook uitvoerig over gesproken en is er ook onderzoek gedaan naar de meest eerlijke verdeling van de zorgmiddelen over het land. 

De Evaluatie- en adviescommissie passend onderwijs, met daarin allerlei wetenschappers en experts, heeft daar grondig onderzoek naar gedaan en heeft toen aangegeven dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat er in Nederland regionale verschillen zijn in de onderwijs- en de zorgbehoeften. Het is niet zo dat er in Zuid-Limburg, in Noordoost-Groningen of in de Randstad beduidend meer kinderen met een zorgvraag zijn dan in andere delen van het land. Dat is de reden dat er gezegd is: we moeten bekijken of we de middelen niet gewoon meer evenredig over Nederland kunnen verdelen, gelijk oplopend met de aantallen leerlingen. We moeten het dus niet verdelen aan de hand van het aantal thuiszitters of, wat de heer van Meenen nu lijk te suggereren, op basis van gegevens uit het verleden of de aantallen kinderen in het speciaal onderwijs, maar gewoon verevend voor ieder kind evenveel bekostiging. Dat is wat er nu voorligt. 

Ik wil de motie van mevrouw Siderius ontraden, omdat daarin wordt gezegd dat de ongelijke verdeling van middelen in Nederland overeind moet worden gehouden. Dat lijkt mij onverstandig. 

Ik wil de motie van de heer Van Meenen ook ontraden, omdat daarin wordt voorgesteld om de middelen te verdelen op basis van de aantallen thuiszitters. Het is mij daarbij niet helemaal duidelijk of regio's met veel thuiszitters dan meer of juist minder geld zouden moeten krijgen. Ik hoorde de heer Van Meenen in zijn inbreng zeggen dat hij een prikkel wil inbouwen om samenwerkingsverbanden ertoe aan te zetten om het aantal thuiszitters naar beneden te brengen. Dat vind ik op zich een interessante gedachte, maar daar moet je volgens mij niet het instrument van de verevening voor aanwenden. 

De heer Van Meenen (D66):

Even voor de helderheid: uiteraard is het mijn bedoeling om in de verevening te belonen dat een samenwerkingsverband weinig thuiszitters heeft. Daar kan geen misverstand over bestaan. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik had al zoiets begrepen uit het debat, maar dat staat niet in deze motie. Ik vind het instrument van de verevening bij uitstek ongeschikt om te sturen op aantallen thuiszitters. Ik wil best kijken wat je kunt doen om samenwerkingsverbanden, misschien ook met een financiële prikkel, er meer toe aan te zetten om het aantal thuiszitters naar beneden te brengen. Maar het probleem van de thuiszitters is niet het enige vraagstuk waar passend onderwijs mee te maken heeft. Heel veel kinderen die naar school gaan hebben budget uit het passend onderwijs nodig. Om alles op deze enige doelgroep te richten zou echt onverstandig zijn. Met andere woorden: ik ontraad beide moties. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij stemmen komende dinsdag over de ingediende moties. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven