8 Begroting Koninkrijksrelaties

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2015 ( 34000-IV );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het BES-fonds voor het jaar 2015 ( 34000-H ).

Voorzitter: Arib

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik had gedacht mijn beantwoording als volgt in te delen. In mijn inleiding zal ik in algemene zin ingaan op de constellatie van het Koninkrijk der Nederlanden. Dan zal ik achtereenvolgens spreken over Sint-Maarten, met vanzelfsprekend de nadruk op het onderwerp integriteit, en vervolgens over Aruba, met nadruk op het onderwerp van de overheidsfinanciën aldaar. Dan volgt een aantal opmerkingen over Curaçao, daarna Caraïbisch Nederland en dan specifiek iets over kinderrechten en mensenhandel. Daarna zal ik de resterende vragen per spreker behandelen. Ik zal proberen de vragen zo veel mogelijk bij de diverse onderwerpen te beantwoorden. 

Ik wil in mijn inleiding de vraag oppakken van de heer Oskam, die mede namens mevrouw Van Toorenburg voor het CDA sprak. Hij vraagt hoe ik de landen bij elkaar zie komen en welke kleur ik aan het geheel geef. In de inleiding van de heer Van Laar, die mij zeer aansprak, is daar al een voorzet voor gegeven. Hij gaf daar een politieke kleuring aan, maar die past mij op deze plek natuurlijk niet. Zijn betoog straalde warmte uit voor het Koninkrijk. Bij alle zakelijke kwesties waarop wij straks nog terug zullen komen, is dat van belang. Dat bindt velen hier aanwezig, los van de verschillen die er zijn. Het gaat niet alleen maar over zakelijke meningsverschillen en juridische en financiële kwesties. Warmte en enthousiasme voor wat je met elkaar kan en moet doen, spelen ook een rol. 

Ik heb het misschien al eens eerder gezegd, maar als je een wereldkaart pakt en besluit om de wereld in voor de hand liggende statelijke verbanden in te delen, verzin je dit niet. Je verzint niet dat er aan de ene kant van de oceaan zes eilanden liggen en aan de andere kant van de oceaan de rivierdelta Nederland, iets wat Lodewijk Napoleon aanduidde als een aanslibsel van Franse rivieren. Samen vormen die dan één staat, verdeeld in vier landen, waarbij die andere drie landen dan ook nog eens op een ingewikkelde manier verdeeld zijn over de Bovenwindse en de Benedenwindse Eilanden. Zo verzin je het niet. Je kunt die constellatie alleen maar vanuit de geschiedenis begrijpen. Tot hiertoe heeft de geschiedenis ons gebracht. Dat brengt een lotsverbondenheid met zich mee. Er hoeft geen sprake te zijn van een schuldgevoel, zoals in de eerste termijn is gezegd. Je moet je wel realiseren dat wij een product zijn van een gemeenschappelijke geschiedenis en dat je die niet zomaar los kunt laten. Dat brengt een verantwoordelijkheid met zich mee. Die vindt overigens zijn weerslag in het Handvest van de Verenigde Naties, waarin een zekere asymmetrie bestaat tussen rechten en plichten van de voormalige kolonie en de voormalige kolonisator. 

De lotsverbondenheid staat voorop. Vanuit die positie kijken wij naar de toekomst. De vraag is wat wij met elkaar willen en waartoe wij samen in zo'n koninkrijk zitten. Ik merk hier, maar ook aan de andere kant van de oceaan, dat veruit het belangrijkste bindende element het zoeken van een gedeeld belang is, van voordelen die je samen kunt bereiken. Die voordelen zijn heel verschillend. Het belang van de Caraïben ten opzichte van hier is misschien wat sneller inzichtelijk. Daar zijn immers geen instellingen voor hoger onderwijs en die zijn er hier wel. Het is een kleine moeite om de medestaatsburgers uit andere delen van het Koninkrijk hier hoger onderwijs te laten genieten, waardoor zij weer beter kunnen bijdragen aan hun land. Gelukkig wordt ook aan de Caraïbische kant van het Koninkrijk hard gewerkt aan de invulling van het gemeenschappelijk economisch belang. Mark Eman heeft daarvoor in Aruba het voortouw genomen, maar je ziet die gateway-functie nu ook in Curaçao en andere landen. Het kan een voordeel zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven dat een deel van ons Koninkrijk in Noord- en Zuid-Amerika ligt en dat men daar de taal en de cultuur kent. 

Laat ik het onderwerp van het gedeelde belang en de toekomst afronden. Ten slotte denk ik dat de landen aan de andere kant van de oceaan een groot belang kunnen ontlenen aan het feit dat men internationaal weet dat achter die kleine eilanden de stabiliteit staat van het Nederlandse rechtssysteem en van de Nederlandse expertise op het gebied van financiën, alsmede de rechtsstatelijkheid. Dat is voor de landen daar van het grootste belang. Ik wil daaraan nog een tweede punt toevoegen. In mijn eerste punt zoek ik het alleen maar in het gemeenschappelijk belang, maar ik vind dat wat mager. Laat ik eraan toevoegen dat ik het helemaal geen schande vind om te zeggen dat daarnaast een zeker idealisme ook een rol speelt. Wij zijn een van de meest welvarende landen ter wereld. Wij mogen best op een andere plek in de wereld, als men dat ook wil en als daarvoor een goede basis kan worden gevonden, proberen om het leven van mensen te verbeteren. Omdat je niet alles in de hele wereld op je schouders kunt nemen, zou ik zeggen: begin bij dat deel van de wereld waarmee wij een gemeenschappelijke geschiedenis hebben. Wij zoeken dus het gemeenschappelijk belang, maar ik zou dat niet op een goudschaaltje willen wegen. Wij hadden tegen de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten al gezegd dat wij geen begrotingssteun meer geven en dat iedereen financieel zijn eigen zaken moet doen. Als wij dan iets samendoen en als er daarbij wat meer uit Nederland komt dan uit een ander land in het Koninkrijk, vind ik dat niet op voorhand een bezwaar. Wij kunnen namelijk goede dingen bereiken voor mensen daar. 

De voorzitter:

Was u klaar met uw algemene inleiding? 

Minister Plasterk:

Nee, maar wel met de lotsverbondenheid en wat daaruit voortvloeit. Ik heb de indruk dat ik even adem moet halen. 

Mevrouw Hachchi (D66):

De minister begint met lotsverbondenheid en ik hoor hem heel mooie en duidelijke woorden spreken, maar dat is nou net wat ik de afgelopen twee jaar gemist heb. Een minister van Koninkrijksrelaties zou de toon die hij vandaag aanslaat en de warmte waarmee hij nu spreekt, op dit vlak het hele jaar door moeten tonen. Tot nu toe hebben wij een minister gezien die opstaat op het moment dat alles uit de hand loopt en dan pas ingrijpt en met aanwijzingen zwaait, terwijl wij een minister van Koninkrijksrelaties moeten hebben die niet alleen in deze zaal die houding heeft en die toon aanslaat, maar die dat altijd doet. Zo'n minister hebben wij nodig in het Koninkrijk. 

De voorzitter:

Ik heb geen vraag gehoord, mevrouw Hachchi. 

Minister Plasterk:

Ik wil er wel op reageren, hoor. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Wil de minister hierop reageren? 

Minister Plasterk:

Mevrouw Hachchi is er niet bij! 

Wij hebben zo veel momenten van gedeelde ervaring binnen het Koninkrijk. Ik herinner mij de begrafenis van Helmin Wiels van anderhalf jaar geleden nog. Ik had een heel goede relatie met hem. Zijn dood was niet alleen een schok voor de mensen op Curaçao, maar ook voor mensen in Nederland en ook voor mij persoonlijk. Op zulke momenten voel je die lotsverbondenheid en realiseer je je dat er een politiek leider in het Koninkrijk is doodgeschoten. Ik laat mij dus op geen enkele manier zeggen dat die warmte er op een ander moment niet zou zijn, maar dat betekent niet dat je op het goede moment niet ook zakelijk moet zijn. Juist als je elkaar serieus neemt, kun je zeggen: beste vrienden, wij willen het beste in het Koninkrijk, maar dat brengt ook met zich mee dat wij moeten voorkomen dat de staatsschuld van een land verdubbelt en dat er onvoldoende wordt ingegrepen. Ik kom daar zo nog op. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik heb vandaag niet voor niets al eerder aangegeven dat hard op de inhoud prima is, maar dat wij zacht op de relatie moeten zijn. Dat geldt zeker voor een minister van Koninkrijksrelaties. Tot nu toe hebben wij gevallen gezien waarin dat niet zo was. Ik neem de situatie op Aruba van afgelopen zomer als voorbeeld. De minister zal daar straks nog verder op ingaan, maar dat was voor mij een toonbeeld van een minister die er niet was. Hij was er pas op het moment dat het helemaal escaleerde. Wij hadden het zelfs over een hongerstaking binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Ik zou graag een minister van Koninkrijksrelaties willen zien die zulke escalaties voorkomt. Dan kun je nog steeds zakelijk blijven op de inhoud, of het nu gaat om financiën, integriteit van bestuur of wat dan ook, maar ik heb die houding bij de minister ontzettend gemist. Er zijn genoeg voorbeelden, maar laten wij Aruba als voorbeeld nemen. 

Minister Plasterk:

Ik kom zo terug op Aruba en zal dan ook bespreken dat er onvoldoende voorwerk is gebeurd. Ik ben groot voorstander van zacht zijn op de persoonlijke relaties, maar overigens niet als iemand een pistool in zijn zak heeft. Je moet dus ook bepaalde grenzen stellen aan de persoonlijke relaties. 

De heer Fritsma (PVV):

Wat de PVV betreft gaat het bij deze inleiding al gelijk mis, want de minister zegt in feite: omdat wij een gedeelde geschiedenis met de voormalige Antillen hebben, zitten wij voor eeuwig aan die eilanden vast. Dat is toch absurd? Je kunt huidige en toekomstige generaties toch geen plichten opleggen jegens eilanden vanwege gebeurtenissen die zich in een ver verleden hebben afgespeeld? Waar houdt het op? Hoeveel generaties wil deze minister nog verantwoordelijk stellen voor het verleden? 

Minister Plasterk:

Al onze statelijke verbanden zijn het product van de geschiedenis. Natuurlijk kun je opnieuw naar de kaart van Europa kijken en zeggen: "Dat Limburg hangt daar maar raar, onderaan Nederland. Wat doet het daar eigenlijk?" Maar dat is toch een rare manier van denken? Het is een product van de geschiedenis dat dit het land Nederland is, dus inclusief de openbare lichamen aan de andere kant van de oceaan en inclusief het Koninkrijksverband zoals we dat hebben. Ik zeg niet dat het voor eeuwig zo zal blijven. Aan de andere kant van de oceaan zijn er politieke partijen en bewegingen die zeggen: we zouden willen toegroeien naar een grotere vorm van autonomie of zelfstandigheid. Vele daarvan zeggen er overigens bij dat ze er nu nog niet aan toe zijn op het gebied van rechtsstatelijkheid, financiën en economie, maar goed, we zullen zien hoe de geschiedenis zich ontwikkelt. Ik zal zeker niet zeggen dat het tot in de eeuwigheid zo zal blijven, maar ik denk wel dat het, kijkend naar de situatie daar, voor de eilanden beter is dat ze op dit moment onderdeel van het Koninkrijk zijn. Dat is echter een opvatting mijnerzijds, zij mogen er anders over denken. 

De heer Fritsma (PVV):

Deze filosofie deugt niet omdat de Nederlandse bevolking totaal geen recht van spreken heeft. Alleen de bevolking op de eilanden mag bepalen of de eilanden losraken van Nederland en of de banden met Nederland blijven bestaan. De Nederlandse bevolking kan niet zeggen: wij willen niet verder met deze eilanden. Waarom ontzegt de minister de Nederlandse bevolking het democratisch recht om zelf de eigen toekomst te bepalen? Het is toch werkelijk absurd dat de Nederlandse bevolking niet van die eilanden af kan als zij dat wil, dat de Nederlandse bevolking daar niet over gaat en dat de Nederlandse bevolking geen recht van spreken heeft? Dat is het principiële punt waarop het fout, heel erg fout, gaat in deze filosofie van de minister. 

Minister Plasterk:

Dat is eigenlijk dezelfde vraag nog een keer. Ik wil eraan toevoegen dat de Nederlandse bevolking eerder — het Nederlandse parlement was daarbij betrokken — heeft besloten om een punt te zetten achter de structurele jaarlijkse begrotingssteun aan Sint-Maarten, Curaçao en Aruba. U kunt in de rijksbegroting zoeken wat u wilt, maar daarin staat dus geen structurele steun meer voor de andere landen in het Koninkrijk. Dat besluit is wel degelijk mede hier genomen. Het wil niet zeggen dat de verbanden voor eeuwig zijn, maar je kunt ook niet zomaar weglopen voor de verantwoordelijkheid die is gegroeid. Dat geldt voor alle statelijke verbanden waarin je zit. 

Ik rond mijn inleiding af. Ik sta voor het Statuut en de bijbehorende rijkswetten. Dat is ook mijn taak als minister van Koninkrijksrelaties. Ik zei het al: of het voor eeuwig is, weet ik niet. Wel denk ik het volgende. Neem Sint-Maarten, waar ik zo nog verder over spreek. Dat is een land met 45.000 inwoners, een derde van de gemeente Zoetermeer. Dat is natuurlijk heel klein. Het ligt in een kwetsbare regio. Als we het even door de oogharen zien, ligt het tussen het drugs producerende Zuid-Amerika en het drugs consumerende Noord-Amerika, dus op een gevaarlijke route. Het is een jonge democratie; het bestaat als land pas vier jaar. Ik vind dat we aan de ene kant precies, streng en nauwkeurig moeten zijn en we zaken aan de kaak moeten stellen als ze niet deugen. Aan de andere kant moeten we echter proberen om het beter te maken, vanuit gezamenlijkheid. De heer Van Laar wees er ook op: uiteindelijk is het doel om de zaken in dit verband samen te doen. Ik denk dus ook dat het goed is dat we in de komende x-aantal jaar — ik ga er geen exact getal aan hangen — in dit Koninkrijksverband verdergaan. Ik proef aan de andere kant van de oceaan de wens om er een punt achter te zetten betrekkelijk weinig. 

Ik voeg daar een ding aan toe: het brengt wel mee dat we ons houden aan de spelregels die we in het Koninkrijk hebben vastgesteld, inclusief de rol van de rijksministerraad daarin. In het verleden is er al op gewezen dat de vier landen in de nieuwe verhouding in feite gek genoeg dichter bij elkaar zijn gekomen door het op 10-10-10 wegvallen van de tussenlaag van het land Antillen. Er is namelijk geen buffer meer. We praten niet vanuit Nederland met de regering van de Antillen en zeggen niet: zoek het verder maar uit met de eilanden. Nee, we praten vanuit Den Haag direct met de landen overzee. Ja, dat leidt natuurlijk weleens tot wrijving. Zo is er drie jaar geleden een aanwijzing geven aan Curaçao om de financiën op orde te brengen. Daar was toen ook niet iedereen tevreden over, maar kijk eens hoe het er nu voor staat. Het tekort is nu een positief saldo op de rijksbegroting van Curaçao geworden. Men heeft de wens van goede overheidsfinanciën volledig geïnternaliseerd. Men doet het nu niet omdat de toezichthouder het wenst, maar omdat men terecht zegt: de financiën op orde hebben is de enige manier voor zo'n klein eiland om het hoofd boven water te houden. Met andere woorden, we moeten niet bang zijn voor iets van wrijving hier en daar, maar we moeten wel op basis van respect met elkaar omgaan. 

Tot slot kom ik op de geschillenregeling. Diverse leden hebben daarnaar gevraagd. Die is er niet en die zou er moeten zijn volgens het Statuut, artikel 12a. Er is natuurlijk al veelvuldig geprobeerd om die geschillenregeling te treffen. Terugkijkend zou je kunnen zeggen dat er bij 10-10-10 niet helemaal goed bij stil is gestaan dat landen het eens moeten zijn over een geschillenregeling voordat er een getroffen kan worden. Er ontstaat een soort vicieuze cirkel als er een geschil ontstaat over de inrichting van die geschillenregeling. Vorig jaar heeft een commissie onder leiding van Mito Croes geprobeerd om daarover consensus te bereiken. Dat is vooralsnog niet gelukt, maar dat moet uiteindelijk wel een keer lukken. Het is overigens een rijkswet, dus je zou ook nog kunnen zeggen: als er geen consensus wordt bereikt, dan wordt het maar doorgedrukt bij wijze van wet. Juist op het punt van een geschillenregeling is dat echter weinig bevredigend want als iemand het er niet mee eens is, zal hij ergens bezwaar willen kunnen maken. We zoeken dus wel naar de consensus, maar zowel op het punt van de reikwijdte van zo'n geschillenregeling — wat valt eronder en wat niet — als de inrichting — wie gaat er dan uiteindelijk over en wat wordt er in zo'n regeling gezegd — zijn er meningsverschillen. Laat ik toezeggen dat ik voor de volgende Koninkrijksconferentie, dus in het voorjaar van 2015 ofwel u meedeel dat we in overleg tot consensus zijn gekomen — dat zou natuurlijk mijn voorkeur hebben — dan wel meedeel wat de inzet van de Nederlandse regering is zodat u in elk geval weet wat er van onze kant op tafel ligt en dat daar volledige transparantie over is. 

De voorzitter:

U bent klaar met uw inleiding? 

Minister Plasterk:

Ja. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik begrijp dat de minister de inbreng van de Kamer vanochtend over de geschillenregeling goed heeft gehoord. Ik ben blij dat hij meteen proactief aangeeft dat hij hier nu werk van gaat maken. Laten wij wel wezen: er ligt al sinds 2010 een motie die koninkrijksbreed is aangenomen dat zo'n geschillenregeling er zo spoedig mogelijk moet komen en in het Statuut staat ook letterlijk dat deze regeling er moet komen. Het is natuurlijk wel belangrijk dat de wil er is om hieraan prioriteit te geven. Ik begrijp dat de minister in die zin de Kamer tegemoetkomt. Voor de Koninkrijksconferentie krijgen wij een voorstel waar wellicht andere landen ook mee instemmen dan wel uitleg van deze minister over wat de inzet van Nederland is. 

Minister Plasterk:

Dat zeg ik toe. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Totdat die geschillenregeling er is, kunnen er zich conflicten voordoen. Dat was deze zomer het geval. Is er niet een tijdelijke regeling mogelijk? Toen we tegenover elkaar stonden en de minister-president geen andere uitweg zag dan een hongerstaking, hoe ongelukkig dat ook was, zijn er suggesties gedaan. Is er niet een tijdelijke plek waar we onze conflicten kunnen voorleggen totdat die definitieve geschillenregeling er is? 

Minister Plasterk:

Dat luistert echt nauw. Ik snap de vraag heel goed, maar je hebt die geschillenregeling alleen maar nodig wanneer er een geschil is waar je niet uitkomt. Dan luistert het nauw: wie gaat erover en binnen welke marges moet hij er dan over besluiten of adviseren? Om die reden vind ik het niet wenselijk dat wij nu ad hoc iets regelen, terwijl we het er structureel nog niet over eens zijn hoe dat zou moeten werken. Dat is ook de reden waarom toen in dit geval vanuit Aruba — daar heeft de heer Segers het over — werd gezegd dat men het niet eens was met het besluit van de rijksministerraad, ik niet heb voorgesteld om het aan de Raad van State voor te leggen. Zonder dat daar een grondslag voor is, breng je dan de Raad van State in de positie van een beroepsorgaan van de rijksministerraad; een positie die men niet heeft. Ik kan mij wel voorstellen dat wanneer die kwestie is afgerond — ik heb begrepen dat dit al in de Kamer is besproken — de Kamer voorlichting vraagt aan de Raad van State of de rijksministerraad een correct besluit heeft genomen toen hij die aanwijzing gaf aan de gouverneur. Daar kunnen we van leren voor een volgende gelegenheid. Ik wil echter voorkomen dat wij de Raad van State in een positie brengen die er feitelijk niet is. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Wellicht is het heel lastig om uiteindelijk tot zo'n geschillenregeling te komen, want anders was die er al lang geweest. Er is een verschil van inzicht over de geschillencommissie, hoe ingewikkeld dan ook. Het staat de minister natuurlijk ook vrij om een raad van wijze mannen in te stellen. Het staat hem vrij om zo'n conflict met alle voors en tegens en alle grijstinten ertussen voor te leggen aan een aantal mensen die met enige afstand daarnaar kijken en om hen te laten adviseren zonder dat hij gebonden is aan hun uiteindelijke advies. Dat helpt ons uit zo'n patstelling te komen die er deze zomer was. 

Minister Plasterk:

Wat het meeste helpt om uit die patstelling te komen, is dat we op korte termijn Aruba zien komen tot een toekomstbestendige begroting. Dan is die kwestie opgelost en kunnen wij ten principale met elkaar in gesprek over de inrichting van zo'n geschillenregeling. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik ben benieuwd welke ideeën deze minister heeft voor die geschillenregeling. Natuurlijk is het een krachtenspel waarin wij bekijken hoe de verschillende landen daarnaar kijken. Kan de minister er vandaag iets over zeggen? 

Minister Plasterk:

Ik sta op de schouders van reuzen, dus laat ik naar mijn CDA-voorganger Donner kijken, die dit gesprek uitgebreid heeft gevoerd. Het strandde op een aantal punten, bijvoorbeeld de reikwijdte daarvan. Vallen rijkswetten ook onder een geschillenregeling? De positie van Nederland is: nee. Artikel 120 van de Grondwet houdt de constitutionele toets van wetten tegen. Het zou dan ook raar zijn als we wetten hebben met consequenties voor 18 miljoen Nederlandse burgers die opeens wel getoetst kunnen worden. Dat is bijvoorbeeld een onderwerp van dispuut. Verder is de vraag of je dat inderdaad zou moeten voorleggen aan een commissie van wijze mannen, zoals de heer Segers dat samenvat, dan wel of je dat gewoon aan de Raad van State kunt voorleggen. De Nederlandse positie was: bij de Raad van State hebben we een fijnmazig stelsel van benoemingen en organisatie, dus als je het ergens zou willen voorleggen, dan liever daar. Daarop zeiden wederpartijen soms: ja, maar daar hebben Nederlanders de meerderheid. Maar dat hebben ze in bijna elk verband waarin je enig recht doet aan de verhoudingen, ook qua bevolking in het Koninkrijk. Ik heb daar van twee kanten begrip voor, maar over dit soort kwesties gaan die disputen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Daar was ik al bang voor, want dat zijn heel fundamentele kwesties. Als wij daar in bijna vier jaar niet uitkomen, hoe ziet de minister dan de kans om daar straks wel uit te komen? 

Minister Plasterk:

Ik kan niet meer dan mijn best doen. Ik kan die discussie oppakken. Ik heb ook weleens teksten gehoord in het verleden in de trant van: eigenlijk hebben wij al een geschillenregeling, want het voorgezet overleg in de rijksministerraad is een soort geschillenregeling. Dat vind ik niet juist, want het voortgezet overleg staat ook in het Statuut en als het Statuut bedoeld had dat dat de geschillenregeling was, dan had dat er wel gestaan. Dus als je er scherp naar kijkt, dan moet er strikt genomen iets gebeuren om te voldoen aan wat er in artikel 12a van het Statuut staat. Daar heeft mevrouw Van Toorenburg gewoon gelijk in. Ik probeer het hele verband te bedekken, maar laat ik nu even vanuit het Nederlands perspectief praten: je wilt niet belanden in een situatie waarin een paar grijze, wijze heren besluiten dat er iets moet gebeuren en dat de rekening daarvoor bij Nederland wordt gedeponeerd. Dat is op zich een reëel punt. 

De heer Van Laar (PvdA):

Wij kunnen nu ook iets nieuws proberen. Wij onderhandelen nu al vier jaar achter de schermen, wisselen standpunten uit en komen elke keer tot dezelfde impasse. Misschien kunnen we afspreken dat we dat nog één keer doen en daar tot en met de Koninkrijksconferentie de tijd voor nemen, maar dat daarna een voorstel tot rijkswet wordt voorbereid. Daar zit een heel zorgvuldige behandeling aan vast, waarbij alle eilanden inspraakrecht krijgen, waarbij wij een parlementaire behandeling hebben et cetera. Wij zouden kunnen bekijken of wij via dat proces toch tot een wet kunnen komen waarover alle landen in het Koninkrijk consensus over bereiken en alle andere landen in het Koninkrijk tevreden kunnen zijn. Misschien kunnen wij afspreken dat wij tot en met de Koninkrijksconferentie nog een keer proberen wat wij al aan het doen zijn en dat wij daarna het parlementaire proces ingaan. 

Minister Plasterk:

Dat zou kunnen. Dat is een mogelijkheid. Tot dusver hebben mijn voorgangers gezocht naar consensus achter de schermen, maar je kunt ook zeggen dat dat op een gegeven moment een keer zijn beslag moet krijgen in een parlementaire behandeling. Dat zou kunnen. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Aan de hand van het voorbeeld van Aruba kwamen wij tot de conclusie dat zo'n geschillenregeling ontzettend belangrijk is. Ik hoorde de minister net in een van zijn antwoorden iets aangeven. Ik kan zijn exacte woorden niet herhalen, maar daardoor rees bij mij de volgende vraag: kan hij heel duidelijk aangeven of het ingrijpen en optreden van Nederland in de situatie met Aruba rechtmatig conform het Statuut is verlopen? 

Minister Plasterk:

Het antwoord is vanzelfsprekend bevestigend. De rijksministerraad gaat natuurlijk geen onrechtmatige besluiten nemen. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Maar als er dan een discussie ontstaat met een partner binnen het Koninkrijk, in dit geval Aruba, die zegt dat er wel onrechtmatig gehandeld is, is de minister het dan met mij erover eens dat het in dat soort situaties verstandig is om een derde partij — afgelopen zomer was er weliswaar geen geschillenregeling — daar snel duidelijkheid over te laten geven? Wij kwamen met het voorstel van de Raad van State, maar er mag toch geen ruis of onduidelijkheid bestaan over de vraag of er al dan niet rechtmatig is gehandeld conform het Statuut? 

Minister Plasterk:

Wij hebben een heel stelsel dat uiteindelijk eindigt in de rijksministerraad. Dat is de hoogste instantie in het Koninkrijk. Het kan niet zo zijn dat, als iemand roept dat iets onrechtmatig is, twijfel over de rechtmatigheid opeens zou moeten leiden tot een ad-hocprocedure waar geen rechtsgrondslag voor is. Maar ik heb al gezegd dat ik er geen enkel bezwaar tegen zie als de Kamer behoefte heeft aan voorlichting door de Raad van State op dit punt wanneer deze hele zaak achter de rug is. In die situatie breng je de Raad van State namelijk niet in de positie van een arbitrageorgaan, waar geen grondslag voor is. Maar dan kan hij gewoon voorlichting geven. 

Dan kom ik toe aan de integriteit op Sint-Maarten. Daar hebben de leden vanochtend al uitgebreid over gesproken. Er waren al jarenlang signalen dat het allemaal niet goed ging. Daar is hier in de Kamer ook meerdere malen over gesproken. Er zijn ook al verzoeken gedaan aan de regering van Sint-Maarten om daar iets aan te doen, maar dat had onvoldoende effect. Toen heeft de rijksministerraad op mijn voorstel besloten om een aanwijzing te geven aan de gouverneur van Sint-Maarten om daar een onafhankelijk onderzoek naar te laten doen. Op dat moment zei de landsregering overigens: dan doen wij zelf wel een onderzoek. Maar toen heeft de rijksministerraad gezegd: dat is too late, too little. Er is toen ook overwogen dat het van belang zou zijn om dat onderzoek zich ook te laten uitstrekken tot de politieke bovenlaag, de Staten en de regering zelf. Dan is het niet gewenst dat die de opdrachtgever voor dat onderzoek zou zijn. Om die reden is toen gekozen voor zo'n aanwijzing. Daar was toen ook discussie over en er werd toen ook gezegd dat we dat misschien niet zouden moeten doen. Als ik nu het resultaat zie, die 250 pagina's van dat rapport, dan ben ik blij dat we een onafhankelijk onderzoek hebben laten doen. 

Het resultaat daarvan is al met al echter wel ontluisterend. Het maakt zichtbaar dat er op veel plekken in de samenleving vormen van bederf — een groot woord — zijn, tot het politieke niveau aan toe, waar sprake is van belangenverstrengeling en van machtsmisbruik. Dat geeft geen pas in het Koninkrijk. Er moet nu dus echt snel actie worden ondernomen. Er zijn onlangs verkiezingen geweest. Er is vanochtend ook gesproken over de gang van zaken bij die verkiezingen, over de wijze waarop het kabinet wordt geformeerd en over hetgeen tijdens de formatie allemaal is gebeurd. Dat levert een situatie op waarin ik niet het vertrouwen heb — dat is de laatste keer ook besproken in de rijksministerraad — om te doen wat je normaal gesproken zou doen, namelijk zeggen: hier ligt een advies; regering, komt u maar met een plan van actie en wij wachten daarop. Wij vinden dat er nu een aantal acties moeten worden ondernomen die niet volledig afhankelijk worden gemaakt van de activiteiten van de landsregering. Ik zal dat straks nog nader toelichten. 

De voorzitter:

Het lijkt mij goed dat de minister dit onderdeel eerst afrondt. Daarna kunnen dan interrupties worden gepleegd. 

Minister Plasterk:

In de rijksministerraad is al aan mij gevraagd om met voorstellen te komen. Ik moet nu even zuiver zijn over de procedure. In zekere zin is de timing van dit debat een beetje ongelukkig, want de normale procedure is dat ik eerst een voorstel in de rijksministerraad op tafel leg, dat dat al dan niet gewijzigd wordt vastgesteld door de rijksministerraad en dat het dan wordt gecommuniceerd met het land en met de Tweede Kamer hier. Aan de andere kant ligt dat rapport er en is daar door de Kamer ook het een en ander over gezegd. Er is ook al een eerste reactie vanuit Sint-Maarten, maar die is nog wel wat dun. Ik denk dan ook dat het goed is om hier in hoofdlijnen te schetsen wat ik denk dat er zou moeten gebeuren. Maar, nogmaals, dat moet natuurlijk nog door de rijksministerraad worden besproken. 

De heer Bisschop sprak over een deltaplan. Van mij mag hij dat zo noemen, want ik denk inderdaad dat het probleem acuut is en dat we moeten voorkomen dat er een nieuwe overstroming plaatsvindt of dat die doorgaat. Ik zal een paar contouren van het plan geven. 

Er moet ten eerste een toezichthouder integriteit komen, die zorgt voor de uitvoering van de aanbevelingen uit de rapporten en die daar regelmatig verslag over uitbrengt aan de rijksministerraad. Die toezichthouder wordt wat mij betreft bestuurd door een bestuur dat onafhankelijk is van het landsbestuur en waar de rijksministerraad de benoeming voor doet. Ten tweede wordt het Openbaar Ministerie versterkt met een speciaal team dat wordt ingericht ten behoeve van de bestrijding van de witteboordencriminaliteit en dat dan natuurlijk met de wetenschap dat is gesignaleerd dat die zich voor een groot deel ook in het politieke bestuur afspeelde. Ik ga niet over het inhoudelijke beluit van het Openbaar Ministerie, maar het is wel tegen die achtergrond dat het OM op dat punt wordt versterkt. Ten slotte worden de kustwacht, de douane, het Recherche Samenwerkingsteam (RST) en de KMAR versterkt. De aansturing daarvan wordt gelegd in Den Haag. Ik wil hier nog twee punten aan toevoegen, want het pakket is groter. We gaan de capaciteit van de rechtspraak versterken en het RST krijgt een permanente basis en extra capaciteit om de landsrecherche te versterken. 

Dit zijn de contouren van een actieplan waarmee we willen zorgen dat het beter gaat. Ik streef ernaar om misschien nog zelfs voor de volgende rijksministerraad daarover consensus te bereiken met Sint-Maarten, want dat is uiteraard veruit de beste manier om het te doen. Ik denk echter niet dat we, als dat niet onmiddellijk lukt, zouden moeten stoppen. De situatie is namelijk zo acuut dat we daar verder mee moeten. Ik denk dat het in het belang is van de burgers van Sint-Maarten — de heer Van Raak en anderen hebben dat vanochtend ook benadrukt — dat er geen twijfel hangt rond de integriteit van het bestuur. Ik heb net al aangegeven dat Curaçao twee regeringen geleden heeft besloten om daar heel streng op te zijn bij het formeren van een nieuwe regering. Je merkt dat dat een kentering teweegbrengt in de politieke verhoudingen, en ook voor het bedrijfsleven. Het is dus zeer aan te bevelen dat we daar nu gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor nemen. 

De heer Van Raak (SP):

Dat is niet genoeg. Dat is helaas niet genoeg. Versterking van het Openbaar Ministerie: prima. Versterking van de kustwacht: prima. Het probleem is echter dat er personen zijn in de politiek die nauwe banden hebben met de maffia en betaald worden door de maffia. De rechter op Sint-Maarten zegt ook dat er een onderzoek naar hen moet komen. Het is dus veel concreter. Tegen een aantal politici van een aantal partijen zijn er voldoende verdenkingen om nu een onderzoek te starten. Wij moeten voorkomen dat deze mensen straks in de regering komen of de baas van de regering worden. Is de minister dus bereid om te zorgen voor voldoende ondersteuning voor de zaken die voorliggen ter onderzoek, zodat deze zaken kunnen worden afgerond? 

Minister Plasterk:

Dat laatste heb ik toegezegd. Ik heb toegezegd om te zorgen voor voldoende ondersteuning, zodat de zaken die voorliggen kunnen worden opgepakt. Ik hoop wel dat er begrip voor is dat ik als lid van de Nederlandse regering niet ga over het vervolgen van politici op Sint-Maarten. Daarvoor is natuurlijk het Openbaar Ministerie in positie. Ik zeg echter niet voor niets dat er een aparte unit moet komen voor witteboordencriminaliteit in de context van wat we nu weten over wat er in politieke kring gebeurt. Dat moet voor het OM voldoende zijn om in de rechtsstatelijke positie die het daar heeft, zijn werk te kunnen doen. 

De heer Van Raak (SP):

Toch moeten we concreet zijn. Er dreigt nu iemand de baas te worden van de regering die ook baas is van de maffia. Dat kunnen we niet accepteren. Wil de minister nu concreet worden en zeggen dat de zaken tegen een aantal politici, tegen wie nu verdenkingen bestaan, onder andere van grootschalige omkoping van kiezers en het omkopen van de regering, vanaf morgen worden uitgezocht? Gaat hij ervoor zorgen dat die zaak — ik noem het maar gewoon: UP, Theo Heyliger — wordt opgepakt, uitgerechercheerd en voor de rechter komt, zoals de rechter op Sint-Maarten dat zelf wil? Kan de minister toezeggen dat dat vanaf morgen gaat gebeuren? 

Minister Plasterk:

Van dat laatste weet de heer Van Raak dat ik daarover niet in letterlijke zin een toezegging kan doen. Ik kan geen toezegging doen over wat het OM morgen aanhangig gaat maken. Ik heb natuurlijk ook zorgen over de berichten die daar vandaan komen. Het is niet voor niets dat wij de keten, inclusief het Openbaar Ministerie, op dit punt willen versterken, zodat men kan doen waarvan men zelf acht dat het noodzakelijk is. Ik denk echter dat we de scheiding der machten wel intact moeten houden. Dat is de rechtsstatelijkheid waar we nu juist ook voor willen staan. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Ook als het om Sint-Maarten gaat, heb ik een minister van Koninkrijksrelaties gezien die wacht totdat de boel uit de hand loopt en er dan ineens bovenop springt en met aanwijzingen zwaait, waardoor er vervolgens ruzie ontstaat binnen het Koninkrijk. Om die reden sprak ik ook van de "minister van koninkrijksruzies". We zijn het er met zijn allen over eens dat goed bestuur en integriteit ontzettend belangrijk zijn en dat er op Sint-Maarten — en dan druk ik mij vriendelijk uit — nog een wereld te winnen is. Sint-Maarten heeft een jaar lang geroepen om hulp en ondersteuning in de justitieketen. Concreet: de landsrecherche vroeg om vier rechercheurs en het OM vroeg om twee parketsecretarissen. Sint-Maarten wil ook wel. We doen net alsof heel Sint-Maarten geen oplossingen wil. Daar heeft deze minister een jaar lang geen actie op ondernomen. 

Minister Plasterk:

Nee. Met alle respect voor mevrouw Hachchi, maar het probleem op Sint-Maarten is niet dat Nederland daar niet nog vier fte's tegenaan heeft gegooid. Als je dat zegt, onderschat je werkelijk wat er aan de orde is. Lees dat rapport nou; het is dik, ik weet het, maar ga er een weekend voor zitten. Het besef van integriteit is op verschillende plekken onvoldoende doorgedrongen. Als ik dit zo hoor, vraag ik mij dus af of mevrouw Hachchi terugkijkend vindt dat wij de aanwijzing die heeft geleid tot dat rapport niet hadden moeten geven. Dat is de hamvraag. Wij zijn politici, wij moeten allebei keuzes maken, en wij zien ons gesteld voor de vraag of we terugkijkend, wetende wat wij nu weten, moeten concluderen dat het een fout besluit was van de rijksministerraad om de aanwijzing te geven die hiertoe heeft geleid. Ik denk dat het een juist besluit is geweest. 

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Hachchi. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik ken het rapport. Ik ken ook de eilanden en Sint-Maarten. Ik weet ook wat de problemen zijn, maar het is ontzettend belangrijk dat wij een minister van Koninkrijksrelaties hebben die beseft dat je niet alleen met de botte bijl, fel en erbovenop tot oplossingen komt die uiteindelijk door de mensen daar gedragen worden. Uiteindelijk willen we toch dat dit wordt opgelost? Daar hebben we de Sint-Maartenaren voor nodig. Dat is de kritiek op deze minister. Ik hoor hem vandaag wel de toon aanslaan van een minister van Koninkrijksrelaties. Mijn oproep aan hem is om dat vast te houden, ook in dit soort moeilijke discussies die wij moeten aangaan met Sint-Maarten. 

Minister Plasterk:

Juist als je elkaar serieus neemt, moet je elkaar af en toe in de ogen kunnen kijken en zeggen dat wat er gebeurt, niet kan. Ik zal de incidenten nu niet herhalen, want die staan allemaal in het rapport beschreven. Als voorbeeld noem ik de inreisvergunningen die op basis van vriendjespolitiek worden verstrekt, waar leden van de regering van weten of bij betrokken zijn. Dat kan niet. Wij kunnen nog zoveel kopjes koffie drinken, maar op een gegeven moment moeten wij een keer zeggen dat dit niet de goede kant op gaat en dat er actie zal moeten worden ondernomen. Nogmaals, met alle respect en waardering voor ieders betrokkenheid, ik vind het verwijt niet terecht dat ik met onvoldoende warmte zou spreken of handelen in de richting van de Cariben. Dat houd ik verre van mij. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik hecht eraan mijn waardering uit te spreken voor het voornemen van de minister om een deltaplan, een geïntegreerd plan van aanpak op te stellen. Ik hoorde hem vooral de link leggen met Sint-Maarten, maar er zijn ook op de andere eilanden meer specifieke problemen gesignaleerd. Voorziet dat deltaplan ook in een aanpak van die problemen, om te voorkomen dat alles weer geïsoleerd en reactief wordt benaderd? Juist door een totaalplan kunnen wij proactief voor geheel Caraïbisch Nederland dienstbaar zijn. Klopt dit? Misschien komt de minister daar verderop in zijn betoog nog op terug, maar dit leek me een mooi moment om het even te markeren. 

Minister Plasterk:

Dat is een heel goede vraag. Enkele van de zojuist door mij genoemde elementen zijn heel specifiek voor Sint-Maarten, bijvoorbeeld de toezichthouder integriteit. Een aantal andere elementen, zoals het versterken van de KMar, de kustwacht en het RST, worden Caribenbreed opgepakt. Die zullen zich in eerste instantie misschien concentreren op de plekken waar de dijk het dunst is, maar die kunnen ook op andere plekken voor dijkbewaking zorgen. 

De heer Bisschop (SGP):

Prima, dat is een heldere toezegging. Ik zou het op prijs stellen als de minister na overleg met de rijksministerraad, of voorafgaand aan dat overleg, op enig moment het genoemde plan met de Kamer zou willen delen. 

Minister Plasterk:

Dat zal ik vanzelfsprekend doen. 

De heer Fritsma (PVV):

In feite worden wij geconfronteerd met één grote déjà vu-ervaring. De minister zwaait met een rapport waaruit blijkt dat Sint-Maarten één grote corrupte bende is — daar komt het in feite op neer — maar in 2007 lag er al een dergelijk rapport van het WODC. De minister weet vast wel waar ik op doel. Ook uit dat rapport bleek al dat Sint-Maarten één grote corrupte bende is, waarbij de bovenwereld is verweven met de onderwereld en er banden zijn met drugssmokkel. Dit is dus helemaal niet nieuw; het is eerder een gebed zonder eind. Erkent de minister dat sinds 2007, toen een en ander al duidelijk is geworden via een rapport, alle door Nederland in het eiland gestoken tijd, moeite en geld tot helemaal niets hebben geleid? 

Minister Plasterk:

Laat ik allereerst niet de terminologie overnemen dat het één grote corrupte bende is. Het woord "corrupt" heb ik in deze context dan ook niet gebruikt. Ook op Sint-Maarten, of zeker op Sint-Maarten, zijn heel veel fatsoenlijke mensen, die zich netjes aan de regels houden en vanuit het algemeen belang handelen. Des te erger is het natuurlijk dat dit hier en daar niet of onvoldoende gebeurt. Het is helder dat die situatie niet gisteren is ontstaan. De heer Fritsma vroeg of het ook toen al het geval was. Dat lijkt mij wel. Dat lijkt mij zeker. Overigens denk ik niet dat wij dit in één dag zullen hebben opgelost. Het is ook een kwestie van cultuur. Vandaar dat er een actieplan moet komen, want wij kunnen het niet via één of twee maatregelen oplossen. Het moet ook door het land zelf gezien worden als een structureel probleem, waar men in het belang van de bevolking echt aan zal moeten werken. 

De heer Fritsma (PVV):

"Hier en daar" wat corruptie is echt een understatement. Uit het rapport blijkt dat de corruptie in alle bestuurslagen aanwezig is en met allerlei zaken verweven is. Er is derhalve sprake van een ernstige situatie. Dat is in 2007 ook al door het WODC vastgesteld. Toen zei iedereen dat daaraan iets zou moeten gebeuren en dat de zaak meteen aangepakt moest worden. Wat is er sindsdien gebeurd? Al het Nederlandse belastinggeld is in één grote bodemloze put verdwenen. De situatie is helemaal niet veranderd. Waar kan ik de minister nu op afrekenen met het actieplan? Kan de minister garanderen dat alle tijd, moeite en geld die Nederland hierin steekt, wel goed zullen worden besteed? Die garantie moeten we nu onderdehand weleens een keer krijgen, dacht ik. 

Minister Plasterk:

Ik snap dat gevoel wel. Het is ook precies de reden waarom ik zeg: we gaan niet wat extra geld aan het land geven om dit op te lossen. Bijvoorbeeld het RST, het Recherche Samenwerkings Team, doet fantastisch werk. Ik ben er laatst nog op werkbezoek geweest. De moord op Helmin Wiels, waarvan de dader nu levenslang heeft gekregen, was volgens mij niet opgelost als het RST niet een buitengewoon grote bijdrage had geleverd aan de lokale politie. Daar wordt dus fantastisch werk gedaan. Echter, om de reden die de heer Fritsma schetst, is het inderdaad wel belangrijk dat we tegelijkertijd met die versterking er ook voor zorgen dat de aansturing vanuit Den Haag wordt versterkt, opdat we weten wat er met dat geld en met die inzet gebeurt. Ik kan niet garanderen dat het helemaal wordt opgelost. Misschien gebeurt dat niet. Ik geloof echter wel in vooruitgang. Ik heb net het voorbeeld van Curaçao genoemd. Daar zijn in de afgelopen jaren echt een aantal dingen verbeterd. Ook daar is het niet perfect, maar er zijn wel een aantal dingen verbeterd. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik heb in eerste termijn ervoor gepleit dat Nederland, dat Den Haag de touwtjes weer in handen krijgt wat betreft de grensbewaking. De minister noemde zojuist een rijtje maatregelen op. Is mijn conclusie juist dat dat ook echt gaat gebeuren? 

Minister Plasterk:

Ja, de grensbewaking valt daaronder. Het zijn wel de grenzen van het Koninkrijk. Ik vind het niet acceptabel als er herhaalde en systematische berichten zijn dat mensen met een telefoonnummer van een politicus op zak lopen voor een inreisvergunning. Dan denk ik: dat kan niet. Dat moet dus worden aangepakt. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Duidelijk. 

De heer Bosman (VVD):

Ik herken een beetje het idee van de rijksofficier. Dat doet mij deugd. Ik heb echter nog wel een vraag. Ingrijpen door de rijksministerraad kan pas als er geen redres meer is in het land. Nu is er een uitspraak van een rechter waarin staat dat er niet voldoende onderzoek is gedaan naar iemand die geld heeft betaald. Is hier nu sprake van "geen redres"? Is het dan dus niet echt een taak van de rijksministerraad om toch in te grijpen? De rechtsorde is in dit geval geschokt. Dat zegt ook iedereen. De rechter heeft gezegd: ik kan het niet in behandeling nemen op aangeven van mensen die geld hebben aangenomen, juist omdat deze zaken niet zijn aangepakt. Moet deze zaak niet echt direct worden opgepakt? Moet hierop niet echt een aanwijzing worden gegeven? 

Minister Plasterk:

Laat ik zover mogelijk meegaan met de heer Bosman. Ik blijf echter proberen om weg te blijven van het beoordelen van concrete rechtssituaties in een ander land. Ik denk wel het volgende. In zijn uitspraak heeft de rechter op dit punt gezegd dat de kleine vissen wel zijn gedaagd door het OM, maar de grootste vis niet. Die uitspraak kun je bijna niet anders lezen dan als een reprimande, als ernstige kritiek op wat er is gebeurd. Dat lijkt mij ook. Daarom denk ik ook dat het belangrijk is dat OM verder wordt versterkt en dan zijn eigen keuzes kan maken, met medeneming van het punt waarop die rechter zijn uitspraak heeft gedaan. Ik denk dat ik binnen de grenzen van mijn positie tot zover kan gaan. 

De heer Bosman (VVD):

Ik probeer ook een beetje met de minister mee te bewegen, maar ik zie hier toch wel een ernstige bedreiging van de rechtsorde. Dat wordt ook aangegeven door heel veel mensen. Dat wordt ook zo gevoeld. Mensen hebben het idee dat daar iemand rondloopt die echt onaantastbaar is. Sterker nog, zij voelen dat niet alleen maar wéten het ook. Hij koopt zijn meerderheden, hij heeft een haven in zijn zak en hij deelt de pasteitjes uit. Hij is de man. Dit is een aanwijzing van een rechter. Ik zeg het niet zomaar. Dit is een uitspraak van een rechter: er moet onderzoek naar deze man worden gedaan. Dat is niet gedaan. Dat is een zodanige schok voor de rechtsorde dat er ingegrepen móét worden. Een aanwijzing aan het OM om er toch op in te grijpen, lijkt me echt wel op zijn plek. 

Minister Plasterk:

Ik snap wat de heer Bosman zegt. Ik beweeg dus ook een eind mee met zijn diagnose van de situatie. Toch geef ik er de voorkeur aan om gericht, op het punt van witteboordencriminaliteit inclusief het politieke bestuur, het OM te versterken, opdat men kan doen wat men zelf vindt dat er moet gebeuren. 

De heer Van Raak (SP):

De komende regering van Sint-Maarten is niet gekozen maar gekocht, door de heer Heyliger. Er is brand op Sint-Maarten en dan moet de minister niet gaan nadenken over een betere brandverzekering. Dan moeten we blussen. Ik snap de positie van de minister. Die is niet makkelijk, maar wil hij hier wel uitspreken dat het niet zo kan zijn dat iemand in het Koninkrijk een regering koopt? Als daarvan serieuze verdenkingen zijn, zo serieus dat de rechter zegt dat er sprake is van klassenjustitie als dit niet wordt onderzocht, is de minister het dan met mij eens dat dat gewoon moet gebeuren? 

Minister Plasterk:

Ik wil altijd oppassen met het meegaan in vergelijkingen, maar ik zou zeggen: wij sturen de brandweerwagen met het water erbij, maar het uiteindelijke blussen moeten we toch aan de brandweerman overlaten. En dat het een ernstige situatie is … Ja, anders stonden we hier ook niet. Dan hadden we het hier niet over. 

De heer Van Raak (SP):

Lopen we dan toch niet de kans op het volgende? Laten we het beestje maar bij de naam noemen. Theo Heyliger wordt straks de baas in de nieuwe regering, er breekt brand uit op Sint-Maarten, we sturen de brandweer en we vragen de regering om te blussen. Dan vragen we toch de pyromaan om de brand te blussen? 

Minister Plasterk:

Dat is ook precies de reden waarom we niet de regering vragen om de brand te blussen, maar dat in handen leggen van instanties die losstaan van de regering van dat moment. Ik voeg daar overigens aan toe dat we op basis van de vorige verkiezing drie verschillende coalities aan de macht hebben gezien in Sint-Maarten. Het begrip "regering" kan dus weleens van inhoud wisselen zonder dat de kiezer ertussen komt. Ook dat is een reden om dit belangrijke onderwerp van de integriteit te beleggen bij organen en instanties die niet worden aangestuurd vanuit het politieke bestuur van de dag. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Minister Plasterk:

Daarmee heb ik dit onderwerp … 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter, … 

De voorzitter:

Mijnheer Van Laar, u bent al geweest op dit onderdeel. Nee, dat is toch niet zo. Ga uw gang. 

De heer Van Laar (PvdA):

Sorry, voorzitter, maar mijn vraag sluit hier precies op aan. Ik heb in mijn betoog gevraagd welke mogelijkheden er zijn om invloed uit te oefenen op Sint-Maarten en ervoor te zorgen dat er geen eenpartijregering komt. Als er iets duidelijk is, is het wel dat er een gebrek is aan checks-and-balances, aan macht en tegenmacht. Als er een eenpartijregering komt, zal dat zeker niet verbeteren. Welke mogelijkheden zijn er dus om dat proces te beïnvloeden? Ik vraag naar een breed palet; het hoeft niet meteen een voornemen te zijn. Of gebeurt het al? 

Minister Plasterk:

De heer Van Laar heeft gelijk; ik had daarop moeten reageren, want hij heeft dat punt in eerste termijn zeker genoemd. Ook hiervoor geldt dat ik dit betoog heel goed snap. De heer Van Laar noemde het idee van een zakenkabinet. We moeten in ieder geval constateren dat dit in Curaçao tot een oplossing heeft geleid toen daar op het gebied van de financiën de golven hoog klotsten. Een kortstondig zakenkabinet gevolgd door een politiek kabinet was daar een goede oplossing. Het kan dus, en misschien is het verstandig. De heer Van Laar proeft mijn aarzeling, want ik vind dat ik mij als lid van de Nederlandse regering eigenlijk niet moet uitlaten over het formeren van regeringen in andere landen in het Koninkrijk. Ik wil echter wel zover meegaan dat ik me zou kunnen voorstellen dat voor zo'n oplossing wordt gekozen, of dat er in ieder geval een bredere basis wordt gevonden, juist omdat men het uiteindelijk als gemeenschappelijk probleem zou moeten ervaren om de twijfel weg te nemen en de boel op orde te brengen. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Laar. 

De heer Van Laar (PvdA):

De vraag is iets specifieker dan dat. In dit geval zijn er ernstige vermoedens dat er fraude is gepleegd, dat er stemmen zijn gekocht en dat er misschien wel een zetel is gekocht in de formatie. Zeggen wij dan als rijksministerraad en Tweede Kamer: u formeert maar, en wat eruit komt accepteren wij als een gegeven? Of zijn er momenten waarop een rijksministerraad, de Tweede Kamer, de gouverneur of welke instantie dan ook daar iets van kan vinden en daar invloed op kan uitoefenen? 

Minister Plasterk:

Ik heb mij daar met mijn beste juristen nog eens over gebogen. Het antwoord, voor zover ik daar nu zicht op heb, is toch dat het aan het OM in Sint-Maarten is om dit soort kwesties aan de kaak te stellen. De positie die de Kiesraad in Nederland heeft, is een iets andere dan die van het electorale college in Sint-Maarten. Voor zover ik het nu kan zien, is er dus binnen de grenzen der rechtsstatelijkheid — daar moeten we ons toch aan houden — eigenlijk geen andere mogelijkheid dan dat het OM actie onderneemt als er ernstige verdenkingen zijn. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Je hebt formele bevoegdheden, die de minister hier beschrijft, en je hebt ook informele mogelijkheden. De minister kent de zorgen die hier heel breed leven, ook bij partijen die zich zeer verbonden voelen met dat deel en dit ook uitspreken. De minister heeft toch de mogelijkheid om die zorgen daar informeel te uiten en het gesprek daarover aan te gaan? 

Minister Plasterk:

Ja, en ik wil daar nog aan toevoegen dat men in Sint-Maarten ook hoort en ziet wat wij hier nu aan het doen zijn. Alleen al via dat kanaal ziet men dat — ik zou niet zeggen "zelfs", maar "juist" — de partijen die het Koninkrijk een warm hart toedragen, dit met lede ogen aanzien. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Wij kunnen dit formuleren als een oproep in die richting via de minister. Ik moedig hem aan om alle mogelijkheden, ook informele, aan te grijpen om de grote zorgen die hier leven daar te ventileren. Hopelijk komt er dan een andere oplossing dan die eenpartijregering. 

Minister Plasterk:

Dat is genoteerd. 

Ik ga nu over naar Aruba en met name naar de financiële situatie daar. Wat ik in mijn inleiding al gezegd heb, herhaal ik nu met nadruk. De nu zittende regering heeft veel gedaan en doet nog steeds veel om te investeren in duurzaamheid. Zij investeert ook veel in goede relaties binnen het Koninkrijk, niet alleen in de relatie tussen Aruba en Nederland, maar ook in de relatie tussen de drie landen aan de andere kant van de oceaan, want daar was het ook vaak haat en nijd. Ik vind dat buitengewoon positief. 

Dit neemt echter niet weg dat de staatsschuld tijdens deze kabinetsperiode is opgelopen van 41,7% bij aantreden in 2008 tot 80,7% dit jaar, volgens de getallen van de onderzoekers die daarnaar kijken. De staatsschuld is dus in die jaren feitelijk verdubbeld. De rentelast is 15%. De norm voor de besteding aan rentelast is voor Curaçao en Sint-Maarten maximaal 5% van de begroting. Daar blijven die landen ook ruim onder. In Nederland is de rentelast 3%. Op Aruba is die echter 15%. Dat is bijna ondraaglijk; het tekort is 9,3%. 

Ik hecht eraan om met de Kamer het hele traject te delen waarin dit probleem voortdurend aan de orde is gesteld. Ik zal dit snel doen. Bij de toestemming van de rijksministerraad voor een buitenlandse geldlening in 2012 is Aruba aangesproken op de oplopende staatsschuld. Toen is de afspraak gemaakt dat de ministerraad daar periodiek over geïnformeerd zou worden. 

Op 28 maart 2013 hebben Aruba en Nederland een financieel protocol getekend. Dat opende de mogelijkheid dat Aruba eventueel leningen op de kapitaalmarkt zou kunnen aangaan onder Nederlandse voorwaarden. Daartoe zou moeten worden voldaan aan de normen van begrotingsevenwicht en de rentelastnorm van 5%. Tot op heden is daar echter geen sprake van. Het IMF heeft in april vorig jaar voorlopige conclusies uitgebracht die buitengewoon zorgelijk waren. 

Bij de besluitvorming over een nieuwe lening in juni 2013 is Aruba wederom gevraagd naar de sombere vooruitzichten en de oplopende staatsschuld. Standard & Poor's heeft in juni 2013 de rating verlaagd. In augustus 2013 heeft het IMF een definitief rapport uitgebracht waarin staat dat de staatsschuld onhoudbaar dreigt te worden. 

In de daaropvolgende maanden, in september 2013 tot februari 2014, heeft de Nederlandse regering op alle mogelijke manieren duidelijk gemaakt, groeiende zorgen te hebben over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Die zorgen zijn schriftelijk en mondeling overgebracht. Mijn secretaris-generaal is naar Aruba geweest en ik ben er zelf ook naartoe gegaan. Toen is er gezegd dat er maatregelen genomen zouden worden. 

Vanaf 2012 hebben ook op nationaal niveau binnen Aruba de Raad van Advies, de Centrale Bank van Aruba en de Algemene Rekenkamer systematisch gewaarschuwd voor die ontwikkelingen. 

In de rijksministerraad van 7 februari is opnieuw besloten dat er in mei een begroting zou moeten zijn voor het daarop volgende jaar, voor 2014 dus, met additionele maatregelen om het begrotingsevenwicht te herstellen en om het meerjarenbeeld door een onafhankelijke derde te laten beoordelen. 

Al die inspanningen ten spijt bleek niet te gebeuren wat er zou moeten gebeuren. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in het besluit van de rijksministerraad van 11 juni om te komen tot een aanwijzing aan de gouverneur. Er is dus een heel lang traject geweest. In eerste termijn werd gezegd dat je alles uit de kast moet halen voordat je ingrijpt. Wij hebben echt álles uit de kast gehaald. Dat is één. 

Twee. De uiteindelijke ingreep was relatief bescheiden. De rijksministerraad heeft niet gezegd: wij gaan nu uw begroting vaststellen of dit is uw saldo. Nee, de rijksministerraad heeft slechts tegen de gouverneur van Aruba gezegd: u hebt nu een begroting ter tekening voorgelegd, waarvan uw eigen adviesraad en uw eigen bank zeggen dat die niet op orde is, waarvan het IMF zegt dat die niet verstandig is en waarvan de rijksministerraad zich afvraagt of die verstandig is. Wij vragen u om u door onafhankelijke onderzoekers te laten adviseren voordat u besluit om een handtekening te zetten. Dat is dus een buitengewoon bescheiden ingreep. De rijksministerraad heeft niet eens gezegd: u mag niet tekenen. Nee, de rijksministerraad heeft slechts gezegd: laat u nou adviseren door onafhankelijke derden. Dat advies ligt er nu. Ik hoop dat de regering van Aruba daar iets mee gaat doen. Ik heb daar goede verwachtingen over. De nieuw aangetreden minister van Financiën Bermudez pakt de zaak serieus op. Strikt genomen verloopt vrijdag de termijn waarbinnen een begroting zou moeten voorliggen. Ik hoop dat die begroting er dan ook is en dat in de memorie van toelichting is opgenomen hoe die past in het meerjarenbeeld en hoe de maatregelen worden genomen die ervoor moeten zorgen dat de boel weer in balans komt. Ik zeg er onmiddellijk bij dat dit natuurlijk altijd een pijnlijke exercitie is, maar het is niet anders. Het is het eerste jaar na de herverkiezing van de regering. Dat is ook het jaar waarin je … Anders komen wij weer dichter bij nieuwe verkiezingen en wordt men nog huiveriger om dingen te doen. Het zou nu echt moeten gebeuren. Ik hoop ook dat dat gebeurt. Ik hoop dat het goede idee van minister-president Eman van een fiscal council er goed in is verwerkt. Het moet een goede, stevige, onafhankelijke raad zijn, opdat wij mogen verwachten dat er de komende jaren goed wordt meegedacht over de soliditeit van de begroting. Wij wachten het af, maar zitten er bovenop. 

Tot zover de financiën van Aruba. Ik dacht dat dit een heel groot onderwerp zou worden, maar het valt alweer reuze mee. Ik stap over naar Curaçao, het grootste land aan de andere kant van de oceaan, waar wij de laatste jaren uitstekend mee samenwerken. Op het gebied van integriteit zijn indertijd door Helmin Wiels duidelijke keuzes gemaakt, die ook doorklinken in de regering-Asjes, die er nu zit. Ik denk dat dat heel belangrijk is voor het land. Een probleem in Curaçao is de criminaliteit. Ik doel niet per se op de witteboordencriminaliteit, maar gewoon op de veiligheid op straat. Dat heeft geleid tot een sterk gevoel onder de bevolking, onder middenstanders, dat het genoeg is. Ik kreeg laatst zo'n bandje met "ta basta awor": het is genoeg. Het gevoel van urgentie is groot. Wij krijgen af en toe verzoeken van minister Navarro om bijstand. Collega Opstelten van Justitie willigt die verzoeken altijd in, omdat iedereen ziet dat het voor het vestigingsklimaat en voor het leven van iedereen op Curaçao van belang is dat die criminaliteit aan banden wordt gelegd. Het is een onopgelost probleem, maar ik heb wel de indruk dat minister Navarro en de hele regering er hard aan trekken. Voor zover wij dat kunnen, ondersteunen wij dat. 

De heer Van Raak (SP):

Helmin Wiels wilde strijden tegen corruptie, maar die is er niet meer. De moord op hem hangt nog steeds als een schaduw over het eiland. De moord is nog niet opgelost, want de opdrachtgevers zijn niet bekend. Ik zou graag zien dat er op Sint-Maarten een goed onderzoek komt naar Theo Heyliger. Wij moeten zo veel expertise sturen dat wij ook de netwerken, de maffiaconnecties kunnen blootleggen. Zouden wij het onderzoek naar de opdrachtgevers van de moord op Helmin Wiels niet kunnen gebruiken om als Koninkrijk, als Nederland, misschien zelfs met Amerika, zo veel steun en hulp te bieden, dat wij naar aanleiding daarvan het netwerk van maffiageld in de politiek bloot kunnen leggen? 

Minister Plasterk:

Ik ben eerder op werkbezoek geweest bij Wim van Vemde en zijn mensen van het rechercheteam. Zij hebben heel hard getrokken aan het ophelderen van de moord op Wiels. Het was een afschuwelijke gebeurtenis, die het hele Koninkrijk heeft geschokt. Een prominent politicus is op het strand neergeschoten. Dat heeft ertoe geleid dat de dader is gepakt en inmiddels levenslang vastzit. De heer Van Raak heeft volledig gelijk dat alles erop wijst dat het een huurmoordenaar is geweest. Wie zit daar achter? Het bewijs daarvoor is natuurlijk ingewikkelder. Het is mijn indruk dat men eraan doet wat men kan. Vanuit Nederland ondersteunen wij het onderzoek capacitair, omdat wij ons kunnen voorstellen dat het voor de bevolking op Curaçao niet acceptabel is dat mensen hiermee weg zouden komen. Ik vind dat ook zelf. 

De heer Van Raak (SP):

Het duurt heel lang en ondertussen groeit de angst op het eiland. De minister vertelt wat er goed gaat, maar er is nog steeds heel veel angst en intimidatie. De mensen blijven bang zolang de opdrachtgevers vrij rondlopen. Is Nederland verzocht om hulp? Is Nederland bereid om extra hulp te geven en ervoor te zorgen dat deze heel moeilijke zaak wordt opgelost, dat de opdrachtgevers worden gepakt? Wat we niet kunnen hebben en wat de bevolking van Curaçao niet kan hebben, is dat deze zaak verloopt zoals zo vaak gebeurt op Curaçao! Dat de opdrachtgevers uiteindelijk niet worden gepakt, kunnen het eiland en dus het Koninkrijk zich niet veroorloven. 

Minister Plasterk:

Dat verzoek is gedaan en ingewilligd via het geëigende kanaal: het RST. Deze zaak heeft nog steeds de volle aandacht van dit team. Het legt zich er niet bij neer dat men alleen de dader heeft. Daarmee is het zeker niet klaar. 

Voorzitter. Met name de heer Bosman heeft doorgevraagd over de financiering van het ziekenhuis op Curaçao. Ik heb hierover eergisteren uitgebreid gesproken met Age Bakker, de voorzitter van het Cft. Mede daardoor ben ik nog wat beter geprepareerd om de vragen te beantwoorden. Ik zeg op voorhand dat ik het graag schriftelijk uitwerk, mocht mijn beantwoording onvoldoende blijken. Ik vind het namelijk belangrijk dat er op dit punt volledige transparantie is. 

In de halfjaarrapportage gaat het College financieel toezicht uitgebreid in op de beoordeling van het leenverzoek van Curaçao voor 250 miljoen Antilliaanse guldens. Dit verzoek is door het Cft van een positief advies voorzien. De consequenties voor de begroting zijn in beeld. De begroting is in evenwicht en de lening is op Curaçao halverwege juni geëffectueerd middels een lopende inschrijving van Nederland. Het Cft heeft de lening niet alleen aan de normen van de rijkswet getoetst maar ook aan de aanvullende voorwaarden uit de aanwijzing Curaçao 2012. Voor die beoordeling is er veelvuldig contact geweest tussen het Cft en het bestuur van Curaçao, alsmede de projectorganisatie USONA. 

Het Cft heeft getoetst of de maatregelen worden getroffen die nodig zijn om niet alleen tot bakstenen te komen, het gebouw, maar ook tot een verantwoorde exploitatie van het nieuwe ziekenhuis. Er moet met andere woorden sprake zijn van een goede businesscase voor de inkoop van geneesmiddelen, personeel et cetera en niet alleen van stenen. Zo wordt er niet meer gewerkt met dure specialisten, maar met specialisten in loondienst. Ook dat is een onderdeel van het project. 

Op basis van de ontvangen informatie heeft het Cft het vertrouwen dat de benodigde maatregelen worden doorgevoerd om te komen tot een sluitende businesscase. Daarmee voldoen de voorgenomen investeringen aan de bepalingen in de aanwijzing. Verder heeft Curaçao op aandringen van het Cft de geldlening op een aparte banklening, een bouwdeposito, geplaatst, die bestemd is voor de bouw van het ziekenhuis. Daardoor zijn de uitgaven transparant en geoormerkt. 

De totale investering in het nieuwe ziekenhuis ligt op 435 miljoen Antilliaanse guldens. De tweede leningaanvraag zal naar verwachting eind 2014 of begin 2015 plaatsvinden. Die aanvraag zal op dat moment weer door het Cft worden beoordeeld. Het Cft heeft inderdaad opgemerkt dat de businesscase met regelmaat moet worden herijkt, omdat gedurende het project de cijfers in beweging blijven. Bij een volgende leningaanvraag zal het Cft wederom toetsen, zowel aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht als aan de meest recente cijfers en de update van de businesscase. Het Cft zal kritisch gedurende het hele project de uitvoering monitoren, omdat zo'n grote investering altijd gepaard gaat met financiële risico's. Hiervoor blijft het Cft gedurende de bouw in overleg met het ministerie van Financiën. 

Laat ik hieraan nog één ding toevoegen. Dit moet natuurlijk verantwoord gebeuren. Ik heb geprobeerd toe te lichten hoe het Cft hierop toezicht houdt en dat het financieel verantwoord gebeurt. Als het financieel verantwoord gebeurt, is het ook een grote injectie in het welzijn van de mensen op Curaçao. Het brengt namelijk met zich mee dat op het grootste Caribische land van het Koninkrijk een fatsoenlijk ziekenhuis komt waar mensen goede zorg kunnen krijgen. Tegelijkertijd blijft bovendien de begroting in balans. Als de regering erin slaagt om die twee dingen te doen, de begroting in balans houden en op een verantwoorde manier dat ziekenhuis tot stand brengen uit eigen middelen — het wordt geleend maar ook afbetaald — dan is dat voor de mensen een groot goed. 

De heer Bosman (VVD):

Er gaan toch een aantal dingen contrair. Het Cft zegt dat er een sluitende businesscase moet zijn. Die is er dus niet, want die moet iedere keer bijgesteld worden. Er is dus geen sluitende businesscase. Dat staat overigens ook in de halfjaarrapportage juli 2013/december 2013. De lening moet voldoen aan de normen van de rijkswet, en de businesscase sluit niet eens. Dan komt de rapportage van januari 2014 tot juni 2014. Daar staat: de businesscase is in beweging; gedurende de bouw wordt die bijgehouden en indien nodig aangepast. Wat is het nu? De minister zegt dat dit een economisch haalbaar systeem is. Wat is het verdienmodel van dit ziekenhuis? Als deze businesscase iedere keer wordt bijgesteld, houd ik zo meteen nul over. Zo meteen heb ik dan een lening van een half miljard. Dat kunnen wij trouwens ook niet zien, want de bedragen zijn nog niet duidelijk. Dat zegt het Cft ook; het zou zomaar eens meer kunnen worden. De businesscase voldoet dus niet en moet iedere keer worden bijgesteld. Het verdienmodel daarbij is niet duidelijk. Het eindstadium is niet helder. Daarbij wordt ook nog eens gezegd: we zetten de hele lening in één keer in een deposito. De minister zegt dat het scherp en helder is. Mijn reactie aan het Cft is dan: dat is niet waar. 

Minister Plasterk:

Laat ik allereerst, voordat daarover een misverstand zou kunnen ontstaan, zeggen dat Curaçao de leningen die men sluit op de lopende inschrijving van Nederland altijd keurig en op tijd afbetaalt. Het is dus geen geschenk, geen gift. Het is een lopende inschrijving, maar er wordt ook gewoon, zoals het hoort, op afgelost, en men slaagt erin om dat te doen binnen de rentelastnorm die ik net heb genoemd. Over het businessmodel heeft het Cft gezegd dat het sluit zoals het nu voorligt. Daarmee gaat het dus akkoord. Het Cft heeft er echter op aangedrongen dat men, waar het in beweging blijft en waar zich tijdens de bouw en in de ontwikkeling van kosten nieuwe feiten voordoen, het Cft opnieuw informeert en ervoor zorgt dat de businesscase blijft sluiten. Men kan dus niet zeggen: destijds sloot het; wij zijn toen akkoord gegaan en wij mogen er niets meer over zeggen. Op aandringen van het Cft wordt die businesscase dus geactualiseerd. Men zegt dat men dit vooralsnog, stand van vandaag, goed doet. Volgens de Rijkswet financieel toezicht is het Cft inderdaad de toezichthouder die namens ons in positie is om het toezicht te houden. Ik wil het ook in die positie laten. Ik heb alle vertrouwen in het College financieel toezicht. Ik vind dat dit zijn werk buitengewoon serieus doet. Als hierover nog meer vragen zijn, wil ik met alle plezier een schriftelijke rapportage opstellen en die aan de Kamer doen toekomen. De Kamer moet hierover immers goed geïnformeerd zijn. 

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Bosman. Kort graag. 

De heer Bosman (VVD):

Dit is een belangrijk punt. Het gaat over veel geld en het gaat over de toekomst. Het gaat ook over zorg. Natuurlijk worden de leningen afbetaald, maar als je een lening afsluit voor een ziekenhuis dat zo meteen een schuld oplevert en waarbij de businesscase niet meer sluitend is en het economische verdienmodel negatief is, heb je weliswaar een pracht van een lening en een pracht van een ziekenhuis, maar blijft er een schuldpositie. Dat is mijn zorg. Er is een kasritme afgesproken; dat was initieel. Dat staat ook nog ergens: "Deze investeringen dienen op zodanige wijze te zijn toegelicht dat een toets aan de System of National Accounts (SNA)-criteria mogelijk is." Men zegt dat men de leningen in één keer in een deposito zet, zonder dat men daar de investeringen aan gekoppeld heeft. Maar dat kan niet eens. De zaken worden naar voren gehaald zonder dat de bijkomende zaken worden geteld. Dat is niet de taak van het Cft. Het Cft moet ervoor zorgen dat de zaken in balans, geaccrediteerd en zorgvuldig geregistreerd zijn. 

De voorzitter:

Mijnheer Bosman, uw interruptie is echt te lang. 

De heer Bosman (VVD):

Ik moet het even afmaken, voorzitter. 

De voorzitter:

Nee, dit kan echt niet. Een interruptie is een korte vraag. Als u iets op schrift hebt, zou het misschien handig zijn geweest om de tekst uit te delen. 

De heer Bosman (VVD):

De minister heeft deze tekst. Die komt van hem. Kan ik dit even netjes afmaken? Ik was bijna klaar. 

De voorzitter:

Dat zei u zonet ook. Maakt u uw verhaal af. 

De heer Bosman (VVD):

De kern is: de investeringen van die lening moeten voldoen aan de eisen. Als je drie jaar investeringen volgens kasritme naar voren haalt, moet je dus drie jaar verantwoorden in dat systeem. Dat wil ik dan graag zien. 

Minister Plasterk:

Er is geen reden om te denken dat het businessmodel negatief is. Het is belangrijk om dat te benadrukken. Het Cft heeft het beoordeeld. Zo was het op het moment dat men dat beoordeelde en zo was het ook na de update. Ik heb op dit moment dus geen reden om te denken dat er zo dadelijk een ziekenhuis wordt gebouwd zonder dat er een goede onderliggende businesscase is. Ik ben het echter met de heer Bosman eens dat wij dit heel zeker moeten weten. Wij moeten de vinger aan de pols houden. Ik zeg toe dat ik hierop schriftelijk terugkom. Ook als er nog meer vragen zijn die nu niet mondeling konden worden gesteld, ga ik daar met alle plezier nog op in. Ik wil ook met alle plezier een technische briefing organiseren waarbij dit helemaal doorgeëxerceerd kan worden, maar daarover moeten wij misschien op een ander moment spreken. Ik wil namelijk dat dit transparant is. 

De heer Bosman (VVD):

Dan is de vraag prangend of het kasritme wordt gevolgd. Hoe wordt dat gedaan? Hoe zit het met de accountantsverklaring? 

Minister Plasterk:

Ik zeg toe dat ik deze vragen in de schriftelijke toelichting zal beantwoorden. 

Voorzitter. Ik ben toegekomen aan het vierde land in de Cariben, Nederland met het stukje Caribisch Nederland bestaande uit Saba, Statia en Bonaire. Ik heb onderzoek laten doen naar de precieze manier waarop wij vanuit Nederland nu die constellatie van uiteindelijk 40.000 mensen aansturen. De vraag was met name of er niet te veel bureaucratie was, of er niet te veel heen en weer wordt gevlogen en of er geen overregulering is. Dit heeft geleid tot een pittig rapport. Naar aanleiding daarvan, zoals eerder met de Kamer besproken, is de structuur van die coördinatie veranderd. Er is meer coördinatie via de zogenaamde Caribisch Nederland-tafels. Ook zijn er meerjarenplannen gemaakt, zodat men vanuit Caribisch Nederland niet het gevoel heeft: we gaan er eenmaal per jaar even langs en dan worden we bijgepraat. Dit komt tegemoet aan de vragen over bijvoorbeeld armoedebestrijding. Ik kom hier zo meteen nog over te spreken. Er kunnen dus ook meerjarendoelen worden afgesproken, waar overigens ook budgetten voor worden gereserveerd. 

De drie doelen in die meerjarenplannen zijn in de eerste plaats het versterken van de economie aldaar, in het verlengde daarvan en in de tweede plaats het bestrijden van de armoede aldaar en in de derde plaats het verbeteren van de kinderrechten aldaar. Het versterken van de economie en het bestrijden van armoede hangen natuurlijk samen, maar armoede is ook een probleem op zich. Ik kom zo meteen ook nog te spreken over de kinderrechten; verschillende Kamerleden hebben de nadruk gelegd op dit onderwerp. 

In eerste termijn werd een vraag gesteld, ik meen door de heer Van Raak, of het niet ingewikkeld is dat de minister van VWS verantwoordelijk is voor de volksgezondheid aldaar, de minister van OCW voor het onderwijs, et cetera. Kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die verantwoordelijkheden niet overnemen? Ik begrijp deze vraag wel, maar er zijn twee redenen om het niet te doen. Ten eerste gaat het om een stukje Nederland. Dat betekent dat de collega's hun portefeuilleverantwoordelijkheden ook hebben voor het stukje Nederland overzee. 

Ten tweede zit er ook een praktische kant aan. De openbare lichamen in Caribisch Nederland vragen niet om het zo te doen. Als je zo'n exercitie zou doen, haal je de budgetten weg bij de collega's van OCW, VWS en I en M en zet je die neer bij Binnenlandse Zaken. Daar maak je er één pot van, van, als je het saldeert, een dikke 200 miljoen. Dan zegt men natuurlijk vervolgens tegen Binnenlandse Zaken: doe het daar dan ook maar voor. Ik denk dat de eilanden terecht het idee hebben zij betere zaken kunnen doen door zo af en toe tegen de staatssecretaris van EZ te zeggen: goh, u hebt een warm hart voor de natuur en wij hebben bij Saba een prachtig koraalrif; denk nog eens met ons mee wat er nog meer zou kunnen gebeuren. Het is misschien ook gezien deze praktische kant dat men uiteindelijk toch liever te maken heeft met de portefeuillehoudende bewindspersonen. Ik wil echter wel proberen om de bestuurlijke drukte te verminderen. Wij hebben hier bij andere gelegenheden al uitgebreid over gesproken. 

Er is daar een nieuwe Rijksvertegenwoordiger benoemd. Daar zijn harde woorden over gesproken, met name over de procedure. Daarom hecht ik eraan om daar iets over te zeggen. Omdat de vorige keer niet helemaal duidelijk was waar de benoeming precies vandaan kwam, is op aandringen van de Kamer een transparante procedure ingericht. Ik weet nog precies hoe dat is gegaan. Iedereen vond het een keurige procedure. Mevrouw Hachchi zei destijds tegen mij: "Het is allemaal mooi en transparant, maar nu de selectiecommissie zelf nog. Ik wil eigenlijk van tevoren weten wie de selectie gaan doen." Dank daarvoor; ik vond dat een verstandige gedachte. Ik heb toen de commissie ingericht, met daarin de voorganger van de huidige Kamervoorzitter, mevrouw Gerdi Verbeet. Zij is, meen ik, in haar tweede termijn met algemene stemmen herkozen, dus zij geniet toch breed vertrouwen. Ook zaten in deze commissie de oud-gouverneur van de Antillen en Curaçao, de heer Goedgedrag en de heer Brinkhorst, voormalig vicepremier en iemand met veel kennis van het Caribisch deel van Nederland. 

Ik heb hen gezegd: doet u alstublieft de selectie en ik zeg er op voorhand bij dat als u komt tot een unanieme voordracht, er wel heel wat moet gebeuren wil ik die niet overnemen. Uiteindelijk is het natuurlijk mijn verantwoordelijkheid, maar ik had het voornemen mij te voegen in die unanieme voordracht. Zij hebben veel brieven gelezen, met een aantal mensen gesproken en kwamen uiteindelijk met een unanieme voordracht. Ik heb met betrokkene gesproken en vind hem ook buitengewoon geschikt. Ik heb dus de benoeming bij de rijksministerraad voorgelegd. Ik benadruk dit omdat elke uitkomst van de commissie waarmee ikzelf had kunnen leven — ik behoud eindverantwoordelijkheid — voor mij oké zou zijn geweest. De suggestie dat partijpolitiek hierin een rol heeft gespeeld, werp ik echt verre van mij. De samenstelling van de commissie was de Kamer van tevoren bekend. Als men die niet goed had gevonden, had er een debat over kunnen worden gevoerd. De commissie is ingesteld en dat is toen gecommuniceerd met de Kamer. Ik vind het niet aangaan om er op die manier kritiek op te hebben. 

De heer Fritsma (PVV):

Hoe dan ook is de minister verantwoordelijk voor deze benoeming. Hij kan toch niet met droge ogen beweren dat met deze benoeming aan de profielschets is voldaan? In de profielschets staat duidelijk dat de persoon in kwestie van onbesproken gedrag moet zijn en dat diens integriteit niet ter discussie mag staan. Nu is er iemand benoemd van wie ik een dossier van een halve meter heb met misstanden waarmee deze man in verband wordt gebracht. Wij hebben te maken met een ongelooflijk omstreden oud-wethouder van de gemeente Utrecht. Ik zal niet in details treden, maar je kunt moeilijk volhouden dat die man van onbesproken gedrag is. Dat kan de minister toch niet volhouden? 

Minister Plasterk:

Laat ik allereerst zeggen dat ik het onaangenaam vind om op deze plek op die manier over een persoon te spreken. Nu dat toch gebeurt, wil ik absoluut weerspreken dat er iets mis zou zijn geweest met het gedrag van de betrokkene. Hij was wethouder tot aan de verkiezingen en is daarna lijsttrekker en fractievoorzitter van de partij ter plekke geworden. Overigens is dat een partij waar ik ook lid van ben. Ik heb al gezegd dat de selectie is gedaan door een andere commissie. Ik ben overigens volledig verantwoordelijk voor de uiteindelijke voordracht aan de rijksministerraad en ik sta daar ook achter. Betrokkene is buitengewoon goed. Volgens de eerste berichten die ik heb gehoord, heeft men dat beeld aan de andere kant van de oceaan ook. Er zal heus weleens een moment komen dat mensen kritiek hebben, want dat krijg je altijd in die functie. Ik vind dat er een goede keuze is gemaakt. Nogmaals, ik vind het onplezierig om er hier op die manier over te spreken. 

De heer Fritsma (PVV):

Het gaat om een belangrijke kwestie. Wij hebben de profielschets gelezen. Daarin staat dat iemand moet worden benoemd die van onbesproken gedrag moet zijn. Nu is er een oud-wethouder van de gemeente Utrecht benoemd die betrokken is geweest bij allerlei schandalen. Het is bijna te veel om op te noemen. De bescherming van een criminele Roma-familie, het achterhouden van een rapport over de bouw van een theater, het verzwijgen van asbestproblemen naar bewoners: het zijn slechts enkele voorbeelden, want het zijn er te veel om op te noemen. Dat is toch niet iemand van onbesproken gedrag? Je kunt gesjoemel op de voormalige Antillen toch niet tegengaan door er een sjoemelaar neer te zetten? 

Minister Plasterk:

Ik ga niet over de orde van deze vergadering, maar ik reageer niet op deze kwalificatie. 

De voorzitter:

Ik begrijp wat er bedoeld wordt. Degene over wie wordt gesproken, kan zich niet verweren. 

Minister Plasterk:

Ik kan mij wel verweren en ik vind het een misplaatste kwalificatie. 

De voorzitter:

U hebt geen namen genoemd. Daar let ik goed op. Gaat u verder. 

Minister Plasterk:

Dan kom ik bij de evaluatiecommissie inzake de BES-eilanden. Daarvoor is een commissie ingesteld. In de eerste termijn werd door de heer Segers en mevrouw Hachchi een vraagteken gezet bij de voorzitter daarvan, omdat zij de situatie van 10-10-10 zou hebben begeleid. Dat is niet het geval. De betrokkene was toen geen minister en was op dat moment zelfs geen Kamerlid meer, maar is sindsdien iets minder dan een jaar minister van Koninkrijksrelaties geweest. Dat heeft er naar mijn oordeel toe geleid dat zij voldoende van de zaak op de hoogte is om daar goed mee om te gaan, maar ook voldoende afstand heeft om te kunnen oordelen. Overigens is het doel van de evaluatie niet om, terugkijkend, rapportcijfers te geven aan diegenen die de constellatie van 10-10-10 hebben gecreëerd, maar om naar de toekomst te kijken en samen met de mensen daar en hier na te gaan of het bestel kan worden verbeterd. Mevrouw Spies heeft alle kwalificaties. Zij heeft ervaring in het lokale bestuur — daarover gaat het uiteindelijk bij een openbaar lichaam — zij heeft ervaring met het landsbestuur en zij kent de Nederlandse departementen. Haar naam viel goed toen ik die opwierp in de kring van het Nederlands bestuur en ook aan de andere kant van de oceaan. Ik heb natuurlijk in het kader van de warme menselijke relaties wel degelijk laten peilen wat men op de drie verschillende eilanden zou denken als mevrouw Spies de evaluatie zou leiden. Dat voorstel werd met warmte ontvangen. Ik denk dat het een goede keuze is. Ik heb veel vertrouwen in haar. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter, u hebt helemaal gelijk dat wij in dit huis niet spreken over personen. Ook in het geval van de voorzitter van de evaluatiecommissie BES, die de minister heeft benoemd, gaat het natuurlijk niet om mevrouw Spies. Het gaat om het feit dat de voorzitter van de evaluatiecommissie onafhankelijk moet zijn. Mevrouw Spies is een oud-bewindspersoon die betrokken is geweest bij de uitvoering van het beleid dat met 10-10-10 te maken heeft gehad. Dat is conform de definitie toch niet "onafhankelijk" te noemen? Nogmaals, het gaat niet om de persoon, maar … 

De voorzitter:

Maar u doet het wel. 

Mevrouw Hachchi (D66):

… deze minister doet een benoeming waarbij vraagtekens over de onafhankelijkheid rijzen. Dat is géén kwalificatie van de betreffende persoon! Daarom is dit een terechte vraag aan de minister: in hoeverre vindt hij dit te rijmen met de onafhankelijkheid? 

De voorzitter:

Mevrouw Hachchi, ik heb net een discussie met de heer Fritsma gehad. Hij heeft geen namen genoemd. Toch heb ik een opmerking gemaakt. U hebt wel de naam van de voorzitter genoemd, die eveneens niet aan dit debat deelneemt. Het interesseert mij niet van welke partij diegene is, maar uit respect voor iedereen vind ik dat je hier in een debat ontzettend alert op moet zijn. Wij moeten hier voorzichtig mee zijn. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Nog even voor de duidelijkheid, ik heb in mijn inbreng ook geen enkele naam genoemd. Het gaat mij ook niet om de persoon of om de naam, maar om het feit dat het moet gaan om een onafhankelijk persoon die totaal geen betrokkenheid bij het beleid rondom 10-10-10 heeft gehad. 

Minister Plasterk:

Laat ik daar dan los van de persoon op reageren. Overigens weet iedereen wat de samenstelling van die commissie is, dus als je zegt "dit is een oud-minister en dat is niet goed", dan is voor iedereen duidelijk over wie het gaat. Laat ik allereerst signaleren dat de kritiek al wat verschuift. Ik heb meegeschreven en aanvankelijk werd gezegd dat de voorzitter "betrokken bij het begeleiden van 10-10-10" was. Inmiddels is dat al verschoven naar de uitvoering daarvan. Dat is al minder verantwoordelijk voor de opzet van 10-10-10 dan in eerste termijn van de zijde van de Kamer werd gesuggereerd. 

De hamvraag is inderdaad of mevrouw Spies dat onafhankelijk kan doen en of ik haar in staat en bereid acht om een verstandig advies te geven over hoe je verder zou moeten en om een open oor te hebben voor wat alle betrokkenen ervan vinden. Het is een commissie van vijf personen en ik denk dat zij daarvoor bij uitstek geschikt is. Als je iemand gaat zoeken die inzicht moet hebben in het Nederlands bestuur en het lokale bestuur, die een kijk moet hebben op wat in Caraïbisch Nederland gebeurt en die nooit iets in de politiek mag hebben gedaan, dan heb je een profiel dat onmogelijk te vullen is. Het is juist iemand die hier kort bij betrokken is geweest. Ik heb begrepen dat zij nog nooit op Caraïbisch Nederland was geweest voordat zij minister van Koninkrijksrelaties werd. Zij is er dus niet mee vervlochten. Zij heeft er geen huis en zij heeft er geen enkele betrokkenheid bij, maar zij heeft er net wel verstand van. Daarom denk ik dat zij een ideale persoon is om deze functie te vervullen. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Het gaat om de benoeming, niet zozeer om de kwalificatie van de persoon. Feit blijft dat een oud-bewindspersoon die een rol heeft gespeeld in de uitvoering van het beleid, vervolgens betrokken wordt bij het evalueren van datzelfde beleid. Daarom rijzen er bij mij vragen over de onafhankelijkheid, een criterium waarop ook de Raad van State heeft gewezen. Ik hoor het antwoord van de minister, maar ik blijf benadrukken dat hij verantwoordelijk is voor de benoeming van mensen op dergelijke posities. 

Minister Plasterk:

Ik ben daarvoor verantwoordelijk en ik leg daarover ook graag verantwoording af. Ik vind dit een bizar verwijt. Ik heb dat ook van niemand gehoord. Toen wij over het vorige onderwerp spraken, heb ik net gezegd dat oud-vicepremier Brinkhorst in die commissie zat. Toen zei ook niemand dat dit een oud-minister was en dergelijke. Dit is toch geen negatieve kwalificatie? Nogmaals, het gaat niet om evalueren in de zin van terugkijken, waarbij je bekijkt of het destijds goed gedaan is. Wij gaan de wet niet veranderen en dat is het doel ook niet, maar het gaat om de vraag hoe je er in die situatie voor zou kunnen zorgen dat het beter loopt in Caraïbisch Nederland en in de relatie met Nederland. Daarbij kijk je dus naar de toekomst. Ik denk dat mevrouw Spies daarvoor de ervaring, tijd, gelegenheid en bereidheid heeft en dat zij het goed zal doen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik vind het ook een beetje jammer hoe het gaat, maar ik vind het wel belangrijk dat de minister heeft aangegeven dat het geen evaluatie is van het beleid van de afgelopen jaren, maar dat wij juist terugkijken naar het moment waarop wij de keuze hebben gemaakt om tot deze openbare lichamen te komen. Hoe is zo'n keuze in de toekomst te versterken? 

Minister Plasterk:

Eens. Het gaat echt om de toekomst. Hoe kunnen wij verder? Daarover willen wij een goed advies krijgen. 

In het kader van Caraïbisch Nederland wil ik ook nog ingaan op het referendum. Ik weet dat op twee van de drie eilanden serieus wordt nagedacht over het idee van een referendum. De Nederlandse regering heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat dit kan; het is een onderdeel van het zelfbeschikkingsrecht. Men mag op elk moment besluiten om de volkswil daarover te laten blijken. Ik wijs er wel op dat het aantal varianten niet oneindig is. Als er een keuze aan het volk wordt voorgelegd, dan hoop ik dat de keuze tussen de verschillende opties ook een eerlijke is. Ik zet ze op een rijtje. De Surinamevariant is het ene uiterste, namelijk uit het Koninkrijk treden en alle banden doorsnijden. Er is de eigenlandvariant, zoals geldt voor Curaçao, Sint-Maarten en Aruba. Er is dan geen begrotingssteun van Nederland, maar we doen nog wel een aantal dingen samen. Ook is er de variant van de openbare lichamen. Laten we wel zijn: naar bijvoorbeeld Bonaire — de heer Van Laar heeft er ook op gewezen — gaat 150 miljoen euro netto per jaar, omdat het een onderdeel van Nederland is. Men probeert daar dus het onderwijs en dergelijke ook naar een fatsoenlijk niveau te tillen. Men kan natuurlijk niet zeggen: we willen geen Haagse bemoeienis meer, maar de financiële situatie moet ongewijzigd blijven. Het is dus mogelijk om een referendum te houden, maar ik hoop dat het dan gaat over eerlijke keuzes. 

De heer Bosman (VVD):

Eerlijke keuzes zijn van belang. De oud-kolonisator heeft de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de landen geschikt zijn om die keuze dan ook zelfstandig te maken. Toch hoor ik iedere keer weer: geen geld meer als je onafhankelijk of autonoom wordt. Er is altijd mogelijkheid tot spreken en tot overleg, maar waarom zou het, als je naar een autonoom land toe wilt werken, niet mogelijk zijn om er nog wel een stukje steun bij te krijgen? Waarom zou dat niet kunnen? Waarom is dat onmogelijk? Wie maakt die keuze en wie beslist dat? Volgens mij kunnen we er in de Kamer nog best over spreken, want ik vind die keuze wel heel snel gemaakt. 

Minister Plasterk:

Ik hoop dat in deze vraag geen misverstand schuilt. Het gaat nu niet over de autonome landen en hun positie. Het gaat over de openbare lichamen, die onderdeel zijn van het land Nederland. Omdat ze een voormalige kolonie zijn, hebben zij altijd nog het recht om uit het land Nederland te treden. Die kwestie ligt voor, als ik het goed heb. 

De heer Bosman (VVD):

Heel simpel: stel dat Bonaire autonoom wil worden, net als Curaçao. Wie zegt dan dat Bonaire geen geld krijgt, en waarom? 

Minister Plasterk:

Ik word nu links gepasseerd door de heer Bosman. Dat is een plezierig gevoel, maar er gaat inderdaad netto ... 

De heer Bosman (VVD):

Nee, wie zegt dat het niet gebeurt? 

Minister Plasterk:

Ik probeerde het toe te lichten. Ik ga er zomaar van uit dat de redenering van Nederland de volgende kan zijn. U bent onderdeel van Nederland, en daarmee accepteert u dat er Nederlandse wetten gelden et cetera. Daartegenover staat dat u bijvoorbeeld uw onderwijs ingericht krijgt op het niveau dat in Nederland geldt, ook wanneer dat meebrengt dat er vanuit Nederland bijvoorbeeld ongeveer €10.000 per hoofd van de bevolking per jaar netto naar Bonaire gaat. Stel dat een eiland daar geen prijs op stelt en het liever geen onderdeel van het land Nederland wil zijn. Ik kan me zomaar voorstellen — ik ben daar tenminste tot dusverre wel van uitgegaan — dat de woordvoerder van de VVD dan zegt: dat mag, maar in dat geval mag u niet meer op de Rijksbegroting staan als in de huidige mate. Misschien heb ik dat echter verkeerd. 

De heer Bosman (VVD):

We hebben een rol om mensen autonoom te maken. De minister kan zeggen: als u autonoom wordt krijgt u nul, en als u binnen blijft, krijgt u geld. Zo is de financiële chantage een beetje. Hij kan ook zeggen: u kunt ernaar toe werken en we bouwen het in de komende 30 jaar af, maar u wordt wel autonoom en misschien uiteindelijk zelfs wel onafhankelijk. Dan gaan we naar een gemenebest. Ik ben echter nog steeds op zoek. Wie zegt op welk moment: u krijgt geen geld? Is dat een besluit van de Kamer of van de regering? Wie doet dat? Wie neemt dat besluit? De minister doet nu namelijk alsof het al zo is. 

Minister Plasterk:

Ik zeg daar twee dingen over. Nogmaals, de discussie over het gemenebest gaat over de samenhang tussen het land Nederland, waar Bonaire deel van uitmaakt, en de drie andere landen in het Koninkrijk. Dat is een andere discussie dan die over de vraag of Bonaire het op prijs stelt om onderdeel van het Koninkrijk te blijven. Op de concrete vraag wie er bepaalt hoeveel geld er naar Bonaire gaat, is het antwoord: u. Het land Nederland heeft namelijk budgetrecht. Uiteindelijk stelt de Tweede Kamer vast hoeveel budget daarheen gaat, en als de begroting wordt vastgesteld de Eerste Kamer. Ik noemde net het onderwijs. Als men ervoor heeft gekozen om onderdeel te zijn van het land Nederland is het uitgangspunt dat het onderwijs ook naar Nederlandse maatstaven wordt ingericht. Ik ben er veel geweest: in de afgelopen jaren heeft dat tot grote vooruitgang geleid. Ik luister goed naar de heer Bosman en ik signaleer dat hij zegt: als men zou kiezen voor een losser verband, dan zou dat voor de VVD niet automatisch betekenen dat men niet meer op de Nederlandse begroting voorkomt. Nou, dat is genoteerd. Nogmaals, ik voel mij hier links gepasseerd, maar dat vind ik een plezierig gevoel. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Het is wat merkwaardig dat we in relatie tot een gemeente van Nederland de discussie voeren over wanneer deze autonoom gaat worden en praten over "ze een beetje die kant opduwen". Om maar even een parafrase te maken: de minister zei zelf dat we van Limburg ook niet zouden zeggen dat we het gaan wegduwen. Hieruit blijkt echter wel dat er nog steeds geen sprake is van volledige integratie. Als we het hebben over het onderwijsniveau dat omhoog moet, het verschil in wetgeving en de vlaktaks die ik eerder heb genoemd, dan is de vraag wat het perspectief is dat de minister schetst. Is dat het volhouden van die schijnintegratie of is dat het toewerken naar het niveau van volledige gelijkberechtiging en volledige integratie binnen Nederland? 

Minister Plasterk:

Allereerst merk ik op dat ik niet wegduw. Laat ik daar gewoon mijn opvatting over geven. Nogmaals, het is uiteindelijk aan de bevolking van Bonaire om daarover te oordelen. Ik denk echter dat het onverstandig zou zijn. Ik denk dat het eiland gewoon te klein is om als autonoom land te functioneren, zelfs in de koninkrijksconstellatie. Het heeft de omvang van een kleine gemeente, zelfs naar Nederlandse begrippen. Het is beter om in dit verband te blijven. Dat is mijn opvatting, maar nogmaals: dat staat het zelfbeschikkingsrecht niet in de weg. De heer Segers heeft er gelijk in dat er een verschil is tussen de Achterhoek en Bonaire. Als de Achterhoek zou besluiten om uit het land te stappen, dan is dat niet een kwestie van een referendum houden. Het is immers gewoon onderdeel van het land Nederland. Dat is Bonaire ook, maar ik ben er met de juristen nog eens goed voor gaan zitten. Ook volgens het internationaal recht brengt het feit dat het een voormalige kolonie is met zich mee dat, zelfs wanneer men ervoor heeft gekozen om onderdeel van het land Nederland te zijn, men toch het recht houdt om daar op een later moment meer afstand van te nemen. 

Ik wil niet voorbijgaan aan het punt van de volledig gelijke positie zonder te zeggen dat bij het besluit van 10-10-10 ook vanuit vak-K — ik zat er toen niet — is verdedigd dat we dat op een aantal terreinen wel kunnen doen, dat we er op een aantal andere terreinen naar streven en dat we op een aantal terreinen rekening moeten blijven houden met lokale omstandigheden. Dat is een ingewikkelde discussie; die hoeven we hier niet te herhalen. Ik wil het echter niet laten passeren zonder dat erbij aan te tekenen. Ik hoop dat wij met Caribisch Nederland een lange en gelukkige toekomst tegemoet gaan als onderdeel van het mooie land Nederland. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Dat laatste hoop ik ook, maar het blijft ongemakkelijk als we zulke grote verschillen hebben. Frankrijk heeft gekozen voor volledige gelijkberechtiging en het zijn gewoon gemeenten van Frankrijk. Met inachtneming van de vrijheid om als voormalige kolonie voor een plek buiten het Koninkrijk te kiezen, zou het wel van belang zijn om hier een schets te geven van het perspectief dat we die eilanden in die heel specifieke situatie bieden. Is dat inderdaad volledige integratie of de schijnintegratie die we nu voor een deel nog hebben? 

Minister Plasterk:

Het is volledige integratie, maar wel met besef van de context. Die is in Caribisch Nederland een andere dan hier. Ik maak de vergelijking met Frankrijk ook regelmatig. Als je op het land Sint-Maarten de grens overgaat, dan ga je gek genoeg Europa in, want dan kom je in het land Frankrijk terecht. In Parijs accepteert men dan ook dat men de hele rekening betaalt om het niveau daar naar het Franse niveau te tillen. Omgekeerd accepteert men in het Franse deel van Sint-Maarten volledig dat daar de Franse gendarme op straat loopt en dat de taal op school vanzelfsprekend Frans is. Wij accepteren nu juist — dat is ook geen punt van discussie — dat mensen Papiaments spreken en een eigen eilandbestuur hebben. Er is vanuit de Kamer ook altijd op aangedrongen om niet vanuit Nederland de hele boel daar te gaan bestieren. Dat zijn verschillende contexten in verschillende landen. 

De voorzitter:

Volgens mij bent u nu toegekomen aan het volgende onderwerp. 

Minister Plasterk:

Ja, kinderrechten. De heer Segers en de heer Van Laar hebben daarnaar gevraagd. Laat ik allereerst zeggen dat de mensen die normaal gesproken in vak-A zouden hebben gezeten om mij op dit punt te adviseren er niet zijn, omdat zij vandaag met de Taskforce Kinderrechten vergaderen op Curaçao. Daar praten zij met de andere landen in het Koninkrijk en met de openbare lichamen, dus met Caribisch Nederland. Het is lastig om daarop vooruit te lopen, maar ik kan er wel iets over zeggen. 

Er zullen vijf thema's centraal staan in het in te richten actieplan: 

- integraal beleid en het gezin centraal; 

- geweld tegen kinderen; 

- "safety net" en zinvolle tijdsbesteding naast het onderwijs, omdat het probleem vaak na schooluren ontstaat; 

- randvoorwaarden en infrastructuur; 

- de afwezigheid van vaders, vaak als gevolg van vechtscheidingen of ingewikkelde scheidingen. 

Deze thema's zijn overigens gebaseerd op het UNICEF-rapport en worden door de taskforce als urgent en prioritair gezien. Laat ik er meteen aan toevoegen dat ik kennis heb genomen van het amendement van de heer Van Laar en de heer Segers waarmee 3 miljoen euro daarvoor wordt gereserveerd. Ik laat het oordeel over het amendement graag aan de Kamer en zal het op mij nemen om daarvoor dekking te vinden. Eerder heeft minister-president Asjes 8 miljoen gulden toegezegd voor 2015. Op de duim omgerekend is dat ongeveer 3 miljoen euro voor ditzelfde programma. Als we dat in gezamenlijkheid doen — ik hoop dat de andere twee landen ook meedoen — kunnen we tot een aanzienlijk programma komen. Dat is ook in lijn met de prioriteit die de Kamer eerder hiervoor heeft gesteld. 

Op het punt van de mensenhandel ligt het voortouw bij Justitie, maar ik heb mij er nog even in verdiept. In een brief aan de Tweede Kamer van 11 maart wordt gesteld dat het MoU mensenhandel en mensensmokkel tussen Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en Nederland uit 2011 wordt geëvalueerd. Dat is gesloten tussen de vier ministers van Justitie van die landen. Die vier hebben tijdens het Justitieel Vierlandenoverleg (JVO) van 11 juni afgesproken dat aan de hand van die evaluatie wordt bezien of aanvullend onderzoek toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de eerdere onderzoeken. Medio september is er overleg met die landen over de manier waarop de evaluatie ingericht wordt. In oktober is er een expertmeeting op Aruba. De resultaten daarvan zullen tijdens het JVO, dus het overleg van januari 2015, worden besproken. Daar moeten wij strikt genomen op wachten. Mocht blijken dat er op dat punt nog een bijdrage vanuit Nederland nodig is, dan zal ik daar tegen die tijd mijn best voor doen, maar ik wil eigenlijk even op de inhoudelijke evaluatie wachten. 

De heer Van Laar (PvdA):

Ik ben blij met de door de minister genoemde thema's als onderdeel van het kinderrechtenplan. Ik ben ook blij dat er toch nog beweging zit in de aanpak van mensenhandel. Wij dachten dat dat stillag. Er is wel een bijzondere groep die daartussen valt: de jonge meiden die opgroeien op die eilanden. Wij weten allemaal wat de problematiek is: sugardaddies, die in ruil voor diensten of producten seks hebben met meisjes die nog niet meerderjarig zijn. Ik hoorde het niet direct in die vijf thema's terug, maar misschien kan de minister ons ervan verzekeren dat die meisjes bijzondere aandacht krijgen in het kinderrechtenplan, omdat zij mogelijk de meest kwetsbare positie hebben op de eilanden. Misschien kan hij dat meenemen. 

Minister Plasterk:

Ik zal dat doorgeleiden naar de mensen die daar nu over praten. De heer Van Laar is een van degenen die daarop hebben aangedrongen. Ik denk dat ze daar goed naar zullen luisteren. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik dank de minister voor de toezegging om eventueel een bijdrage te leveren aan de strijd tegen mensenhandel. Als alle landen uiteindelijk om de tafel zitten en daar een gesprek over voeren, dan zou het mooi zijn om de Kamer daar verder over te informeren en ook te bekijken in hoeverre wij kennis over de opvang van slachtoffers van mensenhandel en over hulpverlening, die wij hier in ruime mate aanwezig hebben, vruchtbaar kunnen maken voor de landen daar. Als hij daar een samenhangende brief over zou kunnen verschijnen, dan zou dat ons zeer helpen om daar tegen die tijd verder het gesprek over te voeren. 

Minister Plasterk:

Beide zeg ik toe, zowel de bijdrage van de expertise als het rapporteren daarover. Dat laatste doe ik dan namens de minister van Justitie, maar ik ga ervan uit dat dat kan. Bij dezen. 

Als het goed is, heb ik de meeste vragen beantwoord, maar ik heb nog een paar specifieke vragen. Er is nog één vraag van de heer Van Raak over het armoedeplan. Dat is er. Dat maakt deel uit van het meerjarenplan dat gezamenlijk met de eilanden wordt ontwikkeld. De maatregelen voor de periode 2014 tot 2016 zijn: extra geld voor armoedebestrijding, bijna 9 miljoen euro voor die periode. Dat is echt aanzienlijk. Bonaire heeft in 2014 met de supermarkten afgesproken maximumprijzen te stellen voor het mandje met de eerste levensbehoeften. Ik blijf samen met de staatssecretaris van SZW, die daar portefeuilleverantwoordelijke voor is, en de eilandsbesturen werken aan het verder terugdringen van de armoede. De volgende maatregelen zijn de afgelopen twee jaar al genomen: subsidie op nutsvoorzieningen, elektriciteit, drinkwater en afvalwater, verruimde criteria voor het in aanmerking komen voor de bijzondere onderstand, verhoging van de toeslag voor arbeidsongeschikten in de onderstand, uitbreiding van het nultarief van de algemene bestedingsbelasting op de eerste levensbehoeften — dat is de btw — en de verlaging van de accijns op de benzine. Wij trekken er dus hard aan. Het heeft zowel de aandacht van de portefeuillehoudende bewindspersoon, collega Klijnsma, als van mij en zeker ook van de eilanden. 

De heer Van Raak (SP):

Daar ben ik heel blij mee. Kan de minister ook in de gaten houden dat mensen niet door het ijs zakken, met name waar het gaat om de prijzen? De eilanden kunnen een prijsbeleid voeren als het gaat om de onderstand en pensioenen. De verhalen die je hoort over oude mensen die hun leven lang hebben gewerkt en het einde van hun levensdagen in armoede en honger moeten doorbrengen, zijn echt schrijnend. Kan de minister aangeven — het zijn kleine eilanden, dus dat kan heel concreet — dat mensen niet door het ijs zakken? 

Minister Plasterk:

Ik deel dat gevoel. Ik vind ook dat dat moet gebeuren. Dat is ook de reden dat wij daar behoorlijk op ingezet hebben. 9 miljoen voor die periode is fors. Ik zal dat in de gaten houden. Ik zal daarbovenop zitten. 

Er was nog een vraag van de heer Van Laar over duurzame energie. Dat is ook een belangrijk thema bij de ontwikkeling van Caribisch Nederland. In samenspraak met Caribisch Nederland wordt gewerkt aan het inventariseren van de kansen en mogelijkheden daar. We moeten natuurlijk aansluiten bij de beperkte mogelijkheden van de geografische ligging en de klimatologische omstandigheden van de eilanden. Je kunt denken aan duurzaam toerisme, innovatie en duurzaamheid. Verder kan de economische groei bevorderd worden door de zelfvoorzienendheid op de eilanden te verbeteren. Na de koninkrijksconferentie is er een werkgroep opgestart die zich bezighoudt met economische samenwerking. Daar is men nu dus actief mee bezig. 

Er wordt nu gewerkt aan beantwoording van de Kamervragen die zijn gesteld over geothermie. Ik verwacht dat die antwoorden binnen een week bij de Kamer zullen zijn. Bonaire heeft op dit moment 35% duurzame energie. De inzet van het kabinet is dat Saba en Statia eind volgend jaar ook 35% duurzame energie hebben. Dat is op dit moment eerlijk gezegd 0%. Er zijn echter aanzienlijke subsidies beschikbaar en een snelle vooruitgang is nodig om ervoor te zorgen dat de bedrijven op Saba en Statia niet langer fors verliesgevend zijn. Ondertussen zal het kabinet in samenspraak met de eilanden onderzoeken hoe het aandeel duurzame energie ook op de middellange termijn verder omhoog kan. Ik ben het eens met de heer Van Laar: als je denkt aan getijde-energie, geothermie en zonne- en windenergie, waar kun je dan beter zijn dan daar? Daar moeten inderdaad grote mogelijkheden liggen. 

Mevrouw Hachchi had nog een vraag over Isla. Die is, als het goed is, om en nabij nu voor een deel beantwoord door de minister van Defensie. Ik weet echter niet of die beantwoording de Kamer al heeft bereikt en daarom zal ik er iets over zeggen. We hebben hier regelmatig gesproken over Isla. Dat is een landsaangelegenheid, maar we kaarten het wel regelmatig aan. Er is ook een plan van actie van de kant van de regering daar, met verschillende scenario's, en dat wordt met de Staten opgepakt. We kunnen dus niet zeggen dat men daar het probleem niet ziet. Het is overigens natuurlijk wel een worsteling, dat zie ik ook wel, omdat die raffinaderij van belang is voor de economie van het land, terwijl de milieuomstandigheden daar niet altijd gezond zijn. 

Voor de Nederlandse militairen die werkzaam zijn op Curaçao heeft de minister van Defensie als werkgever een verantwoordelijkheid. Het handhaven van de milieuregels is de verantwoordelijkheid van de autoriteiten van Curaçao, maar het is natuurlijk aan de minister van Defensie om voor haar personeel te bepalen of ze dat een goede plek vindt om de belangrijkste vestiging te hebben. De uitkomsten van het onderzoek naar de luchtkwaliteit in Julianadorp zullen overigens worden gedeeld met de autoriteiten van Curaçao. Dus alles wat er in de context van de vestigingsplek van de Defensie aan het licht komt over gezondheid of ongezondheid wordt volledig gedeeld met de autoriteiten daar, zodat iedereen het weet. Ik kom daar veel en ik zie natuurlijk ook hoe het er is. De mensen die daar wonen hebben er last van. Ze weten ook dat het ongezond kan zijn. Sommigen trekken daar weg, maar anderen trekken er juist naartoe, omdat het, los van Isla, een mooie plek is om te wonen. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik ben ook in de wijk Marchena geweest om zelf te ondervinden hoe het is om onder de rook van Isla te leven. Ik heb dit ook aangehaald in combinatie met de brief die we van minister Hennis hebben gekregen over het personeel daar. We willen natuurlijk niet dat ons defensiepersoneel onder die rook moeten verblijven en ziek wordt. Maar ik maak dit punt nu hier, bij de minister van Koninkrijksrelaties, omdat het voor iedereen die onder die rook leeft, zwaar is. Ik begrijp het dat het een landsaangelegenheid is. De minister haalt dat ook weer aan, maar hij heeft ook gezegd dat hij er in ieder geval voor zorgt dat het aangekaart wordt. Kan hij echter iets concreter zijn? Wat doet hij nu precies vanuit zijn positie om wat betreft Isla een stap richting een oplossing te komen? 

Minister Plasterk:

Ik begrijp het ongemak. Het zit hem natuurlijk daarin dat de Nederlandse minister van Defensie zegt dat zij die plek voor haar personeel eigenlijk geen gezonde plek vindt om te wonen, terwijl heel veel andere burgers van het Koninkrijk der Nederlanden daar ook wonen. Daar wordt dan vanuit Nederland geen actie op ondernomen. Ik begrijp dat men dan vraagt: is het dan zo dat wat genoeg is voor de een niet goed genoeg is voor de ander? Tegelijkertijd vraag ik er begrip voor dat de minister van Defensie in haar verantwoordelijkheid als werkgever daarin een eigen positie heeft en dat Curaçao uiteindelijk een autonoom land is, waar mensen zelf mogen besluiten of ze daar willen wonen of niet. Dat is echter wel een te gemakkelijk antwoord, want voor veel mensen is het niet zomaar een optie om te verhuizen, bijvoorbeeld omdat de kinderen daar op school zitten of ze daar in de omgeving werken. Uiteindelijk zou het dus het beste zijn om die installatie daar milieuvriendelijker te maken. Ook op instigatie van de Tweede Kamer is dat daar al meerdere malen door mij aangekaart. Minister-president Asjes zegt daarover: ik zie dat ook, want een deel van onze mensen woont daar. Ik meen dat het partijkantoor van PS daar ook staat. Hij weet dus heel goed waarover het gaat. Het is dus in economische zin een worsteling, want het bedrag dat nodig is om het helemaal milieuvriendelijk te maken, is, geloof ik, net zo groot als het nationaal product van Curaçao van een heel jaar. Dat kan dus niet zomaar. Men probeert in ieder geval om de milieuomstandigheden zo veel mogelijk te verbeteren. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Terecht dat de minister het zo samenvat. Het kan niet zo zijn dat we het voor de ene groep Nederlanders schadelijk vinden en dat we tegelijkertijd wegkijken door het een landsaangelegenheid te noemen, en daarbij zeggen: Curaçao, succes ermee. Ik moedig de minister aan om de Isla op de agenda te houden en om Curaçao op wat voor manier dan ook te ondersteunen in zijn pogingen om het de goede richting op te krijgen. De minister heeft volgens mij duidelijk voor ogen dat het niet kan dat we het voor de ene groep erg vinden en dat we bij de andere groep de andere kant opkijken. We zijn uiteindelijk immers allemaal Nederlanders binnen hetzelfde koninkrijk. 

Minister Plasterk:

Ik draag eraan bij wat ik kan, ook op het gebied van expertise. Er is daar al eens eerder een milieustation geïnstalleerd, overigens toen vanuit Nederland gefinancierd. Ik doe wat ik kan doen, maar wel met behoud van ieders verantwoordelijkheden. Maar dat wordt hier ook niet ontkend. 

De heer Van Raak (SP):

Het is natuurlijk verschrikkelijk dat uit een wijk de soldaten worden teruggetrokken en dat de bewoners daar moeten blijven wonen. De SP is al tien jaar bezig met de Isla-raffinaderij. Het kost 1 miljard dollar om het een beetje op te knappen, maar het probleem is dat het wordt gehuurd door PDVSA. Het is een huurhuis. Misschien wil Venezuela het wel kopen, maar dat mag niet van de Verenigde Staten. Om die reden zit het vast. Deelt de minister deze analyse? 

Minister Plasterk:

Ik ga hier geen bedrijfsanalyse van deze raffinaderij maken. Ik erken dat de SP er al vaak aandacht voor heeft gevraagd. Het bedrag dat nodig is om het echt milieuvriendelijk te maken is volgens mijn meest recente informatie niet 1 miljard maar, naar ik meen, 3 miljard. Laten we eerlijk wezen: Nederland gaat dat ook niet betalen. Het is dus in eerste instantie toch aan het land Curaçao om daar een oplossing voor te vinden. Nogmaals, wij dragen er expertise aan bij en daar waar nodig zetten wij het ook opnieuw op de agenda. Eerlijk gezegd heb ik het gevoel dat dat niet nodig is, omdat de regering van Curaçao dat ook scherp voor ogen heeft. 

De heer Van Raak (SP):

Die raffinaderij is door Shell voor 1 gulden verkocht aan Curaçao. Dat land zit nu met een levensgroot probleem dat het niet kan oplossen. De enige oplossing is een verkoop aan PDVSA, aan Venezuela, maar dat mag niet van Amerika. Is de minister het met mij eens dat Curaçao dit nooit kan oplossen en dat het dus de taak van onze regering is om te gaan praten met de Amerikanen en met de Venezolanen om te bekijken welke oplossing er mogelijk is? 

Minister Plasterk:

Mocht de regering van Curaçao er behoefte aan hebben dat de Nederlandse kant bijdraagt aan gesprekken daarover, dan zijn wij natuurlijk te allen tijde bereid om die bijdrage te leveren. 

De heer Segers heeft gevraagd naar de mededingingsautoriteit. Tijdens de Koninkrijksconferentie is er een werkgroep voor economische samenwerking ingesteld. Een van de thema's is het opzetten van mededingingsbeleid en een autoriteit in het Caribisch deel van Nederland. Het idee is dat de eilanden hierbij samenwerken, in verband met de schaalgrootte. De Autoriteit Consument & Markt, ACM, is hier intensief bij betrokken. Zij heeft op verzoek van de landen een projectleider beschikbaar gesteld die Curaçao en Aruba helpt bij het opstellen van beleid en regelgeving. Ook zal de ACM helpen met cursussen en trainingen van lokale medewerkers. Het mededingingsbeleid en de bijbehorende autoriteit zullen de komende maanden vorm moeten krijgen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij de Kamer daar bij de volgende gelegenheid over informeren. Dat zal in ieder geval in de volgende begroting zijn, maar misschien eerder, als het eerder kan. 

Over mensenhandel hebben we gesproken. 

Door de heer Segers is ook een vraag gesteld over de kinderbijslagregeling voor Caribisch Nederland. De staatssecretaris van SZW is momenteel in overleg met de eilanden over de mogelijkheden om de kinderkorting om te vormen tot een kinderbijslag. Voor zover daar financiële consequenties mee zijn gemoeid, zal daarover in het kader van de voorjaarsbesluitvorming moeten worden besloten. Zo wordt mij meegedeeld door de staatssecretaris van SZW. In de motie-Schouten wordt gevraagd deze materie in 2014 te verkennen. Derhalve ga ik ervan uit dat de staatssecretaris van SZW de Tweede Kamer in de loop van het jaar of misschien begin 2015 zal informeren over de uitkomst van die verkenning. 

De heer Bisschop heeft een vraag gesteld over de onderbezetting van het OM op Aruba. Die signalen waren er voorheen wel, maar ik heb geen reden meer om te veronderstellen dat dit probleem acuut is. Ik meen de overige vragen van de heer Bisschop al beantwoord te hebben. In mijn inleiding heb ik al iets gezegd over de waarborgfunctie en de visie op het Koninkrijk als geheel. 

De heer Bontes heeft een vraag gesteld over Venezuela. Daarover is ook een amendement ingediend. Dat amendement ligt enigszins buiten mijn portefeuille, maar namens de regering kan ik er toch een advies over geven. De regering ontraadt het amendement. Sorry, het gaat om twee verschillende dingen. Het ene is het amendement. Daarin wordt voorgesteld om geld van de begroting van Koninkrijksrelaties over te hevelen naar Defensie. Daar ben ik niet voor. Er was inderdaad een tijdelijke onderbezetting van de helikopters. Ik zal de Kamer alle percentages besparen, maar uiteindelijk is in 2013 slechts 59% van de geplande vlieguren gerealiseerd. In 2014 ligt dat heel anders. Uit de tussentijdse rapportage blijkt dat de boordhelikopter van het stationsschip, de Cougar, al 157% van het geplande aantal vlieguren heeft gemaakt. Ik snap het punt, maar ik ontraad het amendement. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Volgens Defensie is wat er nu gebeurt nog niet toereikend. Wij willen er daarom toch die schep bovenop doen. Nu gaat het geld bijvoorbeeld naar goed bestuur, maar als je dat koppelt aan doelstellingen, zie je dat die gewoon niet gehaald worden. Dan kunnen wij het geld beter aan grensbewaking besteden en Defensie iets extra's geven, zodat die zeker aan de eisen kan voldoen. 

Minister Plasterk:

Voor de goede orde: ik adviseer hier namens de regering, dus niet namens BZK tegen Defensie. Ik geef het advies van de regering uit vak-K om het desbetreffende bedrag niet van de begroting van BZK over te hevelen naar de begroting van Defensie. Dat advies geef ik de Kamer. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

De minister zou nog antwoord geven op mijn vraag over Venezuela. 

Minister Plasterk:

Daar wilde ik juist iets over zeggen. Eigenlijk is daarop bij de interruptie van de heer Van Laar al adequaat gereageerd. Het leek er even op dat er vreselijke dingen aan de hand waren, maar de schepen waren op weg langs een route waarlangs zij anders ook gevaren zouden hebben. Die kwestie, die daar toen in het beeld aan gekoppeld leek te zijn, is bevredigend door de collega van Buitenlandse Zaken opgelost. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Het Amerikaanse State Department was glashelder en zei dat er een reële dreiging vanuit Venezuela was geweest. Ook in het verleden is die dreiging er geweest. Een meerderheid in de Kamer heeft enkele jaren geleden nog gevraagd om een onderzoek aan de voorganger van de minister — Kamerlid Pechtold was dat nog — die daarop samen met minister Kamp met spoed onderzoek heeft uitgevoerd, gelet op die dreiging. Nu maak ik uit de reactie van de minister op dat er totaal geen dreiging is vanuit Venezuela. Is mijn conclusie juist, of is er toch sprake van een dreiging? 

De voorzitter:

De heer Pechtold is nog steeds Kamerlid. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

De heer Pechtold was toen minister van Koninkrijksrelaties. Zodoende. 

De voorzitter:

Helder. 

Minister Plasterk:

Dat waren mooie tijden. Ik reageerde uitsluitend op het incident. Als de heer Bontes een beschouwing wil horen over de relatie met Venezuela, verwijs ik hem door naar de collega van Buitenlandse Zaken. Ik reageerde alleen maar op de suggestie dat er een verband zou zijn tussen het opstomen van die boten en die diplomatieke persoon. Naar mijn mening is dat inmiddels wel ontzenuwd. Verder blijf ik buiten de beoordeling van de politieke situatie. Mocht de heer Bontes daar vragen over hebben aan de regering, dan verwijs ik hem door naar de collega van Buitenlandse Zaken. Volgens mij heb ik hiermee alle vragen beantwoord. 

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de beantwoording door de minister van de vragen die in eerste termijn zijn gesteld. 

De vergadering wordt van 20.26 uur tot 20.31 uur geschorst. 

De voorzitter:

Volgens mij is er behoefte aan een tweede termijn. Daarin geef ik de heer Van Raak als eerste spreker het woord. 

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Corruptie is altijd heel concreet. De minister komt met een actieplan. Dat is goed, maar dat blijft abstract. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de rechter op Sint-Maarten een zaak van stemmen kopen door de UP niet ontvankelijk verklaarde omdat in het onderzoek de opdrachtgevers, waaronder partijleider Heyliger, buiten schot zijn gebleven; 

verzoekt de regering, het initiatief te nemen om in Koninkrijksverband alsnog een onderzoek te doen naar stemmen kopen door de UP; 

verzoekt de regering tevens, het Openbaar Ministerie op Sint-Maarten daarbij op zodanige wijze te ondersteunen dat een grondig en onafhankelijk onderzoek mogelijk is, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 11 (34000-IV). 

De heer Van Raak (SP):

Ik snap dat de minister hier niet alles kan zeggen. Hij kan niet alle organisaties noemen en hij kan niet alle personen noemen. Dan helpt het wel dat deze Kamer daarin iets meer ruimte heeft. We kunnen gaan praten met Sint-Maarten, maar dat heeft geen enkele zin als daar een regering zit die is gekocht door Theo Heyliger. Het zou ook heel goed zijn om het onderzoek naar de moord op Helmin Wiels op Curaçao te gebruiken. De minister heeft gezegd, en daar ben ik blij mee: als er steun nodig is vanuit Nederland, zal die geboden worden. Het lijkt mij heel goed om het onderzoek naar de opdrachtgevers van de moord op Helmin Wiels te gebruiken om de partijfinanciering, de contacten tussen onder- en bovenwereld en de contacten tussen maffia en politiek daar bloot te leggen. Met een onderzoek naar de UP en Theo Heyliger en het stemmen kopen, kunnen het foute geld, het netwerk van sponsoring van bestuurders en politici vanuit de maffia en de criminaliteit bloot worden gelegd. Dat is het eerste wat wij moeten doen als wij verder willen met het Koninkrijk en de mensen op de eilanden een toekomst willen bieden. 

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor alle antwoorden en voor het mooie debat van deze avond. Ik ben blij dat deze minister en deze rijksministerraad de handschoen goed oppakken, actief aan de rol gaan en met concrete plannen komen. Ik herken daar soms een beetje mijn eigen rijksofficier in, dus ik ben alleen maar blij met dit soort activiteit. De handschoen is nu wel aan Sint-Maarten. De bestuurders van Sint-Maarten zullen die handschoen echt moeten oppakken om zelf aan de slag te gaan, om serieus werk te maken van samenwerking en om te komen tot een beter bestuur, een transparanter geheel en een betere samenleving voor heel Sint-Maarten. Ze moeten dan ook niet verbaasd zijn dat ze uiteindelijk een aanwijzing krijgen als ze dat niet doen. Uiteindelijk weten we allemaal: hoe harder je roept tegen een aanwijzing, hoe concreter en hoe beter de conclusie wordt. 

Ik ga nog in op Curaçao en de lening. Het Cft heeft aangegeven dat het naar voren halen van de totale financiering naar 2014 terwijl het ritme van de investeringen over meerdere jaren is verspreid, tot tekorten leidt op de kapitaaldienst in de jaren 2015 en 2016. We weten ondertussen allemaal dat de meerjarenbegroting van Curaçao niet geweldig is. Die staat iedere keer weer open voor discussie. Waarom geeft het Cft dan toch deze goedkeuring? Waarom dan toch dit risico lopen? Waarom moet Curaçao toch die rente betalen over de volledige som, terwijl het gewoon in een kasritme kan lopen? Wat is de reden van Curaçao om die lening in één keer te krijgen en daar rente over te betalen, terwijl de bestedingen en de investeringen niet aan de orde zijn? Het is een kostbare zaak en ik maak mij er zorgen over. 

Ten aanzien van Aruba kijk ik uit naar de meerjarenbegroting. Aruba heeft aangegeven dat het actief bezig is. Ik sprak gisteren nog met de gevolmachtigd minister. Ze zijn er volop mee bezig. Ze zijn vol ambitie om zo veel mogelijk dingen over te nemen die besproken zijn en die in het rapport staan dat wij nog niet hebben. Ze zijn er serieus mee bezig. Ik neem dat ter harte. Ik kijk daar echt naar uit. 

Ten aanzien van de bestuurlijke vernieuwingen geef ik toch even een kleine update. Voor een liberaal is de vrije keuze, dus echt kunnen doen wat je zelf wilt, in vrijheid leven en je eigen keuzes maken, heel wat waard. Dat gaat niet eens zozeer over geld, maar het is veel waard om je eigen keuzes te maken. Je hebt de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat mensen die keus kunnen maken. Als Bonaire zou zeggen dat het die keus toch wil maken, zou het zomaar kunnen zijn dat wij dit met 100 miljoen afkunnen. Dan verdienen wij zelfs nog 50 miljoen. Het gaat dus niet om het geld, maar om de keus en het recht van de mensen om die keus te maken. Ik vind ook dat wij voorzichtig moeten zijn om tegen mensen te zeggen: het is ofwel dit, ofwel dat. Laten wij het gesprek aangaan. Laten wij ook de voor- en nadelen bespreken. Dat heeft de minister gedaan en dat snap ik. Wij moeten er volgens mij geen zwart-witdiscussie van maken, maar wij moeten eenieder de ruimte geven. Welke ruimte wil men? Als mensen alles van Nederland willen omdat zij helemaal in Nederland willen zitten, kan ik mij ook voorstellen dat Nederland zegt dat dat misschien niet de meest optimale oplossing is. Laten wij echter wel het gesprek voeren en laten wij op die manier tot een mooi Koninkrijk komen. Dat kan heel veel verschillende vormen hebben en de VVD kiest voor de vorm van het gemenebest. 

De heer Van Laar (PvdA):

De keuzevrijheid is er, maar wij moeten ook eerlijk zijn. De VVD wekte in het interruptiedebatje de suggestie dat Bonaire een keuze kan maken, namelijk dezelfde status als Curaçao, maar dan wel met de budgetten die het nu heeft. Ik denk dat het eerlijk als de heer Bosman aangeeft of dat inderdaad het geval is of niet. Kan Bonaire kiezen voor meer autonomie met dezelfde budgetten vanuit Nederland die het nu ook ontvangt? Of kan dat niet, wat de VVD betreft? 

De heer Bosman (VVD):

Ik heb heel duidelijk aangegeven dat wij een gesprek voeren waarbij je zegt dat het een aflopende reeks is. Dat wil helemaal niet zeggen dat het in één keer gebeurt. Dat was namelijk de discussie: ofwel je bent een openbaar lichaam en dan heb je 150 miljoen, ofwel je kiest voor je autonomie en dan heb je nul. Ik vind dat een zwart-witdiscussie, want het kan best een aflopende reeks zijn. Er kan een aantal zaken zijn die je met z'n allen oppakt; laten wij die reeks eens bespreken. Ik ben dus heel voorzichtig met die zwart-witdiscussie. Ik vind namelijk dat je hiermee moet oppassen. Ik zal dit ook naar mijzelf trekken. Ik zal heel erg ervoor oppassen dat wij een oneerlijke keuze voorleggen. Het is namelijk een heel oneerlijke discussie als je tegen Bonaire zegt: blijf maar bij ons, want dan heb je 150 miljoen en bij al het andere dat je doet, krijg je nul; nou, kies maar! Dat is geen keus. 

De heer Van Laar (PvdA):

De keuze die de heer Bosman nu voorspiegelt, is ook geen eerlijke keuze. Curaçao en Sint-Maarten hebben deze mogelijkheid namelijk niet gehad. Hun budgetten gingen inderdaad in één keer naar nul. Waarom zou Bonaire of een ander openbaar lichaam dat kiest voor een ander, losser verband, wel een andere regeling krijgen? Ik vind dit overigens wel nieuws. Dit is goed om te weten. Maar de rechtvaardiging zie ik nog niet. 

De heer Bosman (VVD):

Dit is misschien flauw, maar dat is het verschil tussen een liberaal en een socialist. Liberalen zien individuen. Ieder eiland is uniek. Alle inwoners zijn uniek. Iedereen heeft recht op een eigen mogelijkheid en eigen kansen. Op die manier gaan wij het gesprek aan over wat wel en wat niet kan. Het ene eiland kan veel onafhankelijker zijn dan het andere. Sommige eilanden kunnen helemaal onafhankelijk zijn. Dat zou zomaar kunnen. Dat zijn allemaal verschillende dynamieken waar je met elkaar over kunt spreken. 

De heer Van Raak (SP):

De minister zei dat hij net links ingehaald was door de heer Bosman. Dat kwam, omdat ik het met de heer Bosman eens was en ik met hem dat plan ingediend heb. Wil de heer Bosman dus nog wat nader ingaan op het verschil tussen liberalisme en socialisme? 

De voorzitter:

Nou, niet vanavond. Vindt u dat goed, mijnheer Van Raak? Mijnheer Bosman, gaat u verder met uw betoog. 

De heer Bosman (VVD):

Ik ben klaar met mijn betoog, maar ik wil best verdergaan. Dan ga ik even in op de vraag van de heer Van Raak. 

De voorzitter:

Nee, nee, nee. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik zie niet in wat er nu liberaal is aan het geven van Nederlands belastinggeld als een soort ontwikkelingshulp aan een land ter overbrugging van een bepaalde periode. De heer Bosman heeft het over liberaal zijn. Ik zie totaal niet hoe je liberaal kunt zijn als je Nederlands belastinggeld op deze manier weggeeft. Kan de heer Bosman hierop reageren? 

De heer Bosman (VVD):

Natuurlijk, geen probleem. Een liberaal denkt niet alleen aan geld, maar ook aan verantwoordelijkheden, kansen, sociale rechtvaardigheid en voortuitgang. Daar denken wij allemaal aan. Een liberaal is niet een boekhouder. Een liberaal is iemand die in het leven staat en vindt dat mensen kansen moeten krijgen en dat mensen het recht hebben om die te benutten. Liberalen vinden dat mensen een kans moeten krijgen. Zo is een liberaal, maar ik begrijp dat de heer Bontes dit niet vindt en zijn eigen keuzes hierin maakt. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

De heer Bosman gaat ook nog geloven in ontwikkelingshulp, als ik zo nog even met hem doorga. 

De heer Bosman (VVD):

Nee, wij geloven in het besteden van geld waardoor mensen kansen krijgen en er bedrijvigheid ontstaat. Mensen kunnen dan een bedrijf beginnen. Mensen krijgen schoon water, waardoor ze beter leven. Dat moet dan echter wel op een speciale manier gaan. Wij moeten ze niet de vis geven, maar de hengel. Dat is het verschil. Mijnheer Bontes, u zegt gewoon helemaal niks. U zegt: iedereen mag maar verrekken. Dat is absoluut niet liberaal. 

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

De VVD is voor ontwikkelingshulp. Dat is mijn conclusie. 

De heer Bosman (VVD):

Heel bizar. 

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Toorenburg, die één minuut spreektijd heeft. Ik ben benieuwd hoe zij dat gaat doen. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Hij hield een heel goede inleiding over lotsverbondenheid en een gedeelde geschiedenis. Hij wees op de belangen versus het idealisme. Wij evalueren nu onze relatie met het oog op de toekomst. In die toekomst wordt het ingewikkeld ten aanzien van die evaluatie, ten aanzien van de geschillenregeling, maar zeker ook ten aanzien van Sint-Maarten. Laten wij op dat laatste punt echt bondgenoten overzee zijn. Iemand schreef mij dat en dat vond ik terecht. Ik moedig de minister aan om deze drie zaken goed op te pakken. Laat hij zich daar de komende tijd als een ware minister van Koninkrijksrelaties in positioneren. 

De voorzitter:

Heel knap. Het was een halve minuut, dus u hebt nog 30 seconden tegoed. 

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid streeft naar sociale vooruitgang in het Koninkrijk en deze minister heeft laten zien dat de regering dat ook doet, en hoe zij dat doet. Dat is mooi. 

Wat Sint-Maarten betreft hebben wij er echt vertrouwen in dat er een goed pakket komt. Wij doen een dringend beroep op de minister om dat met het demissionaire kabinet en een eventueel toekomst kabinet en alle politieke partijen op Sint-Maarten te bespreken, zodat er ook draagvlak ontstaat voor de maatregelen die daar genomen zullen worden. Ik herhaal mijn oproep aan de politici op Sint-Maarten om een zo breed mogelijk gedragen kabinet te vormen om de problemen op het eiland ook zelf aan te pakken. 

Over de geschillenregeling, de aanpak van mensenhandel en de stimulering van groene energie zijn wij blij met de inzet en de toezegging van de minister. Daar hoef ik dus geen moties over in te dienen. 

Wat de kinderrechten betreft zijn wij erg blij met de vijf gekozen thema's: gezin, de gevolgen van geweld, vrijetijdsbesteding, infrastructuur en de rol van vaders. Het zijn allemaal thema's die wij al eerder aan de orde hebben gehad. Ik ben blij dat ze alle vijf terugkomen. Ik roep mijn collega's op om het amendement hierover te steunen, zodat er ook financiering is voor een rol van het maatschappelijk middenveld en sociale partners in het dichterbij brengen van de doelen. 

In mijn eerste termijn heb ik gewezen op het belang van samen besturen. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat wij als landen binnen het Koninkrijk meer samen gaan besturen en meer gedragen beslissingen nemen? Wij hebben het Statuut, waarin afspraken en principes zijn vastgelegd, maar dat is weinig uitgewerkt. Als het op de uitwerking aankomt, is het de rijksministerraad die bepalend is. Dat wordt vaak gezien als Nederland tegen de rest. Het zou mooi zijn als wij met z'n allen dingen kunnen vaststellen, zoals wij in het afgelopen interparlementair Koninkrijksoverleg hebben gedaan op het gebied van kinderrechten. Daar hebben wij vastgesteld dat wij als parlementen bij kinderrechten bepaalde thema's het belangrijkst vinden. Dat zouden wij ook met de kabinetten kunnen doen. Als het gaat om goed bestuur, zouden wij zeker in theorie een heel eind met elkaar kunnen komen. Wat is goed bestuur? Wat is integriteit? Als je dat soort papers vaststelt, als je samen een visie op een thema vaststelt, dan kun je elkaar daar makkelijker op aanspreken en aan houden. Ik roep de minister op om dat samen besturen als een soort tussenlaag tussen de landsregeringen en de rijksministerraad op basis van vrijwilligheid ter hand te nemen en daar stimulerend in te zijn. 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik wil mijn resterende spreektijd gebruiken voor het indienen van twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat het ongewenst is om op grond van het verre verleden huidige en toekomstige generaties in Nederland plichten jegens de voormalige Antillen op te leggen; 

constaterende dat de zelfopgelegde verantwoordelijkheid voor de voormalige Antillen er niet toe leidt dat wantoestanden zoals corruptie verdwijnen; 

verzoekt de regering, af te stappen van het idee dat Nederland door het verleden voor eeuwig voor de voormalige Antillen moet blijven zorgen en er dus niet de banden mee kan verbreken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 12 (34000-IV). 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, dan nu mijn tweede motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat onlangs een omstreden oud-wethouder van de gemeente Utrecht is benoemd tot Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba; 

constaterende dat deze oud-wethouder in verband is gebracht met tal van misstanden, terwijl is vastgesteld dat de nieuwe Rijksvertegenwoordiger integer en van onbesproken gedrag moet zijn; 

verzoekt de regering, de recente benoeming van een PvdA-sjoemelaar tot Rijksvertegenwoordiger onmiddellijk ongedaan te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 13 (34000-IV). 

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ten slotte merk ik op dat ik uitkijk naar de behandeling van het vandaag door de PVV ingediende wetsvoorstel dat de uitzetting van criminele Antillianen mogelijk maakt. Ik ben benieuwd naar de input van alle fracties. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Een minister van Koninkrijksrelaties hoort hard op de inhoud te zijn, maar moet tegelijkertijd de relatie in het vizier houden. Als de minister het afdoet met "het gaat om koffie drinken", dan heeft hij mij niet goed begrepen. Zonder die relatie kom je op de inhoud namelijk geen steek verder. Aan verstoorde relaties heeft helemaal niemand iets en bovendien zijn die schadelijk voor het Koninkrijk der Nederlanden als geheel. Het is dus schadelijk voor ons allemaal. 

De minister mag net doen of mevrouw Hachchi haar stukken niet leest, maar misschien heeft mevrouw Hachchi wel een punt en heeft deze minister zijn rol als minister van Koninkrijksrelaties tot nu toe onvoldoende opgepakt. Ik zeg "tot nu toe", want D66 roept minister Plasterk op om hierin verandering te brengen. Het escalatieniveau moet gebruikt worden waarvoor het is bedoeld en dat is voor de-escalatie! 

De heer Bosman (VVD):

Ik hoop niet dat hierdoor straks de indruk ontstaat dat de minister heeft gereageerd op de oproep van D66 om wat te gaan doen. Volgens mij hebben de minister en de rijksministerraad al een heel pakket klaarliggen. Ik zeg dit om te voorkomen dat de indruk ontstaat dat de minister in actie is gekomen, omdat D66 hem daartoe heeft opgeroepen. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter, ik ga maar verder. 

De minister blijft ontkennen dat hij onvoldoende heeft gereageerd op de hulpvraag van Sint-Maarten wat betreft de justitieketen. Feit is dat er niets is gebeurd. Kan de minister bevestigen dat de steun voor de landsrecherche, de gevangenis, de strijd tegen corruptie en de politie prioriteit krijgt binnen zijn ministerie, niet alleen wanneer het escaleert maar ook in het traject het hele jaar door? Kan hij verder bevestigen dat hij ook in de samenwerking met het ministerie van Veiligheid en Justitie prioriteit voor dit onderwerp bedingt? 

We komen nog diepgaander te spreken over de financiële situatie van Aruba en de escalatie van afgelopen zomer. Daarbij zal er ook duidelijkheid moeten komen over de vraag of Nederland via de rijksministerraad wel conform het Statuut rechtmatig heeft gehandeld. Ik zal daarom het voorstel doen aan mijn collega's om hierover advies te vragen aan de Raad van State. 

Ik heb een motie voorbereid over de geschillenregeling. We wachten al sinds 2010 op een geschillenregeling waarmee we conflicten binnen het Koninkrijk beter kunnen oplossen. De ruzies in het Koninkrijk laten zien dat we zo'n regeling niet langer kunnen missen. De minister kiest voor de vlucht naar voren en dat is volgens mij het beste resultaat dat je kunt bereiken door een motie aan te kondigen. Ik ga er daarbij wel van uit dat de minister in de Nederlandse inzet ook het verzoek van de motie uit 2010 opvolgt, namelijk dat een onafhankelijke instantie zal worden aangewezen die strikt juridische geschillen over de interpretatie van statutaire bepalingen op adequate en onafhankelijke wijze zal beslechten. Ik zie de reactie van de minister op deze punten graag tegemoet. 

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook ik bedank de minister voor de warme woorden in zijn inleiding: verbondenheid en betrokkenheid. Wij zullen niet alle metaforen herhalen die de heer Bosman en ik hebben gewisseld, maar ik werd er warm van. Dank daarvoor. 

Dank ook voor de warme woorden over het kinderfonds en voor de bereidheid om een steentje bij te dragen aan de strijd tegen mensenhandel en om die strijd verder vorm te geven. 

Eén ding is nog blijven liggen, de consultatie. Daarover dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in artikel 209 van de WolBES de verplichting ligt vastgelegd dat de minister Caribisch Nederland de gelegenheid geeft een oordeel te geven omtrent onder andere voorstellen van wet; 

constaterende dat er formeel wel consultatie plaatsvindt, maar er niet altijd een inhoudelijke reactie van de eilanden volgt; 

verzoekt de regering om op voor de eilanden aangelegen punten actief het overleg te zoeken met de eilanden wanneer wetsvoorstellen ter consultatie voorliggen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 14 (34000-IV). 

Ik kijk of de minister in staat is om direct te antwoorden. Ik zie dat de heer Bisschop nog een inbreng in tweede termijn wil houden, maar eigenlijk is hij door de opgegeven spreektijd heen. Hij krijgt nog één minuut. 

De heer Bisschop (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Fijn dat u mij toch nog de gelegenheid geeft. Dit was blijkbaar een misverstandje. 

Voorzitter. Ik kan natuurlijk niet voorbijgaan aan de waardering die ik graag wil uitspreken in de richting van de minister voor het beantwoorden van de vragen, voor zijn betoog en voor zijn toezegging om te komen met een deltaplan. Op het laatste richt mijn vraag zich vooral. Ik ben benieuwd naar de concrete uitwerking van dit plan qua meerjarenplanning, budgetten, inzet van personeel en al dat soort zaken. En niet te vergeten: aan welke termijn denkt de minister? Ik zou het op prijs stellen als hij daarop nog even zou willen ingaan. 

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister. 

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik loop de verschillende bijdragen langs. 

De heer Van Raak heeft een motie ingediend met twee verzoeken. Het tweede betreft het ondersteunen van het Openbaar Ministerie op zodanige wijze dat er grondig en onafhankelijk onderzoek mogelijk is. Dat is wat mij betreft akkoord en dat gebeurt ook. Met het eerste verzoek komen wij echter in strijd met de scheiding der machten. Daarover hebben wij al met elkaar gesproken. Dat ontraad ik dus. De ondersteuning van het OM zal wat mij betreft onderdeel zijn van het in te stellen actieplan. Die zal dus worden geleverd. 

De heer Van Raak (SP):

De minister kan natuurlijk altijd een aanwijzing geven. Het gaat om prioriteiten stellen. Wij hebben een groot onderzoek gehad naar grootschalige corruptie. Er zijn plannen gemaakt; die zijn abstract. Maar er liggen zaken op de plank bij het Openbaar Ministerie, en die moeten gebeuren. Ik denk dat de minister heel blij moet zijn als de Tweede Kamer uitspreekt dat die zaken behandeld moeten worden, dat stemmen kopen, een regering kopen, niet geaccepteerd wordt, dat dat onderzocht wordt en dat mensen voor de rechter komen. De rechter heeft ook aangegeven dat dit nodig is. Als de minister dit ontraadt, weet ik niet wat zijn actieplan concreet nog voorstelt. 

Minister Plasterk:

Dit wordt een beetje een herhaling van de discussie. In de motie wordt de regering gevraagd om het initiatief te nemen om een onderzoek te doen naar een kwestie die strafbaar is, namelijk het kopen van stemmen. Dat is echt aan het Openbaar Ministerie. Wij ondersteunen het Openbaar Ministerie, zoals ik zojuist heb gezegd. Ik ontraad de motie dus. Ik weet niet of wij deze discussie moeten gaan herhalen. Dit is mijn advies aan de Kamer. 

De heer Van Raak (SP):

Het zou heel opmerkelijk zijn als de minister de Kamer ontraadt om zich uit te spreken over de wenselijkheid dat de regering het initiatief neemt om in Koninkrijksverband alsnog een onderzoek te doen naar stemmen kopen door de UP. Dat zou het hele actieplan van de minister onnodig in de schaduw zetten. 

Minister Plasterk:

Nee, dit is niet redelijk. Ik heb erop gereageerd. Ik ontraad de motie. 

Dan de bijdrage van de heer Bosman. Misschien mag ik een keer zeggen dat de heer Bosman weliswaar altijd heel streng is als het gaat over Caribisch Nederland, maar dat het mij elke keer weer opvalt dat hij er ook met een warm hart over spreekt. Soms kun je misschien beter een tegenstander als de heer Bosman hebben, vanuit Caribisch Nederland of het Caribisch deel van het Koninkrijk gezien dan menig medestander. Ik hoop ook dat iedereen die meekijkt aan de andere kant van de oceaan, de kritische woorden van de heer Bosman op waarde schat. 

Ik heb een brief toegezegd betreffend het Cft. Ik zal ook proberen om de opmerkingen die in tweede termijn zijn gemaakt zo goed mogelijk te behandelen in die brief. 

Ik heb de opvattingen over Bonaire goed gehoord. Deze staan wat mij betreft genoteerd. Ik heb ook het interruptiedebat zojuist daarover beluisterd. 

De heer Bosman (VVD):

De logische vraag is natuurlijk wanneer ik de brief mag verwachten. 

Minister Plasterk:

Ik kijk even naar mijn ambtenaren … Ik moet er even over overleggen. 

De heer Bosman (VVD):

Ik hoor "twee weken". 

De voorzitter:

De heer Bosman heeft een nieuwe functie! 

Minister Plasterk:

De heer Bosman hoort het eerder dan ik. Hij heeft contacten in de hoogste kringen hier … Twee weken is vlot. Niet twee jaar, maar twee weken. Heel goed. 

Dan kom ik op de bijdrage van mevrouw Van Toorenburg. Dank voor de aanmoediging en voor de steun. Ik zei zojuist buiten de vergaderorde om, en wil dat hier nu herhalen, dat hoewel we over sommige onderwerpen, zoals provinciale indeling, misschien verschillend denken, ik altijd ervaar dat we in hoge mate op dezelfde golflengte zitten op het gebied van Koninkrijksrelaties. Dat is goed om te constateren. 

Ik kom te spreken over de bijdrage van de heer Van Laar. Ik ben inderdaad niet uitgebreid ingegaan op het onderwerp samen besturen, hoewel ik wel heb geprobeerd om het mee te nemen in mijn inleiding. Ik denk dat het een waardevolle gedachte is, en dat we een en ander het beste kunnen inpassen in het systeem door in aanloop naar een Koninkrijksconferentie steeds te zorgen dat het in de voorbereiding al zo veel mogelijk gebeurt. Daarmee wordt het dan een regulier onderdeel van het contact. Dat lijkt me een nuttige gedachte. We gaan er ons best voor doen. 

Er liggen twee moties van de heer Fritsma. De motie op stuk nr. 12 voert terug op de discussie over de asymmetrie die er nu eenmaal volkenrechtelijk bestaat, binnen het Koninkrijk der Nederlanden zowel als elders in statelijke verbanden. Ik ontraad deze motie, onder verwijzing naar de discussie op dit punt. 

De motie-Fritsma op stuk nr. 13 vind ik eerlijk gezegd ongepast. Ik ontraad haar zeker. Ik meen dat we de juiste man voor de plek hebben gevonden. 

De bijdrage van mevrouw Hachchi springt er toch een beetje uit in deze discussie. Ik ben het met haar eens dat het belangrijk is om niet alleen maar zakelijk met elkaar om te gaan, maar ook aandacht te besteden aan de relaties. Ik meen dat zij het niet kan beoordelen als zij zegt dat ik dat niet zou doen. Ik heb een uitgebreide opsomming gegeven van het gehele traject dat heeft geleid tot de uiteindelijk aanwijzing van de rijksministerraad richting Aruba. Ik dacht dat er een hele discussie zou volgen, maar er kwam geen enkele reactie op. De reden daarvoor is dat het gewoon waar is; we hebben het uitgebreid en zorgvuldig voorbereid en alles gedaan aan de relaties. Dan komt er een moment, zo heb ik betoogd, dat je moet constateren dat er een keer een aanwijzing gegeven moet worden. Maar ik werp dus echt verre van mij de suggestie dat ik geen oog zou hebben voor het belang van de relaties. Dat is kennelijk een zich herhalend thema, maar ik houd het verre van mij. 

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik ga niets herhalen, behalve dat als je zaken wilt regelen, dat bedoel ik met de "inhoud", dat alleen maar effectief en met resultaat mogelijk is als je het ook in de relationele sfeer goed weet in te vullen. Dat betekent niet koffiedrinken. Ik hoop dat die boodschap is overgekomen bij deze minister. 

Minister Plasterk:

Ik ben het met dat laatste natuurlijk eens. Dat spreekt vanzelf. Dat is absoluut waar. 

Dan de heer Segers. Als ik inhoudelijk op het onderwerp was ingegaan, had ik de motie-Segers/Hachchi op stuk nr. 14 misschien kunnen voorkomen. Ik ben het namelijk eens met deze motie. Ik zeg het gevraagde ook toe. Nu de motie er toch ligt, beschouw ik haar als ondersteuning van beleid. Als je precies bent, kun je natuurlijk zeggen dat wij een procedure hebben en dat men mans genoeg is om zelf te reageren in het kader van de consultatie. Eigenlijk zou dat logisch zijn. Zo vaak consulteren wij nu ook weer niet. Men moet het eigenlijk uit eigen beweging doen. Als in de motie bedoeld wordt dat men, als er helemaal geen reactie komt, even belt of men iets heeft gemist, beschouw ik die motie als ondersteuning van het beleid. 

De voorzitter:

Het gaat om een motie van de heer Segers, begrijp ik. 

De heer Bosman (VVD):

Ik heb een vraag ter verduidelijking. Het is toch de rol van de Rijksvertegenwoordiger om te zorgen dat die reactie er komt? 

Minister Plasterk:

Tja, in de regels staat dat er geconsulteerd wordt. Er wordt geïnformeerd. Ten principale is het de rol van de eilanden zelf om te reageren. De boodschap van de heer Segers is: als je niets hoort, kun je denken dat men het ermee eens is of je kunt er nog een keer achteraan bellen of mailen met de vraag of je mag concluderen dat men verder geen commentaar heeft. Die extra stap kunnen wij ook vanuit het ministerie zetten. 

De heer Bosman (VVD):

Laten wij het nu gebruiken om de functie van de Rijksvertegenwoordiger te versterken en via dat systeem te laten lopen om te voorkomen dat wij allerlei verschillende systemen krijgen. 

Minister Plasterk:

Ja, dat is ook goed. Nogmaals, juist een liberaal wil iedereen op zijn eigen verantwoordelijkheid wijzen. Als gevraagd wordt wat men ervan vindt, is het normaal dat het eiland reageert of het ermee eens is of niet. Wij organiseren het linksom of rechtsom zo dat daaraan tegemoet wordt gekomen. Ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid. 

De heer Bisschop heeft gevraagd op welke termijn wij met de uitwerking van het deltaplan kunnen komen. Dat moet eerst via de rijksministerraad en daarna zullen wij de Tweede Kamer inlichten. Ik denk dat dit in principe medio november zou moeten kunnen. In ieder geval streef ik daarnaar. Dat is een inspanningsverplichting mijnerzijds. Ik denk dat ik daarmee in tweede termijn de moties heb besproken. Mevrouw Hachchi kijkt mij vragend aan. 

De voorzitter:

Is er een vraag blijven liggen, mevrouw Hachchi? 

Mevrouw Hachchi (D66):

Drie vragen zelfs! 

Minister Plasterk:

U hebt mij zo geraakt op dat eerste punt dat ik die kennelijk ben vergeten. 

De voorzitter:

Kunt u de vragen kort herhalen? 

Mevrouw Hachchi (D66):

Ja. Ik heb gevraagd of de minister kan bevestigen dat de steun voor Sint-Maarten er gaat komen, niet alleen als het escaleert, maar het hele jaar door. Ik heb ook gevraagd of hij zijn collega bij Veiligheid en Justitie aan het werk zet, zodat de hulp er komt. Mijn tweede vraag ging over de bevestiging bij de geschillenregeling dat de minister, zoals het in de motie van 2010 staat, de Nederlandse inzet gaat invoeren. 

Minister Plasterk:

Dat zijn twee vragen, hè. 

In antwoord op die eerste vraag kan ik zeggen dat ik dit niet als toezegging heb genoemd, omdat ik al eigenstandig een heel actieplan rondom Sint-Maarten aan de Kamer heb gepresenteerd. Dat zal voor het hele jaar en waarschijnlijk nog langer gelden. Wat mevrouw Hachchi veronderstelt, is dus inderdaad het geval. 

De tweede vraag was of ik kan bevestigen dat de Nederlandse inzet overeenkomstig de motie uit 2010 zal zijn. Mevrouw Hachchi zal zich realiseren dat een van de discussies nu juist gaat over de mate waarin een geschillenregeling doorslaggevend is. Is een geschillenregeling een zwaarwegend advies, beslecht die een kwestie of hakt die de knoop door? Wij hebben dit uitgebreid besproken en daarbij heb ik de verschillende discussiepunten weergegeven. Bovendien heb ik een toezegging op dat punt gedaan. Daarbij wil ik het laten. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wij zullen volgende week dinsdag over de ingediende moties stemmen. Ik bedank de minister, de Kamerleden en de mensen die dit debat vanaf de publieke tribune of via internet hebben gevolgd. 

Naar boven