Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 8, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 8, item 3 |
De voorzitter:
Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties welkom. Voorts heet ik welkom in de voorzittersloge de plaatsvervangend gevolmachtigde minister van Sint-Maarten, mevrouw Josiane Fleming-Artsen, en de directeur van het Kabinet Gevolmachtigde Minister, de heer Perry Geerlings.
Het woord is aan de heer Van Raak.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Het gaat niet goed met het Koninkrijk. Vanaf de jaren negentig zijn de eilanden volgebouwd met casino's en hotels. Belastingconstructies en belastingvrije zones hebben grote bedrijven en rijke buitenlanders alle gelegenheid gegeven om flink te profiteren. De gewone mensen op de eilanden hebben van deze cadeautjes geen voordelen gehad. Moeders die er alleen voor staan, jongeren die geen toekomst meer zien en ouderen die gewoon honger lijden. Op Curaçao komen politiek en maffia samen in de moord op Helmin Wiels. Het proces is geweest en de dader is veroordeeld, maar de zaak is nog lang niet gesloten. De opdrachtgevers lopen vrij rond. Deelt de minister mijn mening dat alle banden tussen politici en criminelen helder moeten worden? Welke hulp biedt Nederland in het onderzoek naar Wiels om die banden tussen politiek en maffia te onderzoeken? Met Gerrit Schotte kwam in 2010 op Curaçao de maffia aan de macht. Nu komt mogelijk op Sint-Maarten Theo Heyliger aan de macht, de man die stemmen koopt en mogelijk zelfs parlementariërs koopt. Een man van wie de rechter zegt dat het schandalig is dat hij niet wordt vervolgd voor stemmenkoperij. Onderzoek door het Koninkrijk laat zien wat wij eigenlijk al wisten: de corruptie op Sint-Maarten is alomvattend, van laag tot hoog, van crimineel tot politicus, in de regering en in de overheidsbedrijven. Volgens de rechter zijn er voldoende aanwijzingen voor strafrechtelijke onderzoeken, bijvoorbeeld naar het kopen van stemmen en naar de UP van Theo Heyliger. Gaat deze minister dit dan ook doen? Gaan wij dat bevorderen binnen het Koninkrijk? Gaat de minister hiertoe het initiatief nemen? Gaat hij ervoor zorgen dat ook op Sint-Maarten de banden tussen onder- en bovenwereld, tussen criminelen en politici, helder worden en bestreden worden? Een strafrechtelijk onderzoek naar Theo Heyliger is een begin. Een onderzoek dat wordt gedaan, dat wordt afgerond en dat ook voor de rechter komt.
Ik houd mij als parlementariër al ruim tien jaar bezig met de Antillen. Ook ik ben verliefd geworden op de eilanden en op de mensen, die elke dag strijden voor een fatsoenlijk bestaan. Ik ben klaar met graaiende buitenlanders en gruwelijke bestuurders die alleen aan zichzelf en aan hun eigen portemonnee denken. Ik ben klaar met maffiose figuren die denken een regering te kunnen kopen en ik ben klaar met bestuurders die zich schaamteloos verrijken. Ik zie daarbij ook hoe de goeden onder de kwaden lijden, zoals politici die wel hart hebben voor de bevolking, maar worden geïntimideerd.
In 2010 hebben veel partijen in deze Kamer de verkeerde keuze gemaakt en de eilanden overgeleverd aan het foute geld en de foute politici. Wij moeten die fout herstellen. De keuze is eenvoudig. Nederland neemt in het Koninkrijk het initiatief tot een grootschalig onderzoek op Curaçao, Aruba en Sint-Maarten naar de verbondenheid tussen bovenwereld en onderwereld, tussen politiek en criminaliteit. Wij nemen dan ook onze verantwoordelijkheid. Of wij doen dit niet, maar dan moeten wij ook erkennen dat het Statuut, dat dit jaar 60 jaar bestaat, slechts een stukje papier is en dat de waarborgfunctie, de verantwoordelijkheid voor goed bestuur, een lege huls is. Ik ben benieuwd naar de keuze van de minister.
Binnenkort spreekt de Tweede Kamer over de toekomst van het Koninkrijk. Ik zie vooral toekomst in een gemenebestconstructie, een verbond tussen gelijkwaardige landen die elkaar helpen, maar niet meer verantwoordelijk zijn voor elkaar. Een onderlinge band die sterk genoeg is om recht te doen aan ons gemeenschappelijke verleden en onze gedeelde toekomst, maar ook een band die niet meer zo knellend is dat wij elkaar voortdurend in de weg zitten. Zeker met Bonaire, Saba en Sint-Eustatius hoop ik dat wij nog een lange en mooie toekomst hebben. Op de ministeries zal dan wel de knop om moeten, want er wordt erg veel geld uitgegeven en dat gebeurt lang niet altijd efficiënt. Er zijn tien ministeries bezig met de kleine eilanden, terwijl de minister dat volgens mij beter zelf kan. Wat mij vooral tegenstaat, is dat we accepteren dat er zo veel diepe armoede is op Saba, Statia en Bonaire, eilanden waarvoor wij verantwoordelijk zijn, door de hoge kosten, de lage uitkeringen en de lage pensioenen. Is de minister bereid om samen met de eilandbestuurders het initiatief te nemen voor een actieplan tegen armoede en het stellen van prijzen en om iets te doen aan de onderstand van de AOV? Is de minister bereid om met mij hier uit te spreken en het initiatief te nemen dat wij zulke armoede op Saba, Statia en Bonaire niet meer toestaan?
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb een vraag omdat ik iets niet begrijp. Aan de ene kant hoor ik warme, mooie woorden over het onrecht van armoede, over misstanden zoals de verwevenheid van bovenwereld en onderwereld, en over het bestrijden van corruptie. Aan de andere kant hoor ik het pleidooi om banden door te snijden en een gemenebestconstructie aan te gaan. Wat zijn de gevolgen van een gemenebestconstructie, waarbij Nederland dus geen waarborgfunctie heeft en niet kan ingrijpen, voor de problemen waar nu zulke warme, indringende woorden over zijn gesproken?
De heer Van Raak (SP):
Ik wil eerst de bal terugleggen bij de heer Segers. Zijn fractie stond in 2010 te juichen om van Sint-Maarten en Curaçao een onafhankelijk land te maken. Ik was daar toen tegen. We hebben het laten gebeuren dat de maffia de eilanden heeft overgenomen en de bevolking is daar het allergrootste slachtoffer van. Dus het eerste wat ik wil, is het bestrijden van de maffia. Ik hoop dat de heer Segers daaraan meedoet. Vervolgens zie ik ook dat we de afgelopen 60 jaar in een Koninkrijk zitten waarin we het elkaar moeilijk maken en er sprake is van knellende banden. Dat heeft er vooral mee te maken dat Sint-Maarten, Aruba en Curaçao autonome landen zijn maar waarbij via de waarborgfunctie Nederland verantwoordelijk is voor goed bestuur. Dat werkt niet, dat is een onmogelijke situatie die in het verleden ooit is ontstaan maar die 60 jaar niet heeft gewerkt. Ik zoek samen met een aantal andere collega's in deze Kamer naar een oplossing. Die oplossing zou kunnen zijn een verband, een gemenebest van gelijkwaardige landen die wel een gemeenschappelijk verleden en een gedeelde toekomst hebben. Wij zullen de eilanden altijd moeten blijven helpen, maar op dit moment kunnen wij geen hulp bieden, juist omdat we verantwoordelijk zijn.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat is geen antwoord op mijn vraag. Er is inderdaad armoede en ongelijkheid en inderdaad is de bevolking vaak de dupe van slecht beleid van de politici daar. Echter, de mogelijkheden die we nu nog hebben om in te grijpen, om bij te sturen en om op te komen voor de mensen daar, wil de heer Van Raak weggooien. Dus ik begrijp niet dat je aan de ene kant zegt te willen strijden tegen corruptie en armoede en je aan de andere kant alle middelen die je hebt overboord gooit en zegt: zoek het zelf maar uit. Ik begrijp het gewoon niet!
De heer Van Raak (SP):
De heer Segers begreep het in 2010 ook niet toen hij Sint-Maarten en Curaçao en de bevolking op die eilanden dit verschrikkelijke heeft aangedaan, dat Schotte de macht overnam op Curaçao en nu Theo Heyliger mogelijk op Sint-Maarten. Daarvoor wijs ik ook naar de ChristenUnie, in de zin dat ze dat heeft laten gebeuren. Toen hadden we het moeten regelen. Waar we het toen hebben laten liggen onder goede omstandigheden, zullen we het nu moeten doen onder slechte omstandigheden. Ik heb het dan over de lange traditie van een belastingparadijs, witwassen, casino's, hotels, belastingconstructies en belastingvrije zones. Het betekent het aanpakken van de maffia en de corruptie maar ook het aanpakken van de armoede. We zullen eerst orde op zaken moeten stellen. Ik hoop dat we daar Kamerbreed vandaag het initiatief toe kunnen nemen. Als het ons lukt om nu orde op zaken te stellen, zullen we in de toekomst moeten nadenken over een band waarbinnen we wel kunnen functioneren in het Koninkrijk. Dat kan niet een band zijn waarbij één land verantwoordelijk is voor het falen van een ander land.
De heer Fritsma (PVV):
Is de SP het met de PVV eens dat het absurd is dat ons land niet zelf de beslissing mag nemen om de banden met deze eilanden te verbreken?
De heer Van Raak (SP):
Ja, dat vind ik absurd. Alleen, het verschil tussen de SP en de PVV is dat wij die banden niet willen verbreken. Wij willen de multinationals, de rijke Europeanen, de maffiose figuren bestrijden maar wij willen ook armoede bestrijden. Ik ben er trots op dat mensen bij ons willen horen, ik heb respect voor de eeuwenoude banden en ik hoop dat we in de toekomst nog veel kunnen samenwerken, maar ik ben het in zoverre wel met de heer Fritsma eens dat we niet voortdurend verantwoordelijkheid kunnen nemen voor bestuurders die misbruik maken van de eilanden.
De heer Fritsma (PVV):
Dat is een beetje een dubbel antwoord. Ik wil graag helderheid over de heel simpele vraag of de SP ook vindt dat de Nederlandse bevolking het recht heeft om te bepalen of we wel of niet met de eilanden moeten doorgaan. Het gaat gewoon om het democratische recht van de Nederlandse bevolking. Vindt de SP ook dat dit er is? Of vindt de SP dat de Nederlandse bevolking over dit vraagstuk helemaal niets te vertellen hoort te hebben?
De heer Van Raak (SP):
Ik vind dat de bevolking van alle landen in het Koninkrijk een stem moet hebben in onze toekomst, dus ook die van Nederland. Naar ik heb begrepen is het staatsrechtelijk nu zo geregeld dat Aruba, Curaçao en Sint-Maarten uit het Koninkrijk kunnen stappen en Nederland niet. Ik heb ook begrepen dat dit tot in de eeuwigheid geldt. Dat vind ik raar. Dat vind ik vreemd. Daarom heb ik ook samen met de heer Bosman het initiatief genomen om juist in Nederland de discussie te starten over de toekomst van het Koninkrijk. We hebben gezegd dat het huidige Koninkrijk een knellend korset is voor ons allemaal en dat we in de toekomst naar veel lossere verhoudingen toe moeten. We moeten elkaar serieus nemen op basis van gelijkwaardigheid. Dat is mijn alternatief. Dat wil ik ook best aan de bevolking voorleggen.
De heer Van Laar (PvdA):
Als het gemenebest van de heren Bosman en Van Raak er komt, wie bemenst het Openbaar Ministerie op Sint-Maarten dan? Waar komen de rechters vandaan? Wie doet de grensbewaking, de kustwacht, de defensie et cetera? Als de heer Van Raak echt betrokken is bij de eilanden, moet hij toch inzien dat een kleine staat zoals Sint-Maarten, met 45.000 inwoners, dat nooit allemaal zelf op een voldoende niveau kan doen? Zoals de heer Van Raak constateert, is dat zelfs nu al problematisch, laat staan dan.
De heer Van Raak (SP):
Tegen de heer Van Laar van de PvdA zeg ik: effe dimmen; ga even terug naar het ledenrestaurant om in de spiegel te kijken en om je even te schamen voor hetgeen er is gebeurd in 2010. De huidige problemen op Sint-Maarten zijn voor een groot deel te danken aan de Partij van de Arbeid. Dat Schotte op Curaçao aan de macht kwam, was mede de schuld van de Partij van de Arbeid, omdat er niet eens een screening had plaatsgevonden. Dat de maffia het na 10-10-10 kon overnemen was vooral omdat de Partij van de Arbeid de zaakjes slecht op orde had. Om te beginnen zeg ik dus: effe dimmen. Vervolgens zeg ik: natuurlijk hebben wij eeuwenoude banden en die zullen we ook houden. In de toekomst zal Nederland altijd moeten investeren in de eilanden, maar zoals het nu gaat, werkt het niet. Mijn idee zou zijn om per eiland te bekijken op welke wijze de samenwerking vorm moet krijgen. Naar mijn mening kan op alle mogelijke gebieden worden samengewerkt, maar dit moet niet meer worden opgedrongen vanuit Nederland, terwijl de bestuurders op de eilanden zeggen dat zij het niet willen. Op verzoek en initiatief van de eilanden, en onder hun verantwoordelijkheid, zullen we altijd hulp blijven bieden.
De heer Van Laar (PvdA):
Als de heer Van Raak de criminelen en de maffiosi de eilanden laat overnemen, komt dat verzoek er nooit. Die zoeken het zelf wel uit. Die kunnen hun eigen zaakjes wel regelen. We zien nu ook dat de elites het daar goed voor elkaar hebben. Hetgeen daartegen wordt gedaan, komt echter wel van het Openbaar Ministerie en van de onafhankelijke rechters, die er dankzij het verband met Nederland zijn. Zonder dat verband is dat er niet meer.
De heer Van Raak (SP):
Nee, maar als de heer Van Laar straks voor de spiegel staat om nog eens goed naar zichzelf te kijken en na te denken over de fouten die de PvdA heeft gemaakt, zal hij zien dat de huidige problemen, waar de bevolking het eerste slachtoffer van is, vooral door de Partij van de Arbeid zijn ontstaan. De SP doet nu een poging om dat op te lossen, samen met de VVD en anderen. Dat betekent dat wij eerst de rotzooi, de rommel die de Partij van de Arbeid heeft achtergelaten, moeten opruimen. Daarom hoop ik vandaag met de minister en een grote meerderheid van de Kamer stappen te kunnen zetten en besluiten te kunnen nemen om de onderwereld aan te pakken, om de partijken via financiering aan te pakken. Ik hoop dat wij de rommel gaan opruimen die wij de afgelopen vier jaar hebben laten ontstaan.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Anderhalf jaar geleden vroeg ik om een rijksofficier voor Sint-Maarten. Dat was toen niet aan de orde voor het kabinet omdat er nog onderzoeken van het OM liepen op Sint-Maarten en omdat de rijksministerraad een aanwijzing aan het voorbereiden was voor Sint-Maarten om een onafhankelijk integriteitsonderzoek te laten doen. Dat was een stevige actie van de rijksministerraad, waar ik het van harte mee eens ben. De resultaten van dat onderzoek zijn binnen, en hoe! Ik kan niet zeggen dat ik geschokt of verrast ben, want dit zat er al aan te komen. Zoals de minister-president van Sint-Maarten, mevrouw Sarah Wescot zelf aangaf: the proof of the pudding is in the eating. Het rapport op zich is niet zo van belang; het gaat erom wat ermee gedaan wordt. Er ligt sinds 12 juli ook al een eigen integriteitsrapport van het land Sint-Maarten. Dan is het zuur om het volgende te lezen in dat eigen rapport, genaamd Doing the right things right. Ik citeer: de ministers in de twee eerste kabinetten Wescot-Williams, de minister-president incluis, hebben nimmer voldaan aan de verplichting om bij de aanvang en na het einde van hun ambtsperiode, een schriftelijke verklaring in te dienen; de minister-president heeft de Staten nimmer ter zake geïnformeerd. Dat is het zelfreinigende vermogen van Sint-Maarten. Je kunt je dus afvragen of Sint-Maarten wel in staat is om dit probleem op te lossen. Ik ben dus blij dat de minister de handschoen al heeft opgepakt en aan de slag gaat. Dat is hard nodig.
Eén groep komt heel slecht uit het integriteitsrapport: de St Maarten Harbour Holding Company. De medewerking van de company aan het integriteitsonderzoek was beperkt, en dat is nog heel netjes gezegd. Geen enkele integriteitswaarborg is of wordt ingevuld. Als we dan beseffen dat de economische waarde die de St. Maarten Harbour Holding Company toevoegt aan de economie van het eiland, de landsbegroting van Sint-Maarten overstijgt, weten we gelijk wat de belangen zijn en van wie die zijn. Het is dan ook onbestaanbaar dat bij een onderzoek naar stemmenkoperij de grote namen buiten schot zijn gebleven. De rechter heeft publiekelijk de vraag gesteld waarom de storting van 3 miljoen dollar privégeld van de leider van de United People's Party, Theo Heyliger, in de partijkas nooit is onderzocht. Ik mag aannemen dat er binnenkort een aanwijzing komt richting het OM om dit onderzoek alsnog te doen. Het integriteitsrapport geeft hierover ook duidelijkheid. De macht van de mensen op de ministeries, ministers incluis, of juist de ministers, zou ik moeten zeggen, is groot. Zij maken misbruik van hun positie om te sturen in het rechtssysteem. Uiteindelijk is de meerderheid gewoon te koop op Sint-Maarten.
The proof of the pudding is in the eating. Ik geef Sint-Maarten tot mei 2015, wanneer het verantwoordingsdebat plaatsvindt in deze Kamer, om orde op zaken te stellen. Als het daar hulp bij nodig heeft, dan krijgt het die, maar dan wel op onze voorwaarden: een ruime opsporingsbevoegdheid en openbaarheid van gegevens. Anders is hulp niet effectief. In mei maken we de balans op: is Sint-Maarten een land met een eigen bestuur, of komt Sint-Maarten niet tot goed bestuur en moet de rijksministerraad ingrijpen?
Mevrouw Hachchi (D66):
D66 deelt de zorgen die collega Bosman uit over de integriteit van bestuur goed bestuur binnen ons Koninkrijk is belangrijk, zowel aan deze kant van de oceaan als aan de andere kant van de oceaan. Dat geldt ook voor Sint-Maarten. Volgens de heer Bosman heeft de minister de handschoen opgepakt. De heer Bosman sprak over ingrijpen op de eilanden — wij spreken nu over Sint-Maarten — als er iets misgaat. De heer Bosman weet net zo goed als ik dat dat het laatste redmiddel is dat we hebben binnen het Koninkrijk. Het is een laatste redmiddel. Dat betekent dat er heel wat werk verzet moet zijn door onze minister van Koninkrijksrelaties voordat wij kunnen ingrijpen. Vindt de VVD-fractie dat deze minister voldoende heeft gedaan?
De heer Bosman (VVD):
Mevrouw Hachchi maakt hier even een denkfout. De activiteiten moeten door de landen zelf ontplooid worden. Mevrouw Hachchi weet dat de landen autonoom zijn. Zij weet ook dat ingrijpen vanuit de rijksministerraad een laatste redmiddel is en dat de activiteiten van deze minister heel beperkt zijn, omdat de verantwoordelijkheden juist bij de landen liggen. Het is dus een rare constructie om de minister aan te spreken op het feit of hij wel of niet iets gedaan heeft ten aanzien van de activiteiten die de landen zelf moeten ontplooien. Ik heb uit het verhaal van mevrouw Hachchi op televisie begrepen dat zij iets verwacht van de rijksministerraad. Zij verwijt deze minister dus iets waar hij eigenlijk geen invulling aan kan geven. Het probleem dat mevrouw Hachchi schetst, en dat ook inherent is aan het Statuut, is dat Nederland geen zeggenschap heeft. De Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken heeft geen zeggenschap. Dat is de kern van het probleem. Dat moeten we oplossen.
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik kan een heel concreet voorbeeld geven. Sint-Maarten vraagt al een jaar om hulp en ondersteuning ten aanzien van de justitieketen. Het gaat om capaciteit. Ik heb het dan niet alleen over het aantal mensen, maar ook om de kwaliteit van die mensen teneinde fraude en corruptie effectief te kunnen aanpakken. Sint-Maarten vraagt al een jaar om hulp. Vindt de heer Bosman dan nog steeds dat Nederland vanuit zijn positie binnen het Koninkrijk voldoende heeft gedaan om ook echt oplossingen te vinden? Moet Nederland dit verzoek dan niet oppakken en daar ook werk van maken? De heer Bosman zegt zelf al: een rapport is mooi, maar er moet wel wat mee gebeuren. Dat kan niet alleen maar vanuit deze kant van de oceaan gebeuren.
De heer Bosman (VVD):
Dat is helemaal correct. Maar het lost niets op als je mensen die kant op stuurt, die vervolgens in een systeem terechtkomen waarin zij geen kant op kunnen. Dat staat ook in het rapport. De problematiek is groot, de druk is groot en de verwevenheid van de onderwereld en de bovenwereld is groot. Dan kun je wel mensen die kant op sturen. Ik heb gezegd: ik vind het prima als we mensen sturen, ik geef daarvoor alle steun, maar die mensen moeten dan wel een ruim mandaat, een eigen verantwoordelijkheid en duidelijkheid hebben. Zij moeten de mogelijkheid hebben om dingen op te pakken en in te grijpen. We moeten niet zomaar mensen sturen, omdat Sint-Maarten daarom vraagt. Daar werd onder Duncan immers ook om gevraagd. Dat heeft namelijk echt geen zin.
De heer Van Raak (SP):
De heer Bosman wil Sint-Maarten dus opnieuw een kans geven en in maart kijken hoe het ermee staat. Er ligt nu een onderzoek met tientallen aanbevelingen. Denkt de heer Bosman dat een regering met de UP, met Theo Heyliger, corruptie gaat bestrijden op Sint-Maarten? Gelooft hij dat zelf?
De heer Bosman (VVD):
De VVD'ers zijn vooruitgangsoptimisten. Dat zijn mensen die vertrouwen in mensen hebben. Dat vertrouwen moet eerst beschaamd worden voordat we uitgaan van het slechte. Er is net een verkiezing geweest, met alle zorgen die daarbij horen. Er komt een nieuw kabinet. We weten nog niet wie daarin zullen zitten. Er is ook net een rapport verschenen. We hebben binnen het Statuut een verantwoordelijkheid, maar alleen als er geen mogelijkheid tot redres meer is. Wij hebben dus alleen een verantwoordelijkheid als het land zelf niets doet. Op het moment dat we te vroeg ingrijpen, hebben we een probleem. We moeten ook niet te laat ingrijpen, want dan hebben we ook een probleem. Maar ik vind het ook niet gepast om te vroeg in te grijpen. Dat is zeker het geval nu er net nieuwe verkiezingen zijn geweest en er nieuwe mensen aan de macht komen. De mensen op Sint-Maarten hebben zelf voor deze regering en deze mensen gekozen. Zij moeten ook beseffen wie zij gekozen hebben. Dat is voor de komende zes maanden aan de mensen van Sint-Maarten. Zij moeten misschien even goed nadenken over de vraag wie zij nu gekozen hebben en wat die mensen voor hen doen.
De heer Van Raak (SP):
Het probleem is waarschijnlijk wel dat het geen eerlijke verkiezingen zijn geweest, omdat er massaal stemmen en mogelijk ook parlementariërs zijn gekocht. Is de heer Bosman het in ieder geval met me eens dat de zaken die lopen, waar nu al verdachten bij aan de orde zijn, worden opgelost? De rechter zegt dat het een schande is dat er geen onderzoek is gedaan naar de UP en Theo Heyliger. Dat onderzoek moet dan toch plaatsvinden? Ik noem ook Patrick Illidge en al die anderen. Er zijn heel veel politici op Sint-Maarten tegen wie er al voldoende bewijs is. Is de heer Bosman het met me eens dat het onze eerste prioriteit moet zijn om morgen te beginnen met onderzoeken naar de politici van wie we nu al weten dat er ernstige verdachtmakingen tegen hen zijn?
De heer Bosman (VVD):
Je moet altijd heel voorzichtig zijn om als politicus in de rol van het Openbaar Ministerie te treden. Er is een verantwoordelijkheid en die moet genomen worden. De rechter heeft in één geval een heel duidelijke uitspraak gedaan. Hij heeft erop gewezen dat er geen onderzoek is gedaan. Dat heb ik ook gezegd. Die zorg delen wij. Ten aanzien van de heer Heyliger vind ik, ook met het rapport in de hand, het feit dat hij niet is onderzocht een probleem. Nogmaals, ik heb mijn verzoek aan de minister gedaan die daarop mag en moet ingrijpen. Ik hoop dat de rijksministerraad daar iets mee doet. De minister krijgt daarbij steun van mij. Ik heb begrepen dat Sint-Maarten ook medewerking aanbiedt en wil betalen, maar dan wel met een mandaat. Dat moet dan wel met duidelijke omschrijvingen voor zo'n onderzoek, want het zomaar binnenbrengen van mensen heeft geen zin. Dat mandaat moet er zijn. Ik steun in dat opzicht uw pleidooi, maar ik zit wel meer op de lijn van wat een rechter heeft uitgesproken en ga daarin verder.
Het onderzoek naar de financiële positie van Aruba moet nog openbaar worden, maar de quickscan maakt al heel veel duidelijk. De financiën op Aruba zijn in deze vorm niet houdbaar. De VVD roept dat al jaren. Ik ben dan ook heel blij dat deze rijksministerraad actie heeft ondernomen om het financiële gat, of moet ik zeggen de krater, in de begroting van Aruba aan te kaarten. Het is juist de rol van de rijksministerraad om de balans binnen het Koninkrijk te waarborgen. De autonomie van het ene land mag geen bedreiging worden voor het andere land. Autonomie houdt op te bestaan als overheden er een puinhoop van maken, of dat nu financieel is, bestuurlijk of op integriteitsvlak. Het begrotingstekort van Aruba wordt niet kleiner maar juist groter en de staatsschuld zit al op een voor Caribische begrippen onhoudbare hoogte. Aruba moet ingrijpen en liet dat na. Dan is het voorkomen van een financiële claim op de Nederlandse belastingbetaler de taak van de rijksministerraad. Die heeft dat uitstekend gedaan.
Mevrouw Hachchi (D66):
Wat deze zomer ook duidelijk werd, is dat er nogal wat rumoer en discussie ontstond over het rechtmatig handelen van Nederland als het gaat om het statuut en de begroting van Aruba. Dit kan een welles-nietesverhaal worden, dat is onwenselijk, zeker als we het hebben over het al dan niet rechtmatig handelen. D66 heeft voorgesteld een onafhankelijk orgaan zoals de Raad van State daarnaar te laten kijken om die discussie te slechten, zodat we niet in de lucht laten hangen dat er rechtmatig, dan wel onrechtmatig is gehandeld. Waarom heeft de VVD-fractie dat toen tegengehouden?
De heer Bosman (VVD):
Nee, de VVD heeft toen tegengestemd omdat de rijksministerraad een koninkrijksorgaan is. Daar zit verder geen controle op, dus ik vond het niet gepast om nu even snel even door D66 een truc te laten toepassen dat we een soort hoger beroep hebben waardoor we nog even bezwaar kunnen aantekenen bij de Raad van State die dan een uitspraak zou doen. De rijksministerraad is echt een koninkrijksorgaan. Zo staat het ook beschreven in het statuut.
Mevrouw Hachchi (D66):
Dit is te makkelijk. De heer Bosman weet precies wat de discussie is geweest, wat Aruba naar voren heeft gebracht en waar de schoen wringt als het gaat om het handelen vanuit de rijksministerraad. Aruba is een van de partners binnen dat Koninkrijk. Als een van de partners aangeeft dat er onrechtmatig gehandeld is en als wij vanuit Nederland zeggen dat dat niet zo is, dan is het natuurlijk logisch dat de vraag oppopt — dat is geen truc, mijnheer Bosman — om een onpartijdige instantie te vragen hierover een uitspraak te doen, zodat er geen schijn, geen discussie, geen vraagtekens blijven hangen over het wel of niet rechtmatig handelen van onze koninkrijksregering. Ik hoor toch echt graag een helder antwoord van de heer Bosman waarom dat dan niet wordt gesteund en waarom wij op deze voet doorgaan.
De heer Bosman (VVD):
Het statuut is helder. We hebben een koninkrijksregering, de rijksministerraad. Die bepaalt en heeft daarin een eigen zeggenschap. Er zit een verhouding in die rijksministerraad die gemaakt is zoals die gemaakt is. Dat betekent dat de uitspraken van de rijksministerraad een bepaalde weging zijn van de belangen van het Koninkrijk. In die weging worden alle zaken meegenomen. Natuurlijk kan een land wel eens zeggen iets oneerlijk te vinden, maar dat is de weging der dingen. Dan kunt u zeggen dat dat nog een keer apart moet worden gewogen en dat wij dat nog even snel moeten doen, maar dan is de vraag wat die weging dan waard is. Daarmee heb ik heel grote moeite, want dan komt er een constructie uit waarvan ik zeg dat dat een politieke weging wordt.
De heer Segers (ChristenUnie):
Wij zijn een federale staat, met verschillende landen in één Koninkrijk, dus dat zou je een federatie kunnen noemen. Een federatie heeft altijd een geschillenhof, een plek waar onderlinge geschillen uiteindelijk voorgelegd kunnen worden en waar daar in wijsheid nog eens naar kan worden gekeken. Daar is al vaker over gesproken. Zou het geen goede zaak zijn om daarvan inderdaad werk te maken?
De heer Bosman (VVD):
Ik denk dat de heer Segers hiermee de geschillencommissie bedoelt. Ik heb daar wel een idee bij, te weten een zetelverdeling: een zetel voor Sint-Maarten, twee zetels voor Aruba, drie zetels voor Curaçao en 334 zetels voor Nederland. Ik vind het namelijk van belang dat er nog steeds sprake is van een belangenafweging. Ik ben het dan ook absoluut niet eens met de heer Segers dat dit een federatie is. Dat is echt een ander verhaal. Dat is ook het probleem waar wij iedere keer op uitkomen: wij doen alsof de landen onafhankelijk zijn en alsof wij met onafhankelijke landen gebonden zijn. Dat is niet waar. Het probleem is dat er altijd een verantwoordelijkheid van de Nederlandse belastingbetalers blijft om het uiteindelijk recht te trekken. Daar zitten wij aan vast. Er is geen sprake van vier gelijke landen, dat is niet zo. Wij lopen echter iedere keer weer tegen dat probleem aan. Een keuze voor Nederland is er niet, want het wordt een verplichting: zodra het misloopt, moet Nederland ingrijpen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het is jammer dat de heer Bosman iedere keer dit soort lastige verhoudingen in machtspolitieke verhoudingen trekt en dan onmiddellijk met getallen aankomt. Wat je zou willen en wat wenselijk zou zijn, is dat er een onafhankelijk, rechtvaardig oordeel wordt geveld bij botsende belangen of verschillen van inzicht die er in ieder goed huwelijk weleens zijn, en dus ook in het huwelijk binnen het Koninkrijk. Het zou raadzaam en heilzaam zijn als daarvoor zo'n plek is. Trek dat echter niet onmiddellijk in machtspolitiek door te zeggen: wij betalen, dus wij beslissen en daarom hebben wij 300+ zetels en zijn er wat kruimels voor de eilanden. Als er een conflict is zoals wij dat hebben gehad bij Aruba, zou het heilzaam zijn om een plek te hebben om dat conflict, met de feiten op tafel, aan voor te leggen en daar een oordeel te laten vellen.
De heer Bosman (VVD):
De heer Segers maakt het toch wat badinerend, maar dat is het niet. Ik heb gewoon gekeken naar de inwonersaantallen. Er is geen sprake van kruimels, maar gewoon van de inwonersaantallen. Ik wil daarmee ook duidelijk maken dat de belangen anders zijn. Wij moeten dat met z'n allen beseffen. Wij vinden allemaal wel dat het vier autonome landen zijn, maar Aruba, Curaçao en Sint-Maarten hebben het idee dat wij allemaal hetzelfde belang hebben. Dat is natuurlijk nooit zo. Je hebt de belangen van 16 miljoen Europese Nederlanders en de belangen van 40.000 Sint-Maartenaren. Daar zit echt verschil in. De heer Segers kan dan wel zeggen dat het allemaal hetzelfde is en dat ze allemaal hetzelfde recht moeten hebben, maar als uiteindelijk de Nederlandse belastingbetaler betaalt, is dat een probleem. De vraag is dan: hoe krijg je zeggenschap over belastinggeld in Nederland? Je zou dat dan via die omweg kunnen regelen en zeggen: ik ga via de geschillencommissie mijn gelijk halen en dan moet Nederland alsnog maar betalen.
Het ziekenhuis op Curaçao wordt volledig door Nederland gefinancierd. De businesscase is niet helder en eenduidig. Sterker nog, het Cft heeft opgemerkt dat de businesscase met regelmaat moet worden herijkt omdat gedurende het project de cijfers in beweging blijven. Wat is dat voor businesscase? Verder wil Curaçao deze lening in haar geheel op de rekening hebben, terwijl het uitgavenpatroon meerjarig is. En hoewel dat een tekort op de balans te zien geeft, geeft het Cft toch toestemming. Voor de VVD is dat een onbegaanbare weg. Het Cft is geen risicobeoordelaar, maar moet zich aan de afspraken houden. De lening moet gaan in een kastempo van de uitgaven, maar niet als lumpsum op rekening van Curaçao. Ik mag aannemen dat de rijksministerraad dit gaat bespreken met het Cft en de keuze van het Cft teniet gaat doen. Want hoe gaat de minister deze constructie anders verantwoorden bij het verantwoordingsdebat? Ik zal hem deze vraag in mei dan ook zeker stellen.
De landen roepen moord en brand als er een aanwijzing van de rijksministerraad komt. Tot op heden moet ik concluderen dat de aanwijzing iedere keer terecht was. Misschien is de conclusie dan ook wel: hoe harder de landen zich verzetten, hoe meer gelijk de rijksministerraad heeft. Misschien is dat ook wel een heel terechte conclusie. Als landen die aanwijzing niet meer willen, maar een echte invulling van autonomie, willen ze eigenlijk onafhankelijk worden, maar dan wel met een Nederlands paspoort en met de achtervang van de Nederlandse belastingbetaler. Die optie is onmogelijk. Of zaken blijven zoals ze nu zijn, conform het Statuut, en dan grijpt de rijksministerraad in als de balans in het Koninkrijk wordt verstoord, of wij kiezen voor een ander samenwerkingsverband. De VVD is daar helder in: de VVD kiest voor een gemenebest.
Tot slot, vandaag komt de eilandsraad van Bonaire bijeen om te besluiten over een mogelijk referendum. Ik wil hem daarbij veel wijsheid toewensen. In 2015 zal de evaluatie haar beslag krijgen. Ik hoop van harte dat de stem van alle inwoners van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius ook daarin een plek zal vinden.
De heer Fritsma (PVV):
De VVD heeft zich kort geleden fel tegenstander getoond van het verstrekken van risicovolle leningen aan de eilanden. De heer Bosman heeft zelf gezegd dat dat niet zou moeten gebeuren. Kan de heer Bosman uitleggen waarom de VVD desondanks die risicovolle leningen heeft geaccordeerd?
De heer Bosman (VVD):
Het is geen accorderen. In de Rijkswet financieel toezicht zit een constructie. Hierover heb ik ook een vraag gesteld aan de minister. Het College financieel toezicht eigent zich een positie toe die het niet zou moeten hebben. Het College financieel toezicht moet ervoor zorgen dat begrotingstechnisch alle zaken kloppen, conform de rijkswet. Daar horen de transparantie van de overheids-nv's en het overzicht van de financiële toestand van het land ook bij. Het is dus vele malen groter. Ik zie dat het Cft iedere keer zijn grenzen te buiten gaat ten aanzien van zijn verantwoordelijkheid. Daarmee creëert het een soort black box, waarbij het Cft zelf een analyse maakt van de mogelijke risico's. Dat vind ik ongepast, want het Cft is geen risicoanalyse-apparaat. Het Cft is een beoordelaar, een toezichthouder, een toetser ten aanzien van datgene wat er is gebeurd. Het probleem houdt verband met het feit dat in de Rijkswet financieel toezicht staat dat wij, zodra het Cft akkoord is, moeten inschrijven op de lening. Daar heb ik geen moeite mee, als het Cft zich maar houdt aan de afspraak. Daar heb ik een vraag over gesteld aan de minister. We zullen hierover zeker nog een keer stevig van gedachten wisselen tijdens een algemeen overleg over het Cft. Ik zie hier namelijk een probleem. Het gaat dus niet zozeer om het accorderen, maar om het feit dat we in een constructie zitten waarbij het Cft naar mijn mening niet helemaal conform de afgesproken regels werkt.
De heer Fritsma (PVV):
Het is een lang antwoord, maar het klopt niet. De VVD-fractie heeft die risicovolle leningen wel geaccordeerd. Ze vormen namelijk een onderdeel van de begroting. De VVD-fractie heeft de hele begroting geaccordeerd, inclusief die leningen. Dat is dus het probleem. De VVD-fractie roept hier en in de media dat er geen risicovolle leningen moeten worden verstrekt, maar vervolgens wordt de hele handel bij de stemmingen toch geaccordeerd. Het is een beetje het voor de gek houden van de burger. Ik wil de VVD-fractie vragen om daarmee op te houden.
De heer Bosman (VVD):
Het is natuurlijk wel heel makkelijk. Het gaat om een afspraak die we met zijn allen hebben gemaakt. Binnen het Koninkrijk hebben we afspraken gemaakt, in de vorm van de Rijkswet financieel toezicht. Binnen landen is het gebruikelijk dat je, als je afspraken maakt, je daar ook aan houdt. Dat heet verantwoordelijkheid nemen. Dat wil niet altijd lukken bij de PVV, begrijp ik. Maar dat geeft niet. De kern van de zaak is dat we die afspraak moeten nakomen. Daarbinnen zit een constructie die ik helder vind, maar die niet helder wordt ingevuld. Dat is het gesprek dat ik met deze minister voer en ga voeren. Ik hoop dat de heer Fritsma dat ook doet, want hier zit namelijk het probleem. Dat moeten we gewoon aanpakken.
De heer Oskam (CDA):
Voorzitter. Ik heb eerst een puntje van orde. Eigenlijk hoort collega Van Toorenburg hier te staan, want zij is de woordvoerder. Zij had echter dringende zwaarwegende verplichtingen vanuit haar hoedanigheid als voorzitter van de Parlementaire enquêtecommissie Fyra. Daarom doe ik de inbreng in eerste termijn, maar mevrouw Van Toorenburg is er de rest van het debat gewoon weer bij.
Het is al gezegd: op 10-10-10 hebben we nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk gekregen. Op 10-10-10 luidde dat niet alleen een nieuw begin in voor de Nederlandse Antillen, zoals die vroeger heetten, maar voor het hele Koninkrijk, inclusief Nederland. De hamvraag is steeds: hoe gaan we met elkaar om en hoe kunnen we die eenheid in verscheidenheid bij elkaar brengen? Ik had het voorrecht om in januari mee te gaan met een delegatie van de Tweede Kamer naar de Antillen — om ze nog maar even zo te noemen — en de BES-eilanden en om deel te nemen aan de IPCO-conferentie. Na afloop vroegen ervaren Kamerleden aan mij hoe ik het bezoek had ervaren. Ik zei toen dat er veel goede bedoelingen zijn, dat er sprake is van een lichte vorm van wantrouwen, dat er weinig concrete afspraken zijn en dat het allemaal veel te langzaam gaat. Toen zeiden ze tegen mij dat het vroeger nog veel erger was, dat er veel meer wantrouwen was en veel meer strijd. Wat dat betreft zijn er wel stapjes gemaakt. We zijn inmiddels vier jaar verder. We praten niet over kleine dingen, maar we moeten constateren dat het allemaal niet lekker loopt. Kijken wij eerst naar Curaçao, een land dat knokt tegen criminaliteit. De rechten van kinderen staan enorm onder druk. Daarbij kijk ik ook naar de heren Segers en Van Laar, want zij maken zich daar ook erg druk over. Het dieptepunt vormt de moord op politicus Helmin Wiels. De heer Van Raak heeft er al iets over gezegd. Economisch komt er weinig van terecht. Er gaat heel veel geld in maar economisch wordt er weinig bereikt.
Dan kijken we naar Aruba, een land dat heel erg zijn best doet om de economie te versterken. Het ziet er mooi uit. Men voelt zich ook een beetje de springplank naar Zuid-Amerika. Daar liggen inderdaad kansen, maar ook kansen voor de andere landen, inclusief Nederland. Het land worstelt echter ook enorm met de financiën, met als dieptepunt of signaal, hoe je het ook noemen wilt, de hongerstaking van premier Eman.
Dan Sint-Maarten, een land waar de corruptie welig tiert. We zijn het wat dat betreft wel met elkaar eens. Ik kom er later nog op terug.
Ik vind ook dat Nederland in de spiegel moet kijken, figuurlijk, zeg ik tegen de heer Van Raak, voordat hij naar het ledenrestaurant rent om daar in de spiegel te kijken. Ook Nederland heeft het niet allemaal voor elkaar. We gaan niet altijd even zorgvuldig om met de andere landen en de BES-eilanden. Ik noem de overhaaste maatregelen op het gebied van de gezondheidszorg. Die zijn gelukkig teruggedraaid maar hebben wel voor veel onrust en onbegrip overzee gezorgd. Ik wil net als collega Bosman niet te veel stilstaan bij de down sides, want die zijn er. Daar moeten wij zeker over spreken, maar er zijn ook kansen. De eilanden zijn verschillend. Ik heb dat met eigen ogen kunnen zien, maar ze zouden elkaar veel meer kansen moeten bieden. Daar zouden wij het ook over moeten hebben. Hoe ziet de minister de landen van het Koninkrijk bij elkaar komen? Wat kunnen wij eraan doen dat te bespoedigen?
Dan de evaluatie. We zien vier jaar bezig. Per 10-10-10 is de afspraak gemaakt om de consensus Rijkswetten en de BES-wetgeving na vijf jaar te evalueren. Die evaluatie staat inmiddels in de steigers. Oud-minister Spies is aangewezen als leider van de evaluatiecommissie. We hebben er al heel veel over kunnen lezen maar het is nog vooral grijs. Het gaat vooral over het proces en hoe dat moet lopen. Eigenlijk wil ik van de minister horen welke kleur hij aan de evaluatie wil geven. Wat zijn zijn verwachtingen? Wat moet eruit komen?
De voorzitter:
Bent u al aan een afronding toe?
De heer Oskam (CDA):
Ik heb nog twee minuten.
De voorzitter:
U hebt volgens mij vier minuten voor de eerste termijn, maar die zijn inmiddels al op. U mag toch door.
De heer Van Raak (SP):
Ik geef de heer Oskam graag wat meer tijd. Hij zegt dat we niet te veel moeten stilstaan bij het negatieve, ook bij het positieve. Dat doet de SP ook. We zijn als SP veel bezig met de zorg op de BES-eilanden. We willen ervoor zorgen dat die op orde is. We nemen wat dat betreft veel initiatieven, maar helemaal wegblijven bij de problemen kan het CDA ook niet. Wat vindt het CDA van het voorstel om per direct het onderzoek op te pakken naar politici tegen wie ernstige verdachtmakingen zijn ingebracht?
De heer Oskam (CDA):
Het CDA staat voor een rechtsstaat. Dat geldt voor alle landen. Als er sprake is van corruptie bij mensen die deel uitmaken van het bestuur, zullen wij er zeker voor zijn.
De heer Van Raak (SP):
Heel concreet. De rechter op Sint-Maarten heeft in het kader van een onderzoek naar het kopen van stemmen gezegd dat dit niet ontvankelijk kan worden verklaard omdat alleen de kleine visjes worden gepakt, terwijl de grote buiten schot blijven. De rechter wees op de UP en de leider Theo Heyliger. Daarvoor ligt volgens mij een onderzoek klaar. Is de heer Oskam het met mij eens dat Nederland en de minister in Koninkrijksverband ervoor moeten zorgen dat dit onderzoek zo snel mogelijk wordt opgepakt en dat Nederland moet zorgen voor voldoende mensen en middelen om dat onderzoek samen met het OM in Sint-Maarten te doen?
De heer Oskam (CDA):
U breekt in mijn betoog in. Ik had gezegd dat ik nog terug zou komen op Sint-Maarten. Dat is een van de punten die ik nog wil bespreken met de Kamer en met de minister. Je hebt natuurlijk de scheiding der machten. Als de rechter spreekt, moeten politici zich daarbij neerleggen. Als er sprake is van corruptie die verder doorgaat, zul je daarnaar moeten kijken. Ik ben het met de heer Van Raak en met andere Kamerleden eens die zeggen: wij moeten Sint-Maarten daarop aanspreken en wij moeten het onderzoeken. Wat het CDA betreft moeten wij ook hulp verlenen aan degenen die daarom vragen, en dat doen ze.
De voorzitter:
Mijnheer Oskam, u hebt vier minuten spreektijd voor de eerste termijn en twee minuten voor de tweede termijn. Die vier minuten zijn om. Ik wil niet dat u ruzie krijgt met mevrouw Van Toorenburg, dus ik waarschuw u even.
De heer Oskam (CDA):
Dat krijg ik niet. Ik zal heel kort afronden. Er zijn nog vragen over de geschillenregeling, zeg ik tegen de minister. Een constructieve samenwerking komt natuurlijk alleen van de grond als je problemen met elkaar kunt bespreken en als er knopen kunnen worden doorgehakt. De vraag is dus: komt die geschillenregeling er nu wel of niet?
In mijn antwoord aan de heer Van Raak heb ik eigenlijk al gezegd hoe wij naar Sint-Maarten kijken. Daar moet echt puin geruimd worden op het gebied van de rechtspraak, maar ook qua bestuur. Het is dus prima dat er onderzoeken plaatsvinden naar integriteit. Ik denk dat het hard nodig is het Openbaar Ministerie en de politie te helpen, want er liggen nog heel veel fraudezaken op de plank.
Ik wil nog één ding aan de minister vragen. Ik wil niet uit de school klappen, maar er zijn twee collega's die een amendement gaan indienen om gelden voor de kinderrechten veilig te stellen. Het is onhandig dat het rapport van de taskforce pas in november gereed is. Wij willen graag weten wat er met het geld wordt gedaan. Misschien kan de minister iets vertellen over wat er uit het rapport van de taskforce gaat komen.
De voorzitter:
Dat amendement is intussen ingediend.
Het woord is aan de heer Van Laar van de PvdA-fractie.
De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid streeft naar sociale vooruitgang in het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Zo begon ik vorig jaar mijn inbreng. Ons streven is nog niet veranderd. De Partij van de Arbeid gaat ervan uit dat over 10, 20 of 100 jaar nog steeds zes Caribische eilanden deel uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden. De uitgangspunten van de Partij van de Arbeid zijn een ongedeeld Nederlanderschap, maximale autonomie voor de eilanden, gezamenlijk gedragen afspraken voor goed bestuur en financiën en maximaal wederzijds economisch voordeel. Een plek binnen het Koninkrijk is voor de bewoners van de eilanden de beste manier om aan sociale vooruitgang te werken. Nederland moet hen daarbij helpen. Nederland moet aan hun kant staan, aan de kant van gewone mensen, op alle zes de eilanden. Het steunen van de goede krachten op de eilanden, van burgers, organisaties en politici die oprecht willen werken aan sociale vooruitgang, is daarom de kern van onze inzet.
Mevrouw Hachchi (D66):
Na deze sociaaldemocratische opening van collega Van Laar heb ik maar één vraag aan hem. Ziet hij hier niet eigenlijk een VVD-minister voor Koninkrijksrelaties zitten?
De heer Van Laar (PvdA):
Nee, ik zie daar een heel bekwame PvdA-minister zitten, maar ik heb nog tien minuten de tijd. Misschien vindt mevrouw Hachchi het de moeite waard om het vervolg van mijn betoog af te wachten. In die tien minuten gaan wij een analyse maken van hoe het gaat met Koninkrijksrelaties en waarop we moeten inzetten.
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik luister graag naar de verdere inbreng van collega Van Laar, maar ik stel hem wel een vraag. Ik zie aan zijn glimlach dat hij misschien denkt dat ik het niet serieus bedoel, maar ik bedoel het heel erg serieus. Als de PvdA-fractie kijkt naar het optreden van deze minister in de afgelopen twee jaar — laten we daar de zomer nog bij pakken met Aruba en nu weer met Sint-Maarten — vindt de PvdA-fractie dan dat deze minister de afgelopen twee jaar de PvdA-lijn, die de heer Van Laar net in mooie woorden heeft geschetst, voldoende naar voren heeft gebracht?
De heer Van Laar (PvdA):
Sociale vooruitgang krijg je alleen maar als er sprake is van goed bestuur, als er sprake is van integriteit en als de financiën op orde zijn. Als je het allemaal laat lopen, zoals de jaren voor het aantreden van dit kabinet het geval was, dan gaat het niet de goede kant op. Dan kun je nooit werken aan sociale vooruitgang. Deze minister pakt dat aan. Hij geeft aanwijzingen aan Curaçao, aan Sint-Maarten en aan Aruba. Mevrouw Hachchi zegt: er wordt te hard ingegrepen. Wij zeggen: het wordt tijd dat er orde op zaken wordt gesteld, en dat doet deze minister.
De heer Bosman (VVD):
Collega Van Laar zei in een heel klein tussenzinnetje even dat het het beste zou zijn voor de mensen als die landen binnen het Koninkrijk bleven. Dat is een interessante opmerking, want Bonaire gaat zo meteen een referendum houden. Wat als de mensen op Bonaire er zo meteen voor kiezen, uit het Koninkrijk te stappen, om toch iets anders te gaan doen? Vindt de heer Bosman dat dan een verkeerde keuze? Zegt hij: dat kunt u beter niet doen, want dat is dom? Heeft hij daar een oordeel over?
De heer Van Laar (PvdA):
De inwoners van de eilanden zijn vrij om te kiezen wat voor verband ze met het Koninkrijk willen hebben, binnen de mogelijkheden die er zijn. De bewoners kunnen er ook voor kiezen om het Koninkrijk te verlaten. Wij zeggen alleen: als je kijkt naar de belangen van de mensen, naar de sociale vooruitgang — ik noem het op peil houden van gezondheidszorg en onderwijs, of het garanderen van goed bestuur — dan lijkt mij een plek binnen het Koninkrijk beter dan een plek buiten het Koninkrijk.
De voorzitter:
De heer Bosman, tot slot.
De heer Bosman (VVD):
Er zijn nog heel veel mogelijkheden. De indruk werd net gewekt als zouden de mensen in een gemenebest geen ondersteuning meer kunnen krijgen. We moeten voorkomen dat er een beeld ontstaat als zou bijvoorbeeld de zorg wegvallen, als zou defensie of ondersteuning wegvallen, indien mensen een andere constructie kiezen dan een plek in het Koninkrijk. Dat is natuurlijk niet het geval. Daar zijn nog steeds heel veel goede afspraken over te maken. Daar gaan we straks zeker nog verder over discussiëren. Ik wil het beeld weerleggen dat alleen een Koninkrijk alle waarborgen biedt. Dat kan in een gemenebest zeker ook.
De voorzitter:
Dat was dus geen vraag. De heer Van Laar.
De heer Van Laar (PvdA):
De heer Bosman houdt van rekensommen. Het is een heel simpele rekensom. Op de eilanden in Caribisch Nederland wordt ongeveer 100 miljoen aan belasting betaald en er wordt voor ongeveer 300 miljoen aan voorzieningen gerealiseerd, aan zorg, aan onderwijs, aan armoedebeleid, aan economische vooruitgang, aan infrastructuur. Als ze kiezen voor een plek buiten het Koninkrijk, gaat daar 200 miljoen euro vanaf. Ik denk dat dit niet ten goede zou komen aan de sociale vooruitgang of aan het voorzieningenniveau op de eilanden. Dus buiten het Koninkrijk zijn ze slechter af dan daarbinnen. Zeker weten.
Op Sint-Maarten gaat het mis. Daar hebben de bewoners onze hulp nodig. Al in 2010 kaartte de PvdA het probleem van het kopen van stemmen op het eiland aan. Dat lijkt bij de recente verkiezingen niet minder geworden te zijn. Wie gaat nu de verantwoordelijken daarvoor voor de rechter brengen en op welke termijn? Wanneer versterkt de regering het Openbaar Ministerie op Sint-Maarten? Ook bij de formatie zien we ontwikkelingen die mij de wenkbrauwen doen fronsen. De PvdA pleit daarom voor een diepgravend onderzoek naar het kopen van stemmen en het kopen van zetels, nog voordat de nieuwe regering aantreedt. We moeten weten of de verkiezingen eerlijk zijn verlopen. Welke mogelijkheden ziet de minister hiertoe? Binnen het Koninkrijk is geen loopje te nemen met de democratie, ook niet in het Caribisch deel. Het kan niet zo zijn dat er een nieuwe regering komt, die op acht zetels steunt van de 15, terwijl we niet weten of de verkiezingen en de formatie eerlijk verlopen zijn.
De inwoners van Sint-Maarten hebben ook onze hulp nodig om de integriteit te bevorderen en corruptie te bestrijden. De onderzoeken naar integriteit op Sint-Maarten laten zien dat alles te koop is op het eiland, niet alleen stemmen. Als bij een controle misstanden worden vastgesteld, is een telefoontje naar de minister voldoende om alle klachten te laten verdwijnen. Alle vergunningen zijn op eenzelfde manier te regelen. Via schimmige overeenkomsten wordt er geld weggesluisd uit de overheidsbedrijven. Door het hele apparaat heen lijken particuliere belangen van politici het te winnen van goed bestuur. Minister, dat bestaat toch niet binnen ons Koninkrijk? Een systeem dat zo verrot is, kan geen sociale vooruitgang mogelijk maken en kan zijn burgers niet bedienen. Wij verwachten een krachtig signaal van de rijksministerraad, de gouverneur en de politici van Sint-Maarten zelf. Zij moeten gezamenlijk de corruptie op het eiland de oorlog verklaren. Er ligt nu een geweldige analyse en een plan, geschreven door PricewaterhouseCoopers. Dit plan moet door de politiek voortvarend worden uitgevoerd. Integer bestuur is een absolute voorwaarde voor sociale vooruitgang. Van goed bestuur is op Sint-Maarten nog geen sprake. Het is dus tijd voor een grote schoonmaak, niet voor de slachtofferrol die sommige politici op het eiland kiezen.
Alle inwoners van ons Koninkrijk hebben recht op goed bestuur. De Partij van de Arbeid doet daarom een dringend beroep op alle politieke partijen op Sint-Maarten om deze problemen samen het hoofd te bieden. Stop met het formeren van een regering die op acht zetels stoelt. Zet een grote stap, in het belang van het eigen land. Vorm een regering van nationale eenheid, of desgewenst een gezamenlijk gedragen zakenkabinet. Op Curaçao heeft dat na de vorige verkiezingen goed gewerkt. Ook de onpartijdige ministers die nu al in de regering zitten, functioneren uitstekend. Op die manier kan er tijd worden genomen voor een goed onderzoek naar het verloop van de verkiezingen en de formatie tot nu toe. Tegelijkertijd kan er dan in gezamenlijkheid worden gewerkt aan de aanpak van corruptie en fraude. Neem het heft in eigen handen en pak de misstanden samen aan. Zet een betekenisvolle stap. Dat is onze oproep.
Curaçao geeft ons op dit moment de meeste redenen tot tevredenheid. Er wordt hard gewerkt aan een nieuw ziekenhuis, dat voor alle bewoners van Curaçao, en voor die van Bonaire en Aruba een enorme sociale vooruitgang zal zijn. Ook als het ziekenhuis gereed is, is er nog veel werk te verzetten om de zorg te verbeteren. Specialisten moeten voor hun patiënten werken, niet alleen voor hun portemonnee. We zien ook dat de regering inzet op het verbeteren van het onderwijs. Ook op dat vlak is er nog een lange weg te gaan, maar de intentie is goed.
Curaçao laat ook zien dat het ambitieus is als het gaat om het waarborgen van de rechten van kinderen. Ook op de andere eilanden is daarvoor steun. De Partij van de Arbeid is dan ook blij dat in gezamenlijkheid wordt gewerkt aan het kinderrechtenplan waar ik vorig jaar bij de begrotingsbehandeling om vroeg. In dat kinderrechtenplan verwachten wij goede plannen te kunnen lezen voor sociale vooruitgang, en dus tegen armoede, geweld en achterstanden. We moeten nog even geduld hebben. Op 20 november, de Dag van de Rechten van het Kind, zal dat plan worden gepresenteerd. Wij wachten het in spanning af. Kan de minister misschien alvast een tipje van de sluier oplichten? Zijn er al bijzondere ambities bekend?
Om het kinderrechtenplan te kunnen uitvoeren, zal geld nodig zijn. De verschillende regeringen zijn daarvoor natuurlijk verantwoordelijk. Er komt al extra geld voor het onderwijs in Caribisch Nederland, maar ook voor de jeugdzorg, het sociaal beleid en ander beleid zullen verschuivingen en intensiveringen nodig zijn. De Partij van de Arbeid wil dat ook organisaties, sociale partners en jongeren in Caribisch Nederland in staat zijn om hun bijdrage te leveren aan het waarborgen van kinderrechten. Voor nieuwe ideeën en het uittesten van projecten die op een ander eiland succesvol zijn, wil de Partij van de Arbeid middelen vrijmaken. Deze programma's moeten kinderen en jongeren direct ten goede komen. Zij worden bij voorkeur mede door jongeren vormgegeven en uitgevoerd. De resultaten moeten concreet, haalbaar en meetbaar zijn. Om dat mogelijk te maken, heeft de Partij van de Arbeid een amendement ingediend. Daarin is sprake van 3 miljoen euro voor het beter waarborgen van de kinderrechten in Caribisch Nederland. Dat amendement heeft mijn fractie samen met die van de ChristenUnie ingediend, maar ik hoop dat ook andere fracties in deze zaal zich daarbij aansluiten. Wat vindt de minister van dit idee? Wij hebben dit ook met mensen van UNICEF besproken en ook zij zijn enthousiast. UNICEF is al betrokken bij het opstellen van het kinderrechtenplan en kan ook worden betrokken bij de besteding van deze middelen. Mensen van UNICEF kunnen het ministerie helpen om het geld direct ten goede te laten komen aan het bestrijden van problemen die UNICEF eerder dit jaar en vorig jaar identificeerde. De Partij van de Arbeid denkt daarbij in eerste instantie aan het bestrijden van de oorzaken en gevolgen van armoede en geweld, en aan het bevorderen van de participatie van kinderen.
De heer Van Raak (SP):
Als de heer Van Laar straks voor de spiegel staat, ziet hij dat hij niet alleen kritiek van de SP heeft gekregen, maar ook een compliment. Ik complimenteer hem hartelijk voor dit initiatief, dat ik van harte zal steunen. Ik vraag me echter af of de heer Van Laar ook een plan wil opstellen om armoede in meer brede zin te bestrijden. Het kan daarbij gaan om de hoge prijzen, om het stellen van prijzen op Bonaire, Saba en Statia, het kan daarbij gaan om de onderstand of om de AOV. Ik vind dat wij niet kunnen accepteren dat er in ons Koninkrijk sprake is van zulke diepe armoede en van zo veel verborgen armoede. Is de heer Van Laar het met mij eens dat wij samen met de bestuurders en de leden van de eilandsraden op Saba, Statia en Bonaire ook een breder plan moeten opstellen om op die eilanden armoede op te heffen?
De heer Van Laar (PvdA):
Dat gebeurt al. Wij hebben samen met andere partijen het initiatief genomen om te komen tot goede meerjarenplannen voor Caribisch Nederland. De minister heeft dat heel goed opgepakt en voorgesteld. In die meerjarenplannen is sprake van drie prioriteiten, namelijk armoedebestrijding, economische groei en kinderrechten. Daarin zitten dus precies de sociale dingen die de heer Van Raak ook wil. Die plannen komen eind dit jaar gereed. Daar zijn we zeer benieuwd naar. We zullen ook samen optrekken om die plannen aan te scherpen als dat moet. Maar die plannen komen er al, samen met de eilanden.
De heer Van Raak (SP):
De heer Van Laar is heel concreet geworden met dit amendement, waarmee hij geld heeft vrijgemaakt voor iets wat nog in november gaat komen. Dat vind ik prima. Je mag daarop vooruitlopen, want dit is een belangrijk punt. Bij de eilandsraadsleden zijn ook heel concrete plannen om het minimumloon te verhogen, om de onderstand te verhogen voor ouderen en om jongeren meer ondersteuning te bieden. Kunnen wij in aanloop naar die plannen proberen dat zo concreet mogelijk te maken door te kijken welke voorstellen er worden gedaan door eilandsbestuurders, die nog altijd veel meer verstand hebben van het eiland dan wij?
De heer Van Laar (PvdA):
Zoals ik al zei, gebeurt dit al. Er is een nieuwe Rijksvertegenwoordiger, die een week op alle eilanden is geweest. Hij is volop plannen aan het verzamelen. Er worden meerjarenplannen geschreven. Het gaat er ons om dat die meerjarenplannen er moeten komen, net als de kinderrechtenplannen. Als dat leidt tot ander overheidsbeleid, is dat mooi. Ik denk daarbij aan ander jeugdbeleid en beter onderwijs. Dat moeten regeringen betalen: ministeries of de openbare lichamen. Dit geld is bedoeld om juist het maatschappelijk middenveld — de sociale partners, dus werkgevers en werknemers — en jongeren zelf ook in staat te stellen om een bijdrage te leveren. Men moet niet alle heil verwachten van de overheid, maar er moet gezorgd worden dat het maatschappelijk middenveld en de samenleving in beweging kunnen komen om kinderrechten te realiseren.
Voorzitter. Aruba staat er een stuk slechter voor dan we een jaar geleden dachten. Het tekort op de begroting komt dit jaar zelfs rond de 10% uit, hebben wij vernomen. Het is onbestaanbaar dat de regering van Aruba zulke grote woorden spreekt over de verbeteringen die zij door gaat voeren en doorgevoerd heeft, terwijl zij blijft falen. De Arubaanse Rekenkamer is helder over de jaarrekening 2013. Deze is van een dusdanig niveau dat een accountant deze niet kan controleren. Zo slecht is het gesteld met het financieel beheer. Aruba heeft ons grote stappen beloofd om het tekort terug te dringen, maar veel is nog niet gerealiseerd. De tekorten lopen tot nu toe alleen maar op, ook dit jaar weer. Zonder degelijke begroting staat sociale vooruitgang voortdurend onder druk. Het is dan ook terecht dat de rijksministerraad een aanwijzing heeft gegeven in een poging om de boel op orde te krijgen. Die leidde tegelijk tot een enorme escalatie van het conflict. Er worden vraagtekens gezet bij de manier waarop de rijksministerraad heeft ingegrepen. Voorop staat echter dat de bewoners van Aruba recht hebben op een goede meerjarenbegroting en dat deze snel door de regering van Aruba moet worden opgesteld. Daarna moet de rijksministerraad Aruba aan zijn eigen ambities houden en erop toezien dat de geplande bezuiniging daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Zodra de goede meerjarenbegroting is vastgesteld kunnen we terugkijken op de vraag hoe het conflict zo uit de hand kon lopen en daar gezamenlijk lessen uit trekken.
De voorzitter:
U moet niet uitnodigend naar mevrouw Hachchi kijken, mijnheer Van Laar.
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik wilde wachten op een geschikt moment, maar ik begrijp dat de heer Van Laar naar een ander onderwerp wilde overgaan. Hij zag aankomen dat ik nu een vraag wil stellen.
In de inbreng van de heer Van Laar hoor ik duidelijk dat we de Arubanen, Curaçaoënaars en Sint-Maartenaren samen nodig hebben om verschillende belangrijke thema's op te pakken, van kinderrechten tot goed bestuur en corruptiebestrijding. Als we kijken naar de vraag hoe we dat samen kunnen doen, vraagt dat ook iets van onze minister van Koninkrijksrelaties. Ik had dat graag meer willen zien. Kijk bijvoorbeeld naar wat er met Aruba is gebeurd. Op het moment dat je met elkaar botst over de manier waarop er gehandeld wordt in de relationele sfeer — dat staat nog los van de inhoud, want daar kun je hard op zijn —is het toch verstandig dat er een geschillenregeling op tafel ligt?
De heer Van Laar (PvdA):
Dat is zeker verstandig; daar kom ik later nog op. Wij waren, zijn en blijven voorstander van een geschillenregeling, maar die is er nog niet. Dat geeft problemen. Je kunt je afvragen wat je dan moet doen. U wilde een advies van de Raad van State midden in het conflict. Dan zouden we het eigenlijk twee, drie maanden op pauze zetten, want iedereen zou dan op het advies gaan wachten om te zien of die aanwijzing terecht is. Dat was voor ons het punt niet. Het punt was dat de begroting snel op orde moest. Daaraan wordt hard gewerkt. Als de begroting op orde is, kunnen we gaan kijken of het terecht was en of we er lessen uit kunnen leren.
Mevrouw Hachchi (D66):
Het escaleren en uit de hand lopen van de discussie met Aruba heeft ook te maken met de manier waarop je met elkaar omgaat. Ik kan mij niet voorstellen dat de PvdA-fractie van mening is dat het helemaal netjes en goed gegaan is. Een discussie die zodanig escaleert dat er in dit geval een hongerstaking aan te pas komt, zegt wel veel. Dat is mijn eerste punt.
Mijn tweede punt is dat de geschillenregeling belangrijk is. Ik ben verheugd dat de heer Van Laar dat onderstreept. Deze minister wil die weer uitstellen en op de lange baan schuiven. Kan ik de PvdA-fractie aan mijn zijde vinden om een oproep te doen aan de minister om de geschillenregeling snel op tafel te leggen? Volgend jaar zomer zou daar een mooi moment voor kunnen zijn.
De heer Van Laar (PvdA):
In een conflict zijn er altijd minstens twee partijen. Het is goed om met dezelfde eerlijke bril naar allebei de partijen te kijken. En als we dan kijken naar Aruba, zien we een land dat al jaren, eigenlijk sinds 2009, belooft om stappen te zetten. In de jaarrekening van 2013 en in de rapportage van het secretariaat kunnen we zien dat dat niet is gebeurd, dat het begrotingstekort dit jaar weer groter is. Je kunt dan wel wéér een beroep op Aruba willen doen en wéér verder willen praten, maar als je halverwege 2014 wilt dat er in dat jaar nog iets gebeurt, moet je aan het begin van het zomerreces, waarin twee maanden niets gebeurt, echt een stap zetten. Die stap heeft de rijksministerraad gezet. De minister is het met ons eens dat er een geschillenregeling moet komen. Tijdens de Koninkrijksconferentie is afgesproken dat dit op de volgende Koninkrijksconferentie als onderwerp zal terugkomen. Daarbij zijn vier landen betrokken. En het is niet zo dat alleen Nederland daar dwarsligt of een heel absurde positie heeft. Het gaat om vier landen, die er samen uit moeten komen. Ze zullen alle vier een stap naar het midden moeten zetten.
Het conflict op Aruba is een uitvloeisel van de nieuwe verhoudingen binnen het Koninkrijk. Door het uiteenvallen van de Nederlandse Antillen in 2010 is er op alle eilanden maar één bestuurslaag over. Goed bestuur gedijt juist bij macht en tegenmacht, onafhankelijke controle en sterke instituties. Mede vanwege de schaal is dat op de eilanden onmogelijk te realiseren. Het is dan ook niet gek dat burgers en organisaties in Den Haag aan de bel trekken als het op een eiland fout gaat. Toch is het de vraag of het bestuur en de instituties op de eilanden zelf niet zo kunnen worden versterkt, dat dat minder snel het geval is. Wellicht is er ook een vorm van bestuur mét elkaar mogelijk, in plaats van tegen elkaar. De meeste conflicten en meningsverschillen zouden we met elkaar moeten kunnen oplossen, in plaats van door een aanwijzing uit Den Haag. Die laatste optie is er voor noodgevallen altijd, en is al een aantal keren terecht ingezet. Maar toch moet het mogelijk zijn dat de landen gezamenlijk afspraken maken over wat goed bestuur is en over hoe we daar in het Caraïbisch deel van het Koninkrijk invulling aan kunnen geven. En dan moet het ook mogelijk zijn dat we elkaar vervolgens aan die afspraken houden, en dat het niet altijd drie tegen een is.
De Partij van de Arbeid is enthousiast over de samenwerking tussen de landen, zoals deze nu binnen het Interparlementair Koninkrijksoverleg en de Koninkrijksconferenties vorm krijgt. Wellicht kunnen we deze processen versterken. Is de minister bereid om bij de evaluatie van 2010 en in het proces daarna te bekijken hoe het gezamenlijk bestuur binnen het Koninkrijk aan kracht zou kunnen winnen?
Er gaan natuurlijk ook dingen goed op Aruba. Aruba speelt een mooie rol in de internationale discussies over kleine eilanden met grote uitdagingen. Duurzame economische groei is een van de uitdagingen waar men op de eilanden voor staat; hoe kan er over 10, 20 of 100 jaar geld worden verdiend op die eilanden? Een groene groei is in ieder geval een van de antwoorden op die vraag. Samen met de VVD hebben wij minister Kamp onlangs vragen gesteld over geothermische energie op Saba en over de ambities op het gebied van duurzame energie. De Partij van de Arbeid vindt dat we daar samen met de eilanden volop op moeten inzetten. Daarom vragen wij de regering in welk jaar Caraïbisch Nederland volledig op duurzame energie kan draaien. Dat zou een enorme sociale vooruitgang zijn op de eilanden, alleen al door de enorme daling van de energiekosten.
Ik begon mijn inbreng met ons streven naar sociale vooruitgang. Mevrouw Hachchi vroeg daarnaar. Ik heb aangegeven hoe dit streven invulling kan krijgen: door het waarborgen van kinderrechten, door goed bestuur en door duurzame groei. Op al deze terreinen zet de regering stappen, en goede stappen. Wij hopen en verwachten dat de regering ook in het komende jaar met kracht vorm en inhoud blijft geven aan dat streven.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. De PVV maakt er nooit een geheim van dat zij liever gisteren dan vandaag afscheid zou nemen van de voormalige Nederlandse Antillen. Helaas staan we nog steeds alleen met dit standpunt, met als resultaat dat we hier steeds weer praten over alle ellende en problemen die deze eilanden meebrengen. De bananenrepubliektoestanden op de eilanden vormen een gebed zonder eind. Het is gewoon onbegonnen werk om de nieuwste voorbeelden daarvan samen te vatten. Of het nu grootschalige corruptie of verkiezingsfraude is op Sint-Maarten, of de voortdurende financiële rampen die zich op de eilanden afspelen, het houdt gewoon niet op. Het zijn stuk voor stuk wantoestanden die ons Koninkrijk onwaardig zijn en waar ons land zich niet mee moet associëren. Helaas wil het geval dat het kabinet, samen met de andere partijen, de Nederlandse bevolking gevangen houdt in de hopeloze band die we met de overzeese gebiedsdelen hebben. De Nederlandse bevolking heeft namelijk totaal geen zeggenschap over de vraag of wij ons wel of niet moeten losmaken van de voormalige Antillen. Dat mag alleen de bevolking van die eilanden bepalen. Als men het op de eilanden wil, kan men ons dus voor eeuwig aan het lijntje houden, helaas.
De heer Bosman (VVD):
Er wordt hier een verwijt gemaakt naar de regering, waarvan ik niet begrijp hoe dit verwijt er precies uitziet. Wij zijn lid van de Verenigde Naties en hebben daar een aantal afspraken gemaakt. Het is daarom volgens mij geen keuze van de regering. Ik begrijp dat dit voor de PVV soms wat lastig is. Hoe gaat de PVV om met die afspraken?
De heer Fritsma (PVV):
Er is inderdaad een VN-bepaling die Nederland allerlei verplichtingen oplegt jegens die eilanden. Het kabinet verdedigt die bepaling. Als de minister iets aan die VN-bepaling zou willen doen, kan dat. Je kunt bepalingen veranderen, want niets is in beton gegoten. De minister en het kabinet verdedigen de situatie dat wij aan die VN-bepaling zijn gebonden. De VVD doet dit helaas ook. De PVV heeft hier een groot probleem mee, want door die rare bepaling is de Nederlandse bevolking de vrijheid kwijt om zelf te bepalen wat er met de toekomst van deze eilanden moet gebeuren. Het zou mooi zijn als de VVD hiermee aan het werk gaat.
De heer Bosman (VVD):
Die uitdaging neem ik altijd aan. Wij zijn bezig met de gemenebest. Volgens mij is dat de beste constructie en de beste wijze om door te gaan, omdat er toch verantwoordelijkheid in besloten ligt. De heer Fritsma stelt het wel heel erg eenvoudig door te zeggen dat Nederland wel even een VN-handvest kan aanpassen.
De heer Fritsma (PVV):
Dat kan.
De heer Bosman (VVD):
Dat doe je niet in je eentje. Dat doe je niet zomaar. Hiervoor heb je meerderheden nodig. Hiervoor heb je grote groepen mensen nodig. De manier waarop de heer Fritsma deze regering wegzet en beweert dat dit zomaar kan worden gedaan, vind ik te makkelijk en te goedkoop.
De heer Fritsma (PVV):
Dat is het niet. Je kunt bepalingen veranderen. De kwestie is of je daarop wilt aansturen of niet. Verder hebben de minister en het kabinet de situatie verdedigd dat wij die eeuwigdurende plichten jegens de eilanden hebben. Ik kom daar zo nog op terug.
De PVV vindt het onacceptabel dat de Nederlandse bevolking op deze manier — dat is op grond van deze VN-bepaling — monddood wordt gemaakt. Wij vinden het onbegrijpelijk dat de minister dit steeds verdedigt. De minister doet dit door te wijzen op de geschiedenis. Dit is herhaaldelijk gebeurd. Omdat Nederland vroeger de voormalige Antillen heeft gekoloniseerd, heeft de Nederlandse bevolking volgens de minister een eeuwigdurende erfschuld. Dit schuldgevoel van de minister is volkomen achterhaald en misplaatst. Het is onhoudbaar om in Nederland generatie op generatie op te zadelen met plichten jegens eilanden waar wij honderden jaren geleden naartoe zijn gevaren. Huidige en toekomstige generaties hebben natuurlijk niets te maken met gebeurtenissen uit een ver verleden. Kan de minister uitleggen waarom hij deze generaties daar dan toch blijvend voor verantwoordelijk wil houden? Als dit de kabinetslijn is, kan de minister namens de Nederlandse bevolking ook nog mooi geld claimen bij bijvoorbeeld Spanje. Toen Curaçao in 1634 in Nederlandse handen kwam, was Spanje immers nog bezig met het bezetten van Nederland. Wanneer landen andere landen op grond van het verleden altijd plichten kunnen opleggen, is het einde zoek. Het is een bizarre visie. Ik vraag de minister waar en wanneer dit ophoudt.
Inmiddels is ook bewezen dat het schuldgevoel en de daaruit voortvloeiende zelf opgelegde verantwoordelijkheid voor de eilanden er niet toe leidt dat de situatie daar verbetert. Wanbeleid, corruptie, financiële drama's en maffiapraktijken verdwijnen simpelweg niet. De chaos blijft. Het is ook daarom de hoogste tijd om onze handen van de eilanden af te trekken. Het schuldgevoel van de minister werkt bovendien averechts. Het wakkert immers alleen maar de slachtofferrol aan, waarin men zich op de eilanden zo graag wentelt. Je werkt daarmee hele rare claims in de hand, bijvoorbeeld dat Nederland schadevergoedingen moet betalen vanwege het slavernijverleden. Zo'n slachtofferrol smoort elk gevoel van eigen verantwoordelijkheid om zelf iets van je land of je eiland te maken. Dit soort eisen is bovendien schandalig omdat men kennelijk niet tevreden is met de miljarden euro's aan Nederlands belastinggeld dat door de jaren heen al naar de eilanden is overgemaakt, geld dat vaak terecht is gekomen in ontraceerbare bodemloze putten. Kortom, het betuttelende schuldgevoel jegens de voormalige Antillen heeft een desastreus effect en de PVV roept de minister op om dat eindelijk te laten varen. Zo kan er ook een eind komen aan de bizarre en oneerlijke situatie dat alleen de bevolking van de eilanden mag bepalen of Nederland ooit van de eilanden loskomt. Daar moeten we zelf over gaan.
De minister werkt ook andere problemen zelf in de hand. Zo houdt hij de kwalijke cultuur van geldsmijterij, corruptie en vriendjespolitiek rond de voormalige Antillen helaas levend. Heel concreet doet hij dat met de benoeming van een oud-PvdA-wethouder van Utrecht tot Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. We hebben het hier niet over zomaar een oud-PvdA-wethouder, maar over een uiterst omstreden heerschap dat onder meer in verband wordt gebracht met het beschermen van een criminele Romafamilie, het achterhouden van een kritisch rapport over de bouw van een Utrechts theater en nog veel meer misstanden. Iedereen is het erover eens dat deze man als wethouder disfunctioneerde maar een selectiecommissie waarin gelukkig voor deze man ook een PvdA-partijgenoot zat, schoof hem toch naar voren. Dit is vriendjespolitiek van de ergste soort die de minister heeft laten gebeuren en hierdoor wordt een totaal disfunctionerende Rijksvertegenwoordiger opgevolgd door een nieuwe omstreden sjoemelaar. Dit kan natuurlijk niet en daarom roep ik de minister met klem op om deze rare benoeming zo snel mogelijk ongedaan te maken. Dat doe ik ook met verwijzing naar de profielschets die bij de functie hoort. Ik citeer: "De toekomstige Rijksvertegenwoordiger is van onbesproken gedrag, straalt integriteit uit en is in staat een voorbeeldfunctie te vervullen". Vriend en vijand moeten het er natuurlijk over eens zijn, dat met de benoeming van bedoelde oud-wethouder van Utrecht precies het tegenovergestelde is gedaan van wat de profielschets beoogt.
Gelukkig is er ook heel goed nieuws. De PVV heeft vanochtend een initiatiefwetsvoorstel ingediend waarmee Antilliaanse criminelen uit ons land kunnen worden verwijderd. Met deze wet zal de veiligheid in Nederland met sprongen vooruitgaan, want het is bekend dat Antilliaanse criminelen zich extreem vaak schuldig maken aan geweldsdelicten, zedendelicten, overvallen en andere zware misdaad. Het is tijd dat dit probleem wordt aangepakt en het is tijd om ons land van deze criminelen te bevrijden. De kracht van het wetsvoorstel dat vanochtend is ingediend, is dat criminelen die afkomstig zijn van Curaçao, Aruba en Sint-Maarten gelijk worden gesteld met vreemdelingen die op grond van de bestaande Vreemdelingenwet hun verblijfsrecht kunnen verliezen. Dit betekent bijvoorbeeld dat iemand die korter dan drie jaar in Nederland verblijft en een gevangenisstraf heeft gekregen van één dag ons land al kan worden uitgezet. Ik ga ervan uit dat het wetsvoorstel brede steun krijgt vanuit de Kamer. Daarbij merk ik nog op, dat het principe om Antilliaanse criminelen uit Nederland te verwijderen ook al eens is voorgesteld door toenmalig minister Verdonk; dit werd toen door vrijwel alle partijen verworpen omdat men problemen rond Antilliaanse criminelen wel op een andere manier zou oplossen. Zeven jaar later kunnen we vaststellen dat van deze belofte helemaal niets terecht is gekomen. Sterker nog, de problemen zijn eerder erger geworden. De noodzaak van het door de PVV ingediende wetsvoorstel is dus meer dan bewezen. Andere partijen kunnen zich niet meer verschuilen achter beloftes van een alternatieve aanpak. Daar is de Nederlandse bevolking lang genoeg mee voor de gek gehouden. We kunnen met het wetsvoorstel dus grote sprongen maken in de strijd tegen criminaliteit en overlast. Met dat optimisme kan ik afsluiten.
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik begrijp dat de heer Fritsma het optimisme heeft dat zijn initiatiefwetsvoorstel wellicht een meerderheid behaalt in deze Kamer. Dat moeten we dan bezien als het wetsvoorstel hier wordt behandeld. Wel roept het bij mij de vraag op of de heer Fritsma zich bewust is van het feit dat we binnen het Koninkrijk, hoewel je er het woord Antilliaan aan kan plakken, allemaal Nederlanders zijn.
De heer Fritsma (PVV):
Dat moet mevrouw Hachchi tegen bijvoorbeeld Curaçao zeggen. Curaçao is immers allang bezig met het uitzetten van ook Europese Nederlanders. Als zij hier bezwaar tegen heeft, kan ze zich mooi eerst even wenden tot de autoriteiten op Curaçao, want die zetten ook Europese Nederlanders uit.
Mevrouw Hachchi (D66):
Dit is geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag is een heel directe. Je kunt er het woord "Antilliaan" voor plakken, maar is de heer Fritsma het er met mij over eens dat wij allemaal Nederlanders zijn, crimineel of niet?
De heer Fritsma (PVV):
Dit onderscheid kun je maken omdat het gaat om Nederlanders die simpelweg afkomstig zijn uit een ander land. Als je uit Curaçao, Sint-Maarten of Aruba komt, ben je simpelweg afkomstig uit een ander land. Dat is heel iets anders dan het Nederlanderschap in het algemeen. Nogmaals, dit principe is niet nieuw. Op de eilanden worden ook vestigingseisen gesteld aan Europese Nederlanders. Zij worden daar ook anders behandeld dan personen die uit Curaçao komen. Daar hoor ik mevrouw Hachchi niet over. Het punt is dus dat het al gebeurt. Het kan al en het is ook verdedigbaar, want het gaat om criminelen die afkomstig zijn uit een ander land. Bovendien mag het niet te veel gevraagd zijn om van iemand te verwachten om geen misdaden te plegen. Je moet natuurlijk ook kijken naar het belang van de veiligheid van de Nederlandse samenleving. Daarom is het wetsvoorstel ook ingediend.
Mevrouw Hachchi (D66):
Voorzitter. Het lijkt erop dat de minister van Koninkrijksrelaties een minister van Koninkrijksruzies is geworden. Hij laat de boel uit de hand lopen met betrekking tot de eilanden. Deze zomer ging de premier van Aruba in hongerstaking. Nu heeft de minister weer trammelant met Sint-Maarten. De minister gedraagt zich in deze conflicten als een olifant in een porseleinkast. In plaats van samen met de eilanden naar oplossingen te zoeken, roept hij ze op het matje in Den Haag, waarop zij vervolgens de hakken in het zand zetten. En zo komen wij geen stap verder.
Aruba en Sint-Maarten hebben problemen. Ook Curaçao kent zijn uitdagingen, maar dit eiland heeft de krantenkoppen de afgelopen weken niet gehaald. De begroting, de integriteit en goed bestuur zijn stuk voor stuk belangrijke onderwerpen, waar we aan beide kanten van de oceaan terecht aandacht voor en zorgen over hebben. Niemand wil dat het geld dat bijvoorbeeld bedoeld is voor zorg en onderwijs, in de diepe zakken van louche figuren verdwijnt. Ook mensen op Curaçao, Aruba en Sint-Maarten willen dat niet. Om de problemen op te lossen hebben de eilanden vooral medewerking en ondersteuning nodig vanuit Nederland. Zo vraagt Sint-Maarten al een jaar om extra gekwalificeerd personeel voor het Openbaar Ministerie en voor de landsrecherche om fraude en corruptie aan te kunnen pakken. Ook hebben ze hulp nodig voor hun belastingdienst. Toch is daar nog steeds bar weinig van terechtgekomen. In plaats van hulp komt er vooral spierballentaal met veel harde woorden en weinig oplossingen uit Den Haag. De PvdA-minister lijkt daarmee een spreekbuis van de VVD te zijn. Waarom? Kan de minister vandaag toezeggen dat hij voortaan een andere lijn zal volgen en een andere houding zal aannemen om de problemen samen op te lossen en ze daarmee dus daadwerkelijk op te lossen? Kan de minister zeggen of hij op korte termijn de ruim een jaar geleden aangevraagde ondersteuning aan Sint-Maarten gaat verlenen?
In een autonoom land van het Koninkrijk mag niet zomaar ingegrepen worden. Dat is een laatste redmiddel. Alleen wanneer alle andere opties zijn uitgeput, wanneer alle mogelijke diplomatieke wegen zijn bewandeld, is ingrijpen een mogelijkheid. Het is dan ook maar de vraag of de regering wel rechtmatig handelt. Ik denk bijvoorbeeld aan hetgeen gebeurd is met Aruba afgelopen zomer. We zien nu ook weer een discussie met Sint-Maarten ontstaan. Het woord "ingrijpen" is makkelijk uitgesproken. Twijfel over het rechtmatig handelen van de regering is niet alleen schadelijk voor de relaties binnen het Koninkrijk, maar is ook een aanfluiting voor onze rechtsstatelijkheid. Die twijfel moeten we in de toekomst voorkomen.
We hebben een voorziening nodig om conflicten in het Koninkrijk op te lossen: een geschillenregeling. Het is altijd duidelijk geweest dat die er moest komen. Niet voor niets is deze in artikel 12a van het Statuut voor het Koninkrijk verankerd. In een motie uit 2010 is zelfs nog verzocht om deze zo spoedig mogelijk te regelen. Ik herhaal: zo spoedig mogelijk. Inmiddels zijn we alweer vier jaar en vele conflicten verder. Toch is die geschillenregeling er nog steeds niet. De minister heeft gesprekken daarover zelfs uitgesteld en heeft de regeling opnieuw op de lange baan geschoven. De ruzies met Aruba en Sint-Maarten hebben aangetoond dat we niet tot sint-juttemis op de geschillenregeling kunnen wachten. Daar moet tempo achter. Volgens mij heeft de minister nog wat ruimte in zijn agenda. Ik stel dan ook voor dat hij die ruimte gebruikt om zich maximaal in te zetten voor de geschillenregeling. Dan kan hij uiterlijk in juli 2015 een voorstel bij de Kamer neerleggen. Ik hoop dat de minister dit kan toezeggen. Ik weet dat hij de andere eilanden daarvoor nodig heeft, maar het gaat er ook om dat de geschillenregeling echt op de agenda staat. Als je dit punt tot een prioriteit maakt, hoef je niet te wachten tot de Koninkrijksconferentie van volgend jaar, om het onderwerp dan weer een jaar door te schuiven op de agenda. Ik zag de minister vragend kijken, maar hij begrijpt mijn punt. Als de minister geen duidelijke toezegging doet, zal ik hierover een motie indienen.
De heer Van Laar (PvdA):
Mevrouw Hachchi wekt bij voortduring de indruk dat de minister onterecht conflicten zoekt en een beetje ruzie aan het maken is in het Koninkrijk in plaats van dat hij dingen aanpakt. Laten wij even kijken naar Sint-Maarten en het onderzoek. Het conflict tussen de rijksministerraad en de regering ging erover dat de regering van Sint-Maarten zelf de controle wilde houden over het onderzoek. Wij hebben nu de resultaten van het onderzoek en zien dat de regering van Sint-Maarten de hoofdschuldige is van de misstanden, de fraude en de corruptie. Stond de rijksministerraad volgens mevrouw Hachchi nu aan de goede kant of aan de verkeerde kant van het conflict?
Mevrouw Hachchi (D66):
Of we het nu hebben over Aruba of over Sint-Maarten, de heer Van Laar weet ook dat de eilanden ten opzichte van Nederland een autonome positie hebben. Ik heb al een aantal keren per interruptie aangegeven welke kritiek ik op de minister heb. Ik zie dat hij alleen maar vasthoudt aan de inhoud en dat hij de relationele sfeer laat escaleren, terwijl hij nota bene de minister van Koninkrijksrelaties is. Je kunt wel hard op de inhoud zijn, maar je zult dat ook fatsoenlijk vorm moeten geven in je relaties. Ik zie vooral een harde aanpak en aanwijzingen. Dan zie je inderdaad de reactie van de eilanden, in dit geval Sint-Maarten, die met de hakken in het zand gaan en zeggen: Nederland, waar bemoeit u zich mee? Het is bij uitstek de taak van de minister van Koninkrijksrelaties om dat in goede banen te leiden, zodat de zaken inhoudelijk op orde komen. We willen immers dat er uiteindelijk een oplossing komt. Het mag in de relationele sfeer echter niet zodanig escaleren dat iemand in hongerstaking gaat of dat de zaak helemaal explodeert.
De heer Van Laar (PvdA):
Ik heb het over Sint-Maarten, over dat specifieke conflict. We zien een premier van Sint-Maarten die in de media zegt: over mijn lijk, mijn ministers moeten de controle houden, mijn ambtenaren zullen niet meewerken. Had Nederland dan moeten zeggen: oké, dan doen we alleen een onderzoek naar de adviesorganen van de regering? Het rapport dat er nu ligt, laat zien dat de regering de rotte plek is. Als je de regering de opdrachtgever had laten zijn van dat onderzoek, dan was dat niet de conclusie van het onderzoek geweest. Dat kan ik u wel vertellen. Dat was het namelijk dezelfde conclusie geweest als die van alle voorgaande onderzoeken: het apparaat is verrot, maar de ministers kunnen er niets aan doen. Nu ligt er eindelijk voor het eerst een rapport dat niet door de ministers is gecontroleerd. De conclusies zijn helder. Het zou de fractie van D66 sieren als zij de minister daarvoor zou prijzen in plaats van aanvallen.
Mevrouw Hachchi (D66):
De heer Van Laar wil niet weten hoeveel rapporten er al geweest zijn! Het is mooi dat er nu weer een actueel rapport ligt. De zorgen zijn er nog steeds. Het is jammer dat we jaren achtereen nog steeds praten over een goed bestuur en integriteit. Dat geldt ook voor Sint-Maarten, de jonge democratie van Sint-Maarten. Het punt dat ik maak en dat steeds maar niet bij de heer Van Laar overkomt, is dat de eilanden — in dit geval Sint-Maarten — de hakken in het zand zetten vanwege het feit dat Nederland meteen wil ingrijpen. Het woord "ingrijpen" wordt heel vaak geroepen. Dat weet ook de heer Van Laar, want het protest dat van Sint-Maarten kwam, werd ook vanuit die hoek ingestoken. En dan zeg ik: wees nu een minister van Koninkrijksrelaties die de relationele sfeer zodanig weet te houden dat men het over de inhoud gaat hebben. En dan kom je op het vlak van de rapporten. Naast het PWC-rapport dat nu voorligt, zijn er meer rapporten waarover we kunnen concluderen dat het mooi op papier staat, maar dat er in de praktijk bar weinig mee gebeurt.
De heer Van Raak (SP):
Of deze minister een VVD-minister is, weet ik niet, maar ik ben in ieder geval dolblij dat hij geen D66-minister is. In 2010 heeft minister Pechtold immers een heel grote rol gespeeld bij het tot stand komen van het land Sint-Maarten. D66 stond hier te juichen. De schulden zijn gesaneerd, maar het land is niet op orde. Waarom heeft D66 in 2010 ingestemd met het huidige land Sint-Maarten, terwijl we toen al wisten dat het een puinhoop zou worden?
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik zou het toch leuk vinden als collega Van Raak een keer origineel uit de hoek komt. Elk jaar komt hij weer met hetzelfde punt. Hij deed het ook al eerder tijdens het betoog van een aantal andere collega's. Hij heeft het dan over 2010, want dat was het moment waarop alles fout ging. De heer Van Raak geeft hiermee wel een heel simpele weergave van een en ander. Het traject rond 10-10-10 heeft behoorlijk wat voeten in de aarde gehad. Het is binnen ons Koninkrijk ook een belangrijk kantelpunt geweest voor een aantal langlopende relaties die niet goed werkten. Dat geldt zeker ook voor de mensen op de eilanden, de mensen die de heer Van Raak een warm hart toedraagt. Vroeger bepaalde Curaçao alles. Die constructie binnen ons Koninkrijk moest dus anders. En ja, er moesten ook afspraken gemaakt worden, ook op het punt van schuldsanering. Die knoop is echter uiteindelijk doorgehakt. We gaan met elkaar verder. We moeten niet vergeten dat er ook resultaten geboekt worden. Ook Curaçao maakt stappen. Ik vraag de heer Van Raak om ook dat soort dingen mee te nemen. Ik hoop dat hij volgend jaar, als we hier weer staan, niet weer datzelfde verhaal over 10-10-10 houdt.
De heer Van Raak (SP):
Mevrouw Hachchi herhaalt telkens dat we moeten praten en moeten samenwerken. Ik wil haar alleen maar meegeven dat D66 een belangrijke rol heeft gespeeld, dat we nu op Sint-Maarten te maken hebben met heel veel politici met wie we niet kunnen praten en dat we te maken hebben met een land waar we niet mee kunnen samenwerken. Ik vraag mevrouw Hachchi om nu eens goed na te denken en niet volgend jaar weer hetzelfde verhaal te houden. Ik vraag haar om nu samen met ons allen het initiatief te nemen en ervoor te zorgen dat het foute geld en de foute personen uit het land verdwijnen en de mensen op het eiland een toekomst hebben.
Mevrouw Hachchi (D66):
Volgens mij heb ik meerdere keren, niet alleen in mijn inbreng maar ook in interrupties, aangegeven dat goed bestuur, corruptiebestrijding en integriteit heel belangrijke onderwerpen zijn. Dat vindt ook D66, dus de heer Van Raak moet niet net doen alsof ik dat niet met hem deel. Dat delen wij allemaal in dit huis, maar het gaat om de manier waarop. Ik denk dat wij allemaal de les wel kunnen trekken dat er steeds maar geen verandering plaatsvindt of dat er te weinig gebeurt. Daarvan zegt D66 dat dit komt doordat je ervoor moet zorgen dat je het samen met de Sint-Maartenaren, met de Curaçaoënaars en met de Arubanen aanpakt. Daarin zit het verschil. Ik denk dat je daarmee veel meer resultaat boekt dan met het geroeptoeter - sorry voor het woord, voorzitter — vanuit dit huis.
De heer Bosman (VVD):
D66 heeft toch weer een beetje last van het klassieke probleem waar je nu voor kiest: ingrijpen of autonomie? Ik krijg toch een beetje de indruk dat mevrouw Hachchi op zoek is naar een minister van pappen en nathouden. De ene keer maakt zij het verwijt dat deze minister ingrijpt en de andere keer wijst zij weer naar de autonomie der landen; door te zeggen dat de landen autonoom zijn, dat zij het zelf moeten willen en dat deze minister niet mag ingrijpen. Ik hoor graag van mevrouw Hachchi welke keuze zij nu maakt. Waar ligt het belang, zeker als je dit rapport bekijkt, waarbij de overheid van Sint-Maarten het probleem is? Is het dan pappen en nathouden en verder praten, of ingrijpen?
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik ben blij dat de heer Bosman deze vraag stelt, want als we het hebben over het woord "ingrijpen", doelt de heer Bosman natuurlijk op de waarborgfunctie. Het Statuut is daar helder over. De waarborgfunctie is er niet voor niets, maar als laatste redmiddel. Dat betekent dat we heel wat diplomatieke en andere wegen moeten bewandelen, met name vanuit Nederland, en dat onze minister voor Koninkrijksrelaties moet laten zien dat hij alles uit de kast heeft gehaald maar dat Sint-Maarten niet wil. Dan pas zouden we tot dat ingrijpen kunnen overgaan. Het gaat dus vooral om dat traject. Daar heb ik kritiek op. Dat is ook de kritiek die ik bij deze minister neerleg. Dat is wat de heer Bosman moet begrijpen: dat is het traject dat je moet doorlopen voordat je überhaupt gaat zwaaien, roepen en stoere taal gebruiken om te gaan ingrijpen op de eilanden.
De heer Bosman (VVD):
Mevrouw Hachchi spreekt zichzelf nu weer volledig tegen. Daarnet zei zij tegen collega Van Laar dat er al heel veel rapporten liggen. Er zijn al jarenlang dingen bekend. Er gebeurt al jarenlang niks. Dit zijn de woorden van mevrouw Hachchi zelf. Nu grijpt deze rijksministerraad in. De kern van de zaak is dat dat niet gebeurt door deze minister maar door de rijksministerraad, niet door Nederland maar door de rijksministerraad. Laten we dat verschil goed maken. Dan komt er een verwijt van D66 dat er actie wordt ondernomen. De lijst lag er, mevrouw Hachchi heeft zelf die lijst genoemd en vond het zelf belangrijk dat er niks gedaan wordt. Nu doet deze rijksministerraad wat en is het weer niet goed. Dat is pappen en nathouden van D66.
Mevrouw Hachchi (D66):
Dat is gewoon onzin en ik denk dat de heer Bosman het gewoon niet wil begrijpen, al is hij net als ik alweer een paar jaar woordvoerder Koninkrijksrelaties. Twee dingen. Als de heer Bosman het heeft over de rijksministerraad, niet Nederland, dan kan ik het verhaal van Aruba daartegenover zetten, dat zegt te zien dat Nederland bepaalde stappen zet in die rijksministerraad die niet rechtmatig zijn. Ik wil niet in deze discussie gaan zitten. Dat is de reden waarom ik ook vind dat …
De heer Bosman (VVD):
Punt van orde.
De voorzitter:
Nee, mijnheer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Er wordt hier gesproken over de rijksministerraad.
De voorzitter:
Nee, u bent al geweest. Gaat u verder, mevrouw Hachchi.
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik houd het kort. Ik zeg niet dat Aruba gelijk heeft. Ik zeg niet dat Nederland gelijk heeft, maar dat het belangrijk is dat er geen onduidelijkheid mag bestaan. Daarom mijn punt van de geschillenregeling. Ik hoop dat de heer Bosman dat ook kan gaan steunen. Als het gaat om ingrijpen heb ik al voldoende gezegd. Anders kijk ik u aan, voorzitter, u vindt dat ik voldoende heb gezegd.
In Caribisch Nederland gaat de evaluatie van de staatkundige vernieuwing van start. Die is ook hard nodig, want een rapport dat te lang in de la van deze minister was blijven liggen heeft al aangetoond dat de bestuurlijke samenwerking nog te wensen overlaat. De leden van de evaluatiecommissie moeten natuurlijk onafhankelijk zijn, zoals de Raad van State adviseert, zodat er geen enkele schijn van belangenverstrengeling kan zijn. Zij mogen dus niet bij de staatkundige vernieuwing betrokken zijn geweest, want dan gaan ze hun eigen werk controleren.
Toch heeft deze minister een oud-bewindspersoon van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die de uitvoering van 10-10-10 heeft geleid tot voorzitter van de evaluatiecommissie benoemd. Kan de minister uitleggen op welke manier hij hiermee voldoet aan het criterium van onafhankelijkheid? Verder blijft het voor mij onduidelijk wat de minister met het Koninkrijk wil. Ik stel mij voor dat dit meer is dan ruziemaken en op de winkel passen. Ik mis actie en betrokkenheid, bijvoorbeeld bij de technocratische Taskforce Kinderrechten en bij de Islaraffinaderij. Giftige rook is wel een probleem voor ons defensiepersoneel, maar niet voor de mensen op het eiland. Op beide punten krijg ik graag een reactie van de minister. Ik mis ook een visie op de toekomst. Sommige fracties zijn de eilanden liever kwijt dan rijk. Dat is praten voor de bühne en dat heeft maar één resultaat: verstoorde relaties. Alleen de eilanden zelf kunnen kiezen voor hun onafhankelijkheid. Het lijkt D66 beter om samen te kijken naar waar wij heen willen en naar wat er nodig is om het Koninkrijk te verbeteren, zowel in het belang van de mensen aan deze kant van de oceaan als in het belang van de mensen aan de andere kant van de oceaan. Zo hebben wij bijvoorbeeld nog steeds het democratisch tekort niet opgelost. Ik wil de minister dan ook uitdagen om zijn visie op het Koninkrijk vandaag kenbaar te maken. Ik denk dat vele Nederlanders, hier en daar, dit debat volgen of anders zullen terugkijken. Ik zou graag zien dat de minister als start een glimp toont van hoe hij aankijkt tegen het Koninkrijk. Ik zou graag zien dat hij hieraan gaat werken, samen met de partners in het Koninkrijk, zodat wij met elkaar een positieve blik op de toekomst kunnen gaan richten. Ik zie de beantwoording van de minister met meer dan belangstelling tegemoet.
De heer Bosman (VVD):
D66 vraagt wel vaker om een visie. Sommige partijen in deze Kamer zijn er helder over. De VVD kiest voor een gemenebest, maar dat wil niet zeggen dat de VVD de eilanden liever kwijt dan rijk is. Het gaat echter over de verantwoordelijkheid die wij daarin voelen. Ik ben heel benieuwd naar de visie van D66. Het is natuurlijk heel gemakkelijk om dit kabinet naar zijn visie te vragen, terwijl het toch in een wat lastige positie zit. Wat is echter de visie van D66 op het Koninkrijk? Wat is de visie van D66 op de rol van de eilanden in het Koninkrijk? Wanneer komt D66 met een visie?
Mevrouw Hachchi (D66):
De reden waarom ik de laatste vraag over een visie aan de minister stelde, is omdat ik heb gemist hoe de minister van Koninkrijksrelaties zijn rol invult en vanuit welke drijfveren hij bepaalde taken oppakt. Dat is het eerste punt. Het tweede punt is dat de realiteit is dat wij één Koninkrijk zijn. Wij kunnen roepen dat de eilanden weg moeten of onafhankelijk moeten worden, maar dat is aan de eilanden zelf. Persoonlijk denk ik dat onafhankelijkheid het eindstation is van een traject van ontwikkeling. Ik vind daarom ook dat wij de tijd niet moeten verprutsen door alleen maar te roepen dat het anders zou moeten en dat de eilanden verder van ons af zouden moeten gaan staan. Ik zeg het even in wat vriendelijkere bewoordingen, zodat ook de heer Bosman zich daarin misschien herkent. Dat is eigenlijk zonde van de tijd, terwijl wij nog zo veel met elkaar kunnen oplossen op het gebied van kinderrechten, zorg en onderwijs. Wij kunnen onze energie beter daarin steken. Ik zie aan de heer Bosman dat hij nog graag een vervolgvraag wil stellen.
De voorzitter:
Ik dacht dat ik daarover ging?
De heer Bosman (VVD):
De kiezers van D66 hebben toch ook recht om te weten wat D66 vindt van het Koninkrijk? Het is toch niet iets van: het overkomt ons maar en wij zien wel wat de landen willen? Wat wil D66 met het Koninkrijk? Waar moet het Koninkrijk naartoe? Als het ons overkomt, zeg ik: prima, D66 laat de zaak dus lopen en dan zien wij wel wat er gebeurt en wat de mensen willen, en vooral wat de andere eilanden willen en niet wat Nederland wil. D66 heeft dus geen mening in dezen, want het overkomt haar en dan kiezen de andere landen in het Koninkrijk.
De voorzitter:
Ook dat was een conclusie, maar goed.
Mevrouw Hachchi (D66):
Dit doet geen recht aan wat ik heb gezegd. Ik voel mij dan ook verplicht om aan te geven dat het erom gaat dat het ons niet overkomt. Je zult daartoe onze historie nog even goed moeten bestuderen en de reden waarom wij deze bijzondere relatie met de eilanden hebben. Het punt dat ik wil maken, is dat wij realistisch moeten zijn en er energie in moeten steken om samen dingen op te lossen in het belang van alle mensen aan beide kanten van de oceaan. Dat zal ook energie geven om nieuwe kansen te ontplooien. Aruba heeft daar jarenlang het voortouw in genomen, en doet dat nog steeds, door kansen te benutten op het eiland waar ook het Nederlandse bedrijfsleven wat aan heeft. Ik wil daarbij de proeftuin van TNO noemen. Dat soort kansen moeten wij gaan ontplooien. Om dat statement te kunnen maken heb ik geen A4'tje nodig, maar slechts een paar woorden.
De heer Van Laar (PvdA):
Mevrouw Hachchi heeft één zin over kinderrechten in haar betoog. Zij zegt namelijk dat er te weinig op dit vlak gebeurt. Hoe kan zij dat nou zeggen? Dit kabinet zit er nu twee jaar. Aan het eind van dit jaar liggen er voor het eerst meerjarige plannen voor Caraïbisch Nederland waarin kinderrechten een van de drie hoofdthema's is. Het zal mevrouw Hachchi niet ontgaan zijn dat er enorm geïnvesteerd is in het onderwijs. Daarmee is niet alles opgelost, maar er is heel veel achterstallig onderhoud weggewerkt. Er gebeurt dus heel veel. Hoe kan mevrouw Hachchi dan zeggen dat er te weinig gebeurt?
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik hoop dat D66 bij de volgende verkiezingen veel meer Kamerzetels behaalt. Dan heeft de D66-fractie ook iets meer spreektijd. Ik heb een beperkte ruimte om onderwerpen te agenderen. Onderwijs en kinderrechten zijn ook voor mijn fractie ontzettend belangrijke onderwerpen. Daarom kan ik mij ook aansluiten bij de vragen en de opmerkingen van de heer Van Laar en de mooie woorden die er ook te vertellen zijn op dat vlak. Maar het feit dat ik hierover één zin heb en die met een reactie bij de minister plaats, wil niet zeggen dat ik het onderwerp niet belangrijk vind. Ik hoop dat dat duidelijk is.
De heer Van Laar (PvdA):
Voorstellen in een tegenbegroting kosten geen spreektijd. Amendementen indienen kost geen spreektijd. Dat had heel kort gekund. Ik had de voorstellen van D66 om meer te doen op het gebied van kinderrechten, armoedebestrijding en bestrijding van de gevolgen van geweld, graag gezien. Maar ik zie die voorstellen niet.
Mevrouw Hachchi (D66):
Volgens mij ligt er een amendement van de heer Van Laar zelf op tafel. Mijn fractie zal dat van harte steunen. Ik hoef niet overal mijn naam of mijn partij op te hebben om resultaten te boeken. Ik snap het probleem niet. Het onderwerp gaat ons beiden aan het hart. De heer Van Laar krijgt dus steun voor zijn voorstel. Daar ben ik ook voor. Ik zou niet weten welk probleem hij hiervan probeert te maken.
De heer Fritsma (PVV):
Nog even voor de helderheid: waarom ontzegt Democraten 66 de Nederlandse bevolking het democratisch recht om zelf te bepalen of zij wel of niet verder wil gaan met de voormalige Antillen?
Mevrouw Hachchi (D66):
U poneert uw vraag met een creatieve insteek. Ik kan daarop maar één ding zeggen: ken uw geschiedenis, mijnheer Fritsma. Deze positie is er niet voor niets voor de eilanden. Dat heeft te maken met ons verleden. Ons verleden kent mooie kanten maar zeker ook minder mooie kanten. Dat is wel een realiteit waar we nu mee te maken hebben. Daarom vind ik het ontzettend belangrijk dat we energie steken in het feit dat we samen problemen aanpakken en mensen vooruit helpen. Dat is belangrijker dan de discussie blijven voeren over de vraag of Nederland ook moet kunnen bepalen dat die eilanden weggaan uit het Koninkrijk. De realiteit is anders: de eilanden bepalen of ze weggaan. De mensen op de eilanden bepalen of ze onafhankelijk willen worden.
De heer Fritsma (PVV):
U hebt het over samen problemen aanpakken, maar u maakt de Nederlandse bevolking monddood. U accepteert de situatie dat de Nederlandse bevolking in deze kwestie helemaal niets te vertellen heeft. Wat doen we eigenlijk in dit parlement als partijen als D66 zeggen dat we totaal niets te vertellen hebben over wat er op de voormalige Antillen gebeurt? U zegt alleen dat die eilanden zelf over hun eigen toekomst gaan. Waarom maakt u de Nederlandse bevolking monddood? Een verwijzing naar de geschiedenis is misplaatst. U moet dan ook kunnen aangeven hoeveel generaties u nog verantwoordelijk wilt stellen voor gebeurtenissen uit een ver verleden.
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik ga eerst in op het laatste punt. Ik probeer alleen te onderstrepen richting de heer Fritsma dat dit de reden is waarom de eilanden bepalen of ze uit het Koninkrijk stappen. Daar kun je niets aan doen.
De heer Fritsma zegt dat we niets te vertellen hebben over wat er binnen het Koninkrijk gebeurt, maar dat hebben we wel degelijk. Nederland is een van de landen binnen het Koninkrijk. De eilanden vinden soms dat we iets te veel te vertellen hebben. Dat is een andere discussie, maar we hebben wel degelijk veel te vertellen. We zijn hier niet voor niets woordvoerder Koninkrijksrelaties. We kunnen ook iets doen aan de problemen die de PVV heel erg belangrijk vindt. Dan heb ik het over het aanpakken van Antilliaanse probleemjongeren of criminelen. De beste oplossing is niet om hier de deuren dicht te gooien. Bepaalde jongeren ontsporen namelijk al als ze op de eilanden opgroeien. Daar bouwen ze cultureel een bepaalde achterstand op, waardoor ze, als ze hier in Nederland aankomen, hun draai niet goed weten te vinden. Dat zijn de problemen die we samen zouden kunnen aanpakken. Ik denk dat dit veel effectiever is dan hier te pretenderen dat we de hekken maar omhoog moeten trekken, de deuren moeten dichtgooien en in die zin het Nederlanderschap moeten verwaarlozen, terwijl we allemaal Nederlanders zijn. Ik denk dat dat niet de juiste oplossing is.
De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. Het Koninkrijk der Nederlanden is als een huwelijk. De geschiedenis heeft het Caribisch en het Europees deel van ons Koninkrijk aan elkaar gegeven en aan elkaar verbonden. We horen bij elkaar in goede dagen en in kwade dagen. Scheiden is geen optie. Dat uitgangspunt is de ultieme aanmoediging om iets moois van het huwelijk te maken, zonder weg te kijken van de onvolkomenheden in de relatie. Hoewel een relatie altijd om onderhoud vraagt, is het komende begrotingsjaar een wel heel cruciaal jaar. Het is het jaar van de evaluatie van de nieuwe verhoudingen na 10-10-10. De tussenbalans van volgend jaar biedt een unieke gelegenheid voor een herschikking van verhoudingen en verbeteringen in een nog lang niet perfect huwelijk.
Ik sluit mij aan bij de vragen over de samenstelling van de commissie als het gaat om de positie van de oud-minister. Waarom die keus? Het is een gevoelige vraag, maar ik stel die wel omdat wij de minister ook op dit punt ter verantwoording kunnen roepen. Wij vragen hem bij dezen om verantwoording daarover af te leggen.
Een grote weeffout in het borduurwerk van 10-10-10 is in ieder geval het ontbreken van een plaats waar onderlinge geschillen kunnen worden beslecht. De episode is al genoemd. Ik doel op de hongerstaking van de minister-president van Aruba die geen andere mogelijkheden zag dan het aangrijpen van dit heel ongelukkige middel om zijn punt duidelijk te maken. Mijn fractie vraagt de minister in ieder geval om alsnog en met gezwinde spoed werk te maken van een geschillenregeling, een hof van arbitrage. Wellicht moet het zo heten, maar wellicht kan het ook in de vorm van een kamer bij de Raad van State. De vorm is ondergeschikt, zo lang de landen binnen het Koninkrijk maar een plaats hebben waar ze hun grieven en hun kant van het conflict kunnen voorleggen aan een onafhankelijke rechter. Daar gaat het om. Die rechter moet er in ieder geval met wat meer afstand naar kijken dan de rijksministerraad die door Nederlandse ministers wordt gedomineerd. Graag een reactie op dat punt.
Zoals gezegd: er kunnen in een huwelijk ook kwade dagen zijn. De situatie op Sint-Maarten is uiterst zorgwekkend. Ook daarover is al het nodige gezegd. Er zijn sterke aanwijzingen van slecht bestuur. We hebben de onderzoeken gezien: corruptie. Daarbij is de rechtsstaat in het geding. Dit raakt de waarborgfunctie van Nederland. Het is goed dat de minister actie onderneemt. Ik heb hem vanmorgen op de radio een aantal dingen horen zeggen. Het zou goed zijn als hij hier ook nog eens duidelijk maakt wat hij precies gaat doen, hoe we uit deze impasse gaan komen en op welke termijn. We moeten op een andere manier met elkaar omgaan. Er moet in ieder geval een eind worden gemaakt aan wat nu boven water komt.
Er komt opnieuw een Koninkrijksconferentie aan, in april 2015. Daar staat het punt van mededinging ook op de agenda. Op welke manier gaat Nederland kennis en kunde ter beschikking stellen, zodat er bijvoorbeeld een autoriteit consument en markt kan komen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? In dat kader kan ook het onderwerp mensenhandel opnieuw aan de orde komen. We hebben daar herhaaldelijk over gesproken. Er wordt geen nader onderzoek naar gedaan. Er wordt geen gezamenlijke actie ondernomen. Welke mogelijkheden ziet de minister nog om op dit heel belangrijke punt schouder aan schouder te staan met de eilanden en dit kwaad aan te pakken?
Als het gaat om duurzame energie heb ik de vragen van collega Van Laar gehoord. Duurzame energie komt niet voor in de begroting, terwijl het zo'n belangrijk onderwerp is. Ik sluit mij dus graag aan bij de vragen op dit punt van de fractie van de PvdA.
Een blijvend punt van zorg is de ongelijkheid tussen de BES-eilanden, de Nederlandse gemeenten daar en het Europees deel van het Koninkrijk. Er is daar armoede en er is steeds weer discussie over het voorzieningenniveau. Ook in die zin zal 2015 een belangrijk jaar zijn. Willen we op gelijke voet verder in het Koninkrijk, dan moeten we ook investeren in gelijkheid. De integratie van de BES in Nederland is in veel opzichten een schijnintegratie. We hebben een verschillend burgerlijk wetboek. Het wetboek van strafrecht verschilt ook. Er is, en dat zal de CDA-fractie aanspreken, een vlaktaks op de BES-eilanden. Die hebben wij niet. Wat mij betreft blijft dat zo, maar er zijn grote verschillen. Hoe lang behouden we die verschillen? Waarom werken we niet toe naar volledige integratie met Nederland? Wat is de inzet van de minister op dit punt?
Ik vraag ook naar de uitvoering van de motie van collega Schouten over de kinderbijslagregeling. Die zou dit jaar komen. Hoe staat het daarmee? Als er ondertussen aan wordt gewerkt, hoeven we niet stil te zitten. Er zijn veel onderwerpen die om een aanpak vragen. Naar aanleiding van het oprichten van een Centrum voor Jeugd en Gezin op ieder eiland is er een beerput opengetrokken. Er zijn heel veel hulpvragen gekomen. Gezinsvoogden hebben een enorme werklast, soms wel van tientallen kinderen per gezinsvoogd. Dat is eigenlijk wachten op ongelukken. Wat doen wij ondertussen op dat punt voor de kinderen daar?
Het is al gememoreerd: het UNICEF-rapport heeft het een en ander boven water gebracht. Naar aanleiding daarvan hebben wij de koe bij de horens gevat. Komt er een kinderrechtenplan voor de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten? Hoe staat het daarmee? Komt het inderdaad in november? Wat de BES-eilanden betreft hebben wij samen met de PvdA een amendement ingediend dat erin voorziet dat er een fonds komt om initiatieven op dat vlak op die eilanden te ondersteunen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop en zou willen vragen hoe dat fonds verder gevuld zou kunnen worden, zodat wij kunnen blijven investeren in de nieuwe generatie daar en uiteindelijk in een goed huwelijk tussen de mensen daar en hier binnen één en hetzelfde Koninkrijk.
Dan nog een opmerking over de staatkundige inbedding. Een punt dat vorige week bij de behandeling van het wetsvoorstel naar voren kwam, was de consultatie. Iedere keer als er wetgeving voorligt, moet er volgens de WolBES geconsulteerd worden. Daar schort het nog wel eens aan. Mijn oproep aan de minister is: als er geen inbreng is van de eilanden, pak dan de telefoon en zorg ervoor dat die inbreng er alsnog komt. Soms is een klein duwtje nodig. Wij hebben te maken met eilandsraden en ambtenaren die zwaar belast zijn. Soms zou een kleine aanmoediging, een duwtje in de rug, door Nederland echt kunnen helpen.
Tot slot nog een mooie volzin, speciaal voor de heer Bosman, die nu bij de interruptiemicrofoon staat. Binnen het Koninkrijk zijn wij met elkaar getrouwd. Niet de heer Bosman en ik, maar zij daar en wij hier binnen het Koninkrijk. Wat de ChristenUnie-fractie betreft werken wij hard aan een goed huwelijk. Ik hoop dat de heer Bosman daarin een partner is.
De voorzitter:
Mijnheer Bosman, wat is daarop uw antwoord?
De heer Bosman (VVD):
Ja, voorzitter. Het is een mooi en prachtig betoog, maar als de heer Segers begint over het huwelijk, moet ik natuurlijk wel even serieus nadenken, want het is een belangrijk onderwerp. Ik was gisteren bij het afscheid van de gevolmachtigde minister van Sint-Maarten, de heer Mathias Voges. Hij had een iets ander beeld. Hij zei: als ik één ding zou willen bereiken, is dat stoppen met de term "moederland", want wij zijn allen broeders en zusters. Dat is een wezenlijk verschil met het huwelijk. Mijn zus woont ergens anders dan mijn broer en ik heb familie in het buitenland; broeders en zusters gaan alle kanten op. Ik heb ook geen zeggenschap over mijn broer of over mijn zus. Ik help hen wel. Als zij mij nodig hebben, help ik hen, bijvoorbeeld met verhuizen of de tuin doen; het maakt niet uit. Wij doen dat op basis van gelijkwaardigheid. Dit is een belangrijk onderwerp. De ChristenUnie zegt: ik kies voor het huwelijk. Maar een niet onbelangrijk persoon van Sint-Maarten zegt: ik heb veel liever dat wij broeders en zusters zijn.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het hangt ervan af in welke fase van het leven je broeders en zusters bent. In de eerste fase ben je samen een gezin. Ook dan kun je elkaar weleens een bloedneus slaan. Ik weet niet hoe het in huize Bosman ging, maar bij ons ging het er soms ruig aan toe. De bloedbanden zijn echter ontzettend sterk. Je komt elkaar iedere keer weer tegen en je houdt elkaar vast. Het is een heel ingrijpend besluit om te zeggen: vanaf nu zijn wij geen broer of zus meer. Juridisch zou dat wellicht nog mogelijk zijn, maar het is onmogelijk om aan bloedbanden ooit een einde te maken. Dat geeft een heel diepe verbondenheid aan. Soms kan er ruzie zijn binnen het Koninkrijk. Soms kun je tegenover elkaar staan en kun je elkaar een bloedneus slaan. Daaronder zit wel het besef "wij horen bij elkaar", zelfs als je de metafoor neemt van broeders en zusters. Je hoort bij elkaar. Als dat het uitgangspunt is, heb je een ander gesprek dan wanneer je iedere keer dit boven de markt hebt hangen: eigenlijk zou ik van je af willen en eigenlijk zou ik je weg willen duwen, in de vorm van een gemenebest of misschien in de vorm van onafhankelijkheid, zoals andere fracties willen. Dat is een ander gesprek dan wanneer je begint met de erkenning van broeder- en zusterschap.
De heer Bosman (VVD):
De heer Segers had het over de vraag in welke fase van het gezin je zit. Ik luister goed naar mijnheer Segers. Dat is belangrijk, want hij spreekt wijze woorden. Een gezin bestaat in het begin vaak uit een vader en een moeder of uit twee vaders of twee moeders, en een paar kinderen. Uiteindelijk gaan de kinderen het huis uit, als het goed is. Zij gaan allemaal hun eigen weg. Waarom zou dat in het Koninkrijk niet kunnen? Waarom zouden andere landen niet uit dat gezin kunnen stappen? Waarom zouden zij hun eigen weg niet kunnen gaan en nog steeds tot het gezin horen? Dat is het gemenebest. De heer Segers zegt: nee, dat gezin moet bij elkaar blijven, het liefst tot het eind der dagen. En ik zeg: nee, hoor; we zijn nog steeds een gezin. De bloedband — heel mooi gezegd — is er, maar de verantwoordelijkheid ligt bij de landen zelf. Dat is de kern van de zaak. Ik heb niet de verantwoordelijkheid voor mijn broer of mijn zus. Ik help hen. De bloedband is er. De zorg voor hen is er, maar ik heb geen verantwoordelijkheid. Als mijn broer te hard rijdt, krijg ik niet de bekeuring. Als mijn zus een belastingschuld heeft, hoef ik niet te betalen. Dat is de kern van het verhaal. Dat bedoel ik met broeders en zusters, in plaats van de verantwoordelijkheid waarvan u zegt dat het gezin echt in één huis moet blijven zitten.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het verschil tussen de heer Bosman en mij is dat ik niet uitsluit dat een 18-jarige zoon of dochter op een dag zegt: het is mooi geweest, ik ga op kamers. Ik kom ieder weekend terug en we houden de band, maar het wordt dan een andere band. De heer Bosman daarentegen zegt tegen een 14-jarige zoon of dochter: joh, zou jij niet eens op kamers gaan? Wordt het niet eens tijd om weg te gaan? Ik zie zo uit naar het moment dat je 18 bent en inderdaad vertrekt! Ik geloof niet dat dat een bevestiging is van de band tussen vader, moeder en kind. Ik denk dat het een heel andere relatie oplevert dan wanneer je iedere keer begint met erkenning van de gezinsband, dat je elkaar niet loslaat, ondanks dat je weleens een heel hartig woordje kunt spreken met elkaar, omdat er inderdaad problemen zijn, omdat er opvoedingsproblemen zijn of gedragsproblemen. Daar kun je elkaar op aanspreken, maar ik zeg niet tegen een 14-jarige — niet dat ik de eilanden met een 14-jarige vergelijk — joh, ga maar het huis uit.
De voorzitter:
Mijnheer Bosman, u mag het afmaken.
De heer Bosman (VVD):
Het gaat om een rolverwisseling. Opeens ben ik weer de vader of de moeder die het kind wegstuurt. Nee, ik ben de broer. Nederland is een broer. Nederland is geen moederland, dat zei de heer Voges heel duidelijk. Nederland is geen moederland, het stuurt niemand weg, het drukt niemand aan de borst, het is niet verantwoordelijk. We zijn broeders en zusters. Ik stuur niemand weg, want ik ben een broer of een zus, of een nicht, wie weet. Daar gaat het om. We moeten niet de rollen verwisselen. Nederland is niet de moeder, dat zei de heer Voges heel duidelijk. Nederland is geen moederland.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat erken ik. De band is inderdaad die tussen broers en zussen, maar dan nog zegt de ene broer niet tegen de andere: joh, ik zie er zo ontzettend naar uit dat jij een keer op kamers gaat! Als dat op een goede dag wel gebeurt, als die broer 18 of 19 is en het tijd vindt om op eigen benen te gaan staan, dan is dat een heel ander verhaal dan wanneer de ene broer tegen de andere broer zegt: ik zie er zo naar uit dat jij op kamers gaat wonen.
De heer Van Laar (PvdA):
Los van de metaforen, even terug naar de harde werkelijkheid. De heer Segers en ik hebben vorig jaar samen een motie ingediend om een onderzoek te vragen naar mensenhandel. De regering zegt eigenlijk: wij weten alles al en we hoeven geen nieuw onderzoek. Kunnen wij niet samen de regering vragen om eens met concrete stappen te komen? De minister heeft vanmorgen nota bene zelf gezegd dat daar een mensenhandelaar, een eigenaar van een bordeel oud-minister van Justitie is. Die heeft daar het systeem zo lek als een mandje gemaakt en dat gaan wij nu oplappen. Ook op de andere eilanden zijn dingen mogelijk. Welke concrete mogelijkheden ziet de heer Segers daarvoor? Wat kunnen we de regering vragen?
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb die vraag net aan de minister gesteld. Het is een onderwerp dat mij ontzettend aan het hart gaat. Ik weet dat dit speelt op de eilanden. Wij weten het. Wij hebben de aanwijzingen gehad. Ik had het mooi gevonden als er meer vanuit gezamenlijkheid werd gehandeld. We moeten niet iedere keer dezelfde metafoor weer gebruiken, maar het moet niet zo zijn dat Nederland telkens tegen de eilanden zegt: jullie hebben een probleem en wij gaan het oplossen. Wij hebben dat probleem ook. Dat weet de heer Van Laar. Het gaat om de erkenning van een gezamenlijk probleem. We hebben ook kennis en kunde die we daar kunnen inzetten, op de eilanden. Ik zou heel graag willen dat wij veel meer doen op dat punt. Ik wacht eerst de beantwoording van de minister af. Dan pak ik heel graag de handschoen op en moedig de minister aan om het er op dit punt niet bij te laten zitten.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Of het nu een huwelijk is of een gezin ... Als het een huwelijk is, is het in ieder geval op zijn minst een gemengd huwelijk. Bij een debat als dat van vandaag ontkom je niet aan de vraag of er een toekomst is voor het Koninkrijk der Nederlanden in de huidige vorm. De minister zegt eufemistisch, en vriendelijk als hij is: "ik kan echter niet verhelen dat bij het openbaar bestuur in de drie landen een aantal kanttekeningen geplaatst kan worden". Dit is een prachtig voorbeeld van een eufemisme. De minister drukt zich hier heel zacht en vriendelijk uit. Er is sprake van corruptie en andere forse problemen in de verschillende landen van het Koninkrijk. Die problemen zijn al benoemd. Met andere fracties maakt de SGP-fractie zich daarover grote zorgen. Naar het oordeel van de SGP is dit voor de langere termijn geen structureel goed werkend stelsel.
Neem nu Sint-Maarten. De begroting komt steeds te laat. Het onderzoeksrapport over de integriteit van het bestuur daar, bezorgt je forse rillingen over je rug. Als we in Nederland een gemeente hadden met een dergelijk bestuur, zou de minister allang stevig hebben ingegrepen. Het wordt, lijkt me, hoog tijd om orde op zaken te stellen. De mogelijkheden zijn er, aangezien Sint-Maarten zelf al eerder om hulp heeft gevraagd.
Het blijft wat wrang. De landen willen zo onafhankelijk mogelijk zijn. Dat is begrijpelijk. Dan mag echter ook worden verwacht dat zij hun uiterste best doen om te komen tot een goed bestuur en alles wat daarmee samenhangt. De landen moeten niet alleen voor de financiën naar Nederland kijken, maar zich vooral ook laten helpen op verschillende andere gebieden.
Ik dank de minister voor zijn recente brief. De waarborgfunctie van het Statuut wordt niet snel ingeroepen. Dat is te begrijpen, maar toch vindt de SGP dat we daarnaar nog eens kritisch moeten kijken. De SGP vraagt de minister dan ook om te komen tot een goede evaluatie van de verhouding tussen de landen binnen het Koninkrijk. Kijk nu eens echt kritisch in hoeverre landen op deze manier binnen het Koninkrijk verder kunnen gaan. Of moeten we ook hier toch komen tot nieuwe verhoudingen, hetzij in een bepaalde huwelijksrelatie, hetzij in een relatie van broer en zus? Is de minister bereid om deze en dergelijke fundamentele vragen te betrekken bij de evaluatie van de in 2010 gekozen bestuurlijke structuur?
Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie concludeerde in een rapport uit 2011 dat er sprake is van onderbezetting bij het Openbaar Ministerie en bij de recherche op Aruba. Is die situatie nu verbeterd? Beschikken de recherche en het Openbaar Ministerie inmiddels over voldoende slagkracht? Verder wil de SGP dat er wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn om de criminaliteit op Curaçao gezamenlijk aan te pakken. In hoeverre ziet de minister daarvoor mogelijkheden?
Ik kom op de mensenhandel op Sint-Maarten. Heeft de aanpak daarvan voldoende prioriteit bij de landsregering? Wat kunnen wij voor het land in dat opzicht betekenen?
Wij zijn benieuwd naar de bevindingen van de evaluatie van de staatkundige vormgeving van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba binnen het land Nederland. Heeft die echt opgeleverd wat we beoogden? Of is er eerder sprake van schade, bijvoorbeeld op het vlak van de veiligheid? In het Veiligheidsbeeld BES-eilanden kunnen we lezen dat de aanpak van de problematiek van verdovende middelen te weinig aandacht heeft gekregen. "Er is beperkt zicht op criminele netwerken die de grensoverschrijdende handel voor hun rekening nemen." Het is kwalijk dat hiervoor, met name onder invloed van de nieuwe staatkundige structuur, minder aandacht is geweest. Hoe is het nu met de bevoegdheden van de Marechaussee en de douane in deze gebieden?
Ik sluit af met een dringend verzoek. Verschillende van mijn collega's hebben nog uitvoeriger stilgestaan bij alle problemen die spelen. Als je al deze problemen op je laat inwerken, wordt het naar het oordeel van de SGP-fractie tijd voor een soort deltaplan. Daarbij moeten veiligheid, justitie en financiën voor het Caribisch gebied een rol spelen. Op dit moment wordt vaak reactief opgetreden. Zo'n deltaplan is ervoor bedoeld om meer de lead te krijgen en om meer proactief te kunnen optreden. Ik sluit me hiermee een beetje aan bij het verzoek dat de heer Van Raak van de SP heeft gedaan. Ik vraag de minister, toe te zeggen om met een dergelijk deltaplan, met een integraal plan van aanpak te komen. Dat moet uiteraard worden opgesteld in samenspraak met de betrokkenen en de rijksministerraad. Dat moet dus niet directief gebeuren, maar samen met de goede krachten die er in die gebieden aanwezig zijn. Als er niet zo'n integraal plan van aanpak komt, blijven we dweilen met de kraan open. Dan blijft de bevolking van de eilanden het slachtoffer van wanprestaties, corruptie en verkeerd bestuur. Ik ben ervan overtuigd dat we zelfs de heer Fritsma mee krijgen als we dat doen. Zeker weten!
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Voorzitter. De historische band tussen Nederland en de overzeese eilanden is al bijna 400 jaar oud. In 1634 werden deze gebieden ingelijfd door de West-Indische Compagnie. Nog steeds maken ze deel uit van ons Koninkrijk. In al die eeuwen is veel strijd gevoerd, maar ons land behield deze eilanden met hun strategische ligging. Ook nu bevindt het Koninkrijk zich in onrustige tijden. Er zijn veel conflicten over de hele wereld, waaraan Nederland terecht militair bijdraagt. Toch moeten we de instabiele situatie aan onze eigen grenzen niet vergeten.
Afgelopen zomer, in de schaduw van de ramp met de MH17, bedreigde het socialistische bewind van Venezuela ons Koninkrijk. De reden daarvoor was dat een drugsdealer én vertrouweling van de inmiddels overleden Hugo Chávez was opgepakt. Volgens veel berichten ontsnapte Aruba pas op het allerlaatste moment aan een militaire inval. Het markeert de opgelopen spanningen met Venezuela in de laatste jaren. We weten dat voorgaande Nederlandse kabinetten een invasie vreesden. Ook in rapporten van Defensie werd geconcludeerd dat ons land rekening moet houden met de noodzaak om de militaire presentie in de Antilliaanse regio te versterken. In hoeverre ziet de minister de agressiviteit van Venezuela als gevaarlijk voor de veiligheid van het Koninkrijk? Is het noodzakelijk om de militaire presentie daar te versterken?
Defensie en de kustwacht in het Caraïbisch gebied doen fantastisch werk in hun strijd tegen drugshandel, mensensmokkel en illegale immigratie. Dit kabinet zorgt er echter voor dat er structureel te weinig middelen zijn om alle doelstellingen te halen. Zo staat de inzet van defensiemiddelen al jaren onder druk als gevolg van het gebrek aan helikoptercapaciteit. Het is zelfs zo erg dat vorig jaar maar de helft van het aantal vlieguren is gerealiseerd. Daarom heeft mijn fractie een amendement ingediend om ruim 6 miljoen euro over te hevelen van de begroting van Koninkrijksrelaties naar de begroting van Defensie. Hierdoor krijgen Defensie en de kustwacht meer mogelijkheden om effectief op te treden tegen drugshandel.
Door voorgaande sprekers is er al veel gezegd over de ongebreidelde corruptie op Sint-Maarten. Als zelfs een justitieminister op het eiland door en door corrupt is, moet er door Den Haag keihard worden ingegrepen. We willen geen halfzachte maatregelen meer. De minister moet de grensbewaking overnemen en orde op zaken stellen.
De heer Van Laar (PvdA):
Voordat de mensen op de publieke tribune naar huis gaan met het idee dat we een aanstaande invasie in Nederland hebben gemist, wil ik gezegd hebben dat die invasie bestond uit een aantal schepen van Venezuela die terugvoeren na een aangekondigde oefening. Ik ben ook weleens van het overdrijven, maar is dit niet een beetje overdreven?
De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):
Het is zeer naïef om dat zo tegemoet te treden, want verschillende kabinetten hebben gewaarschuwd voor de dreiging van Venezuela. Er zijn ook rapporten van Defensie waarin staat dat we onze militaire positie daar moeten versterken. Het is typisch het gebroken geweertje van de Partij van de Arbeid om te zeggen: slaap rustig verder, mensen, er is niks aan de hand. We kennen deze verhalen, maar daardoor komen we in de ellende terecht.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 12.18 uur tot 13.57 uur geschorst.
Voorzitter: Van Miltenburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-8-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.