4 Eigen middelen van de Europese Unie

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 26 mei 2014 te Brussel tot stand gekomen Besluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (Trb. 2014, 157) ( 34023 ).

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik wil vandaag graag vier punten bespreken: het traject dat de Nederlandse regering heeft doorlopen in de goedkeuring van de naheffing op de afdracht, het functioneren van Eurostat, de pensioenuitgaven van de Europese staf en de inhoud van de lidstaatverklaring. 

Het precieze traject van de totstandkoming van de naheffing is nog steeds in nevelen gehuld. De regering en de Europese Commissie weigeren nu ook WOB-verzoeken openbaar te maken. Wij vinden het wél interessant om te weten wat er precies gebeurd is. Ik dank de minister voor de antwoorden op de Kamervragen. Ik ga daar bij uitzondering een paar regels uit voorlezen. Nederland is begin 2015 geconsulteerd over het WOB-verzoek bij de Commissie, zoals bijvoorbeeld ook Eurostat, zo schrijft de minister. Ook schrijft hij: Nederland heeft de Europese Commissie gevraagd om ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de in enkele e-mails genoemde personen namen, telefoonnummers en e-mailadressen uit deze mails niet openbaar te maken. Tot zover heb ik alle begrip. Daarnaast heeft Nederland een beroep gedaan op artikel 11, lid 1 van de Wet openbaarheid van bestuur, over intern beraad. Daarnaast heeft Nederland een beroep gedaan op Hofzaak C-64/05 van Zweden tegen Commissie, om particulier belang te beschermen, daarna op overweging 84 van de Euro-WOB-verordening en daarna op artikel 4, lid 3 van verordening 1049/2001. Het zijn namelijk documenten voor intern gebruik en ze bevatten beleidsopvattingen, zo schrijft de minister. Het gaat hier echter niet om beleidsopvattingen. Het gaat om een naheffing van meer dan 600 miljoen. De correspondentie over de manier waarop die tot stand gekomen is en wanneer Nederland wat wist, dient gewoon openbaar gemaakt te worden. 

Vervolgens schrijft de minister het volgende. De Europese Commissie heeft deze en andere argumenten gewogen en geoordeeld dat de door Nederland aangedragen uitzonderingsgronden akkoord zijn op grond van de Nederlandse WOB, en zij verwijst naar de volgende Euro-WOB-uitzonderingen: bescherming van het financieel en economisch beleid van een lidstaat en bescherming van het besluitvormingsproces. Ofwel: Nederland zet acht bezwaren op een rij en de Europese Commissie zegt dan: om het belang van Nederland te beschermen, gaan wij het niet openbaar maken. Ik vraag deze regering of zij bereid is om in een brief aan de Europese Commissie te schrijven dat zij er geen enkel bezwaar tegen heeft om de stukken over de totstandkoming van de naheffing van meer dan 600 miljoen gewoon openbaar te maken. Dit heeft namelijk niets met interne beleidsopvattingen te maken. Dit heeft met harde euro's te maken. 

Ik kom bij mijn volgende punt, Eurostat. In de nota naar aanleiding van het verslag heeft het CDA vragen gesteld over de kritiek van de Europese Rekenkamer op Eurostat, dat het nieuwe bni niet correct berekend zou hebben. Dit lijkt het CDA essentieel, zeker voor Nederland, dat een naheffing ontvangt van honderden miljoenen euro's. Daarom wil het CDA graag van de minister van Financiën, maar ook van de voorzitter van de eurogroep, weten of er inmiddels acties zijn ondernomen ter verbetering van het functioneren van Eurostat. En zijn er achteraf fouten en/of misberekeningen ontdekt van het nieuwe bni van Nederland en andere lidstaten? Geen van de cijfers was namelijk gecontroleerd. De regering stelt dat in Europees verband op 14 april 2014 Raadsconclusies aangenomen zijn waarin lidstaten de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer steunen en waarin de Commissie, voor zover zij dat nog niet heeft opgepakt, wordt opgeroepen om deze aanbevelingen te implementeren. Oké. Wat is de stand van zaken met betrekking tot deze implementatie? Ofwel: is Eurostat nu bezig om het bni te berekenen op basis waarvan wij 649 miljoen moeten naheffen, of is er nog niets mee gebeurd? Daarnaast blijft natuurlijk voor het CDA de vraag staan over het functioneren van Eurostat in het algemeen. Ik krijg graag een uitgebreide reactie. 

In het verslag heeft het CDA eveneens vragen gesteld over de pensioenproblemen die zich voordoen bij de staf van de Europese Unie. Zoals bekend heeft de Europese Unie geen ABP, maar worden de pensioenen op omslagbasis betaald. Dat betekent voor de toekomst een behoorlijke claim op de Europese Unie. Het betreft een ingesteld onderzoek naar de pensioenuitgaven van de EU-ambtenaren. Dat zal aan het einde van het jaar worden gepubliceerd. Kan de regering al een tipje van de sluier oplichten van wat er gevonden wordt? En wordt dat rapport in zijn geheel openbaar gemaakt, inclusief de totale pensioenclaim, actuarieel herrekend precies op de Nederlandse voet, het Nederlands ftk? Dat is een latente claim op de Europese Unie, waarvan Nederland ook een gedeelte zal moeten dragen. Het lijkt me helder dat die openbaar moet zijn. 

Ten slotte wil ik een andere vraag aan de orde stellen. Dat doe ik niet voor de eerste keer. Is de regering bereid om niet alleen de uitgaven, maar ook de samenstelling van de afdrachten onderdeel te laten zijn van de nationale EU-lidstaatverklaring? Hoeveel betalen we aan de EU? De nationale EU-lidstaatverklaring stellen wij, en slechts een paar andere landen, elk jaar op om de correctheid van de uitgaven weer te geven. Wij vinden dat de correctheid van de afdracht daarbij hoort. Volgens het CDA is dit van belang om een duidelijker overzicht te krijgen van wat de uitgaven en inkomsten zijn van een lidstaat. Het is wenselijk dat de samenstelling van de nationale afdracht, en ook precies hoe deze tot stand is gekomen, tot uitdrukking komt in die verklaring. Beter dan dit jaar hebben we dat nog nooit kunnen zien. Een andere mogelijkheid is dat er onafhankelijke controle door de Europese Rekenkamer plaatsvindt. Dit moet immers de vergelijkbaarheid van de samenstelling van de afdracht van lidstaten bevorderen en daarmee een transparanter Europa realiseren. Hoe ziet de minister deze verbetering omtrent transparantie van de uit nationale afdrachten voortkomende eigen middelen van de EU? Heeft hij een voorkeur voor route 1, via de EU-lidstaatverklaring, of voor route 2, via toezicht van de Europese Rekenkamer? 

Dit is de bijdrage van het CDA: wij vinden het van groot belang dat de afdrachten en de uitgaven van de Unie en de communicatie daarover tien keer transparanter worden. Dat had aan de orde gesteld moeten worden en dat moet blijven gebeuren. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Mijn fractievoorzitter zei het eergisteren al: Nederland is de flappentap van Europa. Dat was Nederland al en met dit eigenmiddelenbesluit blijft dat zo. Dit besluit verandert daar namelijk niets aan. Sterker nog, met dit besluit gaan er meer flappen van ons naar Brussel. En toch proberen deze minister en premier Rutte, die daarbij voorop loopt, ons wijs te maken dat zij keihard en goed hebben onderhandeld. 

Dit is een pyrrusoverwinning. Inderdaad, we hebben onze korting behouden, maar op alle andere afdrachten gaan we meer betalen. Nederland is de grootste nettobetaler aan de Europese Unie en blijft dat. Elke Nederlander mag jaarlijks €300 contributie afdragen aan Europa, terwijl een Fransman de helft kwijt is. Mijn eerste vraag aan de minister is dan ook: wat vindt hij van dit onderhandelingsresultaat? Nederland levert weer in op alle fronten. We krijgen minder perceptiekostenvergoeding en minder douane-inkomsten. Eerst mochten we 25% van de douanerechten houden. Dat is nu verlaagd naar 20%. Hierdoor loopt Nederland 80 miljoen mis. Waarop is dat bedrag gebaseerd? Als ik het uitreken, kom ik op een bedrag van 130 miljoen in 2015. 

We moeten meer btw gaan afdragen. Dat is het resultaat van de onderhandelingen. We mochten eerst 0,1% afdragen en nu is dat 0,15% geworden. Dat betekent dat er 140 miljoen euro meer van de Nederlandse belastingbetaler naar Brussel gaat. Het enige goede nieuws is dat we de jaarlijkse korting van 1 miljard euro behouden. In de stukken lees ik dat de lumpsumkorting 605 miljoen in prijzen van 2004 was. Thans wordt dat 695 miljoen in prijzen van 2011. Mijn vraag is hoeveel 605 miljoen in prijzen van 2011 is. Gaan we er nu op vooruit of achteruit of blijft het inderdaad precies gelijk? 

Het gegeven van deze onderhandelingen is dan ook dat Nederland 250 miljoen per jaar meer mag afdragen aan Brussel, en we droegen al het meeste af. In plaats van een dankjewel kregen we vorig jaar vanuit Brussel als klap op de vuurpijl nog een naheffing van 1,1 miljard. Het is ook nooit genoeg. De rekenmeesters van het CBS hadden berekend dat onze economie 47 miljard groter was dan eerder werd aangenomen. Het was dus geen 577 maar 624 miljard. Als gevolg van deze bronnenrevisie kregen we een naheffing van netto 642,7 miljoen. 

Dat is nog niet alles. Tussen de regels door lees je dat met dit eigenmiddelenbesluit ook de nieuwe berekeningswijze ESA 2010 in werking treedt, waardoor de Nederlandse economie nog een keer fictief, op papier, met 12 miljard wordt opgeplust. Dat betekent dus dat we naast die naheffing van 642 miljoen die we in december kregen, nog een keer een naheffing kunnen verwachten op basis van de nieuwe berekeningsmethode ESA 2010. De minister kan niet wachten om deze nog te voorziene naheffing te betalen, want hij heeft alvast 300 miljoen gereserveerd in de begroting. Kan de minister aangeven hoeveel we nog aan extra naheffing op basis van die ESA 2010 kunnen verwachten? 

Het jaar 2014 kan de boeken in als een record wat betreft de contributie van Nederland aan Brussel. In 2014 heeft Nederland maar liefst 8,5 miljard overgemaakt aan Brussel. 8,5 miljard, midden in de crisis. Terwijl half Nederland het water tot aan de lippen staat, maakt dit kabinet 8,5 miljard over. Dat is meer dan €500 per Nederlander. Ja zeggen tegen dit eigenmiddelenbesluit betekent 80 miljoen meer afdragen aan invoerrechten, 140 miljoen meer afdragen aan btw en 300 miljoen meer afdragen als gevolg van de ESA 2010. En dan nog de naheffing, maar die heeft de minister al betaald. Nederland was al de grootste, maar met dit eigenmiddelenbesluit wordt het een nog grotere nettobetaler aan deze Europese nachtmerrie. De PVV zal hiermee dus nooit instemmen; dat mag duidelijk zijn. 

De heer Harbers (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De goedkeuring van het voorliggende eigenmiddelenbesluit is het sluitstuk van een lang onderhandelingsproces over het Meerjarig Financieel Kader, waarin Nederland uiteindelijk een korting van 1 miljard euro, die we al hadden, opnieuw heeft weten te bestendigen voor de komende zeven jaar. De vragen van de VVD-fractie uit het verslag zijn wat ons betreft voldoende beantwoord. Ik dank de minister daarvoor, in het bijzonder voor de toezegging dat Nederland zich blijft inspannen, in deze periode en tijdens het voorzitterschap volgend jaar, om de begrotingssystematiek en afdrachten transparanter en voorspelbaarder te maken. Ook dank ik hem in het bijzonder voor het antwoord waarin het kabinet een systeem van Europese belastingen afwijst. 

Vanzelfsprekend heeft ook de VVD voor de toekomst nog wel wensen, maar die vallen buiten het besluit dat nu voorligt. In eerste instantie kent de minister onze wens, die overigens Kamerbreed leeft, inzake de controle en verantwoording met behulp van de lidstaatverklaring. Helaas vinden we nog niet veel landen aan onze zijde, maar dit is wel hoognodig voor de Europese Unie. Daarnaast ziet de VVD-fractie dat er ook nog altijd afdrachten buiten het Meerjarig Financieel Kader om zijn, bijvoorbeeld aan het Europees Ontwikkelingsfonds. Bij volgende onderhandelingen, en misschien bij de evaluatie, zouden wij het goed vinden als er uiteindelijk één transparant systeem is waarin alle afdrachten hun plek vinden, en er dus ook geen afdrachten meer buiten het voorliggende eigenmiddelenbesluit om worden georganiseerd. Ik besef echter dat dit geen onderdeel was van deze onderhandelingen. Daarom zullen we dat bij een volgende keer echt als inzet moeten meenemen. De VVD kan dus instemmen met het voorliggende besluit. 

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft gevraagd om een korte schorsing. 

De vergadering wordt van 11.47 uur tot 12.02 uur geschorst. 

Voorzitter: Berndsen-Jansen

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Wij spreken vandaag over het eigenmiddelenbesluit. Dat is een betrekkelijk eenvoudig besluit dat Nederland moet ratificeren. Het geeft Nederland een korting op de afdrachten van circa 1 miljard. Daar zijn enkele vragen over gesteld en naar aanleiding van dit onderwerp zijn ook een aantal andere kwesties opgebracht. Ik zal die zo snel mogelijk behandelen. 

De heer Van Dijck vroeg in het kader van het eigenmiddelenbesluit naar het totaal van de Nederlandse nettopositie. Nederland is een nettobetaler. De heer Van Dijck zegt dat Nederland de grootste nettobetaler is, maar daar wordt verschillend over gedacht; op zijn best wordt daarover getwist. De Europese Commissie is het in ieder geval niet eens met die uitspraak, want zij stelt dat de eigen middelen van de Europese Unie niet moeten worden meegerekend bij de Nederlandse afdrachten. Douaneheffingen zijn bijvoorbeeld eigen middelen van de Europese Unie. Je kunt hierover twisten, maar Nederland is in elk geval nettobetaler. Dat is een ding dat zeker is en dat is ook terecht. Rijkere landen dragen meer af en dat gebeurt met name op basis van de bni-sleutel. Qua nettopositie zitten wij ongeveer in dezelfde groep als Denemarken, Zweden, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk. 

Gevraagd is ook of de kortingen op de Nederlandse afdrachten zijn behouden, want de korting lijkt te zijn afgenomen. De kortingen op de Nederlandse afdrachten zijn in het nieuwe eigenmiddelenbesluit behouden. De lumpsumkorting is gemiddeld 728 miljoen euro per jaar. Daarnaast heeft Nederland een gereduceerd afdrachtenpercentage voor de btw-afdracht bedongen. Dat is 0,15% geworden ten opzichte van 0,3% tot nu toe. Die twee samen zorgen voor een korting gemiddeld van 1,1 miljard euro per jaar. Dat zijn de cijfers. Dit waren eigenlijk de enige vragen over het eigenmiddelenbesluit. 

Nu kom ik op de kwestie van de naheffing. De heer Van Dijck heeft gevraagd of wij nog een extra naheffing kunnen verwachten. Wij hebben hier al verschillende keren met elkaar over gesproken, want die naheffing zit ons allen als een graat in de keel. Ik begrijp dat wij daar nog wel een paar keer op moeten terugkomen. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

De minister gaat nu in op de naheffing, maar ik had nog een vraagje over het eigenmiddelenbesluit zelf. De minister doet het voorkomen alsof hij goed heeft onderhandeld. Oké, wij hebben onze korting behouden, maar dat is wel het minste. Vindt de minister nu niet dat Nederland, gezien de grote betalingspositie van ons land, eigenlijk iets minder had moeten betalen voor de komende zeven jaren? Wij gaan nu immers meer betalen. Het punt dat ik in de eerste termijn heb gemaakt, is dat wij meer gaan betalen ten opzichte van de afgelopen zeven jaar. Vindt de minister dat een goed onderhandelingsresultaat? 

Minister Dijsselbloem:

Het compliment voor het onderhandelingsresultaat komt toe aan de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken, want zij hebben de onderhandelingen voor Nederland gevoerd. Onze inzet was ten minste het behoud van de korting van 1 miljard en daar zijn wij in geslaagd. De heer Van Dijck van de PVV vindt natuurlijk dat er geen afdracht aan Europa moet zijn. Dat is een heel andere positie, die het Nederlandse kabinet niet deelt. Wij hebben grote belangen in Europa, op economisch en politiek vlak, en wij zijn onderdeel van de Europese Unie. En ja, daar wordt afgedragen op basis van welsvaartniveaus. Dat vinden het kabinet en ik verdedigbaar. 

De heer Tony van Dijck (PVV):

Verdedigbaar of niet, waar het om gaat, is dat je na de onderhandelingen buiten staat en de perceptiekostenvergoeding voor 5% hebt weggeven en meer btw gaat afdragen ten opzichte van de vorige zeven jaar. Was het kabinet wel ambitieus genoeg? Het wilde namelijk alleen de korting op de lumpsum handhaven en zette niet in op minder afdrachten. Want uiteindelijk gaan wij de komende zeven jaar meer afdragen dan de afgelopen zeven jaar. Dat kan deze minister toch geen goed onderhandelingsresultaat noemen? 

Minister Dijsselbloem:

De Europese begroting ontwikkelt zich. Die stijgt ook. Zoals de heer Van Dijck weet, probeert Nederland die stijging af te remmen, maar die stijgt. Dat is een deel van de verklaring van het feit dat de afdrachten van alle lidstaten toenemen. Daarbij is er een nieuwe sleutel tot stand gekomen: de naheffing. Daar komen wij zo nog op terug. Bovendien is er een nieuwe sleutel op basis van methodologische veranderingen tot stand gekomen. Daardoor is Nederland relatief welvarender dan andere landen. Dat heeft ook tot een hogere afdracht geleid. Je kunt van alles vinden van deze ontwikkelingen, maar ze stonden los van deze onderhandelingen over het eigenmiddelenbesluit. Deze onderhandelingen over het eigenmiddelenbesluit zijn voor Nederland succesvol verlopen. Wij hadden een duidelijke onderhandelingsstrategie: ten minste het behoud van 1 miljard, en wij behouden 1,1 miljard. Op onderdelen hebben wij inderdaad ingeleverd. Op vele kleinere bedragen zijn wij iets achteruitgegaan — de perceptiekosten werden genoemd — maar over het geheel genomen hebben wij een prima resultaat behaald. 

Ik vervolg met de naheffing. Ik ga eerst in op een terugkerend debat over transparantie tussen de heer Omtzigt en het kabinet. In dit debat komt een fundamenteel punt aan de orde waarover misschien eens een debat moet worden gevoerd met de minister van Buitenlandse Zaken, namelijk de vraag hoe onze buitenlandse posten in het licht van transparantie moeten functioneren. In dit geval betreft dit met name de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel. De heer Omtzigt vraagt bij herhaling om het openbaar maken van stukken die in het diplomatieke verkeer zijn gewisseld tussen landen of tussen de Permanente Vertegenwoordiging, onze ambassade in Brussel, en de Europese Commissie. Het Nederlandse kabinet is inderdaad zeer terughoudend. De Nederlandse diplomaten in Brussel vechten iedere dag voor het Nederlandse belang — zij dienen het Nederlandse belang — en dat is niet gebaat bij het voortdurend moeten openbaren van alle e-mailwisselingen, contacten en correspondentie tussen onze diplomatieke post in Brussel en de Commissie. De heer Omtzigt heeft daar een andere visie op, maar dit is de visie van het kabinet. Als de heer Omtzigt dit wil openbreken om de positie van het parlement te veranderen, moet hij dit debat ten principale voeren met de minister van Buitenlandse Zaken, die daarvoor in de eerste plaats verantwoordelijk is. 

Een andere discussie heeft betrekking op de WOB-procedure. Daarvoor heeft het kabinet vaste beleidslijnen. In het antwoord is inderdaad verwezen naar jurisprudentie over wat wij wel en niet openbaar wensen te maken. Die opvatting hebben wij uit Nederlands perspectief met de Commissie gedeeld. De Commissie heeft daar een eigen opvatting over. 

De heer Omtzigt (CDA):

Begrijp ik nu goed dat de minister van Financiën de diplomatieke contacten met andere landen gelijkstelt aan de contacten die de Nederlandse regering met de Europese Commissie heeft? Begrijp ik goed dat hij ten principale van mening is dat e-mail- en briefwisselingen met de Europese Commissie te allen tijde vertrouwelijk moeten zijn, terwijl wij grote nationale belangen in Brussel delen? De Tweede Kamer moet controleren hoe de Nederlandse regering dat doet, maar zij mag geen inzage hebben in brief- en e-mailwisselingen met de Europese Commissie die honderden miljoenen kunnen kosten. 

Minister Dijsselbloem:

De onderliggende aanname van de heer Omtzigt is dat wij tekort zijn geschoten en dat dit ons honderden miljoenen heeft gekost. Dat is natuurlijk feitelijk niet waar. Dat is misschien ook het probleem dat ik hier politiek mee heb. De heer Omtzigt kan veel kritiek hebben op de systematiek van bronnenrevisie, methodologische veranderingen of het functioneren van Eurostat waarover de heer Omtzigt kritische vragen stelt, maar het systeem als zodanig houdt in dat de bni's zo nu en dan worden herijkt en er een nieuwe verdeelsleutel tot stand komt. Dit leidt tot een verdeling van afdrachten over lidstaten. Dit systeem bestaat al jaren en het staat als een huis. Je kunt dan kritische vragen stellen, maar de suggestie gaat mij te snel dat er iets fout is gegaan, omdat dat nieuwe systeem tot een nieuwe verdeelsleutel heeft geleid en Nederland moest nabetalen. Ik ga daar in ieder geval niet in mee, maar dat is een politieke opvatting. 

Ik herhaal dat over de feitelijke vraag of de Kamer inzage mag hebben in het diplomatieke verkeer, een debat moet worden gevoerd met de minister van Buitenlandse Zaken. Ik kan niet in mijn eentje van die vaste beleidslijnen afwijken. De minister-president heeft in debatten met de heer Omtzigt hierin ook vaak stelling betrokken. Wij denken dat dit niet in het belang van Nederland is, ook inderdaad in relatie tot andere lidstaten. Wij hebben gediscussieerd over een verslag van een ambtelijke commissie in Brussel waar ook een vertegenwoordiger van de PV bij was. De heer Omtzigt wil dat verslag zien. In dat verslag worden ook de opvattingen van andere landen genoteerd. Het is niet de bedoeling dat langs de band van de heer Omtzigt het diplomatieke verkeer openbaar wordt. Wij worden door onze diplomatieke post in Brussel geïnformeerd over wat zich in Brussel afspeelt, wat andere landen zeggen et cetera. Het zou onze positie in Brussel echt schaden. En dat is voor mij uiteindelijk het enige wat hier telt. Ik wil dat wij en onze diplomaten het werk in Brussel zo goed mogelijk kunnen doen. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik heb een aanvullende vraag. Wij verschillen van mening over de vraag of dit een goede deal was of niet ... 

Minister Dijsselbloem:

Het was geen deal. 

De heer Omtzigt (CDA):

... een goede procedure, en of wij daarover tijdig en goed geïnformeerd waren. Ik zal het woord "deal" niet gebruiken; dat snap ik. De minister kan die kou uit de lucht nemen door deze zaken openbaar te maken. Uit de antwoorden op de Kamervragen krijg ik de stellige indruk dat de Europese Commissie bereid zou zijn geweest om de stukken naar buiten te brengen zonder het Nederlandse ingrijpen en zonder de Nederlandse druk om op minstens zes uitzonderingsgronden te wijzen en allerlei redenen te bedenken waarom de Europese Commissie een en ander niet openbaar hoefde te maken. Nederland heeft de Europese Commissie met klem verzocht om alles te doen om de stukken niet openbaar te maken, omdat Nederland dat niet goed vond. Klopt dat? En klopt het dat de minister zich daar persoonlijk mee bemoeid heeft? Klopt het dus dat de Europese Commissie de stukken wel openbaar gemaakt zou hebben als Nederland niet geïntervenieerd zou hebben en het zou hebben gezegd: dat vinden wij prima? En heeft de minister zich hiervoor persoonlijk ingezet? 

Minister Dijsselbloem:

De Commissie vraagt bij zo'n verzoek aan degenen die erbij betrokken zijn altijd wat ze ervan vinden. In dit geval ging het om een correspondentie met Nederlandse diplomaten in Brussel, dus heeft zij aan Nederland gevraagd wat het daarvan zou vinden en hoe het dat zou wegen. Wij hebben dus onze eigen argumenten, op basis van onze WOB-procedures en de criteria daarvoor, aan de Commissie laten weten. Ik weet niet meer of dat met mijn handtekening gepaard is gegaan, maar ik ben daar in ieder geval verantwoordelijk voor. Als de heer Omtzigt het er niet mee eens is, moet hij dus bij mij zijn. Of ik me er persoonlijk mee bemoeid heb of niet, doet niet ter zake. Wij hebben het dus aan de Commissie laten weten. Zij heeft dat gewogen en daarover een oordeel geveld. Zij heeft een deel van de dingen wel openbaar gemaakt en een deel niet, gehoord onze opvattingen en naar ik dacht ook die van Eurostat, want ik dacht dat de Commissie ook aan andere betrokkenen heeft gevraagd wat zij ervan vonden. Maar goed, dat gaat over de WOB-kant van de zaak. De andere kant is of de Kamer die documenten mag hebben, of dat ze openbaar moeten worden gemaakt op haar verzoek. Daarvan zeg ik: laten we het debat over de vraag hoe we omgaan met het diplomatieke verkeer een keer meer ten principale voeren met de minister van Buitenlandse Zaken. Er wisselt heel veel tussen posten en vooral tussen onze posten en Den Haag. In hoeverre zou het het dienen van onze belangen in het buitenland schaden als we dat allemaal openbaar moeten maken? Ik kan vandaag in ieder geval niet van de vaste kabinetslijn afwijken. 

Dan de inhoud van het besluit van de naheffing. De heer Van Dijck heeft gevraagd of er nog een extra naheffing komt als gevolg van de veranderde methodologie, namelijk ESA 2010. Dat is niet zo. De naheffing had te maken met de bronnenrevisie. Van de ESA-systematiek wisten we dat die zou veranderen. Daarvoor hadden we structureel 300 miljoen gereserveerd. Dat blijkt "mee te vallen"; ik zet dat tussen aanhalingstekens. Die reeks hebben we kunnen verlagen naar 200 miljoen die het ons extra kost. Dat betreft ESA en dat hebben we gedaan vanaf 2014. De betaling over 2014 heeft nog niet plaatsgevonden. We moeten dus nog wel nabetalen, maar alleen over 2014. Dat is iets anders dan de naheffing, die veel langer teruggaat; dat was naar aanleiding van de bronnenrevisie. Dat is het antwoord op die vraag. 

De heer Omtzigt heeft gevraagd naar het rapport van de Europese Rekenkamer, naar de kritische opmerking die de Rekenkamer heeft gemaakt over Eurostat en naar wat er daarna mee is gebeurd. In de Raadsconclusies van juni 2014 hebben we stilgestaan bij dat rapport. De Raad heeft verwelkomd dat de aanbevelingen in het rapport worden opgepakt, deels door de Commissie. De heer Omtzigt heeft gevraagd naar de stand van zaken daarvan. Ik zal dat nagaan, zowel bij de Rekenkamer als bij Eurostat en de Commissie. Ik stel voor dat ik een brief stuur om de Kamer te informeren over de verdere implementatie. We nemen het zeker serieus, dus het is zeer terecht dat er aandacht voor wordt gevraagd. 

Dan heeft de heer Omtzigt nog gememoreerd dat de Commissie zelf zou bezien hoe deze naheffing tot stand is gekomen en daarop terug zou komen. Ik heb daarover nog niet de conclusie van de Commissie gehoord. Ik ben daarop even alert als de heer Omtzigt. Er vinden nu op ambtelijk niveau besprekingen plaats. Commissaris Georgieva, de begrotingscommissaris, zal richting de Raad moeten terugkomen met voorstellen. Het gaat daarbij niet zozeer om bronnenrevisie, want die zal ook in de toekomst wel plaatsvinden, als wel om de omvang, de verrassing en de negatieve verrassing voor een aantal lidstaten, waarvan wij allen vinden dat het op deze manier niet meer moet gebeuren. Ik kom er bij de Kamer op terug zodra de Commissie zelf haar conclusies daarover heeft getrokken. Dan zal ik ook aangeven of ik daarmee tevreden ben. 

De heer Omtzigt heeft ook gevraagd naar de problemen rond het pensioenstelsel voor EU-ambtenaren. Dat is een omslagstelsel. Ik ben daarover ook niet vrij van zorgen, want met dat stelsel drukken de kosten van de pensioenen jaarlijks op de begroting. De problematiek zal toenemen naarmate het ambtenarenapparaat, vooral het gepensioneerde deel, groter wordt en het ambtenarenapparaat verder vergrijst. Zoals wij in antwoord op eerdere Kamervragen, ook bij dit eigenmiddelenbesluit, hebben aangegeven, komt er eind 2015 een nieuw rapport van Eurostat over de pensioenproblematiek van de EU. Momenteel gaat het om circa 1,5 miljard per jaar. Het Eurostat-rapport zal naar verwachting prognoses bevatten over toekomstige bedragen. Ik kan op dit moment niet direct de vraag beantwoorden of dit rapport openbaar wordt. Ik ben erg voor openbaarheid van Eurostat-rapportages. Ik zal dit nagaan en er zo nodig op aandringen. De heer Omtzigt vroeg of wij het actuarieel kunnen omrekenen naar een Nederlandse voet et cetera. Dat zal niet gebeuren en daar zal ik ook geen capaciteit voor vrijmaken, als hij mij dat vergeeft, want ik vind het te ver gaan om dit vanuit Nederland te gaan doen. Wij zullen echter alert zijn op het rapport en erop aandringen dat het openbaar wordt. Dan kunnen wij ook de Kamer daarover informeren. 

De heer Omtzigt heeft vervolgens gevraagd naar de nationale verklaring en het daarin opnemen van de afdrachten van Nederland. Wij hebben daarover vaker gesproken. Ook andere fracties hebben ernaar gevraagd in het verleden. De vraag blijft — ik betoog het toch nog een keer — wat de toegevoegde waarde daarvan is. De Europese Rekenkamer geeft al jaren een positief oordeel over de afdrachten. Ik heb geen indicaties dat er grote risico's zijn. Wij hebben een sluitende, functionerende toezichtketen. Op het bni, het eigenmiddelendeel, is er toezicht op Eurostat. Er is een sluitende nationale verantwoordingslijn. Die loopt via het jaarverslag van de Belastingdienst en het jaarverslag van EZ wat betreft landbouwheffingen. De ADR, de accountsdienst van het Rijk, controleert deze afdrachten. Ik zoek dus oprecht naar de meerwaarde ervan. Ik ga mij er ook niet principieel tegen verzetten. Het betekent wel extra werk, want het zal met additionele accountantsverklaringen gepaard moeten gaan. Ik ken het CDA als een partij die zeer voor een kleine overheid is en wil bezuinigen op de departementen en de ambtenaren. Ik vraag de heer Omtzigt dan wel om een dekking om deze extra werkzaamheden te kunnen verrichten. Ik zeg dit in alle ernst. Het gebeurt namelijk nogal vaak dat de Kamer zegt dat het Rijk kleiner moet en dat de departementen moeten krimpen, maar ik zie ook bijna dagelijks moties die betekenen dat wij meer menskracht moeten inzetten. Dat is mijn oordeel over die discussie. 

Ik meen dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord, voorzitter. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik zie dat er bij de leden behoefte bestaat aan een tweede termijn. 

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden in de eerste termijn. Er blijft een fundamenteel verschil van mening bestaan over de vraag of de Europese Unie een buitenlandse staat is. Dat is zij niet. Wij regelen allerlei zaken intergouvernementeel, ook met de Commissie. Als die onder het diplomatieke geheimhoudingsverkeer gaan vallen, iets wat ook bij andere landen niet altijd het geval is, dan doen wij onszelf tekort. 

Ik dank de minister voor de toezegging dat wij een terugkoppeling krijgen over hoe de verbetervoorstellen van Eurostat worden opgepakt en over het Commissierapport over de naheffing, dat naar ik hoop dan ook openbaar gemaakt zal worden. Wij zullen ook meer te horen krijgen over het pensioenstelsel. 

Het was een beetje plagerig bedoeld toen ik vroeg om de kosten van dat Nederlandse toezicht uit te rekenen, want dat Nederlandse toezicht is aangepast op verzoek van de Europese Unie, die onze eigen regels niet prudent genoeg vond. Als je ziet hoe ver men met de eigen ambtenarenpensioenen af zit van de prudentie die Nederland, en zeker deze minister, in acht neemt, dan zit daar nog een groot gat tussen. Ik dien twee moties in die de minister niet zullen verrassen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat het onduidelijk is hoe de verschillende afdrachten van lidstaten zijn samengesteld; 

verzoekt de regering, daarom de samenstelling van de Nederlandse afdracht aan de EU in de lidstaatverklaring op te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 6 (34023). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat er duidelijkheid moet komen over de totstandkoming van de naheffing van de Europese Unie in 2014; 

verzoekt de regering, de correspondentie tussen Nederland en de Europese Unie over de naheffing openbaar te maken; 

verzoekt de regering tevens, de Europese Commissie mee te delen dat zij de bezwaren tegen openbaarmaking intrekt, behalve daar waar het persoonlijke data zoals 06-nummers en e-mailadressen betreft, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 7 (34023). 

De heer Omtzigt (CDA):

Deze laatste motie is wat ons betreft echt cruciaal voor de democratische controle. Als wij niet kunnen weten hoe die naheffing tot stand gekomen is — dat is op dit moment het probleem — dan kunnen wij onze democratische controle niet uitoefenen. Dat doen wij zelfs nadat de betaling heeft plaatsgevonden. 

De voorzitter:

Ik constateer dat geen van de andere leden behoefte heeft aan een tweede termijn. De minister zegt gelijk te kunnen antwoorden, maar hij heeft de tekst van de moties nog niet. 

Minister Dijsselbloem:

Ik ken ze uit mijn hoofd. 

De voorzitter:

Als dat het geval is, krijgt u meteen het woord. 

Minister Dijsselbloem:

Het was een beetje bluf, voorzitter. 

De voorzitter:

Dat moet u dus nooit doen, maar ik zie dat u desalniettemin kunt beginnen. 

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. De eerste motie gaat over het opnemen van afdrachten in de nationale verklaring. Ik heb betoogd dat dat geen meerwaarde heeft. Onze rol als nationale overheid in de afdrachten en de uitgaven is echt een andere. De afdrachten worden gewoon vastgesteld langs een vast stramien. Daar zit geen beïnvloeding van ons tussen. Het bni wordt niet door ons vastgesteld, maar door de statistische bureaus onder leiding van Eurostat. Op basis van de bni-sleutel leidt dat tot een afdracht. Hetzelfde geldt voor douaneheffingen enz. Onze rol en verantwoordelijkheid daarin zijn echt anders. Dat maakt het ook onlogisch om het in de nationale verklaring, waarin ik mij politiek verantwoord — mijn handtekening staat eronder — op te nemen. Ik laat het oordeel over aan de Kamer. Het is voor mij geen principiële zaak om mij hiertegen te verzetten, want wij doen hier namelijk niks verkeerd, maar het betekent echt extra werk. Ook in deze verkiezingscampagne was het weer een groot onderwerp dat er meer bezuinigd kan worden op ambtenaren en op departementen. Dit zou een onderwerp kunnen zijn waarvan de Kamer zegt: misschien is de meerwaarde niet groot genoeg. Het is aan de Kamer. 

Ik doe een voorstel voor de motie over het openbaar maken van de correspondentie tussen de Europese Commissie en onze diplomatieke post in Brussel. Ik wil deze kwestie meenemen naar de ministerraad van morgen en daar bespreken, want ik wil niet dat dit een bron van wantrouwen wordt tussen Kamer en kabinet. Ik ben oprecht van mening dat wij goed hebben gehandeld en dat er ook helemaal niets onoorbaars is gebeurd, maar het simpele feit dat wij het niet beschikbaar stellen, is voor de heer Omtzigt voldoende om te zeggen dat hier een luchtje aan zit. Ja, dat soort woorden zijn bijna letterlijk gebruikt. Ik ga het dus bespreken. Ik hoop dat de minister … O nee, de minister van Buitenlandse Zaken en de premier zijn er morgen niet in verband met de Europese Raad. Ik zal dit dus een week later aan de orde stellen in de ministerraad. Mogelijk kan de heer Omtzigt de motie aanhouden. Dan zullen wij daar schriftelijk nogmaals op reageren. Ik wil niet de indruk wekken dat het kabinet van standpunt verandert, maar ik vind dat dit een kabinetsbreed besluit moet zijn. Het gaat over diplomatiek verkeer en de status van ons verkeer met de Commissie, waarvan de heer Omtzigt dat dat geen diplomatiek verkeer is. Ik heb daar een ander beeld bij. 

De heer Omtzigt (CDA):

Ik houd de motie aan totdat die brief komt. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Omtzigt stel ik voor, zijn motie (34023, nr. 7) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording in tweede termijn. De stemmingen over de motie en het wetsvoorstel vinden aanstaande dinsdag plaats. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven