3 Vmbo-mbo en overgangen in het onderwijs

Aan de orde is het VAO Vmbo-mbo en overgangen in het onderwijs (AO d.d. 22/01). 

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb twee moties en een vraag naar aanleiding van het algemeen overleg over overgangen vmbo-mbo. De vraag gaat over het feit dat er grote ergernis is over het feit dat scholen die leerlingen laten afstromen, dus naar een lager niveau laten gaan, worden afgestraft door de inspectie. Dat heeft een perverse werking, want scholen nemen hierdoor geen enkel risico met leerlingen. Er is een motie van het lid Ypma (33157, stuk nr. 37) uit maart 2013, waarbij leerlingen die het voordeel van de twijfel krijgen, in geval van afstroom niet worden meegerekend met de rendementsberekening. Wordt die motie nu werkelijk uitgevoerd of niet? In de Volkskrant van gisteren gaf een schooldirecteur aan dat hij een minnetje van de inspectie krijgt als hij leerlingen laat afstromen. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Meenen, uw vraag moet kort zijn, want dit is een VAO. 

De heer Van Meenen (D66):

Ik heb het gevoel dat de heer Van Dijk al met het volgende debat bezig is. Gaat dit over vmbo-mbo? 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Reken maar. 

De heer Van Meenen (D66):

Hebben we het dan over een schooldirecteur in het mbo die hierover klaagt? 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nee, we hebben het over een schooldirecteur in het voortgezet onderwijs; lees de Volkskrant van gisteren en lees vooral het verslag van het algemeen overleg over vmbo-mbo-overgangen, waarin ik dit punt aanhaal. Dat betreft de negatieve prikkel voor scholen in het vo die leerlingen kansen bieden om op een hoger niveau, bijvoorbeeld het havo, te belanden, maar die daarvoor worden afgestraft. Met andere woorden: ik vraag hoe de motie-Ypma (33157, stuk nr. 37) wordt uitgevoerd. 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw moties. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, dank u wel. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat een diploma vmbo-t drempelloos toegang moet bieden tot het vervolgonderwijs; 

constaterende dat de "toelatingscode havo" van de VO-raad een gemiddeld vmbo-examencijfer van 6,8 verplicht stelt, waarmee afbreuk wordt gedaan aan de drempelloze toegang; 

verzoekt de regering, de eis van een gemiddeld examencijfer van 6,8 te schrappen, zodat een drempelloze toegang van vmbo-t naar havo wordt gerealiseerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 54 (30079). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat "niet leerbare" of "niet schoolbare" jongeren die een alternatieve leerroute volgen, niet worden betaald uit de onderwijsbegroting, maar vallen onder de Participatiewet; 

constaterende dat de financiering door gemeentes in het kader van re-integratie te beperkt is om deze kwetsbare jongeren goed te ondersteunen; 

verzoekt de regering: 

  • -inzichtelijk te maken wat de consequenties zijn als kwetsbare mbo-scholieren onder de Participatiewet vallen; 

  • -met voorstellen te komen om de negatieve consequenties te beperken; 

  • -hiertoe in overleg te treden met de VNG, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 55 (30079). 

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Tijdens het AO heb ik aandacht gevraagd voor het programma VMBO On Stage. Onlangs mocht ik de vijfduizendste deelnemer van dit programma verwelkomen bij VMBO On Stage in Breda. Vandaag is er een VMBO On Stage in Doetinchem. Ik zou graag willen dat veel meer kinderen op het vmbo op deze manier kennismaken met het bedrijfsleven en dat dit echt een onderdeel wordt van hun loopbaanoriëntatiebeleid. Ik heb voor alle vandaag aanwezige leden en medewerkers een kleine lekkernij, gemaakt door een voormalige deelnemer van VMBO On Stage, die nu chocolatier van beroep is. Ik neem aan dat alle aanwezigen dat wel kunnen waarderen. Deze lekkernijen zijn straks in de wandelgangen beschikbaar. 

Om dit alles nog eens te onderstrepen, dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat loopbaanoriëntatie (LOB) een vast onderdeel wordt van de beroepsgerichte examenprogramma's in het vmbo; 

overwegende dat het van groot belang is dat het bedrijfsleven als toekomstige werkgever een rol krijgt binnen LOB; 

van mening dat het programma "VMBO On Stage" een heel gedegen en goede manier is voor vmbo-leerlingen om met het regionale bedrijfsleven in contact te komen; 

verzoekt de regering, het project "VMBO On Stage" als programma op te nemen in het LOB-voorbeeldmateriaal, zodat meer scholen ermee in aanraking komen en dit project in meerdere regio's kan worden uitgerold, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Straus, Jadnanansing, Van Meenen en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 56 (30079). 

Minister Bussemaker:

Voorzitter, ik reageer eerst op de motie van de heer Jasper van Dijk op stuk nr. 55, die gaat over "niet leerbare" of "niet schoolbare" jongeren. In zijn motie vraagt de heer Van Dijk om inzichtelijk te maken wat de consequenties zijn als mbo-scholieren onder de Participatiewet vallen. Deze motie is wat mij betreft echt overbodig. In het algemeen overleg heb ik al gezegd dat er een groep van zo'n 30.000 kwetsbare jongeren is. We proberen er nu juist alles aan te doen om deze jongeren zo lang mogelijk op school te houden. Verder proberen we om ze, als ze problemen hebben met school, ook weer zo goed mogelijk naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Dat doen we met een vakdiploma. Ik zeg er overigens nog maar een keer bij dat dit dus gewoon een startkwalificatie is. Ook door de VNG werd de indruk gewekt dat het geen startkwalificatie zou zijn en dat deze jongeren daarmee dus misschien alsnog naar de gemeenten zouden komen. Daarvoor is geen grond. Het gaat hier om jongeren die problemen hebben met leren maar die wel een vakdiploma kunnen halen op grond van hun beroepsspecifieke vaardigheden. 

Verder is de vraag of de scholen nu voldoende bekostiging krijgen om deze jongeren een plek te bieden op de scholen. Ja, die bekostiging krijgen ze, want de entreeopleiding op het mbo is niet voor niets drempelloos. Ik ben dus ook niet van plan om daar weer nieuwe drempels voor op te werpen. Iedereen die nog geen vmbo-diploma heeft, of nog geen vo-diploma heeft, kan naar de entreeopleiding. Jongeren die wél een vmbo-diploma hebben, gaan naar mbo-2-niveau. Daar kunnen ze dat vakdiploma eventueel halen als de rest te hoog gegrepen blijkt te zijn. Een leerling zonder afgeronde vooropleiding kan dus nooit aan de poort worden geweerd. In de entreeopleiding is er volop ruimte voor maatwerk en extra begeleiding. De entreeopleidingen krijgen daarvoor ook nog extra middelen. Pas na twee jaar moet er voor een leerling, als blijkt dat hij het écht niet kan, dus als hij "niet leerbaar" is, een andere oplossing worden gevonden. 

Anders ligt het bij degenen die niet schoolbaar zijn en er bijvoorbeeld op school een potje van maken. Voor elke leerling in de entreeopleiding geldt dat er na vier maanden een studievoortgangsgesprek is, eventueel gevolgd door een bindend studieadvies. Ik merk in de praktijk dat dat zeer noodzakelijk is om de jongeren bij de les te houden, zodat ze weten dat ze iets moeten doen voor de kansen die ze krijgen. 

Een duidelijk onderdeel van het hele plan rond kwetsbare jongeren is dat mbo-scholen veel intensiever samenwerken met de gemeenten en met zorginstellingen. Dat kan bijvoorbeeld doordat het schoolmaatschappelijk werk meer op de instellingen komt, waarvoor met de decentralisaties alle kansen worden geboden. We werken intensief samen met de RMC-regio's, wat dus de gemeenten zijn. De kans dat een leerling onder de Participatiewet valt, is straks eerder kleiner dan groter dan nu, juist doordat we er veel meer aan doen om studenten veel langer op school te houden. We doen niets anders dan overleggen met de gemeenten in de RMC-regio's. Zie mijn recente brieven over voortijdig schoolverlaten en kwetsbare jongeren. Ik acht deze motie daarom overbodig. 

De heer Van Dijk sprak in het AO expliciet over de afstroom in het mbo. Ik weet dat de Kamer straks nog een veel langer debat met de staatssecretaris heeft, waarin dit vast nog terug zal komen. Maar dan gaat het vooral over de relatie tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs. In het mbo komt afstroom naar de entreeopleidingen niet voor. Want een leerling met een vmbo-diploma heeft gewoon geen toegang tot een entreeopleiding. Die moet naar het mbo-2 gaan. Dat is van belang, omdat de entreeopleiding echt een plek is voor iedereen die geen afgeronde vmbo-opleiding heeft, zodat die opleiding echt wel de basis is. Willen studenten of leerlingen wat leren, dan is het goed dat ze naar het mbo-2 gaan. De uitval in mbo-2, -3 en -4 loopt mee in het toezichtkader. Met de kwaliteitsafspraken die we nu maken, willen we de scholen juist belonen die die studiewaarde realiseren en die kijken wat er in een leerling zit. Dat is inderdaad een complex proces, dat niet moet leiden tot perverse prikkels. Bij ieder beleidsinstrument moeten wij daar scherp op blijven focussen om te zien, hoe we ervoor zorgen dat dat geen ongewenste effecten heeft. Dat houd ik dus scherp in het vizier, wat niet wegneemt dat ik scholen juist wel wil belonen voor de kwaliteitswaarde die ze leerlingen meegeven, omdat ze daarmee een bijdrage leveren aan het halen van het beste uit elke student. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. De heer Van Dijk heeft een vraag gesteld over de motie-Ypma. Die motie wordt uitgevoerd. Ik denk dat ik daar straks nog wat uitvoeriger op terugkom, maar het idee was dat, als een schooladvies na een hogere Cito naar boven toe wordt bijgesteld en daarmee een leerling het voordeel van de twijfel krijgt om op een hoger niveau te beginnen, eventuele afstroom niet op het conto van de vo-school komt. Dat is de lijn die we hanteren. De inspectie kijkt bij de onderbouwrendementen naar het oorspronkelijke advies en dus niet naar het naar boven toe bijgestelde advies. Op die manier wordt uitvoering gegeven aan de motie. 

De voorzitter:

De heer Van Dijk voor een korte vraag. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Even voor alle helderheid: de schooldirecteur die gisteren in de Volkskrant werd aangehaald en zei: als een leerling bij mij afstroomt, krijg ik een minnetje van de inspectie, heeft het helemaal verkeerd gezien. Hij opereert althans niet volgens de regels van de staatssecretaris. Heb ik dat goed begrepen? Zo ja, dan is het heel goed om dit te communiceren met de scholen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik weet niet of dit VAO zich ervoor leent om hier nu uitgebreid op in te gaan. In een volgend debat gaan we op dit punt echt even de diepte in. Er wordt wat betreft het onderbouwrendement natuurlijk wel gekeken of er op- of afstroom plaatsvindt. Dat gebeurt echter nooit voor een individuele leerling. Dus één leerling die met een mavo/havoadvies binnenkomt en uiteindelijk na drie jaar op de mavo zit, leidt niet tot het oordeel dat die school zwak is. De school heeft wel een probleem als alle leerlingen met bijvoorbeeld een gemengd mavo/havoadvies uiteindelijk op de mavo belanden, terwijl de collega's een deur verder erin slagen al die leerlingen naar het havo te brengen. Ik hoop dat u het met mij eens bent dat we een probleem hebben met een school als die school er niet in slaagt om leerlingen op het niveau te krijgen wat we van tevoren met zijn allen hadden verwacht. 

De voorzitter:

Ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog. 

Staatssecretaris Dekker:

De motie-Jasper van Dijk op stuk nr. 54 gaat over de drempelloze toegang naar het havo. Ik wil die motie om twee redenen ontraden. Om te beginnen denk ik dat we echt moeten kijken of we wel toe willen naar een drempelloze toegang naar het havo, omdat we zien dat leerlingen met een vmbo-diploma lang niet altijd succesvol zijn in het havo. Dat is ook een van de redenen dat er destijds — overigens niet door ons, maar door de scholen zelf — een toelatingscode is opgesteld. Verder vind ik de motie niet tijdig. Wij hebben afgesproken, juist op verzoek van de Kamer, van de heer Klaver, om die code te laten evalueren door het onderwijs. Die evaluatie verwacht ik binnen nu en twee, drie maanden. Dan kunnen we daarover spreken in het parlement. Dat lijkt mij een beter moment om daarover te praten. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb die motie van de heer Klaver ook gezien. Dat is een prima motie, maar die is al weer van ruim een jaar geleden. Ik kijk nu even naar de voorzitter. Hoe lang kun je een motie aanhouden? Ik dacht drie tot zes maanden. Deze motie is dan dus al weer vervallen. Ik vind dit een belangrijk punt en daarom heb deze motie ingediend, zodat de staatssecretaris er extra alert op is. 

De voorzitter:

Een motie kun je heel lang aanhouden, als je om de drie maanden kenbaar maakt dat je dat wilt. Als dat niet gebeurt, vervalt de motie. 

Staatssecretaris Dekker:

Als dit bedoeld is om de druk op dat proces te houden en als de motie wordt aangehouden, dan kan ik mij daar volledig in vinden, maar als de motie toch in stemming wordt gebracht, wil ik haar ontraden. 

Tot slot wil ik het oordeel over de motie-Straus c.s. op stuk nr. 56 overlaten aan de Kamer. We hebben een eerste handreiking opgesteld voor vmbo-scholen om aan te geven wat er precies in de oriëntatie kan worden meegenomen. Als deze motie wordt aangenomen, kan ik mij voorstellen dat bij de update daarvan, de "handreiking 2.0", het project VMBO On Stage daarin wordt meegenomen, want daar ben ik, net als mevrouw Straus, erg enthousiast over. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We zullen volgende week dinsdag stemmen over de ingediende moties. 

De vergadering wordt van 10.33 uur tot 10.45 uur geschorst. 

Naar boven