6 Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde de volgende aangehouden moties zijn vervallen: 

33750-VIII-35; 19637-1907; 34000-XIII-69; 34000-XIII-91; 34000-XVIII-9; 34000-XVIII-17; 24515-264; 26956-186; 33037-105; 33612-24; 21501-33-475; 33930-14; 28694-123; 31936-210; 31839-395; 31839-396; 22026-470; 34000-XIII-76; 29477-302; 33853-11; 34035-41; 33750-A-86; 30597-475; 32735-115; 34000-XVI-26; 29544-569; 34000-J-17. 

Ik stel voor, dinsdag a.s. te stemmen over de aangehouden motie-Bashir c.s. (34000-A, nr. 52). 

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda: 

  • -het VAO Waddenzee en Noordzee naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 4 februari, met als eerste spreker het lid Jacobi van de PvdA. 

  • -het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 4 februari, met als eerste spreker het lid Voordewind van de ChristenUnie. 

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten. 

De voorzitter:

Ik zou nu het woord aan mevrouw Schouten van de ChristenUnie geven, maar zij is niet aanwezig in de zaal. Ik geef dus het woord aan de heer Van Nispen van de SP. 

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik heb op 14 november 2014 schriftelijke vragen gesteld aan de minister van Veiligheid en Justitie over de miljoenen van Bruinsma op een Zwitserse bankrekening. Daarop hebben wij wel een uitstelbericht ontvangen op 9 december, maar vervolgens hebben wij niets meer gehoord. Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden. Ik verzoek dus om deze antwoorden spoedig naar de Kamer te sturen. 

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. 

Ik geef het woord aan de heer Pechtold van D66. 

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De vorige week hebben zeven fractievoorzitters schriftelijke vragen gesteld aan het kabinet. De aanleiding was het debat over Parijs, dat wij hier met het kabinet hebben gevoerd in de week daarvoor. Wij hebben toen in een aantal specifieke schriftelijke vragen een nadere verklaring gevraagd over inzet en capaciteit van de veiligheidsdiensten, de marechaussee, de politie en de burgemeesters en hun mogelijkheden in dit alles. De antwoorden zijn zojuist binnengekomen. Ik heb ze nog niet helemaal kunnen lezen, maar één zin viel mij op. Dat was de zin dat het kabinet graag in dialoog blijft met de Kamer over deze materie. Dat zouden wij graag aangrijpen. Daarom verzoek ik om een debat, mede namens de collega's Roemer, Van Haersma Buma, Wilders, Slob, Van der Staaij, Van Ojik en Thieme, met in de eerste plaats de minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, en daarnaast de minister-president. Wij verzoeken u om dat debat volgende week, als dat kan, te plannen. 

De voorzitter:

Een verzoek om steun voor het houden van een debat volgende week. U hebt allen het verzoek kunnen horen. 

De heer Dijkhoff (VVD):

Ik begrijp dat de vragen vooral gericht waren op de capaciteit en het budget van de AIVD. Ik heb er geen bezwaar tegen om daarover te debatteren, maar dinsdag is al wel een algemeen overleg over de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gepland. Ik vraag mij af waarom het nu anders moet, anders dan dat misschien het zaaltje te klein is voor de fractievoorzitters of dat de woordvoerders het niet af zouden kunnen. Het is niet zo dat het dan spoed heeft of zo. Ik vind het gewoon apart om een debat eroverheen te plannen als er al een debat komt. 

De voorzitter:

Ik begrijp dat u ondanks deze vragen wel steun geeft aan het verzoek. Dat heb ik u wel horen zeggen. 

De heer Dijkhoff (VVD):

Ja, uiteindelijk wel. Ik vroeg het mij gewoon af, ik was gewoon nieuwsgierig. 

De voorzitter:

De vraag aan de zaal was of men dit verzoek steunt en ik heb u ja horen zeggen. 

De heer Van Dam (PvdA):

Steun voor het verzoek. Het is handig dat de antwoorden een paar minuten geleden zijn binnengekomen. Wij weten nu waarover wij volgende week kunnen debatteren. De vraag van de heer Dijkhoff hoe dit zich verhoudt tot het geplande AO is op zichzelf wel logisch. 

De voorzitter:

Maar ook u hoor ik steun uitspreken voor het debat. Ik zal dus het debat volgende week inplannen en ik zal ervoor zorgen dat het niet wordt ingepland op hetzelfde moment als het algemeen overleg, waarbij andere bewindspersonen aanwezig zijn. 

De heer Pechtold (D66):

Er is duidelijk een verschil. Het debat over Parijs richtte zich vooral op de uitspraak van de minister-president dat er voldoende capaciteit is en dat wij van het kabinet horen als er meer nodig is. Daarover bestond met name bij de fractievoorzitters het gevoel en de vraag hoe dit zich verhoudt tot andere signalen. Het AO is veel smaller en gaat alleen over de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dit debat gaat ook over politie en marechaussee, en met name de uitspraak van de minister-president die — zo lees ik nu ook … 

De voorzitter:

Volgende week zijn er een AO en een plenair debat. Dat lijkt mij het moment om te gaan voorlezen uit het werk van het kabinet en daarover vragen te stellen. 

De heer Pechtold (D66):

Zeker, maar ik wilde uw motivatie optimaal stimuleren. 

De voorzitter:

Ik had al toegezegd dat ik ook zonder al die woorden al gemotiveerd was. 

De heer Wilders (PVV):

Een verschil is ook de prominente aanwezigheid van de minister van Veiligheid en Justitie; dat heeft de heer Pechtold ook gezegd en dat is ook voor mijn fractie het belangrijkste. 

De voorzitter:

Ja, zo heb ik het ook genoteerd en zo zullen we de minister van Veiligheid en Justitie en de minister-president ook uitnodigen voor het debat. Ik zal het debat inplannen, met vier minuten spreektijd per fractie, in de wetenschap dat u de dag ervoor of misschien dezelfde dag — in ieder geval niet op hetzelfde moment — ook al een algemeen overleg over hetzelfde onderwerp hebt. 

De heer Pechtold (D66):

Ja, maar dit gaat breder. Ik zou om zes minuten kunnen vragen en dan zou u misschien op vijf kunnen eindigen, maar laat ik maar gewoon om vijf vragen. 

De voorzitter:

U zou ook gewoon tevreden kunnen zijn met vier, maar ik begrijp dat dat niet het geval is. Dan vind ik uw aanbod van vijf acceptabel. We gaan dus voor vijf minuten spreektijd per fractie. Ik laat u weten wanneer het volgende week ingepland wordt. 

Het woord is aan mevrouw Schouten. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik moest even heel hard rennen om hier op tijd te zijn voor de regeling van werkzaamheden. Ik wil graag rappelleren over onbeantwoorde schriftelijke vragen aan de ministers van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu over de clustering van werkzaamheden bij de aanbesteding van Rijkswaterstaat. Die vragen zijn op 17 december gesteld. Er is een uitstelbrief gekomen, maar ik wil zo graag de antwoorden zien. 

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. 

De vergadering wordt van 12.39 uur tot 12.45 uur geschorst. 

Naar boven