4 Inkomens- en vermogensverdeling

Aan de orde is het VAO Inkomens- en vermogensverdeling (AO d.d. 14/01). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Financiën en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. 

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Een flat tax op vermogen is echt niet meer van deze tijd. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, met voorstellen te komen om vermogen progressiever te belasten en de Kamer hierover uiterlijk 2015 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 17 (34000-IX). 

De heer Merkies (SP):

In het afgelopen overleg bleek dat eigenlijk nog heel veel onbekend is over de vermogens. In de tussentijd is ook het nieuws gekomen dat de vermogensverdeling nog schever is. Misschien staan we in Europa inmiddels op nummer 1. Dat zou ik wel willen weten. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de vermogensverdeling in Nederland zich verhoudt tot de vermogensverdeling in andere EU-landen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 18 (34000-IX). 

De heer Merkies (SP):

Ik zei al dat er bijzonder weinig bekend is over de vermogens. Dat was eigenlijk wel de schokkendste conclusie van dat algemeen overleg. Samen met de heer Klaver stel ik voor om een vermogensregister in te voeren. Wij zouden echt veel meer willen weten van de vermogens, de samenstelling daarvan et cetera. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de regering blijk geeft van een informatiegebrek over de ontwikkeling, samenstelling en verdeling van het vermogen in Nederland; 

van mening dat voor een goed geïnformeerde discussie over de effectiviteit en maatschappelijke doelstellingen van ons belastingstelsel het vermogen in Nederland, inclusief het vermogen dat momenteel niet geregistreerd wordt door de Belastingdienst, beter in kaart moet worden gebracht; 

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken voor het instellen van een vermogensregister en de Kamer hierover uiterlijk in augustus 2015 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 19 (34000-IX). 

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. In november was Piketty op bezoek in de Kamer. Hij heeft veel interessante dingen gezegd. Een van de zaken die ik vandaag naar voren wil halen, is de onduidelijkheid over statistieken en over waar vermogen precies zit verstopt. Hij zei dat onduidelijkheid over die cijfers eigenlijk alleen goed is voor de mensen die heel veel hebben en absoluut niet voor de mensen zonder bezit. Daarom heb ik samen met de heer Merkies op dat punt een motie ingediend. Of je nou een voorstander bent van het zwaarder belasten van vermogen of niet, je kunt er toch niet tegen zijn dat we een beter inzicht krijgen in waar dat vermogen precies zit, zodat we kunnen komen tot een eerlijkere manier van belasting heffen? Bij zo'n eerlijkere manier van belasting heffen, behoort volgens mij ook het progressief belasten van vermogen. Het is raar dat vermogen in Nederland een flat tax kent terwijl we over arbeid progressief belasting hebben en dat de tarieven op vermogen ook veel lager liggen. 

Ik ben blij dat we het debat hebben gehad in het AO en dat wij dat nu plenair kunnen afsluiten, maar ik denk dat dit eigenlijk pas het begin van de discussie is en dat we elkaar nog heel vaak zullen treffen, omdat de richting die wij dit jaar zullen gaan inzetten, ook met het nieuwe belastingstelsel, volgens mij helder is: we gaan vermogen meer belasten en arbeid minder. Dat is zowel rechtvaardig als economisch verstandig. 

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Om bij de woorden van de heer Klaver aan te sluiten: we zullen nog vaak spreken over ongelijkheid als thema in de Kamer en in commissies. Het is volledig terecht dat ongelijkheid weer centraal op de maatschappelijke agenda staat. Niet voor niets is eerlijk delen een van de drie pijlers van het kabinetsbeleid. Het gebeurt aan fiscale kant, in de publieke sector worden de lonen weer tot normale proporties teruggedrongen en in de private sector worden bankiersbeloningen aangepakt. Ik ben tevreden dat de minister van Sociale Zaken heeft toegezegd om het adviesrecht voor werknemers en voor de ondernemingsraad ten aanzien van de beloning van CEO's — er is een enorm verschil tussen wat CEO's verdienen en wat werknemers gemiddeld verdienen — mogelijk te maken en in de wet te vervatten. Laat een CEO maar aan de medewerkers uitleggen waarom hij, als hij honderden medewerkers ontslaat, er tonnen of zelfs miljoenen bij moet krijgen. 

Naast het repareren van ongelijkheid zijn er in het algemeen overleg, terecht, ook veel woorden gewijd aan het voorkomen van ongelijkheid, in WRR-termen predistributie genaamd. Ik vraag het kabinet om als het ingaat op wat is toegezegd in de commissie Sociale Zaken, de studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau, ook in te gaan op predistributie, het voorkomen van ongelijkheid, zowel door middel van onderwijs als andere zaken, bijvoorbeeld het opnemen van medewerkers in cao's. Hoe wil het kabinet dat doen? Is de minister bereid om dat te doen? 

De heer Merkies (SP):

Ik heb de PvdA eerder, een jaar geleden weliswaar, horen spreken over het progressiever belasten van vermogen. Wat is nu het standpunt van de PvdA? Gaat de heer Nijboer onze motie steunen om vermogen progressiever te belasten? 

De heer Nijboer (PvdA):

Als je kijkt naar vermogensbelastingen, hebben we het ook over huizen. Die worden veel progressiever belast door dit kabinet. De motie van de heer Merkies ziet waarschijnlijk op box 3. Ik heb die motie nog niet precies gelezen, maar ik denk dat dit het geval is. De PvdA is voorstander van een rechtvaardiger belasting op vermogen. Je ziet dat grote vermogens grote rendementen halen — zie ook de uitkomst van Piketty — en dat kleine spaarders beperkte rendementen maken, maar dat de belasting gelijk is daarop: zij betalen hetzelfde tarief. Ik ben er voorstander van dat dit eerlijker wordt. 

De heer Merkies (SP):

De speelruimte zit in het woord "rechtvaardiger". De vraag is wat rechtvaardiger is. Ik heb de motie expres zo simpel mogelijk gehouden. Er staat alleen "om vermogen progressiever te belasten". Is de heer Nijboer daarvoor of daartegen? 

De heer Nijboer (PvdA):

Als kleine spaarders een beperkt rendement maken — ik ben ervan overtuigd dat dit zo is — en grote vermogens een groter rendement maken en we de rendementen meer willen belasten, dan zal dat progressiever zijn. 

De voorzitter:

Dit is een VAO. We gaan het debat niet opnieuw voeren. 

De heer Nijboer (PvdA):

Maar ik doe het met genoegen, voorzitter. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Zeker in een plenaire afronding. Ik wil het nog even iets scherper krijgen bij mijn collega van de Partij van de Arbeid. Is hij bereid om in de vormgeving van de nieuwe vermogensbelasting te kijken naar een differentiatie van de tarieven in box 3? 

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Klaver weet — we hebben dat in meerdere debatten al besproken — dat de PvdA voor alle suggesties van alle partijen openstaat ten aanzien van het fiscaal stelsel. We moeten immers samen in deze Kamer tot meerderheden komen die het belastingstelsel meer richten op werk. Ik ken het standpunt van de heer Klaver daarin en ben serieus bereid om daar met hem naar te kijken. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik was op zoek naar het standpunt van de heer Nijboer op dit punt omdat daar wat onduidelijkheid over is ontstaan. In mei vorig jaar was het de partijleider van de Partij van de Arbeid die zei dat we vermogen progressief zouden moeten belasten. Tijdens het AO leek even naar voren te komen dat de heer Nijboer zei niet te willen dat dit progressief belast wordt omdat we alleen naar het reële rendement kijken. Nu laat de heer Nijboer weer wat meer ruimte. Wat is het standpunt van de PvdA? Vindt zij dat het vermogen dat we in box 3 belasten progressief belast zou moeten worden, waarbij we verschillende tarieven hebben naarmate men meer vermogen heeft? 

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Klaver doet het voorkomen alsof er onduidelijkheid is geschapen, maar dat is niet het geval. De PvdA is van mening dat de huidige belasting in box 3 onrechtvaardige elementen heeft. Iedereen betaalt hetzelfde percentage. Kleine spaarders maken een beperkt rendement en grote spaarders maken gemiddeld genomen een hoog rendement. Dat is naar onze mening niet rechtvaardig en dit zou anders belast moeten worden. Dat was al zo en dat is nog steeds zo. Als de heer Klaver dat progressief wil noemen, sta ik aan zijn zijde. 

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. Ik vervang de heer Omtzigt die het Nederlands parlement vertegenwoordigt in Brussel bij de Artikel 13-conferentie. 

Wij zien dat de staatssecretaris zich nog steeds in mist hult over de herziening van het belastingstelsel en over de vraag hoe de verdeling van inkomens, vermogen en welvaart in Nederland zou moeten zijn. De PvdA verdedigt de laagste inkomens, de VVD de hoogste inkomens en de middeninkomens worden daarvan de dupe. Daarom de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het huidige belastingstelsel arbeid te veel belast, met een lagere werkgelegenheid tot gevolg; 

overwegende dat in het huidige belastingstelsel de marginale druk voor inkomens rond €20.000 al 44,32% is en voor inkomens rond €50.000 zelfs 48,32%; 

verzoekt de regering, bij de herziening van het belastingstelsel er zorg voor te dragen dat de middeninkomens een lagere belastingdruk krijgen zodat werken meer loont en de werkgelegenheid zal stijgen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 20 (34000-IX). 

De heer Merkies (SP):

Ik zou graag willen weten wat het CDA definieert als middeninkomens. Wij kunnen dit dan meenemen bij onze afweging of wij voor of tegen deze motie zullen stemmen. 

De heer Van Helvert (CDA):

Ik zal ervoor zorgen dat de heer Merkies een precieze specificatie krijgt zodat er geen misverstanden ontstaan. 

De heer Merkies (SP):

De heer Van Helvert dient een motie in over de middeninkomens en hij kan nu niet zeggen wat hij onder middeninkomens verstaat? 

De heer Van Helvert (CDA):

De heer Merkies heeft hierover ook al tijdens het algemeen overleg gesproken met de heer Omtzigt. Ik wil ervoor zorgen dat hij geen foute informatie krijgt en dat hij de juiste cijfers tot achter de komma krijgt. Ik kan die cijfers nu niet precies weergeven, maar ik zal ze direct na dit debat overhandigen. 

De voorzitter:

In ieder geval voor de stemmingen, neem ik aan? 

De heer Van Helvert (CDA):

Absoluut. 

De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Het CDA constateert echter dat normale hardwerkende mensen en hun gezinnen de afgelopen jaren enorm hebben moeten inleveren. Steeds meer kinderen groeien op in armoede, maar ook mensen met modale inkomens of bovenmodale inkomens hebben steeds meer lasten waardoor zij in de problemen komen. Juist kinderen zijn de toekomst van Nederland en het gezin is de hoeksteen van de samenleving. Daarom stel ik de volgende motie voor. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat gezinnen met kinderen de afgelopen jaren meer in koopkracht moesten inboeten dan mensen zonder kinderen; 

overwegende dat het onwenselijk is als kinderen opgroeien in armoede én dat het onwenselijk is als modale gezinnen met kinderen niet meer goed rond kunnen komen, omdat het gezin de hoeksteen van onze samenleving is; 

verzoekt de regering, bij de herziening van het belastingstelsel er zorg voor te dragen dat gezinnen er niet minder op vooruitgaan dan andere groepen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 21 (34000-IX). 

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Dank voor de flexibiliteit om mij alsnog aan de lijst toe te voegen. 

Wij hebben een goed debat gevoerd over een belangrijk thema: ongelijkheid, vermogens- en inkomensongelijkheid. Het is goed dat dit op de agenda staat, ook in de aanloop naar de brede discussie over de herziening van het belastingstelsel. Ik heb net als de heer Nijboer in het algemeen overleg aandacht gevraagd voor het punt van de predistributie — mede naar aanleiding van het rapport van de WRR en het rapport van het SCP — om te voorkomen dat mensen in armoede terechtkomen of dat kinderen opgroeien in armoede. Het is terecht dat daar meer aandacht voor wordt gevraagd. D66 beziet dit altijd via onderwijs, via het bieden van kansen, maar ook via voor- en vroegtijdse educatie, om potentiële achterstanden vroegtijdig weg te werken. Daarom sluit ik me aan bij de vraag van de heer Nijboer over de reactie van de minister hierop. 

Daarnaast heb ik in het debat aandacht gevraagd voor de erfbelasting, met name die voor alleenstaanden. Ik heb begrepen dat er nog sommen mijn kant op komen, maar toch dien ik een motie in om alvast een schot voor de boeg te geven. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat alleenstaanden en mensen zonder kinderen geen gebruik kunnen maken van verschillende hogere vrijstellingen en lagere tarieven in de successiewetgeving; 

overwegende dat zij hierdoor benadeeld worden ten opzichte van mensen met kinderen en/of een partner; 

verzoekt de regering om in het Belastingplan 2016 de erfbelasting budgettair neutraal aan te passen zodat alleenstaanden zonder kinderen minimaal één andere sociale relatie kunnen aanwijzen die in tariefgroep 1A valt van 18% tot €117.214 en 36% daarboven, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 22 (34000-IX). 

De vergadering wordt van 12.02 uur tot 12.05 uur geschorst. 

Staatssecretaris Wiebes:

Voorzitter. Ik zal gewoon alle moties langsgaan. 

De eerste motie, die op stuk nr. 17 van de heren Merkies en Klaver, bevat het verzoek om met voorstellen te komen om vermogen progressiever te belasten. In de stelselbrief heb ik zeer duidelijk aangegeven dat het kabinet de bedoeling heeft om bij de belasting van vermogens in box 3 beter aan te sluiten bij de werkelijke rendementen. Dat wordt nu uitgewerkt. Ik adviseer de indiener om daar niet op vooruit te lopen. Daarom wil ik de motie ook ontraden. De indieners kunnen de motie ook nu aanhouden en haar later, als er toch behoefte aan blijkt zijn, indienen. In deze vorm en op dit moment ontraad ik de motie. 

In de motie van de heer Merkies op stuk nr. 18 wordt de regering verzocht te onderzoeken hoe het in andere landen zit. In de brief die collega Asscher en ik met Prinsjesdag naar buiten hebben gestuurd, worden maar liefs tien vergelijkingen gemaakt met andere landen. Er wordt met allerlei maatstaven gekeken naar de vermogensverdeling. Een elfde onderzoek hieraan toevoegen, overstijgt op dit moment de capaciteit bij de gezamenlijke departementen. Er ligt een hoop huiswerk. Een elfde onderzoek voegt naar mijn opvatting weinig toe, maar ik kan de bestaande tien van harte aanbevelen. 

Dan kom ik op de motie van de heer Merkies en de heer Klaver op stuk nr. 19, over het vermogensregister. 

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, heeft de heer Merkies een interruptie over de vorige motie. 

De heer Merkies (SP):

De staatssecretaris heeft zelf aangegeven dat er een hoop tegenspraak is en dat het eigenlijk onduidelijk is. De omstandigheden zijn ook veranderd. De vermogensscheefheid is inmiddels alweer toegenomen. Ik kan me dus voorstellen dat het ministerie zelf zou willen bekijken wat er aan de hand is, in plaats van te zeggen dat er allerlei onderzoeken zijn, die elkaar overigens tegenspreken. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik wil eerst even afstand nemen van de opmerking dat de scheefheid is toegenomen. Op het terrein van de wetgeving voor de pensioenen en de eigen woning is er natuurlijk een heleboel veranderd. Ik wil niet voor mijn rekening nemen dat er ook iets is gebeurd met de scheefheid. Er zijn inderdaad vele manieren om het op te zetten en het te interpreteren. Een elfde manier voegt daar echter niet heel veel aan toe. Daarom blijf ik de motie ontraden. 

De voorzitter:

Mijnheer Merkies, geen discussie. 

De heer Merkies (SP):

Ik wil alleen even kort iets rechtzetten over de scheefheid. De heer Wiebes heeft blijkbaar de voorpagina van de Volkskrant niet gelezen, op de maandag vlak na ons debat over vermogensongelijkheid. Hieruit blijkt wel degelijk dat het vermogen van de top 1% flink is gestegen, met meer dan 2% in één jaar tijd. Dat is toch behoorlijk veel. 

Staatssecretaris Wiebes:

De motie op stuk nr. 19 gaat over het vermogensregister. Het centrale probleem dat geponeerd wordt, is het informatiegebrek. Zo er al een informatiegebrek is, is dat in ieder geval niet op te lossen door een register te openen. Gegevens die je niet hebt, kun je namelijk niet in een register stoppen. Dit is geen oplossing voor het probleem. Daarbij is het belangrijk om ons te realiseren dat het CBS lang niet stilzit. Sinds 2012 zijn bijvoorbeeld ook de kleinere bank- en spaartegoeden en effecten opgenomen. De hypothecaire en de gewone leningen zitten er ook steeds beter in, evenals de studieschulden. Er is nu ook een project gestart dat de indieners wellicht als muziek in de oren klinkt: met financiële ondersteuning van EZ komt er een dga-datasatelliet, om ook de aanmerkelijkbelanghouders beter in kaart te krijgen. Het CBS zet ieder jaar weer stappen. Het wordt ieder jaar beter. Als we daar nu een register voor starten en daar extra kosten voor gaan maken, zal de hoeveelheid gegevens daardoor niet uit zichzelf toenemen. Dit middel sluit dus volgens mij niet aan bij het geconstateerde probleem. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 20. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de vorige motie. In de motie vragen we om te onderzoeken of een register zou werken. Tijdens het AO hebben we al aangegeven dat alle experts op dit gebied in Nederland zeggen dat de gegevensverzameling op dit moment niet toereikend is om goede uitspraken te kunnen doen. Eigenlijk zouden we nog meer gegevens kunnen hebben. Deze experts zeggen dat zo'n register hieraan zou kunnen bijdragen. Ik weet helemaal niet of de Belastingdienst of het CBS hiertoe in staat is. Daarom vragen de heer Merkies en ik ook om te onderzoeken of dit een mogelijkheid is. Dat is echt wat anders dan zeggen: stel het nu in. Ik weet ook niet of het kan, maar ik vind het wel interessant om de mogelijkheid te onderzoeken of zo'n register een oplossing voor de problemen kan zijn. Daarom vind ik het wat raar dat de staatssecretaris de motie ontraadt. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ik ontraad de motie omdat de oplossing, zelfs zonder die verder te kwantificeren, bij voorbaat niet aansluit bij het geconstateerde probleem, want gegevens die je niet hebt, kun je niet in een register stoppen. Ik ben het met de aanwezigen hier eens dat het ons past om ieder jaar weer de gegevensbasis te verbeteren en ervoor te zorgen dat we ieder jaar meer weten. Dat is het CBS gelukkig aan het doen. Het al dan niet opzetten van een vermogensregister doet daar niets aan toe of af. 

De voorzitter:

Ik zie zowel de heer Klaver als de heer Merkies bij de interruptiemicrofoon staan. De motie is namens u beiden ingediend, dus u mag niet beiden interrumperen. Het is gebruikelijk om één vraag over de motie te stellen. Ik geef nu de gelegenheid voor nog een interruptie, maar niet aan u beiden. 

De heer Klaver (GroenLinks):

Dank u voor uw coulance, voorzitter. Het punt is dat de gegevens niet verzameld worden. Er zijn wel allerlei gegevens, maar daar wordt nu niet actief naar gezocht en die worden niet geregistreerd. Het opzetten van zo'n register kan ertoe leiden dat die gegevens actiever worden gezocht en dat je ze kunt opvragen. Dat is nu niet altijd mogelijk, ook niet voor het CBS. Misschien is daar wel een wettelijke basis voor nodig. Daarom denk ik dat in ieder geval het onderzoeken van de mogelijkheid van het opzetten van zo'n register en de mogelijkheden waarop we die gegevens wel zouden kunnen ontsluiten, eraan kan bijdragen om het debat een stap verder te brengen. Ik hoop dat de staatssecretaris op die manier naar de motie wil kijken. 

Staatssecretaris Wiebes:

Ons nationale gegevensregister is het CBS, dat het mandaat heeft om gegevens op te vragen. Het verbetert ieder jaar de gegevens, ook de gegevens die betrekking hebben op vermogen. Alleen al in de afgelopen jaren is daaraan een heleboel toegevoegd en verbeterd. Bovendien staat er nog het een en ander op stapel. Het instellen van een apart register ontraad ik, maar ik onderschrijf de stelling van de indieners dat we ernaar moeten blijven streven om de gegevens elk jaar te verbeteren, ook op het terrein van vermogen. Het is het ministerie van EZ dat dit financieel ondersteunt en dat de dga-datasatelliet gaat ontwikkelen. 

De moties op de stukken nrs. 20 en 21 zijn ingediend door de heer Van Helvert. Hij loopt daarmee vooruit op de discussie over het stelsel. Daar ligt nog geen voorstel voor, maar ik ben in gesprek met alle mogelijke partijen, ook met het CDA. Er zijn voldoende mogelijkheden, ook voor deze partij, om ideeën en wensen in te dienen. Dat maakt deze moties allebei prematuur. Dit soort moties kan pas worden overwogen, lijkt mij, op het moment dat er een voorstel ligt. Daarom ontraad ik ze in dit stadium. 

De heer Van Helvert (CDA):

De staatssecretaris geeft een procedureel antwoord. De intentie van de moties is om middeninkomens en gezinnen te helpen zodat ze erop vooruitgaan. Onderschrijft de staatssecretaris wel de intentie van de moties? 

Staatssecretaris Wiebes:

Het kabinet heeft in de stelselbrief laten weten dat het hoog inzet op het verminderen van de lasten op arbeid om op die manier mensen aan het werk te helpen en de economie te laten groeien. Ik laat het aan de heer Van Helvert over om te bezien in hoeverre dat in lijn is met deze moties, maar de lasten op arbeid moeten omlaag om meer mensen aan het werk te helpen. 

Ik kom op de motie-Koolmees op stuk nr. 22. De heer Koolmees heeft gelijk: er zijn hem sommen toegezegd. Dat heb ik zelf gedaan. Tegelijkertijd lijkt de heer Koolmees mij er de man niet naar om, vooruitlopend op die sommen, standpunten in te nemen. Daar ben ik trouwens ook niet van. Daarom ontraad ik de motie op dit moment. Zodra de sommen er zijn, hoor ik graag van de heer Koolmees welke standpunten hij op basis daarvan wil innemen. 

De heer Koolmees (D66):

We nemen hier wel vaker vroegtijdig standpunten in. Dat zal geen verbazing wekken. Die sommen zijn mij inderdaad beloofd. Ik hoop ze snel te mogen ontvangen. Tot die tijd wil ik mijn motie aanhouden. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Koolmees stel ik voor, zijn motie (34000-IX, nr. 22) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister. 

Minister Asscher:

Voorzitter. De heer Nijboer vroeg terecht wat we in brede zin kunnen doen om ongelijkheid te voorkomen en bestrijden. Hij verwees daarbij naar recente rapporten hierover, zoals het jaarrapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau — dat is buitengewoon interessant — waarin naast vermogens en inkomens ook allerlei andere ongelijkheden worden gesignaleerd. De heer Koolmees vroeg ook om een reactie daarop. Ik zeg toe dat het kabinet voor de zomer met een uitgebreide reactie op dat rapport komt om het bredere onderwerp van ongelijkheid ook op die manier te bespreken. Het gaat dan over het onderwerp dat we nu bespreken, maar het gaat ook over gezondheid, de arbeidsmarkt, opleiding en wat dies meer zij. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Er zal volgende week dinsdag worden gestemd over de ingediende moties. 

De vergadering wordt van 12.15 uur tot 13.01 uur geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven