7 Initiatiefwetsvoorstel acquisitiefraude

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het Voorstel van wet van de leden Gesthuizen en Van Oosten tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tegengaan van acquisitiefraude door het doen van misleidende mededelingen jegens diegenen die handelen in de uitoefening van hun beroep, bedrijf of organisatie en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van acquisitiefraude ( 33712 ).

De voorzitter:

Ik heet van harte welkom beide initiatiefnemers van dit wetsvoorstel. Ik heet van harte welkom de minister van Veiligheid en Justitie, tevens adviseur van de indieners op dit punt. Ook heet ik van harte welkom de ondersteuning van de initiatiefnemers, die vanavond hier in vak-K zit. Dat zijn mevrouw Wiskerke, de heer Gesthuizen en de heer Boon. 

Als eerste geef ik graag het woord aan de heer Van Wijngaarden namens de VVD-fractie. Het is zijn maidenspeech. Dat betekent in dit huis dat hij niet geïnterrumpeerd mag worden gedurende zijn eerste termijn. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dank u, voorzitter. "Naar mijn mening is het diepste wezen der democratie zelfs veeleer in haar verdraagzaamheid, in haar eerbied voor de persoonlijkheid van ieder mens te vinden, dan in het meerderheidsbeginsel. Een democratie zonder eerbied voor de persoonlijkheid van ieder mens pleegt verraad aan eigen wezen". Voorgaand citaat komt uit de rede die oud-SDAP-Kamerlid George van den Bergh in 1936 hield. Hij hield die rede bij de aanvaarding van zijn ambt als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Hij greep dat moment met beide handen aan. Hij deed dit om te waarschuwen voor niet-democratische partijen, wat in die tijd niet zonder risico was en dus van moed getuigde. Het hoogleraarsambt vervulde George van den Bergh helaas slechts kort. Vanwege zijn Joodse achtergrond werd hij namelijk enkele jaren later als ambtenaar ontslagen. Het verlies aan eerbied voor de persoonlijkheid van ieder mens, waarvoor hij had gewaarschuwd, ondervond hij zo aan den lijve. Ondanks een verblijf in concentratiekamp Buchenwald overleefde hij de oorlog. Daarna pakte hij zijn werk als hoogleraar weer op. 

De inaugurele rede van Van den Bergh haal ik aan omdat ik hem op dit voor mij bijzondere moment mijn respect wil betuigen. Ik haal hem ook aan omdat ik u een klein geheim wil verklappen. Ik heb namelijk al een keer eerder op deze bijzondere plek mogen staan. Voorzitter, op uw stoel zat op dat moment de huidige minister van Financiën. Ik stond hier toen als student van de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam. Met een fictieve fractie deden wij mee aan een echt debat, dat werd gejureerd door onder meer oud-Kamervoorzitter Frans Weisglas. Het debat van toen draaide om de wenselijkheid van het verbieden of ontbinden van politieke groeperingen wegens ongelijke behandeling op grond van ras of geslacht. Bij de voorbereiding van dat debat kwam de inaugurele rede van George van den Bergh goed van pas. 

Nu ik hier officieel voor het eerst sta, ben ik een woord van dank verschuldigd. Je bent weliswaar alleen verantwoordelijk, maar niemand kan het alleen. Ieder mens, ieder Kamerlid heeft mensen om zich heen nodig. Die mensen zijn er gelukkig altijd geweest. Als de VVD niet in mij had geloofd en geïnvesteerd, was ik nooit fractievoorzitter in stadsdeel Amsterdam-Zuid geworden, laat staan lid van de Tweede Kamer. Als mijn ouders — zij kijken live mee — mij niet de kans hadden gegeven die ik heb gekregen, had ik hier niet gestaan. En als mijn vriend — hij zit hier in de zaal — mij niet had gesteund om de politiek te omarmen of juist even te vergeten, had ik hier pas echt alleen gestaan. 

Niet alleen buiten de Kamer, maar ook binnen de Kamer weet ik mij gesteund. Van de gebrekkige ondersteuning van politici, waar je vaak over leest, merk ik weinig. Integendeel, de ondersteuning door onze fractiemedewerkers is in één woord klasse. Echter, zonder de inzet van de bodes, de beveiligers, de restaurantmedewerkers en alle andere ambtenaren zou ik mij nooit zo welkom en veilig hebben gevoeld als ik mij hier vanaf dag één voelde. Via u, voorzitter, wil ik richting hen dan ook de grootst mogelijke waardering uitspreken. 

Niet alleen als politicus, ook als mens heb ik mij altijd thuis gevoeld bij de VVD. Ik sta graag kort stil bij de vraag waarom. Ik noem in dit verband de in 1991 overleden Molly Geertsema. De VVD'er Molly Geertsema zei: ik vind het erg als mensen anders behandeld worden op grond van iets waar zij niets aan kunnen doen. Dat beleed hij niet alleen met woorden, maar ook met daden. Het was VVD'er Molly Geertsema die er in grote mate aan heeft bijgedragen dat artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht in 1971 kwam te vervallen. Door dat artikel was homoseksueel contact strafbaar als een van de twee partners jonger was dan 21 jaar. Doel van dit strafrechtartikel was het tegengaan van de verspreiding van homoseksuele verleiding. Mede dankzij Molly Geertsema is toen erkend dat artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht onverenigbaar was met de aan het strafrecht te stellen eisen van striktheid, bepaaldheid en, niet in de laatste plaats, willekeur. Daarmee was het zogeheten homoseksuele ontuchtartikel in strijd met de elementaire beginselen van het strafrecht zelf. Molly Geertsema zag dat. De vrijheid waar Molly Geertsema toen voor opkwam, een vrijheid die mij ook persoonlijk raakt, is de vrijheid om jezelf te zijn. De vrijheid waar Molly Geertsema voor opkwam, illustreert precies de eerbied voor de persoonlijkheid van ieder mens waar George van den Bergh ruim 30 jaar eerder voor had gepleit. 

Dat vrijheid bij de VVD in goede handen is, bewees voor mij ook Frits Bolkestein. Ik bewonderde hem, omdat hij al in 1991 niet alleen stelde dat minderheden recht hebben op hun eigen eten, hun eigen godsdienst en hun eigen klederdracht, maar ook stelde dat zij zich zo nodig moeten aanpassen aan Nederlandse fundamentele waarden zoals de gelijkwaardigheid van man en vrouw, homo en hetero en gelovige en niet-gelovige. Bolkestein had lef, typische VVD-lef. Hij had net als Molly Geertsema de lef om problemen te benoemen in plaats van eromheen te draaien, laat staan ervan weg te lopen. Hij had de lef die past bij een partij die niet alleen iets wil vinden maar ook iets wil bereiken. 

Als Kamerlid hoop ik een klein beetje in de schaduw van Van den Bergh, Geertsema en Bolkestein te mogen staan. 

Ik heb de eer om hier vanavond het initiatiefwetsvoorstel acquisitiefraude te mogen bespreken. De schade als gevolg van acquisitiefraude wordt op 400 miljoen euro geschat. Gedupeerden die naar de rechter stappen, hebben te veel moeite om hun recht geldend te maken. Zij slagen hier slechts sporadisch in. Dat komt omdat het voor gedupeerde ondernemers nu te lastig is om acquisitiefraude te bewijzen. Het aantal succesvolle procedures is op één hand te tellen. De fraudeur is de lachende derde. Dat die situatie niet kon voortduren, zag onze oud-collega Ad Koppejan. En dat zagen deze twee initiatiefnemers. Dit initiatiefwetsvoorstel kan daarom rekenen op de waardering van onze fractie. Als het voorliggende wetsvoorstel in werking treedt, kunnen fraudeurs makkelijker en vaker worden opgespoord en vervolgd, en dus gestopt. 

Wat is acquisitiefraude nu precies? Wellicht is het handig om dat met een voorbeeld te verduidelijken. Stel, je bent een aannemer. Op een dag krijg je een mail om je adresgegevens te controleren voor een bepaalde databank. Je hebt het druk en je bevestigt je adresgegevens in de database; een database die later niet eens blijkt te bestaan. Twee weken later ontvang je een rekening van €3.900. Dat deze vorm van fraude, acquisitiefraude om precies te zijn, aanvoelt als onrechtvaardig, moge duidelijk zijn. Toch zit je onder de huidige wetgeving te vaak gewoon vast aan een overeenkomst die je niet hebt gewild, terwijl de overeenkomst opzettelijk is gebaseerd op misleidende informatie. In 2012 waren er 27.000 meldingen van deze vorm van fraude. Het werkelijke aantal keren dat die voorkomt, zal nog hoger liggen. Als je je als gedupeerde ondernemer dan meldt bij de politie, kan die hier in de huidige situatie niets aan doen, want er is geen sprake van een strafbaar feit. Ook bij de civiele rechter kun je in veruit de meeste gevallen niets doen om je recht te krijgen. De fraudeur gaat vrijuit en de ondernemer zit met de gevolgen. Maar de schade gaat verder dan het financiële. De ondernemer heeft het gevoel dat hij is bedonderd en, nog belangrijker, dat hij geen kant op kan. Dat raakt hem niet alleen in zijn portemonnee, maar ook in zijn rechtsgevoel. 

Nu kun je stellen dat de ondernemer in het simpele voorbeeld dat ik zojuist schetste, goed moet opletten om fraudepogingen tijdig te doorzien. Het voorliggende wetsvoorstel riep bij onze fractie dan ook de vraag op in hoeverre dit voorstel de eigen verantwoordelijkheid verkleint om als ondernemer op te letten waarmee je akkoord gaat en met wie je in zee gaat. Hoe bezien de indieners deze eigen verantwoordelijkheid? Delen zij de opvatting dat het in de kern de ondernemer zelf is en blijft die waakzaam moet zijn voor pogingen tot acquisitiefraude, net als voor andere vormen van fraude? Is dit wetsvoorstel zo bezien niet eerder een aanvulling op dan een vervanging van de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer? In de ogen van de VVD-fractie stelt dit wetsvoorstel de ondernemer juist in staat om zijn eigen verantwoordelijkheid beter in te vullen dan hij tot nu toe kon. In tegenstelling tot nu, kan hij straks vaker zijn recht halen. Dat is winst voor de tienduizenden grote bedrijven en midden- en kleinbedrijven die jaarlijks worden geconfronteerd met acquisitiefraude. Het is mooi dat de SP en de VVD hier samen werken aan winst voor het midden- en kleinbedrijf. 

Dit wetsvoorstel berust op het principe dat het misleidend is om de wederpartij bij het sluiten van een contract essentiële informatie te onthouden. Dat soort informatie moet klip-en-klaar in de overeenkomst staan. Wie een ander die informatie onthoudt, is bezig met misleiding. Een overeenkomst die is gebaseerd op misleiding hoeft wat mijn fractie betreft niet in stand te blijven. 

Maar met het vastleggen van principes zijn we er in de ogen van mijn fractie nog niet. Om acquisitiefraudeurs aan te pakken, is het noodzakelijk dat de aangiftebereidheid van gedupeerden omhooggaat. De voorgestelde wetswijzigingen kunnen dan tot resultaten leiden en effect sorteren. Hoe denken de initiatiefnemers over het stimuleren van de aangiftebereidheid onder ondernemers? Welke lessen kan Nederland trekken uit ervaringen in de landen waarin acquisitiefraude al aan de wet is toegevoegd als aparte vorm van fraude? Mijn fractie denkt daarbij bijvoorbeeld aan Oostenrijk. Delen de initiatiefnemers de opvatting dat de effectiviteit van de voorgestelde artikelen sterk afhangt van de wijze waarop ondernemers, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht ze gaan toepassen? De vraag is dan ook wat de initiatiefnemers verwachten of hopen van de rechterlijke rechtsvorming rondom acquisitiefraude. 

Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording van haar vragen door de initiatiefnemers. Ik zeg hen nogmaals dank voor de door hen gedane moeite om zo ver te komen als zij vandaag zijn. Ik rond graag af door iedereen te bedanken die zich de moeite heeft getroost om hier aanwezig te zijn of op andere wijze mee te luisteren. Ik voel mij vereerd dat ik hier mocht staan. 

(Geroffel op de bankjes) 

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Wijngaarden. Ik wil u van harte feliciteren met deze maidenspeech. Uit niets was af te leiden dat het de eerste keer was dat u hier stond, maar u gaf zelf al aan dat u hier al een keer eerder stond. Het was van een ongekende rust en u hield een heel mooi, persoonlijk verhaal. Dank daarvoor. Ik schors nu de vergadering, zodat de overige leden u ook kunnen feliciteren. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Allereerst wil ik mijn welgemeende en hartelijke complimenten uitspreken voor de mooie maidenspeech van de heer Van Wijngaarden. Hij heeft heel mooi gesproken. Hij noemde onder anderen de fractiemedewerkers en het Kamerpersoneel. Ik vind het mooi dat hij oog voor hen heeft in zijn maidenspeech. Daarnaast zaten er enkele diepere lagen in zijn speech over beginselen, idealen en lef. De speech werd ook heel concreet, want dit debat gaat over een mooi, concreet onderwerp, namelijk acquisitiefraude. Dat is een mooi onderwerp om een maidenspeech over te houden. Ik spreek dan ook de hoop en de wens uit dat de heer Van Wijngaarden nog vaak standpunten zal verkondigen waar ik mij zo van harte bij kan aansluiten. Nogmaals, ik geef de heer Van Wijngaarden een groot compliment voor zijn maidenspeech. 

Ik deel nog een ander compliment uit en dan houd ik ermee op. Dit compliment geldt natuurlijk de indieners van deze initiatiefwet, Foort van Oosten en Sharon Gesthuizen, en ook de ondersteuning, Sander Gesthuizen, Christel Wiskerke en Jasper Boon. Ik weet hoe hard hieraan gewerkt is en daarom deel ik een groot compliment uit. Ik ben namelijk een beetje trots, niet alleen op deze collega's, maar ook op het feit dat ik zelf als beleidsmedewerker een steentje bij heb mogen dragen aan deze initiatiefwet. 

De SP vindt het dringend noodzakelijk om fraude grondig te bestrijden. Het is een gemene vorm van criminaliteit. Deze vorm van fraude tast niet alleen het vertrouwen aan in het handelsverkeer, maar ook tussen mensen en bedrijven in de samenleving. Als je belazerd bent, verlies je dat vertrouwen. Bovendien verliezen mensen het vertrouwen in de overheid als ze het idee hebben dat fraude niet effectief wordt aangepakt. 

Acquisitiefraude is een van de vele vormen van fraude. Er wordt al heel lang over gesproken. Sinds 2001 vinden wij de problematiek van de spookfacturen met de term "acquisitiefraude" terug in de parlementaire stukken. Sinds 2007 wordt het een belangrijker onderwerp en keert het vaker terug in Kamervragen en debatten. Met name het CDA, de PvdA, de VVD en de SP maken zich druk over deze irritante vorm van criminaliteit, want dat is het. Het CDA wil ik hier nadrukkelijk noemen, net zoals de heer Van Wijngaarden. Het CDA heeft immers herhaaldelijk en uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor dit belangrijke onderwerp. Met name de initiatiefnota-Koppejan mag hier niet onvermeld blijven, want daarin staan waardevolle suggesties. 

In mei 2012 schreef de SP een eigen notitie. Leest u de kleine lettertjes maar. Ook deze notitie bevatte voorstellen om acquisitiefraude beter aan te pakken. Het resultaat daarvan was echter niet direct hetgeen wij gehoopt hadden. Er volgde namelijk niet meteen een betere aanpak van fraudeurs. Mij is vooral bijgebleven dat wij zelf, Sharon Gesthuizen en ik, gedagvaard werden naar aanleiding van deze notitie. Wij moesten ons verantwoorden bij de kortgedingrechter naar aanleiding van de vraag op basis waarvan wij feiten van algemene bekendheid noemden in deze notitie. Voor de duidelijkheid: het ging hier om de welbekende Telefoongids. Die maakte gebruik van een andere extensie, namelijk van ".com" in plaats van ".nl" en zorgde daardoor voor onduidelijkheid. Ik vond en vind het de omgekeerde wereld dat wij ons moesten verantwoorden voor de rechter en niet het bedrijf dat gebruikmaakte van oneerlijke handelspraktijken die wij als voorbeeld noemden in deze notitie. Wat een brutaliteit! 

Die zaak heeft Sharon Gesthuizen en mij alleen maar gesterkt in de opvatting dat de aanpak van acquisitiefraude een duidelijke wettelijke basis verdient. Het kan maar beter duidelijk zijn dat het verboden is. Na deze notitie zijn wij daarmee aan de slag gegaan en is er een prachtige samenwerking ontstaan tussen de VVD en de SP. Een strafbaar feit, uitdrukkelijk verboden, is het nu namelijk niet. Daarom kon die onduidelijkheid toen ontstaan bij de kortgedingrechter. 

Dit blijkt ook uit een andere rechtszaak die voor dit onderwerp heel belangrijk is, namelijk het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland van 20 februari 2013. Trouwens, dat was wederom een zaak tegen Telefoongids.com. De feiten zijn dat een directeur van een stichting telefonisch werd benaderd door Telefoongids.com over advertentiemogelijkheden op de website. Op diezelfde dag stuurde Telefoongids.com per fax een offerte, waarin — in grote letters — verzocht werd de bedrijfsgegevens te controleren. In heel kleine lettertjes stond vermeld dat op de website van Telefoongids.com een advertentie van de stichting vermeld zou worden voor de duur van 36 maanden tegen een prijs van €150 per maand; een klassiek geval van acquisitiefraude dus. De rechtbank stelde in deze zaak vast dat acquisitiefraude voor de maatschappij een groot probleem is dat ernstige schade toebrengt en dat consumenten beschermd worden door de Wet oneerlijke handelspraktijken, maar dat die bescherming niet geldt voor bedrijven. Ik citeer één regel uit het vonnis: "Maar de principiële beslissing dat ook andere groepen dan consumenten extra bescherming dienen te krijgen, gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten". Verder stelt de rechtbank ook in algemene zin vast dat het wenselijk is dat verdergaande maatregelen getroffen worden om acquisitiefraude te beëindigen. Wij staan hier vandaag omdat acquisitiefraude een ernstig probleem is en veel schade oplevert, en omdat het aan de wetgever is om ondernemers te beschermen tegen malafide praktijken. Daarom is de SP verheugd met dit wetsvoorstel. 

Het bekendste voorbeeld van acquisitiefraude is de spooknota: een aanbieding die op een factuur lijkt. De opmaak doet vermoeden dat het een factuur is, maar uit de kleine lettertjes blijkt dat het een offerte, een aanbod is. Er is juridisch geen betaalverplichting, maar daar lijkt het wel op. Als je betaalt, zit je aan een dure overeenkomst vast. Er zijn talloze voorbeelden van. Veel ondernemers hebben hier wel eens last van gehad. Niet alleen ondernemers trouwens, maar ook ziekenhuizen, scholen en ministeries zijn het slachtoffer geworden. Ik heb een voorbeeld meegenomen. De brief die ik hier heb is van het Centrale Bedrijven Register. Dit bedrijf stuurt een factuur, zoals zo veel bedrijven. Tenminste, daar lijkt het op. Je wordt als ondernemer gevraagd om €279 te betalen. In heel kleine lettertjes staat er: "indien u met deze aanbieding akkoord bent, gelieve het bedrag binnen 14 dagen over te schrijven". De crux zit 'm in het woord "aanbieding". Er is geen betaalverplichting, maar je denkt van wel. Ondernemers die erin trappen en betalen, zitten eraan vast. Ze voelen zich dom en gepakt. Gepakt zijn ze wel, maar dom zeker niet. Het kan iedereen gebeuren. De fraudeurs hebben een geraffineerde werkwijze die ook nog eens vaak verandert. Ze bellen op een druk moment, op vrijdagmiddag, en zijn er meester in om vertrouwen te wekken en de zaken mooier voor te spiegelen dan ze in werkelijkheid zijn. Dat veel mensen erin trappen, blijkt uit de geschatte schade. Schattingen lopen uiteen van 400 tot 600 miljoen euro per jaar. Hier moet echt een eind aan komen. Deze wet zal daar hopelijk een bijdrage aan leveren. 

Hoe moeten we acquisitiefraude aanpakken? Wat de SP betreft moet de nadruk blijven liggen op het voorkomen dat mensen erin trappen. Dat doen we door bekendheid aan het probleem te geven en mensen voor te lichten. De Kamers van Koophandel kunnen hierin een rol spelen, maar zeker ook de Fraudehelpdesk, voorheen het Steunpunt Acquisitiefraude. Deze helpdesk noem ik hier nadrukkelijk. Voorlichting is heel goed en hard nodig, maar daartoe kunnen we het niet beperken. De voorlichting kan nooit zo uitmuntend zijn dat iedereen bereikt wordt en dat iedereen zo bewust wordt gemaakt dat niemand er meer in trapt. Omdat blijkt dat de huidige civiele en strafrechtelijke bepalingen tekortschieten, is een nieuwe wet noodzakelijk. De indieners hebben deze wet gemaakt. Ik vind vooral de combinatie waarvoor is gekozen erg goed aan de wet. De wet bevat een civielrechtelijke bepaling waardoor ondernemers zelf in positie worden gebracht om onder de overeenkomst uit te komen, als deze op misleidende wijze tot stand is gekomen. De wet bevat ook een strafrechtelijke bepaling. Die is nodig om de echt grote jongens die hier achter zitten, aan te pakken. 

Met het nieuwe tweede en derde lid van artikel 194 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek krijgen ondernemers de bescherming die zij nodig hebben. Consumenten hebben die al op grond van de Wet oneerlijke handelspraktijken. Er is echter geen goede rechtvaardiging te bedenken om ondernemers niet dezelfde bescherming te bieden. Die krijgen ze dus met deze wet. Voortaan kunnen ondernemers die op grond van misleidende mededelingen een overeenkomst zijn aangegaan, gemakkelijk onder die overeenkomst uit. Er is dan onrechtmatig gehandeld. Dat geldt ook als er sprake is van kleine lettertjes. Artikel 194 van boek 6 dekt dit in zo veel mogelijk varianten af. Ondernemers worden dus in positie gebracht om niet te hoeven betalen, zodra ze erachter komen dat ze belazerd zijn. Bovendien geldt omgekeerde bewijslast: de misleidende partij moet aantonen dat haar informatie wél duidelijk en compleet was. Dat zal niet moeilijk zijn als er een normale, eerlijke gang van zaken was. Is dat niet het geval, dan zal de fraudeur het bewijs niet kunnen leveren en wordt niemand misleid. Dat is precies de bedoeling. 

Misschien kunnen de indieners nog wel nader uiteenzetten wat hun verwachtingen zijn van de nieuwe civielrechtelijke bepaling. Hoe zal deze in de praktijk gaan werken? Wordt het eenvoudig genoeg om je hier als ondernemer op te beroepen? Wat gebeurt er in het geval dat je als ondernemer al betaald hebt? Hoe zit het dan juridisch? 

Het sluitstuk van de aanpak van acquisitiefraude is de nieuwe strafbepaling. Er komt een nieuw artikel 326d in het Wetboek van Strafrecht. Ik denk dat het introduceren van zo'n nieuwe strafbepaling goed is, want als je je alleen zou beperken tot een civiele bepaling, dan is er geen enkel afschrikwekkend effect. Daarmee bedoel ik dat de fraudeur het dan zo vaak kan proberen als hij wil. Als hij duizenden spooknota's verstuurt en een klein deel van de ontvangers betaalt omdat zij niks in de gaten hebben, dan kan niemand die fraudeur wat maken. En dat kan natuurlijk niet. Juist in het geval van grootschalige benadeling moet er worden opgetreden, zodat crimineel verdiend geld kan worden afgepakt. Dat is rechtvaardig. 

Ik zeg erbij dat wij niet al te hooggespannen verwachtingen van het strafrecht moeten hebben. Dat geldt in algemene zin, maar zeker nu er sprake is van bezuinigingen op de politie en het Openbaar Ministerie. En ook de rechtspraak staat onder druk. De SP is daartegen, maar het is nu eenmaal het geval. Wij kunnen dus niet van de politie verwachten dat zij bij iedere spookfactuur een grootschalig opsporingsonderzoek start, maar dat hoeft ook niet. Als er echter sprake is van grootschalige fraude door grote criminele bendes, dan komt er denk ik een moment dat strafrechtelijk ingrijpen wél noodzakelijk is. Er moet een mogelijkheid zijn om de grote jongens aan te pakken met een stevige strafbedreiging. Mogelijk heeft dit een afschrikwekkend effect. Er moet de fraudeur een forse boete en mogelijk gevangenisstraf boven het hoofd hangen als er bewezen sprake is van "enige bedrieglijke handeling tot misleiding met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, teneinde een ander die handelt in de uitoefening van een beroep, bedrijf of organisatie te bewegen tot het doen van een betaling". Tot zover de nieuwe delictsomschrijving van de indieners. Als daaraan voldaan is, kan de fraudeur worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vijfde categorie. 

Ik heb een vraag aan de indieners, maar ook aan de minister. Zijn er mogelijkheden om door te pakken op het bankrekeningnummer? Kan met de banken worden samengewerkt om criminelen die zich schuldig maken aan acquisitiefraude aan te pakken? Hoe loopt dat? 

De heer Oskam (CDA):

Het CDA vindt het een goed initiatief van mevrouw Gesthuizen en de heer Van Oosten, maar ik vraag de heer Van Nispen hoe hij het strafrechtelijk instrumentarium beoordeelt. De maximumgevangenisstraf bedraagt twee jaar en er is geen voorlopige hechtenis mogelijk. Mensen lopen dus zo de deur uit. Hoe ziet de SP dat? 

De heer Van Nispen (SP):

Het is goed om te horen dat de heer Oskam enthousiast is over het initiatief-Gesthuizen/Van Oosten. Ik had ook niet anders verwacht en gehoopt. De strafbedreiging van twee jaar gevangenisstraf en een geldboete van de vijfde categorie past in het systeem van vergelijkbare strafbare feiten in diezelfde afdeling: bedrog, oplichting enz. De hoofdregel voor voorlopige hechtenis kent de heer Oskam als geen ander. Pas bij een maximumstraf van vier jaar is voorlopige hechtenis mogelijk. De heer Oskam heeft op stuk nr. 10 een amendement ingediend, dat ik heel goed zal bekijken. Met dit amendement wordt ook voor dit strafbare feit voorlopige hechtenis mogelijk. Daarmee wordt het een uitzondering, die apart genoemd wordt. Ik wil goed nadenken over de voor- en nadelen, maar heb er nog geen besluit over genomen. 

De heer Oskam (CDA):

Wij zijn heel lovend bezig over dit heel mooie initiatief, maar de praktijk is natuurlijk heel weerbarstig. Mensen die dit soort feiten plegen, die hopelijk straks strafbaar worden gesteld, veranderen van naam en vestigingsplaats en zijn dan voor de politie moeilijk te traceren. Ze worden uitgenodigd op het bureau, komen niet en dan staan wij met losse handen. Dan wordt het een beetje een lege sigaar. Ik vind dat er meer tools nodig zijn en ik hoop dat de heer Van Nispen daar nog even over wil nadenken. 

De heer Van Nispen (SP):

Daar wil ik zeker over nadenken, maar eerst wil ik er iets over zeggen. De heer Oskam spreekt nu van een sigaar uit eigen doos, maar dat is het absoluut niet. Een strafbedreiging van twee jaar is niet mals. Op andere fraudedelicten staan ook straffen. Twee jaar past volgens mij heel goed in het systeem. Ik zou graag zien dat die maximumstraf, twee jaar gevangenisstraf en daarnaast een geldboete die kan oplopen tot €810.000, wordt opgelegd. Wij kunnen hier natuurlijk een wedstrijd doen over wie de hoogste straf oplegt. Dit wetsvoorstel stelt acquisitiefraude expliciet strafbaar. Dat was het vooralsnog niet. Ik denk dat het heel goed is dat wij nu een duidelijke strafbepaling hebben, want die werd in de praktijk echt gemist. Volgens mij zijn wij het daarover eens. 

De heer Oskam (CDA):

Mijn vraag was niet zozeer gericht op de hoogte van de straf als wel op het instrumentarium dat de politie kan inzetten. Zoals de heer Van Nispen schetste, is het de praktijk dat de politie de mogelijke verdachte uitnodigt en dat die vervolgens niet komt. Er is dan geen zaak. Natuurlijk kan die zaak worden ingestuurd naar het Openbaar Ministerie en kan die zaak alsnog voor de rechter worden gebracht, maar het OM zal dan altijd zeggen: wij willen toch dat de verdachte wordt gehoord. De zaak blijft dan liggen, liggen, liggen en daar is het slachtoffer ook de dupe van. Als je voorlopige hechtenis zou toepassen, dan kan iemand buiten heterdaad worden aangehouden en in verzekering worden gesteld. Je hebt dan veel meer middelen om dit soort fraudeurs flink aan te pakken. 

De heer Van Nispen (SP):

Nogmaals: ik wil best nadenken over de voordelen die de heer Oskam zijn amendement toedicht. Ik volg de redenering echter niet helemaal, want het zou betekenen dat we bijna alle strafbare feiten waarbij er geen voorlopige hechtenis mogelijk is — en dat zijn er een heleboel in het Wetboek van Strafrecht — niet zouden kunnen aanpakken. Die bewering van de heer Oskam is mij toch iets te makkelijk, maar ik sta open voor zijn idee en daarom ben ik ook zeker benieuwd naar de reactie van de indieners op het amendement. Misschien wil de minister er als adviseur van de indieners ook iets over zeggen. Ik zal er vervolgens uiteraard verder over nadenken. 

Voorzitter. Tot slot som ik op wie er allemaal blij zijn met deze wet. Deze wet is met gejuich ontvangen door de Fraudehelpdesk, het Steunpunt Acquisitiefraude en het bedrijfsleven, want ook VNO-NCW en MKB-Nederland hebben per brief een duidelijke steunbetuiging aangeleverd. Zij zijn verheugd over de initiatiefwet. De Kamer van Koophandel en de Nederlandse Vereniging van Banken zijn ook positief. Verder zijn er positieve juridische adviezen van het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Die zijn allemaal heel blij met deze wet, maar ik wil toch ook nog een keer zeggen dat de SP heel blij is met deze wet. Ik zal mijn fractie dan ook adviseren om voor het wetsvoorstel te stemmen. 

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Vandaag spreken we over de aanpak van acquisitiefraude, de initiatiefwet van de leden Gesthuizen en Van Oosten. Ik begin met het maken van complimenten aan deze twee leden en hun medewerkers voor het vele werk dat ze gedaan hebben. Ik heb zelf ook het genoegen mogen smaken om een keer daar te mogen zitten; het is natuurlijk ontzettend leuk om dat mee te kunnen maken. 

Verder feliciteer ik uiteraard de heer Van Wijngaarden met zijn mooie maidenspeech. Het is mooi om te kunnen beginnen met een wetsvoorstel waar eigenlijk iedereen enthousiast over is. 

Vandaag spreken we over de kern van acquisitiefraude, namelijk het benaderen door advertentiebureaus van ondernemers voor het plaatsen van vermeldingen op websites en advertenties in bladen en magazines. Dat is zo'n beetje de kern van de zaak. Ondernemers ontvangen dan later veelal een spooknota. De fraudeurs gaan zo te werk dat een ondernemer doorgaans ongemerkt en tegen zijn wil akkoord gaat met een nieuw af te sluiten contract. 

Acquisitiefraude is een maatschappelijk probleem dat al jaren voortsleept en waar met name ondernemers de dupe van zijn. MKB-Nederland en het Steunpunt Acquisitiefraude hebben de totale schade van acquisitiefraude aan de economie eerder becijferd op 400 miljoen euro per jaar. Een bijkomend probleem is dat acquisitiefraude het vertrouwen van ondernemers en burgers in het economisch verkeer ondermijnt. Acquisitiefraude is momenteel niet strafbaar gesteld als zelfstandig delict. Het is al meermalen gezegd. 

Acquisitiefraude geeft de politie en het Openbaar Ministerie geen speelruimte en vaak zeggen ze daarom tegen ondernemers die aangifte willen doen, dat het een civielrechtelijke zaak betreft en dat het strafrecht er niets mee kan. Het is moeilijk bewijsbaar. Dat geldt zowel voor het geval het een strafrechtelijke zaak is als voor het geval dat het een civielrechtelijke zaak is. 

Ik heb net een aantal leden, Van Nispen en Van Wijngaarden, horen zeggen dat Koppejan ook een beetje de vader van dit idee is. Samen met mevrouw Gesthuizen, de moeder van dit idee, staat hij inderdaad aan de wieg van dit initiatiefvoorstel. Ik neem die credits graag voor hem in ontvangst. Wij zijn altijd een voorstander van deze wet geweest. We staan er ook echt achter. In de schriftelijke inbreng hebben we wel kritische vragen gesteld over de inperking van de contractuele vrijheid van partijen, het opzeggen van contracten binnen zeven dagen, de bewijsproblematiek, de effecten van de strafrechtelijke aanpak in Oostenrijk en België, maar die vragen zijn eigenlijk naar tevredenheid beantwoord. Ik bedank de initiatiefnemers daarvoor. 

Er zijn nog een paar punten waar het wetsvoorstel misschien nog net even iets sterker van kan worden. Ik noem allereerst de mogelijkheid, die het CDA al eerder opperde, van een zogeheten zwarte lijst. Of die door de overheid moet worden aangelegd of door het bedrijfsleven zelf, laat ik nog even in het midden. Naming-and-shaming doet pijn, en het kan een hoop ellende voorkomen. Consumenten moeten beschermd worden tegen acquisitiefraudeurs. Een zwarte lijst of een registratielijst geeft via internet inzicht in de meest notoire fraudeurs. Mensen hoeven er niet op te komen als het één keer gebeurt, maar wel als het vaker gebeurt. Er kan een preventieve werking van uitgaan. Ondernemers kunnen facturen waarover twijfels bestaan, snel toetsen aan die op internet gepubliceerde lijst van malafide bureaus. 

De initiatiefnemers zijn hierop al ingegaan. Zij gaven aan dat het in de huidige praktijk lastig is om over te gaan tot zo'n zwarte lijst of registratielijst, omdat de fraudeur die met een dergelijke maatregel te maken krijgt, zich daartegen vaak juridisch zal verzetten. Dat levert natuurlijk weer vertraging op. Echter, als deze wet wordt aangenomen, is er na acquisitiefraude niet meer alleen sprake van onrechtmatige daad op civielrechtelijk terrein, maar ook van een overtreding van een strafrechtelijke norm. Mijn vraag aan de initiatiefnemers is hoe zij erover denken dat in het geval dat mensen één, twee of drie keer met onderbouwde klachten of veroordelingen te maken krijgen dan wel met vonnissen op civielrechtelijk gebied, de namen van de desbetreffende bureaus wel openbaar gemaakt worden via internet. Het is maar een idee, dat nog nader moet worden uitgewerkt. Zoals ik al zei, weet ik niet of de overheid dat moet doen. Misschien kan het mkb het zelf oppakken, al dan niet in combinatie met de Fraudehelpdesk. 

Burgers en ondernemers kunnen, zoals zonet al werd gezegd, nu al bij de Fraudehelpdesk checken of een factuur die zij hebben ontvangen, afkomstig is van een partij waarover eerder meldingen zijn gedaan. Dat kan echter alleen bij de Fraudehelpdesk. Wellicht kan dit nog worden gecombineerd met zo'n registratielijst. Er moet goed gekeken worden naar de privacy, zoals ik heel goed begrijp, maar de factsheet Zwarte lijsten van het College bescherming persoonsgegevens geeft een duidelijk beeld van de voorwaarden waaronder het kan en maakt tevens duidelijk wanneer het niet kan. Het is dus misschien het onderzoeken waard. Ik hoor graag van de initiatiefnemers of zij hiervoor ruimte en mogelijkheden zien, en of zij willen onderzoeken of naming-and-shaming hieraan nog kan worden toegevoegd. 

Het belangrijkste aspect, wat mij betreft, zijn de strafrechtelijke gevolgen van het plegen van acquisitiefraude. Wij zouden eigenlijk willen dat er strenger wordt gestraft. De heer Van Nispen heeft het goed uitgelegd. Er is nu de mogelijkheid van een geldboete van de vijfde categorie. De maximumstraf is €81.000. Gaat het om ondernemingen, dan kun je naar de zesde categorie gaan. Daarmee zit je op €810.000. Dat is een fors bedrag, dat ook niet zo snel wordt opgelegd door de rechter. Het gaat er echter om dat de betrokkenen vaak niet één slachtoffer uitkiezen maar meerdere slachtoffers. Gezien het totaal, zeker als het gaat om mensen die hiermee actief en soms ook georganiseerd bezig zijn, niet in de vorm van een bedrijf, zou je toch hoger moeten uitkomen dan dat bedrag van €81.000. Ik zeg dat ook omdat de civielrechtelijke boetebevoegdheid van de Autoriteit Consument & Markt op €450.000 ligt. Dat is dus aanmerkelijk hoger dan €81.000. Ik zou dus heel graag willen dat de initiatiefnemers zich in hun termijn over mijn amendement uitlaten. Als personen deze fraude plegen, dus niet geregistreerde ondernemingen, willen wij niet dat je bij de €81.000 blijft hangen. 

Verder vraag ik de initiatiefnemers of zij er zicht op hebben hoe de verhouding nu is. Wordt acquisitiefraude door privépersonen gepleegd of gaat het altijd om bedrijven of organisaties? Graag krijgen wij daar informatie over. 

De heer Van Nispen (SP):

Wij hebben zonet een discussie gehad over het amendement op stuk nr. 10. Nu stel ik een vraag over het amendement op stuk nr. 9, dat inderdaad gaat over de hoogte van de boete. Zoals de heer Oskam het zonet uitlegde, begreep ik hem heel goed, maar dat staat volgens mij niet in zijn amendement, of ik begrijp het verkeerd. Volgens mij hebben wij hetzelfde doel, namelijk dat voor ondernemers, rechtspersonen, die acquisitiefraude plegen een boete €810.000 mogelijk moet zijn. Maar dat is nu toch al het geval? Kan de heer Oskam toelichten wat hij met zijn amendement bedoelt? 

De heer Oskam (CDA):

De heer Van Nispen heeft gelijk: het is €810.000 als de misdrijven worden gepleegd door een onderneming. In dat geval kun je uitwijken naar de eerstvolgende boetecategorie, categorie 6 in plaats van categorie 5. Dan zit je aan maximaal €810.000. Als een privépersoon echter op grote schaal acquisitiefraude pleegt en daarmee tonnen verdient, kan hij maximaal een boete van €81.000 opgelegd krijgen. Dat vinden wij niet juist. Wij vinden dat ook privépersonen die dit soort feiten plegen, flink moeten worden aangepakt. Ik hoop dat dadelijk uit het onderzoek blijkt dat mensen niet één slachtoffer uitkiezen, maar heel veel slachtoffers, dat zij flink tekeergaan en dat zij daarmee duizenden euro's verdienen. De lijn van het CDA is dat je die fraudeurs flink moet aanpakken. Dat ben ik met de initiatiefnemers eens, maar ik vind €81.000 aan de krappe kant. 

De heer Van Nispen (SP):

Ik kan mij voorstellen dat u fraudeurs wilt aanpakken. Dat deelt de SP volledig met u. Wij hebben ook de mogelijkheid om wederrechtelijk verkregen vermogen af te pakken, dus om de crimineel te plukken, of dat nu een privépersoon of een rechtspersoon is. Het gaat mij er ook om dat ik in het Wetboek van Strafrecht geen enkel ander feit heb aangetroffen waarvoor een geldboete van de zesde categorie staat. Die mogelijkheid staat inderdaad in het wetboek en daarnaar kan worden uitgeweken als het een rechtspersoon betreft. Ik wil best meedenken over hogere boetes, maar ik begrijp niet hoe dit juridisch zit. Volgens mij zou het een unicum zijn. Hoe ziet u dat? 

De heer Oskam (CDA):

Ik weet dat andere delicten tot mindere geldboetes leiden, maar ik vind dat je naar de ontwikkelingen in het maatschappelijk verkeer moet kijken. Dit dreigt een groot probleem te worden; daarom hebben de heer Van Oosten en mevrouw Gesthuizen dit ook opgepakt. Je moet dan navenant kunnen straffen. Ik heb dat net ook uitgelegd. Privépersonen worden steeds slimmer en handiger. Het gaat echt niet meer om kleine bedragen. De boetes moeten dus evenredig zijn aan de opbrengsten die mensen met dit soort strafbare feiten behalen. Daarom vinden wij dat er hogere boetes mogelijk moeten zijn. 

De heer Van Nispen (SP):

Als een privépersoon zo'n strafbaar feit pleegt, is een boete niet eens meer gepast. Dan komen wij op enig moment ook aan gevangenisstraf toe. Er staat niet voor niets twee jaar gevangenisstraf op. Ten aanzien van rechtspersonen hebben wij nog redelijk recent een voorstel behandeld dat regelt dat 10% van de omzet gevraagd kan worden als zelfs die hoogste boete niet voldoende is. Laten wij ook in dit geval de indieners en de minister om een reactie op het amendement vragen, maar ik heb er toch mijn twijfels bij. Ik denk eerder aan gevangenisstraf dan aan een boete van meer dan €81.000 voor de privépersoon die dit doet. 

De heer Oskam (CDA):

Ik heb geen vraag gehoord, voorzitter. Ik wacht op de volgende vraag. 

De heer Recourt (PvdA):

Als u wel geantwoord had, had ik misschien geen vraag meer gehad. Is het de bedoeling van het CDA om de grote jongens uit de gevangenis te houden? Door natuurlijke personen, dus de mensen van vlees en bloed, een hogere boete te geven, zal de rechter veel minder snel geneigd zijn om ze een gevangenisstraf te geven. 

De heer Oskam (CDA):

De heer Recourt weet net als ik dat rechters daarin de vrijheid kunnen hebben en dat het soms beter is om mensen flink in de portemonnee te pakken dan om een gevangenisstraf op te leggen, zeker bij dit soort delicten. Twee jaar gevangenisstraf is niet heel veel en de maximumstraf wordt ook bijna nooit opgelegd. Ik vind wel dat het OM en de rechtbank die ruimte moeten hebben. Vandaar dat wij de kans op een hogere boete willen creëren voor mensen die hier financieel gewin aan hebben. Natuurlijk kun je ze plukken en andere middelen inzetten, maar wij vinden dit een belangrijk signaal: je kunt flink aangepakt worden als je dit soort dingen doet. 

De heer Recourt (PvdA):

Maar de praktijk is vaak dat er een verhouding wordt gezocht: deels een boete, deels een gevangenisstraf of helemaal een boete en geen gevangenisstraf. Hoe meer ruimte je in de boetesfeer hebt, hoe minder snel gevangenisstraf aan de orde zal komen. 

De heer Oskam (CDA):

Daarmee heb ik geen probleem. Dat is uiteindelijk aan de rechter. Ik vind dat wij het OM en de rechter tools moeten geven. Als iemand voor drie ton fraudeert, zou je hem ook een boete van drie ton of misschien wel zes ton moeten kunnen opleggen, niet van €81.000. Het is veel verstandiger om het OM en de rechtspraak de ruimte te geven om hoge boetes op te leggen als mensen financieel misbruik maken van andere mensen. 

Voorzitter. De CDA-fractie pleit ook voor het opnemen van de acquisitiebepalingen in artikel 67, lid 1 sub b van het Wetboek van Strafvordering. Ik zal dat even kort uitleggen. Daar waar vier jaar gevangenisstraf of meer op staat, is voorlopige hechtenis toegelaten. Nu zijn er veel voorkomende en overlastgevende misdrijven waarop mensen aangepakt moeten kunnen worden. Die worden apart genoemd in artikel 67, lid 1 sub b. Ik heb er lang over nagedacht of die straffen bijvoorbeeld vier jaar of meer moeten worden in plaats van twee jaar. De kans dat dit bij dit soort feiten wordt opgelegd, acht ik echter niet zo heel groot. Wel wil ik de politie en het Openbaar Ministerie tools geven om acquisitiefraudeurs op te pakken. Bij interruptie heb ik de heer Van Nispen al uitgelegd dat ik daarmee niet zeg dat het geen zaak kan worden als er geen verklaring van een verdachte is. Als na een aangifte in het kader van de wet-Gesthuizen/Van Oosten de verdachte van naam verandert of zich elders vestigt en dus geen gehoor geeft aan de uitnodiging van de politie om in het kader van het onderzoek te worden gehoord, heeft de politie geen gereedschap om hem op de telex te zetten of hem van huis te halen. Dan blijft de politie met een dossier zitten zonder de verklaring van de verdachte. Nu hoeft dat een veroordeling niet in de weg te staan, maar de meeste officieren van justitie — ik ben het zelf ook geweest — verwachten dat de politie alles in het werk stelt om die verklaring toch op te nemen. Lukt dat niet, dan kan de zaak wel naar de rechter, maar dan blijft het lastig. Vaak loopt dit soort zaken vertraging op met als gevolg dat het slachtoffer moet wachten. Daar wordt niemand blij van. Daarom moet het naar ons idee onder de overlastgevende feiten worden gezet en moet voorlopige hechtenis mogelijk worden gemaakt. Dat wil niet zeggen dat de politie of de FIOD te pas en te onpas mensen van straat kunnen halen, want zij moeten de officier van justitie vragen of zij een persoon buiten heterdaad mogen aanhouden. Maar dan kijkt er een magistraat naar. Wat mij betreft, zit er geen enkel gevaar aan, maar geeft het wel de mogelijkheden om dat te doen. 

Een ander argument is dat het bij acquisitiefraude vaak om ingewikkelde dingen gaat. Mensen zullen niet meteen een verklaring afleggen en het kruit droog willen houden. De politie heeft bij een normaal delict — bijvoorbeeld mishandeling, waar ook geen voorlopige hechtenis op staat — maar zes uur om met zo'n verdachte aan de gang te gaan. Na zes uur gaat die verdachte heen en heeft de politie nog niets. Dit soort zaken vraagt erom om mensen langer vast te kunnen houden, in verzekering te kunnen stellen, nader onderzoek te doen en hen te confronteren met bewijsmateriaal of met getuigenverklaringen. Dat is de reden waarom het CDA ervoor pleit om deze al heel goede wet nog net even een tandje scherper te maken. Anders blijft dit soort zaken op de plank liggen. Dat weet ik uit ervaring. Ik doe het echt met goede bedoelingen en niet omdat ik een amendement wil binnenhalen. 

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan collega-Van Wijnbergen met zijn maidenspeech. Ik vond het leuk om te horen dat hij zijn fractiemedewerker … 

De voorzitter:

Ik moet u onderbreken, maar het is Van Wijngaarden. 

Mevrouw Helder (PVV):

Zei ik dat niet? 

De voorzitter:

Ik verstond iets anders. 

Mevrouw Helder (PVV):

Van Wijngaarden. Ik zag hem zelf ook knikken, dus ik meen dat ik het goed zei. Ik vond het leuk dat hij zijn fractiemedewerkers al bedankte voor de ondersteuning. Laat ik van deze gelegenheid gebruikmaken om ook mijn fractiemedewerker te bedanken, want daar heb ik niets over te klagen. 

Ik wil mijn complimenten uitspreken voor het initiatiefwetsvoorstel van collega's Gesthuizen en Van Oosten. Ik weet inmiddels ook uit eigen ervaring dat het maken van een initiatiefwetsvoorstel veel tijd en inspanning vergt. Ik wil hun daarvoor mijn complimenten geven. Vervolgens wil ik wel overgaan tot de inhoud, want daar zitten we vandaag natuurlijk voor. 

Dit initiatiefvoorstel stelt een aantal wijzigingen voor, waardoor het makkelijker wordt om acquisitiefraude aan te pakken. Volgens de Dikke Van Dale is "acquisitie" het werven en is "fraude" bedrog gepleegd door vervalsing van administratie. "Acquisitiefraude" kan dan het best worden omschreven als het werven met gebruikmaking van valse informatie. Dat geven de initiatiefnemers zelf ook aan in de memorie van toelichting met een groot aantal voorbeelden die onder die noemer vallen. Laat ik daar eens twee uitlichten. Een eerste voorbeeld is het aanbod om een advertentie of naamsvermelding in een bedrijvengids of op internet te plaatsen met als doel hen een contract te laten tekenen waaruit een betalingsverplichting ontstaat. Een ander voorbeeld is het ongevraagd en zonder juridische basis toesturen van rekeningen, de zogeheten spooknota's. Die vallen volgens de initiatiefnemers onder de noemer "acquisitiefraude". 

Er zijn echter al juridische instrumenten om hiertegen op te komen. De initiatiefnemers noemen die ook. Hoewel de strafrechtelijke weg vaak lastig is, mede omdat de politie vaak niet genegen is om aangifte op te nemen, zijn er drie acties die gedupeerde ondernemers ten dienste staan in het civiele recht: bedrog, wanprestatie en dwaling. 

Consumenten en ondernemers hebben een eigen verantwoordelijkheid. Ze moeten opletten alvorens ergens een handtekening onder te zetten of alvorens te bevestigen dat bepaalde informatie toegestuurd kan worden. Ook de regering hanteert het standpunt dat acquisitiefraude bestaat bij de gratie van vertrouwen en onoplettendheid. In beginsel onderschrijft de PVV dit. 

De eigen verantwoordelijkheid mag echter ook weer niet te ver doorslaan. Daar is inmiddels wel degelijk sprake van. Ondernemers moeten ondernemen en in dat kader natuurlijk ook opletten, maar er is geen kruid gewassen tegen welhaast professionele tegenpartijen die met het oogmerk van bedrog met name kleine ondernemers benaderen met verkeerde, gebrekkige of onvolledige informatie met als doel een overeenkomst te sluiten waaraan een betalingsverplichting is gekoppeld, die vaak nog langdurig is ook. In dat kader wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt van logo's die lijken op logo's van betrouwbare ondernemingen, wordt op drukke tijden veelvuldig telefonisch contact gezocht, wordt informatie ongevraagd toegezonden en wordt telefonisch vaak de indruk gewekt dat er al een overeenkomst is die alleen tegen betaling ontbonden kan worden. Tegen dergelijke praktijken moeten hardwerkende ondernemers beschermd worden. 

Uit eigen ervaring als advocaat kan ik bevestigen dat ik cliënten vaak moest teleurstellen. Toon maar eens aan dat er sprake is van acquisitiefraude, bedrog, dwaling of een onrechtmatige daad, en dat het niet de schuld van de cliënt zelf was dat hij in die mooi praatjes is getrapt. Zelfs als het wel te bewijzen was, werd vaak niet tot een procedure besloten, want een procedure kent risico's, duurt lang en kost geld. Als dat niet in verhouding stond tot de vordering die de tegenpartij stelde te hebben, werd vaak afgeraden om een procedure te starten, met alle teleurstelling van dien. 

De noodzakelijkheid van een betere bescherming is ook gebleken, want de economische schade is zeer groot. Althans, dat blijkt uit de schattingen. Zoals al eerder is gezegd ramen Steunpunt Acquisitiefraude en MKB-Nederland de schade voor het bedrijfsleven op ongeveer 400 miljoen euro per jaar. Dit heeft nadelige effecten voor het ondernemingsklimaat. Vertrouwen op de markt wordt geschaad doordat veel ondernemers, nadat zij zijn opgelicht, meer wantrouwen voelen jegens bedrijven die hen benaderen. Net als de initiatiefnemers is de PVV-fractie van mening dat dit onacceptabel is. De noodzaak om acquisitiefraude beter te kunnen aanpakken blijkt daarnaast uit het feit dat in 2011 slechts 255 mensen aangifte deden, terwijl in datzelfde jaar maar liefst 11.000 meldingen binnenkwamen bij het Steunpunt Acquisitiefraude. Dat aantal was het jaar daarop, in 2012, al gestegen naar 27.000 meldingen. Dit grote verschil tussen aangiften en meldingen bij het steunpunt toont aan dat er duidelijk een probleem is met de aanpak. 

De initiatiefnemers hebben ook voorzien in de mogelijkheid voor de rechter om te bepalen dat dergelijke misleidende mededelingen niet meer gericht mogen worden tot andere ondernemers. De rechter kan ook bepalen dat een rectificatie van de betreffende mededeling openbaar moet worden gemaakt. Ook daar kan mijn fractie zich in vinden. Sterker nog, dit is gewoon winst. Op deze wijze wordt meteen voorkomen dat nog meer ondernemers de dupe worden van dezelfde misleidende mededeling. 

Voor de volledigheid geef ik nog een reactie op het onderdeel dat er ook een nieuw artikel in het Wetboek van Strafrecht komt. Volgens de initiatiefnemers zal de politie hierdoor meer bereid zijn de aangifte op te nemen en wordt de aangifte eenvoudiger aangezien nu simpelweg kan worden verwezen naar het wetsartikel. Dan hoeft er geen omschrijving van het delict worden gegeven, om vervolgens te kijken onder welk huidig wetsartikel het daarna wordt opgepakt. Ook dit is een welkome aanvulling. Hoewel het strafrecht het ultimum remedium is, is het voor gedupeerde ondernemers wel zo fijn dat politie en Openbaar Ministerie de rechtsgang voortzetten. Van het strafrecht gaat natuurlijk ook een signaalwerking uit. In dat kader heb ik nog wel een vraag, maar die stel ik aan de regering. Zij heeft namelijk aangegeven dat als de ernst van de fraude het vergt, een strafrechtelijke aanpak nodig is. Deze reactie dateert echter van twee jaar geleden; de PVV wil daarom aan de minister vragen hoe de regering nu tegen dit probleem en dus dit initiatief aankijkt. Ik krijg dus graag een reactie op dit punt. 

Ik rond af. Aan de maatregelen die het initiatiefwetsvoorstel voorstelt, is een sterke behoefte in de praktijk. Vanuit de praktijk is hier ook naar gevraagd. De PVV-fractie is ervan overtuigd dat we met dit initiatiefvoorstel beter in staat zijn om acquisitiefraude de kop in te drukken. Mijn fractie kan er dan ook mee instemmen. 

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter, aan mij als laatste de eer om de heer Van Wijnbergen van harte te feliciteren met zijn indrukwekkende maidenspeech. Ook feliciteer ik de indieners. Dit is toch het hoogtepunt dat een Tweede Kamerlid kan bereiken in zijn werk. Dat geldt in afgeleide vorm, misschien dat zij later Kamerlid zijn, voor de medewerkers. 

Dan kom ik bij de inhoud. Over de civiele kant heb ik geen aanvullende vragen. In de schriftelijke behandeling is er wat mij betreft voldoende uitputtend op ingegaan. Ik ga me richten op de strafrechtelijke kant. Als uitgangspunt ben ik heel kritisch op strafbaarstelling. Strafbaarstellingen pretenderen een oplossing te zijn voor maatschappelijke problemen. Er wordt, zo zeg ik in zijn algemeenheid, veel verwacht van het strafrecht maar uiteindelijk wordt er aangestuurd op een teleurstelling. Het strafrecht is namelijk altijd een fuik. Er zijn heel veel feiten. Van minder feiten wordt er aangifte gedaan, daarvan wordt er weer minder door de politie doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie en daarvan komt er nog minder bij de rechter terecht. Het is dus altijd maar het puntje van die enorme trechter, het topje van de ijsberg. Slechts een klein deel van de toekomstige acquisitiefraude zal dus maar voor de rechter komen. Daarmee bouw je teleurstelling in dat heel belangrijke instrument van strafrecht in. 

Ondanks deze kritische grondhouding geven wij wel steun aan deze strafbaarstelling. Zij voorziet in een lacune in de wet. Of beter gezegd: het is voortschrijdend inzicht. Oorspronkelijk, bij het opstellen van het Wetboek van Strafrecht, zal er bewust voor gekozen zijn om delicten als oplichting te beperken en om het sturen van bijvoorbeeld spookfacturen niet strafbaar te stellen. Toen werd er uitgegaan van een kleinschalige economie, gebaseerd op persoonlijke relaties. In zo'n economie is dat veel logischer. Stel, ik leef rond 1850 en de bakker zegt tegen mij dat ik hem nog 100 gulden schuldig ben. Dan weet ik wel ongeveer wat ik de bakker moet betalen. Als ik het hem per ongeluk toch betaal en hij me niet terugbetaalt, dan kan ik mijn gelijk gaan halen bij de civiele rechter wegens onverschuldigde betaling. Anders zouden ik en mijn vrienden gewoon nooit meer brood bij hem kopen. Dan was die bakker snel klaar. 

Dat gaat natuurlijk niet op voor een samenleving zoals nu, waarin het financiële verkeer in hoge mate is geautomatiseerd, geanonimiseerd en ongelooflijk gegroeid. Daarin ligt dat anders. Daarin is het op grote schaal sturen van spookfacturen een lucratieve zaak. Opzet is dan gericht op het verkrijgen van betaling zonder tegenprestatie. Dat valt niet alleen onder het civiele recht maar hoort ook bij de gedragingen die wij van oudsher wel al oplichting noemen. Dat ligt er heel dicht naast. De kern is namelijk altijd dat er opzet moet zijn op de wederrechtelijkheid. Ik heb daar later nog wel een paar vragen over. 

Het is dus goed om handelingen die wij allemaal ervaren als strafbaar, in dit geval ook strafbaar te stellen. Voor particulieren gold dat overigens al. Dat laat onverlet dat bedrijven natuurlijk moeten blijven opletten wat ze aan wie betalen. Dat laat onverlet dat in die veelheid van zaken deze vorm van fraude niet altijd voorrang zal krijgen bij de opsporing en vervolging. Het zij zo. Daartegenover staat dat de ergste gevallen aangepakt kunnen worden, dat er een vrijplaats van oplichters wordt gesloten en dat het signaal wordt afgegeven dat je met je handen moet afblijven van het geld van eerlijke mensen. Ik word nu iets concreter. De rechter zal geconfronteerd worden met zaken die niet evident zijn. Hij zal zich dan afvragen wat de indieners van deze wet precies bedoeld hebben. Dan helpt het als wij bij de parlementaire behandeling de grenzen hebben gezocht van wat nog net wel strafbaar is en wat nog net niet strafbaar is. 

Ik begin met het begrip "opzet". Het zal moeten gaan om mensen die willens en wetens de boel flessen. Letterlijk staat er in het wetsvoorstel: "met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen". Hoe zit het dan met voorwaardelijke opzet? Kan het structureel voeren van een heel slechte administratie zodanig zijn dat men bewust de aanmerkelijke kans neemt om valse of dubbele facturen te sturen? Valt dat eronder? Als particulier had ik het wel aan de hand. Ik heb eindeloos geschreven met iemand die dacht dat ik hem geld schuldig was, en keer op keer kreeg ik een verkeerde factuur in de bus. Ik kan mij voorstellen dat dit niet onder de strekking van de wet valt, maar in het kader van het zoeken naar de grenzen hoor ik op dit punt graag een reactie van de indieners. 

Als ander voorbeeld noem ik een bedrijf dat blijft vasthouden aan een voor dat bedrijf voordelige uitleg van een overeenkomst en op grond daarvan te hoge facturen blijft sturen, terwijl aangetoond is dat dit bedrijf wist of had moeten weten dat die uitleg van de overeenkomst niet juist was. Is dat strafbaar? 

Dan nog een vraag over welke gedragingen wel en welke niet strafbaar zijn. De indieners hebben bewust een ruime omschrijving gekozen, omdat zij niet in de toekomst kunnen kijken. Dat kan echter wel bijten met de rechtszekerheid. Wij moeten in Nederland immers weten wat strafbaar is en wat niet. Er mogen geen vage normen in het Wetboek van Strafrecht worden opgenomen. Is de onderhavige strafbaarstelling voldoende concreet? Nu wordt er gesproken over het plegen van bedrieglijke handelingen ten einde een ander die handelt in de uitoefening van beroep, bedrijf of organisatie te bewegen tot het doen van een betaling. De kern zit in het woord "bedrieglijk". Wat valt daaronder? Wij weten dat daaronder spookfacturen vallen. Een ander voorbeeld, vanavond al eerder genoemd, is het misleiden bij het tekenen van een contract, bijvoorbeeld voor de vermelding in een telefoongids. Van misleiding is al redelijk snel sprake. Dat vindt tenminste de benadeelde partij al snel. Er zijn vele civiele procedures gevoerd waarbij de ene partij zegt door de andere partij misleid te zijn en daarom van de overeenkomst af te willen. Mijn vraag aan de indieners is of aan de hand van voorbeelden explicieter kan worden gemaakt wat in het kader van deze strafbaarstelling misleiding is en wat niet. Waar liggen de grenzen? Zijn er meer voorbeelden van wat zeker wel strafbaar is en van wat zeker niet strafbaar is? Dat kan de rechtspraktijk helpen. 

Een volgende vraag. De indieners geven aan dat betaling van kosten die voortkomen uit spookfacturen vaak plaatsvindt om de schijn te vermijden dat de ondernemer zou kampen met liquiditeitsproblemen. Hoe kunnen ondernemers worden ondersteund om de stap tot aangifte toch te zetten? Is er een bepaalde categorie ondernemers aan te wijzen die uit angst geen procedure wil aanspannen? Hoe kan de rol van de ondernemingspleinen in dezen verder versterkt worden? De Fraudehelpdesk heeft zijn bestaansrecht bewezen. Optimale samenwerking met ondernemingspleinen is van groot belang om effectief te zijn ten opzichte van personen die met een dubieus bedrijfsplan de markt op willen. Welke rol kan de Fraudehelpdesk aanvullend spelen om kwetsbare ondernemers extra te ondersteunen? Wij hopen daarbij dat het Openbaar Ministerie meer prioriteit zal geven aan zaken die grootschalige acquisitiefraude betreffen, om de effectiviteit van de wet te maximaliseren. Overigens realiseren wij ons dat capaciteit slechts één keer ingezet kan worden. Het kabinet heeft echter de fraudebestrijding als prioriteit aangemerkt, dus daar past dit wonderwel in. 

De preventie kan nooit zo uitmuntend zijn dat iedereen bereikt wordt, stellen de indieners. Wij ondersteunen dit standpunt. Het is echter zaak om de aandacht en de middelen vooral te richten op de kwetsbare kleine ondernemer die financieel klem zit. Ook de initiatiefnemers wijzen hierop. Wellicht kunnen ook brancheorganisaties, die de ondernemers immers goed kennen, hierin een extra actieve rol spelen. Kunnen de initiatiefnemers hierop reageren? 

Voorzitter, daarmee ben ik aan het einde gekomen van mijn eerste termijn. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

En daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. De indieners, de leden Gesthuizen en Van Oosten, en de minister zullen op een ander moment antwoorden. Ik dank de minister van Veiligheid en Justitie voor zijn komst naar onze Kamer. 

Naar boven