3 Vragenuur: Vragen Pieter Heerma

Vragen van het lid Pieter Heerma aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Basisscholen dreigen met lege klassen tegen flexwet". 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Voorzitter. Eind vorige week verscheen in de kranten van de Persdienst een artikel waarin staat dat basisscholen in actie komen tegen de Wet werk en zekerheid. Zij dreigen met het naar huis sturen van hele schoolklassen. Scholen stellen dat zij in grote problemen komen omdat zij invalkrachten al heel snel in vaste dienst moeten nemen, maar dat niet aankunnen. 

Het onderwijs staat niet alleen in de kritiek op en de zorgen over deze wet. Bij de behandeling van de Wet werk en zekerheid in de Tweede Kamer is hier al zeer uitgebreid over gesproken en is breed de zorg geuit dat de wet mogelijk op het terrein van de ketenregeling flexcontracten na twee jaar omgekeerde en negatieve effecten zou kunnen hebben. Bij de behandeling van de wet in de Eerste Kamer zijn verschillende partijen zelfs specifiek teruggekomen op de zorgen die er bestaan over de vervanging in het onderwijs als gevolg van ziekte. De kritiek blijft aanhouden. Ook vorige week tijdens de hoorzitting over jeugdwerkloosheid hebben verschillende deelnemers hun zorgen geuit over deze ketenbepaling. Vanochtend deed hoogleraar Paul de Beer dat nog in Het Financieele Dagblad. Ook vanuit het onderwijsveld blijven er vragen komen. 

Mijn eerste vraag aan de minister is dus of hij aanleiding ziet om extra maatregelen te nemen met betrekking tot de aanpassing van de ketenregeling of zelfs om die aan te passen als gevolg van de aanhoudende zorgen. Ik wil ook graag van de minister weten wat hij gaat doen als na 1 juli 2015 wel degelijk blijkt dat de zorgen hierover terecht zijn en dat er averechtse effecten optreden. 

Specifiek over het onderwijsveld wil ik het volgende weten. De PO-Raad heeft gepleit voor een uitzondering van de ketenregeling voor het primair onderwijs. Wil de minister dit overwegen? De PO-Raad en de scholen stellen dat bestaande flexpools en interne flexibiliteit niet voldoende soelaas bieden. Deelt de minister die inschatting? Is de minister van mening dat hij voldoende invulling heeft gegeven aan de toezeggingen, die ook in de Eerste Kamer zijn gedaan, om met het onderwijs in gesprek te treden? Dat wordt aan de andere kant in ieder geval niet zo ervaren, want de brief die de minister deze zomer aan de Kamer stuurde, wordt door de PO-Raad zowel qua inhoud als qua toon gehekeld. Wat gaat de minister doen om alsnog serieus in gesprek te gaan met het onderwijsveld over de problemen die worden ervaren en de mogelijke oplossingen daarvoor? 

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik dank de heer Heerma voor zijn vragen. Ik heb een maand terug met een grote groep, over het algemeen jonge, onderwijzers uit het basisonderwijs, het middelbaar onderwijs en het mbo gesproken, juist over de onderwerpen werkdruk, werkstress en flexibiliteit in het onderwijs. Tijdens dat gesprek bleek maar weer dat jonge onderwijzers er eigenlijk nauwelijks tussen komen. Ze gaan van tijdelijk contract naar tijdelijk contract. Ik ben van mening dat invalkrachten in het onderwijs, net als andere werknemers in andere sectoren, behoefte hebben aan zekerheid over werk en inkomen. Daarom moet ook voor deze mensen gelden dat ze na zes contracten of na vier jaar moeten weten waar ze aan toe zijn. 

Natuurlijk is het ook zo dat er sprake van ziekte kan zijn en dat er dan vervanging moet worden geregeld. Scholen kunnen in dat geval gebruikmaken van interne flexibiliteit. Dat gebeurt heel veel. Ze kunnen gebruikmaken van vervangingspools, waarbij mensen in dienst zijn die op afroep iemand kunnen vervangen. Dat gebeurt ook in veel steden en op veel scholen. Verder kunnen ze gebruikmaken van oproepcontracten en uitzendkrachten. In de Wet werk en zekerheid is juist ruimte gehouden om voor specifieke werkzaamheden zoals het invallen, langer gebruik te maken van oproepcontracten. Er zijn natuurlijk scholen die nog niet zo'n vervangingspool hebben. We willen hen helpen om daar wel gebruik van te gaan maken. In het sectorplan voor het primair onderwijs wordt dus voorzien in de mogelijkheid om dat soort vervangingspools, ook op regionaal niveau, op te zetten. Met andere woorden: ik ben van mening dat scholen zelf, als zij hun energie op de goede manier inzetten, na 1 juli 2015 prima kunnen voorzien in de vraag vanwege vervanging bij ziekte. Ik hoop dat de scholen in Friesland die in november gaan oefenen, zoals de scholenkoepel immers aankondigde, ook gebruikmaken van de experimenten en het sectorplan. Dan is er geen basis om nu andere maatregelen te treffen voor het onderwijs. Het gesprek met het primair onderwijs gaat door. Aanstaande vrijdag komen vertegenwoordigers van het primair onderwijs naar mijn ministerie. Ik blijf doorgaan met die gesprekken, want ik begrijp heel goed er onzekerheid is vanwege de nieuwe wet die heel veel dingen gaat veranderen. Mensen zijn bezorgd. Ik wil heel graag helpen en ervoor zorgen dat de scholen op een goede manier met die nieuwe wet kunnen omgaan. 

De heer Pieter Heerma (CDA):

Graag wil ik toch nog een antwoord op een van mijn eerste vragen. In den brede worden er nog steeds signalen afgegeven dat deze wet weleens averechts effecten kan hebben op het onderdeel van de ketenbepaling. Vanochtend stond daarover een stuk in Het Financieele Dagblad van hoogleraar Paul de Beer. Bij de hoorzitting over de jeugdwerkloosheid vorige week waarschuwden diverse deelnemers ervoor dat de wet een omgekeerd effect heeft. Er komen namelijk niet meer vaste contracten, maar er ontstaan meer en nieuwe vormen van flex. Mensen krijgen daardoor juist minder snel een vast contract. Ik hoor dus graag van de minister wat hij na 1 juli 2015 gaat doen als deze zorgen, die zo breed worden geuit, bewaarheid zullen worden. 

Specifiek over het onderwijs zegt de minister dat hij permanent in overleg is. Onder verwijzing naar de flexpools en de interne flexibiliteit zegt hij dat er al mogelijkheden zijn. Het probleem is echter dat de scholen en de PO-Raad aangeven dat de mogelijkheden van flexpools en interne flexibiliteit nu ook al bestaan. Dat is niet iets nieuws en het biedt dan ook geen soelaas voor de vervanging bij ziekte. Deelt de minister de mening dat die mogelijkheden er nu al zijn? Ziet hij dat de scholen knelpunten ervaren en dat de bestaande mogelijkheden dus niet voldoen als de wet ingaat? Is de minister voornemens om daar tijdens het gesprek met de PO-Raad nog meer recht aan te doen, ook gegeven de negatieve waardering van de brief van de minister afgelopen zomer? 

Minister Asscher:

Mijn eerste punt is dat wij in het Kamerdebat uitgebreid hebben stilgestaan bij hetgeen je verwacht van een strengere ketenbepaling. Wat verwacht je van de bepaling dat mensen na twee jaar eigenlijk recht krijgen op een vast contract, tenzij anders afgesproken in de cao? Juist omdat daar zorgen over bestaan, is het amendement van de heer Van Weyenberg van D66 en mevrouw Van Nieuwenhuizen van de VVD aangenomen om op dit punt versneld te gaan evalueren. Al na twee jaar, dus twee jaar na 1 juli 2015, zullen wij bekijken wat de wet in de praktijk heeft betekend. Ik ben van mening dat de wet ervoor moet zorgen dat mensen sneller zekerheid krijgen. Soms zal dat betekenen dat ze ergens anders moeten gaan werken en soms zullen ze meer zekerheid over werk en inkomen krijgen. Dat moet in de praktijk gaan blijken. Ik begrijp heel goed dat er onzekerheid is en zorgen zijn over een nieuwe wet die dingen verandert. De zorgen die deze week geuit zijn, zijn echter niet nieuw. Die zijn ook uitgebreid besproken in de Kamer en daarom hebben wij de wet, met steun van het CDA, aangenomen met het amendement als onderdeel daarvan. 

Mijn tweede punt is het volgende. Zeker, er zijn nu al allerlei mogelijkheden om opvang te bieden; die worden door scholen echter te weinig benut. Er is flexibiliteit nodig als iemand ziek is. Ik wil de scholen graag helpen. Er zijn goede voorbeelden in het land. Via het sectorplan voor het primair onderwijs is er geld beschikbaar om bijvoorbeeld mensen bij een vervangingspool in dienst te nemen. Dan kunnen zij, op oproep, bij een school iemand vervangen voor een dag, voor een week, of voor hoelang de juf of meester ziek is. Het is echter niet zo dat deze wet als zodanig voor de onderwijssector niet uitvoerbaar is. De wet zal invalkrachten eerder zekerheid bieden en dat willen we ook. Het is immers ook vreemd dat mensen er jaar in, jaar uit drie maanden uitgaan in de zomer en daarna gewoon weer op dezelfde school beginnen. Onder de huidige wetgeving kan dat. Vanaf 1 juli 2015 krijgen die mensen een vaste baan. 

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb, los van het amendement, nog een vraag. Er was afgesproken dat de minister vanaf dag één de vinger aan de pols zou houden om na te gaan waar het eventueel misgaat. De minister zegt vooral dat er zo veel kan, maar van mensen uit het onderwijs — zij doen dit elke dag — horen wij dat je, zelfs met vervangingspools en alle andere instrumenten waar de minister terecht op wijst, bij een echte piek toch nat gaat en geen leraar voor de klas hebt. Dat baart mij zorgen. Wil de minister in de gesprekken die deze week al zullen plaatsvinden, niet alleen uitleggen wat er allemaal mogelijk is, maar ook luisteren naar die zorgen? Die worden immers geuit door schoolbesturen die al gebruikmaken van de pools, maar toch zeggen dat ze zullen vastlopen. Volgens mij moeten wij dat allemaal niet willen, want dan staat er gewoon niemand voor de klas. 

Minister Asscher:

Zeker. Ik beschouw de heer Van Weyenberg echter ook als een bondgenoot. Als wij het onderwijs belangrijk vinden, is het ook belangrijk dat mensen die in het onderwijs willen werken, zekerheid krijgen, gezien worden als professionals en gewaardeerd worden om hun vak. Niet voor niets hebben CNV Onderwijs en de Algemene Onderwijsbond geschreven dat zij zich totaal niet herkennen in de brief van hun werkgevers. Je moet daar niet tussen willen komen. Als werkgevers en werknemers een discussie voeren, moet de overheid daar niet tussen willen komen. Wij gaan het gesprek graag aan, maar wij moeten niet schooldirecteuren bang maken voor de nieuwe wet. Er zijn wel degelijk oplossingen voor. De scholen die geen lid zijn van een koepel of die niet aangesloten zijn bij een vervangingspool, wil ik graag helpen om dat alsnog te doen, zodat zij ervoor kunnen zorgen dat er altijd een bevoegde leraar voor de klas staat, zonder dat alle risico's voor rekening van de werknemer, de onderwijzer, komen. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden en voor zijn komst naar de Kamer. 

Naar boven