24 Begroting Economische Zaken

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2015 ( 34000-XIII ).

De voorzitter:

Ik heet van harte welkom de minister van Economische Zaken die vandaag een passieve rol speelt in dit debat, aangezien we vandaag alleen de eerste termijn van de Kamer doen. Dus we gaan luisteren naar de diverse fracties. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Gesthuizen van de fractie van de SP en zij heeft een spreektijd aangevraagd van tien minuten. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Wie naar achtergrondinformatie over deze minister van Economische Zaken zoekt, stuit op een indrukwekkende lijst: minister van VROM, minister van Defensie, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nu minister van Economische Zaken en intussen ook nog commissaris voor de Antillen en, niet te vergeten, informateur van het huidige kabinet. Indrukwekkend. Dat ik over de drive van deze minister wel te spreken ben, mocht weer blijken uit het sterrenpanel van het Parool en het AD waar de minister het ervan afbracht met een ruime voldoende. 

De voorzitter:

De minister zegt: dank u wel. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat is gehoord; ik hoor het hem zeggen. 

Dit is de tweede begroting Economische Zaken van de hand van deze minister en dit is mijn achtste behandeling van de begroting van dat departement. Dan weet je zo langzamerhand wel dat je goed moet letten op wat er in de begroting staat, maar dat je ook heel goed moet letten op wat er niet in de begroting staat. Dus daar wil ik het ook eventjes over hebben. Wat er niet in de begroting van het departement van de minister staat, maar wel in het Financieele Dagblad van vandaag, is een halvepaginagrote advertentie van ondernemers met als kop "Stop de oneerlijke concurrentie met het bedrijfsleven". Daarin staan citaten zoals "Daarmee draagt het departement actief bij aan de teloorgang van de innovatieve producten, ondernemers en banen waar onze economie het nu juist van moet hebben". Met "het departement" wordt uiteraard bedoeld het departement van Economische Zaken. Deze advertentie kan niet aan de aandacht van de minister zijn ontsnapt. Die advertentie is ook niet mals, zeker niet voor een liberale minister van een partij die bij hoog en laag bezweert dat ze er is voor de ondernemers in ons land. 

En wat doet dat departement van Economische Zaken dan intussen? Dat maakt er, excusez, een bende van. Vorig jaar vroeg ik de minister bijvoorbeeld hoe die miljoenen euro's die naar het systeem TenderNed gaan, waarin aanbestedingsopdrachten worden gepubliceerd, nu eigenlijk worden gespendeerd. Motie aangenomen, de Kamer heeft een jaar gewacht op de reactie en toen die eindelijk kwam, wisten we één ding, namelijk dat we met een kluitje in het riet werden gestuurd. Ook anderen hebben geprobeerd te achterhalen waar die ruim 4 miljoen euro blijft, maar zoals in De Telegraaf te lezen stond: ze kregen de stukken, maar daarvan was zo'n 95% onleesbaar. 95% ziet er ongeveer uit zoals op het blaadje dat ik nu toon, als je een WOB-verzoek doet bij Economische Zaken. 

Duidelijk is dat het systeem TenderNed dat de overheid runt, tien keer zo duur is als het systeem dat eerder werd gerund door een privaat bedrijf. Hoe kan dat? Kan dat niet wat minder? Ik heb daartoe een amendement in de maak dat ik vandaag nog zal indienen. Dat strekt ertoe om 80% van de verspilling van overheidsgeld tegen te gaan. Het mag best wat kosten, maar niet tien keer zo veel als het kostte toen een marktpartij het uitvoerde. Het amendement wil er ook voor zorgen dat er voor andere spelers op de markt — u weet wel, minister, de mkb-bedrijven die op dit moment om zeep lijken te worden geholpen door het ministerie — een eerlijk speelveld komt. Ik hoor graag wat de minister daarop heeft te zeggen. 

Ik kom bij het punt van de aanbestedingen, een ander vlak waarop het maar blijft rommelen. Ondernemers zijn gelukkig met de mogelijkheden die de commissie van experts biedt, maar wijzen de minister er tevens fijntjes op dat de capaciteit van de commissie te beperkt is. Hoe kijkt de minister daar nu tegenaan? Drie keer misgrijpen bij aanbestedingen en je valt om, zeggen sommige bouwbedrijven. Dat maakt de noodzaak dat alles soepel en vooral ook eerlijk verloopt bij overheidsopdrachten des te groter. Heeft de minister het nieuws gehoord over het COA, het Centraal Opvangorgaan Asielzoekers, dat bij de aanbesteding van de verbouwing van de Doggershoek tot asielzoekerscentrum nogal lijkt te blunderen en, zo ja, wat is daarop zijn reactie? 

Ik kom bij het punt van franchising, dat ook het afgelopen jaar meerdere malen is besproken in de Tweede Kamer, ook met deze minister. Richting onze fractie is een kreet gekomen van het VAKcentrum die naar ik vermoed ook andere fracties hebben ontvangen. Het stuurde ons een aangepaste versie van de erecode. Die geef ik bij dezen via u, voorzitter, aan de minister met het verzoek aan hem om daarop voor of tijdens zijn eerste termijn te reageren. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik neem het stuk in ontvangst. Dat maakt nu tevens onderdeel uit van de beraadslagingen. 

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

In deze economisch aanhoudend moeilijke tijden is het voor bedrijven natuurlijk maar al te belangrijk dat ze kunnen rekenen op betrouwbaarheid, zowel van de overheid als van andere marktpartijen. Dat brengt mij ook dit jaar weer op het punt van de kredietverstrekking. Economische Zaken blijft maar bezig met het verder verruimen van mogelijkheden om garanties te verstrekken. Het punt zit hem echter bij de banken. Wanneer wordt onze financiële wereld nu weer eens dienstbaar aan de reële economie in plaats van andersom? Dat is de vraag die ik keer op keer krijg als ik met ondernemers praat. Zij zijn de arrogante houding van banken meer dan zat. Die mensen willen dat er bij banken mensen zitten die zich bewust zijn van het feit dat er zonder de bedrijven in ons land helemaal geen banken zouden bestaan. De banken moeten geprikkeld worden door het idee dat ze het zich helemaal niet kunnen permitteren om ondernemers als klant kwijt te raken. Als dat besef er niet is, is het systeem namelijk failliet. Geld is dienstbaar aan mensen en bedrijven, en niet andersom. Graag hoor ik de reactie van de minister, met daarin een analyse van de huidige situatie. Hoe gaat het in zijn ogen nu met de kredietverstrekking? Is hij geschrokken van de cijfers van het afgelopen jaar, waaruit bleek dat het Nederlandse mkb zo'n beetje het minst vaak krediet krijgt van alle mkb-bedrijven in de Europese Unie? 

Dat brengt me bij een ander groot en belangrijk thema: criminaliteit tegen het bedrijfsleven. Ik beperk me vandaag tot het thema fraude. Vele honderden miljoenen euro's schade, verlies van vertrouwen, gedupeerde ondernemers en werknemers, een dader die in 98% van de gevallen vrijuit gaat; wie dacht dat dit in Nederland niet kon: think again. Dit is de realiteit. Dat bleek afgelopen donderdag bij het symposium van MKB-Nederland en VNO-NCW, waar ook ik een paar woorden mocht spreken. De SP heeft daarom samen met de VVD een initiatiefwet geschreven, waarmee acquisitiefraude gericht tegen ondernemers wordt aangepakt. Collega Van Oosten en ondergetekende kunnen dan ook niet wachten tot wij deze wet hier in de Kamer mogen verdedigen. 

Intussen pakt de SP verder door. Wij vinden dat er een nationale fraudeautoriteit moet komen. Ons plan daartoe zal in de commissie Veiligheid en Justitie worden besproken, maar een deel ligt bij Economische Zaken. Per slot gaat die fraude, zoals ik net al zei, ook en juist heel vaak ten koste van ondernemers. Het amendement dat ik indien, is bedoeld om de verspilling bij TenderNed tegen te gaan en zorgt ervoor dat er geld vrijkomt. Een bescheiden deel van dat geld mag naar de fraudehelpdesk gaan. Deze organisatie zou een voorportaal kunnen zijn van de fraudeautoriteit. Wat mij betreft, en ook wat betreft een heleboel ondernemers, zou die er absoluut moeten komen. 

Tot slot kom ik op privacy en cyberveiligheid: ontzettend belangrijke thema's voor alles en iedereen in ons land en dus ook voor onze economie. Een van de belangrijkste vraagstukken op dat vlak is de regelgeving die op termijn onder andere vanuit Europa onze kant op zal komen. Over dat vraagstuk buigen ook de investeerders zich die met privacyregels van doen hebben. Ik noem in dat verband het debat over cookies, hoewel we weten dat het onderwerp breder was. Ik heb daarin gezegd dat ik het onverstandig vind van de minister om belangrijke zaken aan het veld van bedrijven, burgers en toezichthouders te laten. Dat geldt bijvoorbeeld voor het vraagstuk van de toelaatbaarheid van cookiemuren. Als je het mij vraagt, is dat een principieel vraagstuk waar de politiek over zou moeten gaan. Dat vind ik niet in de laatste plaats omdat bedrijven die zaken doen in, door of met nieuwe technologieën natuurlijk hoge kosten kunnen maken. Zij zijn gebaat bij zekerheid. 

De minister wees mij destijds in een nogal kort antwoord op de alternatieven die er zijn. Je maakt bijvoorbeeld gebruik van een dienstverlener met een website die gaat over reistijden. De minister zei dat het helemaal niet erg is als je daarbij tegen een cookiemuur aanloopt, omdat je dan gewoon naar een alternatief kunt gaan. Ik zou de minister willen vragen om dat antwoord nog eens te overwegen. Hoe realistisch is het om te verwachten dat die alternatieven er altijd zijn? Bovendien is de vraag of er alternatieven zijn met andere verdienmodellen, dus zonder tracking en zonder dat je betaalt met je privacy. Dat geldt bijvoorbeeld voor lokale vervoersbedrijven, voor spoorbedrijven, of voor een bedrijf waarbij ik vastzit aan een tweejarig contract, zoals bij telecomoperators. Er zijn nog tal van andere voorbeelden. Ik hoor graag hoe de minister daarover denkt. Daarmee rond ik af. 

De voorzitter:

We gaan luisteren naar de heer Van Veen van de fractie van de VVD. Hij heeft in de eerste termijn een spreektijd van twintig minuten. 

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Nederland heeft het in de afgelopen jaren zwaar voor de kiezen gekregen. Het kabinet trad aan op het dieptepunt van de economische recessie. In dat jaar, 2012, gingen meer dan 11.000 bedrijven en particulieren over de kop. Het nieuws over ontslagen stapelde zich op en onze welvaart bleek niet langer zo vanzelfsprekend als we altijd hadden gedacht. De opdracht aan ons was simpel: de economie weer aan de praat krijgen, de koek weer groter maken en ervoor zorgen dat er weer meer banen komen, zodat we ook in de toekomst onze collectieve voorzieningen kunnen betalen. 

Nu, twee jaar later, staat Nederland er beter voor. We vinden makkelijker werk, we durven weer een huis te kopen, we richten vaker een eigen zaak op en de overheid heeft het financiële lek weer boven. Onze welvaart wordt groter in plaats van kleiner en we zijn optimistischer over de toekomst. Het heeft echter grote offers gevraagd van onze samenleving, van ons allemaal. 51 miljard aan bezuinigingen hebben erin gehakt, omdat je minder bent gaan verdienen, omdat je huis onder water staat, omdat je je baan bent kwijtgeraakt, omdat je bedrijf in de problemen zit of zelfs niet meer bestaat. 

Het is aan alle Nederlanders te danken dat we langzaam uit de crisis beginnen te komen. Dat verdient grote waardering. Die waardering geldt toch het meest voor onze ondernemers. Zij zijn het die, tegenwind of niet, Nederland uit de crisis hebben gesleurd. Zij zijn het die ons allemaal weer perspectief hebben geboden. Zij zijn het die de koek groter maken en zo onze collectieve voorzieningen mogelijk maken. Die waardering geldt wat mij betreft ook voor het kabinet. Door tal van hervormingen in de overheidsfinanciën, de huizenmarkt, de zorg, de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid en het onderwijs heeft het kabinet een fundament gelegd onder de groei van onze welvaart. Het heeft onze economie weer wendbaarder gemaakt, alsmede innovatiever. 

Die waardering geldt ook voor de minister van Economische Zaken. Hij heeft een duidelijk doel geformuleerd: Nederland moet tot de top 5 van meest concurrerende economieën van de wereld behoren. Zijn inzet is om ons land innovatiever en wendbaarder te maken. Wat ons betreft is hij daarmee goed op stoom. Ik noem een voorbeeld: de minister schiet het mkb te hulp met extra geld om aan financiering te komen. Ik noem verder de aansluiting op de arbeidsmarkt van onze beroepsbevolking door het techniekpact tussen het bedrijfsleven, het onderwijs en de minister, het bevorderen van het innovatieve klimaat door serieus aan de slag te gaan met de agenda StartUpNL en de voortzetting van de succesvolle onderdelen van het topsectorenbeleid. 

De inzet van het kabinet en onze bedrijven werpt zijn vruchten af. Eén zwaluw maakt nog geen zomer en we zien inderdaad donkere wolken over de grenzen, maar in Nederland breekt de zon langzaam door. Volgens het CPB groeide de economie in het tweede kwartaal met 0,7%. We zien bedrijven die, ondanks alle tegenwind, nog steeds doorgaan met innoveren. 

De afgelopen periode heb ik een bezoek gebracht aan een aantal bedrijven in de top 100 van meest innovatieve bedrijven van de Kamer van Koophandel, bedrijven zoals Spirotech in Helmond en ORGA architect in Nijmegen, bedrijven die vooruit willen en die ook zijn doorgegaan. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik hoor een prachtig verhaal van de VVD: het was allemaal lastig, maar het gaat nu beter en daarvoor kunnen we de ondernemers in Nederland en het kabinet bedanken. Als ik door de gemiddelde stad in Nederland fiets, zie ik daar heel veel lege winkels. Ik zie en hoor dat mensen hun baan zijn kwijtgeraakt, dat hun bedrijf over de kop is gegaan. Ik denk dat we eerder de mensen die iedere dag opstaan en gewoon naar hun werk gaan — de verplegers, de onderwijzers, de ambtenaren, de politieagenten — moeten bedanken dan de mensen die de heer Van Veen noemde. Dat zijn namelijk de mensen die toch al in een geprivilegieerde positie zitten en het goed voor elkaar hebben. 

De heer Van Veen (VVD):

Ik zit te zoeken naar de vraagstelling achter dit pleidooi. Ik snap dat collega Vos erop inzoomt dat de ambtenaren het goed hebben gedaan en dat die ervoor zorgen dat de economie beter wordt. Laten we duidelijk stellen dat de VVD daar anders in zit. Het zijn de ondernemers die zijn blijven ondernemen. Dat zijn de echte banen die worden gecreëerd. Natuurlijk heeft de heer Vos gelijk als hij zegt dat het treurig is voor iedereen die zijn baan verloor, nu thuis zit te kijken en denkt: potverdorie, in 2012 had ik nog een baan. We zitten echter wel in een crisis. Die crisis komen we nu weer te boven. Ik heb de stellige overtuiging dat met de maatregelen die zijn genomen, de banen weer terugkomen, ook voor mensen die op dit moment helaas thuis op de bank zitten. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik zal er zo meteen in mijn eigen betoog nog op ingaan, maar ik deel de analyse niet dat het allemaal zo goed gaat. Er zijn 620.000 werklozen in Nederland. Dit kabinet heeft gezegd: werk, werk, werk; we gaan er werk van maken. Nu moeten we aan de slag en ervoor zorgen dat die 620.000 werklozen weggaan. Het mooie verhaal van de heer Van deel ik niet, want volgens mij hebben Nederlanders het heel zwaar op dit moment en is de situatie niet zo blijmoedig als zijn achterban zich misschien kan voorstellen. 

De heer Van Veen (VVD):

Met de redenering van de heer Vos komen wij nooit uit een recessie. Dan zullen wij altijd doem blijven denken dat het slechter kan. Het kan altijd slechter, maar wij zien dat het beter gaat. Als er 25.000 werklozen minder zijn dan een tijdje terug, dan kunnen wij zeggen dat de bodem is geraakt en dat we weer gaan stijgen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik hoor de VVD-collega zeggen dat ondernemers de echte banen creëren. Mijn fractievoorzitter Van Ojik heeft bij de Algemene Politieke Beschouwingen ook aan de orde gesteld of er een verschil is tussen echte banen van ondernemers en waarschijnlijk nepbanen waar de onderwijzers, de verplegers en de ambtenaren in werken. Dat is toch niet de positie van de VVD? 

De heer Van Veen (VVD):

Wij hebben behoefte aan bedrijven die omzetbelasting betalen. Wij hebben behoefte aan mensen die een salaris verdienen en daarover loonbelasting betalen. Dat geld kunnen wij herinvesteren in de economie. Op het moment dat die bedrijven niet groeien of er niet meer zijn, is de overheid niet in staat om al die banen die mevrouw Van Tongeren wenst nog langer te betalen. Wij hebben het mkb, het bedrijfsleven nodig met privaat geld, met belastinggeld dat wij vervolgens in onze economie blijven herinvesteren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ziet de VVD-fractie niet dat om ondernemers te kunnen laten ondernemen het juist nodig is dat mensen scholing krijgen, dat er gezondheidszorg is, dat er rijbewijzen worden verstrekt? Ziet de VVD niet dat de een dus niet zonder de ander kan? Is de VVD het dan niet eens met de uitspraak van onze minister-president Rutte dat alle banen gelijkwaardig en nodig zijn? Er is toch geen onderscheid tussen zogenaamde echte banen en nepbanen in de sector waarvoor ook mijn partij opkomt? Dat wil de VVD hier toch niet echt hardop zeggen? 

De heer Van Veen (VVD):

Ik wil het beeld wegnemen dat wij niet voor alle banen zouden zijn. Ik heb gezegd dat wij geen ambtenaren zouden hebben als mensen geen belasting betalen. Als de overheid geen inkomsten heeft, dan zal dat niet kunnen. Dat is een wisselwerking. Volgens mij zijn wij het met elkaar eens, kijkend naar de economische modellen, dat op het moment dat het bedrijfsleven in Nederland het goed doet het ook goed gaat met de overheid. 

De heer Verhoeven (D66):

De heer Van Veen lijkt een soort verhaal te gaan houden dat ik eigenlijk pas donderdag had verwacht, namelijk een verhaal dat het goed gaat met Nederland en dat we heel tevreden kunnen zijn over hetgeen we allemaal hebben bereikt in de afgelopen twee jaar. Dat is namelijk het verhaal dat deze minister altijd houdt, niet geheel toevallig. Ik ben het met de heer Van Veen eens dat banen worden gecreëerd door bedrijven. Ik ben het niet met hem eens dat het goed gaat. Wat vindt de heer Van Veen er bijvoorbeeld van dat we vergeleken met andere landen weinig investeren in innovatie? Wat vindt de heer Van Veen ervan dat we weinig doorgroeiende bedrijven hebben? Zijn dat geen zorgen waar de VVD-fractie echt iets mee wil en ook echt aan gaat doen? 

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Ik zie achter u dat ik nog maar 3 minuten en 28 seconden bezig ben. Ik had voor 20 minuten spreektijd ingeschreven en ik kom nog niet echt tot de kern van de dingen die de VVD wil doen om het nog beter te laten gaan. Ik kan hier nog wel een keertje melden dat het beter gaat. Dat is heel belangrijk, want het betekent dat het slechter is geweest. Op het moment dat het beter gaat, zou je dat positieve gevoel kunnen omzetten in positieve energie en ervoor kunnen zorgen dat meer mensen gaan geloven in een gezonde en goede toekomst. 

De heer Verhoeven (D66):

Dit zou een mooie bijdrage aan een programma over zenboeddhisme kunnen zijn, maar ik wil graag over de economie praten. Positieve spirit heb ik ook, maar laten we even serieus zijn. Je kunt ook zeggen dat de heer Van Veen drieënhalve minuut heeft besteed aan zeggen hoe goed het allemaal gaat. Ik wil graag weten wat de VVD eraan gaat doen dat Nederland achter dreigt te raken op het gebied van innovatie. Ik wil graag weten wat de VVD ervan vindt dat wij weinig doorgroeiende bedrijven hebben. Als de heer Van Veen zegt dat hij daar zo dadelijk concreet op komt, is dat prima. Zo niet, dan krijg ik er nu graag een duidelijk antwoord op, want het zijn wel belangrijke onderwerpen. 

De heer Van Veen (VVD):

Ik ben ervan overtuigd dat ik de fractie van D66 aardig tegemoetkom met dingen die ertoe zullen bijdragen dat het weer beter gaat. 

De voorzitter:

U continueert. 

De heer Van Veen (VVD):

Dank u wel. 

Ik was gebleven bij de 0,7% en de voorspelling van het CPB — dat is ook positief — dat wij in 2015 een groei mogen verwachten van 1,25% en een verdere daling van de werkloosheid; ik zeg het ook hier. Met andere woorden, wij gaan vooruit. Er zal meer vertrouwen komen om iets te kopen en om te investeren. We krijgen weer meer zicht op het duurzaam aantrekken van onze welvaart, en dat zouden we met zijn allen moeten willen. 

Wat dat betreft was de crisis een echte wake-upcall. De internationale concurrentie is sterker dan ooit. Wij zullen er dus harder voor moeten werken dan ooit. Niet door harder aan het gras te gaan trekken, maar door ondernemers de ruimte te geven om verder te groeien, door een stap opzij te doen als overheid. Keer op keer hoor ik dat ondernemers zich ergeren. Dat is op zich positief, want zij geven signalen af waar het beter kan. Als het gaat om ruimte voor ondernemerschap, hebben we op dit moment de 30 voorstellen die in het actieplan Ambitieus Ondernemerschap genoemd zijn, en de aangekondigde aanstelling van een speciale gezant voor startende ondernemers juichen wij toe. Daardoor zullen onze concurrentiekracht en onze aantrekkelijkheid als vestigingsplaats verder worden vergroot en kunnen we die ook benutten om hoogwaardige kennis en verkoopbare diensten en producten te gaan vermarkten. 

Start-ups zijn daarbij van onschatbare waarde. De minister maakt hier inmiddels veel werk van, en terecht, want het gaat om welvaart, om kennis en om banen. De dwerg van vandaag is de reus van morgen, zeker gezien het feit dat 60% van de banengroei komt van startende bedrijven, en vooral van technische start-ups. Vorig jaar diende mijn collega Lucas haar plan in en ik zie dat het nu al vruchten begint af te werpen. 

Maar het kan nog beter, het kan scherper en het kan sneller. Nederland is niet het enige land dat om de gunsten van de start-ups strijdt. De concurrentie is wereldwijd. Van Frankrijk via Canada tot Chili, iedereen vraagt de start-up ten dans. Nederland zal scherp moeten blijven. Vandaar de volgende vragen aan de minister. 

Kan de minister de Kamer informeren over de mogelijkheden om de BMKB-regeling definitief open te stellen voor niet-banken? Hoe staat het met het fiscaal faciliteren van investeringen voor durfkapitaal aan start-ups? Hoe staat het met de rol van de overheid als inkoper van innovatie voor ambitieuze ondernemers? Ik heb gelezen, en dat betreur ik, dat de start-upvisa zijn vertraagd tot het eind van het jaar. Is begin 2015 nu wel haalbaar? En het lijkt een klein punt, maar dat is het niet: hoe lang duurt het nog voordat buitenlandse start-ups specifieke informatie in het Engels op internet kunnen vinden over vestiging in Nederland? De VVD is verder ook benieuwd welke andere verbeterpunten de minister ziet voor het start-upklimaat. 

Ons fiscale klimaat jaagt ook onze innovatie aan. De WBSO en de RDA functioneren goed. Dat krijg ik te horen van veel ondernemers die ik spreek. Ik heb niet de indruk dat een WBSO-aanvraag ingewikkeld is. Toch kiest 75% van de bedrijven voor een extern bureau om de WBSO-aanvraag voor hen in te dienen. Dat lijkt ons zonde, want die externe bureaus pakken tussen de 10 en 15% van de koek. Van een kleine 800 miljoen zou zo theoretisch 120 miljoen verloren kunnen gaan voor onderzoek en vernieuwing. Dat kan en moet beter. Ik wil de minister vragen of hij bij het onderzoek van de integratie van de WBSO en de RDA ook wil bekijken hoe de aanvraagprocedure voor de nieuwe regeling nog laagdrempeliger kan en hoe ondernemers kunnen worden verleid om de aanvragen vervolgens ook zelf te doen. 

De minister zet een breed scala aan instrumenten in om het mkb beter te financieren. Alleen al het Rijk gaat volgend jaar de 2 miljard aan garantiestellingen voorbij en dat is broodnodig. Als het klopt dat vier op de tien mkb'ers nu nul op het rekest krijgt bij de bank, dan schaadt dat onze positie als aantrekkelijk vestigingsland. Dat concludeert ook het World Economic Forum. Iedereen doet zijn uiterste best. Ook provincies en gemeenten laten zich niet onbetuigd. Veel initiatieven en, wellicht, veel versnippering. Ik wil de minister vragen te inventariseren welke lokale en provinciale initiatieven er zijn. Graag ook een inventarisatie van de effecten en de successen van de investeringsmogelijkheden voor ondernemers. Klopt het dat banken, ondanks de garantiestelling, geen krediet willen verlenen? Ziet de minister dat terug in het gebruik van de garantiestellingen? 

De crisis heeft ons een ouderwetse les geleerd, namelijk de waarde van een gezonde weerstand. In een rapport van de Rabobank wordt gesteld dat de toekomst van het mkb rooskleurig is. Het komt echter in toenemende mate aan op het vermogen van bedrijven en ondernemers om continu te veranderen, bijvoorbeeld naar e-commerce. Of zij moeten kijken naar de emancipatie van de consument of de vervaging tussen consument en producent, bijvoorbeeld als de consument zelf bepaalt of hij zijn huis, auto, fiets, boot, tijd of klopboor via internet wil verhuren. Dat zijn stuk voor stuk trends die veerkracht vergen van ondernemers die de boot niet willen missen. Nederland moet daarin flexibel blijven. De VVD kijkt net als de minister uit naar de innovatieve geesten die de bestaande orde tarten en ons leiden naar revoluties. 

De dollar is de afgelopen periode in waarde gestegen en dat is goed voor de Nederlandse export, zeker omdat juist de opkomende economieën in dollars willen afrekenen. Volgens het IMF zal de komende twee jaar twee derde van de wereldwijde economische groei uit die landen komen. Dat leidt tot nieuwe kansen op korte termijn en toch kan het beter. Dat zeg ik ook tegen de andere partijen in de Kamer. Ik was op werkbezoek bij Plastisol in Wanroij. Dat is een van die bedrijven uit de top 100 die ik bezocht heb. Dat bedrijf vroeg zich hardop af waarom de Oostenrijkse ambassade wel mee wilde gaan met een bezoek aan belangrijke autoriteiten in het Midden-Oosten, terwijl het Nederlandse ambassadepersoneel meldde dit volgens de regels niet te mogen doen. Dat is slecht voor ons imago en slecht voor de economie. De aangenomen motie, waarin wordt gevraagd om extra capaciteit voor diplomatie, zal wat ons betreft ook moeten leiden tot een andere attitude en een verbeterende handelspositie voor Nederlandse bedrijven. Ik hoor graag een reactie van de minister op dit punt. 

Topsectoren zijn keuzes en als je keuzes maakt, is daar altijd discussie over. De VVD steunt het topsectorenbeleid. We willen wel graag weten welke topsectoren en welke TKI's succesvol zijn en hoe de minister ervoor gaat zorgen dat een minder presterende topsector zich verbetert dan wel aanpast. Het is namelijk zonde dat geld, beschikbaar voor innovatie in die topsectoren, onbenut blijft. In 2013 bleef 50 miljoen euro onbenut bij de TKI-toeslag en dit jaar is er nog 67 miljoen euro over van de begrote 102 miljoen euro. 

De heer Graus (PVV):

Ik hoor de geachte afgevaardigde van de VVD praten over de banken die bedrijven geen kredieten meer verlenen. Dat heeft hij waarschijnlijk, net als wij allemaal, uit het bedrijfsleven zelf gehoord. Hoe denkt de heer Van Veen dit te gaan oplossen? Een verzoek aan de minister zal niet gaan werken. We vragen al jaren aan de banken om hun oorspronkelijke taak, spaargeld beheren en krediet verlenen, op te pakken en ze doen het niet. Hoe denkt de heer Van Veen banken onder druk te gaan zetten? 

De heer Van Veen (VVD):

Ik wil eerst een misverstand wegnemen. Het is niet zo dat banken geen geld meer uitlenen; dat gebeurt wel degelijk nog. Het is alleen veel moeilijker geworden. Dat zit hem in de samenwerking tussen aan de ene kant mensen die om krediet vragen en aan de andere kant een bank die in de afgelopen periode veel verliezen heeft gemaakt en dus onaanvaardbare risico's heeft genomen op z'n portefeuille. Dat daarin een correctie optreedt, lijkt mij niet meer dan normaal, gezien de financiële crisis die we achter de rug hebben. De regering en de minister zetten een pakket aan maatregelen in om banken te helpen om weer krediet te verlenen aan bedrijven die een goed businessplan hebben en daarom ook recht hebben op krediet. Ik denk dat dat een heel goede methode is om er straks, op een moment dat de economie weer aantrekt, voor te zorgen dat ondernemers daarvan kunnen profiteren. 

De heer Graus (PVV):

Maar de minister van Economische Zaken die hier aanwezig is, hoor ik heel vaak zeggen dat het allemaal begint aan te trekken, dat we uit het slop zijn geraakt en noem het allemaal maar op. En de VVD heeft het allemaal mogelijk gemaakt en alles is hosanna en hoezee. Maar de banken blijven te weinig kredieten uitgeven aan mensen die daar behoefte aan hebben, zoals aan ondernemers. Daar hebben we het vandaag over. We staan hier vandaag voor de ondernemers van Nederland. Ik vraag het nogmaals: hoe denkt de heer Van Veen dat op te lossen? Want de banken doen het gewoon niet. Ze hebben er lak aan. Zelfs de staatsbanken, die afhankelijk zijn van de Staat en aan het infuus liggen, trekken zich helemaal niets aan van wat er gezegd wordt. Sterker nog, de regering zegt: we kunnen niet meer doen, wij kunnen niet meer druk uitoefenen. Hoe denkt de heer Van Veen dit dan te gaan regelen? 

De heer Van Veen (VVD):

Er worden in de begroting weer een aantal voorstellen gedaan. Er wordt 2,5 miljard extra beschikbaar gesteld voor garantiestellingen. Dat zijn allemaal stappen die ertoe leiden dat banken meer garanties hebben op het moment dat ze geld gaan uitlenen. Daar komt bij dat wij als VVD helemaal niet rouwig zouden zijn als er niet alleen naar banken wordt gekeken op het moment dat geld wordt gezocht, maar dat er ook wordt gekeken naar de private sector. Ik signaleerde die positieve trend al en die wordt ook gesignaleerd door het CPB. En ik denk dat de maatregelen die de regering en deze minister inzetten om het mogelijk te maken om vanuit de private sector geld uit te lenen aan bedrijven, stuk voor stuk maatregelen zijn die ervoor zorgen dat die positieve trend zich zal doorzetten in de loop van 2015. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

We hebben aan het begin van de zomer een brief gehad van de minister, waarin hij aangeeft wat hij allemaal gaat doen om de kredietverlening te versterken. Wij praatten daarover met veel mkb'ers. Met name kleinere bedrijven gaven bij ons aan: het is een prachtig pakket aan maatregelen, maar we vinden het allemaal zo ingewikkeld; de trajecten zijn allemaal zo formeel, ze duren zo lang en we hebben er eigenlijk niet direct baat bij. Hoe zou de VVD dat willen oplossen? 

De heer Van Veen (VVD):

De perceptie bestaat dat het ingewikkeld is om aan te vragen en mevrouw Mulder vraag mij direct om een oplossing. Die oplossing heb ik zo niet, omdat het de perceptie van de ondernemers zelf is dat het te ingewikkeld is. Als de kredietverlening op de juiste wijze wordt vormgegeven met garantiestellingen vanuit de overheid, ben ik ervan overtuigd dat banken in het gesprek met die mkb'ers zullen aangeven wat de beperkingen zijn om een krediet te krijgen. Want het is natuurlijk niet zo dat iedere kredietaanvraag met een slecht plan wel tot een kredietuitgifte leidt. Dat zal het CDA ook niet willen. Er moet nog steeds heel kritisch gekeken worden naar de wijze van aanvraag van het krediet. We moeten ervoor zorgen dat banken zichzelf wat dat betreft ook niet in de problemen brengen. Er moet kritisch gekeken worden naar de kwaliteit van de aanvraag. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

De heer Van Veen ging niet helemaal in op mijn vraag. Die ging erover dat de mkb'ers door de bomen het bos niet meer zien. Is het misschien goed om via de Kamer van Koophandel duidelijke informatie voor de ondernemers over de verschillende mogelijkheden te kanaliseren? Want ze zien door de bomen het bos niet meer. Is de VVD-fractie dat met de CDA-fractie eens? 

De heer Van Veen (VVD):

Ik weet niet of het een primaire taak van de Kamer van Koophandel is om daarop in te zetten. Ik kijk hiervoor ook naar de minister, maar als die voorziening geleverd kan worden, dan ben ik daar heel benieuwd naar. 

De heer Verhoeven (D66):

De heer Van Veen begon over de topsectoren. Hij zei: dat is keuzes maken. De VVD steunt de topsectoren, terwijl het wel een vorm is waarbij de overheid bepaalt welke bedrijven of bedrijfstakken succesvol zijn. En daarbij leidt het niet tot meer banen, blijkt uit een recente publicatie. Wordt het niet eens tijd voor de VVD om die steun aan dat topsectorenbeleid eens wat af te zwakken en te kiezen voor andere mogelijkheden om de economie te stimuleren? Dat topsectorenbeleid is toch iets van het vorige kabinet en van minister Verhagen, de voorganger van deze minister? 

De heer Van Veen (VVD):

De sector komt daar eigenlijk zelf mee. We hebben het Smart Industry-rapport, waarin wordt bekeken of een en ander crosssectoraal, tussen de topsectoren, kan worden uitgewisseld, zodat ook bedrijven die niet door het topsectorenbeleid worden gesteund, de mogelijkheid krijgen om ervan te profiteren. Ik heb er alle vertrouwen in dat de sectoren zelf met die oplossing zullen komen. Het Smart Industry-rapport is wat dat betreft echt iets om met z'n allen naar uit te kijken. We kunnen dan zien hoe in dit geval FME aankijkt tegen de topsectoren en hoe die in staat is om dat crosssectoraal aan elkaar te verbinden. Dat leidt wat ons betreft tot topsectoren 1.2. Ik geloof niet dat je moet stoppen met nadenken over topsectoren. Je moet continu met het veld blijven nadenken. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik zie een kleine doorbraak: topsectoren 1.2. Dat is toch iets anders dan de huidige topsectoren; crosssectoraal. Ziet de VVD toch in dat oude, verticale bedrijfstakken niet meer aansluiten bij de huidige dynamiek van de economie? Zegt de VVD wel dat zij de topsectoren nog even overeind houdt, maar bedoelt zij eigenlijk gewoon dat wij de topsectoren zullen moeten omvormen en veel meer zullen moeten laten aansluiten op een moderne economie, die niet meer verticaal, volgens oude vakjes georganiseerd is? 

De heer Van Veen (VVD):

We zijn we nog niet zo lang met de topsectoren bezig dat we het nu alweer bij het vuil kunnen zetten. We moeten blijven nadenken over de vraag hoe wij het topsectorenbeleid nog effectiever kunnen maken. Initiatieven uit de verschillende sectoren zelf, zoals bij smart industries, zullen ons en de minister blijven uitdagen om te zoeken naar crosssectorale mogelijkheden om financiering te kunnen delen. 

Voorzitter. Er blijft vanuit de TKI-toeslag geld liggen op de begroting. Dat was in 2013 zo. Dat zal in 2014 niet anders zijn. Tegelijkertijd wordt de regeling Mkb Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) zwaar overtekend. Ik hoor zelfs dat ondernemers uit ergernis de moed opgeven om een aanvraag in te dienen, terwijl de MIT ons helpt om kennis die wij met toegepast onderzoek opdoen, om te zetten naar euro's. Juist hierop presteert Nederland in vergelijking met andere landen slecht. Ik vraag dan ook aan de minister, via een amendement, om in 2015 extra geld beschikbaar te stellen voor de MIT-regeling. De minister stelt terecht voor om die met 9 miljoen te verhogen. De VVD vraagt om daar nog eens incidenteel 20 miljoen aan toe te voegen. 

De discussie over het verdwijnen van industriële banen uit Nederland roept terecht emoties op. Tegelijkertijd heeft het CBS gemeld dat de industrie juist sterker groeit dan andere sectoren van onze economie. Naast de pijnlijke offshoring van arbeidsplaatsen is er nu ook weer sprake van reshoring. In een recente brief stelt minister Asscher dat de materie vooral moeilijk is. Reshoring hoort dan ook bij deze minister en niet bij de minister van SZW. Het beeld is niet overwegend negatief. Banen die dag na dag in de industrie ontstaan, halen vaak niet de krant. De balans is negatief, maar minder negatief dan hij soms lijkt. Wij zien ook geregeld dat het lukt om zeer hoogwaardige en productieve bedrijven en dus banen naar ons land te halen. Die complimenten horen hier. 

De VVD zou graag zien dat de minister reshoring betrekt bij het onderwerp vestigingsklimaat en waar mogelijk put uit de 600 miljoen voor de sectorplannen van zijn collega van SZW. Het is immers Economische Zaken dat werk maakt van onze economische kansen. Ik stel vast dat in het afgelopen jaar 193 projecten van buitenlandse investeerders zijn gestart. Dat stemt ons tevreden. Deze projecten waren goed voor een investering van 1,7 miljard in de Nederlandse economie en een recordaantal van om en nabij 8.500 banen. Ook de waardering voor het Nederlandse vestigingsklimaat is in het afgelopen jaar toegenomen. Ook dat is een compliment waard. 

De VVD zou meer willen doen om de maakindustrie voor Nederland te behouden en buitenlandse bedrijven hierheen te halen. Beschikbare locaties, gekwalificeerd personeel, vergunningen, het innovatieklimaat en het fiscale klimaat zijn hierbij cruciaal. Het NFIA speelt daarin een belangrijke rol. Kijk naar de komst van het datacenter in Groningen. Als de minister vindt dat hiervoor meer geld nodig is, dan daagt de VVD hem uit om dat ook aan te geven. 

Samen met het NFIA doen ook de regionale ontwikkelingsmaatschappijen op dit moment goed werk. De VVD zou graag zien dat deze partijen meer gaan samenwerken. Als de regionale ontwikkelingsmaatschappijen het goed doen, moet het ministerie aangehaakt blijven bij de ontwikkelingen op het gebied van reshoring en bedrijfsvestiging. Daar waar kansen op werkgelegenheid aanwezig zijn, moet Economische Zaken actief zijn, moeten procedures worden versneld en moeten provincies worden geholpen bij de bestemmings- en vergunningsproblematiek. 

De regeldruk is als het weer: iedereen klaagt erover, maar bijna niemand lijkt te geloven dat het beter kan. In twee jaar woordvoerderschap bij VWS is mij duidelijk geworden dat in de zorg bergen regels voortkomen uit de wens om ieder risico en elke aansprakelijkheid af te dekken. Dat is de risicoloze samenleving. Ook in het bedrijfsleven gelden alleen al honderden regels om aansprakelijkheid af te dekken. De minister heeft een heldere opdracht: geen nieuwe, belastende regels en de bezem door de oude regels, waarvan wij vaak geen idee hebben dat ze überhaupt bestaan. Dat vraagt echter ook iets van ons. Wij moeten bijvoorbeeld niet direct naar de interruptiemicrofoon en de journalist rennen als er iets misgaat door botte pech of onnozelheid. Er staat veel op het spel: bedrijven kunnen door regels kopje-onder gaan, zo blijkt uit het Actalrapport. Er zijn 136 wetten en regels waaraan alleen al een ondernemer moet voldoen, waarbij de kans ook nog eens groot is dat hij er een of meer vergeet of niet kent. 

Ik was bij Fluidwell in Veghel, een producent van digitale hightech flowmeters. Dit bedrijf was in de afgelopen jaren zo explosief gegroeid — ik doel op de export, of eigenlijk zelfs het hele pakket — dat door een externe partij werd gevraagd: onder welke cao vallen jullie en bij welk collectief pensioen zijn jullie aangesloten? Deze externe was de huisbank. Groeien, problematiek en, als je niet oppast, uiteindelijk bijzonder beheer: dat kan wat ons betreft niet de bedoeling zijn van regels. Daarom maak ik mij boos over de regeldruk. Daardoor worden ondernemers onnodig hard gepakt. Het lijkt wel "stank voor dank". Juist zij zijn het immers die ons uit de crisis halen. Ik heb dat eerder ook al gezegd. Zij zijn het die lef durven te tonen, die risico's nemen en die onze welvaart scheppen. 

De overheid kan de economie niet harder laten groeien, maar ze kan er wel voor zorgen dat de omstandigheden goed zijn, zoals de tuinman zijn tuin verzorgt, waardoor de bloemen en planten, de bomen en het gras kunnen groeien en bloeien. Ik stel vast dat deze minister als tuinman groene vingers heeft. Onze tuin is klaar voor de lente. Sla het McKinsey-rapport er maar op na: wereldwijd gezien staan we op plek drie wat betreft de faciliteiten voor internationale handel en op de eerste plek wat betreft economische verwevenheid, excellente kennisinstellingen, een hoogopgeleide bevolking en een subliem logistiek netwerk, zowel fysiek als in data. Dat is de vruchtbare bodem waarop ondernemers zullen blijven ondernemen in Nederland. Dat is de basis waarop ons bedrijfsleven kan vernieuwen, groeien en bloeien. Het is aan ons om aan iedereen met een goed idee, een kloppend businessplan en een ondernemende geest de ruimte te geven. Onze kracht komt niet uit de overheid, maar onze kracht schuilt in 17 miljoen hardwerkende en ondernemende Nederlanders. 

De voorzitter:

Er is nog een aantal tuinierliefhebbers met detailvragen. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik heb een vraag op hoofdlijnen. Hosanna! Ik kan het niet anders zeggen. Wat een fantastisch land hebben we toch! Tegelijkertijd concludeer ik echter dat de Europese Centrale Bank een onderzoek heeft gedaan waaruit blijkt dat we helemaal onder aan het lijstje staan als het gaat om kredietverlening aan bedrijven. Ik concludeer, net als de heer Van Veen, dat de regelingen van Economische Zaken, de BMKB voorop, ternauwernood worden benut: twee derde van het geld blijft op de plank liggen. Doen we het dan goed? 

De heer Van Veen (VVD):

Ondanks het feit dat het geld op de plank blijft liggen, staan wij op andere lijstjes klaarblijkelijk hartstikke hoog. Ik probeer aan te geven dat de in Nederland geschapen voorwaarden voor het starten van een succesvolle onderneming gewoon aanwezig zijn. Het personeel is er, de infrastructuur is er en ook de betrouwbare overheid is er. Wat wil de heer Vos nog meer? Ik begrijp dat het moeilijk is om kredieten te verstrekken, maar daarvoor hebben wij de minister. Ik meen in mijn bedrage te hebben aangegeven dat wij de minister uitdagen om het geld effectief in te zetten. Als dat niet het geval is, gaan wij zelf op zoek — dat doen wij hopelijk samen — om ervoor te zorgen dat het geld effectief wordt ingezet. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik concludeer dat het kabinet heeft gezegd dat er veel gedaan wordt aan werkgelegenheid, maar dat wij ondertussen met 620.000 werklozen zitten, dat de regelingen van het kabinet niet werken en dat uit objectief onderzoek van de Europese Centrale Bank blijkt dat wij net zo slecht en soms nog slechter dan Griekenland scoren op het vlak van het verstrekken van kredieten aan ondernemers. Ik deel dus in het geheel niet de conclusies van de heer Van Veen op dit punt. Ik vraag hem om eens over de grens te kijken, bijvoorbeeld naar het Verenigd Koninkrijk. Daar wordt wel actief iets gedaan door de overheid. Daar is onlangs de British Business Bank opgericht en die is zeer succesvol. Misschien is dat iets voor het kabinet. Deelt de heer Van Veen die mening? 

De heer Van Veen (VVD):

Het is goed dat we blijven kijken naar landen om ons heen die het goed of wellicht beter doen en dat wij leren van hetgeen daar gebeurt. Ik daag iedereen uit om daar heel goede voorstellen voor te doen. Ik concludeerde echter iets anders. Het gaat niet alleen maar om het verstrekken van krediet. Het gaat ook om infrastructuur en om onze samenleving. Onze samenleving heeft een hogere werkloosheid dan zes jaar geleden, dat is absoluut waar. Ik ben er echter van overtuigd, met alle seinen die nu op groen staan, dat als de werkloosheid weer gaat dalen, wij zullen profiteren van hetgeen wij in Nederland gezamenlijk hebben geïnvesteerd. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Van Veen snapt dat het verhaal over de tuinman mij enigszins triggerde. Ik ben benieuwd of de VVD kan uitleggen hoe zij tot haar besluitvorming komt. Iedereen is het met de VVD eens dat minder regels voor ondernemers een goede zaak is. Ik blijf even bij de metafoor van de tuin. Voor het gemak neem ik aan dat de VVD niet wil dat de volksgezondheid gevaar loopt. Soms willen ondernemers werken met stoffen die gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid. Wij kunnen dan twee dingen doen. Wij kunnen het desbetreffende middel van de markt halen. Het is ook mogelijk — dat zie ik de VVD heel vaak doen — dat tegen het gebruik van dat middel wordt geprotesteerd en dat vervolgens wordt besloten dat het middel beschikbaar blijft voor de tuinman, maar dan wel met 28 pagina's instructies over de wijze waarop dat middel wel en niet gebruikt mag worden, waarbij er ook nog moet worden gehandhaafd. Vindt de VVD het niet nodig, gelet op het feit dat zij altijd zegt dat wij in Nederland te veel ingewikkelde regeltjes hebben, om eens een andere keuze te maken als het gaat om dit soort activiteiten? 

De heer Van Veen (VVD):

Als wij aan iedere ingewikkelde regel zouden verbinden dat wij alles maar moeten verbieden, komen wij in Nederland geen stap verder. Erg belangrijk is dat wij kennis hebben van de gevaren die producten kunnen meebrengen. Vanuit het verleden heb ik daar in mijn werk heel veel ervaring mee. Dat betekent niet dat wij die middelen meteen moeten afschaffen. Het betekent dat wij maatregelen moeten nemen in bedrijven waar mensen worden blootgesteld aan die stoffen en dat wij ervoor moeten zorgen dat persoonlijke beschermingsmiddelen en dergelijke ook daadwerkelijk worden gebruikt. Dat is niet raar, want dat gebeurt al jaren in Nederland. Bij steeds meer producten zullen wij twijfels hebben over wat zij doen met de volksgezondheid. Dit betekent echter niet dat wij al die producten maar moeten verbieden. Wel moeten wij de mensen instructies geven over het op een juiste en correcte manier omgaan met die producten. Dat hoeft helemaal niet met dikke stapels papier; het kan ook door mensen te wijzen op de gevaren die aan die producten kleven. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik stel vast dat de VVD zelf vraagt om dit soort regels. De keuze kan ook zijn dat een bepaald middel dermate veel risico's meebrengt dat het alleen veilig gebruikt kan worden als deze regels worden gevolgd. Met die keuze ben ik het niet eens, maar het is wel de keuze van de VVD. De heer Van Veen moet dan hier niet zeggen dat er te veel regels zijn in Nederland en dat de handhaving een probleem is, zodat er dan maar inspectievakanties moeten worden ingevoerd. Laat de VVD het eerlijke verhaal vertellen: omdat de VVD niet wil erkennen dat er grenzen zijn aan het veilig gebruik van bepaalde stoffen, vraagt zij om dichtgetimmerde regels en een heel vervelende handhavingsstructuur. 

De heer Van Veen (VVD):

Volgens mij heeft mevrouw Ouwehand het punt gemaakt dat zij wilde maken. Het gaat ons erom dat niet elke regel automatisch moet leiden tot een verbod van een product. Dit zou betekenen dat wij straks helemaal niets meer mogen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het is heel belangrijk dat ons bedrijfsleven gebruik kan blijven maken van bepaalde stoffen waarvan bekend is dat zij gevaarlijk zijn. Daar hoort bij dat wij de mensen daarover instructies geven. Dat hoeft niet vastgelegd te worden in een regel; zulke dingen staan gewoon in een MSDS-blad. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

In de tekst van mijn VVD-collega hoorde ik dat hij weet dat het deze week de Week van het delen is, de week van de nieuwe deeleconomie. GroenLinks heeft daarvoor een tienpuntenplan gelanceerd. Dat heeft mijn collega misschien gezien in de media. Ik hoorde een aantal aardige woorden over de deeleconomie en ben dan ook heel benieuwd of de VVD bereid is om samen met GroenLinks op te trekken om het burgers mogelijk te maken om zowel consument als producent te zijn. Het tienpuntenplan staat op internet; misschien heeft de VVD-collega het al tot zich genomen. Daarin staat bijvoorbeeld dat er een nieuwe rechtsvorm nodig is voor sociale ondernemingen die via digitale platforms werken, en dat de overheid wellicht de rol van launching customer kan oppakken. Staat de VVD in principe positief tegenover het bevorderen van die nieuwe deeleconomie? 

De heer Van Veen (VVD):

Wij staan positief tegenover welke economie dan ook, zeker als die eraan bijdraagt dat Nederland innovatiever, slimmer en sneller wordt. Maar dan hoop ik ook dat de fractie van GroenLinks met ons mee wil doen bij de huren. We moeten niet allerlei verboden opleggen aan mensen, want volgens mij is verhuren of het via internet aanbieden van een kamer precies hetzelfde. Als wij elkaar dus kunnen vinden op twee gebieden, sluit ik geen enkele samenwerking uit. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben heel blij om dat te horen, want GroenLinks wil Airbnb bijvoorbeeld niet reguleren met verboden, maar juist met reputatiemanagement op de website. Bijvoorbeeld: vijf keer een melding op de website van buren die overlast hebben, en het adres gaat er voor een maand af. Dat bespaart een heleboel pogingen tot controle op de vloer, want we zien in Amsterdam dat dat niet werkt. Het betekent dat burgers een zakcentje bij kunnen verdienen door een logeerkamer te verhuren aan toeristen. Zo is er een trits aan voorbeelden. We hebben wat tijd tussen de eerste termijn en de tweede termijn; wellicht kunnen wij bekijken of er dingen zijn waarin GroenLinks en de VVD elkaar kunnen vinden. 

De heer Van Veen (VVD):

Zoals ik al aangaf, sluiten wij wat dat betreft niets uit. Wij realiseren ons heel goed dat wij ervoor moeten zorgen dat Kamerleden niet bij het eerste het beste probleem naar de interruptiemicrofoon rennen. En dit zijn juist ontwikkelingen waarbij het risico bijzonder groot is dat bepaalde partijen wel direct naar de interruptiemicrofoon lopen op het moment dat het misgaat. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik neem aan dat de geachte afgevaardigde van de VVD vanochtend ook de krant heeft opengeslagen. Mag ik zijn reactie op het volgende? Hardwerkende meervalkwekers uit Brabant die door subsidies kunstmatig van de markt worden gedrukt, innoverende ondernemers die in hun voortbestaan worden bedreigd door een gratis overheidssysteem dat vele malen duurder is, en vooruitstrevende studenten die een goed lopende vergelijkingssite voor rijscholen hebben weten op te tuigen maar hun onderneming straks kunnen opdoeken omdat de overheid ook dat initiatief kopieert. Het lid ziet eruit of hij water ziet branden, voorzitter, maar het staat echt in de krant en het gaat over deze minister van Economische Zaken. Mag ik een reactie van de VVD? 

De heer Van Veen (VVD):

Uiteraard mag de fractie van de SP een reactie van de VVD. Ik heb dit artikel niet gelezen, dus ik kan er ook niet op reageren. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wat jammer. Zou ik dan wel aan de geachte afgevaardigde mogen vragen of hij het volgende met mij deelt? De ondernemers houden een pleidooi voor volledige openheid en openbaarheid van zaken in dossiers waarin de overheid met de markt concurreert. Zij vragen de Kamer om de minister te gebieden om zich in een voorkomend geval echt als ondernemer te gedragen en kosten voor de marktactiviteiten in rekening te brengen in plaats van gratis initiatieven te bekostigen met belastinggeld. Gaat de VVD-fractie de ondernemers steunen die hierom vragen? 

De heer Van Veen (VVD):

Ik word een beetje achterdochtig omdat het wel heel liberaal klinkt wat de SP hier zegt. Dan denk ik altijd dat er een addertje onder het gras zit, en ik weet nog niet welk dat is. Maar zoals mevrouw Gesthuizen het nu vertelt, hoor ik niets raars. 

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wat een ontzettend slappe jij-bak als reactie! U weet gewoon niet waar het over gaat. Dat is heel jammer. Ik zal u het artikel straks doen toekomen; dan kunt u misschien alsnog reageren in tweede termijn. 

De heer Van Veen (VVD):

Het is altijd mooi om mensen emotioneel te zien, maar het was inderdaad makkelijker geweest als mevrouw Gesthuizen dat artikel had gestuurd. Er zijn heel veel kranten uitgekomen vandaag, waarvan ik er veel gelezen heb. Daar zijn helaas geen vragen over; dat is altijd jammer. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik zou de heer Van Veen ten slotte nog de suggestie willen doen om de VVD-standpunten over aanbesteden en TenderNed van de afgelopen jaren er nog eens bij te halen. In de eerdere fases van de begrotingsbehandeling van 2012 heeft de oud-woordvoerder mevrouw Schaart zich namelijk stellig gekeerd tegen allerlei TenderNed-achtige varianten die ondernemers dwarszaten. 

De heer Van Veen (VVD):

Bedankt. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Het CDA staat voor een eerlijke economie waarin het midden- en kleinbedrijf absolute prioriteit krijgt. Het mkb is goed voor een heel groot deel van onze werkgelegenheid. Wij hebben de afgelopen jaren met veel mkb-ondernemers gesproken en zij ervaren een stapeling van toegenomen lastendruk. Zij zijn huiverig om nieuw personeel aan te nemen vanwege de risico's. Zij ervaren ook nog steeds een hoge regeldruk. Snel internet ontbreekt nog weleens en zij komen maar moeilijk aan krediet. In mijn bijdrage zal ik op deze punten ingaan. 

Het CDA wil banen creëren door de werkgeverslasten te verlagen voor de eerste drie werknemers. Het CDA wil ook de loondoorbetaling bij ziekte voor kleine bedrijven beperken tot een jaar. In de alternatieve begroting van het CDA draaien wij de accijnsverhoging op diesel en lpg terug. Het kabinet zou toch moeten weten dat deze maatregel alleen maar geld kost in plaats van dat het geld oplevert. Mkb'ers in grens- en buitengebieden hebben het hierdoor zwaar. 

Naast de hoge accijnzen beschikken zij te vaak niet over snel internet en mobiel bereik, terwijl dit zeker in deze tijd een basisvoorziening zou moeten zijn. Snel internet in buitengebieden is noodzakelijk om mee te kunnen komen met de maatregelen van het kabinet. Voorbeelden hiervan zijn zorg op afstand en de ambitie dat ondernemers en inwoners in 2017 digitaal zaken kunnen doen met de overheid. Het is dus niet alleen vervelend dat ondernemers en inwoners geen snel internet hebben, snel internet is een basisvoorziening om te kunnen voldoen aan de maatregelen van het kabinet. Wat wil het kabinet precies van de ondernemers op dit punt? 

Het CDA wil dat er een snelle internetverbinding komt voor alle Nederlanders, die kan voorzien in de volgende uitdagingen: zorg op afstand, digitale onderwijsontwikkelingen, het gewoon kunnen doen van de bedrijfsvoering, de leefbaarheid van het platteland en de economische ontwikkeling in het landelijk gebied. Het CDA ziet hier een faciliterende rol voor de overheid: ga naast de inwoners staan en ondersteun ze waar nodig! Wij zien dat inwoners zich vaak verenigen in coöperaties, bijvoorbeeld op het gebied van breedband internet, energiecoöperaties en kredietunies. Onze inwoners in grens- en buitengebieden zien pinautomaten en brievenbussen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Ze kunnen bij een noodgeval met hun mobiele telefoon het alarmnummer 112 niet bereiken. Zij lijken de klos te zijn bij dit kabinet. Terwijl de samenleving om hulp roept vanwege de slechte bereikbaarheid van alarmnummer 112, kijkt het kabinet rustig toe. Een overheid die haar kerntaak serieus neemt, laat deze mensen niet aan hun lot over. In de reactie van de minister over mobiele dekking gaat hij vooral in op de kosten en minder op de baten. 

De heer Verhoeven (D66):

De CDA-fractie heeft het eerst over snel internet — ik vind dat hartstikke goed — en begint daarna over brievenbussen. Is het niet een beetje het een of het ander? Als je snel internet hebt, kun je op die manier makkelijker communiceren, dat ben ik helemaal met mevrouw Mulder eens. Moeten wij dan ook nog allerlei brievenbussen overeind houden? Maakt het CDA ook keuzen of moet het allemaal en-en zijn? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

We hebben gezien dat bij de pinautomaten zomaar op een dag een briefje kan hangen met de tekst: de pinautomaat is hier weg. Wij willen voorkomen dat het ook op die manier met brievenbussen gaat gebeuren. Wij willen graag dat PostNL in overleg gaat met lokale gemeenschappen om te spreken over de vraag hoe PostNL op een goede manier de post kan blijven verzorgen. Wij hebben dit aan het bedrijf gevraagd en het zou ermee aan de slag gaan. Het is voor het CDA van belang dat dit op een goede manier gebeurt. Het lijkt nu of het gewoon allemaal maar weggaat. 

Mogelijke welvaarts- en welzijnswinst en het redden van levens zouden een prominentere plek in de discussie moeten krijgen. Inwoners krijgen hierdoor het gevoel dat de overheid tegenover hen staat in plaats van naast hen. Ook hier is er een faciliterende rol voor de overheid. Het minste wat de overheid zou kunnen doen, is de Kamer informeren over de technische mogelijkheden en de kosten van het verzorgen van een meer dan volledige mobiele dekking in Nederland. De minister geeft aan dat hij de problemen in kaart wil brengen door onderzoek te doen naar waar men buitenshuis goed, nauwelijks of niet kan bellen naar 112 met de mobiele telefoon. Het CDA wil dat de minister een stap verder gaat. Is de minister alsnog bereid om ook onderzoek te doen naar mogelijke oplossingen? Bijvoorbeeld een onderzoek naar de technische mogelijkheden en de kosten van het verzorgen van meer of volledige mobiele dekking in Nederland. 

Het CDA vindt dat de minister van Economische Zaken meer druk zou moeten zetten op het verminderen van de regeldruk. De regel- en lastendruk voor ondernemers en startende bedrijven is zo groot dat helaas maar weinig zzp'ers het risico willen nemen mkb'er te worden en mensen in dienst te nemen. Volgens Actal — de VVD zei het ook al — krijgen ondernemers van kleine bedrijven te maken met minstens 136 drempels die bepalen of een wet of regel wel of niet op hen van toepassing is. De regelhulp in het Ondernemingsdossier zou hierin uitkomst kunnen bieden. Wij horen echter dat dit niet genoeg vlot. Zou de minister daar verder op in kunnen gaan en ons misschien toch perspectief willen geven? 

Verder stelt het CDA dat de verschillende ministeries dezelfde druk zouden moeten voelen als onze minister van Economische Zaken en dat zij vaart zouden moeten maken met het verminderen van de regeldruk. De opgenomen doelstelling geldt voor de gehele rijksoverheid. Minister Kamp mist de doorzettingsmacht ten opzichte van collega-bewindslieden die zijn VVD-partijgenoot Zalm destijds in Balkenende II wel had. Het CDA zou graag zien dat elk ministerie verantwoordelijk wordt voor haar eigen vermindering van de regeldruk, met bijbehorende kwantitatieve doelstellingen per ministerie waarbij onze minister Kamp een coördinerende taak krijgt mét doorzettingsmacht. Op deze wijze kan de druk op de ketel worden gehouden. Kan de minister aan het CDA toezeggen dat hij dat gaat doen? 

Het CDA hoort van ondernemers dat de kredietverlening aan het mkb moeizaam blijft verlopen. Collega Vos sprak er ook al over. Veel ondernemers van kleine bedrijven geven aan dat de voorgestelde maatregelen van het kabinet hen niet helpen omdat deze veel te ver af staan van de gemiddelde mkb'er. Die heeft namelijk geen tijd en kennis genoeg om zich bij allerlei initiatieven aan te sluiten. Dat geven zij bij ons aan. Meer toegankelijkheid en bekendheid zijn daarom cruciaal om kleine bedrijven te bereiken. Hoe wil de minister dit oppakken? Welke rol hebben de Kamers van Koophandel en de regionale ontwikkelingsmaatschappijen daarbij volgens de minister? 

Het CDA mist in de gepresenteerde maatregelen van het kabinet het nieuw leven inblazen van de tanteagaathregeling, waarbij bekenden of familie van een ondernemer kapitaal fiscaal aantrekkelijk kunnen investeren. We horen graag een reactie van de minister hierop. We roepen de minister op alsnog met een voorstel te komen. Mijn collega Eddy van Hijum en ik hebben afgelopen week een initiatiefwetsvoorstel over kredietunies naar de Tweede Kamer gezonden. We hopen natuurlijk dat dit snel kan worden behandeld, want er staan al kredietunies klaar die graag van start willen gaan om ondernemers aan krediet te helpen. 

Onze motie over de regeling Mkb Innovatiestimulering Topsectoren heeft tot doel om een bijdrage te leveren aan economische structuurversterking in regio's met een hoge werkloosheid door innovatieprojecten in het mkb te stimuleren. Deze motie is voor de zomer aangenomen. Naast de provincies Limburg en Noord-Brabant gaat de minister ook afspraken maken met andere provincies. Kan de minister misschien aangeven hoe ver hij daar inmiddels mee is? We zouden voor het eind van het jaar wat horen, maar ik dacht: wie weet kan de minister hier alvast op ingaan. 

De regering geeft in de begroting voor 2015 aan dat zij heeft besloten het plafond voor de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering met ingang van 2015 te verlagen van 1 miljard naar 400 miljoen. Zou de minister kunnen aangeven wat de oorzaken zijn van het lage gebruik? Volgens de brancheorganisatie Netherlands Maritime Technology ligt een groot deel van het probleem bij de nafinanciering. Is de minister dit met de brancheorganisatie eens? Is hij bereid om te onderzoeken in hoeverre naast de voorfinanciering ook de nafinanciering zou kunnen worden betrokken in de garantieregeling? Wij meenden dat wij daarover nog apart een brief zouden ontvangen, maar we horen graag van de minister hoe hij daartegenaan kijkt. 

Het CDA vraagt zich ook af wanneer de informatie over de fiscaliteit bij bedrijfsoverdrachten naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Dit zou namelijk voor de zomer van 2014 gebeuren. We zagen op een gegeven moment wel een brief van staatssecretaris Wiebes, maar die was ook vlot weer ingetrokken. Volgens onze informatie hebben wij er vorig jaar bij de begrotingsbehandeling naar gevraagd. We zouden graag zien hoe de minister daarmee om wil gaan, want wij willen graag onze bedrijven de mogelijkheid geven om goed overgedragen te kunnen worden, zodat er continuïteit is voor de lange termijn. 

Het CDA heeft weinig vertrouwen in het oprichten van een toekomstfonds. Zoals het er nu uitziet, denken wij dat het alleen maar extra bureaucratie veroorzaakt en dat de toegevoegde waarde helaas verwaarloosbaar zal zijn. Het lijkt een beetje een herverpakkingstruc. Ons advies is om in te zetten op lastenverlichting. Wij hebben daarvoor eerder, bij de begroting, al allemaal alternatieve voorstellen ingeleverd. 

Tot slot hoopt het CDA dat het kabinet nog meer aandacht gaat hebben voor ons mkb. Het mkb heeft de zwaarste klappen van de crisis opgevangen en het is de banenmotor van onze economie. 

De voorzitter:

Perfect op tijd, alsof u het getimed hebt. 

De heer Verhoeven (D66):

De CDA-fractie begon nog even over het toekomstfonds. Ik dacht dat het CDA het rentmeesterschap hoog in het vaandel had staan. Het toekomstfonds is zo ongeveer het beste symbool voor rentmeesterschap dat ik mij kan voorstellen: je zet geld opzij om in de toekomstige innovatiekracht van het land te investeren. Wat kan het CDA daar nu op tegen hebben? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Op zich is die gedachte wel mooi, maar de uitvoering is zo beroerd. Dat hebben wij erop tegen. Wij weten niet of de meevallers van de aardgasbaten er komen. Eigenlijk wordt de kans dat zij er zullen komen alleen maar kleiner omdat wij het Eemskanaalcluster misschien wel gaan sluiten. Daar komt dus eigenlijk niet zo veel geld vandaan. Het volgende onderdeel waarmee wij het fonds dan gaan vullen, noemen wij weliswaar een startkapitaal van 200 miljoen, maar dat wordt natuurlijk gewoon gefinancierd vanuit de begroting. Daarmee loopt ons tekort verder op. Dan hebben wij nog het Innovatiefonds MKB+ van 400 miljoen euro, maar dat kan volkomen los ook goed functioneren en hoeft niet te worden ondergebracht in iets bureaucratisch waarmee weer allerlei ambtenaren bezig gaan. Wij vragen ons echt af of dit nu toegevoegde waarde gaat bieden. Dat is ook de reden waarom wij niet zo blij zijn geworden van dit fonds. Voor de zomer was onze gedachte om voor de motie te stemmen omdat het ons een prima idee leek. Dus als de uitvoering anders kan, is er weer met ons te praten. 

De heer Verhoeven (D66):

Gelukkig! Ik was al even bang dat het CDA ineens weer een koerswijziging had doorgevoerd. Het toekomstfonds is dus een goed idee, maar de uitvoering kan beter. Wij gaan daar samen naar kijken. Mag ik mevrouw Mulder nog wel vragen waarom zij voor bureaucratische organisaties zoals publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties, bedrijfschappen, Kamers van Koophandel en bedrijveninvesteringszones is, als zij zo'n hekel heeft aan bureaucratie? Dat is het toppunt van bureaucratie en daar is het CDA dan weer wel voor. Ik begrijp die koers van lastenverlichting en weinig bureaucratie niet helemaal. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Zoals de gewaardeerde collega van D66 misschien ook weet, zijn die organisaties er omdat er sprake is van een zeker marktfalen. Zelfs de D66-fractie zal erkennen dat er op bepaalde momenten sprake is van marktfalen. Soms heb je dan clubs nodig die onafhankelijk zijn en die gedegen hun advies geven. Wij zijn daarom blij met een organisatie als de Kamer van Koophandel. Wij vinden het inderdaad jammer dat de productschappen allemaal worden opgeheven. Het gevolg is ook nog eens dat het er voor een gedeelte gewoon op de begroting van Economische Zaken bij komt. Als de D66-fractie dat graag wilde bereiken, is dat gelukt. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Werk en banen, dat is de opdracht voor de minister van Economische Zaken. 620.000 werklozen, dat is te veel. Elke werkzoekende is er een te veel. Het kabinet heeft werk tot kerntaak gemaakt. Mijn complimenten daarvoor en voor het feit dat de minister dat zo zwaar opneemt. Ook een compliment voor de eerste lichte daling van de werkloosheid. De Partij van de Arbeid wil nu echter wel boter bij de vis. Wij zijn niet tevreden over de uitvoering van de plannen van het kabinet tot nu toe. De Partij van de Arbeid wil meer werk doordat de minister van Economische Zaken het energieakkoord volgens afspraak en ook voor 100% uitvoert. Wij willen meer werk door minder bureaucratie. De minister van Economische Zaken had twee derde van alle potjes met geld voor kleine ondernemers op de plank liggen en die werden niet besteed aan werk. Wij willen meer werk doordat de minister ervoor zorgt dat Nederland niet langer onderaan de lijstjes van kredietverlening aan bedrijven bungelt bij landen als Spanje en Griekenland. 

Daarnaast zijn er drie zaken die wij volgens mijn fractie per direct moeten doen. Ten eerste moeten wij goed kijken naar de veranderende geopolitieke situatie op het wereldtoneel. Wij moeten ons daartoe verhouden en er een strategie op ontwikkelen. Ten tweede moeten wij, als onderdeel van die strategie, ons enorme kapitaal in pensioenfondsen en elders tactisch en beter inzetten. Waar beleggen wij dat geld nu precies in? Daar zit nauwelijks een strategie achter, terwijl andere landen daar veel beter over nadenken. Tot slot moeten onze meest talentvolle ondernemers sneller, beter en succesvoller internationaal kunnen opschalen. Te snel en te vaak worden hun bedrijven verkocht aan Amerikanen of Israëli's in plaats van dat zij het wereldtoneel veroveren met hun vindingen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hoor de heer Vos zeggen dat de PvdA vindt dat het energieakkoord, zoals afgesproken, helemaal moet worden uitgevoerd. We hebben nog een apart debat over het onderdeel Energie van deze begroting maar de heer Vos begint er zelf over, zodat ik toch wel een beetje benieuwd ben of er nu voorstellen van de PvdA over komen. We hebben de vorige week in het vragenuur gezien dat de PvdA zich er zorgen over maakt, net als wij overigens. Ik denk dat de PvdA onder aanvoering van dé energie-expert Diederik Samsom best weet waar ze het over heeft. En de minister zei: u bent niet goed bij uw hoofd, u ziet spoken, niets aan de hand, het komt goed. Dus wat is de reactie van de PvdA? Kunnen we vandaag voorstellen verwachten? 

De heer Jan Vos (PvdA):

De laatste zin zoals geciteerd door mevrouw Ouwehand heb ik van de zijde van het kabinet niet mogen vernemen, maar misschien heb ik niet goed opgelet. Overigens is het heel helder wat de PvdA wil. Zij wil namelijk wat 40 bedrijven en maatschappelijke organisaties, van Greenpeace tot Tata Steel, willen en dat is uitvoering van het energieakkoord. We gaan het hier vandaag niet over energie hebben, maar waar ik het wel over wil hebben zijn de 15.000 banen die het energieakkoord kan opleveren, en zelfs nog veel meer als we meer investeren in duurzame energie. Zoals het PBL heeft berekend, kan het dan gaan om honderdduizenden banen in Nederland. Die 15.000 banen kunnen er echter alleen komen als het kabinet zijn werk goed doet. En dat lijkt op dit moment volgens PBL en ECN niet het geval te zijn. Die conclusie deel ik. Op dit moment lijkt het kabinet een ander standpunt in te nemen, maar ik ben ervan overtuigd dat we elkaar in een goede, constructieve en harmonieuze werkverhouding de komende weken gaan vinden. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Vos had gelijk, de minister heeft niet letterlijk gezegd tegen de PvdA-fractie: u bent niet goed bij uw hoofd, u ziet spoken. Omdat het zo slecht bij de PvdA-fractie door leek te dringen wat het kabinet zegt, leek het mij goed het even te vertalen. Ik ben heel erg benieuwd wat de eisen van de PvdA zullen zijn in de richting van het kabinet. Ik hoop ze vandaag te horen. Kom maar op, zou ik zeggen. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Het is duidelijk dat de PvdA met alle andere ondertekenaars van het energieakkoord in Nederland wil dat dit akkoord voor 100% wordt uitgevoerd. Het is voor ons niet acceptabel dat de getallen die in het energieakkoord zijn afgesproken, niet worden gehaald. Als halverwege de rit of zelfs aan het begin van de rit blijkt dat er meer moet worden gewerkt aan de uitvoering van het akkoord en er meer in moet worden geïnvesteerd, dan zullen we daar als eerste voor op de bühne staan en hier in de Kamer aan de bel trekken om ervoor te zorgen dat dit gebeurt. Dat hebben we gedaan en dat zullen we blijven doen. 

De heer Graus (PVV):

Over het deel Energie van deze begroting komt nog een apart wetgevingsoverleg, maar nu het energieakkoord wordt genoemd, waar mijn collega Klever zich normaal gesproken mee bezighoudt, heb ik er toch een vraag over. Is de heer Vos ervan op de hoogte dat dit akkoord zorgt voor een enorme lastenverzwaring voor burgers en bedrijven? Lastenverzwaring betekent ook verminderde koopkracht, waardoor de ondernemers, over wie het vandaag wel gaat, dubbel worden gepakt. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik begrijp absoluut niet waar u aan refereert. Het gaat mij om 15.000 banen die zouden kunnen worden gecreëerd middels het energieakkoord. Dat zijn banen voor installateurs van zonnepanelen; misschien dat er ook nog iemand uit uw achterban bij zit. Het zijn ook banen voor bouwvakkers die woningen isoleren. Het zijn ook precies die mensen voor wie de PvdA opkomt. Die banen kunnen alleen maar gerealiseerd worden als we daadwerkelijk de investeringen uitvoeren die zijn voorgenomen in het energieakkoord. Dat zijn investeringen die niet alleen gedaan worden door het kabinet maar ook door het Nederlandse bedrijfsleven. Ik denk dat het heel goed is dat we hierin gezamenlijk optrekken. U weet ook dat Den Haag in zekere zin — en dat is maar goed ook — een herverdelingsmachine is en dat we geld ophalen en weer uitgeven. Dat doen we in het belang van alle Nederlanders. De PvdA staat voorop als het gaat om het herverdelen van het geld in de richting van de mensen die het iets minder goed hebben. 

De heer Graus (PVV):

Dat laatste is zeker ook hetgeen ons bindt; dat willen wij ook graag maar dat kan ook door middel van lastenverlichting, verlaging van de belastingdruk, vermindering van vennootschapsbelasting en het wegenemen van alle accijnzen die bedrijven om zeep helpen. Daar help je meer mensen mee dan op een soort tupperwaremanier 15.000 banen te creëren. Ik heb het dus over meer dan 15.000 mensen die gedupeerd raken door de lastenverzwaring als gevolg van het energieakkoord. Het gaat echt om de ondernemers. Met name de ondernemers worden nu dubbel gepakt omdat de koopkracht afneemt door dit energieakkoord. Dat kost een heleboel geld. 

De voorzitter:

U hebt nog een heel WGO over energie. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik wil er ook niet al te zeer op ingaan. Het ging mij om die banen. Als de heer Graus wil weten om welk bedrag het gaat, kan ik zeggen dat dit ongeveer €1,23 op jaarbasis is voor een gezin in Nederland. Ik geef toe: het is een lastenverzwaring, maar voor mijn achterban en die van de heer Graus is die €1,23 op te brengen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Deze begroting gaat ook over innovatie. Om onder andere het energieakkoord te kunnen uitvoeren is innovatie hard nodig. De PvdA en GroenLinks zijn dat vast met elkaar eens. Wij hebben een amendement opgesteld dat oproept om wat meer geld toe te voegen aan de regeling Demonstratie Energie-Innovatie (DEI). Ik ben heel benieuwd of de PvdA daar in principe positief tegenover staat. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Zowel het Planbureau voor de Leefomgeving als ECN heeft gewezen op het belang van innovatie als het gaat om duurzame energie. Daar valt nog heel veel te winnen. Wat we op dit moment op dat terrein doen, is eigenlijk nog niet genoeg. Mijn fractie zal dus alle voorstellen in die richting serieus bestuderen. Dat geldt ook voor dit voorstel. Ik ben ook erg benieuwd naar de appreciatie van het kabinet. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Die nieuwsgierigheid delen wij. Er komen in Nederland bijvoorbeeld vrij veel nieuwe technieken naar voren, die dan moeilijk geïmplementeerd worden. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het geothermieproject van de TU Delft. Ik dacht dat de PvdA daar een warm voorstander van was. Er is een hele rij van dit type projecten die van zo'n verschuiving van investeringen zou kunnen profiteren. Je hebt dan én duurzaamheid én banen. Je hebt ook een iets grotere kans om het energieakkoord te halen. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Het energieakkoord halen, meer werkgelegenheid creëren en een duurzame wereld: dat zijn precies de punten waar wij als sociaaldemocraten voor staan. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik hoorde de heer Vos net klagen over de pensioenfondsen die niet of te weinig in Nederland investeren. Nu was er een aantal weken geleden bij de VN een klimaattop. Een van de sprekers was Angelien Kemna. Dat heeft de heer Vos ongetwijfeld ook gehoord. Zij pleitte ervoor dat Nederland hogere ambities formuleert ten aanzien van het klimaat- en energiebeleid, omdat het dan voor pensioenfondsen veel aantrekkelijker wordt om te investeren in Nederland. Wat lees ik nu net in NRC Handelsblad? Overigens lees ik mijn kranten na de oekaze van mevrouw Gesthuizen nu heel snel door. De heer Vos zegt daarin zelf: "Het heeft geen zin als Nederland het vingertje omhoog houdt en zegt dat het toch moet." Dit gaat over scherpere ambities ten aanzien van het klimaat- en energiebeleid. Voorkomt de heer Vos daarmee niet juist dat pensioenfondsen gaan investeren? Zij geven namelijk aan dat zij dat graag willen, als de ambities er maar zijn. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Het is niet alleen mevrouw Kemna van het ABP die pleit voor een duurzamer energiebeleid en voor hogere doelstellingen op klimaatgebied van dit kabinet en van andere regeringen wereldwijd. Ook de heer Polman heeft vandaag of gisteren nog een brief gestuurd, samen met een aantal collega's van onder andere Philips. Daarin zeggen zij dat de 27% aan duurzame energie die nu wordt afgesproken, niet genoeg is. Het moet naar 40% duurzame energie. 

Het is natuurlijk fantastisch om te zien dat onze bedrijven die we mondiaal in de Dow Jones Sustainability Indices kunnen terugvinden omdat ze zo'n toonaangevende rol spelen in duurzaamheid, ons politici manen tot een grotere inzet. De PvdA heeft nu gezegd dat ze het prettig, fijn en goed vindt dat het kabinet pleit voor 40% CO2-reductie in Europa. We vinden dat echter niet genoeg. Wij willen een hogere doelstelling. Daarbij hebben we wel gezegd dat we andere landen daarin mee moeten nemen, in Europa, maar straks ook in Lima en daarna in Parijs. Je kunt namelijk niet in je eentje de hele wereld verbeteren. In dat opzicht heeft het geen zin om in je eentje met een vingertje te wijzen en daar te gaan staan. Je moet wel goed om je heen blijven kijken. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Op meerdere fronten hoor ik de heer Vos nu dubbele boodschappen verkondigen. Aan de ene kant zegt hij dat de ambities omhoog moeten, maar dat het geen zin heeft om het vingertje omhoog te houden. Aan de andere kant zegt hij dat pensioenfondsen moeten investeren en dat ze dat zelf al heel graag willen. Wat is nou de boodschap van de PvdA? De politiek kan hier scherpere ambities neerzetten. De politiek kan ervoor zorgen dat het daardoor aantrekkelijker wordt, bijvoorbeeld voor pensioenfondsen, om te investeren in duurzame energie. De heer Vos kan in de Kamer de doorslag geven. Dat weet hij. Hij moet volgens mij gewoon hom of kuit geven. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Mijnheer Vos … 

De voorzitter:

Dat bent u zelf. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter, ik denk dat het standpunt van de PvdA heel duidelijk is. Wij willen graag een hogere ambitie dan die 40% CO2-reductie die we nu hebben afgesproken. Daarvan afgeleid willen we graag een hogere ambitie voor duurzame energie dan de 27% die nu is afgesproken. We willen ook graag een hogere doelstelling voor energiebesparing dan de 25% die is afgesproken. We hebben het kabinet gevraagd om waar mogelijk, in Europa en op het wereldtoneel, meerderheden te krijgen en coalities te smeden om die doelstellingen te halen. Het is dus helemaal geen dubbele boodschap. Het is de boodschap: u hebt hier een minimum, daar mag u niet onder gaan, maar probeert u er alstublieft wat meer van te maken. Tegen mevrouw Kemna, mijnheer Polman en al die andere CEO's van onze bedrijven die zeggen dat wij meer ons best moeten doen in de politiek, zeg ik: "Dank u wel, fijn dat u het goede voorbeeld geeft en met ons meewerkt" — want dat doen die bedrijven echt — "en dank u wel dat u zoveel opbouwende kritiek hebt en vindt dat wij meer moeten doen dan wij nu doen". Dat is hoogst noodzakelijk voor het klimaat, maar op dit moment bovenal voor de werkgelegenheid in Nederland. 

De voorzitter:

U continueert, mijnheer Vos. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Voorzitter. Kleine bedrijven worden hard geraakt door de crisis, harder dan het midden- en grootbedrijf; dit terwijl kleine bedrijven de spil vormen van onze kenniseconomie en aan de basis staan van werkgelegenheid en innovatie. Mijn collega van de VVD memoreerde het al: 60% tot 70% van de werkgelegenheid wordt daar gecreëerd. De Partij van de Arbeid vindt het onrechtvaardig dat juist bakkers, aannemers, slagers en andere ambachtslui, die zulke belangrijke diensten leveren, die werk geven aan honderdduizenden mensen, die de regionale economie stimuleren, nu worden gepakt. Zij krijgen geen bescherming tegen faillissement en zij krijgen vooral geen toegang tot kredieten. Ik heb al een paar keer gezegd dat al drie jaar op rij uit het ECB-onderzoek blijkt dat onze ondernemers de slechtste toegang tot krediet hebben in Europa. Wij zitten op het niveau van landen als Spanje en Griekenland, die er economisch veel slechter voor staan dan wij. Minister, hoe kan dat nu toch en wat gaat u ertegen doen? 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Mijn excuses, voorzitter, dat ik toch nog een vraag heb over het vorige punt. Ik zat te twijfelen of ik het zou vragen, omdat ik dacht dat ik bijna een helder antwoord kreeg. Het gaat mij om de klimaatambities die wij uitdragen in Europa en de vraag hoe helder die zijn. De Kamer heeft een motie aangenomen waarin wordt gevraagd om een bindend doel, doorvertaald naar lidstaten. Zoals de heer Vos weet, hebben we dat tot nu toe nog niet in het Europese standpunt gekregen. Hoe kijkt de PvdA daar tegenaan? Komt het wel goed of moet de PvdA er nog voor zorgen dat de aangenomen motie ook echt wordt vertaald in een instructie aan de Permanente Vertegenwoordiging in Europa, zodat minister Kamp en staatssecretaris Mansveld er echt voor staan? 

De heer Jan Vos (PvdA):

Het is een beetje ingewikkeld, voorzitter, dus staat u mij toe om erop in te gaan. De vraag wordt immers gesteld. Aan het begin van het jaar hebben wij een motie ingediend omdat de Partij van de Arbeid vindt dat er drie doelstellingen zijn in Europa. De eerste en belangrijkste doelstelling is om meer CO2 te besparen. De tweede is meer duurzame energie door het bouwen van windmolens en zonnepanelen en door burgers in staat te stellen om, als ze dat willen, zonnepanelen op hun dak te leggen. De derde is meer energie besparen, zodat we minder geld uitgeven en onze mensen aan het werk helpen om woningen te renoveren, waardoor we uiteindelijk met zijn allen meer uitgeven en minder afhankelijk worden van dictators zoals Poetin. 

In de motie werd gevraagd om een onderzoek van PBL en ECN naar de wijze waarop deze drie doelstellingen zich tot elkaar verhouden. Economisch gezien kunnen ze namelijk met elkaar conflicteren of interfereren. Het PBL zei samenvattend: "Luister, u moet vooral CO2 besparen. Dat is wat u wilt en dat is de hoofddoelstelling. Vervolgens kunt u, daarvan afgeleid, een bindende doelstelling voor duurzame energie en een bindende doelstelling voor energiebesparing vaststellen." Dat is precies wat de Partij van de Arbeid wil: ten eerste ervoor zorgen dat er een CO2-reductie tot stand komt en ten tweede ervoor zorgen dat duurzame energie en energiebesparing in de verhouding van het pakket, te weten 40-27-25, tot hun recht komen. Dat is bindend. Daarom hebben we de motie van mevrouw Van Tongeren vorige week ook gesteund. 

De voorzitter:

Ik stel vast dat we hier alvast het WGO Energie doen. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik kan er ook niets aan doen! Het wordt gevraagd. 

De voorzitter:

Ik sta nog één korte vraag en één kort antwoord toe, want u hebt speciaal voor dat doel een WGO belegd. Anders kunnen we nu beter stoppen. Een korte vraag, mevrouw Van Tongeren. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat begrijp ik, voorzitter, maar een economie zonder energie bestaat niet. De heer Vos heeft zelf ook de doos van Pandora geopend door het over het energieakkoord te hebben. 

De voorzitter:

Ik heb hem weer dichtgedaan! 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik zal één korte vraag stellen. Zorgt de PvdA ervoor dat de motie die met steun van de PvdA is aangenomen, wordt uitgevoerd? 

De voorzitter:

Een kort antwoord, mijnheer Vos. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Op dit moment hebben wij in Nederland het energieakkoord en het regeerakkoord, waarin is afgesproken dat we in 2020 14% duurzame energie realiseren. Dat is bindend. Mevrouw Van Tongeren heeft mij hier deze week drie keer zien staan om het kabinet en de minister te herinneren aan die aanspraak en aan het feit dat die bindend is. Als wij nu in de Europese Unie afspraken maken voor de periode van 2020 tot 2030, dan kunt u ervan op aan dat zolang wij het hier voor het zeggen hebben en voldoende stemmen krijgen om het voor het zeggen te hebben, ik ervoor zal zorgen dat die afspraken ook bindend worden uitgevoerd in Nederland. 

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik deel wat u zegt over het WGO Energie, maar ik wil alleen gezegd hebben dat de cijfers die net zijn genoemd niet kloppen: die €1,23 per gezin. Mijn collega Klever zal er de PvdA nog wel de oren over wassen tijdens het WGO. 

Ik heb een vraag. De heer Vos begint over de problemen met de kredietverstrekking aan bedrijven. Dat zullen wij allemaal delen. Ik kom in mijn eerste termijn met een oplossing. Wij worden al maandenlang geboycot en gebasht. Is de heer Vos bereid, als mijn plan hem aanstaat, om het te steunen ten behoeve van de ondernemers, los van het feit dat ik een PVV'er ben? 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik zal heel goed naar u luisteren, maar ik heb het al eerder gezegd: u hebt uzelf een beetje gediskwalificeerd met uw racistische en buitensporige opmerkingen. Ik heb geen enkele behoefte om op wat voor manier dan ook ... 

De heer Graus (PVV):

Daar maak ik bezwaar tegen. Er is geen sprake geweest van een racistische opmerking. 

De voorzitter:

De heer Vos is aan het woord. 

De heer Graus (PVV):

Er is een vraag gesteld door mijn fractievoorzitter, maar er is geen racistische opmerking gemaakt. 

De voorzitter:

De heer Vos is aan het woord en hij betoogt iets. Laat hem even zijn woorden afmaken. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik was al klaar. Met "u" bedoelde ik niet u persoonlijk, want ik vind u een bijzonder amicale man. Het ging inderdaad om uw fractie en uw fractievoorzitter. 

De heer Graus (PVV):

Dat hele verhaal zal helaas dadelijk bij de rechter komen te liggen. Het is dus zo erg in Nederland. Dat noemen ze de vrijheid van meningsuiting. Het gaat om het volgende. Ik dien continu sympathieke acties en moties in ten behoeve van bedrijven. Er zijn PvdA-collega's die zeggen: ik wil het wel, maar we mogen de PVV niet meer steunen. Bent u met het landsbelang bezig, met het belang van ondernemers, of bent u partijpolitiek aan het bedrijven over de rug van burgers en ondernemers? Dat wil ik gewoon weten. 

De heer Jan Vos (PvdA):

De Partij van de Arbeid is een partij die al decennia lang, al bijna een eeuw probeert dit land vooruit te helpen en om voor alle burgers van dit land op te komen, voor alle mensen die hier wonen. De Partij van de Arbeid is een partij die graag ervoor wil zorgen dat mensen die het wat minder hebben het beter krijgen. De Partij van de Arbeid is niet een partij die stelselmatig één groep in de hoek wil zetten om daarmee zelf electoraal gewin te creëren. Dat is de reden waarom u het zo moeilijk hebt in deze Kamer bij het vinden van samenwerking. 

De voorzitter:

Wij gaan nu een ander WGO doen, begrijp ik. Maar de heer Graus wordt uitgedaagd, dus hij mag een kort antwoord geven. 

De heer Graus (PVV):

Met alle respect, wij benoemen enkel dingen die iedere week in Opsporing Verzocht te zien zijn. Zal ik het daarbij laten? Dan begrijpt Jan met de pet het ook. Dat mogen wij doen. Dat is de vrijheid van meningsuiting. Ik sterf nog liever dan daarmee te stoppen. 

De voorzitter:

Ik stel voor dat u continueert, mijnheer Vos. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik had het over de kleine bedrijven. Het zijn juist die kleine ondernemers, die ambachtslui die bij de sociaaldemocraten hoog in het vaandel staan: burgers van ons land die dag in, dag uit vroeg opstaan, hard werken en opwaarts mobiel zijn en die de spil zijn in onze verzorgingsstaat, omdat zij het geld verdienen dat wij daarna kunnen herverdelen en kunnen geven aan mensen die het op dat moment hard nodig hebben. Nu het minder gaat, hebben juist die kleine ondernemers onze steun nodig. Hun levenswerk staat op de tocht en wij moeten er voor hen zijn. Dit kabinet moet daarom niet afwachten, maar optreden en naast mensen gaan staan. Het is onze plicht om niemand tussen wal en schip te laten vallen. Hoe meer er wordt veranderd in onze samenleving — wij zijn de samenleving grootscheeps aan het verbouwen — hoe groter die verplichting. Dat is de houding van de Partij van de Arbeid. Dat is de houding die de Partij van de Arbeid wil zien van deze minister en van dit kabinet. 

Meer werk. Meer werk voor installateurs van zonnepanelen, meer werk voor elektriciens, meer werk voor bouwvakkers die onze woning isoleren en meer werk voor mkb'ers, die de ruggengraat zijn van onze economie. Dat werk komt er als de minister het energieakkoord volgens plan en volgens afspraak voor de volle 100% uitvoert: 15.000 banen. Ten opzichte van 2008 is het aantal werkende mensen in de duurzame energiesector in Nederland met 24% gestegen naar 45.000 banen. In de rest van de economie daalde de werkgelegenheid in deze periode juist met 3%. Wij gaan dus niet akkoord met minder dan 14% duurzame energie in 2020. De minister moet aan de slag en nu gaat het er vooral om dat de plannen die wij hebben gemaakt beter worden uitgevoerd. 

De Partij van de Arbeid is niet tevreden. Neem het Energiebesparingsfonds. Als een Nederlander daar €10.000 wil lenen, dan betaalt hij of zij effectief 4,4% rente voor een periode van 10 jaar, maar een hypothecaire lening kun je inmiddels afsluiten voor de helft van dat rentepercentage. Is het Energiebesparingsfonds opgezet om zo min mogelijk geld uit te lenen? Want je bent wel gek om daar geld te lenen om je huis te vergroenen en energie te besparen, als je het voor de helft bij de bank kunt krijgen. Alle banen die isolatiebedrijven, installateurs en bouwvakkers zouden kunnen hebben als het Energiebesparingsfonds dat we in deze coalitie hebben opgezet, goed werd uitgevoerd, zijn er nu niet. De Partij van de Arbeid wil meer zien van het kabinet. Zo realiseren we geen werk. Het is heel simpel: het rentepercentage moet omlaag en de waslijst aan formulieren en eisen moet veel eenvoudiger. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dank voor deze oproep van de PvdA-fractie. Ik heb vorig jaar bij de behandeling van de begroting ook al ervoor gepleit om het goede voorbeeld van Overijssel te volgen. Volgens mij doen zij dit daar zo'n beetje. Het is mooi dat de PvdA-fractie daar ook alsnog voor pleit, een jaar na dato. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ja … ? 

De voorzitter:

U continueert. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Op veel terreinen waarop we de transitie maken naar duurzame energie geldt hetzelfde. De regeling voor opwekking van decentrale energie wordt nauwelijks gebruikt. De salderingsregeling, waarmee zonnepanelen op het dak kunnen worden geplaatst, wordt nauwelijks gebruikt. Nogmaals, het gaat niet over het WGO Economie, maar het gaat over dagbanen voor installateurs van zonnepanelen, dagbanen voor de elektricien en dagbanen voor de mkb-ondernemer die de ruggengraat is van onze economie. Dat moet anders. 

Een ander voorbeeld: het mkb. We hebben het al gehad over het ECB-onderzoek. Het Rijk heeft op ons verzoek extra middelen uit de kast getrokken. Hoe kan het dat die middelen niet benut worden, minister? Kunt u dat nog een keertje uitleggen? Ik begrijp er niets van. Er is heel veel leed, bijvoorbeeld bij de detailhandel in de binnensteden. Dat kunnen we allemaal zien aan de lege winkels. Bij de BMKB-regeling, die er is om kleine ondernemers te steunen, blijft het overgrote deel van het geld gewoon op de plank liggen. De regeling is te ingewikkeld. De minister moet ervoor zorgen dat het geld wordt besteed aan de doelen die we met elkaar hebben afgesproken. Samen met de VVD doen we een voorstel om 20 miljoen euro meer uit te trekken voor een regeling die wel werkt. Ik denk dat dit een punt is waarop we de uitvoering beter kunnen organiseren. Ik vraag de minister ook om een appreciatie van de British Business Bank, een bank die in het Verenigd Koninkrijk is opgericht door de regering om kleine bedrijven te helpen. Dat initiatief kan Nederland tot voorbeeld strekken. 

Ik noem nog twee punten waarop mijn fractie graag meer inzet wil zien van het kabinet. Allereerst: werk in onze steden. Jonge Nederlanders hebben soms nauwelijks toekomstperspectief. De helft heeft geen vaste baan. Bijzondere aandacht verdienen ondernemers in de economisch gedepriveerde en zwaar getroffen wijken van onze grote steden. In de Schilderswijk, in Amsterdam-West en in andere wijken moeten in nauwe samenwerking met gemeenten nieuwe programma's worden opgezet, en niet door de minister van Sociale Zaken, maar door de minister van Economische Zaken. Het nationaal actieprogramma voor Rotterdam-Zuid is een goed voorbeeld. 

Vooral allochtone ondernemers en werkloze jongeren hebben het in onze steden zwaar. Daarvoor kunnen de onderuitputting uit de groeifaciliteit en andere mkb-regelingen die door de crisis niet volledig zijn benut, worden ingezet. We vragen de minister om een actieplan voor steden met grote werkloosheid. We hadden het net in heel ander verband kort over migranten in Nederland. De eerste Poolse aannemersbedrijven zijn in Den Haag inmiddels lid geworden van oer-Nederlandse koepels waar het CDA zo'n voorstander van is en D66 zo'n hekel aan heeft. Graag horen wij van de minister hoe hij de enorme toename van het aantal ondernemers dat als zzp'er staat geregistreerd, kwalificeert. Klopt het dat 50% van de jongeren die een baan heeft, geen vaste baan heeft? Hoe kan het aantal vaste banen weer groter worden gemaakt? 

Het tweede punt waarop wij extra actie vragen van het kabinet, is werken in onze wereld. Ik memoreerde al de ondernemers die het heel goed doen in het buitenland. Die ondernemers lopen tegen een grens aan op het moment dat zij een kapitaalbehoefte hebben die wat groter is. Dan heb je het echt over 5, 10, 20 miljoen euro per kapitaalronde. En wat gebeurt er dan? Die bedrijven lopen in Nederland tegen een muur aan. Ze kunnen het geld niet vinden en worden dan vaak verkocht aan Amerikaanse bedrijven. Daar worden ze dan verder opgeschaald, maar de winst gaat naar de Amerikaanse aandeelhouders en niet naar de Nederlandse aandeelhouders. Nederlandse talenten gaan naar Californië omdat ze in ons land niet door de barrière heen kunnen breken. Ik noem voorbeelden zoals Incubator en Rockstart, met een succesvolle serie-entrepreneur aan het roer. Nederland heeft in de uitdagende internationale arena van de eenentwintigste eeuw economische slagkracht nodig om de sociaaldemocratische waarden zeker te kunnen stellen. We zullen er bij de begroting van Buitenlandse Handel dieper op ingaan, maar we willen ook de minister van Economische Zaken wijzen op het belang van overheden en government-to-government-participatie van dit kabinet bij strategische infrastructurele projecten, zoals in Ethiopië en Kenia, waar de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op bezoek is geweest. Duitsland en Frankrijk troeven ons in die landen af, net als veel Aziatische landen, met betere financieringsconstructies en een strategische inzet op projecten die van cruciaal belang zijn voor onze ondernemers in Aalsmeer en het Westland, maar ook op Schiphol en in de haven van Rotterdam. 

Kan de minister samen met zijn collega voor Buitenlandse Handel en in samenwerking met Nederlandse belanghebbende partijen, op dit punt een strategie ontwikkelen hoe ons te verhouden tot de veranderende geopolitieke situatie? Kunnen zij concreet benoemen in welke regio's en met welke projecten het kabinet aan de slag kan om werkgelegenheid in Nederland zeker te stellen en verder te stimuleren? 

Wij vragen de minister om zich rekenschap te geven van de veranderende verhoudingen in de wereld. Plutocratische staten, zoals China en Rusland, voeren een expansieve handelspolitiek, die onze belangen hard kunnen raken. Een handelsboycot met Rusland treft onze tuinders, dumping van zonnepanelen uit China treft onze installateurs en witte fosfor uit Kazachstan zorgt voor banenverlies in Zeeland. 

In de begroting van Economische Zaken wordt wel gesproken over het belang van een groene biobased economy, maar de middelen daarvoor zijn minimaal. Kan de minister van de begroting van 2016 een themabegroting maken over cleantech, biobased en circulair ondernemerschap in Nederland? De minister moet maar eens gaan kijken in Duitsland hoe dat moet. Daar groeit deze sector met 10% per jaar. Onze buren zijn wereldwijd marktleider met een marktaandeel van 14%. Inmiddels werkt bijna 1,5% van de beroepsbevolking in die sector. Als onze eigen economie met 1,4% groeit en die sector in Duitsland met 10%, dan begrijpt de minister dat je je veel beter daarop kunt concentreren en daarop de focus kunt leggen. Dan ben je bezig met de economie van de toekomst. Je steunt bovendien ondernemers zoals Polman en mevrouw Kemna van APG, die juist in die sector hun investeringen willen doen. Dat komt dan allemaal mooi bij elkaar. Ik ontvang graag een appreciatie van de minister op deze zienswijze van de Partij van de Arbeid om meer werkgelegenheid in Nederland te creëren. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik ben nog een beetje aan het bijkomen van de bijdrage van de heer Vos. Hij rende een beetje in een cirkel. Hij begon met een heel verhaal over dat hij niet tevreden is over deze minister. Vervolgens heeft hij allemaal vragen gesteld aan de minister en heeft hij de minister ook aan een aantal dingen herinnerd. Mijn vraag aan de heer Vos is eigenlijk heel simpel: wat gaat de PvdA concreet doen als de minister niet naar de PvdA luistert? Daar heeft het heel veel schijn van. Welke concrete consequenties trekt de PvdA als de minister niet doet wat de heer Vos allemaal uiteen heeft gezet? De heer Vos gebruikt heel veel woorden, maar die hebben geen enkele consequentie, zo lijkt het. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Dat herken ik helemaal niet. Ik zit hier ruim twee jaar en twee jaar heb ik nu samengewerkt met de minister van Economische Zaken. Als Kamerlid heb ik die minister mogen controleren op een groot aantal terreinen. Wat mij is opgevallen, is dat het een van de meest kundige leden van het kabinet is. Hij is nota bene van een andere partij, maar ik moet hem dat toch echt nageven. Ik moet ook zeggen dat hij in het algemeen heel goed luistert, niet alleen naar mij, maar ook naar u en naar andere leden van deze Kamer, en dat hij, daar waar mogelijk, die opmerkingen meeneemt. Een enkel keertje — dat was vorige week ook het geval — lopen onze meningen dusdanig uit elkaar dat ik in de vorm van een motie graag de Kamerwens bij de minister wil neerleggen, om hem op die manier op het pad te krijgen waar ik hem graag zou willen zien. Dat is een heel natuurlijke verhouding in ons staatsbestel: de Tweede Kamer der Staten-Generaal hier en de regering aan de andere kant. Ik hoop dat we die samenwerking nog vele jaren kunnen voortzetten. 

De heer Verhoeven (D66):

Dat is absoluut, totaal geen enkel begin van een serieus te nemen antwoord op mijn vraag. De heer Vos eindigt nu met een soort epistel over het staatsbestel. Dat is allemaal razend interessant en hij lacht er ook nog bij. Maar ik vind het helemaal niet zo grappig. Ik wil graag van de PvdA-fractie weten wat zij gaat doen als de minister niet luistert naar de zogenaamd stoere taal van de heer Vos over het feit dat hij ontevreden is en dat hij betere resultaten wil zien, bijvoorbeeld bij de uitvoering van het energieakkoord. Daar hoop ik een andere keer uitgebreid over verder te praten. Wat zijn de consequenties die de PvdA verbindt aan het niet-halen van de doelstelling die de heer Vos zo hard naar voren heeft gebracht? Trekt de PvdA dan de stekker uit het kabinet? Trekt de PvdA dan haar steun in? Of blijft het bij een soort praatje voor de vaak dat uiteindelijk nergens toe heeft geleid? Daar lijkt het namelijk wel steeds meer op bij deze Partij van de Arbeid. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik weet niet waar u precies heen wilt en ook niet precies waar u op duidt. We hebben een aantal afspraken gemaakt op het gebied van Economische Zaken en op het gebied van energie, die ik hier in de Kamer regelmatig mag bespreken met het kabinet. Die samenwerking verloopt uitstekend. Vandaag heb ik gezegd dat ik vind dat het kabinet meer moet doen aan werkgelegenheid in Nederland. Het kabinet heeft dat tot kerntaak gemaakt, maar ik constateer dat op een aantal terreinen de uitvoering van die kerntaak niet goed verloopt. Dat is precies hoe het hoort te gaan in de verhouding tussen Kamer en kabinet. Het kabinet heeft een opdracht meegekregen van deze coalitie. Wij, u en ik gezamenlijk, controleren in de Kamer of dat goed verloopt. Als u vindt dat dat niet goed verloopt, kan dat, maar ik ben tot op heden over het algemeen zeer tevreden. Daar waar ik niet tevreden ben, maak ik dat luid en duidelijk kenbaar. 

De heer Öztürk (PvdA):

Voorzitter. Het tweede jaar van mijn Kamerlidmaatschap heb ik meer gebruikt om extra werkbezoeken in het land af te leggen. Ik heb veel ondernemers gesproken, ik heb de regionale ontwikkelingsmaatschappijen bezocht en ook met veel bestuurders gesproken. Wat krijg je dan terug? De bekende problemen, met name bij het kleinbedrijf: kredietverlening, regeldruk, bestuurlijk-ambtelijke cultuur, bedrijfsoverdrachten en de koppeling tussen onderwijs en bedrijven. Die punten zal ik zo dus ook aan de orde stellen. Daarnaast wil ik een warm pleidooi houden voor extra ondersteuning voor de maakindustrie en de ambachtseconomie. 

Het kleinbedrijf, waar mijn verhaal vandaag met name over gaat en waarover collega Jan Vos al een heel goede introductie heeft gegeven, is harder geraakt dan alle middenbedrijven en grote bedrijven. Uit het rapport van McKinsey, "Het kleinbedrijf - Grote motor van Nederland", uit de zomer van 2014, blijkt dat het kleinbedrijf extra hard geraakt is. Ik zal u de cijfers besparen; het rapport is de minister bekend. De minister zegt dat hij heel veel punten van het rapport al heeft aangepakt of zal aanpakken. Toch missen wij een aantal punten. Hoe gaat de minister de laatste punten in het rapport van McKinsey, waarvoor kant-en-klare voorstellen worden gedaan, de komende tijd aanpakken en wil hij daarop terugkomen in een rapportage? 

De maakindustrie en de ambachtseconomie wil de Partij van de Arbeid robuuster en onafhankelijker maken. Tijdens de Algemene Beschouwingen hebben wij dit ook benadrukt. De stimulering van het mkb, en daarbinnen wat ons betreft in het bijzonder het kleinbedrijf, is prioriteit nummer 1. De banen liggen vooral daar. Kunnen de innovatiegelden aan de maakindustrie worden gekoppeld, zodat ondernemers die willen innoveren extra middelen kunnen krijgen om het product in Nederland te kunnen produceren? Kunnen de onbenutte middelen uit het stimuleringspakket van 2014, 125 miljoen euro, hierbij worden ingezet? We vragen de minister dit alles uit te werken in een "actieplan maakindustrie" en we vragen de minister daarbij ook aandacht te besteden aan de jeugdwerkloosheidsproblemen in de regio. Kan de minister met concrete maatregelen komen samen met zijn collega van SZW? Het ligt voor de hand de regionale kennis en kunde van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen daarbij te betrekken. 

Ten behoeve van het aanjagen van groen ondernemerschap zien wij een prominente rol voor de circulaire economie in het actieplan maakindustrie. Graag krijg ik daarop een reactie van de minister. Wij overwegen een motie in te dienen om de circulaire economie en de maakindustrie te verbinden in een actieplan. 

De maakindustrie valt voor een groot deel samen met de ambachtseconomie, maar zij is breder en veelzijdiger. Het gaat om circa 36 kleine branches. Ik had vandaag een gesprek met de heer Hans Biesheuvel van ONL. Hij noemde een aantal extra ambachtslieden, zoals dj's, app-makers en ICT'ers. Ook zij verdienen de nodige aandacht omdat zij voor veel werkgelegenheid zorgen. 

Het ambacht biedt perspectief. Met de handen werken biedt kansen op een baan en goede boterham, ook in de toekomst. Geven wij echter de nodige ondersteuning daaraan? Het meester-gezelsysteem vinden wij heel belangrijk. Wij kiezen ervoor dat het techniekonderwijs in de ambachtseconomie wordt geïntroduceerd. Kansen om in de praktijk goed opgeleid te worden tot vakman of vakvrouw en tegelijkertijd het ondernemerschap onder de knie te krijgen zijn heel belangrijk. Wij moeten onze jongeren opleiden voor de banen van de toekomst en niet voor die van eergisteren. Wij moeten ondernemersvaardigheden meer aan het beroepsonderwijs toevoegen. Niet iedereen hoeft ondernemer te worden, maar wij moeten wel proberen een ondernemende houding bij onze jeugd te krijgen. 

Wij hebben op 25 september een rondetafelgesprek gevoerd. Daar hebben de ambachtslieden hun verhaal kunnen doen. Diverse partijen hebben gezegd het wegvallen van het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) als een groot probleem te zien voor de toekomst van de sector. De taken die het HBA uitvoerde voor de kleine brancheorganisaties komen na 1 januari te vervallen. Kennis en expertise en de branchedata zullen niet of nauwelijks meer worden geüpdatet. Het CBS verzamelt geen data op laag brancheniveau en de branches zelf zijn te klein om een en ander zelf uit te voeren. In de praktijk moeten kleine ondernemers, zoals schoenherstellers, heel veel zaken zelf uitzoeken om een krediet te krijgen. Die kant-en-klare branche-informatie kregen ze voorheen van het HBA. Dat houdt per 1 januari op. Kan de minister garanderen dat de kleine branches alle informatie die ze moeten krijgen en die ze nodig hebben om krediet te krijgen in Nederland, ook kunnen krijgen? Wij overwegen een motie hierover. 

Over bedrijfsoverdracht heb ik meerdere debatten met de minister gevoerd. Collega Mulder van het CDA heeft op dit onderwerp vaak steun gegeven. De minister heeft onze motie ook uitgevoerd. Uit de Global Entrepreneurship Monitor 2013 blijkt echter dat Nederland als gevolg van gebrek aan goed beleid en ondersteuning van ondernemers achterblijft in het aantal bedrijfsoverdrachten. Dat staat op de pagina's 32 en 33. Nederland blijft hangen op de helft van het gemiddelde aantal overdrachten in de EU. Er is wat betreft de bedrijfsoverdrachten dus nog een hele weg te gaan. Wij overwegen om een motie in te dienen waarin wordt gevraagd om voor de komende twee jaar een target te stellen, zodat de minister daaraan kan werken. 

Ik zie dat ik nog een halve minuut heb. Ik kom, tot slot, op de uitlatingen van de burgemeester van Den Haag. Hij zei: de allochtone ondernemer wordt de ruggengraat van onze economie. Ik ben dat met hem eens. Ik ben van mening dat dit al het geval is in heel veel gemeentes. Het kan echter nog beter. Als ik met deze ondernemers in gesprek ga, hoor ik dat er heel veel belemmeringen zijn. 

De voorzitter:

U hebt nog tien seconden. 

De heer Öztürk (PvdA):

Ze ervaren dat ze er moeilijk tussen komen. Ze krijgen te veel afgewezen offertes. Er zijn extra controles. Ze ervaren discriminatie. Is de minister bereid om met deze groep mensen nog een keer aan tafel te gaan en te zoeken naar oplossingen? 

De heer Graus (PVV):

Mijnheer de voorzitter. Ik hoorde zojuist een VVD-collega praten over een minister met groene vingers. Ik weet echter dat onze minister van Economische Zaken een motormuis is. Ik weet ook welk type motor hij heeft. Ik neem dus aan dat hij altijd zwarte vingers zal hebben. En nu kan ik de link maken: hoe staat het met de economische waarde van Zwarte Piet? Ik vroeg dat ook in het vorige debat over de begroting van Economische Zaken. Ik had het er vorig jaar al over: Zwarte Piet is niet alleen emotie en traditie, een eeuwenoude traditie, maar ook van economische waarde. Ik heb daarop nooit een fatsoenlijk antwoord gehad. Mogelijk kan de minister nog terugkomen op de economische waarde van Zwarte Piet, voor ondernemers maar zeker ook voor andere mensen. 

Uit de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau blijkt dat Nederland er niet in slaagt om de economie te stimuleren. Dit komt onder andere doordat het kabinet stoïcijns blijft vasthouden aan averechts werkende accijnsverhogingen en een hoge belastingdruk. De PVV strijdt al jaren voor verlaging van de administratieve lasten en de belastingdruk en verzoekt keer op keer om de accijnsverhogingen terug te draaien, opdat er eerlijke concurrentie ontstaat met de ons omringende landen. De regering weigert te luisteren en krijgt ongelijk over de rug van hardwerkende ondernemers. Over de schrikbarende uitkomst van de geactualiseerde grenseffectentoets heb ik een separaat debat aangevraagd. Dat gaat er ook komen. Ik ga op dat onderwerp nu dus niet in. Ik zal niet het WGO "energie-ellende" gaan overdoen dat onlangs heeft plaatsgevonden. Ik ga daar nu dus verder niet op in ondanks het feit dat alleen al in Limburg ondernemers er 50 tot 100 miljoen aan consumentenbestedingen door mislopen. 

Er is ook valse concurrentie. Ik heb de minister daar vaak op aangesproken. Onze bouwvakkers, vrachtwagenchauffeurs en schippers worden gewoon van de markt geveegd door busjes vol met voormalige Oostblokkers, die onze goed opgeleide vakmensen van de markt verdringen. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister. Hoe staat het daarmee? Is de minister bereid om op te komen voor onze vakmensen en het nationale belang boven het belang van andere mensen te stellen? 

Onze mainport Schiphol en de Rotterdamse haven ondervinden eveneens veel last van valse concurrentie. Zo krijgen de havens van Amsterdam en Brugge een soort verkapte staatssteun. Ik pas goed op hoe ik het zeg, maar het is wel zo. De Duitse havenlobby houdt de aansluiting van de Betuwelijn tegen en in de Zuid-Europese havens is staatssteun meer regel dan uitzondering. Dit raakt ook een sector waardoor Nederland groot is geworden: de scheepsbouw. Op dit moment geven bepaalde landen staatssteun aan minder solide scheepsbouwers. Dit leidt ertoe dat Nederlandse bedrijven honderden miljoenen aan orders mislopen. Dat kan natuurlijk niet. Wat gaat de minister doen? Wat is hij bereid te doen als herder van die schapen? Wederom vragen we de regering om het nationale belang boven het EU-belang te stellen. 

Banken verschuilen zich achter de strengere regels sinds de door de EU veroorzaakte bankencrisis en geven kleine ondernemers en zzp'ers vrijwel geen financiële steun meer. Het gebeurt nog wel, maar in heel beperkte mate. De regering schermt weliswaar met een extra budget van 1 miljard euro voor onder meer langdurige leningen, maar daar zitten de mkb'ers, zeker de kleine ondernemers, vaak niet op te wachten. Zij hebben behoefte aan een snelle kredietverstrekking. Daarom heb ik naar mijn mening een goed idee. Ik hoor dat bijna al mijn collega's het erover gehad hebben, dus het lijkt mij stug dat zij er niet voor zouden zijn. Kredietverstrekking is voor de banken blijkbaar niet meer interessant. Zelfs onder regie van de Nederlandse regering, onder regie van de Staat, gebeurt er niets of weinig. Daarom vragen wij vriendelijk om eens te onderzoeken of het voordeel oplevert als onder regie van de ministeries van Financiën en Economische Zaken een nationale spaarbank in het leven wordt geroepen waar de Nederlanders veiliger spaargeld kunnen stallen tegen een marktconforme rente en de Staat op zijn beurt kredieten aan ondernemers kan verstrekken, wat de banken momenteel niet doen. Ik ben er vast van overtuigd dat dit meteen ook een aanjagende functie voor de banken heeft. Het dwingt de banken om hun oorspronkelijke taak, het beheren van spaargeld en het verstrekken van kredieten, weer op zich te nemen. Op dit moment zijn de banken heel arrogant en trekken zij zich niets aan van de ondernemers. 

Daar komt bij dat heel veel mensen, als gevolg van alle perverse prikkels van de banken die geleid hebben tot de bankencrisis, hun geld niet meer aan een bank gunnen. Dat gegeven zou goed zijn voor de nationale spaarbank. Bovendien zou via die spaarbank, als die goed loopt, de staatsschuld voor een groot deel afgelost kunnen worden. Dat is allemaal mogelijk. De banken die daardoor in paniek raken, zullen dan moeten stoppen met alle perverse prikkels. Ik heb de minister van Financiën al voorgesteld om een bankenlabel te introduceren. Het hoogst mogelijke banklabel is dan het A-banklabel. Wij kunnen op dit punt een vergelijking maken met het label dat goede whisky's krijgen, bijvoorbeeld The Famous Grouse. Net als whisky's kun je banken voorzien van een label. De beoogde staatsspaarbank moet dan uiteraard een A-bank worden, ten behoeve van de ondernemers. 

Ik zal mijn verzoek nog eens kort herhalen. Wij willen een einde maken aan de valse concurrentie vanuit de interne Europese markt. De mainport Schiphol, de Rotterdamse haven, de bouwvakkers, vrachtwagenchauffeurs en schippers moeten beschermd worden door onze minister van Economische Zaken. Ik wil daarom dat de mogelijkheden voor de oprichting van een staatsspaarbank worden onderzocht, die spaargelden beheert tegen marktconforme tarieven en die kredieten verstrekt. Graag ontvangen wij een reactie van de minister op dit sympathieke idee. 

Het energieakkoord zal in het WGO worden besproken. Ik herhaal nog eens dat wij dit van tafel willen hebben. Omdat het alle burgers en bedrijven aangaat, ben ik voornemens een motie in te dienen waarin wordt opgeroepen het energieakkoord van tafel te vegen, vooral nu blijkt dat het fors meer kost dan €1,23. Het gaat om honderden en in het ergste geval zelfs om duizenden euro's. Dat zal allemaal blijken. Wetenschappers spreken al over 100 miljard. 

Ik verzoek nogmaals om lagere lasten en verlaging van accijnzen, inkomstenbelasting, btw en vennootschapsbelasting. Wij moeten al deze lasten verlagen, zodat de economie weer op een goed peil komt en wij weer tot de beste economieën van Europa en misschien zelfs tot de beste drie economieën van de wereld gaan behoren. 

Ik zei zo-even al dat het nationaal belang boven dat van de EU gesteld moet worden. De soevereiniteit van de Nederlandse bevolking moet gewaarborgd worden. Wij lijken soms allemaal azijnpissers, omdat wij nu eenmaal altijd kritisch moeten zijn … 

De voorzitter:

Excusez le mot. 

De heer Graus (PVV):

Ik kan daar geen chic woord voor bedenken, voorzitter. Ik wil specifiek VDL NedCar noemen. Dit bedrijf heeft het tegen de storm in heel goed gedaan. Wij mogen trots zijn op onze topondernemer Wim van der Leegte. Zulke mensen verdienen een standbeeld. Wim van der Leegte verschaft meer dan 10.000 mensen een baan, tegen de storm en tegen de stroming in. Altijd redt die man het. Hij heeft ons eigen NedCar, waar ik meermalen per week langs kom, gered. Op 1 januari 2013 stond de teller bij NedCar, inmiddels VDL NedCar geheten, op 1.450 arbeidsplaatsen. Vandaag, dinsdag 14 oktober 2014, telt het bedrijf 2.606 arbeidsplaatsen. Dat heeft die man gedaan en daar mogen wij trots op zijn. Nu komt het: in Borne wordt de enige volledig in Nederland geassembleerde auto gemaakt, de Mini One. Ook daar mogen wij heel trots op zijn. Daar zijn er al 100.000 van gemaakt. In Oxford worden er 200.000 gemaakt, maar wij moeten die Engelsen kunnen inhalen; dat moet lukken. De Mini One heet "Born in Borne". Dat is een leuke woordspeling. Kan de minister onderzoeken, omdat het echt onze economie en onze mensen aangaat, hoe de Nederlandse Mini meer kan worden ingezet, bijvoorbeeld als overheidsauto? Ik heb uit de vakbladen vernomen dat de Mini Countryman eraan komt, dus die kan heel goed worden ingezet als overheidsauto. Er moet een goed voorbeeld gesteld worden: eigen land, eigen volk, eigen dieren en eigen Mini's eerst. Ik wil dat onze Voorzitter van de Staten-Generaal het goede voorbeeld geeft en een Mini One made in Holland gaat aanschaffen. Dat is ook een goed idee voor alle milieuactivisten. Iedereen moet er blij mee zijn. Ik krijg graag een reactie van de Voorzitter vóór de tweede termijn van aanstaande donderdag. 

De voorzitter:

Ik ben bereid, die Mini van u in ontvangst te nemen. 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Met meer ambitie naar nieuwe groei, dat is vandaag onze inzet. Naast een bijdrage aan nieuwe groei is dat ook bedoeld als een bijdrage aan de ambitie van deze minister. We leven in een wereld vol verandering, een wereld met oneindige mogelijkheden. Je zou zelfs kunnen zeggen dat we voor het eerst leven in een wereld die echt mondiaal is. Een ondernemer in Silicon Valley kan de wereld veranderen. Tegelijkertijd heeft een nieuwe autofabriek in China invloed op Nederlandse banen en zorgt onze fossiele verslaving voor klimaatvluchtelingen uit Tuvalu. Die veranderende wereld vraagt om een adequaat antwoord van Nederland, om onze mondiale concurrentiepositie te verbeteren, om onze nationale werkgelegenheid te behouden maar ook om ervoor te zorgen dat onze kinderen het beter krijgen dan wij. 

Daarom lanceerde D66 deze zomer al het economisch actieplan Nieuwe Groei, om de arbeidsproductiviteit van Nederland, die achterblijft bij die van heel veel andere landen, te verhogen. Wij stonden daarbij niet alleen, want ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Het Financieele Dagblad, Volkskrantcolumnist Frank Kalshoven, de Boston Consulting Group en Hans Biesheuvel van Ondernemend Nederland kwamen met allerlei voorstellen voor nieuwe groei. Het kabinet kwam met zijn Groeibrief, maar die was nogal mager. Het was vooral een opsomming van lopende zaken. Daarom vraag ik de minister drie dingen over die Groeibrief. Wat is een Agenda Stad waard als het kabinet de leegstand niet serieus aanpakt? Hoeveel ruimte laten de oude topsectoren voor een vernieuwende wetenschapsagenda? En wat is één digitale interne markt zonder een onlineproof auteursrecht? Oftewel: hoe hard zijn alle dingen in die brief, en in hoeverre zijn het daadwerkelijk doelen van het kabinet? 

Ik heb het al vaker gezegd, maar ik moet het vandaag bij de EZ-begroting natuurlijk herhalen: de zorg van onze partij is dat deze minister zich te veel beperkt tot op de winkel passen, dat deze minister zich te passief opstelt op het moment dat een actieve regie nodig is, en dat deze minister, misschien wel uit een soort realisme, zijn eigen rol onderschat. Dan krijg je de rare situatie dat andere bewindspersonen over de economie praten, terwijl deze minister oorverdovend stil blijft. Over zzp'ers bijvoorbeeld, horen we heel vaak allerlei problemen op het gebied van uitholling en schijnconstructies, terwijl de meeste zzp'ers gewoon goede en succesvolle ondernemers zijn. Onlangs sprak de minister van Financiën over kredietverlening. Daarbij redeneerde hij vooral vanuit de banken, terwijl het bij financiering van bedrijven om ondernemers gaat. Terwijl de minister van Sociale Zaken ons vorige week nog robotangst probeerde aan te praten, was de minister van Economische Zaken doodstil over de groeikansen die er juist zijn op het gebied van smart industry en industriële technologie. In een kabinet dat bang is voor verandering, vindt D66 het heel belangrijk dat de minister van Economische Zaken juist een groeiminister is, die kansen wil grijpen en die vooruit wil. Gaat de minister gedurende de tijd waarin het kabinet er nog zit, die rol op zich nemen? Dat lijkt ons heel belangrijk. 

Het is bekend dat D66 vertrouwt op de kracht van mensen en op de ideeën van die mensen, ideeën die vaak niet te vatten zijn in bestaande structuren, oude sectoren of al aanwezige systemen. Ik noem Boyan Slat, die de oceanen wil verlossen van plasticafval. Of Aart van Veller en Remco Wilcke, die de markt voor groene energie op zijn kop zetten met hun start-up Vandebron. Of Maarten den Heijer van RGS, die de capaciteit van batterijen voor elektrische auto's wil vergroten. D66 wil dit soort ondernemers kansen geven door ze meer ruimte te geven, minder regels en bureaucratie, meer onderwijs en financiering, door meer beweging in de economie te brengen, eerlijke concurrentie en betere toegang tot voorzieningen te realiseren — dit geldt ook voor zzp'ers en kleine ondernemers — en door meer richting aan te geven naar duurzame oplossingen voor de uitdagingen van deze eeuw, zoals grondstoffenschaarste, vergrijzing en voedselveiligheid. 

Als uitwerking van onze nieuwe groeiagenda presenteren wij vandaag een innovatieplan. Wij kiezen daarin voor vier hoofdlijnen. Ten eerste meer fundamenteel onderzoek, ten tweede modernisering van de topsectoren, ten derde het stimuleren van startups en ten vierde een update van verouderde wetten. 

In principe is onderzoek de corebusiness van bedrijven en van onderzoeksinstellingen, maar de overheid speelt daarbij een cruciale rol. Brazilië investeert niet voor niets miljarden in groene technologie. België is leidend in 3D-printing, dankzij veel investeringen in universitaire startups. Angela Merkel heeft zelfs in de crisisjaren geen euro willen bezuinigen op wetenschap en daarom loopt Duitsland nu voorop en zijn zeven van de tien hightechregio's in Europa Duits. Nederland maakte andere keuzen, want volgens het Rathenau Instituut dalen wij van 0,78% van het bbp in 2012 naar 0,65% in 2018 als het gaat om de directe overheidsuitgaven aan R&D. De Lissabondoelstelling, die Nederland heeft onderschreven, zegt dat wij in 2020 1% publiek gefinancierd onderzoek zouden moeten halen. Dat is 6 miljard en wij zitten nu op 4,1 miljard. Wij hebben een gat van 1,9 miljard. De doelstelling is door Nederland onderschreven, maar blijkbaar vinden wij deze toch niet zo belangrijk. Wat is de inzet van het kabinet? Willen wij die doelstelling alsnog halen? Ook op fundamenteel onderzoek is fors gekort. Van de 6 miljard die wij in 2020 voor innovatie zouden willen zien, willen wij 0,25 miljard voor fundamenteel onderzoek zien. Dat is een verdubbeling ten opzichte van nu. 

In het licht van innovatie en onderzoek spraken wij afgelopen zomer tijdens het verantwoordings-WGO over de onduidelijke definities, budgetten en geldstromen. Gisteren kregen wij een brief met een definitie van innovatie. D66 wil graag duidelijkheid over de totale overheidsuitgaven ter bevordering van innovatie. Is dit met deze definitie nu echt duidelijk? Gaat deze definitie voor alle ministeries gelden? Voor de zomer bleek dat het Rathenau Instituut en de Rekenkamer tot totaal verschillende getallen kwamen. De minister schrijft in zijn brief dat het Rathenau Instituut de juiste cijfers hanteert. Het gaat hier om 4,1 miljard. Wij halen hiermee de Lissabondoelstelling niet. Geeft de minister dit onomwonden toe? Kan het Rekenkamerrapport nu in de lade? Of zorgt de minister ervoor dat volgend jaar, als de Rekenkamer aan alle ministeries gaat vragen wat er precies wordt uitgegeven, de Rekenkamer tot dezelfde som zal komen als het Rathenau Instituut? Als dit niet het geval is, blijft het een beetje balletje-balletje met innovatiegeld en dat willen wij voorkomen. 

Dan de volgende hoofdlijn, de topsectoren. Minister Bussemaker zei … 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

We hebben in het FD kunnen lezen dat de fractie van D66 heeft aangegeven dat zij liever investeert in fundamenteel onderzoek dan in toegepast onderzoek. Hoeveel geld wil de D66-fractie dan echt ombuigen van fundamenteel onderzoek naar toegepast onderzoek? Het CDA ziet heel veel toepassingen, juist bij mkb'ers. Zij zouden hierdoor getroffen worden. Is dit wat D66 graag wil bereiken? 

De heer Verhoeven (D66):

Wij willen bereiken dat niet meer de oude topsectoren, die door topteams worden aangestuurd, waar vaak oude voormannen van industriële bedrijfstakken zitten, die echt niet zo innovatief meer zijn, leidend zijn voor de onderzoeksvragen die worden gesteld aan universiteiten. Wij willen graag dat universiteiten meer inspelen op maatschappelijke uitdagingen. Wij willen onderzoek dat niet door bedrijven uit de oude bedrijfstakken wordt bepaald, maar dat veel meer aansluit op maatschappelijke uitdagingen. Het gaat ons om vernieuwend onderzoek in plaats van 'u vraagt, wij draaien'-onderzoek. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Is het voor D66 denkbaar dat juist meer wordt gekeken naar hoe je het mkb toelaat bij die topsectoren, waardoor je misschien ook een andere stroming zou kunnen krijgen binnen die topsectoren? Het mkb kan op die wijze daadwerkelijk voor nieuwe banen zorgen, ook met toegepast onderzoek. Ik hoor de fractie van D66 nog steeds niet zeggen of zij met een gedeelte daarvan wil stoppen ten behoeve van het fundamentele onderzoek. 

De heer Verhoeven (D66):

Ja. Wij zouden inderdaad graag geld verschuiven van toegepast onderzoek naar fundamenteel onderzoek. De toegang van het mkb tot de topsectoren loopt nu niet goed. Het topsectorenbeleid, de fiscale regelingen en eigenlijk het hele innovatiebeleid van dit kabinet zorgen ervoor dat de gevestigde belangen en de bestaande bedrijfstakken worden bediend en niet de nieuwe mkb-bedrijven met nieuwe ideeën, want die vinden hun weg niet in deze opgebouwde structuur. 

Minister Bussemaker zei bij de opening van het academisch jaar dat onderwijs verdeeld naar sectoren niet meer van deze tijd is. Wat D66 betreft geldt dat dus ook voor het innovatiebeleid. Daarom willen wij in plaats van topsectoren liever innovatiedomeinen die gericht zijn op maatschappelijke uitdagingen mét concrete doelen daarbij. Klimaatverandering zou bijvoorbeeld een innovatiedomein kunnen zijn, met als concreet doel de opslag van groene energie. Ook de stijgende vraag naar gezondheidszorg zou een domein kunnen zijn, met als concreet doel e-health of ge-3D-printe implantaten. Dan maak je het veel concreter. Dit sluit ook beter aan op het Europese programma Horizon 2020. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister. Gaat hij zijn wetenschapsagenda op deze wijze inzetten? 

Mijn derde punt gaat over start-ups. Het huidige innovatiebeleid is veel te veel gericht op de gevestigde belangen van het grootbedrijf. Innovatie komt vooral van het mkb. Dat zegt iedereen in deze Kamer. Iedereen praat elkaar altijd na, maar niemand verandert er wat aan. Dat zie je ook in Nederland. Blendle, Shapeways, WeTransfer, Silk en Xilloc Medical zijn allemaal mkb-bedrijven die heel erg innovatief zijn. 

D66 wil de begroting op een aantal onderdelen aanpassen om deze bedrijven beter te bedienen. Allereerst willen we 25 miljoen uit de innovatiebox halen en voor een small enterprise investment scheme gebruiken. In Engeland is dat heel succesvol bij het aantrekken van particulier kapitaal voor start-ups. De VVD heeft daar eerder ook al om gevraagd in haar plan. Ik hoop dat dit nu ook op steun in de Kamer kan rekenen. Ten tweede willen wij 10 miljoen uit de TKI-toeslag halen om het in de VS zeer succesvolle Small Business Innovation Research (SBIR) program te gebruiken. Ik heb uit betrouwbare bron vernomen dat er een amendement deze kant op komt van de VVD en de PvdA. Dat zou zeer hoopgevend zijn. 

Ik was ook heel blij met de opmerkingen van de heer Vos, althans de opmerkingen die gingen over de British Business Bank. Hij stelde voor om zoiets ook in Nederland te doen. Wij denken dat dit een goed idee is. Ik hoop dat wij er samen voor kunnen zorgen dat er een soort financieringsdesk komt waardoor het mkb veel beter de weg kan vinden dan in alle bestaande regelingen en in het woud van subsidie- en garantieregelingen. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Een financieringsdesk is iets heel anders dan wat ik wil. Dat is echt een D66-term. Ik wil graag dat kleine ondernemers financiële middelen kunnen krijgen: geld, equity, aandelen en vreemd vermogen. Dat zijn we toch wel met elkaar eens, hoop ik? Anders moeten we eerst met elkaar in conclaaf voordat we de minister iets kunnen voorstellen. 

De heer Verhoeven (D66):

Volgens mij bedoelt de heer Vos precies hetzelfde als wij. Alleen wil hij liever een Engelstalig woord en willen wij liever een Nederlandstalig woord. Volgens mij bedoelen we precies hetzelfde, en anders praten we net zolang totdat we hetzelfde bedoelen. Het gaat ons om een heel simpele regeling, beredeneerd vanuit de ondernemers. Alle regelingen die er vanuit de overheid zijn en waarvan ondernemers gebruik kunnen maken om aan geld te komen voor hun bedrijf, willen wij herkenbaar bij een one-stop shop krijgen. Dat noemen wij de British Business Bank-variant in Nederland. Dat zou een financieringsdesk kunnen heten. Als de heer Vos een betere term weet, sta ik daarvoor open. 

De voorzitter:

Een Nederlandstalige vraag van de heer Vos. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik zou het moeten nalezen in de Handelingen, maar ik heb desk gehoord, en one-stop shop en British Business Bank. Ik ga er nog even over nadenken. 

De heer Verhoeven (D66):

De heer Vos heeft nog helemaal niets in de Handelingen kunnen lezen, want de Handelingen van dit debat zijn nu nog niet helemaal af. Ik denk dat hij het zojuist gehoord heeft. Hij zei het zelf ook letterlijk: de British Business Bank. Maar laten we niet gaan stoeien over een woord, want volgens mij willen we hetzelfde, dus laten we daar gewoon aan werken. Niet polariseren, maar stimuleren. 

Dan kom ik op de modernisering van achterhaalde wetten. Zonder gelijk speelveld is innovatie niet mogelijk. Dat is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Nieuwe spelers zoals Spotify, Netflix, Airbnb en Uber zetten hun markten op de kop, waardoor wetten eigenlijk achterhaald zijn geraakt en geen eerlijke concurrentie meer kunnen waarborgen. In Hamburg en Berlijn bijvoorbeeld is Uber daarom verboden. Beter is het natuurlijk om de wetgeving te moderniseren waar dat nodig is. D66 vraagt het kabinet om een moderniseringsoperatie van achterhaalde wetten. De minister mag zelf weten hoe hij dat doet. Dat kan via een ambtelijke werkgroep, een commissie of de interdepartementale rol die de minister toch al heeft binnen het kabinet. We willen wel graag dat er wat gebeurt. Ik zou bijna willen zeggen: stel je voor dat de minister van Economische Zaken de groeiminister wordt die wetgeving klaarstoomt voor de eenentwintigste eeuw! Dat moet toch een gevoel van ambitie en passie bij deze minister oproepen? Graag krijg ik hier een reactie op. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben blij om te horen dat D66 nu wel aspecten van de deeleconomie omarmt. In een ander debat was de reactie dat de overheid daar helemaal niet voor nodig is, omdat de burgers dat zelf doen. Ziet D66 ook een verschil tussen kleine, sociale, lokale deelinitiatieven en de grote, Amerikaanse, commerciële en enigszins monopolistische initiatieven? 

De heer Verhoeven (D66):

Ja, wij zien daar wel een verschil tussen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

D66 wil minder regels. Vindt D66 het dan toch niet nodig dat de overheid erop let dat monopolisten ruimte laten voor Nederlandse deelinitiatieven? Een van de voorstellen van GroenLinks is dat erop wordt gelet dat de monopolisten, zoals Airbnb, niet de totale markt overnemen, waardoor er geen ruimte meer is voor klein, lokaal initiatief. 

De heer Verhoeven (D66):

Ik denk dat wij wel ongeveer hetzelfde willen. Wij willen niet de Nederlandse bedrijven bevoordelen ten opzichte van de buitenlandse bedrijven. Wij willen ervoor zorgen dat wetten in de eenentwintigste eeuw een nieuw kader vormen, waarbinnen alle bedrijven een eerlijke kans hebben om met elkaar te concurreren en om de consument het beste te bedienen. Het gaat dan dus zowel om nieuwe bedrijven met nieuwe businessmodellen, als om bestaande bedrijven met oude businessmodellen. Dat is het idee. Het onderscheid dat mevrouw Van Tongeren daarbij maakt, is het hare. Wij willen echter niet dat er nieuwe monopolies ontstaan, want dat is vaak een teken dat een wet niet goed werkt en dat maakt de markt niet eerlijk. Ik heb een lijstje met een aantal verouderde wetten op onze website gezet. Ik kan de minister van Economische Zaken dit lijstje ook doen toekomen om hem te inspireren bij deze fraaie opdracht. 

Tot slot heb ik nog drie punten. TTIP, het vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten, wordt natuurlijk steeds belangrijker. De afzetmarkt Rusland stokt. Het lijkt er echter op dat TTIP een beetje stilvalt en wordt vermalen tussen een aantal belangen. Duitsland heeft geroepen ISDS eruit te willen halen. Dat geeft de Verenigde Staten weer argumenten om de markt nog wat langer dicht te houden. Wat doet het kabinet om het tempo en de ambitie in TTIP te houden? 

Mijn tweede punt gaat over op tijd betalen. Volgens de Ombudsman betaalt 57% van de gemeenten te laat, terwijl zij de factuur binnen 30 dagen moeten betalen. Zij brengen ondernemers daarmee in de problemen en zij geven niet het goede voorbeeld. Ook overtreden zij daarmee de wet. Stel je voor dat een bedrijf dat zou doen? Om ondernemers beter te laten weten waar zij aan toe zijn, is het voorstel van D66 dat de minister van Economische Zaken het betaalgedrag van gemeenten openbaar maakt. Nu is dat niet bekend, maar wij willen gewoon dat bekend wordt welke gemeente snel en welke gemeente langzaam betaalt. 

De voorzitter:

U hebt nog tien seconden. 

De heer Verhoeven (D66):

Is de minister daartoe bereid? 

De voorzitter:

Was dat uw bijdrage? 

De heer Verhoeven (D66):

Nee, ik heb nog tien seconden. 

Ik heb, tot slot, nog twee vragen over het toekomstfonds. Voor de besteding van 100 miljoen aan investeringen in onderzoek wordt een plan uitgewerkt. Wanneer krijgen wij dat? Ik kom tot mijn laatste vraag: kan de minister, gezien het belang van regionale kennis in economische clusters, toezeggen dat stedelijke en regionale innovatiefondsen worden betrokken bij de uitvoering van het toekomstfonds? 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb een vraag op het punt van de betalingstermijn. De heer Graus staat daarvoor al naast mij. Hij en ik hebben hier vorig jaar ook al aandacht voor gevraagd bij de begroting. Er is een motie van onze kant aangenomen om aan de hand van een soort "naming and shaming"-lijst kenbaar te maken welke gemeenten niet aan de betalingstermijn voldoen, om zo te kunnen bepalen met welke gemeenten je wel of geen zaken meer doet. Ik vind het heel goed dat de heer Verhoeven dit nog een keer noemt. Vindt hij echter niet dat de minister gewoon moet doen wat hem eerder is gevraagd? 

De heer Verhoeven (D66):

Ik denk het wel. Ik wist niet dat deze vraag al door de ChristenUnie, de PVV, GroenLinks, de Partij van de Arbeid, het CDA en de SGP was gesteld. Dat is hartstikke goed. Maar even in alle oprechtheid: wij hebben hier de afgelopen jaren twee keer mondelinge vragen over gesteld en er dus herhaaldelijk een punt van gemaakt. Het blijft echter een lastig punt. De minister kan eigenlijk niks. Je kunt geen boetes opleggen aan gemeenten, want dat is gewoon vestzak-broekzak. Als dit een idee is, gaan wij het gewoon op deze manier doen. Er is een brede meerderheid voor en het had allang gebeurd moeten zijn. Ik ben blij dat ik het nog een keer genoemd heb. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ben daar ook blij om. Ik denk dat de eerste stap is dat het Rijk op tijd betaalt. Daarin worden ook goede vorderingen gemaakt. Op lokaal niveau valt er echter nog wel het een en ander te verbeteren. Ik ben blij dat ook de D66-fractie daarvoor haar steun uitspreekt. 

De heer Verhoeven (D66):

Wij hebben tegenwoordig veel D66-wethouders in steden. Ik spoor hen elke keer aan om facturen op tijd te betalen. Ministeries doen het weliswaar iets beter dan gemeenten, maar elke overheid moet gewoon op tijd betalen. Punt. Het is gewoon het overtreden van de wet als dat niet gebeurt en het is een schoffering van ondernemers. En dat zou niet moeten. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik was benieuwd of de heer Verhoeven nog over het toekomstfonds komt te spreken. Ik wil namelijk graag weten hoe D66 aankijkt tegen de voeding van dat fonds. Samen met de collega van D66 heb ik hier gepleit voor het verminderen van de hoeveelheid aardgaswinning in Groningen. Dat betekent juist minder inkomsten. Dus wat is het nou? Over de ruggen van de Groningers heen toch aardgas blijven winnen en dat fonds vullen? Of inderdaad doen wat de onafhankelijk toezichthouder steeds adviseert, namelijk de gaskraan minstens met 40% dichtdraaien? 

De heer Verhoeven (D66):

Het toekomstfonds is in onze ogen een zeer belangrijke bijdrage aan de toekomstige innovatiekracht van Nederland, maar ik zou dat nooit over de ruggen van de Groningers willen vullen. Ik vind dat ook wel weer een staaltje van tekstuele vervorming die je bijna populistisch zou kunnen noemen. De komende jaren zullen er extra aardgasbaten kunnen zijn; dat hangt van allerlei factoren af. En dat is niet over de rug van de Groningers want we hebben nu eenmaal 12 tot 15 miljard per jaar aan aardgasbaten en dus ook meevallers uit aardgasbaten die we dan in dat fonds willen stoppen om ervoor te zorgen dat we dat geld niet verjubelen. Dat is het idee. We zijn ook heel blij dat dit fonds er komt. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

We hebben geen 12 tot 15 miljard als D66 er mede met GroenLinks voor zorgt dat D66 ook doet waar zij voor gepleit heeft, namelijk die kraan verder dichtdraaien. Meevallers kun je bewust begroten. Als je begroot dat je maar 1 miljard aardgasbaten hebt, heb je meevallers. Begroot je dat je 20 miljard aan aardgasbaten hebt, dan heb je consequent altijd alleen maar tegenvallers. Is het eigenlijk een spelletje begrotingstechniek? Wordt hiermee ten koste van de veiligheid van de Groningers — laat ik het dan zorgvuldiger formuleren, waarmee het wellicht een tekst is die de heer Verhoeven meer aanspreekt — niet toch een speeltje van D66 gecreëerd? 

De heer Verhoeven (D66):

Ik vind dit geen verbetering, maar het staat u vrij om het zo te formuleren. Het toekomstfonds is een versterking van de innnovatiekracht van Nederland. We zorgen ervoor dat we na jarenlang consumptieve uitgaven te hebben laten weglekken uit de begroting, nu eindelijk geld opzij zetten. Dat is inderdaad nog niet zo veel als wellicht zou kunnen, volgens de berekeningen van de Rekenkamer die we de vorige week kregen, maar we zetten nu wel eindelijk geld opzij om echt te investeren in innovatie, infrastructuur et cetera. Dat is volgens mij rentmeesterschap en echte duurzaamheid. Volgens mij is dat zelfs iets wat GroenLinks beter had kunnen bedenken dan D66, alleen hebben wij het toevallig bedacht. Het is van belang dat we er nu met z'n allen mee aan de slag gaan. Dat doen we niet over de rug van de Groningers, maar dat doen we om de ruggengraat van de economie te versterken. 

De voorzitter:

Prachtig, prachtig, prachtig. 

De heer Verhoeven (D66):

Ja, je wordt bijna poëtisch van het toekomstfonds. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Verhoeven zei iets grappigs, namelijk dat we elkaar hier allemaal napraten. En dat klopt ook wel een beetje, maar helaas voor hem moet ik dan wel zeggen, dat hij dat ook een beetje doet. D66 heeft ook vandaag weer allerlei voorstellen gedaan om onze economie ietsje groener of ietsje minder vies te maken, maar D66 neemt geen afstand van die drang naar groei. Hoe ziet de heer Verhoeven dat? We weten dat we de draagkracht van de aarde ver overschrijden. Hoe moeten we dan die voorstellen van D66 zien? Kunnen we volgens D66 doorgaan met deze manier van groei en misschien ietsje minder schade aanbrengen aan milieu, natuur, biodiversiteit en noem maar op? Of kunnen we D66 binnenkort toch tot de partijen rekenen die niet alle andere groeiadepten zomaar napraten? 

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter, u gaat dit niet leuk vinden en ik ga proberen het kort te houden, maar als ik over duurzaamheid praat, word ik altijd wild enthousiast. Eerst de vraag wat we aan D66 hebben gehad wat betreft duurzaamheid. Mijn collega Stientje van Veldhoven staat nr. 8 op de lijst van de meest duurzame politici en er is geen ander Kamerlid dat hoger staat op dat gebied. Dat is in ieder geval een bewijs van een duurzaam gevoel. Waar het gaat om nieuwe groei zou ik ook willen verwijzen naar onze notitie, waarbij ik mevrouw Ouwehand verzoek die te lezen. Daarin verbinden we drie voorwaarden aan groei. Ten eerste dat het geen groei is op basis van zeepbellen en nepgroei die later niets blijkt te zijn, zoals gebeurd is met allerlei financiële producten en hypotheken. Ten tweede dat er gezorgd word voor een eerlijke verdeling tussen alle mensen, zodat iedereen mee kan groeien. Ten derde dat er sprake is van groei die rekening houdt met de draagkracht van de aarde, milieu, klimaat, energieverspilling, grondstoffenuitputting en voedselveiligheid. Daar zijn wij heel duidelijk over. Wij laten ons niet neerzetten als een partij die alleen maar meer, meer, meer groei wil. We willen andere groei, nieuwe groei en duurzame groei. Ik zit dus in het kamp van mevrouw Ouwehand, samen met mevrouw Van Tongeren en nog een paar groene politici. 

De voorzitter:

Graag afrondend en kort. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het zou mooi zijn als het waar was, maar ik ben bang dat D66 dan toch een soort religieus geloof heeft in het concept van groene groei. Ik vertel de heer Verhoeven dat de beschikbare grondstoffen en alle hulpbronnen die we op deze aarde hebben, op 19 augustus van dit jaar al op waren. We teren dus nu in op hulpbronnen die we niet hebben. Verdere groei kun je groen noemen, maar dat is hij niet. Ik wil de heer Verhoeven uitdagen om eens uit te rekenen of alle oplossingen die zijn partij aandraagt, en waar zij zo in gelooft, de problemen van de groei gaan oplossen. Ik denk het namelijk niet. We geloven hier dan met zijn allen in een sprookje dat niet bewaarheid wordt. Dat zou toch jammer zijn. 

De heer Verhoeven (D66):

Als mevrouw Ouwehand een vraag stelt en ik antwoord geef, en mevrouw Ouwehand zegt vervolgens dat zij mij niet gelooft of dat wat ik zeg niet helemaal waar is, dan kan ik haar vraag net zo goed niet beantwoorden. Dat doe ik toch. Ook al zitten we volgens mevrouw Ouwehand sinds 19 augustus allang in blessuretijd, ik ben blij dat ik in die blessuretijd nog even kan zeggen dat wij als partij oprecht bijna dagelijks voorstellen doen voor vergroening, het sparen van de aarde, energiezuinigheid en hernieuwbare energie. Sommige mensen worden er zelfs soms een beetje nerveus van, omdat we te groen zouden zijn. Ik denk dat we precies de juiste kleur groen hebben gevonden. Dat is de kleur groen die we nog jaren, nog vele decennia, nog eeuwenlang zullen vasthouden, als een partij die staat voor duurzaamheid en een wereld die ook voor volgende generaties en kinderen na ons goed blijft functioneren — en dat met een sterke economie. 

De voorzitter:

Gaan we nu een lied inzetten met zijn allen? Hebt u een voorkeur? We hebben nog een paar sprekers te gaan tot de dinerpauze. De eerste daarvan is mevrouw Schouten van de fractie van de ChristenUnie. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Deze minister is een positief mens. Dat leerden wij ook dit weekend weer. Het is onmiskenbaar dat wij uit economisch moeilijke tijden komen. Veel bedrijven hebben gemerkt dat het heel zwaar is geworden om nog overeind te blijven en er is werkgelegenheid verdwenen. Eigenlijk wil ik echter met een positieve ontwikkeling beginnen. In deze tijden zijn er namelijk ook veel ondernemers opgestaan die juist nieuwe kansen hebben gezien. Een aantal sprekers voor mij doelde daar al op: er zijn initiatieven aan het ontstaan die op een heel vernieuwende manier aankijken tegen hoe je kunt ondernemen. Het woord deeleconomie viel al. Ik noem ook de sociaal ondernemers, die heel duidelijk een sociale doelstelling koppelen aan zakendoen. Ik noem ook het coöperatieve ondernemen, en bewoners die veel meer met elkaar zoeken naar manieren om hun doelstellingen te realiseren. Ik zie dat allemaal als winst en als kansen voor de nieuwe economie. 

Ik zie wel in dat juist op het departement van Economische Zaken nog veel wordt gedacht vanuit bestaande kaders. Dat is natuurlijk altijd het vervelende bij innovatie: op het moment dat iets nieuw is, knellen de kaders algauw. De heer Verhoeven doelde daar ook al op. Welke mogelijkheden ziet de minister om juist kansen te bieden aan al die nieuwe initiatieven die ontstaan, die goed zijn voor de werkgelegenheid en die ook andere doelstellingen dan alleen winst maken nastreven, bijvoorbeeld bij de sociaal ondernemers? Waar denkt hij dat wet- en regelgeving op punten aangepast zou moeten worden? Is hij bereid om daar een overzicht van te geven, zodat wij het debat daarover kunnen aangaan? 

We moeten natuurlijk niet de sectoren vergeten die al heel lang een bijdrage leveren aan ons bruto nationaal product, en juist ook aan de werkgelegenheid. Ik noem er een in het bijzonder. Dat is de bouw- en infrasector. Dat is geen topsector en daar ga ik vandaag ook niet voor pleiten. Ik zie echter wel in dat er juist in die sector heel veel kansen liggen voor innovatie, ook richting duurzaamheid. Toch is het best lastig voor deze bedrijven om aan te haken bij de bestaande topsectoren, waar doorgaans het geld voor innovatie zit. Ziet de minister mogelijkheden om ervoor te zorgen dat juist deze bedrijven mee kunnen in de vaart der volkeren van de innovatie, om het zo maar te zeggen? Hoe kunnen wij dat stimuleren? Tegelijkertijd zien we dat deze sector van nature te maken krijgt met diverse departementen: I en M, EZ, Wonen, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën. Is de minister bereid om toch wat integraler te bekijken of hij een regierol kan nemen, zodat de sector niet steeds te maken krijgt met nieuwe aanspreekpartners en misschien soms tegenstrijdig beleid? Wil hij een beetje de bewaker worden van de regie op deze sector? 

We hadden het al over de topsectoren. Onlangs is er een rapport verschenen waaruit blijkt dat de topsectoren twee keer zo hard groeien als de gehele economie. De vraag is of dit het succes is van het topsectorenbeleid of dat het toch al winnaars waren die we hebben uitgekozen. Tegelijkertijd constateer ik dat jonge en snelgroeiende bedrijven eigenlijk weinig of geen aansluiting hebben bij de topsectoren. Ik zie wel dat de minister nu extra geld heeft uitgetrokken voor de MIT. Is dat eigenlijk geen falen, zo zou ik bijna willen vragen. Waren de topsectoren niet juist opgericht om een alliantie van kennis te zijn, waarbij iedereen kon aanhaken en waarbij juist jonge, snelgroeiende innovatieve sectoren een boost kregen doordat ze in de marge van de grote topsectoren konden meekomen? Ik hoor de minister hierop graag wat meer reflecteren. Ik constateer dat de heer Biesheuvel van Ondernemend Nederland, maar bijvoorbeeld ook de heer Volberda van de Erasmus Universiteit Rotterdam zeggen dat je eigenlijk niet kunt aangeven hoe de topsectoren precies hebben bijdragen aan het nog innovatiever worden van Nederland. Ik hoop dat de minister hieraan iets meer woorden wil wijden. 

In dat verband stel ik een vraag over de WBSO. Het contractonderzoek door publieke kennisinstellingen wordt nu uit de S&O-afdrachtvermindering gehaald. Wat betekent dat precies voor de kleine ondernemingen? Die zijn misschien nog niet in staat om zelf onderzoekers in dienst te nemen, maar willen wel heel graag gebruikmaken van het onderzoek dat op universiteiten of in kennisinstellingen aanwezig is. Als deze mogelijkheid hun wordt ontnomen, krijgen zij dan juist niet moeilijker toegang tot kennis? Ik hoop dat de minister hierin iets meer inzicht kan geven. 

Een punt dat jaarlijks terugkeert, ook dit keer weer, zijn de aanbestedingen. Ik heb ook een aantal werkbezoeken afgelegd. Overal kreeg ik te horen dat de nieuwe Aanbestedingswet meer als plannenschrijverij werd aangeduid. De offertekosten zijn met zo'n 34% gestegen. Wij horen vaak de klacht dat de EMVI-criteria, op basis waarvan wordt gekozen voor een bepaalde ondernemer, niet toetsbaar zijn. De EMVI-criteria zijn soms ook ontzettend gedetailleerd. Is de minister het met ons eens dat we moeten bekijken of we niet meer EMVI-criteria op hoofdlijnen kunnen stellen die ook nog toetsbaar zijn? Zo kunnen ondernemers achteraf zeggen dat het klopt dat ze erbuiten zijn gevallen, omdat een collega-ondernemer gewoon beter was op dat soort zaken. De details kunnen dan verder worden ingevuld bij de gunning. 

Wij zijn voorstander van EMVI an sich. Die biedt heel veel kansen, alleen moet het dan wel goed werken. Ik zie ook dat de Commissie van Aanbestedingsexperts in de knel komt omdat er zoveel klachten komen over de praktijk dat zij het werk niet meer aankan. Zij vraagt nu om extra middelen. Dat begrijp ik, maar ik zou zeggen: zorg ervoor dat ze niet zo veel klachten krijgen. Dat zou volgens mij de eerste slag zijn, ook omdat er volgens de wet ruimte moet zijn voor een snelle, deskundige, zorgvuldige en laagdrempelige klachtenbehandeling. Wil de minister toch nog bekijken of de Commissie van Aanbestedingsexperts op dit moment voldoende middelen heeft om haar werk te doen? Wil hij tegelijkertijd ervoor zorgen dat ze misschien minder te doen krijgt? Dat zou de echte winst zijn. 

Mijn laatste punt betreft de regionale economie. 

De voorzitter:

U hebt nog 20 seconden, mevrouw Schouten. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

In de "werken aan groei"-brief wordt vooral de kracht van de steden benoemd. Ik vraag de minister hoe het zit met de kracht van de regio. Ik lees daar niet zoveel over, of eigenlijk niets. Wij hebben op dit punt al verschillende moties ingediend, om de kracht van de regio's te versterken. Er komen ook verschillende banenplannen uit de regio. Ik las TwenteWerkt; dat moet de minister aanspreken. Is hij bereid om te bekijken of grensoverschrijdende arbeid beter mogelijk kan worden gemaakt en is hij bereid om aan te sluiten bij de plannen? 

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Mulder. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dit is een thema dat mij persoonlijk heel erg bezighoudt en het CDA natuurlijk ook al van oudsher. Wat zijn misschien nog punten die mevrouw Schouten daar nog meer over wilde maken? Ik ben daar zeer in geïnteresseerd. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dank u wel voor die vraag, want ik had inderdaad nog wat tijd nodig! 

De voorzitter:

U krijgt straf, mevrouw Mulder, u krijgt straf. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dit was niet afgesproken, voorzitter. 

De voorzitter:

Ik geloof er niets van! 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik hoor bijvoorbeeld dat roc's over de grens wel met elkaar samenwerken, maar dat er op het punt van stages en banen niets of nauwelijks iets wordt gerealiseerd, terwijl daar de kansen zitten. Ik noem de erkenning van diploma's, al vaker hier aan de orde geweest, maar ook de infrastructuur; de buslijn stopt bij de grens, bij wijze van spreken. Er zijn heel veel praktische zaken die je kunt aanpakken in een grensagenda. In Noord-Nederland is bijvoorbeeld 13% werkloosheid. In Duitsland, ernaast, over de grens, maar 3%. Hoe kunnen we die regio versterken? 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Het CDA denkt natuurlijk graag mee over zo'n grensagenda. Dat vinden wij ontzettend belangrijk. Wij zouden daar graag gezamenlijk in optrekken. Wij zien inderdaad in Enschede 18% werkloosheid. Dat is afschuwelijk. En, inderdaad, vlak over de grens is het 3%. Hoe kunnen we daar meer uithalen? Dat is ook een uitdaging die het CDA graag bij de minister neerlegt. 

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dat is heel mooi. Dan hoop ik dat we samen, inderdaad met de minister, kunnen zoeken naar goede oplossingen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Nog vier sprekers te gaan. Het woord is nu aan mevrouw Van Tongeren van GroenLinks. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Vaak sta ik hier om deze minister ertoe op te roepen, allerlei dingen niet te doen. Vandaag wil ik deze minister graag ertoe oproepen om de deeleconomie te omarmen. Wij kennen Thuisafgehaald om je zelf gekookte maaltijd te delen met buurtgenoten, Airbnb om je logeerkamer te delen, of Peerby om spullen zoals een boormachine te lenen. Delen zorgt ervoor dat producten en grondstoffen efficiënter worden gebruikt. Mensen zijn tegelijkertijd consument en producent. De productie wordt veel meer decentraal. Mensen kunnen wat bijverdienen. Is de minister het met GroenLinks eens dat dit past bij de participatiemaatschappij die dit kabinet voorstaat? 

De VVD-fractie was vandaag wat enthousiaster, maar zei eerder dat het eigenlijk niet nodig was, want er zijn al hotels en we hebben al boormachineverhuurbedrijven. D66 vroeg zich in eerdere debatten af waarom de overheid zich er überhaupt mee moest bemoeien, want delen deed de burger zelf, maar nu zie ik ook een toegenomen enthousiasme bij D66 om in elk geval naar regelgeving te kijken. 

Wat GroenLinks betreft kan de overheid zich niet afzijdig houden, want bijvoorbeeld de regeldruk voor ondernemers moet omlaag. De regering zegt dat ook. De mensen in de deeleconomie wachten met smart op verlaging van de regeldruk. Je ziet bijvoorbeeld bij het decentraliseren van de energieproductie dat er ongelooflijk ingewikkelde en lastige regels zijn, waar tot nu toe maar zes energiecoöperaties doorheen komen. Zij willen dus graag die uitgestoken hand. Ook zie je dat kleine lokale en meer sociale initiatieven door grotere commerciële en vaak Amerikaanse initiatieven nu al bijna van de markt afgeduwd worden. Wij hebben de overheid dus nodig om ervoor te zorgen dat er geen monopolies komen. 

GroenLinks heeft een tienstappenplan voor een duurzame deeleconomie gemaakt. Dat is al op internet te vinden, maar de bode zal het zo ook aan iedereen uitreiken. Dit plan roept er vooral toe op om ervoor te zorgen dat de markt toegankelijk blijft, dat er geen angst is voor de burger die decentraal wat bijverdient, dat de overheid netneutraliteit en open platforms blijft bewaken, dat de overheid niet in verbod en opsporing schiet, maar modern reguleert, dat er overleg komt met het verzekeringswezen, zodat er producten komen die aansluiten bij een nachtje in een Airbnb of een ritje met Uberpop, en dat er geanticipeerd wordt op verschuivingen in de arbeidsmarkt. Want gaat dit aanslaan, dan heeft dat een enorm effect. Willen we bijvoorbeeld woedende, vechtende taxichauffeurs op straat of gaan we daar verstandig op anticiperen? GroenLinks denkt ook dat het nodig is om te kijken naar een nieuwe rechtsvorm, voor de sociale deelonderneming. We hebben de coöperatieve vereniging, maar die heeft toch een heleboel problemen. Ook daar willen wij graag de overheid bij betrekken en wij zouden de overheid graag zien in de rol van "launching customer". 

Ik dacht even dat de D66-fractie mij een vraag ging stellen, maar zij kletst even met de voorzitter. 

(Hilariteit) 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat was wat ik wilde zeggen over de duurzame deeleconomie; er wordt daar waarschijnlijk heel duurzaam gedeeld. GroenLinks wil ook graag een duurzaamheidstoets op innovatie. Mijn fractie wil graag dat innovatiebeleid zich vooral richt op verduurzaming. Er staat nu in de teksten dat het mogelijk is om projectaanvragen te weigeren, als zij een inbreuk maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzaamheid. Is dat een formaliteit of … 

Wat ik naast mij hoor, stoort mij enorm. Het ziet er heel gezellig uit, maar ik hoop dat ik er wat tijd bij krijg. 

De voorzitter:

Ik moest even de heer Verhoeven toespreken. Zal ik een vraag toestaan? 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Staat u vooral een vraag toe. 

De voorzitter:

Dan gaan we even luisteren naar de heer Van Veen. 

De heer Van Veen (VVD):

Mevrouw Van Tongeren zei net dat de VVD niet enthousiast zou zijn over het met elkaar delen van goederen. Volgens mij heb ik in een debat daarover heel duidelijk aangegeven dat wij ons realiseren dat het al heel lang bestaat. Waarom zouden al deze nieuwe initiatieven ontstaan volgens GroenLinks? Wat zou de oorzaak kunnen zijn? 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat vind ik een heel interessante, filosofische vraag. Ik denk dat een heleboel mensen in Nederland smachten naar een ander type ondernemer. Zij willen niet meer de grote, anonieme multinationals, maar mensen die je kent in de buurt. Er komt een omslag van een lineaire economie — ergens grondstoffen vandaan halen, produceren, consumeren en vervolgens weggooien en milieuproblemen veroorzaken — naar een kringloopeconomie, met repaircafés en waarin er wordt gedeeld. Als je je auto deelt, heb je minder auto's nodig, minder parkeerplaatsen, minder reparaties en minder luchtvervuiling. Ik denk dat een grote groep Nederlanders, daaraan wil bijdragen, door te ondernemen. 

De heer Van Veen (VVD):

Dat is een filosofisch antwoord. Ik denk dat veel van deze ontwikkelingen voortkomen uit de prijs die mensen moeten betalen voor die nieuwe producten. Ik denk dat het goed zou zijn als mevrouw Van Tongeren gaat nadenken over de reden dat de prijs zo hoog is als het normaal wordt aangeboden en zo laag is als nieuwe aanbieders instappen. Ik denk dat dat de vraag is die we met elkaar voor donderdag moeten beantwoorden. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als je kijkt naar energie op de markt, gaan mensen in coöperatieve vorm energie produceren en aanbieden, omdat zij zich zorgen maken over klimaatverandering. Het is een ongelooflijke inspanning voor een kleine groep vrijwilligers om te voldoen aan alle regels die dit ministerie voorschrijft. Dat levert geen lagere prijs op voor deze deelnemers. In veel gevallen levert het een hogere prijs op. Ik vind het juist aan te moedigen dat mensen die een boormachine hebben die ze in hun huishouden misschien maar een kwartier per jaar gebruiken, ook door andere mensen laten gebruiken. Ik zie wel een verschuiving. De bedrijven die boormachines maken en verkopen, zullen er minder verkopen als dit beleid succesvol is. Dat is iets wat mijn partij sterk nastreeft. Mijn collega van de Partij voor de Dieren zei het heel helder: dan hebben we een planeet waar we straks ook nog met z'n allen gebruik van kunnen maken. We zullen dan meer moeten delen. Maar wellicht kunnen wij tussen vandaag en donderdag nog wat overleggen op de vlakken waar we elkaar wel kunnen vinden. 

Ik was aan het praten over een duurzaamheidstoets op innovatie. Ik vroeg de minister: zijn er ook projecten geweigerd vanwege deze duurzaamheidstoets? Kan een project om de winning van schaliegas te vereenvoudigen ook een innovatiesubsidie krijgen? GroenLinks zou het willen omdraaien: we moeten alleen projectaanvragen goedkeuren die een bijdrage leveren aan de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzaamheid. Hoe kijkt de minister daartegenaan? 

Dan wil ik mij graag aansluiten bij het punt dat de PvdA maakte over het Energiebesparingsfonds. Dat scheelt mij weer een paar minuten. 

Ik wil nog een specifieke innovatie op energiegebied aan de minister voorhouden: RidgeBlade. Dat is een windmolen die horizontaal in de nok van daken ligt. Die windmolen is in Nederland op de markt, maar hij komt twee enorme hobbels tegen. De ene zijn bestemmingsplannen, waarin staat dat windenergie niet mag en dan denkt men vaak aan de staande windturbine. De tweede hobbel is de vraag: mag je ook salderen als je zo'n RidgeBlade op je dak hebt? Hoe werkt het met moderne energieopwekkende technologieën en salderen? 

De Balans van de Leefomgeving onderstreept dat groene innovaties nodig zijn om in 2050 tot volledig schone energie te komen. Daardoor komt er meer bedrijvigheid en meer duurzaam werk in Nederland. Wat GroenLinks betreft moeten ontwikkelingen van alle duurzame technieken meer aandacht krijgen dan nu in het energieakkoord en in de topsector Energie. Ik hoorde daar bij meerdere woordvoerders steun voor. Innovatie bij wind op land en zee gaat op dit moment heel snel. Hoe speelt onze minister daarop in? De aansluiting van windparken op zee bijvoorbeeld mag straks maar op één manier. In de optiek van GroenLinks rem je mogelijk innovatie als je het maar op één voorgeschreven manier mag doen. Hoeveel innovaties op energieterrein produceren onze technische universiteiten? Heeft de minister enig inzicht hoeveel daarvan in Nederland daadwerkelijk de markt halen? Hoe staat het met het kennisproject geothermie op het terrein van de Technische Universiteit Delft? Hoe kijkt de minister daartegenaan? 

Dan ben ik bijna door mijn tekst heen. Ik heb nog een laatste vraag. Ik heb deze minister al vaker gevraagd wat nu het exacte verschil is tussen ouderwetse economische groei en groene groei. Welk deel van onze economie is groen en welk deel is nog grijs? En in welk tempo groeien we toe naar groen? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Het is niet zo gebruikelijk in dit debat, maar ik zou willen beginnen met de minister een compliment te maken. Ik vind dat wij een minister hebben die hard werkt voor het bedrijfsleven, voor het mkb. Ik verwijs de collega's ook naar Het Financieele Dagblad van hedenmorgen, waarin de minister heel mooi zijn visie geeft op de financiering van het mkb en de robotisering, die ook al aan de orde is geweest in dit debat. Het is een goede zaak dat dat soort thema's wordt benoemd. De minister is zelf Kamerlid geweest en begrijpt dan ook dat je in dit soort betogen vooral vragen stelt, maar ik vind het belangrijk om die hoofdlijn vast te stellen. 

Wij hadden het al even over de betalingstermijnen. De heer Verhoeven begon erover. Toen kwam gelijk een aantal collega's naar de interruptiemicrofoon. De heer Verhoeven zei ook netjes dat de SGP daar aandacht voor had gevraagd. Ik wil die vraag aan de minister dan ook een-op-een onderstrepen wat de gemeenten betreft. Zou die motie niet gewoon moeten worden uitgevoerd? Maar dan hebben wij één probleem nog niet opgelost: dat van de grote bedrijven. Daar zie je immers hetzelfde. Grote bedrijven voeren de betalingstermijn op, ook boven de wettelijke termijn. Er gebeurt wat ons betreft te weinig. Daarom wil ik de minister vragen: moet de Autoriteit Consument & Markt niet ingrijpen? Wij pleiten voor een koppeling met de Mededingingswet. Zo kan de ACM haar tanden erin zetten. Als het niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks, want met name kleinere bedrijven hebben hier erg veel last van. Zij zien hun financiering onder druk komen te staan. 

Wij vinden dat het mededingingsbeleid onvoldoende recht doet aan de sociale en duurzame kant van de economie. Ik geef een paar voorbeelden, allereerst een uit de garnalenvisserij. Beleidsregels voor samenwerking tussen ondernemers op het gebied van milieu en dierenwelzijn lijken in de praktijk nog weinig uit te halen. Bij de garnalenvisserij zie je dat terug. Die kreeg recentelijk geen akkoord voor een beheerplan in het kader van de MSC-certificering. Dat moet anders. Ik noem ook de puur economische bril waardoor naar producentenorganisaties in de landbouw wordt gekeken. Dat is kortzichtig. Dan krijg je een race to the bottom. Daar wordt niemand beter van. Een derde voorbeeld is het toezicht op Post.nl. Dit toezicht mag niet betekenen dat Post.nl gedwongen wordt om keihard postbodes te ontslaan, zonder fatsoenlijk financieel plan. Ik zeg niet dat het zo is, maar ik hoor graag de visie van de minister daarop. Herkent hij mijn zorgen en wat gaat hij daarmee doen? 

Dan kom ik op het bedrijfslevenbeleid. Analyses laten zien dat vooral grote bedrijven van het topsectorenbeleid profiteren en het mkb veel minder. Andere collega's hebben dat ook al aangegeven. Er is extra inzet nodig voor mkb-bedrijven. Veelzeggend is dat de MIT-regeling ruimschoots overtekend werd. Is de inzet van de minister om de komende jaren alle aanvragen gehonoreerd te krijgen? Helpt het extra budget dat hij daarvoor inzet? 

De heer Verhoeven had ook al kritiek op het innovatiebeleid. In beleid en monitoring speelt R&D een centrale rol. De WRR is hier kritisch over. Productiviteitsgroei is belangrijker. Ook constateert de WRR dat innovatie niet primair gedreven wordt door R&D maar door kenniscirculatie. Het bedrijfslevenbeleid moet zich hierop richten. In de afgelopen jaren is het budget voor generieke fiscale stimulering van R&D echter fors toegenomen, in tegenstelling tot het budget voor samenwerking tussen onderzoek, bedrijfsleven en onderwijs. Moet deze wissel niet worden teruggezet? 

Een zorgpunt is de haperende doorgroei van startende bedrijven. De loonbetalingsplicht is daarbij een punt. Daarover voeren we een discussie met de minister van Sociale Zaken. Ik ga ervan uit dat ook minister Kamp meedenkt op dit punt — ik hoor hem daar graag over — want dat is van cruciaal belang voor de positie van kleine bedrijven die willen doorgroeien. 

Ik wil het in ieder geval met de minister hebben over een andere barrière: de waaier aan drempels in de regelgeving ten faveure van kleinere bedrijven. Actal constateert dat die waaier aan drempels zo groot is dat bedrijven adviseurs in de arm moeten nemen. En dan nog gaat het regelmatig fout. De tijd en het geld dat dit kost, kunnen groeiende bedrijven beter gebruiken. Zet de minister zich in voor meer eenduidige drempels? 

Er is, tot slot, veel gesproken over de detailhandel. Het is goed dat de minister met de retailagenda komt. Ik wijs erop dat een oorzaak van winkelleegstand het toenemende aantal koopzondagen is. Veel kleine winkeliers leggen het af tegen grootwinkelbedrijven. De minister, de Kamer en de VNG beoogden een zorgvuldige afweging van belangen. In veel gemeenten gebeurt dit onvoldoende. Ik noem Dordrecht. De meerderheid van de winkeliers was tegen 52 koopzondagen. Toch gaat dat door. Kleine winkeliers moeten het bezuren. Zo dweilen we toch met de kraan open? Ik blijf iedereen overigens een goede zondagsrust toewensen. 

De voorzitter:

Dat is perfect op tijd! U had nog één seconde over. Zoals het er nu naar uitziet, is mevrouw Ouwehand de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Daarna schors ik voor het diner. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, zit u nu zo te lachen omdat het tafeltje zo laag moet? 

De voorzitter:

Dat lijkt maar zo. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Het interruptiedebatje met de heer Verhoeven van D66 was eigenlijk wel leuk. Interruptiedebatjes met de heer Verhoeven zijn natuurlijk altijd leuk. Het gaat mij om het thema van de groene groei en het door hem zelf geopperde idee dat we elkaar maar een beetje zitten na te praten in deze Kamer. Het zou prachtig zijn als we zouden kunnen blijven groeien maar dan zonder schade. De realiteit is helaas dat de manier waarop we onze economie hebben ingericht en de manier waarop we onze centjes verdienen, rust op overuitputting van de aarde. Het zou prachtig zijn als we met wat innovatie dat zouden kunnen ombuigen naar doorgaan zoals we gewend zijn maar dan wat minder slecht. De realiteit is helaas anders. Er zijn partijen die van de hardcorevervuiling zijn. Ik noem geen namen, maar ik zeg: VVD en CDA. Er zijn ook partijen, zoals D66, die meedenken over vermindering van de milieudruk en die waardevolle voorstellen doen om de innovatiekracht te vergroten en groene initiatieven te stimuleren. Maar, mijnheer Verhoeven, met alle respect, als we niet erkennen dat oneindige groei op een eindige planeet simpelweg onmogelijk is, dan lijkt het er toch op alsof D66 de milieudruk die we in onze economie met elkaar veroorzaken, in een innovatieve vuilniszak aan de straat zet. Zo komen we er dus niet. 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ik werd wel een beetje uitgedaagd door de collega van de Partij voor de Dieren. Ik neem afstand van haar woorden. Ik herken mij niet in dat beeld. Iets anders speelt wel: als je hier heel streng bent en de rest van de wereld blijft doorgaan met alles, dan ben je zo langzamerhand gekke Gerritje. Dat kan natuurlijk ook niet. Maar daar heeft de Partij voor de Dieren ook geen oplossing voor. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Partij voor de Dieren gelooft in elk geval niet in sprookjes en niet in groene groei. Het zou mooi zijn als we met elkaar toegeven — ik zie inderdaad eerder D66 als een partij die bereid is om dat toe te geven dan het CDA, om het maar ietsje aardiger te formuleren dan ik zojuist deed — dat we de grenzen van de aarde al ruimschoots hebben overschreden en dat we er dus niet komen met een paar initiatieven voor meer innovatie en het iets verminderen van de milieudruk. Een manier waarop we nu ons geld verdienen, is bijvoorbeeld de export van varkensvlees en melkpoeder naar China, van kalfsvlees naar Japan en van bloembollen en rozen naar Rusland. Die kalfjes komen niet uit zichzelf hierheen; die slepen wij uit Litouwen helemaal naar Nederland, met de nodige milieudruk. Ook het voer voor de vee-industrie halen wij uit andere delen van de wereld. De voor Rusland bestemde rozen zijn door een Nederlands bedrijf gekweekt in Ethiopië, vervolgens met het vliegtuig naar Nederland gebracht en op de bloemenveiling verkocht aan Russische afnemers, waarna zij uiteindelijk per vliegtuig naar Rusland worden gevlogen. Als wij daar geen afstand van nemen, wordt het nooit wat met de groene groei-agenda. 

Ik ben het eens met D66 dat wij een enigszins gek debat voeren met de minister. Deze onderwerpen zouden wij in het verleden met de minister van Economische Zaken hebben besproken, maar dat deel van ons handelsbeleid en de grote negatieve effecten daarvan heeft het kabinet belegd bij het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking of, zoals wij misschien beter kunnen zeggen, het ministerie van Hulp is Handel. Toch wijs ik de minister van Economische Zaken op zijn verantwoordelijkheid in dezen. Hij zal vast zeggen dat wij voor sommige vragen bij de staatssecretaris van Economische Zaken moeten zijn, omdat die nu eenmaal over landbouw gaat, maar ik heb hem er al eerder op gewezen dat de exportpositie waarop wij zo trots zijn — wij zijn het tweede exportland van landbouwproducten in de wereld — in Nederland zelf voor een enorme klem zorgt. Immers, welke ondernemer gaat voor? De mestvergister van de een is het einde van de camping van de ander. De lelieteelt in prachtige gebieden in Drenthe zorgt ervoor dat de mensen die daar recreëren, klagen bij de campinghouder over het gif dat over al die velden wordt gestrooid. Dat houdt hen lelijk uit de slaap, want zij maken zich zorgen over hun kinderen die daar in een tentje naast liggen. Specifiek gelet op de recreatieve waarde van Nederland, maar breder gelet op de enorme agrarische productie die wij hier blijven volhouden, vraag ik de minister of hij bereid is om eens te kijken naar de klem die ontstaat en de spanningen die in het buitengebied ontstaan. De vraag ligt immers wel degelijk voor welke ondernemer voor de andere gaat. 

Ik wil leuk afsluiten. Dat kan gelukkig, want de minister gaat, dankzij een aangenomen motie of amendement van D66, sinds twee jaar over de popsector. Ik weet dat de minister aanstaande vrijdag aanwezig is bij het Amsterdam Dance Event, waar ook ik aanwezig zal zijn. Binnen de topsector cultuur is er een potje voor de popsector. Ik wil heel graag weten hoe dat geld besteed wordt. Het zou jammer zijn als wij ook daar uitgaan van "business as usual". De dancesector doet het heel goed — daar ben ik hartstikke trots op en ook de minister is daar vast trots op — maar laten wij vooral de bandjes niet vergeten. Mijn concrete vraag is hoe dat geld besteed wordt. Vorig jaar hebben wij gewisseld dat niet alleen de oude spelers daarover mogen beslissen. Ik ben benieuwd wat het antwoord van de minister nu is. 

Ook heb ik de minister vorig jaar een cd'tje gegeven. Volgens mij is hem dat niet zo goed bevallen. Daarom geef ik hem nu drie nieuwe cd'tjes, zodat hij naar drie nieuwe bandjes kan luisteren. De eerste is van Mozes and the Firstborn, de tweede is van Jacco Gardner en de derde is van DeWolff. Ik denk dat hij de laatste het leukste vindt, niet per se omdat die band een dierennaam draagt. Zij werken hard en toeren in het buitenland. Ik vraag de minister om te bekijken hoe het met zulke bandjes gaat. Wordt de door ons vrijgemaakte ondersteuning — het is slechts een klein budgetje, maar toch — effectief genoeg besteed om de kansen van dit soort talentvolle en hoopgevende Nederlandse talenten goed te kunnen benutten in het buitenland? Natuurlijk ben ik ook benieuwd wat de minister van de bandjes vindt. 

De voorzitter:

De bode zal de cd's in ontvangst nemen. De cd's maken geen onderdeel uit van de beraadslaging. Zij zullen overhandigd worden aan de minister. Wij hopen op een recensie van de drie cd's. 

De heer Verhoeven (D66):

Allereerst mijn complimenten voor de inbreng van mevrouw Ouwehand. Ik heb nog nooit zo'n goede inbreng van de Partij voor de Dieren gehoord. Het is jammer dat mevrouw Ouwehand het niet gehaald heeft om twintig keer D66 te noemen, maar dat zij gestopt is bij achttien. Zij heeft onze inbreng over groene groei een sprookje genoemd. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja. 

De heer Verhoeven (D66):

Hoe wil de Partij voor de Dieren ervoor zorgen dat wij op een zodanige manier leven en produceren dat de aarde het wél aankan? Ik ben het helemaal eens met mevrouw Ouwehand dat deze manier niet werkt, maar wij willen daarom andere manieren. Zegt de Partij voor de Dieren dat het allemaal minder moet, dat wij minder moeten consumeren, vliegen en reizen? Moeten wij minder naar bandjes gaan, minder in de auto zitten om naar popfestivals te gaan, minder plezier maken en minder lachen? Of kan het ook op een andere manier, namelijk de manier van D66? Dat is het punt waarover wij het vandaag hebben. 

De voorzitter:

Een kort, puntig antwoord als het kan. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Plezier maken heeft op zichzelf nog nooit het milieu belast. Als D66 dat anders ziet … 

De heer Verhoeven (D66):

Pretparken. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

… ben ik benieuwd waar de pleziertjes van D66 dan uit bestaan! De Partij voor de Dieren zegt wel, en daar is zij tot nu toe de enige in: natuurlijk, er zijn kansen op het gebied van het verminderen van de milieudruk van de dingen die we nu al doen, maar het is niet genoeg. We zullen naar een radicale koerswijziging toe moeten, omdat de manier waarop we hier leven 3,5 aardbollen vraagt. En die zijn er niet. Als we dus niet accepteren dat we ons gedrag zullen moeten veranderen en de consumptie en de productie zullen moeten matigen die het milieu het meest belast, komen we er niet. Mijn tegenvraag zou dus zijn … 

De voorzitter:

Nee, nee, nee, we gaan geen tegenvraag stellen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, gaan we dat niet doen? 

De voorzitter:

Nee, dat gaan we niet doen. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Jammer. 

De voorzitter:

De heer Verhoeven maakt nog een afsluitende, korte opmerking. 

De heer Verhoeven (D66):

Volgens mij kunnen we elkaar beter proberen te vinden op alle voorstellen die we doen om het anders te doen dan nu, zodat het in ieder geval beter gaat. Volgens mij is het een sprookje van de Partij voor de Dieren dat zij de enige is die weet hoe we naar een veilige en toekomstbestendige aarde moeten. Daar heeft de Partij voor de Dieren niet het monopolie op. Ik zou dus tegen mevrouw Ouwehand willen zeggen: werk samen, duurzaam en groen, en beschimp niet een van uw beste vrienden in dit parlement op het gebied van duurzaamheid. Houd ons te vriend. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nou, zo snel is de heer Verhoeven toch niet beledigd? Ik heb een vraag aan D66 over het verder instemmen met TTIP. Hoe gaan we de enorme milieudruk die daar weer uit voortkomt, oplossen? 

De voorzitter:

Die gaan we nu niet beantwoorden. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Maar als de heer Verhoeven zegt dat de Partij voor de Dieren niet de enige is die dat weet, zeg ik: prima, maar laten we met zijn allen ook toegeven dat het zo niet langer kan. 

De heer Graus (PVV):

Had ik meegedaan aan dat getwitter en aan die digitale tupperwareavonden, dan zou ik nu echt getwitterd hebben: onmogelijk; een minister wordt hier uitgemaakt voor "de kalverbeul van de Lage Landen" en hij krijgt ook nog drie cd's van de Partij voor de Dieren! 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, de Partij voor de Dieren is best een aardige partij, als we maar wel ophouden met de bio-industrie. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer, de heer Van Klaveren, heeft afgezien van zijn spreektijd. 

Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid. Aanstaande donderdagavond gaan wij naar zijn antwoord luisteren. Dan mag ik de vergadering opnieuw voorzitten. Oefent u dus alvast op korte, puntige interrupties, want ik zal zo mogelijk nog strenger zijn. 

De vergadering wordt van 19.08 uur tot 20.13 uur geschorst. 

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven