7 Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag a.s. ook te stemmen over de moties zoals ingediend bij het wetgevingsoverleg over het jaarverslag VWS 2013. 

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de Kamer: 

  • -het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning (33853); 

  • -het wetsvoorstel Wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming aan lage inkomens (Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens) (33932). 

Voorts stel ik voor, toe te voegen aan de agenda: 

  • -het VAO Bedrijfslevenbeleid en innovatie, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 11 juni, met als eerste spreker mevrouw Gesthuizen van de SP; 

  • -het VAO Waterkwaliteit, naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 11 juni, met als eerste spreker mevrouw Jacobi van de PvdA. 

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer van Nispen van de SP. 

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. De minister-president heeft enige tijd geleden in mijn ogen opmerkelijke uitspraken gedaan over de scheiding van machten en de rol van de minister van Veiligheid en Justitie in lopende strafzaken. Ik wilde daarop een toelichting. Gisteren kreeg ik op het briefpapier van het ministerie van Algemene Zaken mijn eigen Kamervragen terug, zonder dat daar inhoudelijke antwoorden op werden gegeven. Er werd slechts verwezen naar eerdere, niet gegeven antwoorden. 

Het gaat hier over de visie van de minister-president op de scheiding van machten en de rol van politici, en van de verantwoordelijk minister in het bijzonder, bij lopende strafzaken. Maar het gaat hier ook over het principe dat Kamervragen dienen te worden beantwoord. 

Daarom doe ik een beroep op mijn collega's om mij te steunen in het voorstel om een interpellatiedebat te houden met de minister-president. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Kamerleden hebben recht op antwoorden als zij vragen stellen. Die antwoorden zijn niet gegeven. Daarom geef ik steun aan het interpellatiedebat. 

De heer Recourt (PvdA):

Vragen moeten beantwoord worden door de minister die daarover gaat. Dat is de minister van Veiligheid en Justitie, die heeft geantwoord. Je kunt het daarmee eens zijn of niet, maar dat is de verantwoordelijk minister. Met hem moet worden gedebatteerd als het hierom gaat, dus ik geef geen steun aan een debat met de premier. 

De heer Van der Steur (VVD):

Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Recourt. Bovendien vraag ik me af wat de spoed is waarom dit een interpellatiedebat zou moeten zijn, omdat dit een vraag is die ook op een andere manier aan de orde zou kunnen worden gesteld, als je dat al zou willen. Geen steun voor het interpellatiedebat. 

De heer Bisschop (SGP):

Ik snap de gevoelens van de heer Van Nispen. Alleen vraag ik mij af of dit het instrument is om de werkelijke visie van de minister-president boven tafel te krijgen. Dus geen steun voor dit debat. 

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb erover zitten twijfelen, want het gebeurt onze fractie ook heel vaak dat er geen antwoorden worden gegeven, maar ik vind ook dat dit niet het instrument is. Ik denk dat wij met collega's gezamenlijk moeten optrekken waar dit gebeurt. Hoewel ik de aanleiding steun, vind ik een interpellatiedebat daarvoor niet het instrument, dus daarvoor geef ik geen steun. 

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ook vanuit de CDA-fractie is er alle begrip voor de onbevredigde gevoelens, maar een interpellatiedebat met de minister-president hierover is volgens mij op dit dossier niet het meest geëigende instrument. 

De voorzitter:

Mijnheer Van Nispen, ik kan niet constateren dat uw verzoek voor een interpellatiedebat door de meerderheid wordt gesteund, maar ook niet door de 30 leden die u daarvoor nodig hebt. Dat debat kan ik dus niet toevoegen aan de agenda. Ik kan u wel de suggestie doen om dit punt in zijn algemeenheid in de procedurevergadering met elkaar te bespreken. Ik ben het eens met mevrouw Helder dat het in dit soort situaties handig is om met elkaar op principiële punten op te trekken; zij het natuurlijk niet over de inhoud. Wellicht kunt u dat dan in de procedurevergadering bespreken. 

De heer Van Nispen (SP):

Dat zal ik doen, dus dat bespreken wij dan in de procedurevergadering. Ik wil ook graag een heel korte reactie geven aan de heer Recourt omdat het hier niet gaat over vragen aan de minister van Veiligheid en Justitie, die verantwoordelijk minister is. Het gaat hier over uitspraken van de minister-president. Daarom heb ik mijn vragen aan de minister-president gericht. 

Voorzitter, ik doe ook een beroep op u omdat het hier gaat om het recht van de Kamer op informatie en omdat de antwoorden tot twee keer toe inhoudelijk niet zijn gegeven. Met de beste wil van de wereld gaat het er niet om dat wij het oneens zijn met de antwoorden; het zijn geen antwoorden. 

De voorzitter:

Ik zou die bal eerst even terug willen leggen bij de commissie. Probeer eerst met de commissie gezamenlijk op te trekken. Voordat u naar het nucleaire middel van de Voorzitter grijpt, hebt u nog andere middelen tot uw beschikking om te proberen tot een vergelijk te komen. Wellicht kunt u het aan de orde stellen in de procedurevergadering van de commissie. 

De vergadering wordt van 13.21 uur tot 14.01 uur geschorst. 

Voorzitter: Elias

Naar boven