3 Programmatische aanpak stikstof

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak stikstof) ( 33669 ).

(Zie vergadering van 10 december 2013.)

De voorzitter:

Er zijn al zeven woordvoerders aan het woord geweest, onder wie mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie. Zij heeft zich voor de voortzetting van het debat vandaag moeten afmelden vanwege verplichtingen elders. Aan de beurt was eigenlijk mevrouw Ouwehand, maar zij heeft geruild met mevrouw Jacobi, dus ik geef vandaag als eerste het woord aan mevrouw Jacobi. Terwijl zij naar het spreekgestoelte loopt, wil ik graag met de deelnemers aan het debat afspreken dat zij proberen om interrupties in tweeën te doen, dat wil zeggen een vraag en eventueel een vervolgvraag.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Goedemorgen. Het is een bijzondere dag, want de staatssecretaris is jarig vandaag. Hoe jong is zij nog! Ik hoop dat wij er vandaag met elkaar een mooie extra versiering van kunnen maken, waarbij wij zowel de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) als de staatssecretaris weer een stukje verder helpen.

In november, misschien was het zelfs nog oktober, spraken wij over de PAS. Ik moest voor vandaag bijna mijn hele inbreng herschrijven omdat er ondertussen zo veel gebeurd is, onder andere door de uitspraak van de advocaat-generaal en door AERIUS, het rekensysteem waar ondertussen meer dan een miljoen stikstofbronnen in zijn verwerkt. Dit heeft op een heel aantal gebieden nieuwe gegevens opgeleverd, waardoor een en ander duidelijker is geworden. Daardoor kon ik dus een aantal zorgpunten schrappen uit mijn inbreng; dat scheelt weer.

De PAS komt voort uit een vruchtbare samenwerking tussen de PvdA en het CDA, met één gezamenlijk doel: het verminderen van de stikstofuitstoot in de Natura 2000-gebieden. Aan de ene kant moet de natuur daarvan profiteren, aan de andere kant willen wij daarmee ontwikkelruimte voor economische en culturele activiteiten. De PvdA vindt dat de natuur en een goede biodiversiteit van belang zijn. Daarvoor is het nodig om de stikstofdepositie terug te dringen. Wij zijn echter ook voor het creëren van mogelijkheden voor vernieuwing, vooral van de agrarische sector. Alleen dan hebben boeren immers de mogelijkheid om te investeren in moderniseringen die zowel de natuur en het dierenwelzijn, als de arbeidsomstandigheden ten goede komen.

Wij zijn ondertussen zo'n zes jaar doende met de PAS. Het begon heel praktisch met de overeenstemming op hoofdlijnen tussen het Interprovinciaal Overleg, de groene organisaties en de land- en tuinbouworganisaties. Het voorstel was om per gebied de stikstofdepositie te verminderen, kritische depositiewaarden vast te stellen en per zes jaar opnieuw te kijken hoeveel meer eraf moet. Gewoon beginnen, was toen de praktische insteek. Er kwam echter heel veel discussie over de juridische houdbaarheid. Daar moeten wij elkaar natuurlijk in helpen: het móét juridisch houdbaar zijn, want anders ontstaat er veel onzekerheid doordat vergunningen op zich laten wachten, zoals nu het geval is. De PAS moet dus gaan werken. Ik denk dat het goed is dat de staatssecretaris straks in haar eerste termijn de juridische houdbaarheid nog even goed — hoe zeg je dat? — in de fundering zet. Daar staat die al in, maar ik denk dat het goed is dat de staatssecretaris dit nog even met ons bespreekt.

Wij zijn positief, zeker sinds het kabinet aan de slag is gegaan met deze staatssecretaris en alle mensen die daarbij betrokken zijn; ook al die ambtenaren moeten wij niet vergeten. Zij hebben de PAS zover gebracht als vandaag. Toch hebben wij een aantal punten van zorg. Het eerste zorgpunt is de toekenning van de ontwikkelruimte. Wij zijn bevreesd dat er, als je een verdeling van 90%-10% neemt, een rush zal ontstaan op die nieuwe ontwikkelruimte. Er liggen heel veel vergunningen te wachten. Liever zouden wij zien dat wij per jaar of misschien wel per drie jaar een tranche uitgeven. Ik zag dat D66 net een amendement heeft rondgedeeld met een dakpanconstructie. Dat geeft iets meer geleidelijkheid. Daarmee wordt ook voorkomen dat we over een jaar misschien alsnog moeten zeggen dat de ontwikkelruimte in bepaalde gebieden vol is en dat het niet meer mogelijk is. Ik denk dat we die rust er misschien toch wel een beetje in moeten houden. Ik hoor daarop graag een reactie van de staatssecretaris. Moeten we niet streven naar een percentage van 50/50 of 60/40?

Het tweede zorgpunt betreft de vergunningsvrije activiteiten. In het wetsvoorstel worden bepaalde activiteiten en uitbreidingen vergunningsvrij verklaard, maar er is wel een meldingsplicht aan verbonden. Dat is dan ook het minimum. De staatssecretaris heeft voorgesteld dat een depositie niet lager mag zijn dan 0,05 mol per hectare per jaar. De grenswaarde is vastgesteld op 1 mol per hectare per jaar. Die meldplicht is het minimum, maar ik wil wel graag weten hoe de staatssecretaris een cumulatie die hierbij mogelijk aan de orde is, in de gaten zal houden. Is het wellicht verstandiger om een voorspelling te doen van dat vergunningsvrije deel en daarvoor ontwikkelruimte te reserveren?

Het derde punt betreft investeren in de vermindering van depositie. Dat is wat we willen. Het is belangrijk dat we goed met bronbeleid gaan werken. We hebben tijdens de technische briefing van de ambtenaren gehoord dat de ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken goed samenwerken, maar ik denk dat een soort sturing daarop ook nodig is. Daarbij zijn drie punten aan de orde. Rotterdam speelt hierbij een rol. Dat geldt ook voor Zeeland. De provincie Zeeland heeft aangegeven dat zij vooral ook last heeft van de stikstofdepositie uit Vlaanderen. Ik heb gezien dat de staatssecretaris zich inspant voor een vermindering van de stikstofdepositie vanuit het buitenland, maar Zeeland zou graag willen dat er gewoon een oplossing wordt gevonden in de wettelijke regeling zelf. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij dit gaat aanpakken? Ik heb natuurlijk als noorderling altijd ook een noordelijk probleempje. Ik heb mijn keuze laten vallen op Schiermonnikoog, waar een deel van de stikstofdepositie uit het Duitse deel van het Waddengebied afkomstig is. Op Schiermonnikoog is er niet veel bewegingsruimte voor degenen die daar economische activiteiten ontplooien. Dat geldt zeker voor de boeren. Zij proberen heel groen te zijn en zelf ook een deel van hun bronnen te verschonen, bovenop datgene wat al vanuit generieke maatregelen wordt gevraagd. Hoe kunnen we dat bronbeleid verbeteren? Wat doen de ministeries van EZ en I en M hieraan? Welke sturingsinstrumenten gaan we daarvoor ontwikkelen? Hoe kunnen we deze specifieke gebieden toch een beetje tegemoet komen? Ik denk namelijk dat ze wel heel erg in de knel komen, ondanks de goede ontwikkelingen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De Natuurbeschermingswet, wat een lastig ding! En wat een bureaucratie is erin gefietst de afgelopen jaren! Waarom zou je makkelijk doen als het moeilijk kan? Ik heb wel een vermoeden. Simpelweg de wet naleven is lastig voor politici als de wet zegt dat de kwetsbare natuur in Nederland niet verder achteruit mag kachelen maar hersteld moet worden. Het is immers maar natuur. De natuur schreeuwt niet dat zij op slot zit. Natuur heeft geen stem en ook geen stemrecht. Het is wat je noemt een kwetsbare waarde. Er kan altijd nog wel een hapje uit worden gehaald, er kan altijd nog wat meer vervuiling op, want hé: er is iemand die er centen aan verdiend. En dat is pas belangrijk.

Natuurlijk, we weten wel dat natuur onmisbaar is voor het leven op aarde. Zelfs bij de VVD zijn er mensen die doorhebben dat we zonder biodiversiteit reddeloos verloren zijn. Asfalt kun je immers niet eten. We weten het wel en we zeggen het wel: natuur is van levensbelang. We moeten natuur beschermen. We moeten proberen te herstellen wat we kapot hebben gemaakt, want we hebben nog maar 15% van onze oorspronkelijke biodiversiteit over. Dat is niet goed. Daar moeten we wat aan doen. Dat zijn prachtige woorden, maar als het erop aankomt, als we tegen de grens aanlopen van wat we de natuur nog kunnen aandoen, zijn we toch niet bereid die grens te respecteren. We zijn niet bereid om een andere koers te kiezen, een koers waarmee de natuur wordt ontzien. We zijn niet bereid om de vervuilende economie van de kortetermijnwinsten aan banden te leggen. We zijn niet bereid om landbouwhervormingen in te zetten waarmee de overstijgende belangen worden gediend van welvaart en welzijn op de lange termijn in plaats van het kortetermijngewin van de exportbelangen. Het is business as usual, ten koste van alles.

Daar zit de kern van het probleem. De Natuurbeschermingswet heet "Natuurbeschermingswet" omdat hij tot stand is gekomen om de natuur te beschermen tegen al te excessieve aantasting. Dat vonden we nodig en dat hebben we bovendien internationaal beloofd. We hebben keurig een wet gemaakt waarin we die belofte hebben vastgelegd. Tot zover ging het goed. Maar toen bleek dat onze intensieve veehouderij precies dat doet wat volgens de Natuurbeschermingswet niet mag: zo veel varkens, kippen, koeien en nertsen op een kluitje proppen dat de ammoniak die al deze dieren produceren, onze natuurgebieden naar de rand van de afgrond brengt. Dat betekent dat onze belofte dat we de natuur zouden beschermen en de wetten waarin we dat hebben vastgelegd, ons dwingen om de intensieve veehouderij aan te pakken. U raadde het al: daar hebben politici geen zin in, in elk geval niet als het CDA of de VVD regeert. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het eigenlijk niet uitmaakt. De intensieve veehouderij vindt ook trouwe supporters in het PVV-vak en bij de SGP, evenals bij de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid. Die laatste twee partijen klappen misschien wat minder hard, maar zitten, als het erop aankomt, toch altijd weer in het vak van de veefabrieken, in de ongelijke wedstrijd die hier tegen de natuur wordt gespeeld.

Het treurige resultaat van die platte landbouwpolitiek is dat de Natuurbeschermingswet langdurig met voeten is getreden. Dat was aanvankelijk de makkelijkste strategie: gewoon niet handhaven, jarenlang niet handhaven. Tot grote frustratie van natuurbeschermers en burgers in buitengebied bleek de wet voor iedereen te gelden maar kennelijk niet voor kippenboeren, varkenshouders, nertsenfokkers en melkveehouders. Tot op de dag van vandaag wordt de Natuurbeschermingswet niet gehandhaafd. Als gevolg daarvan staat ons land vol met illegale veefabrieken.

Zo'n strategie heeft gelukkig ook nadelen. Soms stapte iemand naar de overheid met een verzoek tot handhaving of werden plannen voor uitbreiding van een stal vanwege een procedure door kleine, dappere natuurbeschermingsorganisaties toch voorgelegd aan de rechter. En dan was er stront aan de knikker, want dan bleek dat de belasting van de betreffende stal op het natuurgebied in de buurt onaanvaardbaar groot was. Dan kwam er dus ook geen vergunning. "De sector zit op slot", riep het landbouwblok hier dan verontwaardigd. Nee, de sector is illegaal en krijgt geen toestemming voor nog meer vervuiling. Dat is niet precies hetzelfde.

Hoe dan ook, de strategie van het gedogen van een onmogelijke situatie had zo haar beperkingen. Toen het landbouwblok dat doorkreeg, werd er zwaarder geschut ingezet. Onder aanvoering van het CDA is de Natuurbeschermingswet in een aantal rondes vergaand opgerekt en uitgehold om maar zo veel mogelijk ruimte te geven aan de intensieve veehouderij. Dit geldt trouwens niet alleen voor de Natuurbeschermingswet. Ook andere wetten die natuur, milieu en omwonenden moesten beschermen tegen de vervuiling en de stankoverlast uit de stallen, zijn ingrijpend versoepeld omdat ze de fabrieksboer in de weg zaten bij zijn uitbreidingsplannen. Ik noem een paar voorbeelden.

Het geurhinderbeleid dat in de jaren zeventig en tachtig is ingezet, zou ertoe moeten leiden dat in 2010 niet langer sprake was van ernstige stankhinder. Moet je nu je neus eens uit de trein steken bij Deurne of daar wonen en lekker in je tuin willen zitten bij mooi weer; het is niet te doen. De inwoners van het buitengebied hebben het aan het CDA, de VVD en de SGP te danken dat de wettelijke bescherming tegen cumulatie van stank voor het hele land is afgeschaft. Bedankt, zeggen we dan!

Van hetzelfde laken een pak bij het ammoniakbeleid. Eind jaren tachtig is dat beleid nog ontwikkeld om ammoniakemissies veroorzaakt door de veehouderij te reguleren. Sindsdien is het echter alleen maar aangevallen door de voorstanders van fabriekslandbouw. Richtlijnen, interim-wetten, nieuwe wetten; allemaal uitholling van de bescherming van de natuur tegen veefabrieken. Ik heb die afbraak van de bescherming van mens, natuur en milieu tegen de ongebreidelde intensieve veehouderij wel eens op een rij gezet en gememoreerd toen wij in deze zaal de zoveelste streep bespraken die door het zwaarbevochten milieubeleid ging. Dat was bij de behandeling van de Crisis- en herstelwet. Maar liefst 27 milieu- en natuurwetten gingen aan de kant om omstreden projecten als wegen en mestvergisters te kunnen doordrukken. Hé, riep de heer Koopmans, toen landbouwwoordvoerder van het CDA: dit is een voordracht uit de verzamelde werken van Ger Koopmans. Hij was er nogal trots op. Je kunt veel zeggen over die roemruchte landbouwwoordvoerder, maar niet dat hij heeft bijgedragen aan een helder natuurbeleid, waarbij de wet duidelijk was, de natuur werd beschermd, zoals internationaal is afgesproken, de bureaucratie en de ambtelijke belasting tot een minimum werden beperkt en de boeren wisten waar ze aan toe waren. Want het was Ger Koopmans die de lead nam in de uitholling van de stankwetten, de ammoniakregels en de Natuurbeschermingswet. Hoewel dit koren op de molen was van de industriële landbouw en de lobby van LTO, is dat de laagste streek die boeren ooit is geleverd in dit land.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, ik vind het ingewikkeld dat u iemand, die weliswaar Kamerlid is geweest, maar dat nu niet meer is, zo rechtspreekt aanspreekt, want hij is niet bij machte om dit te weerleggen. Dit is iets wat in dit parlement niet gebruikelijk is. Ik kijk even naar de heer Geurts. Mijnheer Geurts, het gaat om iemand die dit namens uw partij deed. Heeft u behoefte om hierop te reageren?

De heer Geurts (CDA):

Ik zat na te denken of ik zou zeggen wat u nu hebt gezegd, voorzitter. Ik vind het een beetje laag bij de grond van de PvdD, maar op dit punt ben ik dat van die partij wel gewend. Ik wil ze dan ook geen extra zendtijd geven. Ik ben blij met uw opmerking, voorzitter. Ik hoop dat de woordvoerder van de PvdD die ter harte neemt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil daar graag op reageren. U heeft gelijk, voorzitter. De heer Koopmans is niet in deze zaal aanwezig. Wij hadden debatten op het scherpst van de snede. Als hij hier wel was geweest, had hij er ongetwijfeld gevat op kunnen reageren, maar hij is er niet, dus ik zal mijn inbreng ombuigen naar het CDA. Dan kan de heer Geurts daar al dan niet op reageren.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Koopmans had zijn mannetje wat dit betreft wel gestaan, maar u heeft gelijk, voorzitter. De heer Koopmans is er niet, dus dat lukt niet.

Het CDA dus, uit wiens koker ook dit voorstel kwam, heeft boeren schaamteloos misleid en voorgelogen over hun uitbreidingsmogelijkheden en hun rechtspositie, met pakkende retoriek tegen natuurregels, natuurbeschermers en mensen die het in hun hoofd haalden afgegeven vergunningen te laten toetsen door de rechter. Alle juridische waarschuwingen zijn genegeerd. Keer op keer zijn wetten gewijzigd en beleidskaders ingevoerd die heel goed klonken in het boerenoor, maar waarvan wij wisten dat ze zouden sneuvelen bij de rechter. Hoezeer ik het CDA ook de credits wil geven voor het steeds verder laten verdrinken van boer en natuur in een juridisch moeras, het moet gezegd dat de CDA-voorstellen op groot enthousiasme konden rekenen bij het gehele rechterdeel van de Kamer en, iets minder enthousiast, maar toch, bij ChristenUnie en PvdA. Werkelijk bijna iedereen deed eraan mee. Het leek wel een populariteitswedstrijd. Wie is de beste supporter van de boeren? Wie valt de tegenpartij, de natuur, de natuurorganisaties, het hardste aan? Die partijen hebben zich voorgedaan als de grootste vrienden van de boer, terwijl ze die boer juist van de regen in de drup hebben geholpen. Dan ben je geen supporter meer, dan ben je een politieke hooligan.

De PvdD vindt dat misselijk gedrag. Ik beken het maar: Dat is één van de redenen dat ik zoveel spreektijd heb aangevraagd voor dit debat. Maar het is veel belangrijker om de geschiedenis te bespreken van de nieuwe wijziging van de Natuurbeschermingswet die de staatssecretaris nu aan de Kamer heeft voorgelegd. Het is belangrijk dat we weten wat wij doen, in welke traditie wij hier staan, wat de pogingen zijn geweest om de Natuurbeschermingswet zo aan te passen dat de vee-industrie door kan blijven gaan met de groei en expansieplannen. Al die plannen, al die constructies, al die pogingen hebben het niet gehaald. Het is relevant om de geschiedenis te bespreken, omdat deze staatssecretaris, gestoeld op die eerdere geschiedenis, een nieuwe poging doet waar de PvdD ernstige twijfels over heeft, in het licht van de haalbaarheid. En dan zou ik hier willen memoreren dat de staatssecretaris door Trouw is uitgeroepen tot een van de krachtigste staatssecretarissen in dit kabinet.

Mevrouw Lodders (VVD):

Wij luisteren nu ongeveer een kwartier naar mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Het gaat vooral over de veehouderij in relatie tot de Natuurbeschermingswet. Nu kan het zijn dat mevrouw Ouwehand in haar betoog nog komt te spreken over andere sectoren. Als dat zo is, blijf ik daar even op wachten. Als het niet zo is, vraag ik mij af waarom de focus alleen op de veehouderij gericht is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hecht eraan om vooral daarbij stil te staan, omdat het uit de veehouderijlobby is gekomen dat alle natuur- en milieuwetten voortdurend zijn aangepast. Op dat punt hebben wij de meest intense geschiedenis van wetswijzigingen en wijzigingen van beleidskaders, die hier in dit huis werden goedgekeurd, terwijl wij wisten dat ze het niet zouden halen bij de rechter. Ik hecht eraan om vooral dat deel te bespreken. Dit ligt bij de intensieve veehouderij zwaarder dan bij asfalt, maar als mevrouw Lodders het graag wil horen: de Partij voor de Dieren wil op dit moment alvast zeggen dat nieuwe wegen ook niet kunnen, gelet op de verplichtingen die wij zijn aangegaan in het kader van natuurbescherming. Dus: geen asfalt, geen 130 km/u.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ga uiteraard het betoog van mevrouw Ouwehand verder volgen, maar ik wil in ieder geval meegeven dat het voor de VVD van groot belang is dat wij de programmatische aanpak stikstof met elkaar behandelen, juist om voor Nederland ontwikkelingsruimte te scheppen voor werkgelegenheid en banen, wat in deze tijd o zo belangrijk is. Ik hoop dat mevrouw Ouwehand in haar betoog aangeeft, op het moment dat zij die groei niet ziet, hoe zij dit verder vorm zou willen geven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wij zijn erg voor banen en werkgelegenheid, maar niet voor een soort sprookjesbanen en sprookjeswerkgelegenheid. Dat is precies wat de VVD voortdurend doet: doen alsof de Natuurbeschermingswet niet bestaat en doen alsof er geen internationale beloften zijn gedaan door Nederland, waardoor er theoretische, illusiematige ruimte ontstaat voor de vee-industrie, die — dat voorspel ik u — zal sneuvelen bij de Raad van State. Dan huilt de VVD weer dat het zo vervelend is dat het zo'n juridisch moeras is geworden. Dat hebben wij de afgelopen jaren ook gezien. U bent er zelf bij, dus laten wij vandaag even goed bedenken wat wij hier aan het doen zijn, zodat wij geen illusiewerkgelegenheid creëren. Het lijkt mij dat de VVD daar niet voor kan zijn. Wees daar nu eens eerlijk over.

Deze staatssecretaris — ik feliciteer haar trouwens met haar verjaardag — feliciteer ik nogmaals met het feit dat zij volgens Trouw de krachtigste staatssecretaris is in dit kabinet. Dat schept natuurlijk verwachtingen en dat is ook wel vervelend, als je zo'n titel krijgt opgeplakt, want dan gaat iedereen zeggen: nou, laat maar zien. Dat doe ik vandaag ook. Ik acht de staatssecretaris slim en verstandig. Deze wet komt uit de koker van het CDA. Wij weten wat daarvan de achtergrond en de motieven zijn geweest en wij kennen de geschiedenis van al die plannen die het niet gehaald hebben bij de Raad van State. Ik wil daarom bij de staatssecretaris aftasten wat er dan zo anders zou zijn aan het voorstel dat zij hier indient. Zelfs de meest getalenteerde, begaafde en ervaren bestuurder kan haar tanden stuk bijten. Wie het onmogelijke mogelijk wil maken, loopt vast in verzuurde modder, hoe vaardig hij of zij ook is als bestuurder. Wat niet kan, kan niet. Wie toch wil doen alsof het onmogelijke mogelijk is, heet in gewonemensentaal een goochelaar of een illusionist. Daar kun je lang mee wegkomen, maar het eind van het liedje is dan dat je geen krachtige bestuurder bent, maar een veredelde goochelaar op kosten van de belastingbetaler. Ik vraag mij dus af: is het nu moedig van de staatssecretaris om deze poging te doen om het juridische getouwtrek vlot te trekken, of is het van hetzelfde laken een pak, en dus eigenlijk verwerpelijk, omdat wij kunnen weten dat ook deze constructie het niet gaat halen? Ik heb in mijn betoog een aantal vragen op dat punt.

Ik denk dat de staatssecretaris zich om te beginnen in elk gevallen achter haar oren heeft gekrabd bij het horen van de inbreng van het CDA en van coalitiepartner VVD. Eerst moest en zou er een Programmatische Aanpak Stikstof komen en dan ligt die er, en weten ze eigenlijk niet of ze die aanpak wel goed vinden. Ook de inbreng van de andere partijen kan op de staatssecretaris niet echt geruststellend zijn overgekomen. Kort samengevat zegt bijna iedereen: tsjonge, we hebben wel een groot probleem en we weten eigenlijk niet hoe we het moeten oplossen; we kunnen alleen de PAS nog maar proberen, ook al zien we heel veel bezwaren. Dat is niet bepaald een goede start voor een wetswijziging.

Moet je het dan wel doen? Is het niet zoetjesaan eens tijd om de illusiepolitiek te doorbreken en werk te maken van natuurherstel, hervorming van de landbouw en duidelijkheid voor boeren? Zoals het voorstel er nu ligt, zijn er geen harde waarborgen voor natuurherstel. We vrezen dat dit zal leiden tot verdere achteruitgang van de natuur en dat het de vergunningverlening verder op slot zet. Vergunningen kunnen immers niet worden afgegeven als de natuurcondities niet verbeteren. We kennen allemaal, hoop ik, de analyse van hoogleraar natuurbeschermingsrecht Kees Bastmeijer. Dat zijn indringende waarschuwingen.

Het is niet heel ingewikkeld, maar we hebben het ingewikkeld gemaakt omdat we de grenzen niet hebben willen respecteren die onze natuurafspraken nu eenmaal stellen aan vervuilende activiteiten in het buitengebied. Er is ruimte gemaakt voor de bio-industrie, ruimte die er niet was en waarvan we ook vandaag moeten onderstrepen dat die er niet zal komen, want de natuur is er niet op vooruit gegaan en heeft nog steeds te maken met een te hoge belasting als gevolg van de intensieve veehouderij in Nederland.

Ik wil aan de staatssecretaris vragen of zij inzicht kan geven in de naleving van de Natuurbeschermingswet tot nu toe, zodat we kunnen leren van de gevallen die al wel of niet getoetst zijn. De Raad van State heeft het daarover in het advies dat wij hebben gekregen en waarin eerdere wetswijzigingen met terugwerkende kracht door de Raad van State zijn besproken. Kan de staatssecretaris inzicht geven in de naleving van artikel 6, derde lid, Vogel- en Habitatrichtlijn? Voor 1 oktober 2005 was het Rijk het bevoegd gezag, daarna de provincies. De Partij voor de Dieren is heel erg benieuwd hoe die overdracht eruit zag. Wat is daarvoor gehandhaafd en hoe ging het daarna? Kan de staatssecretaris inzicht geven in de handhaving die provincies al dan niet hebben laten zien?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Heeft mevrouw Ouwehand nu eigenlijk een fundamenteel probleem met de systematiek van de PAS, of met het moment waarop we weer beginnen met de uitgifte van ruimte? Ik deel met mevrouw Ouwehand het uitgangspunt dat er meer kan als de natuur sterk is en dat juist investeren in een sterke natuur meer mogelijkheden creëert voor ondernemers. Dan moet je ervoor zorgen dat je een verbetering bereikt en moet je voorzichtig zijn met het uitgeven van ontwikkelruimte, voordat je die verbetering hebt bereikt. Maar het kan daarna wel een goed instrument zijn om ervoor te zorgen dat er zo veel mogelijk ruimte gecreëerd wordt en dat win-winsituaties worden bereikt. Zit het probleem van mevrouw Ouwehand in de systematiek van prikkels om slim om te gaan met de ruimte, of in het moment waarop we eigenlijk alweer beginnen, ruimte uit te geven?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het belangrijkste is het moment, maar in een breder kader zijn ook de bezuinigingen op het natuurbeleid het belangrijkst. De natuur is er slecht aan toe en alleen maar investeren in natuurherstel betekent dure herstelmaatregelen, terwijl we onvoldoende zien dat er ook echt ruimte wordt gemaakt, gegeven en gegund aan robuuste natuur. Pas dan kun je, zo vindt de Partij voor de Dieren, met goed fatsoen een voorstel indienen en erover nadenken hoe je activiteiten kunt vormgeven, die weliswaar een belasting betekenen voor de natuur, maar die misschien toch kunnen, omdat de natuur een stootje kan hebben.

We zien dat er op dit moment te weinig erkenning is van wat de natuur nodig heeft, terwijl er al wel een systeem wordt geïntroduceerd waarbij we opnieuw vergunningen gaan afgeven voor activiteiten die de natuur nog verder zullen belasten. De investering in de natuur die daar tegenover staat, dat zijn eigenlijk opruimkosten voor de vervuiling die we gaan toestaan. Daar zit voor ons het fundamentele probleem. Als de natuur er beter aan toe zou zijn, als we echt hadden geïnvesteerd en daar prioriteit aan hadden gegeven, dan kun je de PAS introduceren. We zien dat onvoldoende.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dan zie ik dat meer als het moment van inwerkingtreding van de uitgifte van de ruimte. Want volgens mij zit in de PAS-systematiek ook dat een deel van de ruimte die we inderdaad door opruimwerkzaamheden creëren, ten goede komt aan de natuur. Het is een bijdrage aan het stap voor stap verbeteren van de natuur. We delen de zorg over de staat van de natuur in Nederland. Waar nog een zorg zit bij mijn fractie — daar heb ik een amendement over ingediend — is dat we de huid van de beer in te grote mate verkopen voordat we de beer hebben geschoten. Een ander punt: hoe kunnen we ervoor zorgen dat we de ruimte die we hebben efficiënt uitgeven, zodat díé partijen het krijgen die er zo goed mogelijk gebruik van maken, in plaats van de partijen die werken volgens het principe "first come, first served"?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De amendementen van mevrouw Van Veldhoven komen tegemoet aan onze zorgen. Ik heb op dat punt ook een aantal amendementen ingediend. Maar fundamenteel is wel dat de belasting van de natuur zo hoog is, en dat de natuur in zo'n slechte toestand is, dat wij vinden dat er eerst een hervorming van de intensieve veehouderij nodig is, om ervoor te zorgen dat die belasting echt structureel afneemt. Wij voelen er niet voor om met belastinggeld voortdurend de troep die in de natuur terechtkomt steeds maar weer weg te halen, om dat dan nota bene ook nog natuurherstel te noemen. We moeten er echt voor zorgen dat de belasting van de natuur afneemt. Daarmee zou je moeten beginnen voordat je de PAS-systematiek introduceert. Dat missen we. Ik heb het gevoel dat wij daarin fundamenteler denken dan D66. De manier waarop nu wordt geprobeerd de natuurdoelen te halen en niet de intensieve veehouderij aan te pakken, is het proberen te sparen van kolen en geiten. We weten dat dat niet gaat lukken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Volgens mij is dat een staatssteunvraagstuk.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb niet geturfd hoe vaak ik de Partij voor de Dieren hoorde praten over een slechtere natuur. Maar nu even de feiten. De afgelopen 25 jaar is het aantal broedvogels in Nederland toegenomen. Het aantal plantensoorten is verdubbeld. We zien roofvogels, moerasvogels en stadsvogels terugkomen die we hier in 1900 niet kenden. We zien bevers en otters terugkomen in Nederland. Die kenden we in 1900 ook amper meer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Die zijn wel uitgezet, hè!

De heer Geurts (CDA):

We zien het areaal aan natuur toenemen ten opzichte van 1900. En we zien de kwaliteit van water en lucht sterk verbeteren, ten opzichte van 1900. Wil mevrouw Ouwehand stoppen met het vertellen van het verhaal uit 1900, en zich begeven in de hedendaagse tijd? Feit is namelijk dat het met de natuur in de afgelopen 25 jaar veel beter is gegaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als ik moet beoordelen hoe de natuur in Nederland eraan toe is, dan ben ik eerder geneigd om rapporten van ecologen en adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving te bestuderen, dan dat ik de rooskleurige voorstellen van zaken van de CDA-fractie tot waarheid verhef. Dat zal de heer Geurts wel snappen, en hij zal mij dat ook vast vergeven. Natuurlijk, er zijn stappen gezet, maar de verslechtering van de natuur gaat nog steeds door. Zolang je meer belasting op een natuurgebied toestaat dan dat gebied kan hebben, verslechtert de toestand van dat gebied. We halen nog niet eens de standstill-situatie voor bijvoorbeeld een gebied als De Peel, dat welbekend is, want de meeste kippen- en varkenshouderijen van Nederland zitten daaromheen. We hebben nog niet eens de toestand bereikt waarin de basiscondities voor de natuur zo'n beetje zijn geborgd. Het gaat daar nog altijd slecht.

De heer Geurts (CDA):

Ik wil niet veel interrupties plaatsen op dit punt. Slechts een, om duidelijk te maken dat uw verhaal kant noch wal raakt. Ik citeer gewoon uit een rapport van het Centrum voor Milieuwetenschappen van de Universiteit van Leiden. U citeert selectief uit een aantal rapporten waarin ook andere zaken staan. U haalt daar gewoon de ergste zaken uit, zet die achter elkaar en brengt ze als feiten. Ik verzoek u te stoppen met het verkondigen van de waarheid van 1900 en neer te dalen in de hedendaagse tijd — ik heb maar één citaat genoemd — waarin het met de natuur veel beter gaat dan u veronderstelt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Je kunt … Tja, waarom doe ik deze moeite nog? Ik ga toch proberen om het aan het CDA uit te leggen. Je kunt niet zeggen: er komen een paar soorten terug, dus het gaat beter met de natuur. Dat is selectief shoppen. We hebben internationaal afgesproken dat we de achteruitgang van onze biodiversiteit in 2010 zouden stoppen. Het gaat niet eens om het bevorderen van de biodiversiteit, maar om het stoppen van de trend dat we steeds meer plant- en diersoorten verliezen. Dat is dus het totaalplaatje en niet "het gaat goed met de otter en de bever". Nee, het gaat om het totaalplaatje van de biodiversiteit. Dat doel hebben we niet eens gehaald. Dat is beschamend! We spreken dat met elkaar af in VN-verband omdat we zonder biodiversiteit niet kunnen leven, niet kunnen werken en geen kleren aan kunnen hebben. Daar gaat het om, mijnheer Geurts. Maar goed, ik heb het vermoeden dat u dat best wel weet.

Voorzitter. Ik was gebleven bij de bespreking door de Raad van State van de geschiedenis van dit wetsvoorstel. Het gaat eigenlijk om het met terugwerkende kracht bespreken van de plannen die eerder door de Kamer zijn gekomen. De Raad van State bespreekt ook de legalisering van illegale veefabrieken, die is voorgesteld door CDA, VVD en PVV, en die uiteindelijk ook gesteund is door ChristenUnie en PvdA. De Raad zegt eigenlijk: bestaand gebruik, waarbij wordt gedaan alsof de wet niet hoeft te gelden voor de zittende veehouderij, die ten onrechte toch al nooit aan de wet was onderworpen, was een mooi foefje, maar mag niet. Dat konden we op onze boerenklompen aanvoelen, want de wet geldt voor iedereen. De Raad van State zet met terugwerkende kracht een streep door die plannen om de wet te ontduiken. Ik benadruk dat de partijen die dat indertijd hebben gesteund, dat van tevoren konden weten. Wie de boeren heeft voorgespiegeld dat de wet niet voor hen hoefde te gelden, werd daar misschien wel even populair mee bij de boeren, maar draait de boeren daarmee een loer van jewelste. Immers, het is spelen met de rechtszekerheid van deze ondernemers. Alleen, dat vertellen ze er nooit bij.

We lezen dat de Raad van State schrijft dat voor het vrijstellen van bestaand gebruik geen rechtsgrond is. De staatssecretaris haalt dit onderdeel daarom uit de wet. Dat is mooi. Onze zorg zit erin dat het erop lijkt dat de staatssecretaris dezelfde truc wil uithalen in een ander jasje. Ik doel daarmee op de autonome ontwikkeling, die zij niet lijkt te willen onderwerpen aan een habitattoets. Is dat niet dezelfde wijn in oude zakken, met dezelfde problemen en dezelfde voortzetting van de onzekerheid? Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

Het laatste punt uit het rapport van de Raad van State dat ik hier echt wil memoreren, is dat de Afdeling advisering schrijft dat er begrip is voor het streven om aan de bestaande onzekerheid bij ondernemers over de rechtmatigheid van hun activiteiten een einde te maken, maar concludeert dat de toen voorgestelde wijziging van artikel 19d tot een onvolledige implementatie van artikel 6, derde lid Habitatrichtlijn leidt. De Raad schrijft: "Behoudens de gevallen waarin door derde-belanghebbenden met een beroep op artikel 6, derde lid, is geprocedeerd en waarin aan deze bepaling is getoetst, kan aan de rechtstreekse werking van de laatstgenoemde bepaling in samenhang met het beginsel van formele rechtskracht geen argument worden ontleend om een uitzondering te maken op de eis van een voorafgaande beoordeling." Wat lezen we in dit stuk? De ondernemers die wel getoetst zijn, danken hun rechtszekerheid aan de mensen die naar de rechter zijn gestapt. Gelet op alle pogingen die hier zijn gedaan om mensen die naar de rechter stappen, zwart te maken, hecht ik eraan om hier even te memoreren dat juist die stap naar de rechter de enige stap was naar rechtszekerheid van boeren. Dat waren de beroepsbezwaarmakers dus. Dankzij hen weten de boeren die zijn getoetst waar ze aan toe zijn. Kunnen we er misschien mee ophouden om dergelijke organisaties en burgers — ik noem bijvoorbeeld Werkgroep Behoud de Peel en Stichting Open Polders — die het lef hadden om tegen alle verdrukking in naar de rechter te stappen, zwart te maken als gevolg van het falend beleid waar we zelf voor hebben getekend? Het is misschien ijdele hoop, maar ik probeer het toch maar.

De vraag die voorligt, is of deze staatssecretaris met de voorliggende wetswijziging breekt met die falende strategieën uit het verleden. Of laat ook deze nieuwe constructie boeren en de natuur maar weer een beetje voortmodderen? Het was misschien beter geweest als de staatssecretaris zelf een constructie had bedacht en niet was uitgegaan van een constructie die in de traditie staat van het weggeven van ontwikkelingsruimte die er niet is.

De heer Graus (PVV):

Ik wil, ook voor de Handelingen, iets rechtzetten. Er werd gezegd dat wij verantwoordelijk zijn voor het falende beleid. De Partij voor de Vrijheid is de enige partij die zich — zeker vanaf 2006, het jaar waarin ik Kamerlid werd — heeft verzet tegen het beleid, ook tegen Natura 2000, waarmee de Partij voor de Dieren heeft ingestemd. U moet dus wel zuiver blijven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Die vlieger gaat helaas niet op. De heer Graus kan er waarschijnlijk niets aan doen dat Nederland internationaal heeft afgesproken dat we de natuur zouden beschermen, maar dat is wel waar wij juridisch aan gehouden zijn. Daar kun je tegen zijn. Je kunt ook tegen boeren zeggen dat je de regels van Natura 2000, het Verdrag van Bern en het Biodiversiteitsverdrag van de VN niets vindt, maar daar zijn wij aan gehouden. Als je tegenover boeren doet alsof je die juridische verplichtingen kunt uitgummen, zet je hun rechtszekerheid willens en wetens op het spel. Die macht hebben de heer Graus en de PVV namelijk niet. Wij zijn daaraan gehouden. Ik vind dat je dat er eerlijk bij moet zeggen als je je verzet tegen natuurregels, want anders draai je de boeren een rad voor ogen.

De heer Graus (PVV):

Dat is niet waar. Mevrouw Ouwehand heeft er gelijk in dat wij helaas geen meerderheid hebben gehaald, maar mevrouw Ouwehand zei ook dat wij verantwoordelijk zijn. Nee, wij niet. Vanaf 2006 heb ik als enige de ellende voor boeren, tuinders en vissers voorspeld als gevolg van alle Brusselse bemoeienissen: Natura 2000 en verstikkende wet- en regelgeving. Mijn moties zijn door niemand gesteund, ook niet door de Partij voor de Dieren. En nu zijn het plotseling de linkse geitenwollensokkenclubjes die de boeren op tijd hebben gewaarschuwd. M'n neus, voorzitter!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Graus zou in zijn eentje misschien wel de baas van Nederland willen zijn, maar ik ben ongelooflijk blij dat dat niet het geval is. In een rechtsstaat heeft ook een politicus als de heer Graus gewoon de hier geldende wetten te respecteren. De Natuurbeschermingswet stelt dat je niet zo veel kippen en varkens in een schuur mag stoppen dat de natuur daarvan kapot gaat. Als je de boeren dat er niet bij vertelt en als je doet alsof je de natuurregels kunt afschaffen, ben je misschien wel populair, maar draai je de boeren een rad voor ogen. Dat is mijn punt.

De voorzitter:

Mijnheer Graus, voor de laatste keer.

De heer Graus (PVV):

Dit is niet waar. Als wij steun hadden gekregen, had de meerderheid zo beslist. Dit is een parlementaire democratie. Wat mevrouw Ouwehand zegt, klopt dus gewoon niet. Ik wil dit in de Handelingen goed vastgelegd hebben voor later.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag mij nu echt af of de heer Graus met opzet doet alsof hij het niet begrijpt of dat dat werkelijk het geval is. In het laatstgenoemde geval maak ik mij ernstig zorgen en eigenlijk ook in het eerstgenoemde geval. Mijnheer Graus, we kunnen hier toch niet van de ene op de andere dag met een Kamermotie internationale afspraken van tafel vegen?

De heer Graus (PVV):

Alles kan!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Alles kan? Goed, dit lijkt mij een zinloze discussie.

De Partij voor de Dieren is een groot voorstander van het principe dat de vervuiler betaalt; dat kwam zojuist al even aan de orde in een interruptiedebat met mevrouw Van Veldhoven. Dat principe is niet alleen rechtvaardig, maar ook verstandig. De veroorzaker van een probleem moet de kosten daarvan dragen. Dat is rechtvaardig en verstandig, omdat daardoor een belang aan de kant van de vervuiler wordt gecreëerd om rekening te houden met die vervuiling. Die prikkel ontbreekt op dit moment in de intensieve veehouderij. Als een fabrieksboer die meerdere megastallen heeft maar zelf niet in de buurt woont, belasting zou moeten betalen voor de door hem geproduceerde stikstof, zou er bij die ondernemer een financieel belang liggen om minder te vervuilen. De voorliggende wet past het principe "de vervuiler betaalt" niet toe. Dat is een enorme omissie in de prikkel om ook aan de kant van de ondernemers ervoor te zorgen dat de vervuiling niet hoog oploopt. We zien namelijk dat het tegenovergestelde gebeurt: de vervuiler betaalt niet, wij betalen de vervuiler. De fabrieksboer krijgt subsidie op minder vervuilende stallen en luchtwassers. Daar is een probleem mee, want in Brabant bleek dat de luchtwassers vaak niet aanstonden of zelfs in het geheel niet waren geïnstalleerd. Daarmee zijn de maatregelen ineffectief en fraudegevoelig, en zij moeten worden betaald door de belastingbetaler. Zelfs als de maatregelen wel effectief zouden zijn, blijft het laatste dus een probleem. Het vervuilen als zodanig wordt niet belast, maar indirect gestimuleerd.

Het lijkt erop dat de grootste vervuilers de meeste kans maken op de subsidie om minder te vervuilen, want zij kunnen met het subsidiegeld het meeste resultaat behalen, zo is de gedachte. Dat is efficiënt inzetten van belastinggeld, maar klopt mijn analyse dat daardoor de grootste vervuilers de meeste subsidie zullen opslurpen?

De hoge stikstofdepositie verziekt de natuur in Nederland. Zolang wij niet respecteren en niet borgen in de wet dat de deposito terug moet naar de kritische depositiewaarde — dat is het maximum dat een natuurgebied kan hebben zonder verder achteruit te gaan — lijkt het erop dat deze wet opnieuw probeert kolen en geiten te sparen. Wij geven nieuwe ruimte weg om deposities op natuurgebieden toe te staan terwijl wij niet eens die minimumvoorwaarden hebben gerealiseerd.

Ik heb een amendement ingediend opdat in de wet wordt geborgd dat er pas ontwikkelruimte wordt weggegeven als die kritische depositiewaarde is bereikt. Ik heb daarnaast een ander amendement in de maak over het toestaan van plannen en projecten als aan die voorwaarde is voldaan. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris hierover denkt. Dit is een fundamenteel punt in de wet. Ben je bereid om de Natuurbeschermingswet de Natuurbeschermingswet te laten, dat wil zeggen dat de natuur wordt beschermd tegen overmatige deposities? Dit betekent dat er geen verdere vervuiling wordt toegestaan als niet eerst de natuurcondities op orde zijn. Of is het stiekem toch een wet om economische ontwikkeling voor de korte termijn mogelijk te maken via het weggeven van ontwikkelruimte?

Ik maak mij dus zorgen over de tegencomponent, die de staatssecretaris probeert te verdedigen, dat er ook wordt ingezet op natuurherstel. Het reguliere natuurbeheer wordt immers duurder vanwege die hoge stikstofdepositie. Heidevelden en duinvalleien moeten vaker worden geplagd om stikstofophoping te voorkomen. De natuurbeheerders worden aangesproken op de vraag hoe efficiënt zij hun natuur kunnen beheren, maar de regering doet er niets aan om het deze groene organisaties gemakkelijker te maken. De kosten van de extra stikstof worden niet vergoed en zo maken wij van boswachters een soort veredelde vuilnismannen. Wat doet de staatssecretaris om de groene organisaties te helpen om van de overtollige stikstof af te komen? Ik stel voor dat zij de rekening bij de vervuiler legt zodat het speelveld wat gelijker wordt.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Met alle respect voor mijn collega Ouwehand. Ik ben de laatste tijd gewend dat zij zich wat zuur uitlaat. Ik zit hier bijna een uur naar een zuurgraad te luisteren waarbij de stikstofdepositie in ons land bijna bij in het niet valt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Echt waar?

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Mevrouw Ouwehand, dat moet wat vrolijker. Ik krijg het gevoel dat mevrouw Ouwehand een soort eis stelt als: je mag niet eten voordat je weer op gewicht bent. De PAS mag niet worden ingevoerd voordat onze natuur weer helemaal op orde is. Dat is een vreemde voorstelling van zaken, want mevrouw Ouwehand weet ook dat wij moeten roeien met de riemen die wij hebben. De natuur wordt hersteld, de provincies hebben plannen van aanpak opgesteld, maar nu wordt alles heel negatief neergezet. Tegelijkertijd is er eindelijk is er een systeem waarmee de stikstofdepositie wordt aangepakt. Wie is daar blij mee? De natuur! Maar mevrouw Ouwehand is dat niet. Ik heb eigenlijk maar één vraag: is zij bereid om positiever haar best te doen voor de natuur en niet alleen maar één boodschap uit te zenden? Eigenlijk zegt mevrouw Ouwehand via alle omwegen maar één ding: alle boeren Nederland uit, maar daar hebben wij het vandaag niet over. Vandaag spreken wij over PAS en de betekenis daarvan voor de natuur. Uit die optiek doe ik een ernstig beroep op mevrouw Ouwehand om toch voor de PAS te zijn. Ook de natuurorganisaties zijn voor de PAS. Een beetje vrolijker kan geen kwaad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou best vrolijk willen zijn om de staatssecretaris een plezier te doen, ook omdat zij jarig is. Ik heb haar al gefeliciteerd en ik wil straks ook nog wel slingers meebrengen, maar ik kan niet heel positief zijn over deze wet. Dit kabinet, met mevrouw Jacobi als regeringspartner, bezuinigt 50% op het natuurbudget. Investeren in de robuuste natuur moet via een paar sporen: we moeten ervoor zorgen dat de natuur weer tegen een stootje kan, iets wat zij nu niet kan, en we moeten ervoor zorgen dat de overmatige belasting wordt aangepakt. Die twee dingen moeten wij eerst doen, en dan kunnen we een systeem invoeren. De natuur kan dan wat hebben en dan hebben we in elk geval de ergste belasting van de natuur aangepakt door landbouwhervormingen, door geen nieuwe megastallen te bouwen en door een inkrimping van de veestapel. In dat geval is zo'n systeem werkbaar. Mevrouw Jacobi zegt tegen mij dat ik voor de natuur moet kiezen, maar we mochten van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habitatrichtlijn deze veefabrieken al niet zo belastend laten zijn. Alleen, er is naar wettelijke en beleidsmatige constructies gezocht om dat toch mogelijk te maken. De Partij voor de Dieren stelt voor om eerst echt voor de natuur te kiezen. Dat staat voorop. Dat moest al van de Habitatrichtlijn en dat moest al van de Natuurbeschermingswet. De constructie die het kabinet doorvoert, gecombineerd met enorme bezuinigingen op de natuur, gaat er niet voor zorgen dat de kwaliteit van de natuur in Nederland veel beter wordt. En indien we al herstel kunnen realiseren, gebeurt dat op kosten van de belastingbetaler en zijn de effecten tijdelijk omdat het gaat om plaggen en het opruimen van de rotzooi die deze wet juist weer mogelijk maakt.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Ik stel vast dat de Partij voor de Dieren de stappen die worden gezet om onze natuur te versterken, eigenlijk niet ziet als te tellen zegeningen. Dat betreur ik. De Partij voor de Dieren is kritisch en her en der is dat ook heel terecht, maar er zijn nu nog geen middelen voor. Met dat gemopper wordt de natuur niet beter. Daarom zou ik heel graag willen dat zij toch kiest voor de praktische aanpak. We zijn nog nooit zover geweest met de gezamenlijke aanpak van aan de ene kant de depositie en aan de andere kant het herstel van natuur en verbindingen. Ik blijf een beroep doen op mevrouw Ouwehand om een beetje pragmatischer te zijn en mee te gaan, voor de natuur, want met deze zuurgraad wordt de natuur zeker niet beter.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zo'n beetje half gemompeld gaf mevrouw Jacobi dan toch toe waar het probleem zit: de middelen zijn er nu niet. Zij erkent dus dat de natuur meer nodig heeft dan een Programmatische Aanpak Stikstof en een bezuiniging van 50%, maar ze zegt "we kunnen even niet anders". Dat is nou precies het probleem. De Partij voor de Dieren wil heel graag dat de bepalingen gewoon eens worden gehandhaafd. Daarom heb ik ook aan de staatssecretaris gevraagd hoe het de afgelopen jaren is gegaan. De Natuurbeschermingswet kwam al ten gunste van de natuur. Daar hoefden wij geen Programmatische Aanpak Stikstof voor te verzinnen.

De staatssecretaris zet met de Programmatische Aanpak Stikstof in op het minimaal halen van de instandhoudingsdoelen met inbegrip van wensdenken en kunst- en vliegwerk. Wij vinden dat iets anders dan natuur duurzaam beschermen. Laat ik een voorbeeld geven. In de Eilandspolder in Noord-Holland kun je veenmosrietland vinden. Veenmosrietland is een verlandingsstadium. Vanuit de grens tussen water en land groeien planten en die planten koloniseren het water. Men begrijpt het al: het zijn riet en veenmos die dit pionierswerk doen. Een legio aan bijzondere planten en dieren profiteert hiervan, zoals de noordse woelmuis. De lucht- en waterkwaliteit in de Eilandspolder is echter zo slecht dat het veenmosrietland zich daar niet uit zichzelf kan ontwikkelen. Om de doelstellingen toch te halen, wordt een stuk grond afgeplagd om daarop op volstrekt onnatuurlijke wijze veenmosrietland te kweken. Dat is geen natuur, dat is landbouw met andere doelen. Wij maken er bezwaar tegen dat belastinggeld benoemd als "natuurgeld" naar dit soort maatregelen gaat. Dat is niet investeren in natuur; dat is het opruimen van de rotzooi die wij ook hadden kunnen aanpakken als wij de intensieve veehouderij hervormen en teruggaan naar een landbouw die de natuur niet overmatig belast. Zo moeten we de herstelmaatregelen zien die in het wetsvoorstel opduiken: onnatuurlijk, vaak zelfs tegennatuurlijk; kunst- en vliegwerk, om tegen de klippen op doelen te halen. Het oorspronkelijke doel van de Habitatrichtlijn, het beschermen van de natuur en van de biodiversiteit, is een technocratische oefening geworden. En daar krijgen de natuurbeschermers nog de schuld van ook! Dit gaat bijvoorbeeld volstrekt in tegen het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. De condities voor de natuur moeten worden hersteld, zodat de natuur op eigen benen kan staan. Ook het Planbureau voor de Leefomgeving waarschuwt in zijn analyse van het Natuurpact dat de herstelmaatregelen slechts een tijdelijk effect zullen hebben en dat door de hoge stikstofdepositie blijvend hoge natuurbeheerkosten zullen moeten worden gemaakt. Ik vraag de staatssecretaris hoe hoog deze kosten precies zijn, gelet op de doelstellingen die zij wil bereiken met deze wet. Dat geld is er namelijk niet. Het kabinet bezuinigt 50% op het natuurbudget. Moeten we concluderen dat het budget dat naar natuur zal gaan, vrijwel volledig wordt opgeslokt door de herstelmaatregelen, die dus geen investeringen in natuur zijn maar — ik zeg het nog maar eens — geld voor het opruimen van de rotzooi? Dat is namelijk echt iets anders.

De huidige stikstofdepositie is hoger dan de kritische depositiewaarde, dus de natuur kan niet duurzaam in stand worden gehouden. De milieucondities blijven te zwak voor haar om zelfstandig te kunnen functioneren. De Kaderrichtlijn Waterdoelen komen met dit wetsvoorstel zelfs niet in zicht. Die zijn ook een belangrijk ijkpunt, zou ik denken. Ik heb daarvoor enkele amendementen ingediend. Ik vraag me af waarom de staatssecretaris de doelen in de Kaderrichtlijn Water niet heeft opgenomen in de wet.

Los van de hoge kosten is continu ingrijpen in de natuur om de doelen te halen, wezensvreemd aan natuur. Dat wilde ik vandaag ook graag hebben gezegd. De natuur is het zelfstandig functioneren van ecologische processen, en beheer- en herstelmaatregelen zijn per definitie daar een inbreuk op. Het kan noodzakelijk zijn om de biodiversiteit te beschermen, maar doe dan ook genoeg aan de voorkant om zulke maatregelen echt te legitimeren. Wij hebben niet de indruk dat dit nu wordt gedaan. Met herstelmaatregelen een product-instandhoudingsdoel afleveren, miskent de werkelijke identiteit van de natuur. Dat neemt niet weg dat de instandhoudingsdoelen minimaal moeten worden gehaald om de biodiversiteit te behouden. Daaraan hebben we ons internationaal gecommitteerd. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving wordt met het huidige beleid in 2027 65% van de internationale doelen gehaald. Dat is én veel te weinig én veel te laat. Hoe zal dat zijn met de Programmatische Aanpak Stikstof? Heeft de staatssecretaris de gevolgen van de PAS laten doorrekenen door het PBL en is daarin het loslaten van de melkquotering meegewogen? Is de staatssecretaris tevreden met het bereiken van 65% van de doelen over veertien jaar? Wanneer wil zij 100% van de doelen hebben behaald, en wanneer zonder kunst- en vliegwerk? Ik heb ook op dit punt twee amendementen in voorbereiding. Er moet geen ontwikkelruimte kunnen worden vergeven en plannen en projecten moeten ook niet kunnen doorgaan als de instandhoudingsdoelen niet zijn gehaald. Dat zouden je belangrijkste ijkmomenten moeten zijn als je werkelijk meent dat het om natuurherstel gaat. Het Bureau Wetgeving is nog druk bezig met onze amendementen, maar ik hoor graag van de staatssecretaris of zij ze kan omarmen. Dat zou namelijk een bewijs zijn dat het haar echt om het herstel van de natuur is te doen.

Ik sluit af met de constatering dat op 10 juni 1994 in Nederland van kracht werd dat kwetsbare natuur niet in een dusdanige mate zou mogen worden belast dat zij daardoor achteruit zou gaan: de Habitatrichtlijn. Ik was toen jarig, ik werd achttien. Ik vond het een prachtig cadeautje: op je achttiende verjaardag echte natuurbescherming krijgen, dat is veel leuker dan een auto. Maar de staatssecretaris kan natuurlijk rekenen. Het was toen 1994, ik ben nu bijna 38. 20 jaar later is dat doel dus nog niet één keer in zicht gekomen. De staatssecretaris is vandaag jarig. Laat zij mij ervan overtuigen dat het wel lukt. Ik zeg: het is de hoogste tijd.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Ik zou bijna vragen of u inmiddels al een auto hebt, maar mij wordt ingefluisterd dat dit niet zo is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, nee.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de staatssecretaris. Hebt u behoefte aan een korte schorsing? We kunnen overigens ook nu voor de lunchpauze gaan schorsen. Anders moeten we tijdens uw beantwoording voor de lunchpauze gaan schorsen.

Staatssecretaris Dijksma:

Dat laat ik aan u over, voorzitter.

De voorzitter:

Dan stel ik voor, dat we nu de vergadering drie kwartier schorsen voor de lunchpauze. Vervolgens is er een korte regeling van werkzaamheden waarna we dit debat hervatten met de beantwoording in eerste termijn.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.06 uur tot 12.53 uur geschorst.

Naar boven