2 Ouderenmishandeling

Aan de orde is het VAO Ouderenmishandeling (AO d.d. 26/03).

De voorzitter:

Inmiddels zijn voldoende leden aanwezig die ook de presentielijst hebben getekend om een eventueel in te dienen motie te ondersteunen.

Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. Ik geef als eerste graag het woord aan mevrouw Agema. Voor alle zekerheid wijs ik er nog maar even op dat de spreektijd twee minuten per fractie is, inclusief het voorlezen van in te dienen moties.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouderen steeds vaker het slachtoffer worden van mishandeling;

overwegende dat ouderen bewust als slachtoffer uitgekozen worden omdat zij door ouderdom de zwakkere partij kunnen zijn;

verzoekt de regering om bij ouderenmishandeling een drie keer hogere straf in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (33750-XVI).

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de naam Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling de lading van deze meldcode niet volledig dekt;

overwegende dat ook ouderenmishandeling hieronder valt;

overwegende dat de naamgeving voor verwarring kan zorgen bij het melden van een incident van mishandeling of geweld thuis;

verzoekt de regering om de naam te wijzigen in Wet verplichte meldcode mishandeling en geweld in huiselijke kring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Baay-Timmerman en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 99 (33750-XVI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door extramuralisering steeds minder ouderen met beginnende dementie in een instelling worden opgenomen;

overwegende dat het ziektebeeld dementie tot agressief gedrag kan leiden dat zich kan uiten in geweld tegen de mantelzorger in de thuissituatie;

overwegende dat dit probleem juist door de extramuralisering van ouderenzorg groter dreigt te worden;

verzoekt de regering, te onderzoeken wat de omvang van dit specifieke probleem is;

verzoekt de regering voorts, te komen tot een plan van aanpak en daarin ten minste op te nemen welke maatregelen worden genomen ter preventie en ter ondersteuning van deze groep mantelzorgers en de mogelijke rol van de Steunpunten Mantelzorg hierin,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baay-Timmerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 100 (33750-XVI).

Nog drie andere leden hadden zich ingeschreven voor dit debat, maar zij hebben allen vooraf aangegeven dat zij geen spreektijd wilden gebruiken. Zij kunnen dus eventueel wel interrumperen, maar daarvoor moeten zij wel aanwezig zijn.

Ik schors de vergadering enkele ogenblikken zodat de staatssecretaris ook op papier kennis kan nemen van de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Ik zal reageren op de ingediende moties. Mevrouw Agema vraagt in haar motie op stuk nr. 98 om een drie keer zo hoge straf in te voeren. Wij hebben daarover in het debat gesproken. Ik heb aangegeven dat ik het daar in een eerder overleg met de minister van Veiligheid en Justitie over heb gehad en dat hij de Kamer heeft laten weten dat hij een verhoging van de maximumstraf niet nodig acht. Nu al is de kwetsbaarheid van het slachtoffer, dus ook die van een oudere, een omstandigheid die het Openbaar Ministerie en de rechter kunnen meewegen, binnen het gestelde strafmaximum, bij het delict "mishandeling" of "zware mishandeling". Als er sprake is van mishandeling, kan op basis van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht bovendien de gevangenisstraf met een derde worden verhoogd als de schuldige het misdrijf heeft begaan tegen onder anderen zijn moeder of vader. Om die reden zou ik deze motie willen ontraden.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat was dus precies mijn punt niet. Natuurlijk klopt het dat dat kan worden meegewogen, maar pas als wordt overgegaan tot een drie keer zo hoge straf komt het Openbaar Ministerie met zijn puntentelling uit op een straf die niet meer een taakstraf is, maar een gevangenisstraf. Ik ben van mening dat iemand die zo ongelooflijk laf is dat hij niet alleen iemand op straat berooft, maar daarvoor ook nog iemand uitkiest die bijvoorbeeld met een rollator loopt, dus iemand die zo ernstig bezig is, een gevangenisstraf verdient en geen taakstrafje.

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik denk dat mevrouw Agema en ik het eens zijn over de verwerpelijkheid van de mishandeling van ouderen. Daar zijn we het volgens mij volstrekt over eens. Iets anders is welke strafmaat er dan bij hoort. Ik vind dat het een afweging is van de minister van Veiligheid en Justitie om na te gaan hoe dat binnen het totale strafrechtkader plaatsvindt. Hij heeft daarbinnen aangegeven dat verhoging van de strafmaat niet nodig is om ook tot zwaardere straffen te komen. Om die reden wil ik de motie dan ook ontraden.

De motie van mevrouw Baay op stuk nr. 99 vraagt om de naamgeving van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te wijzigen. Die wet is aangenomen, zodat we de naam ervan niet zomaar kunnen wijzigen. Daarvoor zou dan een nieuwe wet moeten worden aangenomen. Ik wil hier nog wel bevestigen dat ik in het algemeen overleg heb toegezegd te willen kijken naar de naamgeving van het Advies- en meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK), omdat zoals mevrouw Baay eerder in het debat al heeft aangegeven, die huidige naamgeving wellicht onvoldoende duidelijk maakt dat ook ouderenmishandeling bij dat AMHK kan worden gemeld. Ik wil haar dus graag toezeggen om nog even naar die naamgeving te kijken en ik zou de motie willen ontraden op het punt van de naamgeving van de wet; we hebben die wet namelijk net aangenomen en de naam ervan kan ik niet zomaar wijzigen zonder daar een wettelijk voorstel voor te doen.

De voorzitter:

Even voor de feitelijkheid — ik bewaak hier als voorzitter slechts het proces — zou ik willen zeggen dat, als u dat zou wensen, u een wetswijziging daarop zou kunnen indienen.

Staatssecretaris Van Rijn:

Zeker, maar gelet op het feit dat we de wet met elkaar hebben aangenomen, inclusief de naamgeving, ben ik niet voornemens om een wetswijziging voor te stellen. Wel wil ik het punt van mevrouw Baay meenemen. Zij heeft een punt waar zij vraagt om de naamgeving van het AMHK helder te maken richting de burgers, in de zin dat ze daar ook terechtkunnen voor meldingen over ouderenmishandeling.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Het gaat er natuurlijk om dat een wet ook toepasbaar is voor de doelgroep die het betreft. Als daarover onduidelijkheid of verwarring kan ontstaan, moet die weggenomen worden. Ik zal beide suggesties meenemen, maar ik handhaaf mijn verzoek aan u om te kijken of die wetswijziging in naam niet kan worden afgedwongen.

Staatssecretaris Van Rijn:

Nogmaals, dan zou ik een wetvoorstel moeten indienen voor wijziging van de naamgeving. Dat kost allemaal weer tijd en procedures. Ik zeg toe dat ik zowel in de naamgeving van het AMHK als in de voorlichting over de toepassing van de wet over de meldcode duidelijk zal maken welke vormen van mishandeling allemaal gemeld kunnen worden, waarbij er apart aandacht aan gegeven zal worden dat ouderenmishandeling ook in die meldcode zit. Die twee toezeggingen wil ik doen. Om die reden zou ik de motie willen blijven ontraden.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Kunt u er ook een termijn aan verbinden?

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat zullen we bij de voorlichting die nu al plaatsvindt rondom de wet inzake de meldcode meteen kunnen gaan doen.

De voorzitter:

Volledigheidshalve meld ik nog, mevrouw Baay, dat niets u in de weg staat om ter zake een initiatiefvoorstel in te dienen.

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 100 van mevrouw Baay wordt mij verzocht te komen tot een plan van aanpak en daarin tenminste op te nemen welke maatregelen worden genomen ter preventie en ter ondersteuning van de groep mantelzorgers en de mogelijke rol van de Steunpunten Mantelzorg hierin. Tijdens het algemeen overleg heb ik aangegeven dat we het SCP hebben gevraagd een onderzoek te doen naar de aard, de omvang en de redenen ten aanzien van ouderenmishandeling, zodat we de resultaten daaraan kunnen verbinden. Als ik de motie zo mag lezen dat we de suggesties van mevrouw Baay zullen meenemen in het onderzoek van het SCP en in de monitoring van de langdurige zorg, waarbij we ook al hebben gezegd hieraan specifieke aandacht te zullen geven, dan wil ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Ik heb ook al aangegeven dat ik in overleg met partijen rondom mantelzorg en vrijwilligerswerk zal kijken welk actieplan er zou moeten komen om juist op dit punt nog tot verdere activiteiten te komen. Als ik de motie dus zo mag lezen dat ik dit punt in genoemde lopende activiteiten mag meenemen, laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:

Mag de staatssecretaris van mevrouw Baay de motie zo lezen?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Ja, dat mag.

De voorzitter:

Prima. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag zullen wij stemmen over de ingediende moties.

De vergadering wordt van 10.31 uur tot 11.08 uur geschorst.

Voorzitter: Van Miltenburg

Naar boven