4 Vastleggen en bewaren van kentekengegevens

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie (33542).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom deze ochtend. Wij eindigden de vergadering gisteravond samen en wij beginnen de vergadering vandaag weer samen. Ik heet ook de aanwezigen op de publieke tribune van harte welkom. Dat geldt natuurlijk ook voor de collega's. Voor enkelen van hen geldt dat wij ook de vergadering samen beëindigden en nu weer samen beginnen.

Ik geef het woord aan de heer Van der Steur van de VVD. Ik stel voor dat wij proberen de interrupties te beperken tot een vraag en een vervolgvraag.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. In een veranderende samenleving moeten alle middelen die kunnen worden gebruikt voor een succesvolle opsporing en vervolging van criminelen, steeds weer worden bekeken en getoetst aan criteria als nut en noodzaak. Vervolgens moet je dan natuurlijk ook goed kijken naar de voor- en nadelen van dergelijke middelen. In dit specifieke geval van ANPR — Automatic Number Plate Recognition ofwel automatische kentekenherkenning- en registratie — is het wetsvoorstel zorgvuldig behandeld in de Kamer. Het ANPR-systeem dat nu wordt voorgesteld en dat al voor een groot deel wordt gebruikt in Nederland, kan immers ook gevolgen hebben voor de persoonlijke levenssfeer van mensen.

Daarom hebben wij in mei 2013 naar aanleiding van rapporten en een brief van de minister aan de Kamer uitgebreid over dit onderwerp gesproken. Daarbij is het dilemma aan de orde geweest tussen enerzijds nut en noodzaak en anderzijds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de inwoners van Nederland. In het kader van dit wetsvoorstel is op verzoek van de Eerste en de Tweede Kamer ook een privacy impact assessment uitgevoerd. Daarom wordt steeds gevraagd als de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan de orde zijn.

De VVD-fractie heeft expliciet gekeken naar de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Wij hebben dit gedaan aan de hand van een aantal simpele criteria. Wij beginnen altijd met de vraag naar de subsidiariteit. Is dit middel nodig en kan het eventueel ook anders? Kun je hetzelfde doel op een andere manier bereiken die misschien minder inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van mensen?

Het tweede punt waar wij naar kijken, is de proportionaliteit. Heiligt het doel dat wij willen bereiken — de opsporing en vervolging van criminaliteit — het middel dat wij gebruiken? Is het middel niet erger dan het doel dat je wilt bereiken?

Vervolgens kijken wij op wetgevingsniveau naar specifieke punten. Is er sprake van duidelijke doelbinding in het wetsvoorstel? Is er een duidelijke bewaartermijn afgesproken? Is de toegang voldoende gewaarborgd zodat niet iedereen toegang tot die gegevens heeft, maar alleen de mensen die de informatie nodig hebben? In dit geval is in dit wetsvoorstel voorzien in een geautoriseerde ambtenaar. Hoe zit het met de uitwisseling van de gegevens? Je wilt niet dat de gegevens gaan zwerven. En wij kijken naar het gebruik van de gegevens en natuurlijk ook naar de beveiliging van de gegevens. Ieder databestand dat je aanlegt, brengt het risico met zich dat anderen daartoe op een onrechtmatige manier toegang kunnen krijgen. De beveiliging van de gegevens is dus van essentieel belang.

Dit zijn de criteria die wij hebben nagelopen. Daarnaast kijk je natuurlijk ook naar de huidige situatie. Op dit moment wordt ANPR in Nederland gebruikt, met groot succes. Uit de cijfers van het toenmalige Korps Rotterdam-Rijnmond uit 2006, 2009 en 2011, blijkt dat de toepassing van ANPR heel duidelijke voordelen biedt. Als er zo meteen iemand een vraag stelt over die cijfers heb ik die hier paraat, maar ik zie dat dit niet gebeurt, dus zal ik die cijfers nu niet gaan noemen.

Wat we wel zien, is dat we een heel beperkt wettelijk kader hebben en dat de criteria zoals ik die net heb genoemd, nog geen wettelijke basis hebben. Het wetsvoorstel is zo belangrijk omdat we aan die criteria een wettelijke basis geven. Daarom is het heel goed dat we er nu in de Kamer over spreken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Zou de heer Van der Steur het verschil kunnen aanduiden tussen datgene wat ANPR oplevert als het gaat om enerzijds het beboeten, dus het systeem waarbij de hits worden gebruikt — het kenteken van iemand met een nog openstaande schuld wordt herkend waarna die persoon meteen in de kraag wordt gevat — en anderzijds het wellicht positieve effect bij opsporing?

De heer Van der Steur (VVD):

Mevrouw Gesthuizen vraagt naar de twee elementen van dit wetsvoorstel. Enerzijds beoogt het wetsvoorstel concrete handhaving. Er wordt een politiecamera langs de kant van de weg geplaatst waar dan vervolgens een motoragent naast gaat staan. Op het moment dat een auto langsrijdt waarvan uit de referentielijsten bekend is dat er iets mee mis is, wordt de betrokken bestuurder aangehouden. Anderzijds ziet dit wetsvoorstel op de opsporing en vervolging van zeer ernstige misdrijven waar overigens ook duidelijke criteria aan worden gesteld, waarbij de desbetreffende informatie naderhand — daarvoor is de bewaartermijn van vier weken nodig — gebruikt kan worden op basis van "hit/no hit"; dus alleen als je het kenteken kent, kun je van het systeem gebruikmaken. Dat is het verschil waar mevrouw Gesthuizen volgens mij op doelt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Zeker, maar het is geen antwoord op mijn vraag. Ik had namelijk gevraagd om het verschil aan te geven in de waardering die de heer Van der Steur geeft voor het feit dat ANPR zo nuttig is. Meent hij dat ANPR even nuttig is waar het gaat om het "hit/no hit"-systeem als waar het gaat om de opsporing waarbij gegevens daadwerkelijk bewaard moeten worden? Het is goed om het "hit/no hit"-systeem een wettelijke basis te geven. Alleen, de regering gaat een flink aantal stappen verder. Meent de heer Van der Steur dat ANPR voor beide takken van sport even waardevol is?

De heer Van der Steur (VVD):

Je weet nooit of het even waardevol is, simpelweg omdat we het systeem op dit moment niet op die manier kunnen gebruiken. In andere landen, zoals België en het Verenigd Koninkrijk, hebben ze al wel ervaringen met dit systeem en dat biedt wel mogelijkheden voor de toepassing zoals die nu door het kabinet wordt voorgesteld. Dat is wat betreft de VVD een positief resultaat.

De heer Schouw (D66):

Ik denk dat de heer Van der Steur en ik dezelfde memorie van antwoord hebben gelezen van deze minister. Daarin schrijft de minister zelf: of ANPR ook effectief is voor de oplossing is lastig te beantwoorden. Met andere woorden: het is een gok, een best guess, een experiment. Is de heer Van der Steur het met mij eens dat het in elk geval een experiment is?

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is juist. Het is een experiment in de context van de Nederlandse samenleving, maar het is onjuist dat er geen ervaringen zouden zijn met ANPR op het gebied van opsporing en vervolging van zware criminaliteit. Dan verwijs ik naar de cijfers in de rapporten uit Engeland en België. In België gaat het dan heel specifiek om mobiel banditisme, waarbij meer dan 50% van de aanhoudingen voortvloeit uit toepassing van ANPR, en in het Verenigd Koninkrijk geldt het niet alleen ten aanzien van zware misdrijven maar ook ten aanzien van terroristische misdrijven.

De heer Schouw (D66):

Het is denk ik goed om juist bij zo'n ingewikkeld onderwerp als dit bij de feiten te blijven. Het kabinet zegt zelf: als we het uitbreiden naar opsporing kunnen we de effectiviteit niet bewijzen. Dat is iets wat we moeten meewegen. Kan de heer Van der Steur een reden bedenken waarom Duitsland eigenlijk gestopt is met het systeem? Dat heeft de stekker er namelijk uitgetrokken.

De heer Van der Steur (VVD):

Nee, daar heb ik geen reden voor, maar zonder enige twijfel zal de heer Schouw ons daar volledig over kunnen voorlichten. Ik ben het echter niet eens met zijn analyse van de opmerkingen van de zijde van het kabinet. Overigens zal de heer Schouw zich herinneren dat in de uitgebreide inbreng die ook door mijn fractie is geleverd, deze vraag zeker aan de orde is gekomen.

Zoals ik al zei: nut en noodzaak moet je afwegen tegen de potentiële inbreuk op de levenssfeer van mensen. Dat is precies waar het om gaat. Als je een systeem niet hebt en niet kent en een toepassingsbereik voorstelt dat op dit moment niet mag, is het logisch dat je niet kunt zeggen wat je denkt dat het gaat opleveren. Wat dat betreft siert het de minister dat hij niet is gaan fantaseren op dit onderwerp. Voor mijn fractie betekent dat het volgende. Als je gaat praten met de politie en het Openbaar Ministerie, wat wij gedaan hebben, en vraagt wat zij ervan verwachten, zeggen ze dat zij er iets mee kunnen en dat het effect zal hebben. Ik vind het ook alleszins redelijk dat de minister zo meteen zonder enige twijfel zal toezeggen — en misschien moet ik die vraag meteen stellen — wanneer hij verwacht de eerste evaluatie van de toepassing van het systeem naar de Kamer te sturen. Het is namelijk wel goed dat wij allen toetsen of die nut en noodzaak die wij ervan verwachten, wordt gerealiseerd. Dat is iets anders dan wat sommige fracties nu misschien zullen doen, namelijk zeggen dat ze het niet zeker weten en dat we het dus maar moeten laten zitten. Zo zit de VVD-fractie niet in elkaar. Wij weten allemaal dat op het moment dat een nieuw systeem mogelijk is, je de reikwijdte daarvan overigens ook inkadert ten opzichte van de huidige situatie. Veel fracties die moeite hebben met of kritisch zijn over het wetsvoorstel, moeten zich realiseren dat dit ook een effect van het wetsvoorstel is. Er komt meer duidelijkheid. Vervolgens moet je gewoon bekijken wat het heeft opgeleverd.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. De vraag is natuurlijk voor welk doel je dit systeem kunt gebruiken. Ik heb het al gezegd. Het Belgische voorbeeld laat zien dat het mobiel banditisme, een van de meest ongrijpbare vormen van criminaliteit, effectief met ANPR kan worden bestreden. Denk verder aan het rijden zonder rijbewijs, met alle gevaren van dien, het opsporen van de 15.000 veroordeelde criminelen die nog niet in de gevangenis zitten, het vinden van gestolen auto's, het oplossen van het probleem van onverzekerde auto's, het incasseren van openstaande belastingen en boetes — het Rotterdamse voorbeeld laat zien dat dit tonnen heeft opgeleverd — en het op alle andere mogelijke manieren vinden van criminelen die wij met het oog op de opsporing en vervolging van strafbare feiten graag willen vinden.

Wat doen we vervolgens niet? Het is goed als we ook daarover duidelijkheid hebben in de Kamer. Ik heb de minister daarover uitgebreide vragen gesteld. Wij gebruiken ANPR niet om getuigen van ernstige misdrijven te zoeken. Je zou je heel goed kunnen voorstellen dat sommige mensen in de samenleving vinden dat dit wel moet kunnen. Zij zouden kunnen zeggen dat na een ernstig zedenmisdrijf langs de snelweg door middel van ANPR moet kunnen worden nagegaan of er getuigen zijn of de dader moet kunnen worden gevonden. Wij kiezen ervoor om dat expliciet niet te doen. Wij gebruiken het systeem ook niet voor profilen. Wij gebruiken het systeem niet om aan de hand van het opgebouwde datasysteem te bekijken wat er gebeurt en welke conclusies wij daaruit kunnen trekken. Wij gebruiken vanwege de bewaartermijn van vier weken het systeem ook niet voor het oplossen van cold cases.

Het is goed om nog eens te verwijzen naar de rapporten waarin dit expliciet aan de orde komt. Daarin staat dat voor de handhaving, waarover mevrouw Gesthuizen zojuist sprak, de bewaartermijn van vier weken niet nodig is. Daarvoor is alleen de camera nodig met een agent ernaast. Dat leidt dan tot opsporing en vervolging van op dat moment beschikbare gegevens over strafbare feiten. Je kunt de informatie ook niet gebruiken voor het oplossen van een cold case, een zaak waarvan je binnen de vier weken die de bewaartermijn nu zal zijn, in veel gevallen nog niet eens weet dat die gepleegd is.

Over die keuzes, die wij hier bewust maken, zullen wij zonder enige twijfel in de toekomst wel vragen vanuit de samenleving krijgen. Mensen zullen gaan vragen of wij er destijds niet over hebben nagedacht dat wij die informatie heel succesvol zouden kunnen gebruiken voor het oplossen van een specifiek misdrijf. In deze Kamer kiezen wij ervoor om dit alles vanwege de inbreuk op de levenssfeer van mensen niet te doen. Dat is anders dan in het Verenigd Koninkrijk waar expliciet de keuze is gemaakt om voor terroristische en zeer zware misdrijven een veel langere bewaartermijn te hanteren, juist vanwege het argument dat ik zojuist heb gepresenteerd.

De heer Segers (ChristenUnie):

Er wordt een bewaartermijn van vier weken gehanteerd. In een eerdere versie van het wetsvoorstel is tien dagen gehanteerd. Die termijn is opgerekt. Dat moet worden aangetoond en proportioneel zijn. Daar moet dus een goed verhaal in zitten. Ik neem aan dat de VVD-fractie die bewaartermijn van vier weken steunt. Waarom is die oprekking van tien dagen naar vier weken verdedigbaar?

De heer Van der Steur (VVD):

Allereerst is het natuurlijk aan de minister om die oprekking te verdedigen, maar het zal de heer Segers zijn opgevallen dat in het verslag van het algemeen overleg van, uit mijn hoofd, 20 maart 2013, de VVD-fractie zich achter die vier weken heeft geschaard, net als overigens een heel groot aantal andere fracties in de Kamer en allemaal om dezelfde reden. We hebben namelijk allemaal gesproken met politie en justitie en we hebben allemaal gehoord dat die termijn van tien dagen voor de handhaving prima is, maar dat die voor opsporing en vervolging van die zware misdrijven te kort kan zijn. Er zijn zeker ook veel politieagenten en leden van het Openbaar Ministerie die een veel langere termijn bepleiten, vanwege de redenen die ik net heb genoemd. Dan kom je in de afweging om het evenwicht aan te brengen. En wij hebben gekozen voor de voorgestelde vier weken.

Is dit ANPR-systeem dat wij hier vandaag bespreken een wondermiddel? Het antwoord is natuurlijk nee. De partijen die kritisch zijn zullen ongetwijfeld met punten komen. Zij zullen komen met problemen met betrekking tot de referentielijst; er kunnen fouten staan in de lijst die door politie en justitie wordt gehanteerd en dat leidt dan tot een verkeerde hit, om het maar even nogmaals in het Engels te zeggen. Dat zou kunnen betekenen dat een onschuldig persoon door een fout in de referentielijst wordt aangehouden. Dat is zuur, dat moet je te allen tijde proberen te vermijden, maar we moeten er realistisch over zijn dat dat kan gebeuren. Verder is het mogelijk dat er fouten worden gemaakt bij het scannen van die kentekens. De minister heeft dat onderkend en hij zegt dat er alleen gebruik wordt gemaakt van de modernste apparatuur, die het zuiverste werkt. Er is sprake van tussen de 90% en 98% accuratesse. Dat betekent dus dat er op dat punt alles aan wordt gedaan om dat te voorkomen, maar het kan wel. We moeten daar eerlijk over zijn: het kan voorkomen dat als gevolg van een scanfout een onterechte aanhouding plaatsvindt. Het is natuurlijk ook mogelijk, dat zie je ook in Engeland, dat criminelen anticiperen op de bredere toepassing van ANPR en dat het stelen van kentekenplaten een hogere vlucht neemt. Dat is een simpele methode om te proberen om aan die aanhouding te ontkomen. Die methode werkt echter niet langdurig, want een gestolen kentekenplaat wordt natuurlijk ook in die referentielijst opgenomen. Wij hebben dat nagevraagd en in Engeland is ook te zien dat er meer kentekenplaten worden gestolen. Op dat punt vond ik het overigens mooi dat er deze week op televisie een heel uitgebreid item was met als onderwerp dat het goed is om je kentekenplaat beter te bevestigen, zodat die er niet in een keer kan worden afgehaald. Waarbij het overigens heel grappig is dat de betreffende politieambtenaar die over dit systeem gaat, vertelde dat de kentekens van politieauto's zelf nog niet van dat systeem zijn voorzien. Misschien is dat nog een punt voor de minister om mee te nemen. Het is een goed idee om ook politieauto's van die beveiliging te voorzien. Zonder enige twijfel kunnen ook andere trucs door criminelen worden toegepast om aan dat ANPR-systeem te ontkomen, maar als je realistisch kijkt naar de voordelen die je kunt bereiken, is het voor de VVD-fractie helder dat we voor dit wetsvoorstel stemmen, dat aan de ene kant meer mogelijkheden creëert maar aan de andere kant ook helder inkadert wat men met deze gegevens mag doen. De fractie heeft nut en noodzaak van opsporing van criminaliteit en bescherming van de persoonlijke levenssfeer afgewogen.

De heer Schouw (D66):

Als het wetsvoorstel al effectief is, waarom kiest de VVD-fractie er dan eigenlijk voor om alleen maar kleine vissen te vangen en de grote te laten ontsnappen door dit systeem?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik vraag om een nadere explicatie van deze opmerking, want ik begrijp haar niet. Dat komt niet vaak voor, zeg ik erbij, maar in dit geval is de vraag van de heer Schouw mij niet helder.

De heer Schouw (D66):

Het gaat over kentekenfraude, want dat is het meest in het oog springende frauderingssysteem rondom dit heel mooie ANPR-verhaal. Als echte boeven kwaad willen, schroeven ze er gewoon een ander kenteken op en dan zal blijken dat het systeem zo lek is als een mandje. Je vangt er dus de kleine vissen mee en de grote vissen doe je er een groot plezier mee, want die hebben gewoon een ander kenteken. Hoe weegt de VVD dat?

De heer Van der Steur (VVD):

Volgens mij heb ik dat daarnet uitgebreid aan de orde gesteld toen ik sprak over kentekendiefstal. Het ligt voor de hand dat op het moment dat iemands kenteken wordt gestolen, dat ook in de referentielijst wordt opgenomen. Vervolgens ben je in staat om aan de hand van de registratie dat specifieke gestolen kenteken op te sporen. Dat is de "hit/no hit"-basis waarop je mag opereren. Ik snap de opmerking van de heer Schouw dus niet. Bovendien deel ik zijn mening niet dat de grootste vissen het risico zouden nemen om met valse kentekens te rijden. Ik denk dat echte grote vissen ervoor kiezen om een nieuwe Audi A8 te kopen met een volledig schoon kenteken. Daarmee ontkomen zij aan opsporing en vervolging. Ik heb daarnet geschetst dat wij ons goed moeten realiseren dat zeker rijke criminelen — dat zijn de grote vissen waar de heer Schouw het over heeft — op een simpele manier door een kleine investering van anderhalf à twee ton aan opsporing zullen proberen te ontkomen. Wij hebben gelukkig nog een hoop andere middelen om dat soort lui zo snel mogelijk achter de tralies te krijgen.

De heer Schouw (D66):

Het is goed dat de heer Van der Steur aangeeft dat het systeem in elk geval op dit punt niet waterdicht is. Stel dat een kenteken gestolen wordt. Dan gaan er vaak enige dagen overheen voordat dat in een database terechtkomt. En dan is de dief allang gevlogen.

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is nou een mooi punt, waarop ik de heer Schouw straks zal interrumperen als het nodig is. Hij gaat namelijk vast zeggen dat die vierwekenbewaartermijn te lang is. De heer Schouw bewijst nu echter nut en noodzaak van een langere bewaartermijn. Tijdens het algemeen overleg heb ik al gevraagd hoe gegarandeerd wordt dat de referentielijsten goed en actueel zijn. Het mag niet zo zijn dat het een paar dagen duurt voordat een gestolen kenteken na aangifte in de referentielijst wordt opgenomen. Het moet zo snel mogelijk gebeuren. Omdat je er vaak wat later achter komt welke nieuwe Audi A8 met welke crimineel erin rondrijdt, is het heel verstandig om die vierwekentermijn te hanteren. Misschien gaat de heer Schouw nog wel pleiten voor een langere termijn, want wij zullen niet in alle gevallen binnen vier weken weten welke grote vis in welke nieuwe auto door Nederland rijdt. Voor het overige lijkt het erop dat de heer Schouw een black-out had toen ik daarnet uitlegde op welke manieren criminelen zullen proberen om aan dit systeem te ontkomen. Dat heb ik uitgebreid uit de doeken gedaan. Ik vind het prima als de heer Schouw er nog een keer naar vraagt, maar dat laat onverlet dat er ook duidelijke voordelen aan het systeem zitten.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb een algemeen punt. We kennen de heer Van der Steur als een oprechte liberaal. Met deze lyrische bewoording is hij volgens mij ooit door de heer Wiegel beschreven. Er strijden altijd twee zielen in de inborst van een liberaal: veiligheid aan de ene kant en een kleine overheid en het belang van privacy aan de andere kant. In de bijdrage van de heer Van der Steur heiligt het doel alle middelen. Er is weinig of geen reflectie op de plek die het wetsvoorstel inneemt in een grotere beweging. Er worden steeds meer gegevens van burgers bekend, de overheid komt steeds meer te weten en zij legt nu een infrastructuur klaar waarin alle bewegingen bekend worden. Het moet de heer Van der Steur toch aan het hart gaan dat er nauwelijks een overheidsvrije zone is en dat burgers zo weinig persoonlijke vrijheid hebben, omdat de overheid precies weet wat ze doen en laten? Er zou toch op zijn minst een reflectie op moeten komen door de VVD-fractie?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik ken de heer Segers als iemand die met buitengewone aandacht het gesproken en geschreven woord volgt. Ik heb dit punt in het begin van mijn betoog al uitgebreid aan de orde gesteld, omdat deze afweging altijd door elke liberaal wordt gemaakt. Het wetsvoorstel werkt op basis van "hit/no hit". Dat is belangrijk om vast te stellen, want je grasduint niet vrijelijk in het gegevensbestand, en het systeem mag niet worden gebruikt voor profiling en voor de opsporing van getuigen van zeer zware en ernstige misdrijven. Dit zou allemaal wel kunnen. Wij kiezen er echter voor om dit allemaal niet te doen, omdat we de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van mensen heel belangrijk vinden. Voor veel mensen ligt het voor de hand om meer met de gegevens te doen. Ik heb veel e-mails liggen van mensen die zeggen: als je het dan toch doet, doe het dan goed. Dat doen we allemaal niet, omdat we de bescherming van de persoonlijke levenssfeer belangrijk vinden. Daarnaast merk ik op dat het ook de heer Segers niet ontgaan zal zijn dat je van mensen veel meer te weten komt als je Facebook volgt, dan wanneer je het kenteken op een individuele snelweg registreert.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb heel goed naar de heer Van der Steur geluisterd. Aan het begin van zijn betoog schetste hij het spanningsveld. Daarna heeft hij echter alleen gezegd dat het wetsvoorstel goed is, omdat we er meer misdaden mee kunnen oplossen. Als het voorstel echter botst met de privacy, en onderdeel is van een ontwikkeling waarin steeds meer gegevens bekend worden, hetzij vrijwillig via Facebook, hetzij onvrijwillig, moet dat een liberaal toch aan het hart gaan? Het spanningsveld wordt geschetst, maar de reflectie ontbreekt. Er is namelijk een belangrijk verschil in proportionaliteit tussen het zoeken in gegevens om een specifieke misdaad op te lossen, en het opnemen van alle gegevens van alle automobilisten in een databank. Dat is een heel groot verschil. Daar moet je toch een liberale reflectie op kunnen loslaten?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik denk dat er partijen en personen in deze zaal zijn die zich geen liberaal vinden, maar wel dezelfde afweging maken. Ik ken geen politieke partij die zegt dat alles maar op één grote hoop gegooid moet worden. Niemand heeft een amendement ingediend om zaken die wij als probleem schetsen, zoals cold cases, profiling en zoeken naar getuigen, mogelijk te maken. Dan zou het een ander verhaal zijn. Overigens zou je er goede argumenten voor kunnen verzinnen om het wel te doen. Ik zie niet wat het liberale hiermee te maken heeft. Ieder Kamerlid en iedere partij maakt elke keer voor zichzelf de afweging tussen het resultaat en de risico's. De heer Segers geeft echter een heel verkeerde interpretatie van het wetsvoorstel. Hij zegt dat we alle gegevens van alle burgers in een bestand gooien. Strikt genomen klopt dat, maar hij wekt daarmee de suggestie dat we vervolgens in dat bestand gaan grasduinen en dat we gaan kijken wat mevrouw A gisteravond gedaan heeft, of waar de heer B vanochtend was. Zo is het niet. Als laatste vraag ik aan de minister of hij kort kan uitleggen hoe het "hit/no hit"-principe precies werkt, dan hoeft de heer Segers dat zelf niet te vragen. Het gaat erom dat je eerst een kenteken moet hebben, waarvan je wilt weten waar het op een bepaald moment was. Dat is iets anders dan de suggestie van de heer Segers dat er een systeem komt waarin vrijblijvend kan worden gegrasduind. Dat is niet het voorstel, hoewel er goede argumenten zouden kunnen zijn, als je de privacy even opzij zet, om het wel te doen. Dat is echter niet de keuze die de VVD maakt. Als je de afweging maakt tussen enerzijds de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van onze inwoners, en anderzijds de opsporing en vervolging van ernstige misdrijven, kiezen wij ervoor om het wetsvoorstel te steunen.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Sinds een aantal jaren wordt door de politie gebruikgemaakt van automatische kentekenherkenning. Met een mooi Engels woord heet dat Automatic Number Plate Recognition. Ik zal het verder ANPR noemen. Het is een techniek waarbij met behulp van camera's kentekens van voertuigen in het verkeer worden vastgelegd. Langs geautomatiseerde weg worden ze vergeleken met kentekens van voertuigen die op naam staan van personen die bekend zijn bij de politie. Er is een hit — weer zo'n mooi Engels woord — als de camera een kenteken vastlegt dat is opgenomen in het referentiebestand met daarin veroordeelden die hun straf nog moeten ondergaan, of personen die om een andere reden door Justitie worden gezocht. Het voertuig wordt dan stilgehouden.

Deze activiteiten vallen allemaal onder de werking van het huidige artikel 3 van de Politiewet. Zoals we in de memorie van toelichting kunnen lezen, heeft ANPR zijn nut bewezen. De regering wil ANPR dan ook gaan inzetten om op een later tijdstip, dus achteraf, in de vastgelegde gegevens te kunnen zoeken. Daarvoor is vereist dat alle kentekens die een camera passeren, worden vastgelegd en bewaard. Dit zijn de zogenoemde passagegegevens. Om deze gegevens te kunnen opslaan, is een wettelijke basis vereist die op dit moment ontbreekt.

Een en ander houdt dus in dat de kentekengegevens van veel mensen zullen worden opgeslagen, hoewel zij helemaal niets hebben misdaan. We erkennen dan ook graag dat dit een heel zwaar middel is. Toch onderschrijft de PVV het belang van de inzet van ANPR en de uitbreiding daarvan met het registreren en bewaren van passagegegevens. Dit komt zeker neer op een afweging tussen de opsporing van strafbare feiten en de bescherming van de privacy van burgers tegen onnodige schending.

Om ervoor te zorgen dat de overheid niet om elk wissewasje in gegevens van onschuldige burgers kan neuzen, is de volgende voorwaarde gesteld. Het kunnen raadplegen van de bewaarde passagegegevens wordt beperkt tot misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, oftewel misdrijven waarvoor een gevangenisstraf van vier jaar of meer geldt. Het privacyaspect is wat de PVV betreft verder voldoende gewaarborgd door de bewaartermijn van vier weken en de eis dat de foto-opname enkel een deel van het voertuig mag bevatten. Zo is de herkenbaarheid van de bestuurder beperkt. Is de bestuurder wel herkenbaar, dan mag de opname niet gebruikt worden. De herkenbaarheid wordt dan zo nodig ongedaan gemaakt. Ook mag een eventuele afbeelding niet worden gekoppeld aan de naam van de kentekenhouder.

Het opsporen van verdachten van ernstige misdrijven en veroordeelde criminelen die hun gevangenisstraf nog moeten ondergaan, heeft wat de PVV betreft dan ook voorrang nu de privacy van de passerende automobilisten voldoende is gewaarborgd. Daarnaast is gebleken dat dit een efficiënt en effectief middel is. Onderzoekers concluderen namelijk dat het een meerwaarde heeft en dat de inzet van ANPR in twaalf van de negentien onderzochte zaken leidde tot specifieke opsporingsinformatie. Denkend aan hedendaagse problemen als mobiel banditisme, kan ANPR dan ook een zeer nuttig middel zijn. Het kan de pakkans wellicht vergroten. In dit kader wijs ik ook op de grote Duits-Nederlandse actie tegen mobiele bendes om de toename van het aantal inbraken en diefstal in de grensstreek tegen te gaan. Met behulp van mobiele controles, maar ook door middel van kentekenregistratie wordt door agenten in Nederland — ik heb uit de media begrepen dat het er op dit moment honderd zijn — en agenten uit Duitsland nagegaan of auto's verdacht vaak de grens passeren.

Daarnaast is op vragen van de PVV bevestigd dat passagegegevens ook gebruikt kunnen worden voor het oplossen van zogenoemde cold cases. Daarbij geldt wel een voorwaarde, namelijk dat binnen de bewaartermijn van vier weken duidelijk is dat bepaalde gegevens relevant zijn voor het opsporingsonderzoek. Is dat het geval, dan kunnen deze gegevens worden bewaard en gebruikt ten behoeve van het onderzoek in een zogenoemde cold case. Slachtoffers en/of nabestaanden kunnen dan mogelijk alsnog duidelijkheid krijgen over een afgesloten strafzaak.

Het is geen verrassing, want ik heb het net al gezegd: het geheel overziend kan mijn fractie zich vinden in het wetsvoorstel. Desondanks heb ik nog één vraag. De PVV heeft in de inbreng voor het verslag gevraagd naar het breder inzetten van het camerasysteem @migoboras. Dit systeem wordt door de Koninklijke Marechaussee gebruikt om illegale migratie en illegaal verblijf effectiever en efficiënter te bestrijden. Mijn fractie pleit voor een bredere inzet van dit systeem, omdat wij hebben begrepen dat de bewaartermijn en de referentielijsten te beperkt zijn om grensoverschrijdende criminaliteit effectief te bestrijden. In zijn antwoord geeft de minister aan dat na de evaluatie van de inzetmogelijkheden en de consequenties daarvan zal worden bekeken hoe de ANPR-functionaliteit het beste kan worden ingezet. Wanneer volgt die evaluatie? Graag ontvang ik daarop een reactie van de minister.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Het is altijd belangrijk om positief te beginnen, dus laat ik dat dan ook doen. De minister komt wederom met een wetsvoorstel naar de Kamer om naar zijn zeggen Nederland veiliger te maken. Daar ben ik ontzettend voor, want ook ik leef graag in een veilige samenleving, waarin wetsovertreders in het verkeer worden aangepakt, maar ook mensen die zich schuldig maken aan veel ergere vormen van criminaliteit. Het is onmiskenbaar waar dat ook ernstige misdadigers zich weleens per auto verplaatsen, dus die zijn soms te pakken als zij in een auto zitten, bijvoorbeeld als zij een ramkraak hebben gepleegd en vervolgens in hetzelfde voertuig ergens worden gesignaleerd. De minister wil daar werk van maken. Het siert hem dat hij zegt dat boeven gepakt moeten worden. Ik had ook niet anders verwacht van de minister van Justitie.

De minister legt regelmatig wetsvoorstellen voor aan de Kamer voor. Over die voorstellen worden een heleboel organisaties, bijvoorbeeld de Nederlandse Orde van Advocaten en het College bescherming persoonsgegevens, geconsulteerd. Ik kan mij voorstellen dat de minister er een beetje moe van wordt als hij iedere keer van al deze organisaties hoort: nee minister, dit moet u echt niet doen, want wij willen helemaal niet dat de overheid dit soort dingen gaat doen met gegevens van onschuldige burgers. Ik zal daar dadelijk uitgebreid op ingaan. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister. Wordt hij er soms niet moedeloos van dat er zoveel kritische geluiden te horen zijn, gevraagd of ongevraagd, van zoveel belangrijke adviseurs?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik denk dat de minister zeer gewend is aan het kritische geluid van in ieder geval de SP-fractie, dus dat zal geen verrassing voor hem zijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat heb ik nog niet gezegd.

De heer Van der Steur (VVD):

Door de wijze waarop mevrouw Gesthuizen het zegt, raak ik enigszins in paniek en vraag ik mij af wat de minister allemaal gaat doen met de gegevens van onschuldige burgers. Wie wil er nu dat de minister iets doet met gegevens van onschuldige burgers? Mijn begrip van het wetsvoorstel is dat de minister helemaal niets wil doen met de gegevens van onschuldige burgers, maar dat hij die gegevens nodig heeft om te bewerkstelligen dat de schuldige burgers worden gepakt. Is dat niet het voorstel dat op tafel ligt?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wat zou het fantastisch zijn als wij een systeem konden verzinnen op basis waarvan wij niets hoefden te doen met gegevens van onschuldige burgers om schuldige burgers te pakken. Wij weten echter allemaal dat een dergelijk systeem er nog niet is. Dat geldt ook voor het gewone politiewerk. Ook als de politie volledig handmatig en alleen maar met de eigen ogen en oren werkt, kan er weleens een onschuldige burger in beeld komen als verdachte. Dat is ontzettend vervelend. Het gaat mij erom dat op basis van dit wetsvoorstel — nu geef ik alvast een stukje prijs van wat de SP-fractie vandaag wil inbrengen — gegevens van alle burgers, ook de mensen die nu op de publieke tribune zitten als zij oud genoeg zijn om auto te mogen rijden, geregistreerd mogen worden. Er wordt precies geregistreerd welke auto op welk tijdstip gesignaleerd is op een bepaalde brug bij Utrecht of bij Rotterdam, en of die auto daar de week erna weer reed. Die gegevens bewaren wij nog een tijdje. Dat zijn gegevens van onschuldige burgers. Ik kan het niet mooier maken.

De heer Van der Steur (VVD):

Precies, dat zijn gegevens van onschuldige burgers. Dat ben ik helemaal met mevrouw Gesthuizen eens. Ik heb zojuist uitgebreid toegelicht dat dit inderdaad zo is. Mevrouw Gesthuizen neemt nu echter niet in haar antwoord mee dat de minister niet voorstelt om met die gegevens iets te doen. De minister zoekt in het bestand met gegevens — de minister zal dat niet zelf doen, maar dat overlaten aan de politie, hoewel ik niet uitsluit dat de minister dat zo nodig ook zelf zal doen — op basis van informatie en referentielijsten van burgers van wie men denkt dat die niet onschuldig zijn. Daar kan de SP-fractie toch heel wat minder bezwaar tegen hebben? Dat is toch een heel ander verhaal dan het algemene parafraseverhaal dat mevrouw Gesthuizen zo-even vertelde?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik was inderdaad begonnen met een algemene inleiding.

De heer Van der Steur pakte echter een heel relevant punt bij de kop, namelijk het verschil van inzicht dat er blijkbaar is tussen de SP-fractie en de VVD-fractie over wat "iets doen met gegevens van burgers" nu precies betekent. Ik vind het opslaan van gegevens al "iets doen met gegevens van burgers". De VVD-fractie denkt daar blijkbaar anders over. Ik constateer dan een groter verschil niet alleen tussen de VVD en de SP, maar ook tussen de VVD en een heleboel andere organisaties die ons erop wijzen dat het opslaan van gegevens van burgers een actie van de overheid is die je goed moet beargumenteren. Wij hebben het vandaag over dat beargumenteren, dus over het hoe, het waarom et cetera.

Ik ga even terug naar het wetsvoorstel. Het is een indrukwekkend wetsvoorstel dat wordt toegevoegd aan een indrukwekkend lijstje. Dataretentie van telecombedrijven — wie belt met wie wordt opgeslagen — vingerafdrukken van vreemdelingen worden opgeslagen in een database, reisgegevens worden opgeslagen, de identificatieplicht, het cameratoezicht en preventief fouilleren. Dat zijn allemaal maatregelen waarbij ofwel zaken worden opgeslagen ofwel onschuldige burgers worden bevraagd of zich op enig moment moeten identificeren, omdat er sprake zou kunnen zijn van onbehoorlijk gedrag of criminaliteit gepleegd door andere burgers. Dat staat dan nog los van alle andere mogelijkheden die de politie en het Openbaar Ministerie sowieso hebben om burgers te bevragen, aan te houden, op te roepen en uit te nodigen op het politiebureau, op het moment dat zij menen een misdadiger op het spoor te zijn. Het is nogal wat, wat de Staat kan en mag om ervoor te zorgen dat criminaliteit wordt voorkomen of opgelost. Dat is aan de ene kant goed, maar aan de andere kant moeten wij uitkijken dat de balans niet doorslaat. Wij moeten uitkijken dat wij niet in een extreme politiestaat komen te leven. Ik maak mij daarover zorgen.

Ik begin bij de inhoudelijke behandeling toch maar met wat ook collega Van der Steur benoemde, namelijk een wettelijke basis voor een systeem als ANPR. Die wettelijke basis is namelijk wel nodig. Ook het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten is die mening toegedaan. Ook als ANPR uitsluitend wordt gebruikt om direct, met de zogenaamde referentielijsten, wetsovertreders op te pakken die bijvoorbeeld een boete hebben openstaan, is het nodig dat daarvoor een wettelijk kader bestaat. Het feit dat met ANPR kentekens worden geregistreerd, moet een goede wettelijke basis hebben, zelfs als ze direct worden verwijderd, maar wel hits opleveren. Als wij echter verder zouden willen gaan en gegevens willen opslaan en willen grasduinen — en ik gebruik dat woord wel degelijk — in de opgeslagen informatie, moeten wij dat toetsen aan bijvoorbeeld proportionaliteit. Dat is ook het punt waarover wij het vandaag vooral moeten hebben. Is het wel in verhouding? Is wat wij ermee denken te kunnen bereiken wel zwaarwegend genoeg om dit soort dingen te doen?

Volgens geen van de onderzoeken is de meerwaarde van het opslaan en gebruiken van kentekengegevens opzienbarend. Veel organisaties wijzen op de inbreuk in de persoonlijke levenssfeer van mensen, zoals het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, de Nederlandse Orde van Advocaten en het College bescherming persoonsgegevens. De Raad van State was hierover uiterst kritisch en de Raad voor de rechtspraak zegt dat bewaren een inbreuk op privacy is. Uiteraard zegt ook de Stichting Privacy First dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is. Wat is de reactie van de minister op al die zorgen en kritiek? Hoe reageert hij op de uitspraak van bijvoorbeeld het CBP, het NJCM en de NOVA dat er geen sprake is van proportionaliteit? Hoe reageert hij op de beschuldiging dat met dit wetsvoorstel sprake zou zijn van strijdigheid met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en het feit dat de overheid respect moet hebben voor je privéleven en er niet zomaar inbreuk mag plaatshebben op jouw persoonlijke levenssfeer zonder dat daarvoor een zeer dwingende reden is? Je moet dan iets voor ogen hebben. Er dient dan daadwerkelijk een ernstig misdrijf te worden opgelost of er moet een ernstig misdrijf kunnen worden voorkomen. Alleen dan heeft de overheid het recht om die inbreuk te maken op jouw privéleven, op je persoonlijke levenssfeer. Het gevoelen dat er is, is dat hiermee toch wordt gezegd dat eigenlijk iedere burger verdacht is of in ieder geval een beetje verdacht of potentieel verdacht, dus toch een beetje verdacht. Dat is niet zomaar een gevoel, maar het is een gevoel dat is gebaseerd op feiten. Welk recht, vraag ik deze liberale minister en indirect ook aan de VVD-fractie, heeft de Staat om dit te doen met vrije burgers in dit land? Ik vraag mij dat echt af. Welk recht heeft de Staat om burgers op deze manier stelselmatig te observeren?

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter, ik krijg een vraag van mevrouw Gesthuizen.

De voorzitter:

Ik ga toestaan dat u reageert, maar ik moet wel opmerken dat dit niet de bedoeling is. Vragen worden gesteld bij de interruptiemicrofoon. Ik heb mevrouw Gesthuizen niet belemmerd. Ik begrijp dat u nu de behoefte voelt, mijnheer Van der Steur, om deze vraag te beantwoorden.

De heer Van der Steur (VVD):

Als mevrouw Gesthuizen een vraag stelt, geef ik daar graag antwoord op. Mijn hele betoog is eigenlijk één groot antwoord op die vraag. Mevrouw Gesthuizen zal niet ontkennen dat de Staat de verplichting heeft om burgers te beschermen tegen de effecten van criminaliteit. De discussie gaat uiteindelijk over de afweging tussen de effectiviteit van de maatregelen en de verplichting van de Staat om burgers te beschermen tegen criminelen enerzijds, en de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer anderzijds. Daar hoor ik van mevrouw Gesthuizen tot op heden heel weinig over.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat is jammer, want daar was ik wel mee begonnen. De SP vindt dat boeven gepakt en wetsovertreders in de kraag gevat moeten worden. Ik heb ook gezegd dat je daarin een balans moet zoeken tussen het niet als verdachte aanmerken van alle burgers en wel doen wat nodig is. Ik heb toch de indruk dat sommige fracties in dit huis erg met het wetsvoorstel in hun maag zitten.

Ik vraag mij dus af welk recht de Staat heeft om dit te doen. Ik weet niet of de minister al begonnen is aan het bejubelde boek The Circle van Dave Eggers. Het is een fictief boek, maar eenieder die het boek leest, weet dat de realiteit meer op het boek lijkt dan wenselijk is. Maar misschien leest de minister toch liever nog steeds voor uit The Very Hungry Caterpillar, Rupsje Nooitgenoeg, die maar door blijft eten en maar blijft verzamelen, data, data, data, nog meer. Die indruk heb ik soms wel eens.

Waar ligt de grens? Ik stel die vraag vaker als we het hebben over dit soort maatregelen die de minister wenst te nemen. Waarom laten we dan niet iedereen met een polsbandje lopen? Net zo goed als je met je mobiele telefoon geregistreerd kunt worden door het hele land, vaak ook nog in het buitenland. Als iedereen een polsbandje gaat dragen en je met satelliet kunt registeren waar iedereen zich elke dag bevindt, is het misschien nog makkelijker om criminaliteit op te sporen. Zou dat een volgende stap kunnen zijn?

Ik kom bij wat de minister schrijft in alinea 4.6 van de memorie van toelichting over de bewaartermijn. De minister stelt daar namelijk zélf dat de burger gevrijwaard moet blijven van bemoeienis van politie en verwerking van gegevens zonder dat daarvoor directe aanleiding bestaat. Maar gaat hij daar vervolgens niet zelf aan voorbij? Hij gaat die gegevens namelijk vier weken opslaan. Hoe kan dat nu? Gaat hij dan niet voorbij aan datgene wat hij zegt over de noodzaak om burgers te vrijwaren van bemoeienis?

Dan kom ik op de algemene risico's van het opslaan van gegevens. Daar ligt het zwaartepunt van mijn kritiek. Hoe zit het met nadere function creep? Verschillende organisaties hebben het hele wetsvoorstel al function creep genoemd. Je wordt als burger namelijk verplicht om een kenteken te dragen, omdat je dan geregistreerd kunt worden als je te hard rijdt of door rood rijdt. Om die verkeersveiligheidsgegevens, waartoe de burger verplicht is om deel te kunnen nemen aan het verkeer, opeens te gebruiken om te zeggen "nu kunnen we je ook voor andere dingen in de smiezen houden", is an sich al een enorme function creep, dus het steeds verder uitbreiden van mogelijkheden. Hoe zit het met function creep? Hoe zit het met datalekken? Hoe zit het bovendien met een foutmarge? Ik noem het voorbeeld dat iemand anders in jouw auto rijdt — het is al ter sprake gekomen deze ochtend — maar ook diefstal van kentekens en het namaken van kentekens; dan hoeft een kenteken niet eens geregistreerd te staan als gestolen. Het lijkt me eerlijk gezegd helemaal niet zo ingewikkeld om een kenteken na te maken. Dan loop je niet zo snel tegen de lamp. Ik denk dan toch ook weer aan bepaalde zaken waarover we hier in de Kamer ook al hebben gesproken. Mensen kunnen dan dus makkelijk het slachtoffer worden van een soort identiteitsfraude. Hoe kun je je als burger dan nog verweren, als je eenmaal in die database staat als degene die op het verkeerde moment op de verkeerde plek was?

De minister zegt bovendien duidelijk dat wel moet zijn aangegeven waar de camera's staan die dit soort gegevens vastleggen. Ja, dan wordt het wel heel gemakkelijk voor een crimineel, want dan neemt hij dus een andere route. Dat brengt me op het punt van het mobiel banditisme en de doeltreffendheid van de Belgische wetgeving. Wie zegt mij dat mobiele bendes zich niet op een andere manier zijn gaan bewegen? Misschien hebben ze wel andere routes gekozen. Dat blijkt niet duidelijk uit het enige onderzoeksvoorbeeld. Daaruit kan enigszins worden opgemaakt dat er wel een zeker effect is, hoewel niet met zekerheid kan worden gezegd of de politie door ANPR op het juiste spoor is gekomen.

Mevrouw Helder (PVV):

Laat ik de minister nou eens een keer helpen door een bericht voor te lezen dat net binnenkwam over de Duits-Nederlandse acties tegen bendes, die een succes was. Woensdag pakte de politie 39 verdachten op; tegen 7 van hen was een arrestatiebevel uitgevaardigd. Agenten controleerden ongeveer 130 auto's; in 86 gevallen vonden ze buit en/of inbrekersgereedschap. Kan mevrouw Gesthuizen dat enigszins zien als toch wel een succes?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat ligt er een beetje aan. Ik wil geen enkele opgepakte boef hier afdoen als niet belangrijk. Dat geef ik mevrouw Helder na; terecht dat zij dat punt maakt. Maar de vraag is altijd hoeveel burgers je daarvoor hebt moeten controleren. Zijn er een miljoen kentekens geregistreerd? Hebben we het dan over 0,zoveel procent? Dat is de essentie van dit voorstel. Het is erg lastig om te reageren op een nieuwsbericht dat zo wordt voorgelezen, maar in de onderzoeken die ik wel van tevoren heb kunnen inzien staat letterlijk: het valt niet aan te tonen dat in een substantieel aantal zaken ANPR de meerwaarde heeft die we er eigenlijk aan zouden willen geven. In hoeveel procent van de gevallen levert ANPR de essentiële hint op die je nodig hebt om een onderzoek op te lossen?

Mevrouw Helder (PVV):

Dat kan ik wel begrijpen, maar mij lijkt dat wel moeilijk te onderzoeken. Misschien kan aan de minister worden gevraagd of hij kan aangeven in hoeveel gevallen sprake is van hits, of achteraf gezien van een opsporingsbelang. Je zou kunnen registreren hoeveel auto's er voorbij komen, zodat je dat kunt vergelijken met het aantal hits, waarna je daar een percentage aan kunt hangen. Kan de minister dat jaarlijks aan de Kamer laten weten?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik zou die vraag heel goed kunnen doorgeleiden. Het enige percentage dat ik ken, is dat er bij 2,5% sprake is van een alert, en dat dat in 75% van de gevallen openstaande boetes betreft. Dat is wel heel belangrijk, maar ik vind het niet voldoende om inbreuk te maken op de privacy van burgers. In 25% van die 2,5% gaat het om andere zaken, waarvan dan weer niet is aangetoond dat dit het enige middel is waarmee je zoiets op het spoor kunt komen. Ik ben niet overtuigd van de proportionaliteit.

De voorzitter:

Korte derde vraag.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat klopt, maar dit wetsvoorstel gaat verder: de politie wil ook achteraf kunnen kijken. Daar zijn nog niet heel veel cijfers over. In dat kader vroeg ik het ook.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Volgens mij zijn die cijfers er voorzichtig wel. Daaruit blijkt dat niet is aan te tonen dat het een substantiële meerwaarde heeft. Ik heb zelf gesproken van een opzienbarend resultaat in vergelijking met wat er nu allemaal mogelijk is.

Ik maak mij zorgen over de breedte van de mogelijkheid om te zoeken in die data. Als ik het goed begrijp, is het nog steeds zo dat dat mag op het moment dat voorlopige hechtenis van toepassing zou kunnen zijn. Dat zou betekenen dat ook eenvoudige mishandeling daaronder valt, evenals handelen met voorkennis en opruiing. Het is een behoorlijke lijst. Ik ben het eens met die organisaties die stellen: dit is sowieso al veel te breed, het zou moeten gaan om zeer ernstige vormen van criminaliteit. Ik vraag me af of de minister daar goed naar heeft geluisterd en of hij, voor zover hij het wetsvoorstel door wil zetten en meent op een meerderheid te kunnen rekenen in dit huis, het wetsvoorstel zal aanpassen. Het moge duidelijk zijn dat de SP-fractie bijzonder kritisch is. Ik geef nog geen eindoordeel, maar het ziet er niet best uit.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Als het gaat om het vastleggen van kentekens van alle passerende auto's op de Nederlandse snelwegen, kom je al snel te spreken over de afweging van een aantal kwesties. Hoe verhouden in dit wetsvoorstel proportionaliteit en privacybelangen zich tot bewezen effectiviteit? Het wetsvoorstel lijkt uit te gaan van de gedachte dat het verzamelen van gegevens van kentekens op enig moment misschien weleens relevant kan zijn, en het mogelijkerwijs de pakkans vergroot. Die pakkans weegt voor dit kabinet zwaarder dan het belang van burgers om in onze rechtsstaat gevrijwaard te worden van overheidsbemoeienis en van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Dat zijn eigenlijk de twee uitersten die we vandaag moeten wegen.

Het zal de minister niet ongewoon voorkomen dat mijn fractie nogal wat vragen heeft over dit onderwerp; ik zie hem al ja knikken. Wij hebben vragen over het ongericht, lukraak verzamelen van gegevens die het gaan en staan van individuen in kaart brengen, zonder dat er een directe aanleiding voor is. Het doel van dit wetsvoorstel lijkt te zijn om in Nederlands ruim 10 miljoen kentekens te registreren, waarvan vele zich dagelijks op de Nederlandse wegen bevinden. Met een landelijk dekkend netwerk van camera's is er dus geen ontkomen meer aan. Dat is ook precies de bedoeling van deze minister: ze worden allemaal netjes in Opsteltens grote datavoorraadkast opgeslagen.

Dat die camera's kentekens vastleggen die matchen met een referentielijst van gezochte personen, daarvoor kan mijn fractie nog enig begrip opbrengen. Dat dit wetsvoorstel echter nog veel verder gaat, zodat alle kentekens die de camera passeren worden vastgelegd, ongeacht of ze matchen met die referentielijst, gaat wel heel erg ver. Dat is vergelijkbaar met dat maffe plan om een reisregister aan te leggen met alle vakantiegegevens van alle Nederlanders. Het wekt de indruk dat deze minister iedere Nederlander steeds meer als een potentiële crimineel gaat zien. Dat kan toch niet de inzet van dit kabinet zijn?

Vorig jaar hebben wij over dat reisregister gesproken. De minister zou daarop terugkomen. De hele Kamer was geschrokken van de aantasting van de privacy. Ik ben echter bang dat als dit voorstel straks doorgaat, er volgende week een voorstel voor zo'n reisregister ligt. Ik wil daar in dit debat duidelijkheid over hebben, en anders, zo zeg ik dreigend, zal ik mijn oude motie opnieuw gaan indienen om dat in elk geval te stoppen. Mijn hoofdvraag aan de minister is om nog eens overtuigend en met onderbouwend bewijs de noodzaak en de proportionaliteit van deze enorme visexpeditie aan te tonen.

Voor het aanpakken van voortvluchtige criminelen en het innen van openstaande boetes heeft de politie deze wet niet nodig. Dat kan nu allemaal al prima met de selectieve referentielijst en op basis van de Wet politiegegevens. Alle kentekens vastleggen is dus niet noodzakelijk voor de uitvoering van die politietaak. Dat is de opvatting van mijn fractie, maar ik hoor graag hoe de minister daartegenover staat. We lezen in de toelichting zelfs letterlijk: "Op het moment dat kentekens worden vastgelegd, is niet duidelijk in hoeverre zij van belang zullen zijn voor het opsporen van een strafbaar feit." Kan de minister heel precies toelichten hoe hij de noodzaak van dit ingrijpende voorstel onderbouwt? Welke concrete cijfers heeft de minister die aantonen dat het vastleggen van alle kentekens op enige schaal iets oplevert voor de opsporing? Als ik de toelichting goed heb gelezen, ontbreken die cijfers namelijk juist. Zelfs de vraag of ANPR effectief is voor de opsporing, is lastig te beantwoorden, zoals de minister zelf aangeeft in de memorie van antwoord. Of en in hoeverre al die data echt iets opleveren — laat staan dat zij belangrijke informatie opleveren — kan de minister nu dus nog niet met feiten onderbouwen. Misschien gebeurt dat straks. Moet deze wet haar eigen noodzaak dus niet gaan creëren? Moet met het invoeren van dit systeem blijken of het eigenlijk wel nut heeft? Dat de minister zelf twijfelt, blijkt eigenlijk ook uit de horizonbepaling in deze wet, want de wet geldt voor drie jaar en daarna eigenlijk niet meer. Het is echt een experiment: kijken of het lukt. Als we niet uitkijken, gaat dit experiment ten koste van de privacy.

Mijn tweede hoofdpunt betreft de waarborgen. Het wetsvoorstel pretendeert een aantal voorzorgsmaatregelen te nemen tegen willekeurige inmenging in het privéleven van de burger, namelijk een beperking van het gebruik en de toegang en een bewaartermijn van vier weken. Op zich klinkt dat goed, ook al mag die bewaartermijn wat mij betreft wat korter zijn. Straks moet echter niet alleen deze wet, maar ook een Algemene Maatregel van Bestuur al die waarborgen bieden. Ik nodig de minister ertoe uit om heel precies aan te geven wat hij in die Algemene Maatregel van Bestuur gaat doen. Juist omdat dit voor onze fractie zo zwaar weegt, willen wij zijn vrijheid in die Algemene Maatregel van Bestuur echt tot nul reduceren; dat snapt de minister ook. Is hij van plan om die Algemene Maatregel van Bestuur voor te leggen aan het College bescherming persoonsgegevens? Wij zouden het buitengewoon op prijs stellen als de minister de Kamer ook de Algemene Maatregel van Bestuur toestuurt, zodat we die bij de stemmingen in samenhang met het wetsvoorstel kunnen behandelen.

De techniek maakt het mogelijk om bestuurders herkenbaar te fotograferen. Dat is niet het doel, maar het is ook niet uitgesloten dat dit gebeurt. In de antwoorden van de minister staat dat het praktisch niet uitvoerbaar is om dit te voorkomen. Hoe denkt hij precies te regelen dat herkenbaarheid ongedaan wordt gemaakt en welke garanties geeft hij dat gezichten van personen niet kunnen worden geraadpleegd?

In een Algemene Maatregel van Bestuur wordt geregeld met welke foutmarge de ANPR-camera kentekens mag herkennen en aflezen, maar wat beschouwt deze minister als maximaal acceptabele foutmarge? Ligt dat bij 80%, bij 90% of bij 98%? Dit is een stukje techniek, maar dit luistert wel nauw. Als die camera's niet 100% goed werken, zijn wij namelijk helemaal bezig met het ontwikkelen van iets raars. Kan de minister dus aangeven met welke foutmarge hij wil rekenen?

De bewaartermijn is vier weken, maar wat gebeurt er als een auto dagelijks langs die ANPR-camera's rijdt? Dan kan dat kenteken eigenlijk oneindig lang in de database van de minister belanden. Hoe worden automobilisten straks beschermd tegen valse verdenkingen en verdachtmakingen? En bij wie ligt dan de bewijslast?

In de antwoorden van de minister lees ik: "Thans bestaan er geen plannen om een derde partij te betrekken bij het bewaren van de passagegegevens." Wij zagen bij de opslag van vingerafdrukken dat anderen toegang kunnen krijgen tot Nederlandse persoonsgegevens, bijvoorbeeld door de Patriot Act. Wil dat zeggen dat dit op enig moment ook voor ANPR aan de orde kan zijn? Ik wil dat de minister dit uitsluit. Hij heeft dat tot nu toe niet gedaan doordat hij het woordje "thans" heeft gebruikt in zijn beantwoording. Ik krijg hierop graag een concrete reactie.

Dan kom ik bij het onderwerp van de gestolen voertuigen en valse kentekens. Daarover is al bij interruptie gesproken. Hoe actueel is het register van gestolen voertuigen en valse platen? Hoe staat het daarmee. Kan de RDW garanderen dat hij dagelijks bestanden van gestolen voertuigen levert? Is dit werkbaar voor de RDW en de politie?

De wet vraagt nogal wat van de politie. Er komt een bulk van gegevens die moeten worden gematcht met allerlei referenties. Hoe uitvoerbaar is de wet voor de politie? Daarover wordt vaak gesproken. Zo wordt gezegd dat er veel data worden verzameld, maar ook dat die slecht kunnen worden geselecteerd doordat de techniek niet toereikend zou zijn. Kan de minister daar iets over zeggen?

Op de kosten wordt slechts minimaal ingegaan. Hoeveel gaat dit landelijk dekkend systeem de belastingbetaler kosten? Uit welke budgetten wordt het systeem betaald? Om welke bedragen gaat het?

Afrondend, het moge duidelijk zijn dat de fractie van D66 het wetsvoorstel ingrijpend vindt. Ik heb namens mijn fractie veel bezwaren naar voren gebracht, maar ik geef de minister de ruimte om daarop een reactie en een antwoord te geven.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp en herken de kritische inbreng van de fractie van D66, omdat zij altijd veel gewicht toekent aan de privacybelangen. Het verbaasde mij wel dat de heer Schouw vraagtekens zet bij de horizonbepaling. Juist de fractie van D66 vraagt toch altijd — zij heeft daartoe ook een motie ingediend — om bij privacybeperkende maatregelen zo mogelijk een horizonbepaling in de wet op te nemen?

De heer Schouw (D66):

Dat klopt, maar de heer Van der Staaij heeft toch ook gehoord waarom ik een opmerking maakte over de horizonbepaling? De minister geeft aan dat hier een groot experiment zal plaatsvinden. Het is een experimentwet en er is geen enkele zekerheid dat de wet zal werken. Daarom heeft de minister die horizonbepaling opgenomen. Ik prijs hem daarvoor. Hadden wij meer zekerheid, dan was die horizonbepaling er natuurlijk nooit gekomen.

De heer Van der Staaij (SGP):

De minister zegt juist, ook bijvoorbeeld in reactie op het advies van de Raad van State, dat dit geen experiment is. Dat is niet de reden van die horizonbepaling. De reden is dat er een strakkere lijn wordt gevolgd dat bij privacybeperkende maatregelen heel voorzichtig en terughoudend zal worden omgegaan met een horizonbepaling. In de Eerste Kamer is daarover een motie aangenomen. Ondergraaft de fractie van D66 met haar verweer tegen die horizonbepaling en het type argumentatie — "betekent dit dat de minister een beetje twijfelt" — haar pleidooi voor een horizonbepaling in dit soort wetgeving?

De heer Schouw (D66):

Nee, ik vind het fantastisch dat er een horizonbepaling is opgenomen. Ik wil hier echter een punt zetten, omdat geen enkele fractie in de Kamer en ook de minister niet het onomstotelijke bewijs kan leveren dat deze wet effectief is. De minister heeft het ook zo opgeschreven. Dit is een experiment en als de fractie van de SGP hiermee instemt, stemt zij in met een beleidsexperiment dat de privacy aantast. En dat moet iedereen weten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Nu zegt de heer Schouw dat het een experiment is. Dat klinkt alsof het met heel veel twijfels is omgeven. Is het niet simpelweg zo dat je, als je bevoegdheden verruimt die je tot nu toe niet had, nooit kunt zeggen: kijk, dit en dit zijn de effecten geweest? Dat mocht immers niet. Je moet dus eerst ervaring opdoen om te kunnen kijken of het werkt in de praktijk.

De heer Schouw (D66):

Zeker, dat ben ik helemaal met de heer Van der Staaij eens, maar ik wil wel voorkomen dat er hier partijen zijn die zeggen: en dit gaat nog werken ook. Niemand weet namelijk of dat echt zo is. Dat is niet bewezen. De minister schrijft zelf ook dat het hoogst twijfelachtig is. Dus we zullen zien of het werkt. Het is hopen. Dat is de verantwoordelijkheid die partijen op zich nemen als ze instemmen met dit wetvoorstel.

De heer Bontes (Bontes):

De heer Schouw gaat er volledig aan voorbij dat hiermee misdrijven zijn opgelost. Ik heb het dan over diefstal van auto's, een overval en zelfs en levensdelict. Het is niet te kwantificeren maar het resultaat is wel degelijk gebleken. En daar gaat de heer Schouw volledig aan voorbij. Ik zou graag van hem een toelichting krijgen op de bijdrage die het systeem levert aan de veiligheid.

De heer Schouw (D66):

De uitbreiding van het huidige systeem is nog niet bewezen. Ik heb het niet kunnen terugvinden. Ik heb iets gezien over een analyse van een aantal experimenten, maar dat is met terugwerkende kracht je gelijk krijgen. Daar heeft het College bescherming persoonsgegevens ook gehakt van gemaakt in zijn bijdrage. Dus er is helemaal niet bewezen dat dit ook maar enige bijdrage gaat leveren aan het oplossen van criminaliteit. Ik zou de eerste zijn die zich daardoor laat overtuigen.

De heer Bontes (Bontes):

De voorbeelden die in de memorie van toelichting genoemd worden, zijn harde feiten. Die zijn opgelost door middel van ANPR.

De heer Schouw (D66):

We hebben het nu over uitbreiding van de huidige gang van zaken. Alle kentekengegevens van iedereen worden opgeslagen gedurende vier weken. Bewijs dat dit een bijdrage levert aan het oplossen van criminaliteit is niet geleverd. Dat schrijft de minister zelf.

De heer Bontes (Bontes):

Voorzitter. Als portefeuillehouder ANPR, Automatic Number Plate Recognition, heb ik aan de wieg gestaan van dit systeem in de toenmalige politieregio Rotterdam-Rijnmond. En ik ben daar trots op. Privacy is een groot goed. Privacy is erg belangrijk. Het doet mij dan ook goed dat in dit wetsvoorstel de privacy is gewaarborgd. De camera's geven immers alleen kentekens weer en geen personen. De camera's zijn verder zodanig gepositioneerd dat er niet mee in woningen gekeken kan worden. Daarnaast zijn de gegevens alleen toegankelijk voor geautoriseerde opsporingsambtenaren. De bewaartermijn van de gegevens is slechts vier weken. Die termijn is gelijkgetrokken met die voor andere camerabeelden. Deze gegevens mogen bovendien alleen achteraf gebruikt worden als ze vermoedelijk noodzakelijk zijn voor de opsporing van strafbare feiten. We hebben het dan over delicten waar voorlopige hechtenis op toegelaten is.

De heer Schouw (D66):

Een robuust begin, waarbij alle waarborgen duidelijk zouden zijn. Is het echter niet zo dat de meeste waarborgen nog geformuleerd moeten worden in een Algemene Maatregel van Bestuur en ministeriële regelingen? Of kent de heer Bontes die al?

De heer Bontes (Bontes):

Wat ik zojuist noemde, zijn de maatregelen die al getroffen zijn. Dat staat ook in de memorie van toelichting. Dat garandeert de minister, namelijk dat er alleen kentekengegevens worden opgeslagen en niet de gegevens van personen en dat alleen geautoriseerde opsporingsambtenaren mogen zoeken en de database mogen opstellen. Dat zijn waarborgen die er al zijn.

De heer Schouw (D66):

Ik zal de heer Bontes een compliment geven, want ik ken hem als iemand die ook de privacy hoog in het vaandel heeft staan. Zou het dan niet verstandig zijn dat deze Kamer ook beschikt over de inhoud van de Algemene Maatregel van Bestuur en de ministeriële regelingen die voortvloeien uit dit wetsvoorstel? Dan kunnen we namelijk precies beoordelen hoe het allemaal exact is geregeld.

De heer Bontes (Bontes):

Privacy is inderdaad een groot goed en je moet ook continu de belangenafweging ter zake maken, maar ik heb ervaring met het systeem. Ik weet ook hoe de politie ermee werkt. Ik weet zeker dat door de manier waarop er nu mee gewerkt wordt en door de werkwijze zoals die nu door de minister wordt voorgesteld, de integriteit en de privacy daarbij zijn gewaarborgd. Voor mij is dat goed genoeg in de belangenafweging, gelet op de effectiviteit van het systeem, om te zeggen dat we zo door kunnen. Het is een belangenafweging. Het gaat mij om law and order. Het gaat mij ook om privacy. Op een gegeven moment moet je echter wel een keuze maken. Waar ligt dan het zwaartepunt? In dit geval ligt dat bij law and order, bij de bestrijding van misdaad. Ik ga zeker niet te lichtzinnig om met privacy, maar zoals het nu voorligt, kun je ermee van de kant.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dit is wel een belangrijk punt. Ik hoor de heer Bontes zeggen dat hij zelf ervaring heeft met het systeem en dat hij zeker weet dat een aantal zaken, waaronder de integriteit, geborgd is. Hoe weet de heer Bontes dat zo zeker? Ik vraag mij dat af. Er ontbreekt inderdaad nog een stukje invulling.

De heer Bontes (Bontes):

Volgens mij ontbreekt er geen stukje invulling. Alles is nauwkeurig vastgelegd, bijvoorbeeld wanneer je achteraf mag raadplegen. Bij staande controles is het heel simpel en is er het voordeel dat je juist onschuldige burgers kunt laten gaan. Je kunt iedereen die nog een gevangenisstraf moet uitzitten, een ontzegging van de rijbevoegdheid heeft of een betekenis in persoon of iets dergelijks moet ondergaan, eruit vissen. Je laat dus juist de onschuldige burgers gaan. Ik heb het dan over controles. Voor gebruik achteraf is gewaarborgd dat dit alleen maar bij bepaalde strafbare feiten kan. De bewaartermijn is vier weken. Alleen geautoriseerde opsporingsambtenaren mogen het systeem beheren. Al deze waarborgen zijn ingebouwd. Als ik dan kijk naar het belang van het systeem, waarmee zelfs een levensdelict en een overval is opgelost, kies ik echt voor de strijd tegen de misdaad. Ik kies wel voor privacy, maar in mijn beleving doe je de privacy hiermee niet te kort.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dus dan maakt het de heer Bontes niet zo heel veel uit hoe hoog het percentage hits is of hoeveel kentekengegevens je moet opslaan, wil je er een of twee criminelen mee pakken?

De heer Bontes (Bontes):

Mijn eigen praktijkervaring en de casussen die in de memorie van toelichting worden beschreven, zijn voor mij voldoende om te kiezen voor het ANPR-systeem. Een levensdelict oplossen is van heel groot belang. Overvallen oplossen is van groot belang. Of het er uiteindelijk per jaar tien of twintig zijn, maakt mij dan eigenlijk niet zo veel uit.

De voorzitter:

Mijnheer Schouw, u hebt op ditzelfde punt net ook al geïnterrumpeerd.

De heer Schouw (D66):

Ik begrijp het niet. De beschreven casussen zien toe op de huidige ANPR en toch niet op de voorgestelde uitbreiding?

De heer Bontes (Bontes):

De uitbreiding betreft alleen een termijn van vier weken. Je mag het vier weken opslaan. De zaken die zijn opgelost, zijn ook achteraf opgelost. Teruggaan naar een database en achteraf doorzoeken betreft geen heterdaadzaken. In de fase van de pilot, van het experiment, is achteraf teruggezocht en zijn de zaken opgelost. Dat doet dus niets af aan het wetsvoorstel. Het is puur precies hetzelfde.

De heer Schouw (D66):

Toch is het niet puur precies hetzelfde. In dit wetsvoorstel worden een landelijk dekkend systeem en een bewaartermijn van vier weken, een enorme uitbreiding, voorgesteld. De casussen zien alleen maar toe op de huidige situatie en niet op de toekomstige situatie. Dat is de heer Bontes toch met mij eens?

De heer Bontes (Bontes):

Daar ben ik het niet mee eens. In de genoemde zaken is achteraf opsporing verricht. De gegevens waren dus al verzameld in de database. De recherche is achteraf gaan kijken of een voertuig op een bepaald moment was gepasseerd. In dit wetsvoorstel wordt alleen een exacte termijn van vier weken genoemd. Op welk moment in de casuïstiek is overgaan tot onderzoek, of dat na twee of drie weken was, maakt dan eigenlijk niet zo veel uit. Het gaat om het principe dat het achteraf is geweest en niet op heterdaad.

De heer Van der Staaij (SGP):

Misschien nog een vraag ter verheldering. Anders blijft het wat hangen terwijl het volgens mij een feitelijk, helder punt is. Kan de heer Bontes bevestigen dat er tot begin 2010 een praktijk was van bewaren en vastleggen van die gegevens, tot het CBP heeft gezegd dat dit niet mocht en dat hier een wettelijke basis voor nodig was? De voorbeelden die de heer Bontes noemde komen uit die periode, toen men nog dacht dat het rechtmatig was om die gegevens te bewaren en ook op die manier te kunnen raadplegen.

De heer Bontes (Bontes):

Wat de heer Van der Staaij zegt, is 100% zuiver. Zo is het in de praktijk ook gegaan. Ik was in Rotterdam-Rijnmond bezig met het uitbouwen van ANPR en iedereen dacht dat dat mocht. Toen kwam de club van de heer Schouw, met name de heer Kohnstamm, en die zei: Bontes, dat mag je niet doen. Toen is het gereguleerd.

De voorzitter:

U bedoelt het College bescherming persoonsgegevens. Dat is wel iets anders, denk ik.

De heer Bontes (Bontes):

Ja, goed, maar de indruk was toch wel dat dit toen het stokpaardje van D66 was. Het CBP heeft daar toen een stokje voor gestoken en gezegd dat het niet mocht. Toen moest de minister met wetgeving komen. De politie dacht dat het doorzoeken van de systemen rechtmatig was, tot ze op de vinger werd getikt, en toen werd overgegaan tot wetgeving. Wat de heer Van der Staaij zojuist zei, klopt 100%. Dus is er, in het kader van dat experiment, achteraf in de systemen onderzocht welke overvaller op welk moment met welke auto een bepaald punt is gepasseerd, en zodoende zijn die overvallers achterhaald. Ik hoop dat ik de heer Schouw hiermee heb overtuigd.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Bontes (Bontes):

Het is duidelijk dat ik blij ben met het wetsvoorstel. ANPR is een bijzonder efficiënt en effectief hulpmiddel voor de politie, bijvoorbeeld in het geval van personen die worden gezocht omdat zij nog een straf moeten uitzitten, of als het gaat om personen die een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd hebben gekregen. Ook het op een later tijdstip kunnen terugkijken van beelden is een heel goede zaak. In mijn tijd bij de politie heb ik meegemaakt dat hierdoor verschillende misdrijven werden opgelost, waaronder een levensdelict. Ook kunnen er met behulp van dit systeem meer criminelen op heterdaad worden aangehouden. Ik geef een voorbeeld. Er rijdt een auto weg na een overval, een getuige noteert het kenteken en geeft dat door aan de meldkamer. De meldkamer voert het kenteken in, het voertuig passeert een ANPR-camera. De meldkamer krijgt dat door van die camera en stuurt direct voertuigen in de richting van die locatie. Ik vraag de minister hoe hij ervoor gaat zorgen dat dit systeem nog beter en nog meer benut gaat worden voor aanhoudingen op heterdaad. Zijn de meldkamers zo op orde dat er kan worden gewerkt op de manier zoals ik in mijn voorbeeld heb geschetst? Dan is het systeem nog effectiever, dan hoef je in de strijd tegen de misdaad niet achteraf te gaan zoeken en pak je gewoon meer daders op heterdaad. Tot slot kan ik nu al melden dat ik voor het wetsvoorstel zal stemmen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Voorzitter. Wij bespreken vandaag het wetsvoorstel waarmee geregeld wordt dat gegevens van de camera's voor de automatische kentekenherkenning, ook wel de ANPR, voor beperkte tijd opgeslagen mogen worden voor de opsporing van ernstige strafbare feiten, voor delicten waarvoor je in voorlopige hechtenis kunt worden genomen. Doordat het CBP een eerdere tijdelijke opslag afkeurde, is de regering nu gekomen met een aparte regeling en dat is een goede zaak. Bij het ontwerpen van deze regeling is uitdrukkelijk ingegaan op de effecten op de privacy van mensen en is gekeken naar hoe deze inbreuk zo klein mogelijk kan worden gehouden. Dat is systematisch gebeurd, door middel van een privacy impact assessment, oftewel een PIA. Ook is de werkingstermijn van de wet in eerste instantie beperkt tot drie jaar. Dat is een belangrijk moment, waarop de werkzaamheid van de wet beoordeeld kan worden en kan worden besloten of de inbreuk op de privacy gerechtvaardigd is. De PvdA waardeert deze omgang met privacy zeer en neemt aan dat de regering de ervaringen hiermee actief meeneemt. Graag hoor ik een reactie van de minister op zijn ervaringen met deze manier van privacywaarborging.

Om een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te rechtvaardigen, moeten nieuwe instrumenten noodzakelijk en proportioneel zijn. De meerwaarde van ANPR bij de opsporing is nu nog moeilijk vast te stellen. Ook in het buitenland zijn er nog geen duidelijke resultaten mee behaald. Wel is het voorstelbaar dat het kunnen volgen van een spoor van verdachten kan helpen bij het opsporen van strafbare feiten. Daarbij is gekozen voor een opslagtermijn van vier weken. Kan de minister de gedachte achter deze termijn uitleggen? Hoe wordt de informatie in de praktijk gebruikt en waarom past een termijn van vier weken hier nou juist zo goed bij? De PvdA staat kritisch tegenover een inbreuk op de privacy, dus wij moeten een eerlijke afweging maken om de opslag te stoppen als het niet werkt. Daarom is het van belang dat wij tijdens de werking van de wet de ervaringen nauwgezet volgen, zodat er een goede afweging over verlenging gemaakt kan worden. Door de mogelijkheid van verlenging is het echt van groot belang dat de evaluatie tijdig aan de Kamer gestuurd wordt. Kan de minister dit toezeggen?

In de opslag zullen onder andere foto's worden opgenomen van de auto's met nummerplaten, zodat gecontroleerd kan worden dat de herkenning correct was. De minister heeft toegezegd dat in de AMvB opgenomen wordt dat gezichten die herkenbaar zichtbaar zijn, niet bekeken mogen worden. Dat lijkt mij correct, omdat de foto's hiervoor niet gemaakt zijn. Maar ik hoor graag van de minister of het niet mogelijk is om de foto's met gewiste gezichten op te slaan. Dat is volgens mij privacy by design.

In het wetsvoorstel krijgt de regering de ruimte om een Koninklijk Besluit te nemen voor de verlenging en een AMvB vast te stellen om de regels voor de camera's uit te werken. Collega Segers heeft amendementen ingediend om deze besluiten aan de Kamer voor te leggen voor ze in werking treden. Wij staan sympathiek tegenover deze voorstellen en zijn benieuwd naar de reactie van de minister hierop.

De heer Schouw (D66):

Zou het, gezien het belang dat de PvdA hecht aan privacy en de open eindjes die er nog zijn in de Algemene Maatregel van Bestuur, niet veel beter zijn om die AMvB eerst te hebben, voordat we instemmen met het wetsvoorstel?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Nee, ik zou gaan voor de oplossing die de heer Segers aandraagt, waarbij we juist een evaluatie gaan uitvoeren van deze wet. Daarna kunnen we met elkaar kijken of we ermee doorgaan. Er moet toch een begin zijn, voordat de Kamer zich een mening erover kan vormen?

De heer Schouw (D66):

Ja, maar de AMvB en de ministeriële regeling horen bij de invoering van de wet. Dat gaat de Eerste Kamer straks ook tegen de minister zeggen. De Eerste Kamer zal niet instemmen met het wetsvoorstel, voordat ze de AMvB heeft gezien. Zou het niet goed zijn als de Tweede Kamer dat ook zegt, juist vanwege het belang van de privacy en alle open eindjes die er nog in zitten?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Nee, ik ben het daar niet mee eens. We bespreken nu het wetsvoorstel. Ik vind het een goed voorstel van de heer Segers om het moment te bepalen als we kunnen zeggen of de wet wel of niet doorgaat. De minister heeft in zijn AMvB al heel veel zaken aangegeven. Daar discussiëren wij nu over. Zo kijk ik ernaar, of begrijp ik iets niet?

De heer Schouw (D66):

Het klopt wel. De minister heeft alle vrijheid om zijn ministeriële regelingen te maken zoals hem dat uitkomt. Dat geldt voor een belangrijk deel ook voor de AMvB's. Zou het niet verstandiger zijn om dit te koppelen aan de goedkeuring die de Kamer eventueel geeft aan het wetsvoorstel, zodat we een totaalpakket hebben? We missen nu gewoon heel grote delen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ik mis die delen niet. Ik stel heel duidelijke vragen aan de minister en verwacht daar een aantal antwoorden op. Als deze antwoorden aansluiten bij het standpunt van de PvdA over dit onderwerp, sluit ik liever aan bij het voorstel van de heer Segers. Uiteindelijk krijgen we een wetsvoorstel dat wij controleren. Wij voeren er met elkaar een debat over en zullen uiteindelijk ons vertrouwen moeten geven. Wij hadden het eerder over de horizonbepaling. Voor de PvdA is de horizonbepaling geen teken van twijfel. Het is juist een instrument voor de Kamer om kritisch naar de privacyschending of -voorwaarden te kijken. Voor ons is het geen teken van twijfel, juist niet.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dank voor de positieve bejegening van onze amendementen door de PvdA. Ik heb nog een algemene vraag. Ik geloof dat de heer Schouw er in zijn eigen bijdrage al aan refereerde. Toen de minister zijn plan presenteerde om reisgegevens op te slaan, was de reactie van de PvdA negatief. Ze vond het niet proportioneel en had een heel kritische bejegening. Wat is precies het verschil tussen het opslaan van alle kentekens, wat natuurlijk een enorme hoeveelheid data oplevert, en het opslaan van alle reisgegevens? Waarom is het ene geval wel bespreekbaar en kan het andere geval rekenen op een zeer kritische bejegening van de PvdA-fractie?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Ik denk dat het verschil zit in het feit dat het nu puur om kentekens gaat. Het gaat om één gegeven, namelijk een auto die langs een camera rijdt, waarvan het kenteken wordt opgeslagen. Het wordt op dat moment niet aan een persoon gekoppeld. Als ik op het vliegtuig stap, worden al mijn reisgegevens opgeslagen: met wie ik reis, hoe laat ik vertrek, waar ik heenga, wat mijn tussenstop is et cetera. Dat zijn heel erg veel gegevens. De vraag is hoe proportioneel dat is. Dat is denk ik het goede woord: proportionaliteit. Zodra de camera's ook gaan scannen wie er in de auto zitten en als de foto's worden opgeslagen, verliest het systeem zijn proportionaliteit. Ik denk dat daar het verschil in zit.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik zie het verschil veel minder, omdat bij reisgegevens de data van alle reizigers worden opgeslagen. Het is vervolgens de vraag wanneer je de gegevens gaat ontginnen. Hetzelfde geldt voor de kentekens. Met de kentekens kun je ook nagaan waar men was, wanneer men er was en hoe vaak men reist. Het wordt allemaal opgeslagen. De data worden allemaal verzameld, dus ik zie veel meer overeenkomsten. Is de opslag van reisgegevens wel bespreekbaar als het onder dezelfde voorwaarden gebeurt als de opslag van kentekens? Is het plan van de minister dan bespreekbaar voor de PvdA-fractie?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Nu moet ik even snel schakelen naar een ander onderwerp. Wat ik mij herinner, is dat het bij de reisgegevens ging om een veel grotere verzameling aan gegevens. We hebben het dan over proportionaliteit. Dit is geen graaibak waarin je gegevens kunt opzoeken wanneer je daar zin in hebt. Er moet sprake zijn van een ernstig strafbaar feit. Bij de reisgegevens heb ik dat niet ter sprake horen komen. Daar ging het puur om het verzamelen van gegevens. Iedereen die een reisbeweging maakte, maar ook iedereen daaromheen, werd daar gewoon in opgenomen. Verder werd nergens naar gekeken. Bij de auto gaat het om het kenteken, en niet om wie er allemaal meereizen. Het gaat puur om het kenteken en om dat voertuig. Er is dus een heel duidelijk verschil. Dat verschil ziet u misschien wat minder, maar voor mij is dat er zeker.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Volgens mij kunnen wij de wetsvoorstellen over het bewaren van vlieg- en autogegevens niet met elkaar vergelijken. Er zijn vast een heleboel mensen in Nederland die veel reizen, maar er zijn er maar heel weinig die dagelijks met het vliegtuig reizen. Er zijn echter wel heel veel mensen die dagelijks in de auto zitten. Meent mevrouw Oosenbrug nou werkelijk dat we de burger moeten doen geloven dat we het hier alleen maar over auto's hebben? Auto's plegen toch geen misdrijven? Het gaat om de persoon die in die auto zit. Diegene komt in beeld als potentiële verdachte. Niet alleen van echte verdachten, maar van alle burgers die een kenteken op hun naam hebben worden de gegevens bewaard.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Laten wij vooropstellen dat ANPR, zoals ik het gelezen en begrepen heb, geen start van een onderzoek is. Het zal dus nooit zo zijn dat ANPR gebruikt wordt om een onderzoek te starten. Op het moment dat het kenteken wordt gebruikt, is iemand al verdacht. Het is dus een aanvulling op een onderzoek en niet de start daarvan. Ik ben het er niet mee eens dat iedereen verdacht is.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dan ben ik heel benieuwd wat de PvdA dan wel vindt. Ik kan me namelijk nog heel goed herinneren dat de collega van mevrouw Oosenbrug, de heer Recourt, in een algemeen overleg over precies dit wetsvoorstel zei dat het opslaan van kentekengegevens van burgers gedurende vier weken privacyschendend is. Ik weet niet precies wanneer dit was, maar het gebeurde ergens in de afgelopen twee jaar.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA):

Daar hebben wij het ook over gehad. In mijn bijdrage heb ik al aangegeven dat ik van de minister heel graag de onderbouwing van die vier weken wil horen. Er zal iets opgeslagen moeten worden. Er is een moment tussen rechercheren en naar de data kijken. Dat moment is er nu eenmaal. De vraag is of dat vier weken, twee dagen of één dag is. Ik weet dat niet. Ik hoor graag de reactie van de minister voor ik daarop doorga.

Verder viel het de PvdA op dat de korpschefs in hun brief lieten doorschemeren dat ze er behoefte aan hebben om de opslag van gegevens te verbreden tot alle sensoren die de politie bij haar werk inzet. Zoals mijn collega van de SP ook al aangaf, lijkt de politie daarbij wel een rupsje-nooit-genoeg, dat alle mogelijkheden wil benutten om informatie te verzamelen en op te slaan. De PvdA vindt dit een gevaarlijke wens en vindt dat het aan de politiek is om duidelijke grenzen aan de informatieverzameling te stellen.

Mijn collega Marcouch heeft een tijd geleden al vragen gesteld over het sensornetwerk dat de politie aanlegt. Hierbij gaat het onder andere om slimme camera's en privécamera's, die allemaal verbonden worden met de politie. Deze vragen zijn nog niet beantwoord, maar over het netwerk van sensoren moeten wij nog eens heel kritisch met de minister in gesprek gaan. Dat geldt ook voor de wens om al deze gegevens op te slaan. Het is duidelijk dat er steeds meer kan, maar we moeten goed nadenken over wat we daarmee willen. Daarom wil ik de minister vragen deze opslag in het grotere kader te plaatsen van gegevens die de politie krijgt, opslaat of zou willen opslaan. Hoe wordt er gewerkt aan een sensornetwerk, en wat kan daar nou eigenlijk mee? Wat is de richting die de minister daarin voor zich ziet, en hoe passen de wensen van de politie daarin?

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Collega Oskam is vanwege zijn lidmaatschap van een parlementaire enquêtecommissie niet aanwezig. Ik zal een aantal vragen namens hem stellen. Het ingewikkelde is dat de CDA-fractie het wetsvoorstel iets minder kritisch bejegent dan de ChristenUnie-fractie, dus er zit een lichte spagaat in mijn bijdrage. Ik zal echter luid en duidelijk aankondigen als ik een vraag namens de heer Oskam stel en aangeven als mijn eigen betoog weer verdergaat.

Elk Kamerlid zal blij zijn als meer criminelen sneller worden opgepakt. De technologie biedt hiervoor steeds meer mogelijkheden. Wij moeten echter ook kijken naar de keerzijde daarvan, zoals de gevolgen voor de privacy. In feite is dat in een notendop het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. Nu al worden kentekens geregistreerd met camera's. Het wetsvoorstel biedt een wettelijke basis om deze gegevens vier weken te bewaren, zodat de politie achteraf kan zien of bijvoorbeeld de auto van een verdachte rond het tijdstip van een overval in de buurt was. Op die manier zou onderzoek in theorie veel efficiënter kunnen. Ook in het buitenland zijn er positieve ervaringen met dit systeem, zoals al is gememoreerd. Invoeren dus, zou je zeggen.

Op basis van het wetsvoorstel gaan wij echter een enorme berg aan data van vervoersbewegingen van veelal onschuldige mensen verzamelen. Het is de vraag hoe wenselijk dat is. En hoe groot wordt die dataverzameling? De minister is op dit punt niet duidelijk. Enerzijds wil de minister de ANPR-camera's heel gericht inzetten, anderzijds sluit hij een landelijk dekkend netwerk van camera's, waarmee volledige reisbewegingen kunnen worden nagegaan, niet uit. Wij stellen vast dat er sprake is van een glijdende schaal. Gaan wij bijvoorbeeld dit systeem straks ook op lokale wegen toepassen? Het College bescherming persoonsgegevens was uitermate kritisch over het wetsvoorstel. Zowel proportionaliteit als subsidiariteit zou onvoldoende aangetoond zijn. Het wetsvoorstel is daarop aangepast en aangescherpt, maar mijn fractie vindt dat dit nog niet voldoende is gebeurd om te kunnen instemmen met het wetsvoorstel.

Ik ga eerst in op de subsidiariteit. De minister schermt met enkele onderzoeken, maar in feite weten wij niet hoe groot de toegevoegde waarde van het bewaren van kentekengegevens zal zijn ten opzichte van de huidige bevoegdheden van de politie. Het is dan een heel grote stap om zoveel data te gaan bewaren. De minister stelt daarom voor om de wet na drie jaar te evalueren, wat heel redelijk klinkt. De vraag is echter wanneer de wet succesvol is en wanneer niet. Waar ligt de grens voor de minister? Wanneer zegt hij dat men weliswaar een paar zaken heeft kunnen oplossen, maar dat dit niet opweegt tegen de privacyeffecten en dat hij de maatregel derhalve intrekt? De minister zegt nergens zwart-op-wit wat zijn toetsingscriterium is. Hij zegt alleen dat hij naar de effectiviteit van de strafrechtketen zal kijken en dat hij zal nagaan of de risico's van het privacy impact assessment zich hebben voorgedaan. Het kan dus nog alle kanten uitgaan bij de evaluatie. De criteria zijn wat de ChristenUnie-fractie betreft niet smart geformuleerd. Is de minister het eens met mijn fractie dat bij de evaluatie niet alleen de effectiviteit, maar ook de noodzaak van de maatregel opnieuw dient te worden aangetoond, zoals ook het College bescherming persoonsgegevens stelt?

Op verzoek van collega Oskam van de CDA-fractie vraag ik of bij de evaluatie niet alleen expliciet aandacht zal worden besteed aan de duur van de bewaartermijn, maar ook aan de bewaartermijn in andere landen en de betekenis daarvan voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten, ook op de langere termijn.

De minister gaat in de periode voorafgaande aan de evaluatie bijhouden hoe vaak het ANPR-systeem geraadpleegd wordt en wat er met de desbetreffende gegevens is gedaan. Tegelijkertijd stelt de minister dat in dossiers vaak niet terug te vinden is of ANPR-gegevens een rol hebben gespeeld. De vraag is dus hoe de minister straks zal onderzoeken wat er met de gegevens is gedaan. Moet dan voor elke keer dat gegevens worden opgevraagd een heel strafdossier worden geanalyseerd? Dat lijkt mij ondoenlijk. Kunnen wij niet vooraf regelen dat ook wordt geregistreerd of de opgevraagde gegevens een toegevoegde waarde hebben gehad en, zo ja, in hoeverre? Ik overweeg een amendement in te dienen waarin wordt geregeld dat in de voorgestelde AMvB ook regels kunnen worden opgenomen over de verdere verwerking van de opgevraagde gegevens, zodat het resultaat op een standaard wijze kan worden vastgelegd en wij over drie jaar een zinnige evaluatie kunnen hebben.

De minister stelt voor om bij een positieve evaluatie de AMvB via Koninklijk Besluit permanent te maken. Natuurlijk kan de Kamer bij de evaluatie op de rem gaan staan, maar mijn fractie heeft liever dat de minister een dergelijk besluit pas neemt als het eerst expliciet aan de Kamer is voorgelegd. Om die reden heb ik een amendement ingediend — collega Oosenbrug refereerde er al aan — waarin een lichte voorhangprocedure wordt geregeld.

Dan kom ik bij de proportionaliteit. Met dit wetsvoorstel komt het opslaan en bewaren van kentekengegevens los te staan van gepleegde misdrijven als zodanig. Het achteraf in gegevens kijken, kan altijd toegevoegde waarde hebben. De vraag is echter of dit zo'n zwaar instrument waard is. Het antwoord op deze vraag kan wat de fractie van de ChristenUnie betreft per locatie en periode verschillen. Als er rond een grote stad bovengemiddeld veel overvallen zijn, kan het nuttig zijn om een tijdje de kentekengegevens op te slaan om meer zaken te kunnen oplossen. Dat is echter wat anders dan het structureel bewaren van Nederlandse kentekengegevens van veel locaties. Met andere woorden: wat de fractie van de ChristenUnie betreft moeten in het wetsvoorstel de opsporing en de proportionaliteit meer centraal staan dan de registratie als zodanig, die nu de boventoon voert. Om die reden heb ik ook een amendement ingediend. Dit amendement regelt dat wegen waarvan passagegegevens worden opgeslagen, expliciet moeten worden aangewezen door de hoofdofficier van justitie, en voor een afgebakende periode. Hierbij moet bovendien sprake zijn van een opsporingsbelang. Het moet dus heel proportioneel zijn. Dit past meer bij de zwaarte van het voorgestelde opsporingsinstrument en garandeert een meer selectieve toepassing. Nu zal de minister wellicht opmerken dat het gericht opslaan van gegevens in het kader van opsporing nu al kan. Hij geeft zelf in de memorie van toelichting aan dat dit kan op grond van artikel 3 van de Politiewet. Artikel 3 is echter een heel algemeen artikel over de taak van de politie. Wat betreft de fractie van de ChristenUnie horen opsporingsmethoden zoals ANPR daar niet aan te worden opgehangen. Opsporingsmethoden horen in het Wetboek van Strafvordering. Is de minister dat met mij eens? Mijn amendement regelt dit en het betekent ook een kleine verruiming van de huidige mogelijkheden op grond van artikel 3, omdat het daarmee ook mogelijk wordt om een aantal wegen in een regio aan te wijzen, bijvoorbeeld omdat deze regio slecht scoort in overvalstatistieken, zonder dat er direct een indicatie is dat deze overvallen met elkaar te maken hebben.

Na dit wat meer fundamentele punt wil ik nog ingaan op enkele specifieke onderdelen die raken aan de proportionaliteit en het bewaren van kentekens. Allereerst kom ik bij het gebruik van de gegevens. De minister gaat hier uitvoerig op in. Het College bescherming persoonsgegevens vond dat de formulering voor welke misdrijven het kentekenregister mag worden geraadpleegd te ruim. De minister heeft dit beter gespecificeerd en het na het advies van de Raad van State nog verder aangescherpt. Ik dank hem daarvoor. Ook mogen gegevens niet zomaar worden ingezien. Hiertoe is een verzoek nodig aan een geautoriseerde opsporingsambtenaar. De ChristenUnie is blij met de toezegging van de minister dat elke keer dat het register wordt geraadpleegd, dit zal worden opgenomen in een logboek, en dat duidelijker is vastgesteld dat gegevens na vier weken worden vernietigd.

De heer Bontes (Bontes):

Is wat de heer Segers zei over het tijdelijk plaatsen aanwijzen als er meer overvallen zijn in bepaalde gebieden iets van hemzelf of is dat iets van het CDA?

De heer Segers (ChristenUnie):

Dat is van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Bontes (Bontes):

Hoe kijkt de ChristenUnie-fractie aan tegen rondtrekkende bendes, die van stad naar stad in de grensstreek actief zijn? Hoe pak je die aan met ANPR? Hoe ziet de heer Segers dat voor zich?

De heer Segers (ChristenUnie):

Als een grensregio, of welke regio dan ook, daarvan buitensporig en dus bovengemiddeld veel last heeft, zou je die regio kunnen aanwijzen en zeggen: nu is het proportioneel en nu is het toegestaan om dit middel daarvoor in te zetten. Dan is het proportioneel en dat is echt van een andere orde dan het opslaan van alle gegevens van alle automobilisten.

De heer Bontes (Bontes):

Die bendes houden zich echter niet aan een regio. Zij trekken dwars door het hele land heen. Hoe los je dat dan op? Dan is er toch sprake van onderbenutting van de kwaliteit van het systeem?

De heer Segers (ChristenUnie):

Dat is precies de afweging: heiligt het doel elk middel? Wat de fractie van de ChristenUnie betreft is dat niet zo. Het moet proportioneel zijn, je moet het gericht kunnen inzetten, met een bevel van de hoofdofficier, in een bepaalde regio en in een bepaalde periode. Je hebt het dan echt over een andere toepassing dan het algemeen opslaan. Nogmaals, wij weten niet of het opslaan van alle gegevens effectief is; dat zal echt nog moeten blijken. Maar als je het doet, moet het veel gerichter dan wat met het wetsvoorstel nu wordt voorgesteld.

Qua formele waarborgen lijkt het wetsvoorstel dus aanmerkelijk verbeterd, maar hoe gaat het in de praktijk? Ook bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie, kortweg het CIOT-systeem van de politie, waren er allerlei waarborgen. Toch bleek dit systeem vaak ongeautoriseerd te worden gebruikt. Wij wachten dan ook nog steeds op verbeteringen. Ik krijg graag de toezegging van de minister dat bij de evaluatie ook nadrukkelijk naar het functioneren van de autorisatie en de login wordt gekeken. Dus: wie komt er in dat systeem?

Tweede specifieke punt is de hoeveelheid camera's. Momenteel zijn er zo'n 200 ANPR-camera's. In een bijzin meldt de minister dat er 200 flitspalen bij komen, die ook deze functionaliteit krijgen. De minister brengt dit alsof het sober is, omdat er in totaal 600 flitspalen zijn. Maar met 400 camera's kun je in vier weken erg veel auto's registreren. De aantallen worden nergens onderbouwd. De minister geeft geen antwoord op de vraag hoe vaak een gemiddelde autorijder straks in het bestand voorkomt. Dat zal per regio verschillen, omdat er in Rotterdam waarschijnlijk meer camera's komen als in een provincie als Drenthe, maar kan de minister dan ten minste voor verschillende regio's een indicatie geven?

Er komen ook wegingsfactoren voor de plaatsing van camera's. Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd dat hierbij ook naar netwerkeffecten zal worden gekeken. Voor de proportionaliteit maakt het namelijk uit of je spreekt van één camera of een netwerk van camera's. Eerst zouden de wegingsfactoren in een ministeriële regeling worden opgenomen. Naar aanleiding van de inbreng van de Kamer wordt dit een Algemene Maatregel van Bestuur. Maar dan heeft de Kamer er nog geen invloed op. De ChristenUnie-fractie stelt via een amendement voor om de AMvB voor te hangen bij de Tweede Kamer, aangezien met deze wegingsfactoren pas concreet zichtbaar wordt hoe vaak de camera's zullen worden ingezet.

Mijn vierde punt betreft de bewaartermijn. Ook hier geldt een lichte spagaat tussen de bijdragen van de CDA- en de ChristenUnie-fractie. Laat ik beginnen met de vragen van collega Oskam.

De CDA-fractie wil weten waarom niet is gekozen voor een langere bewaartermijn, met name ook gezien de langere termijnen die het Verenigd Koninkrijk hanteert. Kan de minister aangeven wat in het Verenigd Koninkrijk de winst is van een bewaartermijn van vijf jaar ten opzichte van de kortere termijn die in Nederland gaat gelden? Kan hij aangeven of, en zo ja, welke problemen zich, met name bezien naar privacyaspecten, in het Verenigd Koninkrijk voordoen als gevolg van de daar geldende bewaartermijnen? Hoe verhoudt de Engelse situatie zich tot de uit het EVRM voortvloeiende eis van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit.

Omgekeerd heeft de ChristenUnie-fractie vragen die zich meer richten op de kortere termijn. Het CBP, het College bescherming persoonsgegevens, merkt op dat de bewaartermijn van vier weken niet wordt onderbouwd. Feitelijk is voor het gemak aangesloten bij de bewaartermijnen van gemeentelijk cameratoezicht. De minister gaat niet in op de kernvraag van het college: moet en kan het niet gewoon korter dan die vier weken?

De vorige minister van Justitie was in 2010 van plan om een vergelijkbaar voorstel in te dienen met een bewaartermijn van tien dagen. Dat is een groot verschil. De minister verdedigt zich door te stellen dat gemeentelijk cameratoezicht voor de privacy feitelijk ingrijpender is dan het registreren van kentekens en dat daarbij ook een termijn van vier weken geldt. Dat is nog geen overtuigend argument waarom de bewaartermijn niet omlaag kan. Ik heb daarom ook een amendement ingediend dat de termijn stelt op twee weken.

Ik rond af. Het gevaar van het opslaan van kentekengegevens is dat we het voor steeds meer doelen zullen gaan gebruiken. De SP-fractie sprak al over function creep. De minister verzekerde steeds dat dit niet het geval is, omdat het gebruik strikt wordt ingekaderd door deze wet. Zo is datamining, het graven in data, niet toegestaan. Er mag alleen gezocht worden op specifieke kentekens op specifieke locaties, als er sprake is van een verdenking. Voor gebruik van andere doelen is een wetswijziging nodig. Maar door nu akkoord te gaan met het opslaan van gegevens is de stap naar wettelijke verruiming wel makkelijker te zetten. We hebben die gegevens toch. Waarom zouden we die dus niet ook voor andere doeleinden gebruiken? Verschillende fracties dringen hier in de schriftelijke ronde ook op aan. Dit punt baart mijn fractie zorgen. Het is een extra reden om kritisch naar het wetsvoorstel te kijken.

Ik heb veel vragen gesteld en een aantal voorstellen gedaan voor verbetering van de wet. Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie kritisch is, maar we zien hoe dan ook uit naar de reactie van de minister.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik zat de positie van de ChristenUnie af te wegen aan de hand van de ingediende amendementen en met name vanwege de proportionaliteit. De minister heeft geoordeeld dat het middel proportioneel is. De amendementen lezend, kom ik tot de conclusie dat er volgens de ChristenUnie-fractie sprake is van proportionaliteit als aan de voorwaarden is voldaan die zij in de amendementen heeft opgenomen. Ik verwijs nu even expliciet naar het amendement op stuk nr. 11, als de wegingsfactoren dus in de wet zijn opgenomen.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dat is een belangrijk amendement. Als dat uw vraag is, dan is dat absoluut waar. Er moet inderdaad veel proportioneler worden ingezet, waarbij ik denk aan aspecten als regio, tijd en bevel hoofdofficier. Dat zijn heel belangrijke voorwaarden.

Mevrouw Helder (PVV):

De ChristenUnie zal dus voor het wetsvoorstel stemmen als de amendementen worden aangenomen, en anders niet.

De heer Segers (ChristenUnie):

De finale afweging komt nog, maar het amendement op stuk nummer 11 is voor ons heel belangrijk.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage, en voor uw collegialiteit jegens het CDA.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Mag je voor het opsporen van bepaalde misdrijven elk middel inzetten dat je maar kunt bedenken als politieagent? Het antwoord hierop is gelukkig "nee, dat mag niet". We leven niet in een politiestaat waarbij elke stap van de burger precies wordt nagegaan. Alleen maar in bijzondere gevallen mogen de gangen van mensen wél worden nagegaan. Dat is de eis die de rechtsstaat, zoals wij die in Nederland kennen, aan de overheid stelt. De overheid mag niet onnodig in de levens van burgers binnendringen. En als dat wél nodig is, dan mag dat alleen gebeuren op grond van duidelijke wetten en regels.

Ik wil deze opmerking graag even maken, aangezien er altijd de nodige scholieren op de tribune zitten. We hebben het er vaak over dat we graag willen dat misdrijven worden opgelost, wat heel goed en heel belangrijk is, en de politie moet daar heel veel bevoegdheden voor hebben, maar aan de andere kant mag niet zomaar alles, want stel je voor dat er allerlei gegevens van jou worden gebruikt waarmee heel andere dingen worden gedaan die je niet wilt. Daarom voeren we vaak, net als vandaag, goede debatten over wat wel mag en wat niet. De SGP vindt het heel belangrijk om te kijken naar het belang van het opsporen van misdrijven, en naar de vraag of niet te ver wordt gegaan bij het inperken van de privacy.

Ik begin gelijk met de conclusie: ik vind al met al dat dit wetsvoorstel daar op een evenwichtige manier mee omgaat. Dit is geen wondermiddel, maar het kan wel een nuttige bijdrage leveren aan het opsporen van misdrijven en het rondmaken van het bewijs in bepaalde zaken. Juist in de periode waarin de politie veronderstelde dat dit nog rechtmatig was, dus voor 2010, waren voorbeelden te zien hoe dat kan werken: het lichaam van iemand die door een misdrijf om het leven was gekomen werd bij een autoweg gevonden, waarna aan de hand van de kentekengegevens kon worden vastgesteld dat sporen van de auto waarvan de verdachte gebruik had gemaakt, bij de plaats waar het stoffelijk overschot uiteindelijk was neergelegd werden aangetroffen. Dat hielp bij het rondkrijgen van het bewijs. Dit is een heel concreet voorbeeld. Je hebt niet heel veel fantasie nodig om je te kunnen voorstellen dat dat bij kan dragen aan het bewijs.

Mag het in alle gevallen? Daarbij is de proportionaliteit van groot belang. Er moet bekeken worden in hoeverre het middel, de automatische opslag van gegevens, proportioneel is. Belangrijk hierbij is dat het opvragen van gegevens alleen mág in het kader van de zwaardere misdrijven, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Dat is een duidelijke rem. Daarbij is het vooral van belang hoe de bij algemene maatregel van bestuur vast te leggen criteria luiden. Als op elke kilometer snelweg een camera komt te staan, gaat er wel iets mis met de proportionaliteit. Daarom vinden wij het van belang dat daarvoor nadere waarborgen komen. Van het cameraplan is ook terecht gezegd dat het erg van belang is om het bereik van de bevoegdheden in dit wetsvoorstel vast te stellen.

Essentieel is ook om de bewaartermijn van de gegevens vast te leggen. Het is duidelijk dat het bewaren alleen voor een beperkte periode mag plaatsvinden en het raadplegen voor een beperkt aantal doelen. Dat zijn belangrijke inperkingen. Hoe bepaal je de termijn van vastleggen? De SGP-fractie vindt die termijn van vier weken te verdedigen en begrijpelijk, ook als we meer wetssystematisch kijken hoe het in de Gemeentewet is geregeld. Ik heb goed geluisterd naar de woordvoerder van de ChristenUnie, die zich kritisch afvroeg of het niet korter moet. Vervolgens stelde het CDA de kritische vraag of het niet langer moet. Dan is die vier weken wel een goede termijn.

De raadpleging van de gegevens is aan een aantal voorwaarden gebonden. Wij vragen aandacht voor de voorwaarde dat het raadplegen alleen kan op basis van de wettelijk toegestane doelen; dat is echt een limitatieve opsomming. Zou het in dat kader ook niet verstandig zijn om in artikel 126jj, derde lid, te zeggen dat die bewaarde gegevens uitsluitend kunnen worden geraadpleegd voor de twee gevallen die onder a en b worden genoemd? Zou het toevoegen van het woordje "uitsluitend" hier dus niet helpen?

Over de horizonbepaling had ik net een interruptiedebat met D66. Met horizonbepalingen loop je altijd een beetje het risico dat er een soort twijfelachtigheid rond een wetsvoorstel hangt in de trant van "zullen we het wel doen". Daarmee lok je een beetje uit dat men zegt: je hebt er zeker niet goed over nagedacht, want dan had je het gelijk voor altijd geregeld. Eerlijk gezegd had de aarzeling van onze fractie in het verleden ten aanzien van horizonbepalingen ermee te maken dat het ook weleens de andere kant uit kan werken: het vervalt toch over een paar jaar, dan gaan we goed evalueren, dus doe het maar. Dat zou niet de bedoeling moeten zijn, maar we hebben ons wel laten overtuigen door discussies in de Eerste Kamer en diverse pleidooien in de Tweede Kamer: al vinden we dat het een waardevolle bijdrage kan leveren en dat het boven het experimentele stadium is verheven, dan nog kan het, gelet op de ingrijpendheid van elke privacy-inperking, nuttig zijn om pas de knoop door te hakken als we weten hoe het in de praktijk uitpakt. Dan kan de weging nog nauwkeuriger op basis van de praktijkervaring plaatsvinden. Wat dat betreft kunnen wij ons vinden in de horizonbepaling.

Mijn allerlaatste opmerking gaat over de huidige praktijk van de toepassing van de automatische kentekenherkenning voor de normale politietaken. Daar heb je deze wet eigenlijk niet voor nodig, want het mag al. Het gaat daarbij om voertuigen waarvan blijkt dat ze zijn gestolen, waarvan de eigenaar nog een flink aantal achterstallige boetes heeft openstaan of waarbij de verdenking van een misdrijf is gelieerd aan het desbetreffende voertuig. Tijdens een werkbezoek bij de politie hier niet ver vandaan, heb ik een tijdje terug gezien hoe fantastisch dat kan uitpakken en hoe waardevol dat instrument voor de praktijk is. Tegelijkertijd zie je vanaf die werkplek welke vragen het kan oproepen met betrekking tot zaken die niet kunnen. In dat verband zou ik twee vragen willen doorgeleiden naar de minister. Als eerste vraag ik mij af of het geen functie zou hebben om ook buitenlandse kentekens in het systeem op te nemen. We hebben juist ook heel veel discussie gehad over boetes die niet in het buitenland kunnen worden geïncasseerd. Kan het dus niet helpen om het ook op buitenlandse kentekens toe te passen? Mijn tweede vraag betreft het volgende. De politieagent met wie ik meereed vond het erg onbevredigend dat hij wel zag opflitsen welke FIOD-dingen er allemaal mis waren en dat er allerlei motorrijtuigenbelasting niet was betaald, maar dat het vervolgens niet tot zijn politietaak behoort om daar actie op te ondernemen. Dat komt dan ook wel wat zuur over. Is daar een mouw aan te passen?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Volgens mij was dit een heel helder betoog, maar ik mis nog een beetje datgene waarmee de heer Van der Staaij zelf begon, namelijk de SGP-visie op de vraag of dit wetsvoorstel zowel subsidiair als proportioneel is in relatie tot datgene wat we ermee willen bereiken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb eigenlijk impliciet gezegd dat ik dit al met al, met de nu aangekondigde of al vastgelegde waarborgen, evenwichtig vind. We zullen ook nog de amendementen bekijken. Een lichte voorhangprocedure om nog te kunnen checken of die waarborgen inderdaad hun beslag krijgen in de AMvB, vind ik bijvoorbeeld een waardevolle toevoeging. Ook het punt van het cameraplan vind ik belangrijk: het klinkt evenwichtig, maar als je op elke hoek van de straat een camera zet, slaat het wel door. Ook die knop is voor ons dus belangrijk. Bij de bewaartermijn en de gevallen waarvoor je dit mag raadplegen, gaat het echter om heel belangrijke keuzes. Die keuzes steunen wij; die vindt de SGP-fractie evenwichtig.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De SGP zegt dus eigenlijk dat het voor vier weken opslaan van gegevens van tamelijk willekeurige burgers wel kan. Dat verbaast mij een beetje, omdat ik de SGP meen te kennen als een partij die de soevereiniteit van burgers heel hoog in het vaandel heeft staan en vindt dat de Staat je niet allerlei dingen kan opleggen en dat je een bepaald recht heb om de zaken te organiseren zoals je dat wilt. Ik vraag mij dan ook af waar de grens voor de SGP ligt. Zou het door mij genoemde voorbeeld van een armband waarmee burgers zouden moeten gaan lopen, wel een brug te ver zijn? Of is dit een stap en kunnen we nog meer stappen verwachten?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik wilde net zeggen dat het bij heel veel van deze onderwerpen altijd lastig is om heel scherpe grenzen te trekken; daarom hebben we daar telkens opnieuw een debat over. Mevrouw Gesthuizen helpt mij echter door een nogal absurd voorbeeld te geven. Daarvan zegt iedereen — in ieder geval de SGP-fractie — dat dat natuurlijk volstrekt buiten de orde is. We moeten dit echter wel in proporties blijven zien. Als kentekengegevens voor een korte tijd worden opgeslagen en als daar verder eigenlijk niets mee mag gebeuren behalve voor de opsporing van ernstige misdrijven, moeten we dat niet ineens zien als een ernstige inperking van de privacy. Als we dat al veel te ver vinden gaan, hebben we ook iets uit te leggen aan de andere kant. Ik noem bijvoorbeeld de situatie waarin we de dader van een moord te pakken of achter slot en grendel hadden kunnen krijgen als we de autogegevens hadden gehad. Ook dat belang moeten we serieus nemen en moeten we niet al te gemakkelijk negeren. Je komt hier alleen uit als je de waarden en de belangen aan beide kanten serieus wilt meewegen. Ik geef graag toe dat de waarde van dit voorstel in — dat geef ik graag toe — een beperkt aantal gevallen groot kan zijn. Ik vind de inperking van de privacy, gelet op alle waarborgen, betrekkelijk gering.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen, uw laatste vraag.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb dat voorbeeld niet voor niets gegeven, afgezien van het feit dat sommige mensen hun auto wel degelijk als een sieraad voor zichzelf zien. Ik vind die stap niet zo gek. Wat zou er eigenlijk op tegen zijn? Een kenteken ben je niet zelf en een armbandje ben je ook niet zelf. Waarom zouden we dat niet een weekje bewaren? Het zit alleen in die database, net als met die kentekens het geval is. Daar doen we verder toch niets mee?

De heer Van der Staaij (SGP):

Je moet bij elke stap altijd weer zorgvuldig afwegen hoever je daarin kunt gaan. Mevrouw Gesthuizen zegt: als je de eerste stap hebt gezet, kun je dan ook de tweede stap zetten? Ja, dat kan soms, bijvoorbeeld bij DNA-gegevens. Over het bewaren van bepaalde DNA-gegevens waren we hier eerst heel kritisch en dat is langzamerhand iets uitgebreid, maar altijd wel op basis van een zeer zorgvuldige weging. Dat vind ik de goede benadering. Ik vind niet dat heel ruim alles mogelijk moet worden gemaakt omdat je niet weet waar het goed voor is. Nee, er moet altijd heel precies worden bekeken en gewogen wat wel of niet proportioneel is en of aan alle andere eisen wordt voldaan. Dit moet altijd op wettelijke basis gebeuren. Dat is ook een heel belangrijke rechtsstatelijke waarborg.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage.

Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. Ik stel voor dat wij de lunchpauze combineren met de schorsing die de minister nodig heeft om zich voor te bereiden op zijn antwoord.

De vergadering wordt van 12.17 uur tot 12.56 uur geschorst.

Naar boven