8 Kinderopvang

Aan de orde is het VAO Kinderopvang (AO d.d. 26/03).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Aan dit debat nemen zeven Kamerleden deel, van wie er vijf zullen spreken.

Ik geef het woord aan de heer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Ik wil de Kamer de volgende uitspraak voorleggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in de "brede verkenning naar de toekomstige wettelijke positie van ouderparticipatiecrèches (opc's)" deze crèches geen plaats biedt binnen het stelsel van gesubsidieerde kinderopvang;

constaterende dat de ouderparticipatiecrèches in Nederland al meer dan 40 jaar bestaan;

overwegende dat de kwaliteit van de kinderopvang bij de ouderparticipatiecrèches in Nederland in het geheel niet ter discussie staat;

verzoekt de regering, ouderparticipatiecrèches met een daarbij passend kwaliteitskader op te nemen binnen het stelsel van gesubsidieerde kinderopvang, waarmee betrokken ouders ook in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ulenbelt, Van Ojik, Pieter Heerma, Van Weyenberg, Klein, Schouten en Ouwehand.

Zij krijgt nr. 235 (31322).

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Dit is een indrukwekkende ondertekening. Ik wil er nog een ding aan toevoegen. Wij weten dat er binnen de PvdA-fractie twijfel is over het standpunt van de minister. Wij weten dat de VVD-fractie in de Eerste Kamer ervoor heeft gepleit deze ouderparticipatiecrèches overeind te houden. Als de minister dit politieke landschap nu zo overziet, is het dan niet verstandiger om zijn standpunt te heroverwegen en een oplossing te zoeken? Ik wil deze motie wel weer intrekken als de minister dat zou doen.

De voorzitter:

Dank u wel. We hebben voor dit VAO tot 16.00 uur de tijd, maar ik denk dat wij iets eerder klaar zijn. De volgende spreker zou de heer Klaver van GroenLinks zijn, maar ik zie hem niet.

Ik geef het woord aan de heer Heerma.

De heer Pieter Heerma (CDA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg met de minister hebben wij over een groot aantal onderwerpen gesproken. Over veel onderwerpen, zoals het kwaliteitskader en de toekomst van voorzieningen voor peuters, zal nog nader worden gesproken. Ik heb in het algemeen overleg ook uiting gegeven aan het feit dat ik waardeer dat de minister weliswaar benadrukt dat het kabinet een duidelijk standpunt heeft, vooral ten aanzien van het budgettaire kader waar hij heel strak in is, maar dat hij ook openstaat voor discussie. Een groot deel van het debat ging over ouderparticipatiecrèches. De SP heeft daarover zojuist een motie ingediend waarin wordt aangegeven hoe breed de oppositie wenst dat de koers is.

Ik wil, mede namens collega Van Weyenberg, een tweede motie indienen. Deze motie is minder verstrekkend en hoeft wat mij betreft niet in stemming gebracht te worden als de eerste motie, die de oppositie breed heeft ondersteund, wordt aangenomen. Ik wil mijn motie echter wel in stemming brengen als de eerste motie niet wordt aangenomen. Deze motie legt een reëel verhaal neer dat de coalitiepartijen volgens mij zouden moeten kunnen steunen, ook gegeven wat er in het debat over het kwaliteitskader allemaal is gezegd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor ouderparticipatiecrèches niet haalbaar is om een werkbare invulling te geven aan de bestaande vastegezichtenregel in het huidige kwaliteitskader voor de kinderopvang;

constaterende dat het kabinet daarom de kinderopvangtoeslag niet langer wil verstrekken aan ouders met kinderen op ouderparticipatiecrèches;

van mening dat ouderparticipatiecrèches een prima alternatieve vorm van kinderopvang zijn en bij uitstek een uiting zijn van de participatiesamenleving;

overwegende dat door het kabinet op dit moment gewerkt wordt aan een nieuw kwaliteitskader voor de kinderopvang;

voorts overwegende dat op gemeentelijk niveau invulling gegeven kan worden aan een alternatief kwaliteitskader voor ouderparticipatiecrèches;

verzoekt de regering, bij de uitwerking van het nieuwe kwaliteitskader voor de kinderopvang te bezien in hoeverre alternatieven mogelijk zijn voor ouderparticipatiecrèches waarmee op een alternatieve wijze de kwaliteit kan worden geborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 236 (31322).

De voorzitter:

Wij gaan nu luisteren naar de heer Van Weyenberg zelf.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Er zijn twee moties ingediend namens mijn fractie over de ouderparticipatiecrèches. Over de eerste ben ik niet hoopvol, maar ik laat mij natuurlijk graag verrassen door voortschrijdend inzicht. De tweede, die de heer Heerma net mede namens mij indiende, beoogt als een soort plan B te dienen. Ik vraag de minister om heel goed te kijken naar deze motie en om haar zo welwillend mogelijk te beoordelen.

Wij hebben natuurlijk ook over andere dingen gesproken in het algemeen overleg. Ik wil daar één ding in het bijzonder uithalen, namelijk de verkenning van manieren waarop wij toe kunnen naar het ontwikkelrecht voor jonge kinderen. Er leefden bij veel partijen toch nog zorgen over de keuzes die de minister had. Zij meenden dat er toch sprake zou kunnen zijn van meer segregatie tussen kinderen met twee werkende ouders en kinderen van wie niet beide ouders werken. Ik was blij met de reactie van de minister daarop. Het is belangrijk dat wij initiatieven ondersteunen die breed in het land plaatsvinden. Het zijn initiatieven die zijn geïnitieerd door colleges van diverse politieke pluimage om in samenwerking met de kinderopvang te proberen om jonge kinderen met een achterstand zich te laten ontwikkelen en die achterstanden snel weg te nemen. Daar moeten wij volgens mij met kracht mee doorgaan.

Er is nu een brede alliantie met eigenlijk alle betrokken partijen, van het onderwijs tot de kinderopvang. Ik ben blij dat de minister indringend met hen wil doorpraten over de exacte vormgeving van zijn plannen. Het lijkt nu dat toch niet iedereen meer helemaal op dezelfde koers vaart. Ik hoop dat die gesprekken ertoe leiden dat vanuit ieders open houding een gezamenlijke insteek kan worden gevonden. Daar moet het immers om gaan: dat wij samen zorgen dat bij jonge kinderen achterstanden worden voorkomen dan wel zo vroeg mogelijk worden weggenomen.

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Yücel van de PvdA-fractie.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Ik wil graag mede namens mevrouw Tellegen van de VVD-fractie een motie indienen met het verzoek om bij de ontwikkeling van integrale kindcentra en brede scholen obstakels, waar aan de orde, weg te nemen om brede scholen tot stand te laten komen. Wij willen geen gesleep meer met kinderen. Daarnaast willen wij hiermee de realisatie van de doorlopende leerlijnen en het versterken van de pedagogische kwaliteit stimuleren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het versterken van de ontwikkelfunctie van de kindvoorzieningen en de realisatie van een doorlopende ontwikkelingslijn binnen brede scholen en integrale kindcentra goede samenwerking vergt tussen het basisonderwijs, de voorschoolse voorzieningen en de buitenschoolse opvang;

constaterende dat de kwaliteitseisen en het daarbij behorende toezicht die gelden voor het basisonderwijs enerzijds en de kinderopvangvoorzieningen anderzijds onderling van elkaar verschillen en daarmee in de beoogde samenwerking belemmerend kunnen werken;

verzoekt de regering om in het kader van Het Nieuwe Toezicht en de daaraan gekoppelde herijking van de kwaliteitseisen, waar mogelijk de kwaliteitseisen en de daarbij behorende toezichtkaders die gelden beter op elkaar te laten aansluiten zodat brede scholen en integrale kindcentra bevorderd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Yücel en Tellegen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 237 (31322).

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik ben heel blij met deze motie. Ik heb nog wel een vraag. Wij hebben hier inderdaad uitgebreid bij stil gestaan. De staatssecretaris van Onderwijs heeft toegezegd dat hij snel komt met een doorlichting om al die obstakels te kunnen wegnemen. Daar waren veel vragen over, van mevrouw Yücel, van mij en van een heel aantal andere fracties. Is deze motie nu een bevestiging van die toezegging of wil mevrouw Yücel dat de staatssecretaris verder gaat dan hij in dat algemeen overleg al is gegaan? Als laatste het geval is, zou ik dat natuurlijk heel interessant vinden.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Met deze motie beogen wij dat de gesprekken een stevigere focus krijgen op de aspecten die in de motie zijn verwoord, zodat wij de regering op dit punt wat preciezer kunnen controleren.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dan ben ik heel nieuwsgierig naar de reactie van de minister op deze motie. Ik vind het natuurlijk prima. In mijn optiek was dit al volmondig toegezegd door de staatssecretaris van Onderwijs, maar ik hoor graag van de minister wat hij nu nog extra gaat doen in reactie op deze motie. Dat er veel nodig is, ben ik met mevrouw Yücel eens.

De voorzitter:

Tot zover de termijn van de Kamer. Hoewel, ik zie dat de heer Beertema nog een vraag heeft.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb niet zozeer een vraag over de inbreng van mevrouw Yücel, maar meer een algemeen punt. Wij hebben tot nu toe alle moties die zijn ingediend ten volle ondersteund, en dat zullen we ook altijd blijven doen, want dat hoort gewoon bij het parlementaire werk. De eerste motie die door de SP werd ingediend, is door alle partijen ondertekend, maar aan de PVV niet eens voorgelegd, kennelijk omdat de SP intern besloten heeft de PVV uit te sluiten van dit parlementaire werk. Ik geef de SP alleen maar mee dat wij alle moties, ook die van de SP, zullen blijven beoordelen op de inhoud. Wij vinden het buitengewoon jammer dat de SP het nodig vindt om de PVV van dit soort dingen uit te sluiten. Dat wil ik even aangetekend hebben.

De voorzitter:

Dat is bij dezen aangetekend. Dit was geen vraag aan mevrouw Yücel.

De vergadering wordt van 14.49 uur tot 14.52 uur geschorst.

Minister Asscher:

Voorzitter. De heer Van Weyenberg heeft een vraag gesteld over de manier waarop ik de gesprekken over het Peuterplan, de verbetering van de opvang van jonge kinderen, aan wil gaan. Ik kan bevestigen dat ik dat op een open manier wil doen, om te zien hoe we er vanuit onze gezamenlijke ambitie als het gaat om de inhoud met de gemeenten uit kunnen komen. Het budgettaire kader staat, en daarbinnen is veel mogelijk.

De motie van de heer Ulenbelt c.s. op stuk nr. 235 ontraad ik. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat ik veel waardering heb voor de manier waarop ouders de zorg voor elkaars kinderen vorm geven in de ouderparticipatiecrèches, dat ik bereid ben daarvoor een plek te creëren binnen het stelsel van de kinderopvang, maar dat ik het niet passend vind daarvoor een toeslag te verstrekken, omdat ze niet aan dezelfde kwaliteitseisen kunnen en willen voldoen als de professionele opvang.

De motie van de leden Heerma en Van Weyenberg op stuk nr. 236 vraagt om bij de uitwerking van het nieuwe kader te bezien, in hoeverre alternatieven mogelijk zijn voor ouderparticipatiecrèches waarmee op alternatieve wijze de kwaliteit wordt geborgd. Dat is in lijn met ons beleid. We hebben het aanbod van de grote gemeentes om daarin te voorzien. Het aanbod aan de ouderparticipatiecrèches om toe te treden tot het stelsel staat. De motie vraagt mij niet, heb ik goed genoteerd, om daarbij een toeslag te verstrekken. Zolang ik dat terecht zo interpreteer, laat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer.

In de motie op stuk nr. 237 van de leden Yücel en Tellegen wordt gevraagd, een stap extra te zetten om in het kader van het nieuwe toezicht en de daaraan gekoppelde herijking van de kwaliteitseisen deze beter op elkaar te laten aansluiten, zodat brede scholen en integrale kindcentra bevorderd kunnen worden. Die motie beschouw ik als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel van de Kamer.

De heer Pieter Heerma (CDA):

De motie noemt het inderdaad niet.

De voorzitter:

Welke motie bedoelt u, mijnheer Heerma.

De heer Pieter Heerma (CDA):

De motie op stuk nr. 236. Als je zo'n toetsingskader gaat bekijken, dan staat de uitkomst niet bij voorbaat vast, want er kan een alternatief gevonden worden dat daadwerkelijk aan kwaliteitseisen voldoet, zij het op een andere manier, zoals dat bij gastouders ook gebeurt. De uitkomst staat daarbij wat ons betreft niet van tevoren vast. Het kan ook tot de conclusie leiden dat er een heel mooie ruimte binnen het toetsingskader is.

Minister Asscher:

Ik heb het hele algemeen overleg geprobeerd nergens valse verwachtingen te wekken of hoop te scheppen waar dat niet gerechtvaardigd was. Dat wil ik nu dus ook niet doen. Ik word nu onzeker over wat de indieners met de motie beogen. Wat ik lees dat ze beogen — houd rekening met de ouderparticipatiecrèches en het kwaliteitstoezicht dat daar nodig is en geef ze een plek in het stelsel — wil ik doen. Maar ik zeg daar heel expliciet bij: geen toeslag. De participatiesamenleving is niet bedoeld een toeslagsamenleving of een subsidiesamenleving te zijn. Mensen die zelf de zorg voor elkaars kinderen op die manier vormgeven, hebben mijn volle sympathie, en ik wil dat ook mogelijk maken binnen het stelsel, maar niet met een toeslag. Ik verkeer nu in grote onzekerheid over hoe de motie gelezen moet worden. Als ik lees wat er staat heb ik er geen bezwaren tegen, maar als ik de ingewikkelde interpretatie hoor van de heer Heerma, word ik daar onrustig van.

De heer Pieter Heerma (CDA):

Volgens mij is de interpretatie niet zo ingewikkeld: staat de conclusie vooraf vast of niet? Wij hebben de motie zo sec mogelijk proberen te houden om de ruimte te geven voor een bepaalde conclusie. Ik hoop dat ook de minister daartoe bereid is. Als hij in verwarring achterblijft, vind ik het prima om desnoods opnieuw naar de tekst te kijken. Het gaat er echter om dat de conclusie niet van tevoren vaststaat.

Minister Asscher:

Ja, maar de Kamer doet een uitspraak en doet mij een verzoek. Net werd mij gevraagd om welwillend naar dat verzoek te kijken. Dat heb ik ook gedaan. Anders had ik niet gezegd dat het oordeel aan de Kamer is. Wel heb ik er bij gezegd — daarmee maak ik misschien slapende honden wakker, zonder de vertegenwoordiger van het CDA met een hond te willen vergelijken — dat mij niet wordt verzocht om die alternatieven ook van een toeslag te voorzien. In het algemeen overleg daarover heb ik betoogd dat dat niet verstandig is. Ik hoor de heer Heerma nu opnieuw niet zeggen dat dat de uitkomst moet zijn, en dus wil ik op het verzoek ingaan.

De voorzitter:

Mijnheer Van Weijenberg, ik neem aan dat u een vraag hebt over deze motie?

De heer Van Weyenberg (D66):

Ja. De minister gebruikt het argument dat het hem om de kwaliteit gaat en dat de opc's niet aan een aantal van de voor hem wezenlijke kwaliteitsmaatstaven voor toeslag voldoen. De motie beoogt volgens mij het volgende, en dat hadden we vast beter kunnen opschrijven: als we bij de uitwerking van het toetsingskader tot een nieuw toetsingskader voor de hele kinderopvang zouden komen, waar opeens ook de ouderparticipatiecrèches aan blijken te kunnen voldoen, dan lijkt mij daaraan niets in de weg te staan. De minister gebruikt nu het argument van ouders die zelf betrokken zijn. In het AO heb ik begrepen dat de kwaliteit het argument was. Onze enige insteek is als volgt. Stel dat er een nieuw kwaliteitskader komt voor opc's, waar ook deze minister van zegt dat het de kwaliteit fantastisch borgt, dan zien wij ook geen reden meer om geen toeslag te geven. Wij zeggen niet dat dat kan, maar vragen de minister om die optie open te houden als hij naar het kwaliteitskader kijkt.

Minister Asscher:

Ja, maar dan gaat het om mogelijke toekomstige ouderparticipatiecrèches die op grond van een nog onbekend kwaliteitskader voor de kinderopvang als geheel zouden voldoen aan de kwalificatie-eisen daarvan. Als je voldoet aan de eisen, dan is er sowieso geen probleem. De huidige situatie heeft betrekking op de bestaande ouderparticipatiecrèches die gedoogd zijn. De Kamer vond dat daar een einde aan moest komen, omdat het raar is dat je een wet toepast maar een paar crèches blijft gedogen. Ik heb de Kamer aangegeven bereid te zijn om ouderparticipatiecrèches in de wet op te nemen, indien zij voldoen aan kwaliteitseisen die niet zo ver gaan als die van de gewone kinderdagverblijven maar wel wat voorstellen. Daarvoor moet een toetsingskader worden ontwikkeld. Daarover wil ik in gesprek. De uitkomst van dat gesprek kan niet zijn dat zij alsnog toeslag krijgen. Immers, we hebben een andere route bewandeld. Is het nou in de toekomst mogelijk om een nieuw kwaliteitskader te ontwikkelen waar zij wel aan zouden voldoen? Dat kun je van tevoren onmogelijk uitsluiten. Dat lijkt mij niet waarschijnlijk, maar je kunt het niet uitsluiten. Met permissie, maar ik ben zo streng ten aanzien van die preadvisering, omdat ik nu niet de indruk wil wekken dat er onder de huidige wetgeving na aanname van deze motie alsnog toeslag wordt gegeven aan de ouderparticipatiecrèches. Die verwachting is niet terecht. Wel wil ik de ouderparticipatiecrèches een goede plek in het stelsel bieden, maar dan zonder toeslag.

De heer Van Weyenberg (D66):

Die laatst toezegging heeft de minister al in zijn brief gedaan; daar ziet deze motie dus niet op. De minister wil graag duidelijk zijn, dus laten wij dat ook zijn: niemand heeft belang bij grijze teksten die iedereen verschillend interpreteert. De achtergrond van deze motie is dat je in de zoektocht naar een totaal nieuw kader toch nog iets bedenkt waar ook de ouderparticipatiecrèches aan zouden voldoen. Dat sluiten wij niet uit. Dan geldt natuurlijk ook dat zij toeslag kunnen krijgen. De minister zegt dat hij die toeslagroute niet realistisch vindt. Ik vrees dus dat er dan een negatief preadvies volgt. Onze insteek was echter om toch nog eens te bekijken of er in die kwaliteitsregels iets te vinden is wat een toeslag zou rechtvaardigen.

Minister Asscher:

Maar dan zou je de motie moeten aanhouden tot het moment dat wij gaan praten over die nieuwe kwaliteitsregels. Dat is vooralsnog niet te verwachten. Daar bestaat een heel traject voor, dat ik in het algemeen overleg heb geschetst. Nu weten we nog helemaal niet hoe dat kwaliteitskader eruit gaat zien, dus zou je de motie moeten aanhouden. Dat kader zal ook pas over vele jaren worden ingevoerd, en zeker niet in 2014. De onderhavige kwestie speelt echter in dit jaar. Als deze motie niet ziet op de huidige situatie van de ouderparticipatiecrèches, kunnen de indieners haar beter aanhouden.

De voorzitter:

Ik stel wel vast dat we naar iets toe moeten. We hebben deze tekst, de motie is ingediend en de minister zegt: oordeel Kamer. Vooralsnog is daarvan niet afgeweken.

De heer Pieter Heerma (CDA):

De minister schetste zo-even een tijdpad. Het mag niet gebeuren dat de toeslag voor de opc's al is komen te vervallen nog voordat we naar het toetsingskader hebben gekeken. Gegeven de volgtijdelijkheid is het toch prima dat de Kamer het verzoek doet om met een open blik te kijken naar het toetsingskader en een toeslag daarbij niet uit te sluiten? Dat kan toch?

Minister Asscher:

De volgtijdelijkheid houdt dan in dat men nu accepteert dat de toeslag verdwijnt, dat er een plek wordt gezocht in het stelsel, zonder toeslag, en dat de mogelijkheid blijft bestaan dat in de toekomst alsnog voldaan wordt aan de criteria voor toeslag.

De voorzitter:

Afrondend, mijnheer Heerma.

De heer Pieter Heerma (CDA):

1 januari 2016 geldt als datum waarop de toeslag verdwijnt. Tot die tijd blijft hij bestaan, ook vanwege het overleg met de gemeenten over een alternatief toetsingskader. Als er tot 1 januari 2016 tijd is, dan is er toch alle ruimte om hiernaar te kijken bij het ontwikkelen van een toetsingskader, zonder dat iets eerst verdwijnt om daarna weer terug te komen?

Minister Asscher:

Nee, het tijdpad is iets korter. De ouderparticipatiecrèches moeten nu kiezen of ze wel of niet in het stelsel willen meedoen. Als ze kiezen voor meedoen, dan betekent dat: geen toeslag. Maken ze die keuze niet, dan beëindig ik eind dit jaar de gedoogsituatie. Dan zit je in 2014. In die zin is het tijdpad korter.

De voorzitter:

Helder. Ik stel vast dat de motie is ingediend zoals ze is ingediend. Ze is niet aangehouden of gewijzigd en de minister zegt nog steeds: oordeel Kamer.

De heer Pieter Heerma (CDA):

Er zal een gewijzigde tekst komen.

De voorzitter:

Dan hopen wij op een beoordeling door de minister.

Minister Asscher:

Dan zal ik die van een schriftelijke beoordeling voorzien.

De voorzitter:

Dat wordt bijzonder gewaardeerd.

De heer Ulenbelt (SP):

Iedereen is het erover eens dat het gaat om de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang. Nu zijn er vooraanstaande hoogleraren pedagogiek die zeggen dat de pedagogische kwaliteit van de ouderparticipatiecrèches minstens zo groot is als die van andere crèches. Het ligt dan toch in de rede om de situatie in ieder geval te blijven gedogen totdat het nieuwe kwaliteitskader er is en vervolgens een besluit te nemen of de opc's daarbinnen vallen of niet? Anders is het van een rigiditeit die de overheid ook nog eens extra geld gaat kosten. Kennelijk is er heel veel geld. Maar dat is niet mijn belangrijkste argument. De pedagogische kwaliteit is onomstreden en misschien wel beter. Dan zouden ze toch niet weg hoeven, en dat vanwege één criterium, dat is ingevoerd om de situatie tegen te gaan van veel verschillende leidsters op één groep in de commerciële kinderopvang!

Minister Asscher:

De ouderparticipatiecrèches hoeven ook niet weg. Dat beeld moet hier dan ook niet worden geschetst. Ze kunnen een plek krijgen in het stelsel. De vraag is of je toeslag wilt verstrekken aan ouders die elkaars kinderen opvangen in een ouderparticipatiecrèche. Ik vind dat niet verstandig. Kinderopvang is een vak. Het is iets wat je moet bijhouden. Daar horen kwaliteitseisen bij. Een van die eisen is stabiliteit, vaste gezichten op de groep. In het AO heb ik aangegeven dat in sommige gevallen kinderen 39 gezichten zien in een week. Dat voldoet dus niet aan een in mijn ogen belangrijke kwaliteitseis. Dus ja, ze kunnen blijven voortbestaan. Dat kan ook binnen het stelsel. Maar nee, we moeten daaraan geen toeslag verstrekken.

De heer Ulenbelt (SP):

Het blijft inconsistent. De minister laat voorlopig, tot 2016, wel toe dat opa's en oma's hun kleinkinderen voor geld opvangen, als ze dat op een bepaalde, slimme manier doen. In dit geval gaat het om ouders met hun eigen kinderen en hun vriendjes, maar dat zou dan niet kunnen. Ik snap niet waarom de minister zo'n vijand is van deze participatiecrèches.

Minister Asscher:

Ik vind het altijd onsportief om iemand anders als vijand neer te zetten. Ik heb gezegd dat ik veel sympathie heb voor de ouderparticipatiecrèches en dat ze kunnen blijven voortbestaan binnen het stelsel. Ik vind het echter niet goed om overheidssubsidie, toeslag, te geven aan de ouders die op die manier op elkaars kinderen passen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid. Aanstaande dinsdag stemmen we over de drie moties, waaronder een aangepaste versie van de motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg.

De leden die nog naar de koning en de koningin gaan, wens ik een prettig verblijf aldaar.

De vergadering wordt van 15.04 uur tot 20.46 uur geschorst.

Voorzitter: Van Raak

Naar boven