Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 54, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | nr. 54, item 5 |
Aan de orde is het VAO Vreemdelingen- en asielbeleid (AO d.d. 30/01).
De voorzitter:
Het woord is als eerste aan mevrouw Gesthuizen. Ik wijs erop dat de spreektijd bij dit soort onderwerpen twee minuten bedraagt inclusief het indienen van eventuele moties. Ik zal daar vrij streng op letten.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Dat komt in orde. Ik dien drie moties in. Omwille van de tijd dien ik die direct in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het ambtsbericht van december 2013 staat dat in Somalië personen die gelieerd zijn aan de overheid, African Union Mission in Somalia en de Verenigde Naties, maar ook personen die uit het buitenland zijn teruggekeerd, meer gevaar lopen dan in de vorige verslagperiode;
constaterende dat de regering alleen personen gelieerd aan de overheid, African Union Mission in Somalia en de Verenigde Naties als aandachtsgroepen aanwijst binnen het landgebonden asielbeleid;
verzoekt de regering, niet zonder meer over te gaan tot het gedwongen uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Somalië zolang terugkeerders uit het Westen nog het gevaar lopen door Al-Shabaab te worden verdacht van spionage,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het ambtsbericht van december 2013 staat dat de veiligheidssituatie in geheel Centraal- en Zuid-lrak zeer sterk is verslechterd en ruim 95% van alle aanslagen plaatsvond in zeven provincies;
overwegende dat uit berichtgeving blijkt dat de verslechtering van de veiligheidssituatie in Irak zich verder heeft doorgezet zoals in het ambtsbericht is voorzien;
overwegende dat vreemdelingen die worden uitgezet naar Centraal- en Zuid-lrak worden blootgesteld aan willekeurig geweld;
verzoekt de regering, in het landgebonden asielbeleid vast te leggen dat in de voornoemde zeven Iraakse provincies sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering een vlucht- en/of vestigingsalternatief in Kabul niet meer op voorhand uitsluit ondanks dat in het ambtsbericht uit december 2013 in Afghanistan geen verbeteringen zijn geconstateerd ten opzichte van de vorige verslagperiode en er zelfs meer burgerdoden zijn gevallen dan het jaar ervoor;
overwegende dat mensenrechtenorganisaties hebben geconcludeerd dat vreemdelingen bij uitzetting naar Kabul een reëel risico lopen om in een ontheemdenkamp terecht te komen en blootgesteld te worden aan mensonterende situaties;
verzoekt de regering, Kabul niet aan te merken als vlucht- en/of vestigingsalternatief voor uitgeprocedeerde Afghaanse asielzoekers en het landgebonden beleid hierop aan te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg is onder meer gesproken over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Dit blijft voor de PVV-fractie een groot pijnpunt. De ontwikkelingen op dit vlak gaan de verkeerde kant op. Het Rijk heeft jaren geleden al met gemeenten afgesproken dat er geen opvang meer wordt verleend aan uitgeprocedeerden. In de praktijk blijkt deze afspraak echter niets waard te zijn. Zo ontvangt de gemeente Amsterdam in een voormalige gevangenis uitgeprocedeerden wat de belastingbetaler 7 ton kost. In plaats van hiertegen op te treden, ondersteunt de staatssecretaris deze schaamteloze schending van afspraken en sluit vervolgens ook niet uit hetzelfde te doen als de gemeente Den Haag ook uitgeprocedeerden gaat opvangen.
Dit ondermijnt natuurlijk het terugkeerbeleid en dat blijkt ook op een vernietigende manier uit de praktijk. De staatssecretaris heeft namelijk zelf toegegeven dat van alle in Amsterdam opgevangen en uitgeprocedeerde asielzoekers slechts een enkele is teruggegaan naar het land van herkomst. Niemand houdt zich natuurlijk aan de vertrekplicht als de overheid gewoon verblijf in Nederland biedt en betaalt. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in een in 2007 met de gemeenten gesloten bestuursakkoord is afgesproken dat gemeenten geen opvang meer mogen bieden en financieren aan uitgeprocedeerde asielzoekers;
overwegende dat dergelijke opvang een goed functionerend terugkeerbeleid en de vertrekplicht van vreemdelingen ernstig in de weg staat;
verzoekt de regering, er zo snel mogelijk zorg voor te dragen dat geen opvang wordt verleend aan uitgeprocedeerde asielzoekers en in plaats van hun illegaal verblijf in Nederland te faciliteren hun terugkeer naar de landen van herkomst te bewerkstelligen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Het asieldebat ging over het humaner maken van het asielbeleid, met name voor de mensen in de vreemdelingendetentie. Het verbaasde mij dan ook ten zeerste dat deze staatssecretaris het afgelopen zondag had over het zuur en het zoet, met het kinderpardon als het zuur en de strafbaarstelling illegaliteit als het zoet. Misschien heeft hij die twee door elkaar gehaald. De Kamer heeft toch echt geprobeerd een ommekeer te bewerkstelligen na het Dolmatov-debat, dus ik krijg er graag nog een toelichting op. Deze staatssecretaris kan hiermee toch niet het signaal afgeven dat wij echt weer de andere kant op moeten? Ik heb twee moties voor een humaner beleid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering in beginsel geen kinderen meer wenst op te sluiten maar dat dit niet van toepassing is op de grensdetentie;
verzoekt de regering, te voorzien in alternatieve opvang waardoor kinderen/gezinnen wel onder toezicht staan zonder dat ze in een cel opgesloten hoeven te worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij hebben het in het kader van het landenbeleid ook gehad over Pakistan. De situatie daar blijkt te verslechteren, met name voor de minderheden en voor de christenen. Ik ben daar een jaar geleden geweest. Omdat hun positie daar verslechtert, kom ik tot de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Pakistaanse christenen vooralsnog niet als risicogroep worden aangemerkt;
constaterende dat de situatie voor Pakistaanse christenen, waaronder prominente christenen en mensenrechtenorganisaties, de afgelopen tijd is verslechterd door intimidaties en bedreigingen afkomstig van radicaalislamitische groeperingen;
verzoekt de regering, in afwachting van een nieuw thematisch ambtsbericht, nu al te bezien of extra maatregelen genomen kunnen worden ten aanzien van het asielbeleid voor Pakistaanse christenen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Gezien de tijd begin ik met de moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het opsluiten van kinderen schending van fundamentele mensenrechten tot gevolg heeft;
overwegende dat kinderen niet in grens- of vreemdelingenbewaring thuishoren;
overwegende dat detentie evenmin een geschikt instrument is om kinderen tegen mensenhandel te beschermen;
overwegende dat de staatssecretaris voornemens is om medio mei met voorstellen c.q. alternatieven te komen;
verzoekt de regering om de garantie te geven dat minderjarige vreemdelingen en hun ouders uiterlijk per 1 juni 2014 niet langer in grens- of vreemdelingenbewaring zullen komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat kinderen zo veel mogelijk beschermd moeten worden tegen risico's en schadelijke gevolgen van mensenhandel;
overwegende dat daarvoor expertise noodzakelijk is en er in aanmeldcentrum Ter Apel gespecialiseerde en getrainde medewerkers van het COA aanwezig zijn die vanuit het handelingsprotocol voor de Meldcode Kindermishandeling verplicht zijn te letten op signalen van kinderhandel en misbruik en daarbij de "kindcheck" uitvoeren;
verzoekt de regering om gezinnen met kinderen die op Schiphol asiel aanvragen direct naar Ter Apel te brengen om daar de asielprocedure te starten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het buitenschuldbeleid niet op alle alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt toegepast en dat het niet meewerken aan terugkeer hun even zwaar wordt tegengeworpen als bij meerderjarige vreemdelingen;
overwegende dat van kinderen niet hetzelfde kan worden verwacht als van volwassenen;
verzoekt de regering, het buitenschuldbeleid ruimhartig toe te passen op alle alleenstaande minderjarigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik kan mij aansluiten bij wat de heer Voordewind heeft gezegd over de uitlatingen van de staatssecretaris over het zoet en het zuur in het asielbeleid. Ik wil daar nog het volgende aan toevoegen. De staatssecretaris zou niet kunnen garanderen dat per mei een eind zal komen aan het opsluiten van kinderen in vreemdelingencellen. In de Kamer is er een duidelijke meerderheid die daar een eind aan wil maken. Het is dus vooral een kwestie van politieke wil.
Mevrouw Maij (PvdA):
Voorzitter, gelet op uw aansporing, zal ik alleen mijn motie voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het huidige beleid niet is uitgesloten dat minderjarige kinderen in vreemdelingendetentie of grensdetentie terechtkomen;
overwegende dat er alternatieven beschikbaar zijn om te voorkomen dat kinderen in een cel komen en tegelijkertijd te waarborgen dat zij in beeld van de rijksoverheid blijven om potentieel misbruik, zoals uitbuiting en kinderhandel, tegen te gaan;
van mening dat minderjarige kinderen niet in vreemdelingendetentie en ook niet in grensdetentie horen;
verzoekt de regering, alternatieven voor vreemdelingendetentie en grensdetentie van minderjarige kinderen te onderzoeken, inclusief de financiële consequenties en de kostenvergelijking met het huidige beleid, en de Kamer daarover in mei te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Misschien kan mevrouw Maij uitleggen wat het verschil is tussen de toezegging van de staatssecretaris en de letterlijke tekst van haar motie. Ik zie daar geen licht tussen. Ik zie dus ook geen aanleiding om de motie te steunen. Die vraagt precies wat de staatssecretaris heeft toegezegd. Mijn motie gaat verder. Die vraagt om met concrete voorstellen te komen en ervoor te zorgen dat de kinderen echt per mei uit de detentie gaan.
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik heb de motie ingediend omdat ik heel duidelijk wil maken dat ik graag, naast de voorstellen en de concrete alternatieven die de staatssecretaris kort noemde in het algemeen overleg, een financieel plaatje wil zien. Ik wil ook het verschil zien met het huidige beleid, niet alleen inhoudelijk, maar ook financieel. Daar wil ik uiteindelijk mijn beslissing op baseren.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Wat iets kost maakt toch niet uit voor de vraag of je principieel van mening bent of kinderen wel of niet in een vreemdelingencel thuishoren? Wat ik wel van mevrouw Maij wil horen, is of zij ook vindt dat zo snel mogelijk na 1 mei — ik zou denken: dat moet dan toch wel per 1 juni kunnen — een eind moet komen aan kinderen in de cel. Zegt zij dat daar gewoon meteen een eind aan moet komen? Garandeert ook de PvdA-fractie dat?
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik denk niet dat het aan de PvdA-fractie is om dat nu, per direct te garanderen. Heel belangrijk is dat we het uitgangspunt dat kinderen niet in een cel thuishoren, en ik denk dat wij dat delen, heel goed hier samen vastleggen en dat we ook samen vastleggen wat het verschil is met het huidige beleid, ook voor collega's die misschien het financiële argument belangrijk vinden. Als we die daarmee over de streep kunnen trekken, heel graag, dat lijkt me dan een goed plan.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Hoe meer steun voor geen kind in de cel, hoe beter natuurlijk. Maar dit is vooral een kwestie van politieke wil. Dat zou je zo snel mogelijk moeten kunnen doen. Ik hoop toch dat ook de PvdA dat standpunt uitdraagt.
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik denk dat ik heel duidelijk hebben aangegeven dat wij absoluut willen dat er einde komt aan het plaatsen van kinderen in cellen, zowel in vreemdelingen- als in grensdetentie. Ik heb dat in het algemeen overleg gezegd en nu ook weer. Daarbij is wel belangrijk dat tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat kinderen die naar Nederland komen, misschien niet met hun eigen ouders en wellicht kwetsbaar, omdat het kinderen zijn, voor mensenhandel of uitbuiting in de prostitutie, beschermd worden en dat de rijksoverheid daar toezicht op heeft.
De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Ik zie terug op een positief algemeen overleg over het vreemdelingen- en asielbeleid. Er waren veel agendapunten, 21 in totaal. Een van die agendapunten ging over een rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Van bejegening tot vertrek, wat ziet op de vreemdelingenbewaring. De staatssecretaris is ook druk doende om de vreemdelingenbewaring in een ander regime te brengen, namelijk een bestuursrechtelijk regime, en om alternatieven te ontwikkelen voor vreemdelingenbewaring, gericht op het bevorderen van vertrek van vetrekplichtige vreemdelingen. In dat kader heb ik ook aandacht besteed aan de onderzoeksresultaten van het WODC, waaruit blijkt dat bij herhaaldelijke inbewaringstelling de vertrekbereidheid van vreemdelingen toeneemt. Wij hebben daar een debat over gevoerd. Het was mij nog niet helemaal duidelijk of er een toezegging was van de staatssecretaris om dat te betrekken bij de ontwikkeling van een nieuw wettelijk kader. Daarom lees ik de volgende motie voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het maximale gedaan moet worden om ervoor te zorgen dat vreemdelingen die vertrekplichtig zijn ook daadwerkelijk het land verlaten;
overwegende dat uit een onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum is gebleken dat de vertrekbereidheid van een vreemdeling toeneemt bij herhaaldelijke bewaring;
overwegende dat deze toename van de vertrekbereidheid mogelijk een grondslag biedt voor inbewaringstelling;
verzoekt de regering, dit onderzoeksresultaat te betrekken bij de ontwikkeling van een nieuw wettelijk kader voor de tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring en de mogelijkheden om bewaring vaker mogelijk te maken te onderzoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Azmani zei dat hij de motie ging voorlezen, maar ik ben ervan uitgegaan dat hij haar ook wilde indienen.
Mevrouw Gesthuizen van de SP wil een interruptie plegen.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dank. Ik heb een verduidelijkende vraag. Ik wil heel helder weten of ik het goed heb begrepen dat de heer Azmani meent te kunnen afwijken van de enige grond die er is om mensen op te sluiten, namelijk ter fine van de uitzetting, en of hij meent dat het onder druk zetten van mensen door ze vaker op te sluiten inderdaad een goed middel is om onze asielketen sluitend te krijgen. Is dat zo?
De heer Azmani (VVD):
Ik moet constateren dat een van de onderzoeksresultaten als volgt is; ik wijs mevrouw Gesthuizen in dat verband ook op de bijlage van het WODC-rapport. Als iemand twee, drie of vier maal in bewaring wordt gesteld, blijkt dat de vertrekbereidheid te vergroten. Als iemand meewerkt aan vertrek, zit hij ook niet in bewaring. Het gaat erom dat je voor hen die niet bereidwillig zijn om Nederland te verlaten, alternatieven creëert maar ook dat je beziet of het in individuele gevallen in de rede ligt om ze toch voor een tweede of derde keer in bewaring te stellen. Uiteindelijk is het land erbij gebaat dat deze mensen daadwerkelijk weggaan als zij hier niet mogen blijven.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Hoe is dat volgens de VVD-woordvoerder dan te rijmen met wat er geregeld is? Je mag mensen niet zomaar opsluiten; dat mag alleen ter fine van de uitzetting.
De heer Azmani (VVD):
Dat deel ik. Inbewaringstelling is ter fine van de uitzetting. Het is het laatste redmiddel, ook ter fine van de uitzetting. Volgens mij verschillen wij daarover niet van mening. Inderdaad moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden, mocht er sprake zijn van een tweede of derde inbewaringstelling. We moeten kijken of "nieuwe feiten en omstandigheden" wat ruimer geïnterpreteerd kan worden.
De heer Fritsma (PVV):
Zolang illegalen of uitgeprocedeerden niet zelfstandig terugkeren naar de landen van herkomst of uitgezet worden, moeten ze inderdaad worden vastgezet. Dat lijkt de heer Azmani met zijn motie ook te suggereren. Toch wil ik nog even helder hebben hoe het kan dat de VVD het beleid van deze staatssecretaris steunt om vreemdelingendetentie juist te beperken. De staatssecretaris wil niet meer maar veel minder illegalen vastzetten. Dat vindt de VVD goed. Waarom? Het is immers in tegenspraak met de uitlatingen van de heer Azmani hier en in de media dat illegalen moeten worden vastgezet.
De heer Azmani (VVD):
Ik heb het over vreemdelingenbewaring als laatste maatregel om de uitzetting te bewerkstelligen. Dat deze staatssecretaris ook naar alternatieven kijkt, daarover hebben we al eerder met elkaar gedebatteerd. Ik heb ook aangegeven, en volgens mij is dat ook de inzet van de staatssecretaris, dat er alternatieven worden gecreëerd, niet om de maatregelen te verzachten maar om de vertrekplicht van vreemdelingen te verbeteren. We moeten namelijk constateren dat de praktijk van vreemdelingenbewaring in de afgelopen jaren nog niet heeft geleid tot maximale resultaten ten aanzien van de uitzetting van mensen die niet in dit land mogen verblijven.
De heer Fritsma (PVV):
De praktijk is heel simpel. Deze staatssecretaris beperkt helaas de vreemdelingenbewaring en pleit ervoor om minder illegalen vast te zetten. We zien waar het toe leidt. Gemeenten die illegalen opvangen worden nota bene gesteund. Ondertussen dalen de terugkeercijfers met tientallen procenten. Het gaat helemaal de verkeerde kant op. Ik vraag de VVD om mee te helpen om het tij te keren, want het linkse beleid moet afgelopen zijn.
De heer Azmani (VVD):
In die zin vinden de heer Fritsma en ik elkaar ook. Als mensen niet in ons land mogen verblijven, moeten we maatregelen treffen die ervoor zorgen dat zij daadwerkelijk het land verlaten. Verschillende elementen kunnen een reden zijn of een grondslag bieden om het vertrek te bevorderen. Ik geloof dat de staatssecretaris daar ook mee bezig is. Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik aandacht besteed aan de schokkende cijfers, die de heer Fritsma ook noemt. De staatssecretaris kennende, ga ik ervan uit dat de vertrekcijfers de komende jaren gaan toenemen.
De voorzitter:
Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de inbreng van de zijde van de Kamer. Er zijn maar liefst elf moties ingediend. We zullen even schorsen, zodat de staatssecretaris zijn beantwoording kan voorbereiden.
De vergadering wordt van 11.08 uur tot 11.10 uur geschorst.
De voorzitter:
De staatssecretaris is reeds klaar voor het geven van zijn antwoorden. Ik geef hem daartoe graag het woord.
Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Ik begin met de inbreng van de heer Voordewind. Hij refereerde aan uitlatingen die ik afgelopen zondag tijdens het vreemdelingendebat in de Rode Hoed zou hebben gedaan. Ik heb de heer Voordewind daar niet gezien, dus ik ben benieuwd waarom hij meent dat ik bepaalde dingen heb gezegd. Omdat hij er zelf niet bij was, zal ik vertellen wat ik gezegd heb. Dat helpt altijd een beetje voor de discussie. Dan weet heel Nederland tenminste wat er is gezegd. Toen het ging over zoet en zuur, heb ik in de Rode Hoed gezegd dat er in het regeerakkoord twee doelstellingen zitten, zowel het kinderpardon als de Wet strafbaarstelling illegaal verblijf. Ik heb gezegd dat dit lastig is voor een bewindspersoon. Je zit immers op het snijvlak waar regeringspartijen het niet op voorhand helemaal met elkaar eens zijn. Dan heb je een lang regeerakkoord. Ik heb ervoor gekozen om te beginnen met de uitvoering van het kinderpardon, dat een sterke wens is van de PvdA-fractie. De Wet strafbaarstelling illegaal verblijf, die een sterke wens is van de VVD-fractie, zal ik op een later moment uitvoeren. Ik heb er ook bij gezegd dat wat voor de een het zoet is, voor de ander het zuur is. Binnen de VVD-fractie is de Wet strafbaarstelling illegaal verblijf het zoet in het regeerakkoord en het kinderpardon het zuur. Voor de fractie van de Partij van de Arbeid is dat precies omgekeerd. Daar is het kinderpardon het zoet en de strafbaarstelling van illegaal verblijf het zuur. Dat precies is een juiste weergave van mijn woorden en wat er getwitterd is, is dat niet. Wat ik zelf gezegd heb, is dat wel. Het is altijd goed om in de plenaire zaal met elkaar te delen wat je zelf zegt. Dan weet ook iedereen precies wat er gezegd is.
De heer Schouw (D66):
Voorzitter.
De voorzitter:
Sorry dat ik even kort moest overleggen. U had zich van de lijst laten halen, maar ik sta u graag een interruptie toe.
De heer Schouw (D66):
De staatssecretaris staat hier namens de regering. Moet ik zijn uitleg zo verstaan dat het voor beide regeringspartijen even lekker smaakt?
Staatssecretaris Teeven:
De regering en ik als staatssecretaris in deze regering hebben aangegeven hoe de fracties van de beide regeringspartijen daarin staan en we hebben aangegeven dat de ene het ene belangrijk vindt en de ander het andere. Dat is precies zoals ik het net heb gezegd. Ik kan het niet anders zeggen dan ik het heb gezegd. Voor het kabinet geldt wat er in het regeerakkoord staat op dit punt. Ook voor mij geldt wat er in het regeerakkoord staat op dit punt. Dat betekent dat ik loyaal uitvoering geef aan beide doelstellingen van het regeerakkoord. Ik heb ook uitgelegd dat ik begonnen ben met het kinderpardon en dat ik daarna de Wet strafbaarstelling illegaal verblijf zal doen. Dat is precies zoals het is gezegd. Het is niet meer en niet minder. Daarover kan geen enkel misverstand bestaan.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Los van het feit dat wij het niet zo verstandig vinden om op zondag te werken en daarover andere meningen bestaan in dit huis die in onze beleving soms niet lonen, ben ik blij dat de staatssecretaris dit opheldert en dat hij de schijn weghaalt dat het voor de staatssecretaris zuur zou zijn om het kinderpardon uit te voeren. Mag ik ook concluderen dat de staatssecretaris het kinderpardon loyaal zal uitvoeren — daarvan moeten wij natuurlijk nog een eindevaluatie krijgen — en dat hij dat niet ziet als zuur?
Staatssecretaris Teeven:
Het is een andere vraag hoe ik het zuur en het zoet zie. Als staatssecretaris heb ik te maken met een aantal zaken die de regeringspartijen met elkaar hebben afgesproken. Die beide zaken voer ik loyaal uit. Met het loyaal uitvoeren van het kinderpardon ben ik al bijna klaar. Ook de Wet strafbaarstelling illegaal verblijf zal ik loyaal uitvoeren. Bij sommige fracties in de Kamer bestaan daarover ook weleens twijfels. Daarvan kan ik vandaag zeggen dat wij dit ook gaan doen.
Ik kom op de bespreking van de moties, allereerst op de drie moties van mevrouw Gesthuizen van de Socialistische Partij. In de motie op stuk nr. 1776 verzoekt zij om ten aanzien van de gedwongen terugkeer naar Somalië niet zonder meer over te gaan tot het gedwongen uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Somalië zolang terugkeerders uit het westen nog gevaar lopen. Van de woorden "niet zonder meer" kan ik al zeggen dat wij het niet meer zonder meer doen. Op het ogenblik doen wij het niet zonder meer. In de individuele zaak van de betreffende uitgeprocedeerde vreemdeling wordt natuurlijk al bekeken welke omstandigheden daarbij een rol spelen. De aandachtsgroepen die in negatieve aandacht van Al-Shabaab staan en die om die reden mogelijk een schending van artikel 3 vrezen, heb ik in het beleid ten aanzien van Somalië al toegevoegd. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de overheidsfunctionarissen en de personen die verdacht worden van spionage voor de Somalische overheid. Dat hebben wij tijdens het debat met elkaar gedeeld. In deze motie staan allerlei overwegingen. Ik denk dat die niet ter zake doen. Om die reden moet ik de motie ook ontraden. Er vindt op dit moment een individuele beoordeling plaats. Dat hebben wij uitgebreid met elkaar gewisseld. Laat ik sowieso in de richting van de indienster zeggen dat het niet zonder meer plaatsvindt. De motie wordt echter ontraden.
Ook de motie op stuk nr. 1777 met betrekking tot Irak moet ik ontraden. Daarover hebben wij tijdens het debat ook met elkaar gesproken. Uit het ambtsbericht van december 2013 blijkt dat de veiligheidssituatie in centraal Irak en Zuid-Irak sinds april 2013 is verslechterd. Aanslagen kwamen voor 95% voor in zeven van de achttien provincies van Irak. Het ambtsbericht maakt inderdaad melding van een hoog geweldsniveau in Irak sinds het einde van het conflict in 2008. Op basis van de inhoud van dit ambtsbericht ben ik tot de conclusie gekomen dat in die zeven provincies van Irak vooralsnog geen sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals wordt bedoeld. Hierbij heb ik ook betrokken dat uit het ambtsbericht blijkt dat er in Irak nog wel sprake is van beperkt overheidsgezag. De situatie in Irak is wel zorgwekkend. Dat zien we natuurlijk elke dag. Kort voor de zomer zal de minister van Buitenlandse Zaken met een nieuw ambtsbericht komen. Met betrekking tot Irak houd ik de vinger dus wel aan de pols, maar ik moet de motie ontraden.
De motie op stuk nr. 1778 gaat over Afghanistan. Daarin wordt de regering verzocht om Kabul niet aan te merken als vlucht- of vestigingsalternatief voor uitgeprocedeerde Afghaanse asielzoekers en om het landgebonden beleid hierop aan te passen. Ook daarover hebben wij van gedachten gewisseld. Ik ontraad ook deze motie, omdat ik de mogelijkheid van een vestigingsalternatief in Kabul op dit moment niet op voorhand wil uitsluiten. Ik wijs er ook op dat de UNHCR in de guidelines van 2013 dat vestigingsalternatief op dit moment niet uitsluit. Dat vestigingsalternatief zal niet in elke zaak zonder meer worden tegengeworpen. Dat wordt per individuele casus beoordeeld conform de huidige jurisprudentie. Dat betekent dat de vreemdeling daar geen nieuwe dreiging in de zin van vervolging of onmenselijke behandeling zal ondervinden en dat van de vreemdeling redelijkerwijs kan worden geacht dat hij zich daar kan vestigen en daar niet in een humanitaire noodsituatie terechtkomt. Die uitgangspunten nemen we in de individuele zaken nadrukkelijk ter harte.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik heb één vraag over alle drie de moties. In alle drie de moties wordt namelijk gevraagd om mensen niet terug te sturen naar zeer specifieke landen en regio's. De staatssecretaris zegt dat er individueel wordt getoetst. Moet een vreemdeling uit Irak, Somalië of Afghanistan die mogelijk teruggestuurd zou worden naar een van die drie landen, zelf bewijsbaar — dus bijvoorbeeld met documenten — aantonen dat hij behoort tot een groep die daar gevaar loopt en dat hij die daar meer dan in gunstige gevallen gevaar loopt?
Staatssecretaris Teeven:
Niet per definitie, want in een individuele zaak kan uit andere bij de IND beschikbare informatie blijken dat iemand gevaar loopt.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat begrijp ik niet. Waar moet ik aan denken bij "informatie van de IND"? Het vluchtverhaal?
Staatssecretaris Teeven:
Het kan het vluchtverhaal zijn, maar er kan met betrekking tot een individu ook andere informatie beschikbaar zijn die maakt dat het in die individuele zaak anders ligt dan op grond van het algemene beleid. Dat kan in een individuele zaak soms verschil maken.
In de motie op stuk nr. 1779 van de heer Fritsma wordt de regering verzocht om er zo snel mogelijk zorg voor te dragen dat er geen opvang wordt verleend aan uitgeprocedeerde asielzoekers in plaats van illegaal verblijf in Nederland te faciliteren. Eigenlijk wisselen de heer Fritsma en ik in elk overleg de standpunten met elkaar uit. In elk overleg probeer ik de heer Fritsma ook te overtuigen van het feit dat vreemdelingenbewaring niet voor elke uitzetting een oplossing is, doodeenvoudig omdat sommige mensen niet kunnen worden uitgezet. Ik vertel in elk algemeen overleg dat vreemdelingenbewaring juridisch niet kan worden aangewend als je op voorhand al weet dat uitzetting onmogelijk is, maar als de heer Fritsma zegt dat terugkeer een belangrijk onderdeel is van het vreemdelingenbeleid, delen we dat.
Ten aanzien van Amsterdam heb ik ook al meerdere malen aangegeven — we hebben dat in de Kamer uitgebreid met elkaar gedeeld — dat ik ervoor heb gekozen om mensen niet van kraakpand naar kraakpand te jagen. Ik heb een tijd geleden de handschoen opgenomen die de CDA-fractie mij heeft aangereikt om oplossingen te zoeken voor concrete problemen in de grote steden. Daar is de "oplossing Amsterdam" er één van. Dat is een oplossing op termijn, want de Dienst Terugkeer en Vertrek probeert op dit moment wel degelijk om mensen te overtuigen. Ik denk dat ons land en ook de grote steden er niet bij gebaat zijn dat mensen van kraakpand naar kraakpand gaan als zij juridisch gezien niet eens in vreemdelingenbewaring kunnen worden genomen. Ook daar geldt weer dat bewindspersonen zich aan de wet houden. Ik weet dat ook de fractie van de heer Fritsma daar bijzonder aan hecht. Dus ook ik als bewindspersoon houd mij aan de wet.
De heer Fritsma (PVV):
Er is meer aan de hand. Om te beginnen moeten uitgeprocedeerden en illegalen niet van kraakpand naar kraakpand gaan, maar worden teruggestuurd naar het land van herkomst. Hier speelt echter een ander punt. Het Rijk heeft met gemeenten afgesproken dat geen opvang meer mag worden verleend aan uitgeprocedeerden. Die afspraak is zwart-op-wit vastgelegd in het bestuursakkoord van 2007. Hoe kan het nu dat een staatssecretaris het goed vindt als gemaakte afspraken tussen gemeenten en het Rijk keihard worden geschonden? Dat geeft toch een vrijbrief aan gemeenten om zich aan geen enkele afspraak meer te houden? Daar gaat het ook om. Daarover wil ik graag een nadere uitleg van de staatssecretaris hebben.
Staatssecretaris Teeven:
Dat hebben we ook al diverse keren met elkaar gewisseld, maar ik zal het vandaag voor de zoveelste keer doen omdat de heer Fritsma mij daarom vraagt. Het is niet zo dat het bestuursakkoord is opgezegd. Dat staat nog in volle omvang overeind. Tegelijkertijd doen zich in de praktijk, in het feitelijke leven situaties voor die je niet oplost met het dogmatisch vasthouden aan eerder ingenomen standpunten. Het kabinet probeert juist om problemen op te lossen. Een van de problemen is dat het enkel en alleen toepassen van vreemdelingenbewaring op mensen die feitelijk niet gedwongen kunnen terugkeren, niet de oplossing blijkt te zijn voor het probleem dat hier en daar bestaat. Op dit moment is dat niet de oplossing. Vrijwillige terugkeer is wel een oplossing. Dan kan het zo zijn dat je mensen moet bewegen om vrijwillig terug te keren door hun een betere toekomst te bieden. Dat betekent niet dat we afstand doen van de vreemdelingenbewaring en evenmin dat we niet meer proberen om mensen gedwongen te laten terugkeren, maar wel dat we in samenwerking met de grote steden proberen de problemen in de praktijk op te lossen. Dat is iets anders dan alleen maar elke keer hetzelfde verhaal vertellen terwijl je eigenlijk zelf ook wel weet dat het niet werkt.
De heer Fritsma (PVV):
Dit is onzin. Men moet zich gewoon aan gemaakte afspraken houden. Zo werkt dat in Nederland, zo werkt dat in de hele wereld, maar kennelijk niet bij de staatssecretaris. In het bestuursakkoord van 2007 is nadrukkelijk afgesproken dat gemeenten geen uitgeprocedeerden meer mogen opvangen. Dat doen gemeenten wel, met de gemeente Amsterdam voorop, en de staatssecretaris ondersteunt dat nu plotseling. De staatssecretaris laat eigenlijk gewoon over zich heen lopen door die PvdA-burgemeester van Amsterdam. Het resultaat is dat het vertrekbeleid ernstig wordt ondermijnd, want van de mensen die in Amsterdam zijn opgevangen, is er slechts één vertrokken.
De voorzitter:
Dit wordt een betoog. Wat is uw vraag aan de staatssecretaris?
De heer Fritsma (PVV):
Mijn vraag is: zorg ervoor dat dat bestuursakkoord wordt nageleefd en ga geen linkse burgemeesters ondersteunen die het terugkeer- en vertrekbeleid keihard saboteren.
Staatssecretaris Teeven:
Ik zorg er ook voor dat het bestuursakkoord wordt nageleefd. Volgens mij bestaan er trouwens geen linkse burgemeesters of rechtse burgemeesters. Volgens mij bestaan er burgemeesters. Het blijkt elke dag weer opnieuw dat burgemeesters in de dorpen en de steden, van welke partij zij ook zijn, tegen problemen oplopen die zij feitelijk moeten oplossen. Dan kun je niet als Rijk zeggen: ik ga met mijn rug naar de problemen staan. Ik houd me aan de uitgangspunten. Het bestuursakkoord is voor mij heilig en staat overeind. Ik ben ook niet van de afdeling dat ik het gelijk maar een goed idee vind als grote steden zeggen dat ze mensen die uitzetbaar zijn, in de noodopvang gaan plaatsen. Daar ben ik helemaal niet van. In Amsterdam speelde echter een feitelijk probleem en we hebben geprobeerd om dat zo goed mogelijk op te lossen. Het is niet de beste oplossing, maar het is wel de best denkbare oplossing op dit moment.
De heer Van Hijum (CDA):
Mijn punt is opnieuw een beetje dat de staatssecretaris zich lijkt te verschuilen achter oproepen, die ook door mijn fractie zijn gedaan, om te zoeken naar oplossingen, maar daarbij de gemeenten wel heel erg de vrije hand geeft. Ik herinner de staatssecretaris er graag aan dat de Tweede Kamer vlak voor de kerst op dit punt twee moties heeft aanvaard. In de eerste plaats werd hij opgeroepen om de effectiviteit van zijn terugkeerbeleid te vergroten en de Kamer te informeren over de voorstellen die in dat kader gedaan zullen worden. We hebben daarvan nog geen uitwerking gezien. In de tweede plaats werd hij opgeroepen om het probleem niet op het bordje van de gemeenten te schuiven, maar zijn eigen verantwoordelijkheid voor de opvang, ook van een aantal kwetsbare groepen asielzoekers, te nemen als hij daartoe aanleiding ziet. Ook op dat punt heb ik nog geen brief als uitwerking van de motie gezien, ook niet om daarover met de VNG in contact te treden. Ik vraag me dus eigenlijk af waar de uitwerking van beide moties blijft.
Staatssecretaris Teeven:
De opmerkingen van de heer Van Hijum verbazen mij buitengewoon. Hij weet ook dat ik druk bezig ben met die uitwerking. Kijkend naar de feitelijke situatie in Amsterdam, kan de heer Van Hijum ook zien wat er sinds de kerst daadwerkelijk is gedaan. Daar behoef ik geen brief voor naar de Kamer te sturen. Zeker in het licht van de motie die door deze Kamer is aangenomen, heb ik ook al richting de heer Van Hijum aangegeven dat de activiteiten in Amsterdam ook gericht zijn op terugkeer en op medewerking aan vrijwillige terugkeer. Ik heb ook eerder gezegd — ik heb dat heer Van Hijum niet horen tegenspreken toen ik bezig was met de uitvoering van zijn motie — dat we die mensen enige lucht zouden geven rond de kerstdagen en dat we in het nieuwe jaar — dat is nu, op dit moment — met vernieuwde inspanningen bezig zijn om mensen te bewegen tot terugkeer. Dus ik ben volledig bezig met de uitvoering van die aangenomen motie. Ik heb die scherp op het netvlies staan. Ik daag de heer Van Hijum uit om ook scherp op het netvlies te hebben waartoe hij mij heeft opgeroepen in december.
De voorzitter:
Voordat ik de heer Van Hijum het woord geef nog even het volgende; ik onderbreek nu overigens toevallig bij de heer Van Hijum, terwijl hij zelf nog maar heel weinig tijd heeft gebruikt. We zijn al een kwartier uitgelopen, dus ik vraag iedereen vanaf nu nog ietsje scherper en bondiger te formuleren.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik kan u verzekeren dat dit mijn enige interruptie is en zal blijven, voorzitter.
Ik vind het een beetje gek dat waar er twee moties zijn aangenomen die de staatssecretaris oproepen zijn beleid aan te scherpen dan wel te veranderen in overleg met organisaties, de Kamer niet wordt geïnformeerd door middel van een brief over hoe die moties worden uitgevoerd. Ik vraag hem nogmaals om dat wel te doen. Ik heb dat destijds bij de aanvaarding van de moties ook al direct aan hem gevraagd. Ik hoop eerlijk gezegd dat we daarover te zijner tijd nader kunnen spreken. Dat is het enige wat ik vraag.
Staatssecretaris Teeven:
Ik zal de Kamer zeker informeren als ik haar wat te melden heb, maar het heeft niet zo veel zin om een brief naar de Kamer te sturen met het bericht "werk in uitvoering". Echter, als de heer Van Hijum er prijs op stelt — ik begrijp dat hij graag hoort wat het werk in uitvoering precies is — dan krijgt de Kamer een brief van mij dat er werk in uitvoering is.
Dan kom ik op de motie van de heer Voordewind op stuk nr. 1780, waar ik dan meteen ook bij betrek de motie van mevrouw Maij op stuk nr. 1785. Ik refereer dan in het bijzonder aan wat in de overweging van laatstgenoemde motie staat. Het is goed dat mevrouw Maij aandacht vraagt voor dat punt. Het is ook conform ik al heb toegezegd. Het staat scherp geformuleerd in de motie en ik ben ook bereid er goed naar te kijken. Dus ik laat het oordeel over de motie van mevrouw Maij aan de Kamer.
De voorzitter:
Even ter aanvulling: het is de motie-Maij/Schouw.
Staatssecretaris Teeven:
Zeker, de motie van mevrouw Maij en de heer Schouw. Het oordeel over die motie laat ik aan de Kamer.
Met betrekking tot de motie van de heer Voordewind op stuk nr. 1780 zou ik nog het volgende willen opmerken. In het algemeen overleg hebben we met elkaar gedeeld dat eigenlijk geen kind in een cel zou moeten zitten, maar ik heb toen ook aangegeven dat dit met name aan de voorzijde niet altijd kan worden uitgesloten. De motie van de heer Voordewind gaat een stuk verder dan de motie van mevrouw Maij, aangezien daarin wordt gesproken van "te voorzien in alternatieve opvang". Dat is nu juist iets wat ik niet heb toegezegd in het algemeen overleg. Ik heb daarin toegezegd dat ik ga onderzoeken wat de alternatieven kunnen zijn en dat ik daarbij nadrukkelijk ook zal kijken of die realiseerbaar zijn. Het uitgangspunt van de heer Voordewind lijkt te zijn dat ik er in ga voorzien en dat er ook alternatieven zijn, maar dat is nou precies wat ik ga onderzoeken. Ik zou de heer Voordewind dan ook in overweging willen geven om zijn motie aan te houden totdat er een brief in mei is van de zijde van het kabinet, exact zoals in de motie van mevrouw Maij staat. Op dat moment kan de Kamer namelijk beoordelen of er dan vervolgstappen moeten worden gezet als zij van mening zou zijn dat mijn stappen niet ver genoeg gaan. Ik denk dat dit een goede werkwijze zou zijn.
De voorzitter:
Een verzoek aan de heer Voordewind, maar wellicht voorafgegaan door een vraag van de heer Voordewind aan de staatssecretaris.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De staatssecretaris vat het goed samen: te voorzien in alternatieve opvang. Hij doet dat nu, want hij onderzoekt welke alternatieven beschikbaar zouden kunnen komen. Hij heeft dat trouwens al eerder gedaan en ook eerder al aangegeven in brieven. De intentie van de motie van mevrouw Maij en die van de ChristenUnie lijkt mij dezelfde. Ik zal het dan ook op prijs stellen als het oordeel over beide moties aan de Kamer wordt gelaten. Wij hebben het proces afgelegd in een zoektocht naar alternatieven. Het is nu de vraag welke alternatieven. Ik hoop niet dat wij teruggaan naar de situatie dat kinderen in de cel moeten blijven en dat er geen alternatieven zijn.
Staatssecretaris Teeven:
Via u, voorzitter, wil ik het terugleggen bij de heer Voordewind: als hij vindt dat de intentie van beide moties dezelfde is, is het het meest zinnig om aan te sluiten bij de motie waartegen ik in elk geval geen bezwaar heb. Dat is de motie van mevrouw Maij, die ik niet ontraad. De onderhavige motie gaat ervan uit dat de mogelijkheden van alternatieve opvang er zijn. Daar heb ik op dit moment wel bezwaar tegen. Daarom ontraad ik de motie, want zij is namelijk net iets anders. Uit eerdere discussies die ik met de heer Voordewind heb gevoerd over het vreemdelingenbeleid, heb ik begrepen dat we af en toe de puntjes goed op de i moeten zetten. Dat doe ik dus ook vandaag.
De voorzitter:
Voordat het loven en bieden en detail doorgaat.
Staatssecretaris Teeven:
Nou, loven en bieden?
De voorzitter:
Daarmee bedoel ik het onderhandelen over moties.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
De intentie is dezelfde, namelijk om te komen tot alternatieven. Het enige verschil tussen de twee moties is dat mevrouw Maij vraagt om een brief waarin die alternatieven nog eens uiteen worden gezet. Dat lijkt mij prima, maar het uitgangspunt is misschien wel verschillend. De onderhavige motie leidt ertoe dat er inderdaad alternatieven komen. Ik heb echter ook begrepen dat collega Maij dezelfde inzet heeft.
Staatssecretaris Teeven:
Die is niet anders dan de inzet van het kabinet. Ook het kabinet heeft in het algemeen overleg gezegd dat het kinderen in een cel geen goede oplossing vindt. Tegelijkertijd heeft het aangegeven met welke problemen het te dealen heeft. Er moet bijvoorbeeld geen sprake zijn van kindersmokkel of uitbuiting. De motie lijkt ervan uit te gaan dat de alternatieven er zijn. Dat is precies de reden waarom ik haar ontraad.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Teeven:
In de motie-Voordewind op stuk nr. 1781 wordt de regering verzocht, in afwachting van een nieuw thematisch ambtsbericht nu al te bezien of extra maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van het asielbeleid voor Pakistaanse christenen. Wij hebben daarover uitgebreid van gedachten gewisseld in het algemeen overleg. Ik zie geen aanleiding om vooruitlopend op het ambtsbericht Pakistan, dat binnen enkele maanden verschijnt, beleidsmaatregelen te treffen. Dat laat echter onverlet dat de actuele situatie van minderheden in Pakistan nadrukkelijk door het kabinet en ook door mij wordt gevolgd. Die situatie zal door de IND ook worden betrokken bij de beoordeling in desbetreffende individuele zaken. Om die reden ontraad ik de motie.
In de motie op stuk nr. 1782 wordt de regering verzocht om de garantie te geven dat minderjarige vreemdelingen en hun ouders uiterlijk per 1 juni 2014 niet langer in grens- of vreemdelingenbewaring zullen komen. Die garantie kan ik al helemaal niet geven. In het algemeen overleg hebben wij hierover ook gesproken. Als je ook de andere belangen wilt dienen, bijvoorbeeld het tegengaan van smokkel en uitbuiting van kinderen, zijn er misschien alternatieven waarbij ouders en kinderen niet bij elkaar kunnen blijven. Dat is geen optimale situatie, maar die zou wel onderdeel van een alternatief kunnen zijn. Een garantie kan ik dus absoluut niet geven. Om die reden ontraad ik ook deze motie.
Het onderwerp in de motie op stuk nr. 1783 van mevrouw Voortman en anderen hebben wij ook in het algemeen overleg besproken. Ik heb toen gezegd dat wij juist de mogelijkheid moeten hebben om mensen niet naar Ter Apel te sturen, als wij niet de precieze status van ouders en kinderen kennen. Zijn mensen bijvoorbeeld wel de ouders van het kind dat de buitengrens van Nederland overschrijdt? Anders bestaat het risico dat kinderen ergens terechtkomen waar we ze al helemaal niet willen hebben, waar het misschien nog erger is dan in detentie. Ik heb toen gezegd dat ik de alternatieven ga onderzoeken. Daar valt dit ook onder. Alle medewerkers, ook aan de buitengrens, hebben uiteraard aandacht voor de signalen van kinderhandel. Dus het lijkt mij buitengewoon verstandig dat mevrouw Voortman de motie aanhoudt tot ik met de brief kom in mei. Anders zou ik de motie moeten ontraden.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik neem even de moties op de stukken nrs. 1782 en 1783 samen om het aantal interrupties te beperken. Wij zijn het er toch allen over eens dat het uitgangspunt is: geen kinderen in de cel? Dat is toch het standpunt waar ook de staatssecretaris het mee eens is? En wij zijn het er toch over eens dat het om kinderhandel en kindersmokkel tegen te gaan van belang is dat kinderen onder toezicht staan? In Ter Apel zijn mensen aanwezig om daarop te letten. Zij hebben ook de expertise om te onderzoeken of er sprake is van kinderhandel of kindersmokkel. Dus dan is dit toch een goed alternatief? Het gaat er niet meer om of wij kinderen uit de cel willen maar hoe wij dat gaan doen.
Staatssecretaris Teeven:
Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat het ongewenst is dat kinderen in de cel komen, dus dat delen wij. Maar er zijn ook andere problemen waarmee wij te maken hebben. Als wij mensen onbegeleid bijvoorbeeld van Schiphol naar Ter Apel laten reizen, komen zij niet altijd aan op de plaats waar wij denken dat ze aankomen. We zien ook in andere landen dat kinderen inderdaad in het ongerede verdwijnen. Dat zou ook mevrouw Voortman niet moeten willen. Dus ik stel voor: laat het kabinet nu die alternatieven onderzoeken. In die zin is de motie van mevrouw Maij een duidelijke motie, waarover ik het oordeel aan uw Kamer laat. Dat hebben wij ook in het algemeen overleg met elkaar gewisseld. Wacht dat nu af. Hier zitten ook negatieve effecten aan, zoals wij ook in het algemeen overleg met elkaar hebben gewisseld.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De staatssecretaris geeft nu aan dat het een probleem zou zijn om mensen onbegeleid naar Ten Apel te laten reizen. Dan zou je kunnen zeggen: laat ze begeleid naar Ter Apel reizen. Daar komen ze vervolgens onder toezicht. Daar wordt dan aan de hand van de kindcheck gekeken of er sprake is van kinderhandel of kindersmokkel. Dan zorgen we er toch voor dat het doel, kinderhandel en kindersmokkel tegengaan, wordt bereikt zonder dat kinderen in de cel worden gezet? Dan bereiken we daarmee toch alle doelen die we nastreven?
Staatssecretaris Teeven:
Alles kan een alternatief zijn, maar dat moeten wij gaan onderzoeken. Dat is nu precies waarom ik in mei met een brief kom.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt.
Staatssecretaris Teeven:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 1784 van mevrouw Voortman, waarin de regering wordt verzocht, het buitenschuldbeleid ruimhartig toe te passen op alle alleenstaande minderjarigen. Het specifieke buitenschuldbeleid is bedoeld voor uitzonderlijke gevallen. Het streven blijft om een uitgeprocedeerde minderjarige in eerste instantie te herenigen met ouders of andere familieleden in het land van herkomst. Dat wordt in beginsel altijd in het belang van het kind geacht. Slechts wanneer opvang door ouders of familie niet adequaat of niet mogelijk blijkt, wordt naar een andere mogelijkheid van adequate opvang gezocht, bijvoorbeeld opvang in een opvangtehuis. Ik denk dus dat de regering dat al op de beste wijze probeert te doen. In deze motie wordt de regering verzocht, het buitenschuldbeleid ruimhartig toe te passen op alle alleenstaande minderjarigen. Het kan natuurlijk in situaties gebeuren — want het zit natuurlijk in het woordje "alle" — dat je inderdaad niet ruimhartig kunt zijn, dus deze motie lijkt mij onuitvoerbaar. Ik heb ook aangegeven waarom het staand beleid op dit moment voldoende is. Het regeerakkoord is op dit punt ook helder.
De voorzitter:
Ik neem aan dat de staatssecretaris om reden van onuitvoerbaarheid ook expliciet adviseert deze motie te ontraden.
Staatssecretaris Teeven:
Dat zei ik ook. Daarom ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
Dat had ik in ieder geval niet gehoord.
Staatssecretaris Teeven:
Ik zoek even naar de motie op stuk nr. 1785, want die heb ik nog niet van uw Kamer mogen ontvangen.
De voorzitter:
Die hebt u samen met de motie op stuk nr. 1780 behandeld.
Staatssecretaris Teeven:
Dat klopt, de motie van mevrouw Maij.
Ook over de motie op stuk nr. 1786, van de heer Azmani, laat ik het oordeel aan de Kamer, maar ik zal uiteraard de uitkomsten van het in mijn opdracht verrichte onderzoek meenemen bij de totstandkoming van de Wet terugkeer en bewaring. Dat lijkt mij volstrekt helder. Ik heb al eerder aangegeven dat ik als staatssecretaris kijk naar wat werkt; of het nu de ene kant op gaat of de andere kant. Als dit zaken zijn die werken, moet je die meenemen bij de ontwikkeling van de wet, zeker als het over terugkeer gaat. Laat dat volstrekt helder zijn
De heer Azmani (VVD):
Voor mij is dit een helder en duidelijk antwoord. Het WODC-rapport, inclusief de conclusie zoals de staatssecretaris die verwoordt, wordt daadwerkelijk meegenomen. Daarom zie ik geen aanleiding om deze motie in stemming te brengen. Ik trek de motie in.
De voorzitter:
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dan zou ik eigenlijk een punt van orde willen maken. Ik had naar aanleiding van de motie van de heer Azmani, waarvan ik mij zeer afvraag of deze strookt met internationale wetgeving en verdragen, bij de regeling van werkzaamheden willen voorstellen om een advies van de commissie-Meijers te vragen over de motie. Ik kan mij ook voorstellen dat ik van de staatssecretaris bij dezen een toezegging zou kunnen krijgen. Het WODC-rapport betreft een wetenschappelijk onderzoek, maar het moet stroken met internationale wetgeving. Kan de staatssecretaris over dit vraagstuk van het inzetten van vreemdelingenbewaring als een soort motivatie of drukmiddel om vreemdelingen te laten vertrekken, advies vragen aan de commissie-Meijers?
Staatssecretaris Teeven:
Het wetsvoorstel is in de consultatiefase. Wij moeten nog bezien wat er uit de consultaties komt. Die hebben wij breed uitgezet. Volgens mij is het zelfs zo dat de commissie-Meijers zelfstandig gaat rapporteren over het wetsvoorstel dat nu voorligt. Vandaag hebben wij met elkaar gewisseld dat ik dit wetenschappelijk rapport toevoeg aan de beraadslagingen die wij zelf zullen hebben in het wetgevingstraject. Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen dat de commissie-Meijers, gehoord de beraadslaging van vandaag, gehoord het verzoek en gezien de consultaties met betrekking tot het wetsvoorstel, dit meeneemt en haar standpunt kenbaar maakt aan het kabinet.
De voorzitter:
Ik begrijp dat specifiek op dit punt nog een oordeel zal worden gevraagd.
Staatssecretaris Teeven:
Nou nee, wij hebben in de consultatiefase dit wetsvoorstel in omloop gebracht. Wij vragen om een advies van de commissie-Meijers. Vandaag hebben wij hierover beraadslaagd. Uiteraard zullen wij dat onder de aandacht brengen, want dit speelde ook een rol. Dat past gewoon in het reguliere wetgevingsproces.
De voorzitter:
Dan is dat helder. Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wij zullen dinsdag 18 februari over de ingediende moties stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20132014-54-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.