4 Vragenuur: Vragen Ouwehand

Vragen van het lid Ouwehand aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de wens van de meerderheid van lokale bestuurders om te komen tot een vuurwerkverbod.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Gelukkig nieuwjaar, zeg ik tegen de minister en via hem tot het hele kabinet. Ik wil de minister een aantal vragen stellen om ervoor te zorgen dat wij de jaarwisseling in Nederland weer kunnen omvormen tot het feest dat het zou moeten zijn. Ik keek op nieuwjaarsdag naar het journaal in België. In België heeft een fors aantal steden een vuurwerkverbod ingesteld en dat is daar goed bevallen. Op een enkele autobrand na — ik meen dat het er zeven waren — waren er geen noemenswaardige incidenten in België. Het Nederlandse journaal opende echter anders. Er waren dit jaar 8.400 incidenten. De 10.000 politiemensen die op straat aan het werk waren, hebben niet kunnen voorkomen dat mensen ernstig gewond zijn geraakt als gevolg van het afsteken van vuurwerk en dat hulpverleners en brandweerlieden zijn belaagd, ondanks de ferme uitspraken van de minister van Veiligheid en Justitie dat geweld tegen hulpverleners onacceptabel is. Dat vindt iedereen, maar misschien moeten wij ervoor zorgen dat burgers niet langer met munitie op straat kunnen rondlopen. Een groeiend aantal lokale bestuurders doet een oproep aan het kabinet om op te treden en maatregelen te treffen. Hilversum, Wassenaar en Schiedam willen een vuurwerkverbod. De grote steden — Den Haag, Utrecht, Amsterdam — vragen het kabinet om de gelegenheid om zelf te bepalen hoe bont zij het willen laten worden in hun stad. Zij zeggen: geef ons de mogelijkheid om onze gemeenten vuurwerkvrij te verklaren als wij dat willen en het afsteken van vuurwerk te beperken tot een aantal plekken. Hoe reageert het kabinet op de oproep van de bestuurders van de grote gemeenten? Welke stappen gaat het kabinet zetten in aanloop naar het debat dat ik graag wil voeren over de jaarwisseling en het vuurwerk, om de vuurwerktraditie in Nederland om te vormen naar een veiligere traditie?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Dank voor de beste wensen voor het nieuwe jaar. Ik dank mevrouw Ouwehand daarvoor, maar strek die ook uit naar de andere leden van uw Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Plasterk:

Wat betreft de vraag van mevrouw Ouwehand wijs ik op de brief die collega Opstelten deze week aan de Kamer heeft gestuurd. Daarin staat: "Zo zullen wij op korte termijn met gemeenten, politie en andere betrokkenen, bespreken of nog aanvullende maatregelen nodig en mogelijk zijn om de incidenten rondom de jaarwisseling verder te beperken." Hij geeft aan dat hij en ik de Kamer daarover per brief zullen informeren, begin april. In die context zal de opvatting van een aantal gemeentebesturen waarnaar is verwezen zeker aan de orde komen. De opvatting van de burgemeester van de vier grote steden is voor mij natuurlijk sowieso een belangrijk signaal. Ik heb voor dit vragenuur nog gebeld met één van de grote steden, om na te gaan of ik die opvattingen al op papier kon krijgen. Die heb ik echter nog niet. Ik moet dus nog even afwachten wat zij daadwerkelijk gaan vragen. Wij zullen die in elk geval zeker betrekken bij dat overleg.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank. Mooi dat het kabinet in april met een brief komt. Wij hebben dit debat echter al eerder gevoerd. Toen wilde het kabinet niet meegaan in de wens van een aantal gemeenten om zelf die bevoegdheid te krijgen. Toen bleef het kabinet volhouden dat een meerderheid van de gemeenten dat niet wilde. Ik wil geen herhaling van dat debat van anderhalf jaar geleden. Ik zie niet in waarom het kabinet nu nog niet kan toezeggen dat het gemeenten de verantwoordelijkheid geeft om die vuurwerktraditie een beetje in toom te houden, ook gelet op het feit dat er zo veel meer verantwoordelijkheden naar gemeenten gaan. Dan kunnen gemeenten zelf bepalen of zij van die mogelijkheid gebruik willen maken.

Ik zou het erg op prijs stellen als het kabinet in de brief van april met een serieuze analyse van de problemen komt. We blijven namelijk in cirkeltjes ronddraaien wat betreft de holle retoriek die vaak klinkt uit vak-K: er wordt verwezen naar illegaal vuurwerk, maar als men een vuurwerkbril opzet dan gaat het allemaal wel. Ik wil dat het kabinet de relatie legt tussen onze gewoonte om door particulieren vuurwerk te laten afsteken en de honger naar illegaal en zwaar vuurwerk en alle problemen die dat met zich meebrengt. Ik wil voorts dat het kabinet laat zien welke mogelijkheid er nu is om illegaal vuurwerk aan te pakken. Met die handhaving lijkt het ieder jaar niet te lukken en misschien komt dat wel omdat het onderscheid niet te handhaven is. Laat het kabinet dus duidelijk maken hoe handhaafbaar een totaalverbod is en hoeveel dat kan schelen. Laat het kabinet ook duidelijk maken, als deze maatregelen worden getroffen — gemeenten meer verantwoordelijkheid en aanpak van illegaal vuurwerk — welke problemen er dan nog overblijven. Het kabinet blijft namelijk weglopen voor de schade die ook veroorzaakt kan worden door gewoon, legaal, vuurwerk, met name bij omstanders die zelf geen vuurwerk afstaken maar toch een oog kwijt zijn.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Zoals bekend hebben gemeenten op dit moment de ruimte om via de Algemene Plaatselijke Verordening gebieden aan te wijzen die in het kader van de openbare orde of de veiligheid vuurwerkvrij moeten blijven. Ik heb net nog even met juristen ernaar zitten kijken. Voor een algemeen vuurwerkgebod ontbreekt op dit moment de wettelijke grondslag. Dat zou dus landelijk geregeld moeten worden. Het is interessant en belangwekkend om te horen wat lokale politici daarvan vinden, maar dat is natuurlijk uiteindelijk ook een zaak waarbij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal aan zet zijn. Wij zullen nog bekijken wat de opvattingen daarover zijn. Het enige inhoudelijke punt dat ik op dit punt wil maken, is dat al te grote lokale verschillen in een compact land zoals Nederland tot vuurwerktoerisme zullen leiden. Stel dat in een van twee naast elkaar gelegen gemeenten vuurwerk helemaal verboden is. Dan gaat iedereen natuurlijk onmiddellijk naar die andere gemeente. Dat is een goede reden om het niet helemaal aan de lokale overheden over te laten, zodat bijvoorbeeld de Tweede Kamer daarover een opvatting kan hebben.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Op het laatste punt geef ik de minister gelijk. Wij zijn er niet als wij het afschuiven naar gemeenten. Daarom zouden wij graag een landelijke inperking van het vuurwerkgebruik zien. Ik hoop zeer dat het kabinet dit jaar een serieus debat met de Tweede Kamer mogelijk maakt en dat het in de brief ingaat op een serieuze analyse van de problemen. Dan zullen wij in april het debat voeren dat ik zo direct in de regeling van werkzaamheden zal aanvragen.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik heb waardering voor het aansnijden van dit onderwerp. Ik heb een aangelegen punt. Als je de maatschappelijke kosten die dit thema met zich meebrengt in kaart zou brengen, schrok je. Als je de maatschappelijke baten daartegenover zou zetten, schrok je nog harder. Ik ben blij dat de minister ernaar wil kijken, maar is hij ook bereid om daarin het voortouw te nemen? Ik vraag dat bewust aan de minister van Binnenlandse Zaken, omdat het niet alleen gaat om een juridisch punt, maar ook om bevoegdheden die de gemeenten zouden moeten hebben. Kunnen de gemeenten wat de minister betreft de ruimte krijgen om, zonder nadere motiveringsplicht vanuit de openbare orde, vuurwerkvrije gebieden aan te wijzen of vuurwerk totaal te verbieden? Als de ene gemeente daarmee begint, volgen de andere vanzelf. Wij zouden daarvan een meerjarenproject moeten maken. Ik nodig de minister graag uit om hierop positief te reageren.

Minister Plasterk:

Ik kan er op dit moment twee dingen over zeggen. Het beperken van de tijd waarbinnen vuurwerk kan worden afgestoken, is onderdeel van het Vuurwerkbesluit. Dat is een AMvB, die overigens in handen ligt van de collega van I en M. Op dit moment ontbreekt het wettelijk kader om in de APV de ruimte te beperken, als dat zo ver zou gaan dat bijvoorbeeld een hele gemeente wordt uitgesloten van het afsteken van vuurwerk. Dat kan dus niet zomaar.

De voorzitter:

Wilt u uw tweede vraag stellen? Of wilt u die voor uw collega bewaren?

De heer Bisschop (SGP):

Volgens mij heeft de collega geen vraag. Ze zijn er niet eens, dus zij kunnen niet zeggen dat ze er wel een hebben.

De voorzitter:

U mag uw tweede vraag stellen. Ga uw gang.

De heer Bisschop (SGP):

Alle waardering voor het antwoord van de minister, maar het is geen antwoord op mijn vraag. De vraag is of hij bereid is om hierin het voortouw te nemen en op de bok te gaan zitten om te komen tot een algeheel vuurwerkverbod, als dat mogelijk is.

Minister Plasterk:

Dat is een kabinetsaangelegenheid. Laat ik een feitelijk antwoord geven. In eerste instantie berust het Vuurwerkbesluit bij de collega van I en M en de handhaving ervan bij de collega van Justitie, die uw Kamer deze week een brief daarover heeft gestuurd. Ik zal mijn bijdrage leveren vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het lokaal bestuur, maar in eerste instantie betreft het de portefeuilles van beide collega's.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Vuurwerk heeft een enorme invloed op mens, milieu en dier, maar dit kabinet is over het algemeen alleen gevoelig voor een kosten-batenanalyse. Is de minister bereid om in kaart te brengen hoeveel deze jaarwisseling heeft gekost aan politie-inzet, ziektekosten, verloren levens en werkjaren, zodat wij een cijfer krijgen waarover wij het hebben?

Minister Plasterk:

Ik zal in ieder geval de wens mee terugnemen naar de collega's. Ik zeg toe dat ik zal trachten om in de brief van april die cijfers te verschaffen waaraan wij redelijkerwijs kunnen komen.

De voorzitter:

Dank voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven