3 Vragenuur: Vragen De Wit

Vragen van het lid De Wit aan de minister van Veiligheid en Justitie, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, over het vernietigende advies van de Raad van State over de forse bezuinigingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Vorige week werd het advies van de Raad van State bekend over de bezuinigingen die deze regering van plan is door te voeren op de gefinancierde rechtshulp, dus de rechtshulp voor mensen die deze niet zelf kunnen betalen. Voor de goede orde: het gaat over de bezuinigingen per 1 oktober 2013.

Het advies van de Raad van State is vernietigend. In de eerste plaats mist de Raad een visie van de regering op deze plannen. In de tweede plaats zegt de Raad van State letterlijk dat die plannen een belemmering vormen voor het recht op toegang tot de rechter zoals dat in de Grondwet is geformuleerd, in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De Raad van State voegt eraan toe dat het om substantiële bedragen gaat die een drempel kunnen opwerpen voor rechtzoekenden om toegang tot de rechter te krijgen.

Dat liegt er niet om. De Raad van State adviseert de regering ten slotte om het hele besluit, al die maatregelen, te heroverwegen. De vraag aan de minister is: gaat de regering dit doen, ja of nee?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer De Wit voor deze vraag. Het antwoord daarop is nee. Dit is ook al gebleken, want wij hebben de maatregelen voorgehangen en daardoor heeft de Kamer ook het advies van de Raad van State gekregen. Ik wil er duidelijk over zijn dat het advies van de Raad van State niet vernietigend is. De Raad heeft geadviseerd om in de toelichting in te gaan op de in het advies genoemde punten en het besluit zo nodig aan te passen. Op advies van de Raad is de toelichting ook aangepast. In het nader rapport is bovendien aangegeven dat de volume-effecten van dit besluit worden gemonitord. De Tweede Kamer wordt over deze effecten geïnformeerd. Dit is het antwoord dat ik de heer De Wit zou willen geven.

De heer De Wit (SP):

Dat is buitengewoon teleurstellend. In de eerste plaats wordt door de nadere toelichting van de minister op dat advies van de Raad van State het probleem niet weggenomen. Bovendien ontbreekt de visie nog steeds, behalve de visie van het kabinet: zoek het zelf maar uit, ga zelf maar wat prutsen. Alleen als je het kunt betalen, heb je recht op toegang tot de rechter. Dat is in feite een fatale visie op onze rechtsstaat.

In de tweede plaats zijn de effecten van de bezuinigingen niet weggenomen, ook niet door de toelichting van de minister. Wij weten dat dit leidt tot een gigantische uitval van het aantal mensen dat nog kan procederen. De Raad van State staat niet alleen in zijn kritiek. Deze wordt gedeeld door de Nederlandse Orde van Advocaten, door de Raad voor de rechtspraak en door de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland. Hoe erg moet het nog worden? Is het niet zo dat de Nederlandse Staat een bedreiging wordt voor de rechtsstaat Nederland?

Minister Opstelten:

Het antwoord op de laatste vragen is nee. De Raad van State meldt dat de maatregelen kunnen leiden tot een belemmering van de toegang tot het recht en vraagt om een betere inbedding in een visie. Wij hebben de context duidelijk aangegeven. De Raad van State zegt niet dat er sprake is van een belemmering van de toegang tot het recht. Ik zet daar even een streep onder. De Raad van State zegt wel dat het belangrijk is om het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand beheersbaar te houden.

De heer De Wit weet ook dat het kernpunt van het kabinet voor de rechtsbijstand is de verantwoordelijkheid in eerste instantie te leggen bij de rechtzoekende. Daarvoor zijn instrumenten gegeven zoals elektronische informatie en de versterking van het Juridisch Loket. Ik denk dat dat heel belangrijk is. De volgende fase, die er nog aan zit te komen en die hier niet aan de orde is, heeft betrekking op de poortwachtersfunctie. Ook deze moet nadrukkelijk worden versterkt. Vervolgens zullen we monitoren wat de effecten hiervan zijn en dat aan de Kamer laten weten.

De heer De Wit (SP):

Het wordt er niet beter op. Het punt dat de minister aanvoert, is precies waar het om draait: deze maatregel staat in feite niet los van de in de begroting aangekondigde maatregelen aangaande een bezuiniging van 91 miljoen op de gefinancierde rechtshulp. Dit is een onvoorstelbaar groot bedrag. De Raad van State zegt wel degelijk dat door deze bezuiniging een risico bestaat voor de toegang tot het recht. Ik heb hier een bericht van de Raad van State voor me waarin staat dat er een risico bestaat op belemmering van het recht op toegang tot de rechter. Dat staat er. De minister kan het terugvinden, ook in de tekst van het advies van de Rad van State. De Raad van State zegt dit wel degelijk.

En het wordt dus nog erger als je kijkt naar de maatregelen die in de begroting zijn voorgenomen. Je kunt wel zeggen dat je het gaat monitoren hoe erg het uitpakt, maar nu al staat vast dat er een grote uitval optreedt van mensen die recht hebben op toegang tot de rechter. Dat moeten wij ons als rechtstaat niet permitteren. Krijgen we dan in Nederland in feite niet klassenjustitie, waarbij alleen degene die het kan betalen nog naar de rechter kan, en degene die het niet kan betalen moet gaan prutsen dan wel advies moet vragen bij het Juridisch Loket? Krijgt die persoon dan in de toekomst niet meer voor alles een advocaat maar slechts voor bepaalde delen van het recht? Dit is een enorme verslechtering.

Minister Opstelten:

Ik ben het niet eens met de heer De Wit. Ik dank hem voor de gestelde vraag die mij de gelegenheid geeft om mijn punt te maken. De volgende fase is hier niet aan de orde. De staatssecretaris heeft daarover in juli een brief aan de Kamer geschreven en er is ook een AO over vastgesteld. Ik wil daarnaar verwijzen. Het gaat om het in de eerste plaats leggen van de verantwoordelijkheid bij de rechtzoekende. Dat is heel belangrijk. Vervolgens wordt de poortwachtersfunctie versterkt. Dat is ook een modernisering van het gehele rechtsbijstandsprincipe. Ik zeg nogmaals dat de Raad van State weliswaar een risico kan aangeven maar dat het er om gaat wat wij daarover aangeven in het nader rapport. Ik denk dat we dat heel helder hebben gedaan. Naar onze mening hebben we een volstrekt verantwoorde en goede positie ingenomen. Die is overigens ook vele malen in AO's en VAO's in de Kamer behandeld, dus het is niet verrassend waartoe deze wijziging per 1 oktober zal leiden.

Ik wil ook nog één bijstelling geven aan de heer De Wit. Het gaat in de volgende fase niet om 91 miljoen maar om 85 miljoen.

De voorzitter:

Mijnheer Schouw.

Minister Opstelten:

Maar dat was een mededeling voor de positie.

De voorzitter:

Ik gaf het woord aan de heer Schouw. Gaat uw gang, mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik heb een vraag over de precisie. De Kamer heeft verschillende keren gewaarschuwd voor klassenjustitie als gevolg van het opwerpen van drempels voor gewone mensen om hun recht te halen. Kan de minister nou eens twee of drie concrete maatregelen noemen die het kabinet neemt om die klassenjustitie in Nederland te voorkomen?

Minister Opstelten:

Daarover kan ik heel helder zijn: wij hoeven daar geen maatregelen voor te nemen want er is in ons land geen sprake van klassenjustitie. Punt uit. Er is geen enkel voorbeeldje waarin sprake is van klassenjustitie. Er is in Nederland geen klassenjustitie en daar staat dit kabinet voor.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Er circuleren al de nodige rekensommen over rechtsbijstand op internet. Ik zou van de minister graag tekst en uitleg krijgen aan de hand van een kort, concreet voorbeeld. Vanaf 1 januari 2014 kost een bescheiden juridische procedure tegen het intrekken van je uitkering €536. Bezwaar tegen de intrekking, een voorlopige voorziening en griffierechten kosten samen €536. Dat is bijna een maanduitkering. Kloppen deze bedragen? Zo ja, vindt de minister dan ook dat de rechtstoegang voor iemand wiens uitkering is ingetrokken, op deze manier een wassen neus is?

Minister Opstelten:

Ik ga nu niet in op een concrete casus waarin een aantal bedragen en voorbeelden bij elkaar genoemd worden. Ik ga in op de tarieven voor rechtsbijstand die wij hebben vastgesteld. Die zijn aanvaardbaar, is ons absolute oordeel. Over de griffierechten zullen wij het nog apart hebben. Er komt een bescheiden voorstel tot verhoging. Wij hebben het anticumulatiebeding afgeschaft omdat het niet werkte. Wij verwachten geen onredelijke bijdrage van de rechtzoekende.

De heer Roemer (SP):

Maak je het concreet, dan haakt het kabinet af. Dit is daar een mooi voorbeeld van. Dit maakt heel duidelijk dat niet iedereen in Nederland zijn recht kan halen om financiële redenen. Het kabinet heeft de mond vol van participeren, maar bij participeren hoort ook het halen van recht als jou onrecht wordt aangedaan. Financiële belemmeringen maken dit mensen onmogelijk. Je kunt dus niet anders dan concluderen dan dat wij met klassenjustitie bezig zijn en dat wij niet meer spreken van een rechtsstaat. Is de minister het met mij eens dat iedereen te allen tijde recht moet kunnen halen en daarbij niet belemmerd mag worden door grote financiële drempels?

Minister Opstelten:

Ik ben het met de heer Roemer eens dat de toegang tot het recht goed moet zijn. Dat heb ik ook aangegeven en dat hebben wij ook duidelijk gemaakt in ons nader rapport in reactie op het advies van de Raad van State. Wij hebben hier een- en andermaal over gesproken. Ik heb gezegd wat onze uitgangspunten zijn. Ik voeg hieraan toe dat iedereen uiteindelijk een beroep op een hardheidsclausule kan doen. Daarover zal de Raad voor Rechtsbijstand een beslissing nemen. Dat zit ook in de regeling.

De voorzitter:

Dank voor uw antwoord en voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven