19 Bouwregelgeving en brandveiligheid

Aan de orde is het VAO Bouwregelgeving en brandveiligheid (AO d.d. 12/09).

De voorzitter:

Ik heet iedereen welkom. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Thieme van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Dit kabinet laat de dieren in bestaande stallen letterlijk stikken als er brand uitbreekt. Zelfs een rookmelder voor bestaande stallen wordt niet verplicht gesteld. Daarom de volgende drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Bouwbesluit 2012 alleen van toepassing is op nieuwbouw of te verbouwen stallen;

constaterende dat hiermee miljoenen dieren die leven in bestaande stallen buiten het Bouwbesluit 2012 vallen;

constaterende dat hiermee niet alleen een rechtsongelijkheid ontstaat tussen ondernemers, maar tevens in de bescherming van dieren;

verzoekt de regering, het Bouwbesluit 2012 tevens van toepassing te laten zijn op bestaande stallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (32757).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er tot op heden miljoenen dieren zijn omgekomen in stalbranden;

constaterende dat in het Bouwbesluit 2012 ingezet is op preventie van branden en dat het onvoldoende aandacht besteedt aan de inperking van ontstane branden;

constaterende dat het Bouwbesluit 2012 daarmee onvoldoende bijdraagt aan het beschermen van dieren bij het uitbreken van een brand;

overwegende dat vroegtijdige detectie de uitbreiding van een brand kan beperken en dierenleed kan voorkomen;

verzoekt de regering om de verplichting tot het aanbrengen van detectiesystemen, zoals een brand- en rookalarm, in het Bouwbesluit 2012 op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (32757).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de controle en het toezicht van het Bouwbesluit 2012 bij de gemeenten neerlegt;

constaterende dat onderzoek van onder andere Wageningen UR heeft aangetoond dat de controle en het toezicht van gemeenten onvoldoende zijn;

constaterende dat een gebruiksmeldingsplicht voor alle veebedrijven de gemeente een beter zicht geeft op de brandveiligheid van bedrijven;

constaterende dat door een gebruiksmeldingsplicht gerichtere handhaving mogelijk wordt;

verzoekt de regering om in het Bouwbesluit 2012 een gebruiksmeldingsplicht voor veehouders bij gemeenten op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (32757).

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. De luchtkwaliteit in bestaande woningen, maar ook in scholen en zorginstellingen is onder de maat. Dat heeft onderzoek in opdracht van een vorige bewindspersoon overduidelijk aangetoond. Het is dus zaak dat wij de vinger aan de pols houden om de ontwikkelingen in de gebouwen te kunnen monitoren. Ik heb de minister hier in het algemeen overleg vragen over gesteld. Uiteindelijk heb ik geconcludeerd dat hij toch niet precies doet wat wij willen, namelijk periodiek meten hoe de luchtkwaliteit zich in de gebouwen ontwikkelt om te kijken of het beleid effectief is. Vandaar de volgende motie, die ik mede namens mevrouw Thieme indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat al enige jaren door de overheid wordt ingezet op betere ventilatie in nieuwe en bestaande scholen, ziekenhuizen en woningen;

constaterende dat de voortgangsrapportages met name rapporteren over de mate van bewustwording en niet over de daadwerkelijke verbetering van ventilatie en luchtkwaliteit;

verzoekt de regering, periodiek steekproefsgewijs te laten meten hoe de luchtkwaliteit zich daadwerkelijk ontwikkelt in nieuwe en bestaande woningen, scholen en in zorginstellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (32757).

De heer Paulus Jansen (SP):

Mijn tweede en laatste motie gaat over het ter plekke aangebrachte pur-vloerisolatie. Er zijn gebreken bij het aanbrengen daarvan. Wij hebben geconstateerd dat daar geen enkele vorm van publieke controle op is. Er wordt volledig vertrouwd op zelfregulering van de branche. Dat vinden wij onverstandig, mede in het licht van het recente WRR-onderzoek. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de naleving van verwerkingsvoorschriften voor ter plekke gespoten pur-vloerisolatie volledig berust op zelfregulering van de betrokken isolatiebedrijven en de toeleverende industrie;

van mening dat bij een dergelijke "high trust"'-benadering ook een high penalty hoort wanneer een bedrijf de fout ingaat;

constaterende dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid recentelijk nog vaststelde dat het publieke toezicht op publieke belangen verwatert;

verzoekt de regering om een helder, sober maar effectief, publiek toezichtkader te formuleren voor de naleving van arbo- en milieueisen in de bouw, in aanvulling op zelfregulering door brancheorganisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (32757).

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Het standpunt van de VVD-fractie over regels en over hetgeen wij willen invoeren in Nederland is dat regels meerwaarde moeten hebben en dat de verantwoordelijkheid primair bij de mensen zelf ligt en bij de sectoren die daarin de verantwoordelijkheid pakken. Regels moeten daarin meerwaarde hebben. In dit kader willen wij een motie indienen, naar aanleiding van de aanvullende eisen in het Bouwbesluit over het voorkómen van stalbranden

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het voorliggende ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de brandveiligheid van het bedrijfsmatig houden van dieren alsmede correcties en verdere vereenvoudiging van het Bouwbesluit 2012, nieuwe voorschriften met betrekking tot de brandveiligheid van nieuwe stallen voor dieren worden voorgesteld;

overwegende dat de voorliggende wijzigingen voor de sector 25 miljoen euro aan nalevingskosten met zich meebrengen en dat met de aanpassingen de voorschriften voor stallen strenger zullen zijn dan die voor woningen;

overwegende dat verzekeraars reeds aanvullende eisen stellen als het gaat om brandveiligheid en dat uit de beperkte onderzoeken die er zijn blijkt dat niet constructie-onderdelen maar gedragsveranderingen de grootste meerwaarde hebben in het voorkómen van stalbranden;

overwegende dat daarnaast partijen zich gecommitteerd hebben aan de uitvoering van het actieplan stalbranden, waar gedragsverandering een centrale plek inneemt;

verzoekt de regering, bij de evaluatie van de wet specifiek in te gaan op de bewezen effectiviteit van de extra regelgeving;

verzoekt de regering voorts, regelgeving bij gebleken ineffectiviteit terug te draaien en zo mogelijk te vervangen door effectievere maatregelen op het gebied van bijvoorbeeld gedragsveranderingen als alternatief voor de extra regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (32757).

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de Kamer. We wachten heel even totdat de minister alle moties heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Blok:

Voorzitter. Ik ga meteen in op de ingediende moties. Als eerste kom ik te spreken over de motie-Thieme op stuk nr. 82, waarin de regering wordt verzocht om het Bouwbesluit 2012 ook van toepassing te laten zijn op de bestaande stallen. De aanpassing van het Bouwbesluit voor nieuw te bouwen stallen is onderdeel van een actieplan dat breed wordt gedragen door partijen als de brandweer, de dierenbescherming, verzekeraars en de landbouwsector zelf. Zij hebben een naar mijn smaak verstandige afweging gemaakt tussen enerzijds het grote belang dat natuurlijk wordt gehecht aan de bescherming van dieren in alle stallen, of die nu oud of nieuw zijn, en anderzijds wat er redelijkerwijze haalbaar is. Onderdeel van het actieplan is niet alleen het aanpassen van het Bouwbesluit, waarmee nieuwe stallen onder strengere regelgeving komen te vallen, maar ook wel degelijk een uitgebreide bewustwordings- en voorlichtingscampagne. Het is dus niet zo dat er niets wordt gedaan voor de veiligheid van dieren in bestaande stallen. Aangezien op die manier dat belang wordt gediend en aangezien ik het toevoegen van een verplichte ombouw van alle bestaande stallen echt een te zware druk op de sector vind leggen, wil ik deze motie ontraden.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Begrijp ik het goed dat het kabinet het prima vindt dat wij het aan de sector zelf overlaten om al dan niet een rookmelder in een bestaande stal te plaatsen, omdat het kabinet zich kan voorstellen dat het een beetje te duur wordt voor de boeren als wij dit gaan verplichten?

Minister Blok:

De motie over de rookmelder is de volgende, maar misschien was deze reactie ook voor de volgende motie bedoeld?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Laten wij die dan samennemen. Het gaat om het feit dat het Bouwbesluit zodanig wordt aangepast dat alleen de nieuwe stallen moeten voldoen aan bepaalde brandveiligheidseisen en andere voorschriften. Komt de keuze om dit alleen voor nieuwe stallen te laten gelden, voort uit begrip van het kabinet voor het feit dat het anders te duur wordt voor de boeren om de bestaande stallen veilig te maken voor de dieren?

Minister Blok:

Ik vind het jammer dat mevrouw Thieme geen recht doet aan mijn argumentatie. Ik heb een heel aantal argumenten genoemd. Een van die argumenten was dat het een enorme investering vraagt om alle bestaande gebouwen aan te passen aan het Bouwbesluit, maar ik heb ook een heel aantal andere overwegingen gegeven. Daarmee heb ik het antwoord op de vraag van mevrouw Thieme gegeven: nee, er zijn veel meer overwegingen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij leven dus in een land waarin het goedkoper is om miljoenen dieren in bestaande stallen dood te laten branden dan om die stallen brandveilig te maken, waardoor de dieren dit bespaard wordt.

Minister Blok:

Ik heb geen vraag gehoord, maar ik wijs er nogmaals op dat ik in mijn toelichting een heel aantal overwegingen uitgebreid genoemd heb. Bewustwording is ook nadrukkelijk onderdeel van het actieplan, met een grote betrokkenheid van de sector, met verzekeraars en met boeren die het zelf ook verschrikkelijk zouden vinden wanneer hun dieren bij een brand zouden omkomen. Ik vind het jammer voor het debat dat mevrouw Thieme niet ingaat op mijn inleiding, waarin ik uitgebreid en heel bewust een argumentatie heb gegeven.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik ga ervan uit dat de minister de maatregelen voor het brandveilig maken van stallen die in het nieuwe deel van het Bouwbesluit zitten, effectief vindt. Anders had hij ze er niet in opgenomen. Hij vindt het echter te duur voor de bestaande stallen. Is de minister bereid om nog wat specifieker naar de afzonderlijke maatregelen te kijken en om per geval te laten bekijken of er qua prijs-prestatieverhouding maatregelen mogelijk zijn die de minister toch eerder voor bestaande stallen kan invoeren? Zo voorkom je enorm hoge kosten, maar zet je toch maximaal in op minder risico's.

Minister Blok:

Nogmaals, ik heb niet alleen gezegd dat het te duur is. Ik heb er ook op gewezen dat ik het juist voor de effectiviteit van de maatregelen van belang vind dat de ondernemers er op deze manier zelf in geloven en het uit willen gaan voeren. Verzekeraars, die bij grote risico's echt wel regelmatig toetsen of op een fatsoenlijke manier wordt omgegaan met brandrisico's, onderstrepen dit actieplan, evenals de Dierenbescherming. Onderdeel van het actieplan is in feite ook wat de heer Jansen zegt. Natuurlijk hoort bij de voorlichting ook de vraag of een boer in een bestaande stal niet heel goed op een andere manier kan werken, waardoor de brandrisico's afnemen. Kan hij bijvoorbeeld een rookmelder ophangen omdat die op die plaats goed werkt? Natuurlijk zullen mensen op grond van de voorlichtingscampagne ook besluiten om iets te doen in hun stal, maar dat is iets anders dan dit centraal opleggen.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP):

In hetzelfde overleg hebben wij in het kader van de toegankelijkheid van gebouwen voor gehandicapten gezegd dat wij op deelniveau gaan kijken naar de MKBA van afzonderlijke maatregelen. Waarom is de minister niet bereid om dat in dit geval ook te doen voor simpele en misschien heel effectieve maatregelen in de bestaande stallen?

Minister Blok:

Een deskundige, divers samengestelde groep, die zich heeft laten voeden door onder meer de universiteit van Wageningen, heeft uitgebreid een heel scala van mogelijke maatregelen bekeken, in overweging nemend welke maatregel je voor welk type stal kunt invoeren. Daar is uiteindelijk dit pakket uit gekomen en dat is heel afgewogen gebeurd.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de minister verder gaat met de beoordeling van de motie op stuk nr. 83.

Minister Blok:

In feite heb ik hiermee ook mijn beoordeling gegeven van de motie, waarin wordt gevraagd om een verplichting tot het aanbrengen van detectiesystemen zoals een brand- en rookalarm in bestaande stallen. Deze motie zal ik om dezelfde reden ontraden.

In de motie op stuk nr. 84 van mevrouw Thieme en de heer Jansen wordt de regering verzocht om in het Bouwbesluit 2012 een meldingsplicht op te nemen, waardoor veehouders nieuwbouw of grootschalige verbouw moeten melden bij gemeenten. De achterliggende gedachte is dat gemeenten anders hun werk niet goed genoeg zouden doen. Die visie op het lokaal bestuur deel ik niet. Wij hebben heel bewust gezegd dat de gemeente de bestuurslaag is het dichtst bij de plaatsen waar wordt gebouwd, het dichtst bij de ondernemers en het dichtst ook bij de lokale brandweer. Deze bestuurslaag is bij uitstek toegerust om deze beoordeling te doen en wordt zelf ook gecontroleerd. Veel van de partijen die in de Kamer aanwezig zijn, zijn ook op gemeentelijk niveau vertegenwoordigd. Ik zie dan ook geen reden om gemeenten hiertoe een extra verplichting op te leggen. Om die reden ontraad ik ook deze motie.

In de motie op stuk nr. 85 van de heer Jansen en mevrouw Thieme wordt de regering verzocht om periodiek en steekproefsgewijs te laten meten hoe de luchtkwaliteit zich ontwikkelt in nieuwe en bestaande woningen, scholen en zorginstellingen. Het onderwerp van de luchtkwaliteit, met name in voor publiek toegankelijke gebouwen, verdient zeker aandacht. Ik vind echter niet dat het meteen een verantwoordelijkheid van de overheid moet worden om gebouwen te controleren. Je krijgt een soort APK, waarvoor de heer Jansen al eens heeft gepleit, waarmee de verantwoordelijkheid meteen naar de overheid zou worden getrokken. Of het nu om een woning, een school of een zorginstelling gaat, uiteindelijk is de eigenaar ook verantwoordelijk voor de luchtkwaliteit. Wegens de verantwoordelijkheidsverdeling en ook wegens de extra bureaucratie die de motie met zich brengt, vind ik het niet juist om dit zo dwingend te regelen. Ik wil het echt houden bij bewustwordingscampagnes.

De heer Paulus Jansen (SP):

De hele discussie over de luchtkwaliteit is begonnen door een identiek onderzoek acht jaar geleden in opdracht van een voorganger van deze minister. Toen werd vastgesteld dat de feitelijke situatie bar en boos was. Zegt de minister nu impliciet: ik zou daar op dit moment nooit meer opdracht toe gegeven hebben, want ik vind het onzin dat het Rijk helderheid op dat punt geeft?

Minister Blok:

Nee, dat zegt de minister niet impliciet.

De heer Paulus Jansen (SP):

Lagere overheden zoals gemeenten doen hun werk en eigenaren van gebouwen hebben hun verantwoordelijkheid. Dan is het toch logisch dat zij af en toe bekijken hoe de vlag erbij hangt? Destijds was de luchtkwaliteit in een heel hoog percentage van de gebouwen absoluut onder de maat. Hoe kan de minister verklaren dat de situatie beter is, als nooit wordt vastgesteld hoe de werkelijkheid er uitziet?

Minister Blok:

Ik heb ook niet gezegd dat nooit wordt vastgesteld hoe de werkelijkheid er uitziet. Het gaat mij erom dat de regering in deze motie ertoe wordt opgeroepen om dwingend een periodieke keuring op te leggen. Dat betekent dat je heel bewust en systematisch een verantwoordelijkheid uit de samenleving weghaalt bij de woningeigenaar, bij het schoolhoofd, bij de leiding van het ziekenhuis of psychiatrische instelling. In feite zeg je: wij vertrouwen u niet zo erg, wij gaan dat allemaal voor u controleren. Dat is echt een heel andere visie op de verdeling van verantwoordelijkheden in deze samenleving dan wanneer je zo nu en dan een onderzoek doet, de publiciteit zoekt als dat onderzoek daar aanleiding toe geeft of bijvoorbeeld bouwers of installatiebedrijven benadert om zelf met een actieplan te komen. Dat is bijvoorbeeld gebeurd rondom woningisolatie. Dat is echt heel iets anders dan datgene waartoe deze motie oproept. Daarom ontraad ik die.

In zijn motie op stuk nr. 86 gaat de heer Jansen in op de zorgen over de effecten van purschuim. Hij koppelt dat aan het rapport van de WRR over toezicht, een rapport dat recentelijk is verschenen. Hij verzoekt de regering in zijn motie, een helder, sober maar effectief publiek toezichtkader te formuleren voor de naleving van arbo- en milieueisen in de bouw, in aanvulling op zelfregulering door brancheorganisaties. Eigenlijk wil ik de heer Jansen vragen om deze motie aan te houden, omdat wij dit najaar nog een discussie zullen voeren over de aanpassing van het bouwbesluit en over de verhouding tussen het publieke en private toezicht. Op dat moment kan ook dit aspect uitgebreid aan de orde komen. Ik zou de motie in de huidige vorm tijdens dit debat moeten ontraden, maar als we op dat moment uitgebreider discussiëren, kunnen we waarschijnlijk beiden een stap verder komen. Ik heb ook niet gezegd dat nooit wordt vastgesteld hoe de werkelijkheid er uitziet. Het gaat mij erom dat de regering in deze motie ertoe wordt opgeroepen om dwingend een periodieke keuring op te leggen. Dat betekent dat je heel bewust en systematisch een verantwoordelijkheid uit de samenleving weghaalt bij de woningeigenaar, bij het schoolhoofd, bij de leiding van het ziekenhuis of psychiatrische instelling. In feite zeg je: wij vertrouwen u niet zo erg, wij gaan dat allemaal voor u controleren. Dat is echt een heel andere visie op de verdeling van verantwoordelijkheden in deze samenleving dan wanneer je zo nu en dan een onderzoek doet, de publiciteit zoekt als dat onderzoek daar aanleiding toe geeft of bijvoorbeeld bouwers of installatiebedrijven benadert om zelf met een actieplan te komen. Dat is bijvoorbeeld gebeurd rondom woningisolatie. Dat is echt heel iets anders dan datgene waartoe deze motie oproept. Daarom ontraad ik die.

In zijn motie op stuk nr. 86 gaat de heer Jansen in op de zorgen over de effecten van purschuim. Hij koppelt dat aan het rapport van de WRR over toezicht, een rapport dat recentelijk is verschenen. Hij verzoekt de regering in zijn motie, een helder, sober maar effectief publiek toezichtkader te formuleren voor de naleving van arbo- en milieueisen in de bouw, in aanvulling op zelfregulering door brancheorganisaties. Eigenlijk wil ik de heer Jansen vragen om deze motie aan te houden, omdat wij dit najaar nog een discussie zullen voeren over de aanpassing van het bouwbesluit en over de verhouding tussen het publieke en private toezicht. Op dat moment kan ook dit aspect uitgebreid aan de orde komen. Ik zou de motie in de huidige vorm tijdens dit debat moeten ontraden, maar als we op dat moment uitgebreider discussiëren, kunnen we waarschijnlijk beiden een stap verder komen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik ben er op zich wel toe bereid om de motie aan te houden. In de motie is overigens ook sprake van arbo-eisen. Daarover gaat uiteraard een andere bewindspersoon. Ik zou me ook kunnen voorstellen dat we deze motie betrekken bij het debat over het WRR-rapport als de reactie van de regering daarop bekend is. Wanneer zal de Kamer op dat rapport een reactie van de regering ontvangen?

Minister Blok:

Dat moet dit jaar nog wel lukken. Ik heb het rapport zelf in ontvangst genomen, dus ik voel mij ook verantwoordelijk voor de reactie.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter, een motie kun je in principe twee maanden aanhouden. Daarna moet je gaan verlengen. Is het mogelijk om deze motie gewoon aan te houden tot het debat over dat rapport?

De voorzitter:

Dat is goed.

Op verzoek van de heer Paulus Jansen stel ik voor, zijn motie (32757, nr. 86) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Blok:

Ik kom ten slotte op de motie van mevrouw Visser op stuk nr. 87. Daarin wordt de zorg uitgesproken over een behoorlijke aanscherping van de regelgeving voor nieuwbouw van stallen. Men vreest dat vervolgens zal blijken dat de extra regels wel kosten, maar geen effecten met zich meebrengen. Daarom wordt de regering in de motie verzocht, de regelgeving bij gebleken ineffectiviteit terug te draaien en zo mogelijk te vervangen door effectievere maatregelen op het gebied van bijvoorbeeld gedragsverandering, als alternatief voor extra regelgeving. Het actieplan waar de aanpassing van het bouwbesluit onderdeel van is, loopt tot 2016. Ik vind het sowieso zorgvuldig om op dat moment met elkaar te evalueren. Als je een regeling evalueert, is het volgens mij altijd logisch om dat te doen met een open geest. Je moet dan bekijken of maatregelen wel of niet werken. De motie is dus wat mij betreft ondersteuning van beleid. Ik laat haar over aan het oordeel van de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven