7 Conservatoir beslag ten behoeve van slachtoffer

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Aanpassing van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de uitvoeringswet Internationaal Strafhof in verband met de introductie van de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op het vermogen van de verdachte ten behoeve van het slachtoffer (33295).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie ziet dit wetsvoorstel als een duidelijke verbetering van de positie van slachtoffers. Niets is onbevredigender voor een slachtoffer dan dat de schade die aan hem of haar is toegebracht niet wordt vergoed. Als die schade dan wordt vergoed, is het het beste als dat door de dader zelf gebeurt in plaats van door de verzekering of door een slachtofferfonds. Dat is pedagogisch het meest verantwoord.

Oud-minister van Justitie Hirsch Ballin, van het CDA, heeft zich destijds al sterk gemaakt voor een stevigere positie van slachtoffers in het strafrecht en het strafprocesrecht. Die lijn is gelukkig voortgezet. Ook dit wetsvoorstel, dat is aangekondigd in het regeerakkoord van het vorige kabinet, past daar goed bij. De CDA-fractie kan kortom met dit wetsvoorstel instemmen, maar ze heeft nog wel wat vragen. Bij de schriftelijke voorbereiding hebben we al een aantal vragen gesteld. Die zijn naar tevredenheid beantwoord. Een paar kleine vragen blijven nog over.

Mijn eerste vraag gaat over de voorgestelde drempel van € 5.000. Beslag wordt in beginsel beperkt tot voorwerpen die bij uitwinning meer dan € 5.000 opleveren. Een OM-richtlijn moet dat in de toekomst waarborgen. De staatssecretaris schrijft dat bij een lagere drempel de kosten niet opwegen tegen de baten, en dat hij het dan financieel niet kan rondbreien. Dat begrijp ik wel, maar er zit iets onbevredigends is. Dat geldt zeker omdat schades vaak lager zijn dan € 5.000.

Slachtofferhulp Nederland vraagt hier aandacht voor. Het zegt dat het eigenlijk beter is om ook conservatoir beslag te leggen in kleinere zaken. Ik wijs erop dat het schadebedrag niet altijd maatgevend is voor het gevoel van het slachtoffer. Neem een tasjesroof; daarbij wordt misschien € 0 buitgemaakt, maar de impact op het slachtoffer is enorm. Je zou kunnen zeggen dat je dan buiten de pot piest en dat zou natuurlijk heel jammer zijn.

Vaak zie je ook dat zo'n dief wel een scooter heeft, die gewoon in beslag kan worden genomen. Die dief vist na een paar weken of maanden weer vrij en rijdt weer op zijn scooter door de straat, maar het slachtoffer zit nog steeds met zijn schade. Conservatoir beslag op zo'n scooter is dus wat ons betreft de juiste maatregel.

De vraag is of de staatssecretaris dat ook vindt. Hij schrijft dat het om een aanwijzing van het OM gaat, om een beleidsregel. Er kan in voorkomende gevallen dus gemakkelijk van worden afgeweken. De vraag is of dat in het echt ook gaat gebeuren. Ik wil graag van de staatssecretaris weten wanneer van zo'n beleidsregel kan worden afgeweken en wie daar toestemming voor kan geven. Is dat het OM zelf, of gaat de staatssecretaris zich daar ook mee bemoeien?

Als de drempel van € 5.000 in de praktijk moeilijk te omzeilen is, zou dat tot gevolg kunnen hebben dat het wetsvoorstel niet zoveel zin heeft en dat de kleine crimineeltjes, bij wie niet zoveel te halen is, gewoon kunnen doorgaan. Ik hoor daarop graag een reactie van de staatssecretaris. Ik geloof dat de heer Recourt nog wat wil vragen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik werd even getriggerd door het voorbeeld van collega Oskam. Hij zegt dat de impact van een tasjesroof waarbij de schade € 100 is heel groot is. Dat wil ik direct beamen. De kosten voor het leggen van conservatoir beslag zijn echter veel hoger dan € 100. Het zou toch van zeer slecht koopmanschap getuigen als de overheid beslag legt en daarvoor € 300 of € 400 betaalt als de schade € 100 bedraagt. Je kunt die mevrouw dan beter € 100 uit een fonds geven. Of vindt het CDA het principe zo belangrijk dat het liever hogere kosten wil maken dan de opbrengst zal zijn?

De heer Oskam (CDA):

Natuurlijk wil het slachtoffer de schade vergoed hebben. We willen echter ook een voorbeeld stellen. We willen juist de dader pakken. We zijn er allemaal op uit om de samenleving veiliger te maken. De verantwoordelijkheid van degene die de schade veroorzaakt, vinden wij principieel zodanig dat we liever wat meer kosten maken. De dader voelt het dan wel. Daar komt het eigenlijk op neer.

De heer Recourt (PvdA):

Begrijp ik het nou goed dat de heer Oskam zegt: ook als de kosten voor het beslag hoger zijn dan de opbrengsten, vindt het CDA om principiële redenen dat we toch conservatoir beslag moeten leggen?

De heer Oskam (CDA):

Ja.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Ook wat betreft de VVD moet het slachtoffer in Nederland centraal komen te staan. Zowel in het kabinet-Rutte I als in het kabinet-Rutte II zijn er daarom belangrijke afspraken gemaakt om de positie van het slachtoffer in ons Nederlandse strafproces aanzienlijk te verbeteren. Dat is belangrijk. Zo zullen wij op korte termijn hopelijk kunnen uitzien naar het wetsvoorstel dat het spreekrecht voor slachtoffers vrij maakt. Dat is het nu nog steeds niet. Zoals u weet, praten wij vandaag over het leggen van conservatoir beslag om schadevergoeding aan slachtoffers mogelijk te maken. We zullen binnenkort ongetwijfeld ook een wetsvoorstel tegemoetzien waarbij het Schadefonds Geweldsmisdrijven wordt opengesteld voor zaken die in juridische zin dood door schuld inhouden, zoals ernstige verkeersongelukken. Die zaken voelen in veel gevallen toch als een vorm van doodslag, of misschien zelfs wel moord. Wat dat betreft wordt dit wetsvoorstel van harte door de VVD-fractie gesteund, temeer omdat het rechtstreeks voortvloeit uit de intenties die in haar verkiezingsprogramma zijn opgenomen. Dat neemt niet weg dat de VVD-fractie nog een aantal vragen aan de staatssecretaris en een aantal wensen heeft. Over het eerste onderwerp hebben we veel nagedacht en goed in de stukken gekeken. Strekt het conservatoir verslag dat we vandaag regelen, zich ook uit tot degene die zich in het strafproces voegt met een schadevergoedingsvordering? Kan het slachtoffer dat de vordering indient in het strafproces ook gebruikmaken van het beslag dat gelegd is op de spullen van de dader? Ik hoor graag een helder antwoord van de staatssecretaris omdat dit punt voor de VVD-fractie van groot belang is. Het kan niet zo zijn dat het conservatoir beslag alleen geldt als het Openbaar Ministerie tot een schadevergoedingsmaatregel overgaat. Als het slachtoffer zelf actie onderneemt, zou dit ook onder het beslag moeten vallen. Het is zo belangrijk omdat volgens ons ook in dit geval het uitgangspunt moet gelden dat daders moeten betalen voor de schade die ze aanrichten.

Ik ben het eens met collega Oskam dat het schadeverhaal ook moet gelden als er schade is geleden van minder dan € 5.000. Ik begrijp de opmerkingen van de staatssecretaris in de memorie van toelichting. Hij stelt hier dat hij een afweging moet maken tussen kosten en baten. Tegelijkertijd geldt echter dat er heel veel kleine schadegevallen zijn, die zeer ingrijpend zijn voor slachtoffers, maar waarbij de schade beperkt blijft tot € 500 tot € 600. Een slachtoffer heeft bijvoorbeeld een kapotte bril, gescheurde kleding of krijgt een rekening van een arts of ziekenhuis. Tegelijkertijd heeft de dader geen scooter bij zich, want dat zou onmiddellijk tot enorme kosten leiden, maar bijvoorbeeld een luxe mobiele telefoon, een mini iPad of een mooie gouden ketting. Dan zou het toch heel verdrietig zijn als het slachtoffer de schade van € 500 helemaal zelf zou moeten uitzoeken, terwijl het helemaal niet zo moeilijk moet zijn om te zeggen: geef die spullen maar hier, we stoppen ze in een la en daar leggen we bij dezen beslag op. Ik vraag de staatssecretaris om toe te zeggen dat de bepaling over € 5.000 als volgt moet worden begrepen: "Het Openbaar Ministerie maakt in beginsel gebruik van de mogelijkheid tot conservatoir beslag tenzij de aard van het misdrijf, de ernst van de schade of de kosten van het beslag en de opslag van het eventueel in beslag te nemen goed, dat niet mogelijk of opportuun maken". De staatssecretaris zal dit ook moeten regelen in de richtlijn voor het Openbaar Ministerie. Ik denk dat de afweging heel goed kan worden gemaakt door het OM zelf. Dat is iets anders dan nu lijkt te worden voorgespiegeld in het wetsvoorstel. Hierin staat immers dat het Openbaar Ministerie onder de € 5.000 in beginsel niets doet, maar er staat in de memorie van toelichting wel de zinsnede achter: "tenzij er belangrijke redenen zijn om toch iets te doen". De VVD-fractie vindt dat dit moet worden omgedraaid. Ik hoor graag of de staatssecretaris dit zo wil regelen.

Vervolgens is het de vraag wanneer het conservatoir beslag vervalt. Eén ding is zeker: de VVD-fractie wil niet dat het conservatoir beslag vervalt als er vrijspraak in eerste aanleg plaatsvindt. Als het Openbaar Ministerie in hoger beroep gaat tegen zo'n vrijspraak, moet het conservatoir beslag gewoon blijven liggen. Op deze manier kan het slachtoffer opnieuw verhalen op de spullen die onder beslag liggen, als in hoger beroep alsnog een veroordeling volgt.

De tweede vraag is hoe het nu gaat als een slachtoffer door de rechter wordt verwezen naar de civiele rechter om zijn schadevergoeding betaald te krijgen. Dit kan gebeuren als de rechter niet kan beoordelen of de schadevergoedingsvordering die het slachtoffer heeft ingediend, kan worden toegewezen omdat deze voor hem te ingewikkeld is. Dat moet via de civiele rechter en daarvoor moet een nieuwe procedure worden aangespannen. Het zou dan toch erg verdrietig zijn als na afloop van de strafzaak het beslag vervalt omdat de strafzaak beëindigd is, terwijl het slachtoffer tegelijkertijd nog steeds behoefte heeft aan het verhalen van zijn schade op datgene waarop beslag gelegd was. Ik geef de staatssecretaris alvast een suggestie. Een oplossing zou zijn dat het slachtoffer in de gelegenheid wordt gesteld om een eigen conservatoir civielrechtelijk beslag eroverheen te leggen. Een andere mogelijkheid is dat de staatssecretaris in een nota van wijziging zou kunnen regelen dat het beslag blijft liggen als binnen een bepaalde termijn door het slachtoffer een civiele vordering wordt ingediend.

Een volgende punt is de incassoregeling. Dit punt speelt hoog op bij slachtoffers. Ik ben laatst weer bij de stichting Aandacht Doet Spreken geweest. Daar komen slachtoffers van ernstige geweldsmisdrijven bijeen. Over het algemeen is er in die zaken ook sprake van doodslag of moord. Ik werd daar aangesproken door de vader van een vermoorde vrouw. Nadat de dader jarenlang had geweigerd om een cent te betalen, was die vervolgens gaan zitten omdat ook het Centraal Justitieel Incassobureau de pogingen had opgegeven om de vordering op deze dader te incasseren. Nadat betrokkene een tijdje gezeten had, mocht het slachtoffer de schadevergoeding die al jaren geleden was uitgesproken, alsnog zelf gaan incasseren. Ik kan mij heel goed voorstellen dat dit de familie van deze vermoorde vrouw buitengewoon zwaar is gevallen. Is de staatssecretaris bereid om na te denken over de vraag of dit op een andere manier kan? Dat hoeft overigens niet per se vandaag, maar als de vordering civielrechtelijk toch blijft bestaan, kunnen de slachtoffers zelfstandig hun vordering incasseren. Waarom zou de overheid dat dan niet namens de slachtoffers kunnen doen? Dit is een van de opties waarover wij het in de toekomst eens zouden moeten hebben.

Dit geldt ook voor het optreden van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Dit keert nu een voorschot uit en dat wordt verrekend met een eventueel uit te keren schade, zo heb ik begrepen. De incasso en de schadevergoedingsvordering worden echter nog steeds door het slachtoffer zelf ingediend, terwijl het Schadefonds Geweldsmisdrijven in veel gevallen al beschikt over alle informatie die nodig was om de vordering in te dienen, omdat het fonds op grond van die informatie een voorschot heeft uitgekeerd. Kan het niet anders? Zou het Schadefonds Geweldsmisdrijven die vordering niet zelfstandig kunnen opnemen en overnemen van het slachtoffer, na al een voorschot te hebben uitgekeerd? Ook op deze vraag hoeft de staatssecretaris niet per se vanavond antwoord te geven, maar is hij in elk geval bereid om hierover van gedachten te wisselen met de Kamer? Kan hij daarbij ook de vraag betrekken hoe slachtoffers bij het indienen van de schadevergoedingsvordering worden ondersteund door Slachtofferhulp Nederland en andere instanties? De VVD-fractie is namelijk gebleken dat deze vorderingen het in veel gevallen niet halen.

Tot slot heb ik een vraag over de werking van de wet. Hoe gaat het als aan de ene kant een schadevergoeding volgens de schadevergoedingsmaatregel wordt toegewezen, terwijl aan de andere kant een vordering opneming wederrechtelijk voordeel wordt ingediend? Dan zijn er twee redenen waarom de dader moet betalen. Als een bankovervaller € 25.000 buitmaakt en bij die overval een bewaker neerslaat, kan hij dan profiteren van het betalen van de schadevergoeding volgens de schadevergoedingsmaatregel? Of betaalt hij die schadevergoeding bovenop het bedrag dat hij zou moeten betalen als onderdeel van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel? De VVD-fractie wil niet dat de schade die hij heeft berokkend, in mindering wordt gebracht op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De ene maatregel zou bovenop de andere moeten komen. Het voordeel moet iemand ontnomen worden en hij moet de schadevergoeding betalen. Hoe ziet de staatssecretaris dit?

Ik heb veel vragen gesteld, vooral om ervoor te zorgen dat wij echt vaart maken met het verbeteren van de positie van het slachtoffer. Misschien kan de staatssecretaris ook zeggen wanneer wij het wetsvoorstel dat het vrij spreekrecht regelt, in de Kamer zullen krijgen. Wanneer zal de staatssecretaris antwoord geven op de vragen die de vaste Kamercommissie heeft gesteld naar aanleiding van de aanbevelingen van advocaat Richard Korver in zijn boek Recht van spreken? Hoe zit het met de wetsvoorstellen over het schadeverhaal: over daders die gaan betalen voor het strafproces en daders die gaan betalen voor detentie? Wanneer komen die twee aparte onderdelen uit het regeerakkoord naar de Kamer? En hoe zit het met het wetsvoorstel dat verwacht kan worden naar aanleiding van het algemeen overleg over kinderporno, waarin een Kamerbrede meerderheid heeft uitgesproken dat een algemene bijdrage van daders moet worden geïncasseerd om daaruit slachtoffers en slachtofferhulp te kunnen betalen?

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over het wetsvoorstel waardoor de verhaalmogelijkheid op het vermogen van verdachten van misdrijven wordt uitgebreid. Met het wetsvoorstel wordt mogelijk gemaakt dat de overheid al tijdens het opsporingsonderzoek conservatoir beslag kan leggen op het vermogen van de verdachte van een misdrijf waar een geldboete van de vierde categorie – dat is € 19.000 – of hoger op staat. Door het leggen van beslag wordt het recht op verhaal zeker gesteld voor een aan de dader op te leggen schadevergoedingsmaatregel. Hiermee wordt voorkomen dat de verdachte zijn vermogen vervreemdt voordat hij wordt veroordeeld.

Al in 2010 stond in het verkiezingsprogramma van de PVV dat criminelen hun slachtoffers moeten compenseren. Dit is later ook opgenomen in het toenmalige gedoogakkoord. De PVV kan het dus alleen maar toejuichen als voor een sterkere positie van het slachtoffer wordt gekozen, maar zij vraagt zich wel af waarom er met het wetsvoorstel halve maatregelen worden genomen.

Er is in het wetsvoorstel voor gekozen om conservatoir beslag te beperken tot misdrijven waar een geldboete van de vierde categorie of hoger op staat. Als argument hiervoor geeft de staatssecretaris aan dat uit cijfers van het Centraal Justitieel Incassobureau blijkt dat de meeste schadevergoedingsregelingen worden opgelegd bij misdrijven waar een geldboete van de vierde categorie op staat. Daarnaast is conservatoir beslag volgens de staatssecretaris een ingrijpende maatregel. Dit is echter geen antwoord op de vraag waarom het beslag zich moet beperken tot de genoemde misdrijven. Opmerkelijk genoeg kan namelijk wel ten behoeve van rechtspersonen conservatoir beslag worden gelegd in het geval van verdenking van een misdrijf waarvoor een boete van de derde categorie of hoger kan worden opgelegd. In de memorie van toelichting staat dat het herstel in de rechtmatige toestand centraal staat. Kan de staatssecretaris de PVV-fractie, gehoord dat argument, uitleggen waarom hij wel een beperking hanteert bij natuurlijke personen tot misdrijven waar een geldboete van de vierde categorie op staat? De PVV vraagt zich serieus af waarom de staatssecretaris bij hoog en laag, en het liefst in de media, beweert achter de slachtoffers te staan, terwijl hieruit blijkt dat dit toch niet helemaal het geval is.

De PVV vindt dat conservatoir beslag ook mogelijk moet zijn, als iemand slachtoffer is geworden van een misdrijf waar een geldboete op staat lager dan de vierde categorie. Ik noem een voorbeeld. Wat zegt de staatssecretaris tegen slachtoffers van laster of smaad? Daarop staat een geldboete van de derde categorie. Komt er dan: sorry, maar in uw geval doen wij wat minder moeite om de schadevergoedingsregeling zeker te stellen?

In de memorie van toelichting staat dat de rechter soms voorziet dat de dader de veroorzaakte schade niet kan betalen. Oplegging van een schadevergoedingsmaatregel impliceert dan de facto een vrijheidsbenemende straf. De PVV-fractie wil graag van de staatssecretaris weten of het slachtoffer hierover wordt gehoord voordat de rechter die keuze maakt. Een executoriale titel, een strafvonnis, kan namelijk ook in de toekomst of de nabije toekomst te gelde worden gemaakt. Het enige wat dient te gebeuren, is om er als slachtoffer voor te zorgen dat de vordering niet verjaart. Dat kan eenvoudig door stuiting van de verjaring met een simpele brief. Het motto van de PVV is duidelijk tegen slachtoffers van misdrijven: van criminelen valt altijd te plukken, ook van op dit moment kale kippen, ongeacht de zwaarte van het misdrijf. Je moet alleen even geduld hebben. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

De PVV vraagt zich af wat de staatssecretaris bedoelt met de volgende zin die staat op pag. 6, de laatste zin van de eerste alinea: "Aan het openbaar ministerie heb ik verzocht te bevorderen dat deze bevoegdheid zo veel mogelijk wordt benut." Deze zin staat in de alinea die gaat over de mogelijkheid van beklag over de inbeslagneming. Bedoelt de staatssecretaris met deze zinsnede dat de verdachte er zo veel mogelijk op wordt gewezen dat hij een klacht kan indienen tegen de inbeslagneming? Zo ja, dat staat toch al in het exploot van betekening van de deurwaarder? Wat zou er dus nog meer moeten gebeuren?

Ook geeft de staatssecretaris aan dat bij de implementatie van het wetsvoorstel met name zal worden ingezet op het leggen van beslag in die zaken waarin het schadebedrag naar verwachting boven € 5.000 zal komen. De voorgaande sprekers hebben daarnaar ook al verwezen. Slechts in enkele gevallen zal beslag worden gelegd bij een vermoedelijk schadebedrag dat lager is, bijvoorbeeld wanneer de dader op heterdaad wordt betrapt en veel cash geld op zak heeft. De PVV vindt echter dat, als een dader op heterdaad wordt betrapt, altijd moet worden bekeken of het mogelijk is om over te gaan tot beslaglegging ten behoeve van het slachtoffer. Dit mag er niet van afhangen of iemand veel geld op zak heeft zoals de staatssecretaris zegt. Een lege portemonnee maar geld op de bank is toch ook goed? Waarom wordt een grens gelegd bij een te verwachten vordering van € 5.000, gelezen het argument dat het gaat om herstel van recht? Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris op deze twee vragen.

Als sprake is van een jeugdige of een minderjarige verdachte, is het niet mogelijk beslag te leggen op het vermogen van de ouders. Er kan alleen verhaal worden genomen op personen aan wie de maatregel door de rechter is opgelegd. Met het wetsvoorstel wordt beoogd dat slachtoffers niet meer zelf via een civiele procedure beslag hoeven te leggen. Wat de PVV betreft, mag hierin echter geen verschil worden gemaakt ten aanzien van slachtoffers van jeugdige criminelen. Ouders zijn verantwoordelijk voor hun minderjarige kinderen, dus bij onmogelijk gebleken verhaal op jeugdige criminelen moet via strafrechtelijke weg beslag gelegd kunnen worden op het vermogen van de verantwoordelijke ouders. Is de staatssecretaris bereid de verhaalsmogelijkheden te verbreden, zodat ook in het strafproces net als via de civiele weg beslag kan worden gelegd op het vermogen van de ouders?

Voorts wil de PVV weten of de regering na uitkering aan het slachtoffer in het geval dat de dader zijn verplichtingen niet nakomt wel verhaal blijft zoeken op de dader. Anders komt het uiteindelijk voor rekening van de belastingbetaler. Nog erger echter is dat de dader zo aan een deel van zijn straf ontkomt. Een dader mag de dans niet ontspringen, als hij is veroordeeld tot compensatie van het slachtoffer. Ook hierop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

De regering heeft in het regeerakkoord met ferme taal aangegeven de mogelijkheden te onderzoeken om de kosten van het strafproces te verhalen op daders. Het is een PVV-punt, maar het is prima als het wordt gerealiseerd, zeker in economisch moeilijke tijden. De PVV ziet graag dat de staatssecretaris in dit kader consequent zal zijn en dat dit ook geldt voor het verhalen van de beslagleggingskosten op een veroordeelde dader.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Misdrijven gaan niet zelden gepaard met veel leed en schade. Het is dan ook onverteerbaar, als slachtoffers met veel schade blijven zitten omdat de dader zijn vermogen handig heeft weggesluisd. Als wij het verhalen van schade op de daders voor het slachtoffer veilig kunnen stellen, moeten wij dat dan ook niet nalaten, zo zegt de fractie van D66, mits wij dat veiligstellen aankleden met rechtswaarborgen en dat ook proportioneel kunnen doen. Een verdachte is immers nog geen veroordeelde dader; daar gaat de rechter over. Aan fundamentele rechtsbeginselen van onze rechtsstaat moeten wij zeker niet tornen. Ik zou er eigenlijk nog een bevestiging op willen vragen van de staatssecretaris, maar dat is natuurlijk onnodig. Hij is het van harte met ons eens dat je niet moet tornen aan de fundamenten van de rechtsstaat.

Het kabinet stelt voor dat al tijdens het opsporingsonderzoek conservatoir beslag wordt gelegd op het vermogen van een verdachte. Haast vanzelfsprekend roept dat kritische kanttekeningen op als het plukken van een kale kip, overbelasting van instanties en schuring met de positie van verdachten. De voorgestelde randvoorwaarden in het wetsvoorstel stemmen mijn fractie echter positief. Het wetsvoorstel ziet op misdrijven waar stevige boetes op staan, het ziet toe op plukbare kippen en het kan alleen met een machtiging van de rechter-commissaris. Rechtswaarborgen zijn cruciaal als dwangmiddelen worden gebruikt. Onrechtmatig beslag bij verdachten moeten we echt zoveel mogelijk zien te voorkomen. Het is voor mijn fractie dan ook een fundamenteel punt dat de rechter-commissaris in alle gevallen een machtiging moet afgeven.

We hebben nog wel een paar vragen. Mijn fractie vindt het bijvoorbeeld een belangrijk uitgangspunt dat zo'n beslagmaatregel niet geldt voor alle schade, ongeacht de hoogte van het bedrag. Om het populair te zeggen: geen beslag op kleingoed als scooters en telefoons. Dat zou namelijk een enorme werkbelasting betekenen voor de betrokken uitvoeringsorganisatie. De kosten van inning zouden niet opwegen tegen het schadebedrag. Bovendien verloopt de schadeafwikkeling daar doorgaans probleemloos. Maar hoe hard is nou eigenlijk die grens van € 5.000? Heb ik de toelichting goed begrepen dat onder omstandigheden daarvan kan worden afgeweken? Wat zijn dan die omstandigheden?

De heer Van der Steur (VVD):

Deelt u mijn uitgangspunt dat je dat beslag gewoon legt, tenzij er goede redenen zijn om het niet te doen, bijvoorbeeld de kosten of de ernst van de schade?

De heer Schouw (D66):

Wegen de inspanningen op tegen de opbrengsten? Als je een grens aanbrengt – de suggestie is nu om dat te doen bij € 5.000 – moet je dat eigenlijk in de wet vastleggen, omdat dat het beginsel van rechtsgelijkheid met zich meebrengt. Je moet niet zeggen: die afweging moet maar worden gemaakt door het OM.

De heer Van der Steur (VVD):

U ondersteunt mijn gedachte dus niet. Wel kiest u ervoor om iets bij wet te gaan regelen, terwijl je een formele wet nodig hebt om dat te veranderen als er later andere inzichten zijn. Ik denk dat we heel blij mogen zijn met de richtlijnen van het OM, die flexibel zijn en steeds weer kunnen worden aangepast aan de omstandigheden in de samenleving.

De heer Schouw (D66):

Het punt van de € 5.000 blijft dus onduidelijk. Is het nou een harde, of een zachte grens? Als ik de stukken goed lees, is het een zachte grens. Ik denk dat het in termen van rechtsgelijkheid aandacht verdient om de criteria om af te kunnen wijken van die grens als wetgever in beide Kamers in te vullen, en het niet over te laten aan het OM. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen – sterker nog: ik zie alleen maar voordelen – als de wetgever die norm vastlegt in de wet. Dat doen we met heel veel dingen. De wet is flexibel, want we kunnen haar op elk moment van de dag veranderen. Mijn fractie vraagt de staatssecretaris daarop in te gaan, met name vanuit de component rechtszekerheid.

Het voorstel sluit toepassing op jeugdige verdachten niet uit. Sterker nog: de regering acht het wenselijk, ook ten aanzien van die categorie, hiervan gebruik te kunnen maken, zo stelt ze in haar reactie op de inbreng van de Raad van State. Het beslag wordt dan gelegd op het vermogen van de jeugdige verdachte. Hoe moet ik dat voor me zien? Die jeugdige verdachte heeft immers geen noemenswaardig vermogen. Het verhaal van de kale kip. Gaan we het dan bij de ouders halen, zoals de PVV suggereerde? Kan de staatssecretaris een inschatting maken hoe reëel de kans is dat in de praktijk bij die categorie conservatoir beslag kan worden gelegd boven de € 5.000? Of denkt de staatssecretaris juist bij deze categorie aan beslag op kleingoed? In welke mate verwacht hij dat dit bij jeugdige verdachten aan de orde zal zijn?

Bij dit wetsvoorstel hoort een evaluatiebepaling: wanneer voldoet het aan de verwachtingen? Daar heb ik niets over kunnen vinden. Aangezien het wetsvoorstel een dwangmiddel betreft voor verdachten wier schuld nog niet wettig en overtuigend is bewezen, stelt mijn fractie ook een horizonbepaling voor. Ik ben benieuwd hoe het kabinet daar tegenover staat.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik neem aan dat de heer Schouw op de hoogte is van het feit dat een horizonbepaling in dit geval alleen kan worden ingebracht per amendement. Dat heb ik nog niet gezien. Komt dat er nog of was dit een kleine verspreking van de heer Schouw?

De heer Schouw (D66):

Nee, dit was geen kleine verspreking. Ik heb gewoon twee vragen gesteld: hoe de evaluatie in elkaar zit en of het niet dienstig is om een horizonbepaling aan te brengen. Het hoort bij de hoffelijkheden in deze Kamer dat ik graag hoor hoe het kabinet daarover denkt. Afhankelijk van het antwoord kan ik op dit punt natuurlijk een amendement maken, maar het feit dat u nog geen amendement hebt gezien, maakt duidelijk dat dit gewoon een open vraag is. Is dit voldoende helder voor de heer Van der Steur?

De heer Van der Steur (VVD):

Het is helder. Het is alleen natuurlijk wel een beetje merkwaardig om het kabinet te vragen om een horizonbepaling aan te brengen in een wetsvoorstel, terwijl het kabinet zelf vindt dat een horizonbepaling niet nodig is, omdat het een goed wetsvoorstel is. Ik begrijp de logica dus niet geheel, maar ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris.

De heer Schouw (D66):

Het kabinet zou het ook vergeten kunnen zijn. Het zou niet voor het eerst zijn dat het kabinet iets vergeet.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik zeg het niet heel vaak, maar ik geef de staatssecretaris bij dezen mijn complimenten voor dit wetsvoorstel, want het is gewoon een heel goed wetsvoorstel. Het wetsvoorstel verstevigt namelijk de positie van slachtoffers. Daar kan de SP alleen maar achter staan. Het wetsvoorstel maakt immers mogelijk dat er een conservatoir beslag wordt gelegd op het vermogen van verdachten. De Staat kan dus beslag leggen op het vermogen, zodat de verdachte het geld bijvoorbeeld niet stiekem kan doorsluizen of veilig kan stellen, waardoor het slachtoffer na de verdeling ineens met lege handen zou staan. Het is een goede zaak dat de Staat hierbij meehelpt.

Er wordt ook vastgelegd dat er eerst een schadevergoeding naar het slachtoffer gaat en dat pas daarna de Staat aan bod komt. Als de Staat een boete oplegt en als ook een schadevergoeding wordt opgelegd, gaat het geld dus eerst naar het slachtoffer toe. Het is een goede zaak dat het slachtoffer vooropstaat.

De SP heeft in het verleden voorgesteld om het mogelijk te maken dat als iemand ontoerekeningsvatbaar is verklaard – dus als er bijvoorbeeld een tbs is opgelegd – toch een schadevergoeding wordt opgelegd. Ik ben blij dat dit in dit wetsvoorstel is opgenomen. Als iemand ontoerekeningsvatbaar is verklaard, is de schade voor het slachtoffer er immers niet minder om.

Ik heb dus alleen maar lof voor dit wetsvoorstel, maar ik wil ook stilstaan bij het probleem dat de dader de schade of boete soms niet kan betalen. Ik maak daarbij een duidelijk onderscheid tussen niet willen en niet kunnen betalen. Als mensen niet willen betalen, kan ik mij heel goed voorstellen dat we dwang toepassen en in het uiterste geval soms ook overgaan tot in gijzeling nemen, dus tot het in detentie zetten van de dader. Als iemand niet kan betalen, zijn gijzeling en in hechtenis zetten echter nutteloos, met name voor het slachtoffer. Het kost de overheid daarnaast enorm veel geld, want detentie kost heel veel geld. Degene die opgesloten is, kan ook niet werken om de schadevergoeding uiteindelijk aan het slachtoffer te betalen. Mijn fractie pleit daarom, zoals zij in het verleden ook heeft gedaan, voor meer maatwerk, zodat het Centraal Justitieel Incassobureau onderscheid kan maken tussen niet willen en niet kunnen betalen. In het laatstgenoemde geval kan de betalingstermijn dan verlengd worden. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik gelezen dat de betalingstermijn van 27 maanden is losgelaten. Dit kan dus meer ruimte bieden voor maatwerk, maar helaas merken wij dat daar in de praktijk weinig van terechtkomt. Is de staatssecretaris bereid om hier eens goed naar te kijken? Ik kan mij voorstellen dat hij de mening deelt dat wij daders niet zomaar in detentie moeten zetten. Dit kost de overheid namelijk ontzettend veel geld. Daarnaast – daar gaat het mij met name om – kunnen die daders dan niet gaan werken om het slachtoffer terug te betalen en moet het slachtoffer mogelijk langer wachten op zijn geld. Ik vraag om in dergelijke situaties een beroep op de voorschotregeling mogelijk te maken.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik luister goed naar wat mevrouw Kooiman zegt. Is zij het met mij eens dat het goed zou zijn als die schadevergoedingsvordering niet vervalt als de dader eenmaal heeft gezeten, maar dat de overheid het slachtoffer blijft bijstaan in de incasso van die schadevergoeding?

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik heb het voorbeeld van de heer Van der Steur gehoord, de vreselijke situatie die hij schetste. Ik kan mij dat goed voorstellen. Ik vind het terecht dat hij de staatssecretaris vraagt om te bezien hoe dan alsnog die schadevergoeding aan het slachtoffer kan worden betaald.

De heer Van der Steur (VVD):

Deelt mevrouw Kooiman dan ook de mening, zoals ik die net ook van mevrouw Helder hoorde, dat de kosten hiervan – het is natuurlijk wel een serieuze inspaninng – in beginsel op de dader moeten worden verhaald?

Mevrouw Kooiman (SP):

Wij kunnen kijken wat reëel en mogelijk is. Ik sta open voor de suggestie van de heer Van der Steur en ik ben heel erg benieuwd naar de reactie hierop van de staatssecretaris.

Zoals gezegd, is het goed dat de Staat de schadevergoeding die de dader moet betalen aan het slachtoffer, voorschiet. De Staat gaat deze vervolgens verhalen op de dader. Dit geldt echter vooralsnog alleen voor gewelds- en zedenmisdrijven. Slachtoffers van andere misdrijven kunnen pas vanaf 2016 een voorschot krijgen van de Staat. De SP heeft de staatssecretaris gevraagd of dat niet sneller kan. Ik doe dat bij dezen nog een keer: kan dit niet sneller worden geregeld?

De behandeling van dit wetsvoorstel staat in het teken van de versterking van de rechtspositie van slachtoffers. Waar de SP zich zorgen over maakt, is dat deze rechtspositie op een ander gebied weer wordt afgebroken. De staatssecretaris stelt namelijk dat slachtoffers van een ernstig gewelds- of zedendelict gratis rechtshulp krijgen. Daarmee krijgt een hele grote groep deze gratis rechtshulp niet. Het slachtoffer is gebaat bij deskundige juridische ondersteuning, bijvoorbeeld om informatie op te vragen of de vordering tot schadevergoeding beter te onderbouwen. De staatssecretaris maakt het beleid echter alleen maar strenger. Slachtoffers met licht lichamelijk letsel hebben geen recht meer op een gratis advocaat. Als je dus slechts een gebroken neus hebt opgelopen of een paar tanden mist door een geweldsincident, kun je naar een advocaat fluiten omdat daar geen toevoeging meer voor wordt gegeven. Wat vindt de staatssecretaris daar nu van? Is hij bereid om dit strenge beleid te versoepelen zodat alle slachtoffers eronder vallen? Is hij dus bereid om de beleidswijziging ten aanzien van slachtoffers met licht lichamelijk letsel, die nu dus geen recht meer hebben rechtsbijstand, terug te draaien?

De heer Van der Steur sprak al even over de slachtoffertaks. Wij hebben daar al aandacht voor gevraagd in het algemeen overleg over kinderporno. Ik heb toen gezegd dat de dader in elk geval het betalen van een schadevergoeding moet worden opgelegd, ook als wij het slachtoffer niet kennen. Daar is brede steun voor in de Kamer. Ik heb begrepen dat in de breedte wordt gekeken naar een eventuele slachtoffertaks. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van der Steur wanneer wij een uitwerking hiervan kunnen verwachten.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Vandaag gaan wij weer een stapje verder in de verbetering van de positie van het slachtoffer. Wij horen van elke partij wat een geweldige verdienste dat is en dat dit vooral komt door de eigen partij. Dat kan ik ook zeggen, als PvdA. Ik verwijs maar even naar mijn illustere voorganger Aleid Wolfsen, die ook hier stevige stappen in heeft gezet. Eigenlijk is mijn conclusie dat Kamerbreed de positie van het slachtoffer al een decennium of misschien wel langer centraal staat en dat wij voortdurend stappen zetten in de goede richting, zo ook vandaag.

Vandaag spreken wij over het conservatoir beslag op het vermogen van de verdachte. Wat is conservatoir beslag? Conservatoir beslag is zorgen dat de verdachte zijn spullen niet verdonkeremaant. Dat voorkomt de situatie dat er niets meer te halen is wanneer hij geen verdachte is maar dader, en moet betalen. Het is dus een heel logische stap. Wat juridischer gezegd stel je je verhaal zeker. Dat kennen we al langer in het civiele recht. Het is terecht dat we het in het strafrecht ook gaan doen. Het is ook terecht dat de overheid dit doet, want het is geen eenvoudig middel. Je moet een beetje je weg kennen, er zitten wat kosten aan, dus het is terecht dat de overheid de slachtoffers hierbij faciliteert.

Verschillende sprekers hadden het al over de vraag wanneer er sprake moet zijn van conservatoir beslag. In principe moet dat eigenlijk altijd, tenzij. Ik zal wat nader ingaan op die "tenzij". Ook ik ben gevallen over de € 5.000 die aan het OM wordt meegegeven. Dat lijkt niet helemaal niet passen in "gewoon doen, tenzij". Ik wil daar wel bij opmerken dat het OM zijn gezond verstand moet gebruiken. Als de kosten voor het leggen van conservatoir beslag hoger zijn dan de opbrengsten, moet je vooral geen conservatoir beslag leggen. Dat lijkt me dan niet verstandig. Je kunt je ook afvragen of conservatoir beslag verstandig is als er niets te halen valt en iemand een zeer lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen.

De heer Oskam (CDA):

Ik zoek even naar de principes van de heer Recourt. Hij zegt dat wanneer de kosten hoger zijn dan de baten, je het niet moet doen. Dat is nou echter net de taak van de overheid. Ik graaf even in mijn geheugen en breng een stukje parlementaire geschiedenis in herinnering, namelijk het wetsvoorstel over de griffierechten. Toen het daarover ging, zei de heer Recourt dat er principes zijn, en dat wanneer je een boete krijgt van € 100 voor het te vroeg buiten zetten van een vuilniszak, je toegang moet hebben tot de rechter, ook al kost dat veel meer geld dan het oplevert. Andere Kamerleden zeiden destijds tegen de heer Recourt dat dat veel te veel geld kost. Toen had de heer Recourt dus een ander standpunt dan nu. Ik vraag hem daarom om uit te leggen waarom hij nu een ander standpunt inneemt, op dit punt van de slachtoffers voor wie hij zo staat, zoals hij steeds zegt.

De heer Recourt (PvdA):

Dat is gemakkelijk uit te leggen. Bij toegang tot de rechter gaat het om de vraag of er recht wordt gedaan of niet. Als je wordt aangesproken op iets en je zegt dat je onschuldig bent, lijkt het me zeer terecht dat je daarvoor naar de rechter kunt gaan. Het Passageproces was een enorm duur proces, maar het lijkt me terecht dat de overheid dat heeft ingezet. Rechtspraak mag dus wat kosten. Conservatoir beslag echter, is een ander verhaal. Daarbij gaat het om het veiligstellen van een latere schadevergoedingmaatregel, van iets wat je later zou moeten betalen. Het gaat dus niet om de vraag of iemand moet betalen of niet. Het gaat niet om het proces zelf, maar om het veiligstellen van vermogen. Als dat veiligstellen van vermogen meer kost dan het vermogen bedraagt, ben je erg dom bezig.

De heer Oskam (CDA):

Als oud-rechters zijn de heer Recourt en ik het natuurlijk met elkaar eens dat de toegang tot de rechter heel belangrijk is. Ik vind dat dit echter toch wat anders ligt. Als je zo'n boete geeft, kun je natuurlijk wel zeggen: nou ja, dan doen we die boete maar niet, want de procedure kost eigenlijk veel meer geld dan de boete oplevert. Je kunt het echter ook terugbrengen tot dit verhaal. Je zegt dat het heel belangrijk is dat de dader ervoor opdraait. Met name de dader, dat vinden wij gewoon belangrijk. En ja, dan moet je soms een beetje slikken. Ik snap de koopmansgeest van de heer Recourt dus, maar ik vind het toch en ander verhaal.

De heer Recourt (PvdA):

Tot slot wil ik echt benadrukken dat de vraag of de dader moet betalen hier niet ter discussie staat. Die vraag is hieraan voorafgegaan. Terecht moet de dader betalen. Terecht probeer je de schade voor het slachtoffer op de dader te verhalen. Het gaat er nu om of je ook conservatoir beslag, dus voorafgaande aan de mogelijke beslissing dat iemand moet betalen, moet opleggen als de kosten ervoor hoger zijn dan de baten. Het is dus geen principieel verhaal over de vraag of de dader moet betalen of het slachtoffer. Het is gewoon een praktische insteek. Conservatoir beslag heeft louter een praktische insteek, ook in het civiele recht: je wilt niet dat het geld gevlogen is. Zodra je echter denkt dat het je meer geld kost om het voor elkaar te krijgen dan dat je überhaupt zult binnenkrijgen, laat je het in het civiele recht ook wel uit je hoofd. Dan ben je immers niet zo slim bezig, wat mij betreft.

Dan ga ik verder. Ik kan bijna afronden, zie ik. Ik heb nog één vraag over de schadevergoedingsmaatregelen. Kan de staatssecretaris schetsen hoe een en ander in de praktijk gaat in relatie tot de vordering benadeelde partijen? Die vordering wordt ingediend op enig moment, maar lang niet in alle gevallen is een schadevergoedingsmaatregel het resultaat. Zeker niet. De vordering kan op een aantal momenten en door een aantal omstandigheden niet ontvankelijk zijn, bijvoorbeeld bij ontoerekeningsvatbaarheid. Mevrouw Kooiman noemde het al. Ik had zelf niet helemaal helder hoe het zit bij de vordering benadeelde partij. Voor een slachtoffer is het praktisch. Dat gaat naar de zitting en zegt: dit zijn mijn bonnetjes en dit is mijn schade. Hoe ziet dit hele traject op deze wetswijziging? Of valt die er zelfs helemaal buiten? Is die schadevergoedingsmaatregel een heel ander traject en moet een slachtoffer iets anders vragen? Kortom, ik vraag een praktische handleiding voor mogelijk toekomstige slachtoffers die nu meekijken – ik zeg dit ook voor de Handelingen – waarin staat hoe dit conservatoir beslag ten gunste van het slachtoffer kan worden ingezet.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer.

De vergadering wordt van 19.47 uur tot 20.08 uur geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Het is goed dat dit wetsvoorstel snel behandeld kan worden. Het is ook goed dat het op een zo brede instemming van de Kamer kan rekenen. Ik heb eigenlijk alleen positieve en gematigd positieve reacties gehoord, met hier en daar een kritische noot. Daar zal ik op ingaan.

We moeten voorkomen dat een verdachte van de gelegenheid gebruikmaakt om vermogensbestanddelen aan het verhaalsrecht te onttrekken door die te vervreemden of te bezwaren. Dergelijk gedrag maakt het moeilijker om de schade aan het slachtoffer te vergoeden. Het wetsvoorstel geeft ook uitdrukking aan het uitgangspunt in het regeerakkoord dat de staat bevordert dat de schade van slachtoffers op de dader wordt verhaald.

Het is niet zo dat conservatoir beslag er per definitie toe leidt dat een slachtoffer eerder zijn schade terugkrijgt. De heer Schouw, mevrouw Helder, de heer Oskam en de heer Van der Steur hebben daarover opmerkingen gemaakt. De gebruikelijke wijze is natuurlijk dat de dader/veroordeelde uit zichzelf betaalt. Ik heb op pagina 3 van de nota naar aanleiding van het verslag aangegeven dat juist bij schades onder de € 5.000 heel veel mensen uit zichzelf betalen nadat het CJIB invorderingsmaatregelen heeft genomen. Dat blijkt ook uit het feit dat er veel schadevergoeding binnenkomt op de acceptgirokaarten van het CJIB. Er zijn echter mensen die het op een bepaald moment nodig vinden om hun vermogen of hun inkomen te verdonkeremanen of onzichtbaar te maken, terwijl ze het ook aan het slachtoffer zouden kunnen geven. Juist in die gevallen is het noodzakelijk om conservatoir beslag te leggen. Dat maakt duidelijk inzichtbaar dat het inkomen of vermogen niet verdonkeremaand kan worden.

Er is dus brede steun voor dit wetsvoorstel. Dat blijkt ook uit de schriftelijke stukken en de reacties in het verslag. Slachtoffers moeten inderdaad zo veel mogelijk worden bijgestaan bij hun verhaal op de dader. Mevrouw Kooiman sprak daarover. Dat kan echter ook vanuit de overheid gebeuren. Dat hoeft niet altijd door rechtsbijstand te gebeuren. Ik zal daar straks nog expliciet op ingaan. Daders moeten zo veel mogelijk opdraaien voor de schade die ze hebben aangericht. Het wetsvoorstel kan daar een bijdrage aan leveren.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb een vraag over iets wat de staatssecretaris een paar zinnen terug zei. Ik ben het helemaal met hem eens dat je conservatoir beslag moet leggen als je denkt dat vermogen wordt verdonkeremaand. In het civiele recht heb je dan het criterium van de vrees voor vervreemding. De civiele rechter bepaalt dan of er beslag gelegd mag worden. In dit geval is het de rechter-commissaris die deze toets afneemt. Wat is eigenlijk het criterium waarop de rechter-commissaris toetst?

Staatssecretaris Teeven:

Je zou je kunnen voorstellen dat een jeugdige van 17 jaar op een brommer door een winkelcentrum rijdt, waarbij hij een man van 75 jaar aanrijdt. De materiële en immateriële schade blijkt uiteindelijk zo'n € 3.000. In dit voorbeeld is er roekeloos gereden en is er zelfs expres iemand aangereden. Ook heeft deze jeugdige € 600 op zak. Dan zou je je kunnen voorstellen dat de officier van justitie denkt: als ik de zaak aanbreng en hij over een aantal weken op zitting staat, zit die € 600 niet meer in die portemonnee. Als op dat moment een schadevergoedingsmaatregel wordt uitgesproken en het CJIB moet gaan innen, is de kans vrij groot dat die € 600 er niet meer is en de jeugdige slecht verhaal biedt. Ik kom daar direct nog op terug, want het initiatiefwetsvoorstel van de heer Oskam tracht in ieder geval in civielrechtelijke zin te regelen dat het verhaal op ouders van minderjarigen makkelijker wordt. Ik kan me echter voorstellen dat de officier van justitie in de geschetste situatie conservatoir beslag wil leggen op dat grote bedrag aan contant geld, waaraan niet veel bewaarkosten vastzitten. Ik kom straks nog terug op het voorbeeld van de scooter. Daaraan zitten voor de politie natuurlijk vaak wel bewaarkosten vast. In dit geval wil de officier van justitie de € 600 in de portemonnee conservatoir in beslag nemen. Die heeft hij dan maar alvast, als tegemoetkoming aan het slachtoffer. Dat kan betekenen dat dit bedrag snel contant wordt uitgekeerd als het CJIB gaat innen.

De heer Recourt (PvdA):

Goed. De officier van justitie heeft dat plan en legt het voor aan de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft dan kennelijk als toets de vrees voor vervreemding. De invulling van die toets is echter vrij praktisch, zo begrijp ik.

Staatssecretaris Teeven:

Ja, die zou ik wel vrij praktisch willen laten. Dat geldt ook voor de invulling van de criteria. Ik zou de wetgever juist niet al die criteria willen laten invullen, maar dat heel dicht bij de feitelijke uitvoering willen laten. Een aantal Kamerleden heeft gesproken over de grens van € 5.000 en wat te doen als je onder die grens komt. Die grens is zacht. De heer Schouw zei dat ook al. Bij het opstellen van het wetsvoorstel hebben we daarover ook nagedacht en op enig moment is in de beraadslaging overwogen of je een politieambtenaar bevoegd zou moeten maken tot het op heterdaad in beslag nemen van bijvoorbeeld € 600. Uiteindelijk hebben we, ook na ingewonnen consultaties, gezegd dat niet te moeten doen, maar het initiatief bij de officier te moeten leggen. De piketofficier wordt dus gebeld door de politie. Die kan zeggen: dat lijkt me een zinvolle zaak, die jongeman ga ik op zitting zetten, over veertien dagen of over drie weken al dan niet voorlopige hechtenis, afhankelijk van het delict, maar dat contante geld neem ik wel in beslag. Ik vind dus dat we dat echt aan de uitvoering moeten laten in concrete zaken.

Dat geldt ook voor de gemaakte opmerkingen over de grens van € 5.000. We gaan bij de invulling van de aanwijzing van het Openbaar Ministerie, uiteraard met het Openbaar Ministerie spreken over de manier waarop de aanwijzing wordt opgesteld. Wat mij betreft moeten die criteria niet in beton gegoten zitten. Er moet ruimte zijn om ook bij een veel lagere schade dan € 5.000 geld te innen, mits er niet veel bewaringskosten zijn. Ik zeg dat er wel nadrukkelijk bij. Dat heeft niet zoveel met principes te maken als wel met de kosten die je op een gegeven moment moet maken. Ik heb het interruptiedebat tussen de heer Oskam en de heer Van der Steur daarover gevolgd.

Over die grens van € 5.000 zijn twee dingen op te merken. In de nota naar aanleiding van het verslag staat op pagina 3 dat het CJIB heel vaak in staat is om de lage bedragen goed te innen. Daar is dus sprake van hoge inningspercentages. Als er een acceptgiro wordt verstuurd, wordt die vaak door de dader betaald. Dat is een kant van het verhaal. De andere kant van het verhaal is dat naarmate je ingewikkeldere, roerende goederen in beslag neemt, de kosten van inbewaringstelling en bewaren hoger worden. Volgens een berekening komt het erop neer dat vanaf € 5.000 het conservatoir beslag ongeveer 2 miljoen euro oplevert en 1 miljoen kost. Naarmate je onder de € 5.000 conservatoir beslag gaat intensiveren, levert dat ongeveer 0,5 miljoen op en kost het bijna 4 miljoen. Dat is precies de essentie van het debat dat plaatsvond tussen de heer Oskam en de heer Recourt. In een tijd van financiële krapte moet je daar wel voorzichtig mee zijn. Je kunt niet zeggen: we hebben principes en het maakt niet uit wat die principes de overheid kosten. En: het maakt niet uit hoeveel het de belastingbetaler kost, maar het moet betaald worden. Dat standpunt huldigt de regering niet.

De heer Van der Steur (VVD):

De VVD-fractie ondersteunt de staatssecretaris in die opvatting. Het kan inderdaad niet zo zijn dat je altijd dat beslag effectueert, ook als het helemaal niet nodig is. Echter, is de staatssecretaris het met de VVD-fractie eens dat juist als je dat conservatoir beslag legt op spullen waar een verdachte, in dat stadium en later een dader, ook trots op is en blij mee is, dat op zichzelf ook weer een werking heeft naar zijn of haar omgeving? Ik gaf als voorbeeld al moderne mobiele telefoons, merkkleding, zonnebrillen en juwelen. Dat is een van de redenen waarom de VVD-fractie vindt dat die grens er niet zou moeten zijn, alhoewel je natuurlijk wel de afweging die de staatssecretaris zojuist schetste, altijd zal moeten maken.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb aangegeven dat boven de € 5.000 de baten hoger zijn dan de kosten. Beneden de € 5.000 loop je het grote risico dat het andersom is. Maar dat wil niet zeggen, en dat is ook in reactie op wat de heer Schouw daarover zei, dat je dat nooit moet doen. Sterker nog, we zullen bij het opstellen van de aanwijzing van het Openbaar Ministerie nadrukkelijk ook de goederen van ideële waarde voor de verdachte in ogenschouw nemen. Dat zijn dus de goederen waar de verdachte aan gehecht is. We nemen dat ook mee bij de mogelijkheden van inbeslagname. We zullen dat doen, maar ik vind wel dat we ruimte moeten laten aan de praktijk van de uitvoering om hieraan invulling te geven. Die casussen kunnen we echt niet allemaal regelen vanuit deze zaal en ook niet vanuit de senaat.

De heer Schouw (D66):

Ik vind dat de staatssecretaris wel heel gemakkelijk meebuigt met de heer Van der Steur over het in beslag nemen van goederen van ideële waarde. In het wetsvoorstel en ook in de memorie van toelichting zie ik een grens. Die grens is € 5.000, tenzij iemand over contanten beschikt. Dan zeggen we: pik in, het is winter. Dat kan ik nog volgen, maar nu rekt de staatssecretaris het weer op tot de zonnebril van de heer Van der Steur die en het merk-T-shirtje dat je in beslag kunt nemen. Dat kan de staatssecretaris toch niet echt menen?

Staatssecretaris Teeven:

Je moet kijken wat die goederen uiteindelijk bij vervreemding in waarde opbrengen, als je dat zou moeten gaan doen. Als een dader niet betaalt, dan moet je het conservatoir beslag gaan uitwinnen. Je gaat dus geen goederen van geen enkele waarde in beslag nemen, want dat zet geen zoden aan de dijk. Als er goederen zijn die enerzijds ideële waarde hebben, anderzijds een behoorlijk bedrag aan waarde vertegenwoordigen en die geen enorme inbewaringstellingskosten met zich meebrengen, moet de praktijk van de uitvoering – in dit geval is dat de officier van justitie – zelf de beoordeling maken of het zinnig is daarop conservatoir beslag te leggen. Het is ook belangrijk te kijken naar de positie van de verdachte op dat moment. Heeft de verdachte vermogen of is de verdachte een kale kip waar in de toekomst als het tot een zitting komt niets van te plukken valt? Als iemand op dat moment wel vermogen heeft, dan zijn dat omstandigheden die wij moeten meewegen. Wij moeten die € 5.000-grens niet in beton gieten, maar tegelijkertijd moeten wij ook niet onachtzaam omgaan met de kosten van inbewaringstelling.

De heer Schouw (D66):

Ik wil als medewetgever eigenlijk gewoon weten waarmee wij nu dadelijk instemmen. Ik dacht dat wij zouden instemmen met een wetsvoorstel dat een grens legt bij € 5.000 en dat in uitzonderlijke gevallen ook kijkt of er contanten zijn. De staatssecretaris breidt dat nu uit, begrijp ik, en mijn fractie heeft dit mee te nemen in de oordeelsvorming. Het kan daarbij ook gaan om een T-shirt, om een zonnebril, of om een paar Nike-schoenen die in beslag worden genomen. Ik vind dat wij dan wel een beetje heel raar bezig zijn.

Staatssecretaris Teeven:

Ik wil het hardnekkige misverstand trachten weg te nemen dat lijkt te ontstaan en dat volgens mij niet zo groot is als waartoe het nu wordt uitvergroot. Het moet gaan om goederen van waarde. Er moet substantiële waarde zijn, want anders heeft conservatoir beslag geen zin. Wij moeten tegelijkertijd kijken naar de kosten van inbewaringstelling en de mogelijke kosten van uitwinning, want die moeten wel meespelen. Ik heb het voorbeeld gegeven dat onder € 5.000 de kosten voor de overheid toenemen met betrekking tot de inbewaringstelling en de uitwinning. Dat feit moet dus worden meegenomen. Tegelijkertijd moet worden gekeken naar de positie van de verdachte op het moment van aanhouding. Op het moment dat je als politiemedewerker iemand voor je ziet en dat je belt met de parketofficier, gaat het erom wat op dat moment de feitelijke vermogens- en inkomenspositie van zo'n verdachte is. Dat soort dingen wegen mee. Het uitgangspunt zoals het in de stukken staat, geldt nog steeds. De heer Schouw maakt er nu uitzonderlijke omstandigheden van. Ik zou het beter omschrijven als omstandigheden die er zijn. Ik ben het wel met de heer Schouw eens – volgens mij is dat ook wat de heer Recourt en anderen zeggen – dat het feitelijk in de uitvoering wel mogelijk moet zijn daarop ook uitzonderingen te maken. Die moeten niet in beton gegoten zijn. Het moet echter niet zo zijn dat wij alleen maar kosten maken met zijn allen en dat het uiteindelijk niets oplevert. Daarin kom ik de heer Schouw ook tegemoet.

Toegevoegde waarde laat zich ook niet zonder meer in exacte cijfers kwantificeren. Laten wij vaststellen dat iedere genoegdoening voor het slachtoffer winst is, voor de maatschappij in het algemeen en voor slachtoffers in het bijzonder. De kosten van de Staat zijn daarbij gering, omdat ook bij bestaande beslagmogelijkheden wordt aangesloten, tenzij de waarde van de goederen zeer gering is of het schadebedrag gering is, want dan werkt dat evenwicht verstorend. Ik denk dat het toch belangrijk is, ik merk het in algemene zin op, dat naarmate wij er beter in slagen te zorgen dat het slachtoffer zijn vordering op de dader ook daadwerkelijk vergoed krijgt, er ook minder beroep zal worden gedaan op een voorschotregeling of een te verruimen voorschotregeling in 2016. Ik denk hierbij ook aan wat mevrouw Kooiman zei en kom daar straks expliciet nog op terug. De stand van 's lands financiën laat op dit moment niet toe dat wij dat eerder doen dan 2016. Daarom is dit belangrijk, want alles wat je bij de dader kunt halen, hoef je niet via een voorschotregeling uit te keren.

Ik meld hier dat het College van procureurs-generaal mij een brief heeft geschreven. Het College van procureurs-generaal heeft er in de tweede helft van januari terecht op gewezen dat artikel 36e, lid 8 Wetboek van Strafrecht nog voor enige verbetering vatbaar is. Ik maak van de gelegenheid gebruik een nota van wijziging in te dienen waarmee die verbetering wordt doorgevoerd. Het zal u ook niet verbazen dat dat verhaalsrecht van slachtoffers verder versterkt wordt. Dit ziet met name op situaties waarin bij het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk financieel onderzoek loopt in het kader van een ontnemingsvordering. In het kader van dat SFO kunnen dan ook bevoegdheden worden gebruikt. Je zou kunnen zeggen dat je die bevoegdheden niet kunt gebruiken voor het verhaalsrecht van slachtoffers. Wat deze kleine wetswijziging beoogt – en ik denk dat we daar wel in slagen – is dat bepaalde bevoegdheden die in het kader van het SFO worden aangewend gedurende een bepaalde periode ook kunnen worden aangewend ten behoeve van de verhaalsrechten van slachtoffers. Zo kunnen inkomen en vermogen ook makkelijker getraceerd worden. Die nota van wijziging wil ik nu ook graag indienen.

Ik zal dan per lid ingaan op de vragen die zijn gesteld. De heer Oskam en de heer Van der Steur hebben vragen gesteld over de € 5.000. Ik ben daar al op ingegaan. Ik verwijs ook naar pagina 3 van de nota naar aanleiding van het verslag, waarin ik heb aangegeven dat het CJIB eigenlijk best succesvol is met vorderingen onder de € 5.000. Heel veel mensen betalen de acceptgiro. Na enige invorderingsactiviteit van het CJIB worden die kleine schadevergoedingen vaak gewoon betaald.

De heer Oskam vroeg ook hoe moeilijk het voor het OM is om af te wijken van die norm van € 5.000. De officier kan daartoe zelf beslissen als hij daar een goede reden voor heeft. Hij moet daar in dit verband alleen de rechter-commissaris van overtuigen. U hebt in de stukken gezien dat afwijken ook kan met een mondelinge machtiging die later wordt onderbouwd. Het is dus zo makkelijk mogelijk gemaakt om dit in de praktijk snel te kunnen doen.

De heer Van der Steur vroeg waarom de Staat geen conservatoir beslag kan leggen voor slachtoffers die zich in het strafproces voegen met een vordering strekkende tot schadevergoeding. Het wetsvoorstel regelt dat de Staat conservatoir beslag kan leggen ten behoeve van slachtoffers van misdrijven met het oog op die schadevergoedingsmaatregel. Wanneer het slachtoffer zich in het strafproces voegt met een vordering strekkende tot schadevergoeding vraagt de officier van justitie de rechter altijd om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Dat gebeurt altijd. Dat is gewoon de praktijk, en een aantal van u weet dat ook. Het is naar het oordeel van de regering niet nodig dat de Staat conservatoir beslag legt met het oog op een vordering strekkende tot schadevergoeding door het slachtoffer. Dat zegt ook al iets over de praktische handreiking waarover de heer Recourt sprak. Het is vanuit juridisch-dogmatisch oogpunt ook niet goed mogelijk beslag ten behoeve van een ander dan zichzelf te leggen. Daarom is ook aangehaakt bij de schadevergoedingsmaatregel. De dader moet betalen aan de Staat, die het slachtoffer vervolgens op grond van de afzonderlijke, wettelijk geregelde titel schadeloos stelt. Dat is de weg waarlangs we dit willen doen.

De heer Van der Steur stelde een aantal vragen over andere onderwerpen dan dit wetsvoorstel. Ze gingen eigenlijk over het tijdpad en over wat wanneer te verwachten valt. De visiebrief van de regering met betrekking tot slachtoffers kunt u eind februari verwachten.

Meerdere personen, onder wie mevrouw Kooiman, hebben gesproken over wat in het AO Kinderpornografie aan de orde is geweest. U hebt daarover ook met de minister gesproken. De brief en de ideeën van het kabinet over de verplichte bijdrage als toegezegd in dat AO kunt u in maart verwachten.

Het verhalen van de kosten van het strafproces blijkt een ingewikkelde zaak. Voorgaande kabinetten zijn daar, mede naar aanleiding van door de Kamer aangenomen moties, altijd zeer terughoudend in geweest, juist omdat het zo ingewikkeld is. Mijn reactie op dit punt kunt u in juni verwachten, voor de zomer.

Tot slot vroeg de heer Van der Steur nog naar het verhalen van de kosten van detentie en naar de eigenbijdrageregeling voor gedetineerden. De reactie daarop kunt u verwachten voor 1 april, ik denk in maart. Die komt tegelijk met het masterplan voor de Dienst Justitiële Inrichtingen. Dit onderwerp maakt namelijk deel uit van het totale pakket aan bezuinigingen en de besparingen die ook in de strafrechtketen moeten worden gerealiseerd.

Mevrouw Helder (PVV):

Als ik het goed begrepen heb, zei de staatssecretaris dat hij voor de zomer reageert op het verhalen van de kosten van het strafproces op de dader. Inmiddels is het algemeen overleg over strafrechtelijke onderwerpen gepland. Ik heb in een brief hierover gelezen dat er een rapport ligt, maar dat er nog een impact assessment zal plaatsvinden. Wat is het nu? Krijgen we voor de zomer bericht? Ik hoop het want dat zie ik eerder tegemoet dan een impact assessment.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb nader onderzoek nodig en dan krijgt de Kamer voor de zomer een beleidsreactie.

De heer Van der Steur heeft gevraagd waarom het Schadefonds Geweldsmisdrijven alleen voorschotten op schadevergoedingen uitkeert en waarom het geen vorderingen van slachtoffers van misdrijven overneemt om die vervolgens te incasseren. Volgens het systeem van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven geeft het fonds een financiële tegemoetkoming aan slachtoffers met ernstig psychisch of fysiek letsel die hun schade elders niet kunnen verhalen. Het schadefonds keert geen voorschotten uit en neemt geen vorderingen over. Voor het fonds geldt in feite hetzelfde als voor de slachtoffers, namelijk dat de schade soms niet kan worden verhaald, bijvoorbeeld als er geen dader bekend is. Als er later toch een dader in beeld is – dat gebeurt soms ook – die wordt veroordeeld tot een schadevergoedingsmaatregel, vindt via het CJIB verrekening plaats van de reeds door het Schadefonds Geweldsmisdrijven uitgekeerde tegemoetkoming. Zo is het systeem en tot op heden werkt het goed.

De heer Van der Steur heeft een vraag gesteld over schadeverhaal door slachtoffers die in de bijstand zitten. Mevrouw Kooiman noemt de plannen van het kabinet mooi maar vraagt hoe ze uitwerken met de bezuinigingen op de rechtsbijstand. Deze twee vragen houden verband met elkaar. De heer Van der Steur vraagt of het slachtoffer bijstand kan krijgen bij het indienen van een vordering, strekkende tot schadevergoeding in een civiele procedure. Dat kan. Het communerecht biedt hier voldoende mogelijkheden voor. Slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en nabestaanden hebben recht op kosteloze rechtsbijstand, ook ten behoeve van een onderbouwing van een vordering in een civiele procedure. Voor slachtoffers van andere delicten is het de vraag of zij in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand, en daarmee kom ik op de beantwoording van de vraag van mevrouw Kooiman. Of zij in aanmerking komen voor rechtsbijstand is afhankelijk van het inkomen en het vermogen van het slachtoffer. Mevrouw Kooiman heeft gelijk dat de bezuinigingen en taakstellingen ook in de strafrechtketen moeten worden gerealiseerd, en dat dus ook op de rechtsbijstand moet worden bezuinigd. Ik heb daar voorstellen voor gedaan en onder deze omstandigheden is het niet altijd gemakkelijk voor een slachtoffer om kosteloze rechtsbijstand te krijgen.

De heer Van der Steur heeft gevraagd of een strafrechtelijk conservatoir beslag van rechtswege kan overgaan in een civielrechtelijk conservatoir beslag als een strafzaak door een civielrechtelijk schadeverhaal te lang wordt opgehouden. Hij schetste de situatie dat strafrechtelijk geen schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd en de gedupeerde vervolgens een civielrechtelijke procedure start. Hij vroeg of het conservatoir beslag dan kan worden omgezet. Ik denk dat dit niet mogelijk is. Het is waar dat beide beslagen bedoeld zijn om het verhaalsrecht van slachtoffers van misdrijven die daardoor schade hebben geleden, zeker te stellen. Er zijn echter ook verschillen die van rechtswege in de weg staan. Hoe sympathiek de door de heer Van der Steur voorgestelde omzetting op het eerste gezicht ook lijkt, kan ze ook nadelen hebben voor de slachtoffers. Strafrechtelijk conservatoir beslag strekt immers tot betaling aan de Staat, terwijl civielrechtelijk conservatoir beslag tot betaling aan het slachtoffer strekt. Dat zijn twee verschillende lijnen. Het beslag laat zich dus niet zonder een zelfstandige juridische afweging omzetten, niet in de laatste plaats omdat het leggen van beslag met risico's gepaard gaat. Een risico is bijvoorbeeld dat men het conservatoir beslag omzet van een strafrechtelijk in een civielrechtelijk beslag en de rechter later oordeelt dat het beslag onrechtmatig is geweest. Dan is het niet verstandig om er op voorhand vanuit te gaan dat een slachtoffer bereid is dezelfde risico's te lopen als de Staat. Dat zou het slachtoffer, dat met een van rechtswege geregelde omzetting in eerste instantie voordeel leek te hebben, wel eens heel veel nadeel kunnen hebben omdat hij aansprakelijk is voor het conservatoir beslag dat er op dat moment civielrechtelijk nog ligt. Ik geef er dus de voorkeur aan dat het slachtoffer zelfstandig beslag legt op het vermogen van de verdachte. Ik denk dat het civiel recht daarvoor meer dan genoeg ruimte biedt. Het slachtoffer hoeft niet met lege handen te staan en kan zelf de afweging maken. Dat lijkt me heel verstandig.

De heer Van der Steur heeft ook gevraagd of het conservatoir beslag van rechtswege vervalt als de rechter geen schadevergoedingsmaatregel oplegt en het Openbaar Ministerie in hoger beroep gaat. Ja, maar dat gebeurt pas als de uitspraak waarbij het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel wordt afgewezen, in kracht van gewijsde is gegaan. Tegen die gegeven uitspraak staat dan geen gewoon rechtsmiddel meer open. Ik verwijs naar artikel 704, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Als hoger beroep wordt ingesteld, blijft het conservatoir beslag dus gewoon rusten op de in beslag genomen voorwerpen. Dat geldt ook bij een vrijspraak als daartegen hoger beroep is in gesteld door het Openbaar Ministerie.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik begrijp de redenering van de staatssecretaris over de omzetting van het strafrechtelijk conservatoir beslag ten behoeve van een civielrechtelijke vordering als de rechter zou besluiten dat dit te ingewikkeld voor hem is. Op het eerste gezicht lijkt die heel positief. Ik deel de opvatting dat dit ook nadelen kan hebben voor het slachtoffer. Ik heb zelf meermalen beslag mogen leggen in het verleden en dit kan inderdaad een risico zijn. Als het slachtoffer vervolgens besluit toch beslag te willen leggen op de vermogensbestanddelen, is het Openbaar Ministerie dan bereid om het slachtoffer te helpen, bijvoorbeeld door het verstrekken van informatie?

Staatssecretaris Teeven:

Wij moeten naar aanleiding van deze wetgeving met het Openbaar Ministerie praten over de aanwijzing. Wij zouden kunnen bekijken of dit onderwerp zich laat vertalen in een aanwijzing. Het OM of de politie zou een soort melding kunnen geven dat het beslag wordt opgeheven en dat dit het moment is als men zelf nog iets wil doen. Ik vind wel dat wij het slachtoffer moeten waarschuwen voor de risico's. Hij of zij is dan zelf verantwoordelijk voor het civielrechtelijk beslag en de daarmee gepaard gaande kosten die uiteindelijk het resultaat kunnen zijn als het niet leidt tot aansprakelijkheid voor de persoon die schade heeft toegebracht.

De heer Van der Steur (VVD):

Dat is een uitstekende suggestie waarmee ik heel tevreden ben.

Staatssecretaris Teeven:

De heer Van der Steur heeft ook gevraagd of de Staat de opgelegde schadevergoeding nog voor het slachtoffer of voor de nabestaanden kan incasseren nadat de dader zijn vervangende hechtenis heeft uitgezeten. Dat kan niet. Sommige daders kunnen de veroorzaakte schade wel vergoeden, maar willen dat niet. De mogelijkheid om conservatoir beslag te leggen met het oog op de door de rechter op te leggen schadevergoedingsmaatregel, biedt hier soelaas. De verdachte dader krijgt dus niet de gelegenheid om zijn vermogen aan het verhaal van het slachtoffer te onttrekken.

Er is natuurlijk verschil tussen niet willen en niet kunnen. Dat onderwerp is in de Kamer ook aan de orde geweest. Er zijn daders die de door hen veroorzaakte schade niet kunnen vergoeden, ook al willen ze dat soms wel. Het wetsvoorstel kan er niets aan veranderen dat een kale kip niet kan worden geplukt, laat dat helder zijn. Het opleggen van vervangende hechtenis is een ultimum remedium om de dader in beweging te krijgen om de veroorzaakte schade te vergoeden. Na het uitzitten van vervangende hechtenis moet de Staat schaarse middelen anders gaan inzetten.

De vordering van het slachtoffer op de dader verdwijnt dus niet, zeg ik mede in reactie op de opmerkingen van mevrouw Helder, maar het is aan het slachtoffer om het inwinnen op zich te nemen, hoe moeilijk dat ook is. Overigens speelt dat niet voor slachtoffers van ernstige geweld- en zedenzaken en hun nabestaanden, want die worden al gecompenseerd door de voorschotregeling. De uitbreiding van die regeling tot andere misdrijven is aan de orde geweest bij de behandeling van de Wet versterking positie slachtoffers in 2007. Als de financiële middelen er zijn, zullen we die wet uitbreiden. Wij hebben daarbij 2016 als richtjaar. Het CJIB heeft de bevoegdheid om een betalingsregeling met een veroordeelde af te sluiten. Daarbij kunnen dus ook de positie van de veroordeelde, de belangen van de benadeelde en de doelmatigheid en efficiëntie van het inningsproces worden meegewogen. Het CJIB handelt daarbij in opdracht van en in afstemming met, maar wel onder verantwoordelijkheid van het OM. Ik verwijs overigens ook naar de Aanwijzing executie (vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen van meerderjarigen, geldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen in de Staatscourant gepubliceerd op 23 juni 2010.

Mevrouw Kooiman (SP):

In de memorie van toelichting staat dat de norm van 27 maanden is losgelaten. Dat maakt dat het Centraal Justitieel Incassobureau ruimte heeft om maatwerk te bieden, zoals de staatssecretaris ook aangeeft. Uit geluiden uit de praktijk blijkt echter dat dit niet altijd het geval is. Ik heb de staatssecretaris gevraagd om met het Centraal Justitieel Incassobureau te bekijken of er inderdaad wat meer coulance betracht kan worden, omdat wij natuurlijk ook willen dat de schade uiteindelijk betaald wordt.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb vorige week een werkbezoek afgelegd. Soms plan je als bewindspersoon je werkbezoeken, als je weet dat er een wet aan komt. Ik ben vorige week op werkbezoek geweest bij het Centraal Justitieel Incassobureau. Ik heb gesproken met de directie en met de verantwoordelijke voor de uitwinning. Ik heb gevraagd of ik van hen een plan kan krijgen om bij mensen die niet willen, scherper te doen wat wij willen. Ik heb hen gevraagd of wij scherper en met voorrang kunnen opereren, ook bij mensen die niet kunnen. Die indruk bestaat namelijk ook wel bij het Centraal Justitieel Incassobureau. Er zijn onlangs ook wat uitspraken van de Ombudsman geweest. Hij zei dat de overheid eens wat scherper moet kijken naar de mensen die wel willen, maar niet kunnen. Ik heb gevraagd om een plan van aanpak om de scheiding scherper en strakker aan te brengen en om meer coulance te betrachten in de situaties waarin er sprake is van niet kunnen. Ik wacht dus op een plan van het CJIB in dat verband.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ben heel verheugd om dat te horen. De logische vraag is dan natuurlijk of de staatssecretaris bereid is om dat plan van aanpak naar de Kamer te sturen en zijn suggesties of mening daarover met ons te delen.

Staatssecretaris Teeven:

Als ik dat plan van het CJIB ontvang, zal ik een beleidsreactie op dat plan naar de Kamer sturen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Kan de staatssecretaris aangeven wanneer hij dat momenteel verwacht?

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb vorige week gevraagd of het voor eind februari kon. Ik zal dat combineren met een andere brief, die ik net heb toegezegd aan de heer Van der Steur. Daarin zal ik dit onderwerp meteen meenemen.

Dan kom ik op de samenloop. De heer Van der Steur heeft daarnaar gevraagd. Hij stelde veel vragen vanavond van de zijde van de regeringsfractie, de VVD. Dat is overigens een koele vaststelling van feiten. Daarbij is geen enkele waardering van de zijde van het kabinet. Ik stel vast dat er een samenloop is tussen het ontnemingsbeslag en het slachtofferbeslag. Ga je het bedrag dat aan ontneming moet worden betaald, korten met een bedrag dat aan het slachtoffer is uitbetaald? Dat is een ingewikkeld verhaal. Het slachtofferbeslag zal altijd voorrang hebben op het ontnemingsbeslag. Dat blijkt ook uit deze wet. Dat is de hoofdregel. Dat is al staand beleid. Het is geregeld in een aanwijzing, de Aanwijzing ontneming en de Aanwijzing executie van het OM. Het is nu ook vastgelegd in de wet.

Er zijn gevallen van samenloop, zoals in het voorbeeld van de heer Van der Steur. Dan zal het slachtoffer moeten worden gecompenseerd door de dader en zal de dader volledig aan de ontnemingsmaatregel moeten voldoen. Als dat in hetzelfde feitencomplex is, bijvoorbeeld omdat een slachtoffer in een fraudezaak moet worden gecompenseerd door de veroordeelde dader, maar ook aan de ontneming moet worden voldaan, dan is de compensatie van het slachtoffer op dit moment volgens de huidige jurisprudentie een kostenpost voor de dader in relatie tot de ontnemingsvordering. Het is een wat raar verhaal. In die zin heeft de dader dan minder winst behaald, omdat hij het slachtoffer al heeft moeten vergoeden.

Ook is er een ander voorbeeld bekend over wat een crimineel verdient uit de hasjhandel. Als je daartegen een ontnemingsvordering instelt, kun je er een berekening op loslaten wat een dader moet hebben verdiend met de hasjhandel. Als hij vervolgens schepen heeft moeten kopen en huren om naar de Verenigde Staten te varen om de hasj daar af te zetten, dan zijn de kosten voor de schepen allemaal aftrekbaar in dezelfde ontnemingsvordering. Dat is dan een aftrekpost aan de kostenkant. Zo moet je dit ook zien. Als het in hetzelfde feitencomplex zit, is het een aftrekpost en wordt het in mindering gebracht. Indien slachtoffer en voordeelsontneming dezelfde zaak betreffen – ik noemde het voorbeeld van fraude – dan wordt dus eerst het slachtoffer gecompenseerd en gaat het schadebedrag af van de voordeelsontneming. Zo zit het. Dat is op dit moment de uitleg van de jurisprudentie.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik probeer het te begrijpen, ook in relatie tot de nota van wijziging. Ik stelde de volgende vraag. Als de dader van een bankoverval € 25.000 buitmaakt, maar tijdens de overval daarnaast ook nog schade berokkent, dan ontstaat er in de samenloop van die twee een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en is er tegelijkertijd een plicht tot schadevergoeding aan het slachtoffer. Wat moet deze betrokkene nu betalen? Is dat € 25.000 plus de schadevergoeding? Of moet hij € 25.000 betalen, waaruit dan vervolgens de schadevergoeding wordt betaald? Als dat laatste het geval is, en zo dacht ik dat het gelezen zou moeten worden, dan is dat een voordeeltje voor de dader. Dat lijkt met toch niet de bedoeling.

Staatssecretaris Teeven:

Als er sprake is van twee verschillende feiten, namelijk de zware mishandeling van een slachtoffer bij die bankoverval en het buitmaken van een geldbedrag van € 50.000, dan moet de dader het volledige bedrag betalen van € 50.000 en daarnaast moet hij het slachtoffer compenseren. Nu het voorbeeld van de fraude. Het slachtoffer doet aangifte van een fraude. De dader heeft met die fraude € 50.000 verdiend. De benadeelde moet worden gecompenseerd voor € 25.000. De dader heeft dan niet meer € 50.000 verdiend, maar € 25.000. Dat is op dat moment dan het ontnemingsbedrag. Het hangt een beetje van de tenlastelegging af, het hangt van het feitencomplex af en het hangt ervan af of er sprake is van samenloop tussen de bepaalde feiten.

De heer Van der Steur (VVD):

Dan lijkt het me goed dat we voor de parlementaire geschiedenis van dit wetsvoorstel essentieel en expliciet vastleggen dat het wat de VVD-fractie betreft – ik begrijp de redenering van de staatssecretaris – nooit zo kan zijn dat een dader minder hoeft terug te betalen dan hij daadwerkelijk heeft gestolen plus aan schade heeft veroorzaakt. Dan weet de rechterlijke macht wel wat hij met deze samenloop zou moeten doen.

Staatssecretaris Teeven:

Ja, maar ik zeg er wel iets bij. Als er sprake is van één feitencomplex waarbij het ontnemingsbedrag dat moet worden berekend en waarover de rechter moet beslissen, wordt verlaagd doordat het slachtoffer bijvoorbeeld al op andere wijze is gecompenseerd, dan heeft de dader wel minder verdiend. Het hangt dus van de feitelijke omstandigheden af hoe het is. Er zit bij ontnemingsvorderingen vaak ook een kostenkant aan het hele verhaal. Dat hebben we met elkaar zo bedacht, dat hebben we wettelijk zo afgesproken en de rechter heeft zo de afgelopen jaren ook jurisprudentie opgebouwd.

De heer Van der Steur (VVD):

Ik maak het nog ingewikkelder. Volgens mij heeft de staatssecretaris gelijk. Bij dat fraudevoorbeeld was de totale opbrengst x, maar het deel dat daarvan is terugbetaald aan het slachtoffer, namelijk degene aan wie het fraudebedrag is ontnomen, is automatisch bepaald. Daarmee verandert het bedrag per saldo niet, maar het slachtoffer krijgt zijn deel al terug en dan blijft er eventueel een stukje over voor de Staat, als je je dat zou kunnen voorstellen. Dat begrijp ik. Laten we hopen dat het dan allemaal goed komt.

Staatssecretaris Teeven:

Ik ga er eigenlijk van uit dat iedereen die heeft meegeluisterd en dit nog eens naleest – dat schijnt veel te gebeuren – precies begrijpt wat hier aan de hand is.

Mevrouw Helder heeft ook nog een aantal opmerkingen gemaakt. Ze vroeg welke mogelijkheid de zogenoemde Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen biedt voor het afpakken van goederen van jeugdigen, het leggen van conservatoir beslag op goederen van jongeren. Ik heb al vele malen gezegd dat conservatoir beslag ertoe strekt om het recht op verhaal van schuldeisers veilig te stellen. Bij de inwerkingtreding van de Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen op 1 februari 2008 is de mogelijkheid van conservatoir beslag bij jongeren uitgebreid met misdrijven waarop een geldboete staat van ten minste de vierde categorie. Ik kom direct nog even op de discussie over rechtspersoon en derde categorie en natuurlijke persoon en vierde categorie. Bij die vierde categorie behoren delicten die veelvuldig door jongeren worden gepleegd, zoals diefstal, vernieling en mishandeling. Voor de inwerkingtreding van de Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen in 2008 werden jongeren na het plegen van een strafbaar feit meestal met een dagvaarding weggestuurd. Met deze wet kan meteen lik-op-stuk worden gegeven door geld of goederen, maar ook – als dat functioneel is – scooters, mobiele telefoons, iPads en dergelijke direct na het plegen van het strafbare feit in beslag te nemen. De opbrengst kan dan later worden verrekend met een geldboete of een ontnemingsmaatregel.

Ik heb er al melding van gemaakt dat een van de leden van uw Kamer bezig is met het verdedigen van een initiatiefwetsvoorstel dat op dit moment in de Eerste Kamer ligt. Het maakt niet onderdeel uit van het adolescentenstrafrecht, maar het is wel een verbetering van het totale wetsvoorstel inzake het adolescentenstrafrecht. Er is sprake van een verruiming van de aansprakelijkheid voor gedragingen van minderjarigen vanaf 14 jaar. Ouders zijn dan ook aansprakelijk en verhaal op ouders is ook mogelijk voor schade die is veroorzaakt door minderjarigen. Dat is niet de strafrechtelijke aansprakelijkheid die mevrouw Helder wil, maar het is wel een heel functioneel en effectief wetsvoorstel om te bereiken wat wij met jeugdigen willen doen in het kader van het adolescentenstrafrecht. Ik roep overigens in herinnering dat wij in het kader van het door mevrouw Helder aangehaalde gedoogakkoord veelvuldig over dit initiatiefvoorstel van de CDA-fractie hebben gesproken en dat wij het altijd hebben gezien als een onderdeel van het adolescentenstrafrecht om de criminaliteit onder jongeren te verminderen en het schadeverhaal van slachtoffers te verbeteren. Toentertijd werd dat in ieder geval door de fractie van mevrouw Helder gesteund. Ik hoor het graag in tweede termijn of bij interruptie als dat nu anders is, maar die indruk heb ik niet meteen.

Mevrouw Helder (PVV):

Nee hoor, die indruk heb ik ook helemaal niet gewekt, dus laat ik die voor de volledigheid maar even wegnemen. Het verhaal via de strafrechtelijke weg wordt makkelijker voor het slachtoffer, want de mogelijkheden worden verbreed. In die lijn ligt dat ouders ook via de strafrechtelijke weg financieel aansprakelijk zijn voor hun kinderen, als de kinderen geen verhaal bieden. Dat ligt in dezelfde lijn als de civiele weg, maar dan moet het slachtoffer zelf het initiatief nemen. Hoe moeilijk kan het nu zijn om te bevestigen dat het ook kan via de strafrechtelijke weg?

Staatssecretaris Teeven:

Dat is heel moeilijk. Ik zal het mevrouw Helder heel graag uitleggen. Volgens mij hebben wij er al eens eerder over gesproken. Een van de problemen die daarbij opdoemen – het heeft ook te maken met de rechtswaarborgen die de heer Schouw in zijn eerste termijn heeft aangehaald – is dat je ouders dan in feite strafrechtelijk aansprakelijk stelt voor schade die niet door hun handelen is veroorzaakt. De vraag is wie je in strafrechtelijke zin aansprakelijk maakt voor wat. De jeugdige is strafrechtelijk aansprakelijk en daar gaan wij uitwinnen. Als dat niet kan, biedt het initiatiefwetsvoorstel van de heer Oskam, als dat in de senaat wordt aangenomen, meer mogelijkheden om de ouders civielrechtelijk aansprakelijk te stellen. Dit is de enige weg waarlangs het mogelijk is. Het vorige kabinet heeft dat ook al onderkend.

Mevrouw Helder (PVV):

Laten wij even wel wezen. De staatssecretaris en de minister zeggen altijd dat zij opkomen voor het slachtoffer. Als je het dan precies volgens de wet doet, blijkt het echter altijd een enorme tegenvaller en hier dus ook. In de memorie van toelichting staan twee dingen. Het gaat om herstel van recht voor het slachtoffer. Dat blijkt dus wat minder te zijn, als ik het antwoord goed beluister. Er staat ook in dat het geen straf is, maar een maatregel. Het is niet de juridische maatregel zoals in het Wetboek van Strafrecht staat, maar het is dus niet bedoeld als straf. Dan zou je er toch wat mogelijkheden in zien. Ik begrijp het antwoord van de staatssecretaris, maar voor slachtoffers is het enigszins teleurstellend.

Staatssecretaris Teeven:

Dit kabinet en alle fracties willen graag de rechten van slachtoffers verbeteren, maar dat betekent niet dat wij de rechten van mensen die strafrechtelijk niets verwijtbaars hebben gedaan vervolgens via het strafrecht moeten aanpakken. Dat gaat dit kabinet toch echt te ver. Het wil die weg dan ook niet opgaan. Daarom ben ik zeer geïnteresseerd hoe het lid Oskam het initiatiefwetsvoorstel in de senaat gaat verdedigen. Ik zal daarbij aanwezig zijn. Als de senaat volgt, hebben wij een heel goed middel om die ouders aan te pakken als dat nodig is om de schade te verhalen.

Mevrouw Helder had een vraag over pagina 6. Het gaat hier niet om de dader, maar om beklag van een belanghebbende. Dat kan een belanghebbende zijn op het goed dat in beslag genomen is, maar het kan ook het slachtoffer zijn met betrekking tot het goed. Dit gaat over het uitblijven van een teruggave van het voorwerp aan het slachtoffer/de rechthebbende. Door deze passage krijgt het slachtoffer/de rechthebbende meer mogelijkheden om het voorwerp dat in beslag is genomen, sneller terug te krijgen. Soms verzetten verdachten zich tegen teruggave van het in beslag genomen goed aan de rechthebbende. Daar ziet die passage op.

Mevrouw Helder vindt dat ook de kosten van beslaglegging op de dader moeten worden verhaald. Ik zal dat punt betrekken bij de aangekondigde impact-assessment over de proceskostenveroordeling. Zoals ik al zei, zal het kabinet zich voor de zomer daarover in de richting van de Kamer uitlaten. Moet er in geval van ontdekking altijd beslag worden gelegd? Als er geen beslag kan of wordt gelegd in geval van ontdekking op heterdaad, dan staat niets in de weg dat er in een later stadium alsnog conservatoir beslag wordt gelegd, op basis van een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris. Het kan heel goed zo zijn dat er niets is om beslag op te leggen en dat je daarbij de mondelinge bevoegdheid niet gebruikt, maar dat je dat nog wel in een later stadium kunt doen.

Mevrouw Helder vroeg, waarom beslag bij een rechtspersoon in geval van misdrijven met een geldboete derde categorie kan worden gelegd. Bij rechtspersonen kan een zwaardere geldboete worden opgelegd, omdat ze niet in de gevangenis kunnen worden gezet. Die wettelijke systematiek werkt door in het conservatoir beslag. In de praktijk gaat het bijna altijd om maatregelen vanaf de vierde categorie.

De heer Schouw heeft twee vragen aan mij gesteld, namelijk over de evaluatiebepaling en over de horizonbepaling. Over de evaluatiebepaling kan ik hem zeggen dat ik graag bereid ben, de regeling na ommekomst van drie jaar na de inwerkingtreding te laten evalueren. Daar heb ik geen wettelijke regeling voor nodig; het kabinet zegt dat toe. Ik ga ervan uit dat die toezegging voldoende is. De horizonbepaling lijkt me, bij een wet waarvan het kabinet vindt dat het een heel goede wet is, niet nodig. Dat doe je wel eens bij wetten waarover heel veel twijfel is en waarvoor niet de brede steun is die ik vanavond in de Kamer proef, maar evalueren is heel zinvol. Dat zullen we na drie jaar gaan doen.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd of het slachtoffer bijstand kan krijgen bij het indienen van een vordering, strekkende tot schadevergoeding in een civiele procedure. Het commune recht biedt daarvoor veel mogelijkheden. Ik heb al gezegd: slachtoffers van ernstig geweld en zedenmisdrijven hebben recht op bijstand. Bij slachtoffers van andere delicten zit het venijn wat mevrouw Kooiman betreft. Zij zegt eigenlijk: de staatssecretaris komt wel op voor slachtoffers, maar als het gaat om rechtsbijstand staan ze een beetje in de kou. Daarentegen hebben we wel een loket slachtofferhulp dat we aan het uitrollen zijn in de tien rechtbanken; de werking van dat loket wordt steeds beter en het OM is daarin veel actiever geworden. De Nationale Ombudsman heeft daar laatst aandacht voor gevraagd en daarvoor een aantal aanbevelingen gedaan. Daar zullen we zeker mee aan de gang gaan. De Kamer volgt dat nauwgezet en corrigeert mij daar zo nodig in. Ik denk dat de overheid een deel van de rol die niet door de advocaat kan worden vervuld, zelf kan vervullen door betere voorlichting en assistentie aan slachtoffers.

Mevrouw Kooiman (SP):

De staatssecretaris begrijpt natuurlijk wel dat, hoe goed Slachtofferhulp Nederland zijn werk ook doet, dit natuurlijk niet opweegt tegen juridische ondersteuning van een advocaat. Zeker bij een vordering tot schadevergoeding kan dat enorm veel schelen. Ik vraag de staatssecretaris dus nogmaals om ook in dat geval, bijvoorbeeld in het geval van geweldsdelicten, te staan voor de slachtoffers en ook voor hen een toevoeging te regelen.

Staatssecretaris Teeven:

Bij een aantal gewelds- en zedenmisdrijven is dat zo, maar bij een aantal niet. Dat hangt ook samen met de voorschotregeling: bij welke misdrijven geldt die en bij welke misdrijven niet? De opmerking van mevrouw Kooiman dat advocaten dit op elk moment en op elke plaats beter zouden kunnen doen dan de overheid, vind ik overigens niet terecht. Het vanuit de advocatuur bijstaan van slachtoffers is een bijzondere specialisatie waarmee je ook ervaring moet opdoen. Er wordt op dit moment vanuit de overheid heel veel deskundigheid ingebracht om slachtoffers bij te staan, maar we komen met voorstellen op het terrein van de rechtsbijstand. Die gaan we uitgebreid met de Kamer bespreken, maar we zitten op dit terrein met een aantal grote taakstellingen. Ik weet dus niet of er voldoende ruimte is om de wensen van de SP-fractie op dit punt te honoreren.

Mevrouw Kooiman (SP):

Een vordering tot schadevergoeding is natuurlijk echt een juridische ondersteuning. Hoe goed de mensen van Slachtofferhulp Nederland hun werk ook doen, dit kunnen zij niet. Ik vraag de staatssecretaris dus om daar nog eens goed naar te kijken, want hij gaat dit allemaal nog in ogenschouw nemen. Als de dader wel een advocaat heeft die hem bijstaat, is het natuurlijk een beetje gek als dat niet geldt voor het slachtoffer. Ik roep de staatssecretaris er daarom toe op om, wanneer hij de maatregelen toch weer gaat bekijken, ook dit nog eens in ogenschouw te nemen.

Staatssecretaris Teeven:

Ja, maar ik zeg wel dat het slachtofferloket bij de rechtbanken in de tien gebieden waar recht wordt gesproken, steeds professioneler wordt. Ook vanuit de overheid zijn wij op dit moment dus heel goed in staat om slachtoffers te adviseren en bij te staan. Dat gebeurt ook bij de plaatsen waar recht wordt gesproken in Nederland. Desondanks heb ik het verzoek van mevrouw Kooiman goed gehoord. Ik zal dit dus meenemen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat is ontzettend mooi, maar wanneer gaat u dat dan meenemen? Gebeurt dat inderdaad in de brief van maart, of niet?

Staatssecretaris Teeven:

Op het moment waarop u door het kabinet wordt ingelicht over de taakstellingen in de strafrechtketen op het terrein van de rechtsbijstand, zal ik dit zeker meenemen. Dat moet ik binnenkort doen, voor 1 april. U krijgt daar nog een overzicht van. Dat gaat zowel over de griffierechten als over de rechtsbijstand. De minister en ik komen met betrekking tot beide onderwerpen nog met een gezamenlijke brief. Ik zal de opmerkingen die u vanavond hebt gemaakt over de rechtsbijstand, daarin meenemen.

Over de voorschotregeling heb ik al gesproken, evenals over het afzien van vervangende hechtenis. Binnenkort komen we met het Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen. Daarin zal onder meer het onderwerp "elektronische detentie" aan de orde komen: voor wie is elektronische detentie beschikbaar en voor wie niet? Je zou je kunnen voorstellen dat je bij daders die wel willen maar niet kunnen, bekijkt of vervangende hechtenis bijvoorbeeld kan worden vervangen door elektronische detentie met de mogelijkheid tot werken. In die zin is die mogelijkheid er wel. Dat zou je je kunnen voorstellen. In andere gevallen, dus als daders niet willen, wordt het vonnis van de rechter niet gerespecteerd. Dan is vervangende hechtenis wel de enige aangewezen manier, maar in het kader van de bezuinigingsmaatregelen met betrekking tot elektronische detentie kijken we dus ook naar dit soort onderwerpen: hoe kunnen we op enig moment in het gevangenisproces arbeid combineren met elektronische detentie, zodat ook slachtoffers beter kunnen worden gecompenseerd?

Mevrouw Kooiman vroeg of onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan worden afgezien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel. Ja, dat kan als op voorhand vaststaat dat de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel de facto een vrijheidsbenemende straf, dus vervangende hechtenis, zal impliceren. Dan kun je afzien van een schadevergoedingsmaatregel. Dat zal overigens niet snel het geval zijn, want de rechter zal dat niet snel aannemen.

Ik heb al gesproken over de advocatenondersteuning. Daarom kom ik tot slot bij de vraag van de heer Recourt hoe het er in de praktijk uit ziet. Ik heb daar al een aantal opmerkingen over gemaakt. Ik vind overigens dat de heer Recourt van veel realiteitszin getuigt door ook te zeggen dat dit niet zoveel met principes heeft te maken, maar dat je wel degelijk moet kijken naar kosten en opbrengsten. Wat betreft de praktische handleiding: bij een schadeformulier kan bijvoorbeeld worden aangegeven of het slachtoffer wil dat conservatoir beslag wordt gelegd. Voorlichting en hulp zullen wij invullen bij het moment van slachtofferhulp. Dat kan bij het slachtofferloket bij de rechtbank zijn of bij Slachtofferhulp Nederland. Ik denk dat je dat op beide plaatsen moet doen, omdat slachtoffers op beide plaatsen terechtkomen. In de aanwijzing voor het OM zullen wij ook de praktische tips voor slachtoffers meenemen.

De heer Recourt (PvdA):

Tijdens de beantwoording van de staatssecretaris bleef eigenlijk maar één vraag door mijn hoofd spelen, namelijk: hoe moet de rechter-commissaris toetsen, wat zijn de criteria? Wij willen immers niet bij alle maatregelen tot schadevergoeding conservatoir beslag leggen. Dat is niet goed voor de verdachte, maar ook niet voor de staatskas. Het kost immers een hoop geld, terwijl er soms toch wel wordt betaald. Wanneer dan wel? Ik hoor twee criteria, namelijk € 5.000 en aansluiting bij geldboetes van de vierde categorie. Niet lager, want dan is die betaling goed. Dat zijn praktische handreikingen voor de officier. Dan komt hij bij de rechter-commissaris met een verzoek om in een bepaald geval conservatoir beslag te kunnen leggen. Wat moet de rechter-commissaris nu precies toetsen?

Staatssecretaris Teeven:

Ik dacht dat ik dat al had gezegd. Die moet bijvoorbeeld toetsen of de vrees bestaat dat de verdachte het bezit of vermogen dat hij op dat moment heeft, dat de politie bij aanhouding heeft aangetroffen, zal verdonkeremanen. Ik heb het voorbeeld genoemd van die € 600. Als officier van justitie kijk je naar de verdachte die er zit. Je bekijkt of hij een first offender is of dat hij al meermalen delicten heeft gepleegd. Je kijkt wat de trackrecord is. Je kijkt naar de justitiële documentatie van de verdachte. Je kijkt of het een jongere is of een volwassene. Je kijkt of de verdachte in het verleden schadevergoeding heeft betaald uit zichzelf of dat de invordering in het verleden niets heeft opgeleverd. Dat zijn feiten die je op het moment van aanhouding, op het moment van inverzekeringstelling, kunt bezien. Dat zijn de omstandigheden die een officier in zijn vordering meeweegt. Dat zal de rechter-commissaris moeten toetsen. Het zijn dus de persoonlijke omstandigheden van de verdachte op dat moment en de justitiële documentatie van de verdachte. Is er eerder sprake geweest van slachtofferdelicten? Wat is het gedrag geweest van de verdachte in die eerdere slachtofferdelicten? Als het een first offender is, kijk je naar de hoogte van het bedrag. Dat zijn een aantal criteria die ik zo kan noemen.

De heer Recourt (PvdA):

Die criteria dienen om iets te onderbouwen. Wat moet dan worden onderbouwd? Hetzelfde criterium als bij de civiele rechter, namelijk de vrees voor verduistering? Ik heb de stukken net nog even vluchtig doorgekeken en ik zie eigenlijk nergens een criterium staan. Ergens staat "redelijkerwijs noodzakelijk". Is dat dan het criterium? Welke onderbouwing moet worden gegeven?

Staatssecretaris Teeven:

De vrees voor verduistering, de vrees dat een schadevergoeding niet te verwachten valt van deze verdachte en de vrees dat als er op dat moment geen beslag wordt gelegd er later geen vermogensbestanddelen meer beschikbaar zijn. Dat hangt natuurlijk af van de feitelijke situatie, zoals de inkomenspositie van de verdachte, het feitelijk gedrag van de verdachte en de justitiële documentatie van de verdachte. Dat zijn allemaal zaken die op dat moment moeten worden meegenomen.

Hiermee heb ik alle vragen beantwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris. Dan zijn wij hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de regering. Ik kijk of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie dat dit het geval is.

De heer Van der Steur (VVD):

Voorzitter. Dank voor de gelegenheid om in tweede termijn nog even iets te zeggen over dit onderwerp. Laat ik beginnen met de opmerking die de staatssecretaris maakte over dat de VVD-fractie veel vragen had gesteld. Het aardige is dat als je dat doet, je ook veel antwoorden krijgt. Daar wil ik de staatssecretaris bijzonder hartelijk voor danken. Op alle vragen die wij hebben gesteld, zijn goede, duidelijke en concrete antwoorden gekomen. Dat betekent ook dat wij concreet kunnen uitzien naar een reeks van brieven en wetsvoorstellen die daadwerkelijk de positie van het slachtoffer in het strafproces en in onze samenleving gaan veranderen en gaan verbeteren. Daar ben ik erg dankbaar voor.

Mijn fractie is niet geheel overtuigd van het antwoord over de drempel van € 5.000. Wij vinden namelijk dat het instellen van een drempel er altijd toe leidt dat deze een richtsnoer wordt. Dat is logisch, want zo is die ook bedoeld. We blijven dan ook op het standpunt staan dat het belangrijk is dat het Openbaar Ministerie de afweging maakt tussen de kosten en de baten. Ook moet het mogelijk zijn om onder alle omstandigheden bij laaghangend fruit, simpele zaken waarop je snel beslag kunt leggen ten behoeve van het slachtoffer, beslag te leggen. Ik zei dit al in mijn eerste termijn. Ik heb daarvoor één motie, die ik zal voordragen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet inzet op de verbetering van de positie van slachtoffers;

overwegende dat daders moeten betalen voor de schade die zij hebben aangericht;

overwegende dat daders vaak beschikken over goederen waarmee de schade van slachtoffers kan worden vergoed, zoals mobiele telefoons, juwelen en computerapparatuur;

constaterende dat het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid van conservatoir beslag indien er meer schade is geleden dan € 5.000 en in uitzonderingsgevallen als dat bedrag lager is;

overwegende dat het wenselijk is dat altijd beslag kan worden gelegd ten behoeve van de schadevergoeding van het slachtoffer, tenzij dat vanwege de ernst van het misdrijf, de door het slachtoffer geleden schade, de waarde van de in beslag te nemen goederen of de kosten van opslag daarvan niet opportuun is;

verzoekt de regering, bij de uitvoering van dit wetsvoorstel aan het Openbaar Ministerie te verzoeken, geen belemmeringen op te leggen ten aanzien van de voorwaarden waaronder het beslag wordt gelegd zodat daders zo veel mogelijk betalen voor de door hen aangerichte schade,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Steur en Recourt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33295).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de antwoorden. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is er één vraag nog onbeantwoord gebleven. Dit betreft de vraag of het slachtoffer ook gehoord wordt voordat de rechter "de keuze maakt" daar waar hij vermoedt dat hij te maken heeft met een verdachte die geen verhaal biedt en het dus op vervangende detentie gaat neerkomen. Een eventuele toekomstige vordering biedt dan dus geen soelaas meer. Daar krijg ik nog graag een reactie op van de staatssecretaris.

De PVV blijft van mening dat conservatoir beslag ook mogelijk moet zijn ten behoeve van slachtoffers van misdrijven waarvoor een geldboete van de derde categorie kan worden opgelegd. Ik denk dan aan slachtoffers van smaad of laster. Hun schade kan behoorlijk in de papieren lopen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door het leggen van conservatoir beslag het recht op verhaal voor een aan de dader op te leggen schadevergoedingsmaatregel zeker wordt gesteld;

constaterende dat hiermee wordt voorkomen dat de verdachte zijn vermogen vervreemdt voordat hij wordt veroordeeld;

constaterende dat wel ten behoeve van rechtspersonen conservatoir beslag kan worden gelegd in geval van verdenking van een misdrijf waarvoor een boete van de derde categorie kan worden opgelegd;

overwegende dat conservatoir beslag ook mogelijk moet zijn als iemand slachtoffer is geworden van een misdrijf waarvoor een geldboete lager dan de vierde categorie kan worden opgelegd;

verzoekt de regering, de mogelijkheden van het leggen van conservatoir beslag uit de breiden tot misdrijven waar een geldboete van de derde categorie (€ 7.800) of hoger op staat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33295).

Mevrouw Helder (PVV):

Mijn volgende punt betreft het verhaal op eventueel vermogen van de ouders. Het gaat om bewaring van rechten tot verhaal. Het argument van de staatssecretaris dat iemand dan strafrechtelijk verantwoordelijk wordt gesteld voor iets wat diegene niet heeft gedaan, is niet echt overtuigend. Immers, in artikel 94a lid 3 Sv. staat de mogelijkheid van conservatoir derdenbeslag en die derde heeft ook niets misdaan. Dit brengt de PVV tot de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met het wetsvoorstel wordt beoogd dat slachtoffers niet meer zelf via een civiele procedure beslag hoeven te leggen ten laste van de dader om het schadevergoedingsbedrag zeker te stellen;

overwegende dat dit ook moet gelden ten aanzien van slachtoffers van jeugdige criminelen;

constaterende dat ouders verantwoordelijk zijn voor hun minderjarige kinderen;

verzoekt de regering, de verhaalsmogelijkheden te verbreden, zodat bij onmogelijk gebleken verhaal van jeugdige criminelen via strafrechtelijke weg beslag kan worden gelegd op het vermogen van de verantwoordelijke ouder(s),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Helder en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (33295).

Ik zie dat er bij de overige leden geen behoefte bestaat aan een tweede termijn. Daarmee zijn we dus aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. We wachten heel even totdat de staatssecretaris alle moties heeft ontvangen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. De heer Van der Steur heeft natuurlijk helemaal gelijk: als je veel vragen stelt, heb je ook recht op veel antwoorden. Volgens mij heeft hij die vanavond gekregen. Ik hoor van hem dat ze goed genoeg zijn behalve op één punt. Daar zal ik nog even op ingaan, want daar ziet de motie-Van der Steur/Recourt op stuk nr. 9 een beetje op. Ik zie die motie toch als ondersteuning van het door mij aangekondigde beleid. Ik kan die motie dus uitvoeren op de door hem aangegeven wijze. Dat is geen probleem, maar gelet op de schaarste van de beschikbare middelen is het uitgangspunt dat wij het OM in de wet geen handelingen voorschrijven die minder effectief zijn. Dat moet even goed gezegd zijn. Beide indieners van de motie kunnen dat ook niet van het kabinet verlangen, maar zo interpreteer ik de motie ook niet.

Ik heb bij de voorbereiding van het wetsvoorstel wel laten nagaan wat de optimale inzet van de bevoegdheid zou opleveren. Wat is nou maximaal? Daar heb ik de Kamer over verteld. Boven de € 5.000 is de inzet optimaal, niet daaronder. Als conservatoir beslag dus wordt ingezet, dan blijven de kosten, zoals wij die nu hebben uitgerekend, onder één miljoen euro. Dat omslagpunt ligt bij € 5.000, maar natuurlijk niet in alle zaken. Wij zullen dus bij het opstellen van de aanwijzing voor het OM – het OM gaat dit doen, maar bespreekt dit natuurlijk met het departement – nadrukkelijk onder de aandacht van het OM brengen dat de grens van € 5.000 niet in beton is gegoten, maar dat bij schades daaronder wel degelijk wordt gekeken of er effectief kan worden opgetreden met de bevoegdheid die wij nu hebben gecreëerd.

Mevrouw Helder heeft zelf gezegd waarom geen bevoegdheid moet worden gecreëerd voor de derde categorie bij natuurlijke personen, maar ik roep nog wel even in herinnering wat de heer Schouw daarover heeft gezegd in zijn termijn. Hij begon zijn inbreng met het woord "proportionaliteit". Dat is precies waar het om gaat. Juist laster en smaad zijn bij uitstek een voorbeeld van een crimineel feit en een verdenking waarbij je buitengewoon terughoudend zou moeten zijn met de mogelijkheid tot het opleggen van conservatoir beslag, doodeenvoudig omdat het vaak disproportioneel is. Juist dat delict, dat mevrouw Helder als voorbeeld noemt, is bij uitstek een delict waarbij vaak in hoge mate sprake is van eigen schuld bij het slachtoffer. Er kan sprake zijn van een oplopend conflict in de civiele sfeer waarbij over en weer dingen worden gezegd en waarbij iemand dan op enig moment over de strafrechtelijke grens gaat. Kijkend naar de opmerkingen van de heer Schouw, wetend dat het ook het standpunt van het kabinet is dat het proportioneel moet zijn, ontraad ik deze motie. Ik vind het niet nodig om het uit te breiden tot de derde categorie.

Ik was enigszins verbaasd over de motie-Helder/Oskam op stuk nr. 11. Ik ben, namens de zijde van het kabinet, enigszins verbaasd – ik zeg het maar gewoon rechtdoor het midden – dat de heer Oskam deze motie medeondertekent om twee redenen. Mevrouw Helder noemt het voorbeeld van derdenbeslag. Bij derdenbeslag speelt bij uitstek – artikel 94a – het gegeven dat je vermoedt dat bij derden het vermogen aanwezig is van degene die je strafrechtelijk aansprakelijk wilt stellen. Dat wil derdenbeslag regelen. Derdenbeslag wil niet regelen dat je een derde strafrechtelijk aansprakelijk maakt. In die zin klopt de redenering van mevrouw Helder niet. Je wilt via derdenbeslag iets achterhalen wat de verdachte dader toebehoort of kan worden toegerekend. Sterker nog, het civielrechtelijke initiatiefwetsvoorstel dat er ligt, is een betere en effectievere mogelijkheid, zeker kijkend naar delicten van jeugdigen tot 23. Daarmee kunnen wij de ouders van jeugdigen juist goed aanpakken. Dat betoogt mevrouw Helder namelijk bij het ondersteunen van haar motie. Ik denk dat het een het ander een beetje in de weg zit.

De heer Oskam (CDA):

Dat denken wij niet. We weten natuurlijk heel goed dat ouders geen figuur zijn in het strafrecht, behalve dat ze bij de kinderrechter moeten verschijnen als hun kinderen daar als verdachte moeten verschijnen. Het gaat echter om de positie van de slachtoffers; daar hebben we het de hele avond al over. De staatssecretaris wil het boven de € 5.000 toepassen, maar kinderen hebben vaak geen € 5.000. Wij willen dat de slachtoffers dan toch hun schade vergoed krijgen, en stellen voor om dan conservatoir beslag te leggen bij de ouders. Dan moeten ze het naderhand samen maar uitzoeken.

Staatssecretaris Teeven:

Dat verbaast me toch. Ik vind het voorstel echt disproportioneel en ik ontraad de motie.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties en over het wetsvoorstel zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

Sluiting 21.16 uur.

Naar boven