10 Gedoogbesluit Eemshaven

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een schriftelijk overleg over het gedoogbesluit werkzaamheden uitbreiding Eemshaven (31920, nr. 20).

De voorzitter:

De spreektijd is twee minuten per fractie. Het woord is als eerste aan mevrouw Hazekamp.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Hazekamp (PvdD):

Voorzitter. Er is veel geld gemoeid met de investeringen in de bouw van een kolencentrale van RWE in de Eemshaven. In totaal wordt 2,6 mld. geïnvesteerd. Een groot deel van de kosten liggen bij RWE/Essent, maar een tot nu toe onbekend deel wordt bijgedragen door de overheid. De kosten zijn versnipperd over vele projecten, zoals het verdiepen en uitbreiden van de haven, het verspreiden van baggerspecie in de Waddenzee, het uitbreiden van de capaciteit van het hoogspanningsnet, het verdiepen van de vaargeul in de Eems en investeringen voor het ondergronds opslaan van CO2. Maar hoeveel draagt de overheid nu precies bij aan de kolencentrale en wie loopt het risico dat het publieke geld verdwijnt? Ik wil inzicht in de kosten die de overheid op zich neemt en de risico's die zij hierdoor loopt. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat inzet van publieke middelen bij de bouw van de kolencentrale van RWE/Essent in de Eemshaven versnipperd is over verschillende overheidslagen;

constaterende dat daardoor onduidelijk is hoeveel publieke middelen in totaal geïnvesteerd zijn ten behoeve van de bouw van de kolencentrale van RWE/Essent, en daardoor niet inzichtelijk is hoe groot de financiële risico's zijn en hoe deze verdeeld zijn;

verzoekt de regering, alle publieke middelen die in de Eemshaven geïnvesteerd zijn ten behoeve van de bouw van de kolencentrale van RWE/Essent per overheidslaag en deelproject inzichtelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Hazekamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (31920).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begin maar met het voorlezen van mijn motie, want dan heb ik die in ieder geval in haar geheel voorgelezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State de natuurvergunning voor de geplande kolencentrale van RWE/Essent vernietigd heeft;

overwegende dat RWE/Essent nu een nieuwe natuurvergunning aangevraagd heeft;

constaterende dat in het regeerakkoord staat dat Nederland minder afhankelijk moet worden van vervuilende brandstoffen;

constaterende dat in het VVD-verkiezingsprogramma uit 2010 staat: Als het aan de VVD ligt, worden er geen nieuwe kolencentrales gebouwd;

constaterende dat in het CDA-rapport Kiezen en Verbinden staat: Fossiele brandstoffen leggen een te groot beslag op het milieu en zijn bovendien eindig;

spreekt uit dat de bouw van nieuwe kolencentrales in Nederland onwenselijk is;

verzoekt de regering, ten aanzien van de nieuwe kolencentrale in de Eemshaven in overleg te treden met de provincie Groningen, RWE/Essent en de milieubeweging over het realiseren van een maximale ecologische inpassing en een zo hoog mogelijk percentage duurzame biobrandstoffen in de brandstofmix,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Tongeren en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (31920).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De regering zegt, en daar is GroenLinks het mee eens, dat wij in 2050 een CO2-vrije energievoorziening moeten hebben. GroenLinks heeft die liever nog eerder. Helaas mist de fractie van GroenLinks die transitie naar schoon bij deze regering. Zeker in Nederland, een land dat een stroomoverschot heeft en stroom exporteert, past geen nieuwe kolencentrale. Wij betreuren het dan ook ten zeerste dat de regering niet meer gebruikmaakt van de mogelijkheden die er zijn om ervoor te zorgen dat wij zo snel mogelijk naar schone energie overgaan en dat geen vervuilende kolencentrale wordt gebouwd naast het werelderfgoedgebied de Waddenzee.

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Hij is er vandaag niet. Ik zal hem daarom helpen de flauwe aanvallen van GroenLinks en de Partij voor de Dieren op de kolencentrale te pareren. De kolencentrale in het Eemshavengebied was een van de speerpunten van de vergroeningsagenda van het vorige kabinet, natuurlijk, naast de introductie van de spaarlamp ter vervanging van de gloeilamp. Diederik Samsom was de grote voorvechter van de kolencentrale. Ik citeer zijn uitspraak in het blad van Natuur & Milieu. "Stop nou toch met die stomme sommetjes. Deze centrale drukt de oude centrales in Duitsland eruit en levert een belangrijke bijdrage aan het verminderen van CO2". De VVD heeft die redenering nooit begrepen. Als je geen CO2 wilt uitstoten, kun je immers beter kerncentrales bouwen. Bovendien vertraagt het bouwen van kolencentrales de verduurzaming van Nederland.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Er werd even gerefereerd aan een flauwe aanval van GroenLinks. Kent de afgevaardigde van de VVD de motie die, ook met steun van de VVD, is aangenomen in de Staten van Groningen, waarin precies hetzelfde wordt gevraagd? Daarin wordt namelijk gevraagd om voluit in te zetten op afspraken die ertoe leiden dat de centrale zo spoedig mogelijk via optimale benutting van biomassa minder CO2 uitstoot. Vindt de VVD-fractie in Den Haag flauw wat de VVD-fractie in Groningen juist heel essentieel vindt?

De heer Leegte (VVD):

Als mevrouw Van Tongeren van GroenLinks goed had geluisterd, had zij gehoord dat wij het flauw vinden dat zij Diederik Samsom, de nieuwe leider van de Partij van de Arbeid, aanvallen. Diens grootste wapenfeit is dat de centrale in het Eemsgebied nu wordt gebouwd. Omdat de heer Samsom er nu niet is en hij zich dus niet kan verdedigen, zal ik die rol van hem overnemen. De VVD heeft die redenering namelijk nooit geloofd en nooit begrepen. Dat heb ik net verteld. Het is echter wel zijn wapenfeit. Hij ging Natuur & Milieu uitleggen dat wij moesten stoppen met die stomme sommetjes omdat deze kolencentrale – ik herhaal de woorden van de heer Samsom – zou bijdragen aan de vergroeningsagenda van Nederland. Het zou de CO2-uitstoot verminderen. Hulde! Nou ja, wie ben ik om deze leider van de Partij van de Arbeid niet te verdedigen als hij zou flauw wordt aangevallen en er zelf niet is?

De voorzitter:

Ik heb de indruk dat mevrouw Jacobi iets wil zeggen namens de Partij van de Arbeid. Ik wijs haar erop dat dit alleen kan nadat zij zich heeft ingeschreven. Met deze opmerking help ik mevrouw Jacobi.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik dacht dat u op het punt stond om mevrouw Jacobi het woord te geven, voorzitter.

De heer Leegte gaf een interessant antwoord op een vraag die ik niet heb gesteld. Ik heb de PvdA geheel niet aangevallen. Ik heb het standpunt van de VVD hier vergeleken met het standpunt van de VVD-fractie in de Staten van Groningen. Ik begrijp dat de heer Leegte deze motie niet kent, maar neemt hij een andere positie in dan de VVD-fractie in de Staten van Groningen?

De heer Leegte (VVD):

Nee. Ik neem dezelfde positie in als de gedeputeerden van GroenLinks in de Staten van Groningen, die allebei vinden dat de bouw van de kolencentrale door moet gaan.

De voorzitter:

Mevrouw Jacobi, fijn dat u inmiddels als spreker bij dit debat staat ingeschreven.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Met plezier kom ik op voor mijn leider. Volgens mij valt niemand hier iemand aan en vinden wij allemaal dat de kolencentrale zo veel mogelijk moet inzetten op de biomassa. Dat is waar deze motie over gaat. Deze motie is in Groningen ondertekend door VVD, PvdA, GroenLinks, D66 en noem maar op. Wij bepleiten hier allemaal op dezelfde vierkante meter dat deze centrale op biomassa moet overgaan om een zo maximaal mogelijk ecologisch evenwicht te krijgen. Het is mooi dat wij daarbij, mede dankzij mijn leider, partners in business zijn.

De voorzitter:

Ik hoor er niet helemaal een vraag in.

De heer Leegte (VVD):

Ik heb ook geen vraag gehoord.

De voorzitter:

Dan zijn we klaar, op een interruptie van mevrouw Hazekamp na.

Mevrouw Hazekamp (PvdD):

Niet alleen GroenLinks, maar ook de Partij voor de Dieren werd zojuist aangevallen. Ik begrijp dat niet goed. De heer Leegte zegt dat het kabinetsbeleid is om deze kolencentrale te bouwen. We hebben van de directie van RWE kunnen vernemen, via onderzoek van RTVNoord en het Dagblad van het Noorden, dat zij eigenlijk niet zitten te wachten op die centrale, net als eigenlijk alle bestuurders die nu aan de macht zijn.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

Mevrouw Hazekamp (PvdD):

Als het kabinetsbeleid was om die kolencentrale te bouwen en wij dus eigenlijk ook aansprakelijk zouden kunnen zijn voor het niet afbouwen van die kolencentrale of het niet verlenen van die vergunningen, en daarmee dus ook de financiële risico's zouden dragen, moest de heer Leegte juist heel blij zijn met een motie van de Partij voor de Dieren waarin openheid van zaken wordt gevraagd.

De heer Leegte (VVD):

De kolencentrale is gebouwd op uitnodiging van dat duurzame vorige kabinet, zo vurig verdedigd door de heer Samsom, de huidige leider van de Partij van de Arbeid. De VVD had die behoefte nooit. Wij zeiden dat je een kerncentrale moet bouwen als je CO2 wilt verminderen. Anders dan de partijen die nu tegen die kolencentrale zijn, nemen wij verantwoordelijkheid. Ja, die kolencentrale steekt als een graat in de keel, maar inmiddels werken daar 2000 mensen en dat zijn 2000 argumenten om in ieder geval die bouw te laten doorgaan. Je kunt geen onbetrouwbare overheid zijn, dat is niet hoe de VVD in dit debat zit.

De voorzitter:

Was u klaar, mijnheer Leegte?

De heer Leegte (VVD):

Ik heb eigenlijk het meeste wel gezegd, maar ik heb nog een opmerking tegen de Partij voor de Dieren, die ik niet aanval, maar aanspreek, wat iets anders is. We hebben in dit land juist zorgvuldige procedures om buiten de politieke meningsvorming om, namelijk door rechters, te toetsen of iets goed is. Als die rechters zeggen dat het kan, moeten we dat vooral doen, dus wij steunen van harte het beleid van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de staatssecretaris in staat is om aanstonds te antwoorden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Bleker:

Mijnheer de voorzitter. Ik ga niet in op de discussie, die naar mijn gevoel vooral in de Provinciale Staten van Groningen thuishoorde en thuishoort, en dat is een zeer hoogstaand college.

Ik ontraad de motie-Hazekamp op stuk nr. 21. Het is de bestuursverantwoordelijkheid van de participanten in het bestuur van de Eemshaven om te beslissen over investeringen in de havenfaciliteiten. Er zijn drie participanten: de provincie Groningen, de gemeente Delfzijl en de gemeente Eemsmond. De rijksoverheid is daar niet bij betrokken. Het financiële risico van het project berust naar vaste jurisprudentie bij de initiatiefnemer indien gestart is zonder rechtens onaantastbare vergunning. Daar ligt de verantwoordelijkheid. Ik ontraad om die reden de motie.

De motie op stuk nr. 22 van de leden Van Tongeren en Jacobi bevindt zich in het schemergebied van ontraden en overbodig verklaren. Ik houd het ten behoeve van de duidelijkheid dan maar bij ontraden. RWE heeft een maximale bijstook van biomassa toegezegd. Op verzoek van de heer Samsom in een algemeen overleg heeft RWE dat ook nog eens bevestigd. De technische mogelijkheden zullen nog moeten blijken. Het onderzoekstraject loopt enkele jaren en de maximale ecologische inpassing is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer en wordt door het bevoegd gezag, met name de provincie Groningen, getoetst conform de Natuurbeschermingswet. In de motie staat voorts dat de Kamer uitspreekt dat de bouw van nieuwe kolencentrales in Nederland onwenselijk is. Het energiebeleid van de Nederlandse regering behelst echter niet een per definitie uitsluiten van nieuwe kolencentrales. Ik ontraad derhalve ook deze motie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De overwegingen zijn toch duidelijk in lijn met wat minister Verhagen in de AO's zegt. Er wordt bij herhaling gezegd dat we minder afhankelijk willen worden van vervuilende brandstoffen. Er wordt ook gezegd dat nieuwe kolencentrales niet gewenst zijn. Er wordt niet gezegd dat het niet mag, er wordt alleen gezegd dat het minder gewenst is. Dat is gewoon in lijn met het beleid. Ik dacht een heel simpel verzoekje te doen om eens in overleg te treden. Het wordt immers of jaren procederen of overleggen en kijken of je voor het milieu, voor het bedrijfsleven en voor Groningen een win-winsituatie kunt krijgen. Hoeveel moeite is het om één keer een overleg bij elkaar te roepen om een groot probleem te bespreken? Daar is de regering toch voor?

Staatssecretaris Bleker:

Als in de motie zou staan "spreekt uit dat de bouw van nieuwe kolencentrales in Nederland minder wenselijk is", vind ik het prima. Dan vervalt het bezwaar op dat punt. In de motie staat voorts "verzoekt de regering ten aanzien van de nieuwe kolencentrale in overleg te treden met de provincie Groningen, RWE/Essent en de milieubeweging …" In de motie wordt het initiatief bij de regering gelegd, terwijl vooral de provincie Groningen het bevoegd gezag is dat aan de bal is en in het veld staat. Je gaat erover of je gaat er niet over. Dat is de goede route. Daarom zeg ik: het is vooral de provincie. En daar houd ik het bij.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dat is formeel natuurlijk correct, maar dit is een lang slepende zaak waarbij het om miljarden en om grote belangen gaat. Zou de staatssecretaris dan bereid zijn om de provincie Groningen aan te moedigen om zo'n overleg te houden?

Staatssecretaris Bleker:

Ik zal het in een overleg met de GroenLinks-gedeputeerde Van der Ploeg aankaarten.

De voorzitter:

Betekent dit voor mevrouw Van Tongeren dat zij haar motie aanhoudt?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Nee.

Mevrouw Hazekamp (PvdD):

De staatssecretaris zei heel snel dat hij beide moties ontraadt. Hij schuift de verantwoordelijkheid wel heel gemakkelijk naar de provincie. Mijn motie gaat niet alleen over de omvang van en de verantwoordelijkheid voor de investeringen. Volgens mij is een deel van die investeringen ook door de Rijksoverheid gedaan. Mijn motie gaat echter ook over het dragen van de financiële risico's. Als de regering inderdaad bepaalde verwachtingen heeft gewekt bij RWE of juist heeft gestimuleerd om die centrale op die plek te bouwen en diezelfde regering is ook verantwoordelijk voor een deel van de vergunningverlening – het deel met betrekking tot de havenuitbreiding – dan loopt zij daarbij wel degelijk een financieel risico, in ieder geval als het gaat om eventuele schadeclaims. De provincie heeft in ieder geval recentelijk aangegeven dat zij daar bang voor is. Het verbaast me dat de staatssecretaris de motie zo gemakkelijk ontraadt, want zo ingewikkeld is het toch niet om een beetje transparant te zijn over publieke middelen.

Staatssecretaris Bleker:

Ik zal de Kamer informeren over de publieke middelen van het Rijk en over de begroting van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie of van welk ander ministerie dan ook, indien er meer dan € 0,00 rijksgeld naar dat project is gegaan. Ik zal de Kamer er dan over informeren, hoe groot het bedrag ook is. Als het € 0,00 is, hoort de Kamer niets van mij. Voor de rest heeft de provincie Groningen zich zorgen gemaakt over risico's indien zij geen gedoogbeschikking zou afgeven. Dat is echter een zaak die met name de bouw van de centrale betreft. Onze gedoogbeschikking gaat over het verbeteren van de havenfaciliteiten. Dat is een zaak van een andere orde.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit debat. Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd. Ik schors de vergadering tot 18.30 uur.

De vergadering wordt van 16.50 uur tot 18.30 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven