9 Wet verhoging pensioenleeftijd

Aan de orde is de behandeling van:

  • - Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging en koppeling aan de ontwikkeling van de levensverwachting van de pensioenleeftijd, extra verhoging van het AOW-ouderdomspensioen en introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen desgevraagd geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW)(33046, nr. 2).

De voorzitter:

Wij hebben zojuist een petitie in ontvangst genomen. Ik zal er zorg voor dragen dat de Kamer die petitie krijgt; deze wordt momenteel gekopieerd.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. "Ongewenst, onnodig en onzinnig" was de titel van een rapport van het Wetenschappelijk Bureau van de SP uit 2009 over de verhoging van de AOW-leeftijd. Ik heb de analyses gisteravond nog eens gelezen en zij hebben niets ingeboet aan actualiteit. Is de AOW onbetaalbaar? Die vraag wordt altijd opgeroepen en met ja beantwoord, maar dat is niet juist. De AOW-uitgaven stijgen de komende jaren. Dat is vanzelfsprekend, want er komen meer ouderen. De uitgaven stijgen met 3,5 procentpunt van het bruto binnenlands product, maar de directe en indirecte belasting die deze mensen betalen, stijgt tot 2040 met 3,7%. Dan heb ik de successierechten nog niet eens meegerekend, want ouderen hebben meer vermogen en worden rijk. Objectief is dus niet vol te houden dat de AOW in de toekomst onbetaalbaar zou zijn.

Er wordt ook gezegd: in de toekomst komen wij mensen tekort. Als dat al waar is, is dat in elk geval niet op te lossen door 65- en 66-jarigen verplicht aan het werk te zetten. Ik noem een heel simpel gegeven. In 2020 zijn er iets meer dan 200.000 65-plussers. Laat ik nu eens optimistisch zijn en stellen dat de helft van deze mensen zal kunnen werken; dat zijn er 100.000. Tegelijkertijd staan bijna 1 miljoen mensen van onder de 65 te springen om werk. Zij willen graag werken. Daarnaast zijn er nog mensen die zeggen dat zij niet kunnen werken en niet willen werken. De groep van mensen onder de 65 die kunnen werken, is dus tienmaal zo groot als het aantal 66-jarigen dat kan werken. Wij moeten dus met oplossingen komen om deze mensen aan het werk te helpen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik schrik een beetje. Hoor ik de heer Ulenbelt nu ontkennen dat wij een probleem met de vergrijzing hebben?

De heer Ulenbelt (SP):

Wij noemen dit niet eens het probleem van de vergrijzing, maar het probleem van de verzilvering. Het is bovendien geen probleem, maar een zegen dat het ons lukt om mensen langer in leven te houden en langer gezond te laten blijven. Dat geldt echter niet voor iedereen. De cijfers die ik net gaf, komen niet van het Wetenschappelijk Bureau van de SP; daar zou de heer Klaver wellicht twijfels bij hebben. Ze komen uit de antwoorden op vragen van mijn fractie aan minister Donner; het zijn cijfers van het CPB. Ik neem aan dat de heer Klaver zich daarin kan vinden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ken de cijfers in ieder geval, maar als ik de heer Ulenbelt zo hoor spreken, denk ik aan een dolende man in de woestijn. Hij doolt daar al voor dagen en ziet plotseling een oase, maar het blijkt een fata morgana te zijn. Op die wijze ziet de heer Ulenbelt over de vergrijzingsproblemen. Hij neemt in zijn cijfers namelijk niet mee dat er ook grotere druk komt op de zorguitgaven. De vergrijzingslast bedraagt ongeveer 7%. Iets meer dan 3% komt ten laste van de AOW-kosten en 4% komt ten laste van de zorgkosten. Hij zegt dat de problemen met de AOW zich vanzelf oplossen doordat er meer belasting binnenkomt. Is hij dan bereid om 4% te gaan korten op de zorg?

De heer Ulenbelt (SP):

Dat is ook een akelig misverstand dat de partij van de heer Klaver al te graag in de wereld wil helpen, namelijk dat de hogere zorgkosten samenhangen met het aantal mensen dat ouder wordt. Dat is niet waar. Twee derde van de kosten in de zorg komt door betere medicijnen, betere behandelingen en technologie waar Philips zijn geld aan verdient. Een derde van de stijgende zorgkosten is voor rekening van het aantal mensen dat ouder wordt. Ik bedoel te zeggen dat je dit de ouderen niet kunt aanrekenen.

De voorzitter:

Mijnheer Klaver, ik wil even iets afspreken. Ik vraag u de interrupties in twee keer te doen. De tijd loopt immers gewoon door. U hebt al twee keer geïnterrumpeerd.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ging ervan uit dat het in drie keer kon. Mijn opbouw was in dit geval gericht op drie keer.

De voorzitter:

Dat is dan jammer. Dat geeft u ook de gelegenheid om wellicht wat vaker kort te interrumperen. De heer Ulenbelt vervolgt zijn betoog.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter, de werkloosheid loopt op. Wij weten niet hoe deze crisis zal aflopen, maar iedereen, vriend en vijand, zegt dat de werkloosheid nog veel verder zal oplopen. We lopen het risico de gang van Spanje en van Portugal te gaan, met een jeugdwerkloosheid van 50%. Dat kan de komende tijd ontstaan – ik hoop van niet – maar dan is het dus idioot om in dit parlement, op dit moment, te spreken over problemen in 2020 of 2025 en nu al het besluit te nemen om de AOW-leeftijd te verhogen.

De gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd zijn ook onrechtvaardig.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb twee vragen aan de heer Ulenbelt. Wij hebben zojuist het debat over het burgerinitiatief "AOW Omhoog!" gehad. Daarin hield de heer Ulenbelt een vlammend betoog om de AOW-uitkeringen fors te verhogen. Ik vroeg mij af of hij een gedaantewisseling had ondergaan, omdat hij nu betoogt dat ouderen steeds rijker worden. Voorts heeft de heer Ulenbelt zelf in de media verteld dat hij bij de Partij van de Arbeid langs is geweest om te praten over AOW-verhoging. Hoe staat het daarmee?

De heer Ulenbelt (SP):

Ja, mijn fractievoorzitter is bij de Partij van de Arbeid op bezoek geweest. Wij hebben toen een ultieme poging gedaan om de Partij van de Arbeid ervan af te houden om akkoord te gaan met dat idiote pensioenakkoord. Wij hebben toen ook gezegd dat wij heel veel dingen willen bespreken. In dat gesprek waar ik bij was, is het woord "65" niet eens gevallen. De Partij van de Arbeid heeft dat later uitgelegd alsof de SP om zou zijn. Niks minder is echter waar. Mijn fractievoorzitter heeft zich dat zelfs zo aangetrokken dat dit in de algemene beschouwingen aan de orde is geweest.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik betreur het zeer dat wij de heer Ulenbelt hier niet onder ede kunnen ondervragen. Het is ongelooflijke lariekoek die hij hier staat te verkondigen.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat u het gore lef hebt om met een pensioenakkoord in zee te gaan dat door de meerderheid van de vakbeweging wordt verworpen, dat heeft geleid tot ellende in de polder en tot verdeeldheid in de vakbeweging en in uw eigen achterban. En dan de SP verwijten maken. U zou zich moeten schamen, mevrouw Vermeij!

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter …

De voorzitter:

Nee, mevrouw Vermeij, ik had gezegd in twee keer.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nee, er worden hier woorden gebruikt die …

De voorzitter:

Dat zal wel, maar u weet dat … Mevrouw Vermeij, het spijt me. U kunt in twee keer interrumperen …

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter, u bent het met mij eens dat er hier woorden worden gebruikt waarvan ik vind dat ik het recht heb om daarop te reageren. Ik wil hier notie maken van een persoonlijk feit!

De voorzitter:

Wat is uw persoonlijk feit? Dan moet u dat wel even toelichten, mevrouw Vermeij.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

"Gore lef" en "schamen". Mijnheer Ulenbelt moet ook eens goed in zijn geheugen graven wat hij op die kamer kwam doen. Hij kwam daar namelijk praten over AOW-verhoging, om dit land een beetje houdbaar te maken en er ook voor te zorgen dat zijn kinderen en zijn kleinkinderen straks goed onderwijs en goede zorg krijgen.

De heer Ulenbelt (SP):

Spinnen is een moeilijke zaak. De mensen kennen de geschiedenis. Wij zijn niet van ons standpunt afgegaan. U wel, maar dat kunt u ons niet verwijten.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter …

De voorzitter:

Nee, nee. Bovendien praten wij nu over een besloten gesprek dat heeft plaatsgevonden. Misschien kunnen wij het overdoen, zodat iedereen erbij is. Dat lijkt mij een uitdaging. Maar zo komen wij niet verder.

De heer Van Hijum (CDA):

Mijn vraag ging hier wel over. Ik was er niet bij, maar ik baseer mij op schriftelijke bronnen die zeggen: volgens de heer Ulenbelt van de SP was de SP bereid om van alles te bespreken, als lage inkomens en mensen met zware beroepen maar de mogelijkheid behouden met 65 te stoppen met werken en met AOW ... In de algemene beschouwingen is ook de heer Roemer hierop ingegaan. Hij heeft toen aangegeven dat hij onder voorwaarden bereid was om mee te gaan met de leeftijdverhoging van de AOW, als er maar over alternatieven van hun kant zou worden gesproken. Hoe hard is nu eigenlijk "65 is 65" voor de SP?

De heer Ulenbelt (SP):

Dan moet u dat bericht nog een keer voorlezen: met 65 met AOW kunnen gaan. Dat staat in dat bericht.

De heer Van Hijum (CDA):

Zware beroepen.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik kan wel vertellen wat er op dat moment aan de hand was. Op dat moment was de Partij van de Arbeid in gesprek met de heer Rutte. Wij kwamen binnen en er was al helemaal niet meer te praten. Daar is de deal gesloten. Wij waren te laat, zou je kunnen zeggen. De Partij van de Arbeid wilde er niet op ingaan. Wij hadden voor ogen een verdeelde vakbeweging en daar zitten wij nu mee. Het komt niet door ons, het komt door hen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik krijg geen antwoord op mijn vraag hoe hard nu eigenlijk die grens van 65 is voor de SP. Mijn vermoeden is – laat ik dat er maar aan koppelen – dat wij de komende jaren helemaal geen tegenbegrotingen en verkiezingsprogramma's zullen zien waarin de SP die 4 mld. die wij hiermee op termijn besparen gaat goedmaken, maar dat de heer Ulenbelt hier een beetje goedkoop verontwaardigd loopt te doen en straks een beetje meelift op de verantwoordelijke keuzes van de partijen die dit voorstel wel steunen. Dat is mijn vermoeden.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat is een vermoeden van de heer Van Hijum. Ik laat hem in zijn vermoedens. Er is een grote kans dat wij bij de volgende verkiezingen helemaal geen tegenbegroting hoeven te maken, maar dat wij leiding geven aan het maken van de begroting.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ga nog even door op het punt van de heer Van Hijum, want ik heb hier een ander citaat van de heer Ulenbelt van elsevier.nl. Ook ik was niet bij het gesprek, maar er staat toch duidelijk een citaat: wij zijn bereid de hakken uit het zand te halen. Ik hoorde de heer Ulenbelt zojuist zeggen: wij waren bereid om te praten, wij waren bereid om het gesprek aan te gaan. Is hij na datgene wat er is gebeurd bereid om vanavond op een goede manier met ons het debat aan te gaan om die maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn? Dat de zware beroepen of de lage inkomens op hun 65ste kunnen stoppen met werken, is zijn eigen inkleuring, wat ook in dit artikel staat. Maar is hij voor de overige groepen bereid om met de VVD te zoeken naar die oplossing?

De heer Ulenbelt (SP):

Onze oplossing is dat je mensen niet moet dwingen om door te werken na hun 65ste. Als mensen willen doorwerken na hun 65ste, vinden wij dat prima. Met vrijwilligheid bereik je meer dan met de dwang die nu in dit wetsvoorstel zit. Laten wij eerlijk zijn. Een heel groot deel in de Kamer voelt dat dat doorwerken geen goed idee is. Daarom probeerden de Partij van de Arbeid en anderen allerlei compensaties te vinden, zodat mensen op hun 65ste wel kunnen stoppen. Dat is niet gelukt, maar dat is weer een ander verhaal. Maar het benul dat het niet zo makkelijk is om door te werken na 65 wordt breed gedragen. En een fatsoenlijk debat voeren? Ja, daarvoor zitten wij hier. Dat doen wij altijd.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik denk dat wij wel degelijk een probleem hebben. Wij hebben er gisteravond over gesproken. Wij worden steeds ouder. Gelukkig, dat is een groot goed. Wij zullen daarop maatregelen moeten nemen en er zijn ook andere argumenten om die maatregelen te nemen. Ik wil tegen de heer Ulenbelt zeggen: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Ik nodig hem graag uit om het debat op een positieve manier aan te gaan.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik wil het debat heel positief aangaan. Ik kan mij nog het verkiezingsprogramma van de VVD van 2006 herinneren, net voor de crisis. Het tweede punt was: AOW blijft op 65. Het eerste punt was: belastingverlaging. Ik bedoel maar. U draait, wij niet.

De voorzitter:

Mevrouw Lodders, de heer Ulenbelt gaat nu verder met zijn betoog.

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik kom er wel op terug in mijn betoog.

De heer Klaver (GroenLinks):

De woorden van de heer Ulenbelt in de richting van de PvdA – u moet zich schamen, u draait, u hebt het allemaal verkwanseld – zijn groot. Wij zien hier de eerste scheurtjes of eigenlijk een deuk in de regeringsfähigkeit van de SP. Is het voor de heer Ulenbelt, is het voor de SP uitgesloten dat er de komende jaren gesproken wordt over een verdere verhoging van de AOW-leeftijd?

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb vanochtend ook berichten gelezen dat het in 2025 niet 67 moet worden, maar zelfs 68. Misschien komt er ook nog wel iemand die voor 69 is. Wij hebben net een petitie ontvangen van de brandweermannen, van het ambulancepersoneel, van de mensen van het GVB. Als GroenLinks tegen deze mensen wil zeggen dat zij maar moeten doorwerken tot 68, 69 of 70, dan ben je niet van deze wereld. Dan ben je echt niet van deze wereld!

De heer Klaver (GroenLinks):

Hom of kuit. Wat een gemakkelijke retoriek van de heer Ulenbelt. Ik heb een heel simpele vraag gesteld: is het voor de SP bespreekbaar om de AOW-leeftijd in de toekomst verder te verhogen of niet? De heer Ulenbelt hoeft mij niet te vertellen wat er vanochtend in de krant stond, want daar heb ik ook een abonnement op. Ik wil weten wat de positie van de SP hierin is. De SP flirt met de macht, de SP zegt: wij zijn klaar voor regeringsdeelname. Welke verantwoordelijkheid durft de heer Ulenbelt straks te nemen? Als hij straks echt in vak-K zit, komt hij er niet meer met dit soort goedkope praatjes.

De heer Ulenbelt (SP):

Het zijn geen goedkope praatjes. Het is niet voor niks dat ik niet ideologisch praat, maar mij baseer op de cijfers van ons wetenschappelijk bureau. Ik weet niet of de heer Klaver dat boekje heeft gelezen. Het is uiterst informatief. Ik baseer mij op CPB-cijfers. Het probleem dat de heer Klaver aansnijdt, speelt ergens in 2030. Ik vind het heel erg sympathiek van de heer Klaver van GroenLinks dat hij denkt dat de SP dan nóg in de regering zit. Dat zou heel erg mooi zijn.

Voorzitter. De gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd zijn ook onrechtvaardig. Daarnet zei mevrouw Vermeij het ook weer: we worden met z'n allen ouder. Was het maar waar. Met z'n allen ouder worden is een gemiddelde. Het verschil tussen mensen met lage inkomens, met een lage opleiding, en hoger opgeleiden is vijf jaar. Als het gaat om jaren in goede gezondheid, is het verschil nog groter. Het verhogen van de AOW-leeftijd betekent dat je van de mensen met een laag inkomen en een lage opleiding twee jaar van hun gewonnen levensjaren afneemt, en dat is niet eerlijk. Daarom zijn wij tegen het gedwongen laten doorwerken na het 65ste jaar.

Wat nog schrijnender is, is het volgende. Wij hebben nu al een inkomensoverdracht van mensen met een laag inkomen naar mensen met een hoog inkomen als het gaat om de AOW. Iedereen erkent dat. Mensen met een lage opleiding werken langer, leven korter en genieten korter van hun pensioen. Hogeropgeleide mensen werken korter en leven langer. Zij vangen dus meer uit de AOW-pot dan de laag opgeleiden. Wat doet dit voorstel? Mensen van 65 en 66 worden met 6,5% en 13% gekort. Daartegenover staan de mensen die vijf jaar mogen doorwerken. Zij kunnen er 30% bij krijgen. Dan worden de inkomensverschillen in de generatie van 65-plussers alleen maar groter. Dat is een gevolg van het pensioenakkoord. De Partij van de Arbeid tekent daarvoor, wij dus niet. Dat krijg je ervan als je je veren verliest, dan krijg je het koud en dan gaan de dingen niet goed.

Als je na aanname van dit wetsvoorstel het einde van je werkende leven financieel wilt plannen, dan wordt het een gordiaanse knoop. Ik zal daarvan een schets geven. Tussen 61 en 64 jaar kun je, als je werkt, een aanvullende werkbonus krijgen, die je dan moet gaan sparen. Dan kun je ook nog een aanvulling op de aanvullende werkbonus krijgen, voor iemand met het minimumloon, van € 7200, voor tussen de 58 en de 64 jaar, en dat bedrag is dan ook nog gemaximeerd op 150% van het minimumloon. Daarnaast kun je nog vitaliteit sparen om de korting te ontlopen. Om het financiële plaatje rond te krijgen, kun je ook nog deeltijd-AOW opnemen. Daarnaast moet je gaan kijken hoe het in je pensioenregeling zit. Het financieel plannen van je pensioenleeftijd is ingewikkelder dan die rommelproducten in de hypotheken. Hier komt geen mens uit. De datum waarop je kunt stoppen met werken wordt afhankelijk van de hoeveelheid geld die je hebt, of je hebt kunnen sparen, en het hangt vooral af van je rekenkunde. Die ondoorzichtigheid is op zich al een onrechtvaardigheid.

Het kan nog erger. Want de hele toezegging aan de Partij van de Arbeid, waardoor het beeld wordt voorgespiegeld dat je wel op je 65ste zou kunnen stoppen, geldt alleen voor mensen die tot 150% van het minimumloon verdienen. Dus de leraar vmbo, de politieassistent, de brandweerman, de stratenmaker, de beveiliger en de verpleegkundige verdienen gelukkig in dit land meer dan 150% van het minimumloon, dus die zijn helemaal niet gebaat bij dit idiote mechanisme van compensatie. Niemand kan toch ontkennen dat de beroepen die ik net noemde, zware beroepen zijn. Dus het beeld dat de afgelopen tijd is opgehangen, dat de deal tussen de Partij van de Arbeid en dit kabinet een oplossing is voor zware beroepen, is niet juist, of je moet brandweerman en stratenmaker geen zwaar beroep noemen.

De voorzitter:

Natuurlijk zijn bezoekers altijd van harte welkom in de Tweede Kamer, maar het is niet de bedoeling dat zij voor- of afkeuring laten blijken over hetgeen wordt gezegd in de zaal. Ik moet u toch vragen, daarmee op te houden. Dank u wel.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat ingewikkelde compensatiepakket is een soort bord financiële spaghetti waar je op het moment dat je moet besluiten, niet aan toe bent. Je kunt niet met dit wetsvoorstel, met dit idiote systeem van compenseren, op een fatsoenlijke en rustige wijze toewerken naar het einde van jouw werkende leven. Zo wordt werken een race waarvan de finish niet meer duidelijk is. Wat Drees ooit bedoeld heeft, en wat Suurhoff ook wilde, was een tijdstip waarvan je zeker weet dat je zonder zorgen verder van je oude dag kunt genieten. Ik constateer dat dat met dit wetsvoorstel op de vuilnisbelt wordt gegooid.

Mijn fractie heeft een groot aantal amendementen ingediend. Die ga ik nu behandelen. Wij weten niet wat de toekomst brengt. In 2020 kan er heel grote werkloosheid zijn. Het kan ook dat wij dan nog steeds zitten met mensen onder de 65 jaar, 64, 63, 62, die dolgraag willen werken, maar desondanks geen baan vinden. Als die omstandigheden dan zo zijn, vindt mijn fractie dat op dat moment nog besloten moet kunnen worden om de AOW-verhoging niet in te laten gaan. Wij zeggen in ons amendement dat als de jeugdwerkloosheid 20% is en de arbeidsparticipatie onder 64-jarigen minder dan 90% is, wij de AOW-verhoging niet laten doorgaan. Dan is er een argument aan ontvallen, namelijk een tekort aan mensen. Dat was een amendement van mijn fractie.

De heer Van Hijum (CDA):

Hoor ik nu goed dat de heer Ulenbelt spreekt over een arbeidsparticipatie lager dan 90%? Is het dan niet eenvoudiger om gewoon tegen het wetsvoorstel te stemmen?

De heer Ulenbelt (SP):

Maakt u zich geen zorgen, dat zullen wij ook zeker doen. Kennelijk is de ambitie van het CDA niet om een arbeidsparticipatie van 90% te bereiken. Het kiest zeker het midden, iets lager misschien.

De heer Van Hijum (CDA):

Volgens mij – ik zal daar straks nog op ingaan – is met de sociale partners afgesproken dat wij, als het om de arbeidsparticipatie van 55-plussers gaat, de lat hoog leggen. Die mag niet meer afwijken van de arbeidsdeelname van 55-minners. Dat betekent volgens mij ook dat wij in het kader van de Lissabonagenda zeker naar 80% gaan. 90% lijkt mij eerlijk gezegd tamelijk ambitieus.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat ziet de heer Van Hijum erg goed. De SP is een ambitieuze partij. Laten wij de lat dus hoog leggen. Wij worden allemaal opgezadeld met verhalen dat er in 2020 een tekort aan mensen zal zijn, zoveel honderdduizend in de zorg, zoveel hier, zoveel daar. Als het dan zo nodig is om mensen te krijgen en je weet dan nog die 90% niet te halen, dan faal je en dan is er naar ons oordeel geen enkele reden om op dat moment de AOW-leeftijd op 67 jaar te zetten.

Voorzitter. Het kabinet wil dat iedereen langer doorwerkt. Van ons mogen mensen die dat willen en die dat kunnen langer doorwerken. Het rare is dat er geen recht op doorwerken komt. Krommer kan het eigenlijk niet. Het kan voorkomen dat je op je 65ste ontslagen wordt, terwijl je nog geen recht hebt op een onvolledige AOW. Mijn fractie vindt dat als je vindt dat mensen door moeten werken, je ze dan op zijn minst ook het recht op doorwerken moet geven. Daarom steunt mijn fractie het amendement van D66 op dit punt. Uit wat andere overwegingen dan in het amendement staan, maar als je mensen een plicht oplegt, hoort daar een recht bij.

Van alle uitkeringen, de WW, de arbeidsongeschiktheid, gaat de uitkering doorlopen tot de AOW-leeftijd. Dat geldt echter niet voor andere uitkeringen. Dan doel ik op regelingen rond VUT en prepensioen en regelingen die op basis van levensloop zijn afgesproken bij de politie, de militairen, het ambulancepersoneel en de brandweer. Dat zijn zware beroepen. Mijn verzoek aan de minister is of hij met de minister van Binnenlandse Zaken voor deze groepen bij het wegvallen van de levensloopregeling alsnog naar een oplossing wil zoeken.

(applaus vanaf de publieke tribune)

De voorzitter:

Mijnheer Ulenbelt, een moment. Wij hebben net afgesproken dat wij dat niet meer zouden doen. Ik wil u ook echt verzoeken om geen blijken van goedkeuring of afkeuring ten aanzien van het debat te geven. Dat zijn de regels in de Tweede Kamer en daar moet iedereen zich aan houden. Ik wil u alvast heel erg bedanken voor uw medewerking.

De heer Ulenbelt vervolgt zijn betoog.

De heer Ulenbelt (SP):

Die afspraken zijn namelijk gebaseerd op afspraken uit 2004, het Museumpleinakkoord. Die afspraken werden gemaakt rond de grootste vakbondsdemonstratie aller tijden. Toen is de levensloopregeling geïntroduceerd. We zijn nu nog geen vijf à zes jaar verder en zij wordt alweer afgeschaft. De overheid heeft hierbij dus zo onbetrouwbaar gehandeld tegenover deze mensen dat ik de minister vraag om dat ongedaan te maken en om dit probleem op te lossen.

Ook is er een groep mensen die bij private verzekeringspartijen arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en soortgelijke verzekeringen heeft afgesloten. Die verzekeringen lopen af als deze mensen 65 jaar worden. Het zijn kapitaalgedekte regelingen. De verzekeraars geven aan dat zij niet weten waar zij het geld hiervoor vandaan moeten halen. Ik kan dat niet beoordelen, maar ik kan mij er met deze crisis iets bij voorstellen. De mensen die deze polissen hebben afgesloten in de verwachting dat de AOW-leeftijd 65 jaar is, mogen daar in ieder geval niet de dupe van worden. Ook daarvoor heb ik een amendement ingediend, zodat er, voor mensen die zwart-op-wit kunnen aantonen dat hun polis op hun 65ste zou aflopen, niets aan de hand is en zij hun AOW gewoon op hun 65ste krijgen.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Ik heb een vraag ter verduidelijking aan de heer Ulenbelt. Bedoelt de heer Ulenbelt met zijn amendement mensen die inmiddels al arbeidsongeschikt zijn of gaat het over de totale groep, dus ook de mensen die zich verzekerd hebben en die nog totaal niet arbeidsongeschikt zijn?

De heer Ulenbelt (SP):

Oei, ik moet even nadenken of ik het antwoord heb op deze vraag. Ik wil in ieder geval vermijden dat mensen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben of zullen krijgen voordat de verhoging van de AOW-leeftijd ingaat, die de heer Van den Besselaar en ik niet willen – we lopen dus samen de problemen van een ander op te lossen – niet in een gat vallen en met een verlaagde AOW-uitkering komen te zitten. Misschien staat het antwoord in mijn amendement. Daarin kan de heer Van den Besselaar het lezen.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Misschien, maar het gaat mij erom dat de mensen die nog niet arbeidsongeschikt zijn waarschijnlijk nog een aanvullende verzekering kunnen afsluiten. Die categorie is dus wat beperkter. De mensen die tot een brandend huis behoren, die dus een verzekering hebben die al uitkeert, hebben inderdaad wel een probleem. Dat ben ik met de heer Ulenbelt eens. Het zou in ieder geval een probleem zijn als de meerderheid van de Kamer vanavond of in de loop van het jaar haar zin krijgt.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik krijg net een seintje van achter uit de zaal; het gaat om de hele groep.

Dan is er nog een bijzonderheidje in dit wetsvoorstel. Daarin wordt namelijk een automatische verhoging van de AOW-leeftijd afgekondigd, die gekoppeld is aan de levensverwachting. Ik ben daartegen, maar als je daarvoor kiest, is het op zijn minst logisch om de AOW-leeftijd te laten dalen als de levensverwachting daalt. Als je dat namelijk niet doet, dan kun je in de toekomst in de situatie geraken dat je dood bent voordat je recht hebt op AOW. Het klinkt misschien een beetje hypothetisch – oud-premier Drees had ook niet gedacht dat zijn wet zo lang mee zou gaan en ik hoop niet dat deze wet zo lang meegaat – maar dan zou deze situatie zich zomaar ineens voor kunnen doen. Daarom heb ik een amendement ingediend dat als de levensverwachting daalt, we ook de AOW-leeftijd naar beneden aanpassen. Ik zie de logica van het huidige wetsvoorstel op dit punt namelijk niet in.

Dan heb ik nog een amendement. Mensen met een onvolledige AOW-uitkering kunnen een aanvulling krijgen, de aanvullende inkomensvoorziening ouderen. Die is onderdeel van het inkomen als je ouder bent. Waarom geldt daarvoor geen 0,6% verhoging?

Voorzitter: Van Beek

De heer Ulenbelt (SP):

Verder zijn er mensen die zijn gaan werken in het buitenland, hun kinderen hebben meegenomen en voor hun kinderen op hun vijftiende of zestiende jaar wellicht opbouwjaren bij de Sociale Verzekeringsbank voor de AOW hebben ingekocht. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, dan ben je dat jaar kwijt. Dat vind ik niet eerlijk. Daarom hebben wij een amendement om dat te repareren.

Een aantal mensen van na 1956 dat werkloos wordt tegen die tijd, heeft na afloop van de werkloosheidsuitkering recht op IOW. Met aanname van dit wetsvoorstel verliezen deze mensen in 2018 hun WW-rechten en hebben zij pas in 2021 recht op AOW. Deze mensen zijn dus gedwongen om akkoord te gaan met een verlaagde AOW. Mijn amendement strekt ertoe dat deze uitkering gewoon wordt ingevoerd zodat langdurig werklozen van wie je kunt verwachten dat zij niet kunnen bij sparen gewoon op hun 65ste volledige AOW krijgen.

Een ander probleem – de SP kijkt ook over de dijken, zoals iedereen ongetwijfeld weet – is dat van de grensarbeiders.

De voorzitter:

Mevrouw Vermeij heeft nog een vraag over het voorgaande.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb een opmerking over het voorgaande. Vragen stellen heeft niet zo veel zin. Over alle cijfers die de heer Ulenbelt presenteert, valt wel een opmerking te maken of een vraag te stellen. De heer Ulenbelt heeft klaarblijkelijk de vorige keer niet goed geluisterd. De minister heeft een toezegging gedaan aan de PvdA-fractie over de IOW, namelijk dat die ook na 2020 doorloopt.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik zie voor allerlei dingen nota's van wijzigingen, maar op dit punt niet.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nee, daar moet een wetswijziging of iets anders voor worden ingediend. Dat komt nog.

De heer Ulenbelt (SP):

Nou, dan vraag ik de minister of dat zo is. Dan kunnen wij dat probleem uit de wereld helpen. Dank u wel, mevrouw Vermeij.

Ik was over de dijken aan het kijken, naar België en Duitsland. Daar zijn ook allerlei discussies gaande over het al dan niet verhogen van de AOW-leeftijd, het tempo daarin, enzovoorts. Wij hebben in Nederland een redelijk actieve vereniging van grensarbeiders. Die heeft ons erop gewezen dat in de toekomst op allerlei mogelijke manieren gaten kunnen vallen in de oudedagsvoorziening van mensen die in een land wonen met een ander AOW-regime dan het land waarin zij werken. De inkomensvoorzieningen zijn onzeker. Mijn verzoek aan de minister is of hij met zijn collegae in Duitsland en België, want daar zitten de meeste grensarbeiders, wil overleggen om te bezien of zij samen een oplossing kunnen vinden voor het geval dit wetsvoorstel onverhoopt wordt aangenomen om te voorkomen dat deze mensen in een gat vallen.

Het pensioenakkoord is gepresenteerd als een akkoord van de polder. Je kunt nu, alles overziend, wel zo ongeveer zeggen dat het de polder heeft geruïneerd. Het verbaast mij dat de dragers van dit pensioenakkoord dit nu allemaal op hun bagagedrager hebben meegenomen. De top van de FNV stond tegenover de grootste bonden. Wij zien afsplitsingen bij de CNV. De heer Wientjes weet niet meer met wie hij moet praten en maakt zich zorgen over het gezag van zijn gesprekspartner. Mijn vraag is of dit het nu allemaal waard was. Daar komt nog bij dat deze organisaties, Abvakabo, FNV Bondgenoten en de Unie, in de pensioenfondsen zitten van 90% van de aanstaande gepensioneerden. Zij kiezen een koers van reparatie. Dit gaat niet alleen over de AOW-leeftijd, maar ook over de pensioenen. Waar zijn wij nu helemaal mee bezig? Als wij ondertussen de polder in gruzelementen zien vallen, de strijdbaarheid zien groeien en zien dat de wapens worden gesmeed om de pensioenakkoord in bedrijven en in bedrijfstakken te smoren, denk ik: het koppelen van die ophoging naar 67 aan de levensverwachting is onderdeel van het pensioenakkoord, dus neem afscheid van het pensioenakkoord.

Ik heb nog één vraag aan de minister over het debat van gisteren. De minister heeft ons eerder gezegd dat hij met jongeren en ouderen spreekt over uitvoering van het pensioenakkoord. Gisteravond kwamen ouderen en jongeren naar mij toe. De minister zegt wel dat hij met ons praat, zeiden die tegen mij, maar wij horen helemaal niks, al een paar maanden niet. Ik zou graag willen weten hoe dat zit.

De heer Koolmees (D66):

Ik heb goed geluisterd naar het betoog van de heer Ulenbelt. Ik heb twee opmerkingen en een vraag. De heer Ulenbelt refereerde aan de heer Drees. Ook de heer Drees had al door dat de AOW-leeftijd moest stijgen en had het voornemen om de AOW te koppelen aan de levensverwachting. Daarnaast merk ik op dat Duitsland dit jaar begint met het verhogen van de pensioenleeftijd. Mijn vraag is de volgende. De heer Ulenbelt doet alsof er niets aan de hand is, alsof het allemaal prematuur is en later vast opgelost zal kunnen worden. Vorig jaar waren er verkiezingen. Toen hebben wij het Centraal Planbureau gevraagd hoe de overheidsfinanciën ervoor stonden. Het bleek dat er een tekort was van 29 mld. De SP had maatregelen voor 10 mld. à 12 mld. Dat betekent simpelweg dat de SP een rekening doorschuift naar de toekomst. De heer Ulenbelt doet net alsof er niets aan de hand is en alsof wij de AOW prima op 65 kunnen houden. Maar dat kan niet, want als wij dat zouden doen, stijgt de staatsschuld en stijgen de rentebetalingen. Op de lange termijn kan de heer Ulenbelt zijn beloftes niet waarmaken.

De voorzitter:

Dit is de vraag, begrijp ik.

De heer Ulenbelt (SP):

Het was een opmerking, maar ik zal erop reageren. Natuurlijk is er wat aan de hand. Je moet wel stekeblind zijn als je niet ziet wat er aan de hand is, met de eurocrisis, oplopende werkloosheid en noem maar op. Maar er gaan miljarden in een bodemloze put in Griekenland. En dan gaan wij tegen de mensen hier zeggen: jongens en meisjes, doorwerken! De SP accepteert gewoon niet dat wij mensen laten doorwerken om hen de crisis te laten betalen die anderen hebben veroorzaakt. Zoals de heer Koolmees in het verkiezingsprogramma van de SP heeft kunnen zien, staat daar een hele rij maatregelen in. Ik heb het lijstje bij me. Ik neem aan dat de heer Koolmees ons programma kent en weet dat wij ook bezuinigen. Ik hoef het lijstje dus niet voor te lezen, neem ik aan, maar ik doe het graag, als de heer Koolmees het wil horen. Wij bezuinigen ook, maar wij bezuinigen anders.

Daarnaast maakte de heer Koolmees een opmerking over de heer Drees. Ik had verwacht dat die niet meer zou komen. Drees heeft nooit gezegd dat er ooit langer doorgewerkt zou moeten worden. Ik daag de heer Koolmees uit om met een citaat van Drees te komen waarin hij dat zegt. Wie dat wel heeft gezegd, is de heer Suurhoff. Dus niet de heer Drees.

De heer Koolmees (D66):

Op het laatste punt geef ik de heer Ulenbelt helemaal gelijk. Het is de heer Suurhoff die toen verantwoordelijk was voor die wet.

De heer Ulenbelt (SP):

Mijn antwoord was nog niet klaar. Als de heer Koolmees het verslag van het debat in 1956 goed leest, ziet hij dat er toen een liberaal was, Van Leeuwen, een soort Koolmees van die tijd, die er problemen mee had dat het pensioen, de AOW, werd gezien als een staatsgarantie. De liberalen wilden van de AOW een verzekering maken, wat het uiteindelijk ook is geworden, een volksverzekering. Deze Van Leeuwen werd gerustgesteld door Suurhoff toen hij vroeg: maar kan er dan nooit iets aan die leeftijd veranderen? Van Leeuwen was de enige die tegen de AOW dreigde te stemmen. Omwille van de unanimiteit in de Kamer van toen heeft Suurhoff toen deze uitspraak gedaan. Ik ken zijn zoon heel goed; hij is inmiddels overleden. Hij was woedend over wat er met het werk van zijn vader wordt gedaan. Kom bij mij dus niet met Suurhoff en niet met Drees aan.

De heer Koolmees (D66):

De heer Ulenbelt heeft heel veel woorden nodig om geen antwoord te geven op mijn vraag. Hij zei dat de crisis en de miljarden die naar Griekenland gaan de redenen zijn om de pensioenleeftijd te verhogen. Dat is simpelweg niet waar. Al in 1999 heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een studie verricht naar de vergrijzing. Wij worden allemaal ouder. Wij leven langer en gezonder. Dat is heel positief, we kunnen het alleen niet betalen. D66 had in 2006, dus voor de crisis, al in het verkiezingsprogramma staan dat de AOW-leeftijd moet worden verhoogd om in de toekomst onze publieke voorzieningen te kunnen blijven betalen. De heer Ulenbelt belooft gouden bergen, maar kan het helemaal niet waarmaken. Dit is echt een vorm van economisch populisme.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik snap wel dat de heer Koolmees een beetje boos is op de SP. D66 heeft in 2006 gezegd dat de AOW-leeftijd naar 66 moest. Dat getal zit ook in de partijnaam, dus je moet er niet raar van opkijken. De heer Koolmees zou juist blij moeten zijn omdat ik alle anderen hier heb meegekregen en omdat er tenminste iemand is die op een gezonde manier met hem van mening verschilt, op goede gronden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik raad de heer Ulenbelt aan om eens het werk van de kleinzoon van Drees te lezen. Dan kunnen we daarover nog eens debatteren. Mijn vraag is simpel en kort. Ik vraag de heer Ulenbelt om even kort te antwoorden en wel met een ja of een nee. Dan weten we namelijk precies waar we staan. Is voor de SP de verhoging van de AOW-leeftijd in het kader van wetgeving naar 66 jaar of naar 67 jaar – dan heb ik het dus niet over de vrijwillige verhoging – een ononderhandelbaar punt? Laat hem daar ja of nee op zeggen.

De heer Ulenbelt (SP):

Van alle partijen die nu regeringsverantwoordelijkheid dragen, heb ik allerlei mensen zien opereren. Ik heb gezien dat je op deze vraag nooit ja of nee moet zeggen. Dat doe ik dus ook niet, want ik wil ook regeringsverantwoordelijkheid dragen. Maar als er een probleem komt, doordat er werkelijk waar een absoluut tekort is aan arbeidskrachten, als onze ouderen verloederen in de bejaardentehuizen, als onze kinderen geen onderwijs meer krijgen, dan zoeken wij in de eerste plaats de oplossing op dat moment. Dan kijken we naar een mogelijke verlenging van de arbeidstijd in die week, in die periode. Dan weten we namelijk ook of we de automonteurs, de onderwijzers en de verpleegkundigen moeten laten doorwerken. Zo lossen we het dan op. En lossen we het met vormen van arbeidstijdverlenging nog niet op in 2025 of in 2040 – ik weet dat allemaal niet – en staan de dijken dan op breken, dan komen zelfs de bejaarden uit huis om de zandzakken op de dijk te leggen. Dat verwacht ik wel.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb geleerd van de voorgangers van de heer Ulenbelt, van de heer Marijnissen en mevrouw Kant, om geen genoegen te nemen met zo'n antwoord. Ik vraag de heer Ulenbelt om een simpel ja of nee. De heer Ulenbelt laat zich erop voorstaan dat hij van de korte antwoorden is. Hij komt nu met een sprookje aan over kinderen die geen onderwijs meer ontvangen. Zover zal het wel niet komen. Kan de heer Ulenbelt niet simpel aangeven of dit een ononderhandelbaar punt is voor hem? Ja of nee? Ik geef hem nog één kans.

De heer Ulenbelt (SP):

Anders dan politici uit de sociaaldemocratische beweging, zal ik als socialist mij niet laten dwingen tot verhoging van de AOW-leeftijd, als panacee voor alle problemen op de arbeidsmarkt. Zo dom ben ik niet. Mevrouw Hamer krijgt dus geen nee en geen ja. Bij ons is niets onbespreekbaar. Dat is ook nog eens waar.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dan concludeer ik dat de heer Ulenbelt vanavond eigenlijk niet serieus meedoet. Hij wil gewoon geen antwoord geven op een simpele vraag. Zo'n mond, maar geen antwoord.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik maak hier bezwaar tegen. Ik geef een antwoord. Ik geef zelfs een uitvoerig antwoord. Ik geef zelfs oplossingen voor de hypothetische situatie dat er een absoluut tekort is aan arbeidskrachten. Maar de SP zegt dat er tegen die tijd nog heel andere oplossingen zijn dan de fixatie op de AOW-leeftijd. Dat is toch een antwoord?

De heer Dijkgraaf (SGP):

We zijn in 1957 geweest bij minister Suurhoff, toen de AOW werd ingevoerd, maar volgens mij zijn we nog niet op 17 maart 1947 geweest. Toen werd de Noodwet Ouderdomsvoorziening, de voorloper van de AOW, van kracht. In het debat over deze wet was Drees aan het woord. Hem werd een verwijt gemaakt door een woordvoerder die ik wel herken. Volgens mij staat de heer Ulenbelt in diens traditie. Hij was namelijk woordvoerder van de Communistische Partij Nederland. Hij vond de uitkering te laag. Omdat de heer Ulenbelt citaten wil, citeer ik de heer Drees: "De regering is zover gegaan als onder deze financiële mogelijkheden maar enigermate verantwoordelijk is". Ik constateer dat de heer Ulenbelt allerlei amendementen indient maar daarbij geen enkele dekking levert, zelfs nog niet eens de schijn van een dekking. Hij weet dat amendementen alleen aangenomen worden als er dekking voor is. Waarom doet de heer Ulenbelt dit dan?

De heer Ulenbelt (SP):

Ik kan veel vertellen over 1947; ik heb veel gesprekken daarover gevoerd met mijn opa. Die heeft mij verteld wat destijds de toestand van het land was. Het was een heldendaad van Drees om onder die omstandigheden, twee jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, al een tijdelijke voorziening voor een beperkte groep met inderdaad een schamel inkomen te introduceren. Ik kan mij er iets bij voorstellen dat mensen destijds zeiden dat het te laag was. De heer Dijkgraaf wil echter toch niet serieus argumenteren dat de financiële omstandigheden van dit land momenteel vergelijkbaar zijn met die in 1947?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nou, voorzitter, we hadden toen in ieder geval een tijd van grote groei voor ons liggen. We moeten nu nog maar zien of dat waargemaakt wordt. Een kabinet dat verantwoordelijkheid neemt en maatregelen treft, waardeer ik dan meer dan een partij die het in de opiniepeilingen wel goed doet maar die ondertussen amendementen inlevert zonder enige dekking. Dat kunnen we als parlement toch niet serieus nemen?

De heer Ulenbelt (SP):

Het belangrijkste deel van mijn amendementen heeft niet eens dekking nodig omdat het veranderingen van regelingen betreft. Ik wil de minister graag vragen waar de amendementen zitten die volgens hem wel geld kosten; ik heb nog een lijst met dekking liggen, dus dat is het probleem niet.

De heer Dijkgraaf raakt de kern van een probleem, namelijk: hoe zit het met de economische groei in de toekomst. Er is een meerderheid in de Kamer die het geweldig vindt wat er in Europa allemaal gebeurt. Er komen echter steeds meer economen die zeggen dat als je nu gaat bezuinigen, met deze bedragen, je de economie juist om zeep helpt. Je ziet het in Griekenland: krimp. Je ziet het in Spanje: krimp. En als je krimpt, worden naar verhouding je schulden groter en groter en groter. Er zijn mensen die de begrotingsdiscipline, dat hele akkoord – ik ken er niet alle details van, dan moet de heer Dijkgraaf bij Ewout Irrgang zijn – een economisch zelfmoordpact noemen. Wij willen een andere kant op, dus dan kan de heer Dijkgraaf ons toch niet verwijten dat die anderen de economie niet laten groeien?

De heer Van Hijum (CDA):

Het kan zijn dat ik niet goed gekeken heb, maar ik heb het amendement "AOW omhoog" gemist. Kan de heer Ulenbelt mij vertellen waar dat blijft?

De heer Ulenbelt (SP):

Dit betreft het debat dat wij voerden met de heer Duppen, 83 jaar oud, die 40.000 handtekeningen kwam aanbieden. De heer Van Hijum heeft mijn reactie op dat punt gehoord. Ik heb in dat debat niet gezegd dat de SP de portemonnee trekt om de AOW met 17% te verhogen. De heer Van Hijum heeft mijn antwoord toch gehoord, neem ik aan. Ik ga ervan uit dat hij mij heeft horen zeggen dat wij erkennen dat het minimumloon en de AOW zijn gekoppeld aan de contractlonen en niet aan de verdiende lonen, dat daardoor vanaf ongeveer de jaren tachtig een inkomensachterstand in welvaart is ontstaan, gemeten ten opzichte van de verdiende lonen, en dat wij daaraan iets moeten doen. In al onze verkiezingsprogramma's heeft gestaan dat wij het minimumloon met stappen omhoog willen brengen om de mensen die afhankelijk zijn van een uitkering, ook een AOW-uitkering, te laten meedelen in de welvaart.

De heer Van Hijum (CDA):

Het begint erop te lijken dat er heel lang om een antwoord heen wordt gepraat. De heer Ulenbelt is hier de enige geweest die een volle tribune naar de mond heeft staan praten betreffende het burgerinitiatief. Hij heeft op zijn minst de indruk gewekt dat de SP voluit achter dat initiatief staat. Nu echter blijkt dat het enige wat hij te bieden heeft een motie is waarin een onderzoek wordt gedaan naar de cijfers waarop het platform zich baseert. Kortom, het Platform AOW Omhoog! krijgt ook van de heer Ulenbelt wel complimenten maar geen centen.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik heb die motie ingediend om de volgende redenen. Ik zag alle andere fracties in de Kamer de wensen van 40.000 AOW'ers en hun kinderen wegvegen als een irreële eis. Er is een meningsverschil over de cijfers. De minister zegt iets anders dan FNV, professor De Beer en een aantal andere bronnen waarop het platform zich baseert zeggen. Ik wil dat we hier de discussie weer voeren over de juistheid van die cijfers. Je moet niet zomaar wat roepen. Je moet de cijfers kennen. Zij komen met andere cijfers dan de minister. Laten we de verschillen uitzoeken. Ik neem aan dat de heer Van Hijum de motie zal steunen, zodat we het debat op een ordentelijke manier en op basis van cijfers kunnen voeren. Het is al ingewikkeld genoeg.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. In 2009 besloot de toenmalige coalitie om de AOW-leeftijd te verhogen van 65 naar 67 jaar. Dit werd gedaan om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen en om de overheidsfinanciën op orde te brengen na de economische crisis van dat moment. We zijn zo'n drie jaar verder. Nu behandelen we eindelijk het wetsvoorstel waarmee die verhoging wordt geregeld. Wederom vindt het debat plaats tegen de achtergrond van een financieel-economische crisis die een gat slaat in de overheidsfinanciën.

Vanochtend konden we allemaal lezen welke gedachten het kabinet heeft over mogelijke aanvullende bezuinigingen. Daarbij stond ook de optie om de AOW-leeftijd sneller te verhogen dan in 2020. De ChristenUnie-fractie snapt deze gedachte. In ons verkiezingsprogramma pleitten we ook al voor een eerdere stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd. We leven gelukkig allemaal langer in goede gezondheid. Dat betekent ook dat we langer kunnen doorwerken. Tegelijk moeten werknemers wel kunnen rekenen op een toereikende oudedagsvoorziening. Daar hebben we gisteren ook over gesproken in het debat over het korten op pensioenen. Zowel gepensioneerden als jongeren hebben baat bij een toekomstbestendig pensioenstelsel en een waardevaste AOW. Al jaren worden AOW-uitkeringen niet meer volledig betaald uit de opgebrachte premies. Als deze trend doorzet, zal dat een enorme claim op de overheidsfinanciën leggen, waardoor de jongere generaties de hoge lasten moeten gaan dragen. Dat wil de ChristenUnie niet. Bij het denken over de AOW moet de solidariteit tussen jong en oud vooropstaan. Hervormingen zijn nodig om de AOW toekomstbestendig te houden. Met dit wetsvoorstel wordt daarin een eerste stap gezet. De AOW-leeftijd wordt in twee fases verhoogd naar 67 jaar en daarna gekoppeld aan de stijgende levensverwachting.

Deze tijden waarin nieuwe bezuinigingen nodig zijn, vragen echter ook om verdergaande hervormingen. Het eerder dan in 2020 stapsgewijs laten ingaan van de AOW-verhoging biedt die mogelijkheid. Het is een maatregel die de arbeidsproductiviteit verhoogt en die tegelijkertijd bijdraagt aan houdbare overheidsfinanciën. De ChristenUnie-fractie wil het kabinet daarom vragen een snellere verhoging van de AOW-leeftijd te overwegen. Als ik de krantenkoppen mag geloven, wordt daar nu over nagedacht. Ik hoor graag van de minister wat de concrete plannen op dit punt zijn.

In eerdere debatten heeft de ChristenUnie-fractie steeds aandacht gevraagd voor mensen met lage inkomens en zware beroepen. Het voorliggende wetsvoorstel komt aan een groot aantal van onze toenmalige bezwaren tegemoet. De ingangsleeftijd van de AOW is geflexibiliseerd. Door de verhoging van de AOW en de invoering van de inkomensafhankelijke ouderenkorting krijgen mensen met een lager inkomen ook de mogelijkheid om op hun 65ste te stoppen met werken, net als alle andere Nederlanders.

Het belangrijkste is uiteraard dat oudere werknemers op een gezonde manier langer aan het werk kunnen blijven. Dit is niet alleen een vraagstuk voor de politiek, maar juist en vooral ook van de sociale partners. Er moeten goede afspraken worden gemaakt over de arbeidsdeelname van ouderen.

Dit wetsvoorstel bevat ook een vitaliteitspakket dat het langer doorwerken faciliteert. Het CPB heeft eind december berekend wat de participatie-effecten van het vitaliteitspakket zijn. Dat stemde ons niet zo hoopvol. Het CPB verwacht een beperkt effect van maatregelen als het "van werk naar werk"-budget en de intersectorale scholing. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop. Deelt hij de zorg van het CPB of gaat hij ervan uit dat het wel goed komt? Graag hoor ik hier meer over. Als wij mensen langer willen laten doorwerken, dan moeten zij daar ook echt perspectief op krijgen. Draagt het vitaliteitspakket daar voldoende aan bij?

Ik heb nog enkele vragen over het overgangsrecht voor bepaalde groepen werknemers. Ten eerste heb ik een vraag over de uitzondering voor pensioenregelingen waarbij een premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is ingegaan. Bij andere wetswijzigingen werd een overgangsmaatregel voor deze groepen geregeld. Nu geeft het kabinet aan een soortgelijke aanwijzing in soortgelijke gevallen en onder soortgelijke voorwaarden ook te doen voor dergelijke pensioenregelingen. Dat is wel allemaal heel erg soortgelijk. Wat betekent dit concreet? Komt er een overgangsmaatregel en zo ja, hoe ziet die er uit?

Ten tweede heb ik een vraag over de mensen die naar het buitenland zijn verhuisd en tot hun AOW-leeftijd niet meer terugkeren naar Nederland. Zij krijgen te maken met een korting van eerst 2% en straks mogelijk 4% in de opbouwperiode, doordat de opbouwleeftijd straks start met 16 jaar en later met 17 jaar. Deze mensen waren tussen 15 jaar en straks 17 jaar verzekerd voor de AOW, maar kunnen nu, omdat zij zijn geëmigreerd, geen AOW meer opbouwen na hun 65ste. Zo ontstaan er twee verschillende regimes, namelijk voor mensen die emigreren en voor mensen die op hun pensioengerechtigde leeftijd in Nederland wonen. Deelt de minister mijn mening dat er op die manier ongelijkheid ontstaat en dat deze niet wenselijk is? Graag ontvang ik een reactie hierop.

Ten derde zal de groep werknemers die in 2013 58 jaar of ouder is, door de aanpassing van het Witteveenkader een iets lager pensioen hebben kunnen opbouwen dan onder het huidige Witteveenkader. Dit zou men kunnen inlopen door wat langer door te werken. Veel cao's staan vrijwillig langer doorwerken echter nog steeds niet toe. De genoemde groep zal daar in ieder geval last van hebben. Het kabinet stelt dat langer doorwerken al mogelijk is, maar wat doet het kabinet in situaties waarin de cao langer doorwerken wel belemmert, terwijl 58-plussers dit straks wel willen om ten minste een volledige pensioenopbouw te realiseren? Om deze reden zal de ChristenUnie het amendement van D66 op dit punt steunen.

Zeer binnenkort komt er een hoofdlijnennotitie van de minister waarin het punt van het invaren van oude rechten zal worden meegenomen. Dat zei hij gisteren. Eerder heeft de minister beloofd – de heer Ulenbelt kwam hier ook al op terug – dat zowel ouderen- als jongerenorganisaties betrokken worden bij de discussie over de wijze waarop oude rechten ingevaren kunnen worden in het nieuwe stelsel. Ons bereiken inderdaad ook berichten dat die betrokkenheid nihil is. Voor een breed draagvlak in het veld lijkt het mij van het grootste belang dat de genoemde partijen wel hierbij betrokken worden. Kan de minister aangeven op welke wijze hij vertegenwoordigers van ouderen- en jongerenorganisaties nu betrekt bij het overleg? Graag ontvang ik een reactie hierop.

De heer Koolmees (D66):

Ik ben blij dat de fractie van de ChristenUnie ook een voorstander is van het geleidelijk verhogen van AOW-leeftijd. Betekent dit dat de ChristenUnie het amendement van D66 en GroenLinks steunt?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik heb het amendement van D66 en GroenLinks gezien. Ik heb overigens begrepen dat de heer Koolmees nu ook nog een ander amendement zal indienen. Op welk amendement doelen wij dus? Ik neem aan dat het gaat om het amendement over het verhogen van de AOW-leeftijd in stappen van twee maanden. Dat zal de ChristenUnie welwillend bekijken.

De heer Koolmees (D66):

Dat is positief.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Hoe je ook over het vandaag voorliggende wetsvoorstel denkt, het is hoe dan ook een bijzondere dag. Het is bijzonder dat wij vandaag eindelijk het wetsvoorstel tot verhoging van de AOW-leeftijd in het parlement bespreken. Het is 55 jaar – daar is net al even aan gerefereerd – nadat de AOW door PvdA-minister Suurhoff van het kabinet-Drees III door de Kamer werd geloodst. Het is 65 jaar nadat de Noodwet Ouderdomsvoorziening van diezelfde Drees in werking trad. Dat waren regelingen die voortborduurden op de Ouderdomswet van KVP'er Aalberse uit 1919 en de Invaliditeitswet van ARP'er Talma die zich in 1913 het lot van arme ouderen aantrok en voor het eerst met een ouderdomsrente kwam. De huidige wet is vooral het product van een scherp debat tussen confessionelen aan de ene kant, die sterk hechtten aan het verzekeringskarakter, en sociaaldemocraten aan de andere kant, die steeds uit waren – en misschien nog wel een beetje zijn – op een AOW als staatspensioen.

Over de rol en de opvatting van de liberalen in dezen heb ik in de geschiedschrijving niet zo heel veel kunnen terugvinden. De minister heeft echter nog uitgebreide termijn voor de boeg waarin hij daar ongetwijfeld nog op zal ingaan. Het enige wat hij alvast op zijn naam kan schrijven, is dat deze wet onder de verantwoordelijkheid van een liberale minister en een liberale premier wordt aangepast, wat mij dan weer aanleiding geeft tot enige waakzaamheid. Hoe dan ook, de AOW zoals wij die op dit moment kennen, heeft iets van beide elementen. De AOW heeft enerzijds het opbouwkarakter vanwege de relatie met de AOW-premie en anderzijds de gegarandeerde uitkering voor iedere oudere, ongeacht of die heeft betaald of niet. Die uitkering vormt daarmee de basis van ons pensioenstelsel, de eerste pijler naast de andere elementen. Mijn fractie hecht er bijzonder aan dat het karakter van volksverzekering ook met dit wetsvoorstel in stand blijft. Dat vinden wij van groot belang.

De omstandigheden zijn sinds de inwerkingtreding van de AOW in 1957 natuurlijk wel veranderd; daar kunnen wij niet omheen. Wij leven gemiddeld acht jaar langer dan in 1957 en ook de volksgezondheid en de arbeidsomstandigheden zijn sindsdien flink verbeterd. Daarnaast verandert de verhouding tussen het aantal gepensioneerden en de beroepsbevolking. In 1957 hadden wij het nog over één AOW'er op zes werkenden. In 2010 was het één op vier. In 2040 wordt het één op de twee. Dat maakt dat het koppelen van de AOW aan de levensverwachting, zoals met dit wetsvoorstel wordt beoogd, naar onze mening een begrijpelijke en onontkoombare stap is. Dezelfde beweging is overigens ook te zien in heel veel andere Europese landen en mijn fractie is buitengewoon blij dat het uiteindelijk, na veel duwen, trekken en gepingpong tussen politiek en polder, wel gelukt is om hierover een sociaal akkoord te sluiten. Er lijkt in dit parlement ook een meerderheid voor deze hervorming te zijn, hoewel er nog gestemd moet worden. Mijn fractie waardeert het bijzonder, mede vanuit de historie, dat de PvdA bereid is om de verantwoordelijkheid voor deze stap te nemen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wij hebben vanochtend allemaal de krant gelezen. Daarin staan berichten dat het kabinet overweegt om de AOW-leeftijd sneller te verhogen en ook naar 68 te gaan. Wij hebben net een nietszeggend briefje van de minister-president gekregen waarin hij daarop geen antwoord geeft, maar sluit de heer Van Hijum uit dat het kabinet binnen nu en een jaar besluit om de AOW-leeftijd sneller te verhogen?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik ga hier en nu niet speculeren welke maatregelen wellicht getroffen zullen worden. De goede volgorde lijkt mij dat wij eerst bekijken wat er de komende jaren echt nodig is aan extra bezuinigingen; wij kennen de cijfers nog niet eens. Daarna kunnen wij bedenken welke maatregelen daarbij passen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Feit is wel dat wij nu een wetsvoorstel behandelen dat een verhoging van de AOW regelt. De heer Van Hijum houdt zo te horen alle opties open. Het is dus mogelijk dat wij over een halfjaar opnieuw een wetsvoorstel behandelen als er een versnellend regime wordt voorgesteld. Wij kunnen het toch beter nu regelen en ervoor zorgen dat er in één keer een goed wetsvoorstel ligt?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb niet voor niets aangegeven dat mijn fractie blij is met het draagvlak dat er in de polder en in de Kamer voor dit wetsvoorstel is. Wij zullen dat niet zomaar op het spel zetten. Ik ben buitengewoon blij dat wij hier dit wetsvoorstel behandelen en dat wij daadwerkelijk een hervorming door weten te voeren waar een aantal fracties al een tijdje om vraagt.

De heer Koolmees (D66):

Ik wil verdergaan op dit punt. De Raad van State heeft forse kritiek op dit wetsvoorstel, met name op het tijdpad en de invoeringsdatum. De Raad van State vindt 2020 veel te ver weg. Ook in het CDA-verkiezingsprogramma wordt een verhoging van één jaar per 2015 voorgesteld. Vanmorgen zag ik ook in De Telegraaf dat het kabinet erover denkt om in 2015 al een stap naar 66 te zetten. De heer Klaver en ik hebben een amendement ingediend dat wordt gesteund door de welwillendheid van de ChristenUnie. Dat betekent dat er een Kamermeerderheid is om eerder te beginnen met het verhogen van de AOW-leeftijd. Kan ik het CDA uitnodigen om daaraan mee te doen?

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Koolmees constateert dat er een Kamermeerderheid is, maar ik heb die nog niet gezien. Misschien kan hij dat toelichten?

De heer Koolmees (D66):

GroenLinks, D66 en ChristenUnie zijn voor. De VVD heeft ons amendement in het verkiezingsprogramma staan, dus ik ga ervan uit dat die ons amendement ook zal steunen. Met het CDA erbij hebben wij meer dan 75 zetels.

De heer Van Hijum (CDA):

De constatering ten aanzien van ons verkiezingsprogramma klopt. Zoals de heer Koolmees echter weet, hebben wij het in dit land niet alleen voor het zeggen en hechten wij buitengewoon aan het draagvlak dat er in de polder voor de elementen van dit wetsvoorstel is. Om te beginnen vind ik het belangrijk om dat niet zomaar op het spel te zetten. Daarnaast wijs ik erop dat ook het verkiezingsprogramma van D66 toch niet veel verder kwam dan een verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar in 2022. Dat is niet buitengewoon veel sneller dan in het wetsvoorstel staat.

De heer Klaver (GroenLinks):

De heer Van Hijum legt steeds de nadruk op de overeenstemming in de polder. De grootste bonden van de FNV, te weten Abvakabo, Bondgenoten en Bouw, hebben echter gezegd dat zij zich niet aan dit akkoord gaan houden en aan de cao-onderhandelingstafels gaan proberen om dit zo veel mogelijk te ondermijnen. Waarom zegt de heer Van Hijum dan dat er sprake is van overeenstemming in de polder?

De heer Van Hijum (CDA):

Daar kun je inderdaad wat genuanceerder tegen aankijken. Ik constateer echter dat volgens de spelregels die gelden bij de vakbonden, er uiteindelijk draagvlak is voor het pensioenakkoord zoals dat ook met de regering is afgesloten. Gelukkig zijn er ook heel veel bonden en vakcentrales die die verantwoordelijkheid wel wensen te nemen; dat geldt zeker ook voor het AOW-akkoord. Wij zitten inderdaad niet aan de pensioentafels, dus ben ik het met de heer Klaver eens dat de uitwerking ervan nog spannend kan worden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben blij dat de heer Van Hijum zegt dat je in ieder geval genuanceerd naar het draagvlak in de polder kunt kijken. Dit ligt genuanceerd en de bonden die zo'n 80% van de cao's afsluiten, hebben aangegeven er alles aan te zullen doen om dit pensioenakkoord te ondermijnen. Daarnaast zie je dat de overheidsfinanciën in zwaar weer zitten. Getuigt het dan niet van te veel tekentafelpolitiek of Haagse realiteit om te stellen dat iedereen het volgens de spelregels wel eens is met het akkoord, terwijl dat in de werkelijkheid niet het geval is? Nu lijkt er zich echter een mogelijkheid voor te doen van een fictieve meerderheid in de Tweede Kamer. Zou je dat dan niet met open armen moeten ontvangen, temeer daar het kabinet straks extra moet bezuinigen? Ik wens de heer Van Hijum daarbij veel succes met de PVV.

De heer Van Hijum (CDA):

Daar dank ik de heer Klaver voor. Wij zullen daar natuurlijk goed naar kijken. Toch wijs ik even op het volgende. Bij dit soort hervormingen moet je de ouderen zelf, maar ook uitvoeringsorganisaties, wel in staat stellen om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie. Ik wijs er ook op dat we de tamelijk lange invoeringsperiode tot aan 2020 waarschijnlijk echt nodig zullen hebben om iets aan de arbeidsmarktsituatie van ouderen te doen. Wij delen immers de ambitie om de beleidsagenda 2020, die samen met de sociale partners moet worden opgepakt, te vertalen in meer kansen voor ouderen op de arbeidsmarkt. Dat hoort daar wel bij.

Bij dit punt was ik gekomen in mijn betoog. Ik noemde de verhoging van de AOW-leeftijd al onontkoombaar, maar daar hoort natuurlijk een belangrijke opdracht bij. Er moet echt perspectief zijn op langer doorwerken. Feit is dat de arbeidsmobiliteit onder ouderen momenteel laag is en dat werkgevers nauwelijks meer in scholing en opleiding van ouderen investeren. Feit is ook dat met name langdurig werkloze ouderen op dit moment weinig kans maken om weer aan de slag te komen. Onderwerpen als duurzame inzetbaarheid en leeftijdsbewust personeelsbeleid krijgen langzaam meer aandacht in cao's, maar dat is zeker nog niet toereikend. Denk bijvoorbeeld aan de discussie die wij al tijden met elkaar voeren in de Kamer over individuele en meeneembare scholingsbudgetten.

Kortom: de CDA-fractie vindt het van groot belang dat het kabinet de komende jaren samen met sociale partners investeert in participatie en inzetbaarheid van oudere werknemers. Voor zover ik dat echter heb kunnen nagaan, is de ambitie uit het pensioenakkoord, om de arbeidsparticipatie van mensen ouder dan 55 jaar niet fundamenteel te laten verschillen van de arbeidsparticipatie onder 55-minners, nog niet heel expliciet door de regering onderschreven. Het effect van de cao-afspraken en van het flankerend overheidsbeleid zou gemonitord en geëvalueerd moeten worden, althans uitgaande van de beleidsagenda 2020. Wil de minister expliciet aangeven of de regering die ambitie samen met sociale partners overneemt?

Ik constateer tegelijkertijd dat de regering wel op voorhand beslag legt op een deel van de middelen uit het vitaliteitspakket, onder meer om de aanvullende werkbonus vanaf 2016 te bekostigen. Het is toch een beetje een raar signaal om een maatregel, bedoeld om vervroegd uittreden financieel te faciliteren, te financieren uit het budget dat bedoeld is om langer doorwerken mogelijk te maken en dat nog voordat er iets bekend is over de effectiviteit of de noodzaak van de onderdelen van het pakket. Wij overwegen in tweede termijn een motie hierover in te dienen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

De heer Van Hijum weet ook dat het laatste een onderdeel was om de PvdA over de streep te trekken. Hij overweegt er een motie over in te dienen. Hij kan het ook amenderen. Dat lijkt mij de koninklijke weg, want dan wijzig je het meteen. Is het CDA echt bereid dat te doen?

De heer Van Hijum (CDA):

Amenderen kan niet, omdat het gaat over fiscale regelingen in de toekomst. Ze maken geen onderdeel uit van dit wetsvoorstel. Bovendien wijs ik erop dat ook mijn fractie de motie van mevrouw Vermeij heeft ondersteund om mensen die lang afhankelijk zijn van een laag inkomen die mogelijkheid te bieden. Wij plaatsen vraagtekens bij de dekking. Het betekent niet dat wij helemaal geen ruimte zien om in het vitaliteitspakket te kijken, want er liggen CPB-studies die ook al vraagtekens plaatsen bij de effectiviteit van de inzet van die middelen. Je kunt er dus vast nog eens kritisch naar kijken. Maar ik vind wel dat wij onze ambitie om de arbeidsdeelname van die ouderen te verhogen moeten kunnen blijven waarmaken. Daar leg ik de vinger bij.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik ken die motie, want het was een motie van mevrouw Vermeij en mij samen.

De heer Van Hijum (CDA):

Excuus, ik had dat kunnen weten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Oké. De invulling daarvan is natuurlijk wel onder andere gekomen – dat is hier geen geheim – omdat de PvdA erover heeft meegedacht hoe die middelen vrijgespeeld kunnen worden. Zegt de heer Van Hijum dan ook: wij willen graag dat die middelen daar niet weggehaald worden? Maar wat is dan het alternatief voor het CDA? Ik neem aan dat voor de PvdA – ik kijk even over mijn schouder – die aanvullende werkbonus een belangrijk punt blijft.

De heer Van Hijum (CDA):

Wij hebben het over het vitaliteitspakket. Dat is een heel breed pakket waar een komma zoveel miljard in omgaat. Er zitten tal van maatregelen in. Het is niet op voorhand ondenkbaar dat wij er nog eens kritisch naar kijken. De Stichting van de Arbeid heeft ook al aangegeven dat het voor het overgrote deel om tijdelijke maatregelen tot aan 2020 zou moeten gaan, dus wij zullen er best nog goed naar kunnen kijken. Ik vind het wel een randvoorwaarde – ik hoop dat mevrouw Schouten die randvoorwaarde deelt – dat het flankerend beleid dat wij willen voeren om de arbeidsparticipatie te stimuleren er niet onder zal lijden. Ik herinner mevrouw Schouten er toch maar even aan dat, toen wij nog over een wetsvoorstel onderhandelden, dat flankerend beleid een van de belangrijkste randvoorwaarden was om met de AOW-leeftijdverhoging verder te kunnen.

De heer Ulenbelt (SP):

De heer Van Hijum heeft nu afspraken met de Partij van de Arbeid rond een akkoord, een idioot akkoord. Er is moeizaam over onderhandeld, met vitaliteitspakketten, doorwerkbonussen, ingewikkeld, ingewikkeld. Nu gaat hij een motie indienen. Wat komt daarin te staan? Trekt hij dan toch alweer een stukje uit dat akkoord? Het lijkt er wel op.

De heer Van Hijum (CDA):

Het tegendeel is waar. Ik vind het belangrijk dat wij een afspraak uit dat akkoord invulling kunnen blijven geven op een manier die men van ons verwacht. Een onderdeel van dat akkoord is de Beleidsagenda 2020. Een onderdeel van dat akkoord is de ambitie om de arbeidsparticipatie van 55-plussers te verbeteren. Mijn stelling is dat wij die ambitie moeten blijven waarmaken.

De heer Ulenbelt (SP):

Dus als de invulling van het vitaliteitspakket niet conform de wensen van het CDA is, is het mogelijk dat er weer wat van die doorwerkbonus afgaat. Anders kan ik het toch niet uitleggen?

De heer Van Hijum (CDA):

Er zit veel meer in dat vitaliteitspakket. Ik heb gezegd dat ik een motie overweeg. Ik ga hierover graag eerst het gesprek aan met de minister voordat wij überhaupt met moties komen. Wij zeggen alleen: wel even opletten als het over de greep uit het vitaliteitspakket gaat.

De heer Van den Besselaar (PVV):

De heer Van Hijum geeft aan dat hij de arbeidsparticipatie van ouderen nauwlettend in de gaten houdt. Wat wij op dit moment zien, is dat die ouderen het grootste deel vormen van de mensen die werkloos zijn. Ze komen slecht aan de bak. Wij hebben eerder gezegd dat wij ervoor moeten zorgen dat die mensen als eerste aan de bak komen, voordat je überhaupt de leeftijd gaat verhogen. Vindt de heer Van Hijum de maatregelen die getroffen worden om te zorgen voor een toenemende arbeidsparticipatie voldoende? Ambitie is mooi, maar uiteindelijk koop je daar niets voor. Het gaat erom dat mensen werk krijgen.

De heer Van Hijum (CDA):

Daar ben ik het van harte mee eens. Ik kijk naar de beleidsagenda en naar de intenties die de sociale partners hebben uitgesproken over wat er allemaal in cao's geregeld moet worden, hoe scholing gefaciliteerd wordt, hoe mensen van werk naar werk begeleid worden, hoe arbeidsomstandigheden verbeterd worden. Dat lijkt goed en wekt vertrouwen. Niet voor niets zeg ik dat wij hier echt de vinger aan de pols moeten houden. Vandaar dat ik hier zo nadrukkelijk bij stilsta. Ik vind het belangrijk dat dit niet alleen maar een eenzijdige monitoring en evaluatie door sociale partners is, maar dat wij het gezamenlijk doen. Overheid en sociale partners trekken samen op bij het inzichtelijk maken van de verbetering van de mobiliteit en inzetbaarheid, zodat wij daar eventueel aanvullingen op kunnen doen als er onvoldoende voortgang is.

De heer Van den Besselaar (PVV):

De intenties zijn vaak mooi, maar het gaat om de concrete uitwerking. Welke aanvullingen stelt de heer Van Hijum voor?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik doe geen aanvullingen. Er ligt een akkoord van sociale partners met het kabinet waarin de beleidsagenda zit met alle maatregelen in cao's en een vitaliteitspakket. Dat zijn samen de dragers. Mijn fractie vindt het buitengewoon belangrijk dat wij daarmee morgen aan de slag gaan. Van het vitaliteitspakket moeten er echt nog heel veel dingen worden uitgewerkt over intersectorale scholing, over scholing van werk naar werk enzovoort. Ik zal zo dadelijk nog een aantal dingen over de vitaliteitsregeling zeggen. Kortom, wij hebben geen tijd te verliezen. Aan de slag met die maatregelen!

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben blij met de kritische houding van de heer Van Hijum over het vitaliteitspakket. Ik hoop dat wij daarin samen kunnen blijven optreden. Ik heb daarover een amendement ingediend waarin ik probeer de bestedingen vanuit het pakket gerichter te maken. Ik wil ervoor zorgen dat het echt wordt ingezet voor scholing, voor zorgverlof, voor het beginnen van een eigen bedrijf. Ik wil een beloning als mensen het opnemen en een straf als mensen het voor andere zaken gebruiken. Zou zo'n amendement op instemming van de CDA-fractie kunnen rekenen?

De heer Van Hijum (CDA):

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik nog niet naar de tekst en de toelichting heb kunnen kijken. Ik zeg graag toe dat ik dat zal doen. Bij het inperken van mogelijkheden plaats ik wel wat vraagtekens. Misschien is het goed als ik eerst mijn inbreng op het punt van de vitaliteitsregeling geef en als wij hierover in de loop van het debat verder spreken. Ik stel de minister de vraag hoe het staat met de uitvoering van onze motie – ik meen dat de heer Klaver haar mede heeft ondertekend – over de vitaliteitsregeling. De doelstelling daarvan was namelijk te bezien hoe de regeling aantrekkelijker kan worden gemaakt voor cao-partijen, zodat zij dienstbaar is bij afspraken over scholing, verlof, deeltijdwerk en deeltijdpensioen. Een verhoging van het budget van € 20.000 sluiten wij op termijn niet uit. Wij herinneren de minister graag nog even aan zijn toezegging de Kamer te zullen informeren over de kosten van een verhoging naar bijvoorbeeld € 40.000 of € 50.000.

Wij vernemen graag wanneer wij welke voorstellen tegemoet kunnen zien die drempels voor het doorwerken na de pensioenleeftijd wegnemen, zoals het verkorten van de periode van loondoorbetaling bij ziekte.

Dan tot slot het wetsvoorstel zelf, waarover wij ook nog een aantal vragen hebben, onder andere over de flexibilisering. Op zichzelf is het een goede zaak dat je AOW eerder of later kunt opnemen, of in deeltijd en in stapjes van 10%. Maar we maken ons wel wat zorgen over de uitvoerbaarheid en de complexiteit van die regeling. Ik hoor graag hoe die uitvoerbaarheid door de SVB is beoordeeld, en of is overwogen om voor grotere stappen te kiezen. Ik zag op dit punt een amendement van mevrouw Lodders, waar wij welwillend naar zullen kijken. Graag hoor ik eerst een reactie van de minister.

In het kader van het vorige ingetrokken wetsvoorstel zijn hier vele discussies gevoerd over zware beroepen. In het huidige voorstel is ervoor gekozen, mensen die lang hebben gewerkt met een laag inkomen in staat te stellen om eerder te stoppen met werken. Met de opbrengsten van een werkbonus kunnen de gevolgen van een korting van 6,5% bij eerdere opname van de AOW worden opgevangen. Maar daarnaast blijven ook de faciliteiten voor het 40 deelnemingsjarenpensioen overeind. Deze regeling was destijds bedoeld voor zware beroepen en stelt mensen in staat om vanaf 63 jaar, wat straks 65 jaar wordt, en na 40 jaar gewerkt te hebben – dat wordt straks 41 jaar – twee jaar eerder met pensioen te gaan door als het ware voor de AOW inbouw te verzekeren. In welke sectoren wordt op dit moment van deze regeling gebruik gemaakt? Verwacht de minister dat deze regeling straks in meer sectoren zal worden gebruikt? Eigenlijk is het zo dat daarmee een soort alternatief blijft voortbestaan voor het eerder opnemen van de AOW tegen een bepaald kortingspercentage. Het kan dus ook langs de weg van de aanvullende pensioenen worden opgelost. In hoeverre wordt daarvan straks gebruik gemaakt?

Het eerdere wetsvoorstel voorzag ook in de verplichting voor de werkgever om bij werk met een zware belasting na verloop van tijd alternatief werk aan te bieden, al dan niet binnen de eigen organisatie. Zo'n bepaling kent dit wetsvoorstel niet. Hoe verwacht de minister dat werkgevers in de toekomst omgaan met arbeidsomstandigheden en mobiliteit bij zware functies? Wordt hiervoor alsnog de wet aangepast, of moet dit in arboconvenanten worden geregeld? Wat zijn de financiële gevolgen van het opschuiven van de besparingen in het Witteveenkader van 2013 naar 2014? Hoe worden die opgevangen? Ik vraag aandacht voor de zelfstandigen en anderen met een private verzekering tot 65 jaar. Die groepen krijgen mogelijk te maken met een inkomensgat van twee jaar. Wil de minister met in eerste instantie verzekeraars naar een oplossing zoeken, waarbij wij het vooral zoeken in het duidelijk communiceren daarover, aangezien er heel veel onbekendheid met de eigen situatie is. Verder wil ik dat gewezen wordt op de mogelijkheid om het gat privaat te herverzekeren.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Hebt u het hierbij over de totale groep, of over de mensen die al arbeidsongeschikt zijn?

De heer Van Hijum (CDA):

Als het gaat om de communicatie gaat het om de totale groep. Voor mijn gevoel had u een punt toen u zei dat het voor de mensen die al uitkeringsgerechtigd zijn wel eens heel lastig kan worden om zich opnieuw te verzekeren of bij te verzekeren. De vraag is of daarvoor niet de IOW beschikbaar is. Maar ik denk dat het goed is als de minister daarop reageert.

De vergadering wordt van 19.00 uur tot 20.00 uur geschorst.

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Wij hebben een doorbraak. Het sneller verhogen van de AOW-leeftijd is na vanavond een reële optie. Nu zowel GroenLinks als de ChristenUnie ook sneller willen beginnen met het verhogen van de AOW-leeftijd is er, als het CDA en de VVD zich aan de eigen verkiezingsprogramma's houden, een Kamermeerderheid om inderdaad volgend jaar te beginnen met het sneller verhogen van de AOW-leeftijd. Dat vind ik een belangrijk politiek feit.

D66 herkent veel in dit wetsvoorstel: de verhoging van de pensioenleeftijd, de koppeling aan de levensverwachting en de flexibilisering van de ingangsdatum. Maar voor D66 is er in dit voorstel een groot struikelpunt, namelijk het te trage tijdpad. Het pensioenakkoord is een compromis over uitstel, een conservatief akkoord, waarbij het deelbelang het heeft gewonnen van het algemeen belang. De pensioenleeftijd gaat in dit voorstel pas in 2020 omhoog, terwijl de hardnekkige economische crisis en de steeds verder stijgende staatsschuld vragen om snel en daadkrachtig ingrijpen. D66 wil vanaf volgend jaar de pensioenleeftijd stapsgewijs verhogen. Als wij dat niet doen, dan schuiven wij de rekening door naar de toekomst. Gisteren hebben wij een debat gehad over de pensioenfondsen en dit helpt ook nog eens bij het op orde brengen van de dekkingsgraden van de pensioenfondsen.

Het is jammer dat de VVD en het CDA zo graag met Wilders wilden samenwerken dat zij alle hervormingsdossiers hebben weggeven. Dat de Partij van de Arbeid dit pensioenakkoord heeft gesteund en dat dat nodig was voor een meerderheid is veelzeggend.

Mijn betoog bestaat uit vijf delen: de verhoging van de AOW-leeftijd, de flexibilisering van de AOW-leeftijd, het Witteveenkader, de vitaliteitsregeling en extra bezuinigingen.

De heer Van Hijum (CDA):

Er werd over verkiezingsprogramma's gesproken en het sneller verhogen van de AOW-leeftijd. Het klopt toch dat het voorstel van de heer Koolmees nog steeds is om de AOW-leeftijd met twee maanden per jaar te gaan verhogen? Of heb ik dat mis?

De heer Koolmees (D66):

Ons voorstel was om in 2012 te beginnen met het verhogen van de AOW-leeftijd met twee maanden per jaar. Dat stond in ons verkiezingsprogramma. Helaas is 2012 al gepasseerd. Wij hebben daarom een amendement ingediend om het nu met drie maanden per jaar te doen. Daar kom ik straks op terug. Ik constateer echter ook dat het nu met de steun van GroenLinks en de ChristenUnie ook een reële optie is om het twee maanden per jaar, vanaf 1 januari 2013, te doen.

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Koolmees presenteert het nu alsof de oorspronkelijke voorstellen van D66 een revolutionair snellere verhoging van de AOW-leeftijd zouden bewerkstelligen. Ik verwijs even naar zijn eigen verkiezingsprogramma, waarin staat dat in 2022 de leeftijd van 67 wordt bereikt en in 2040 de leeftijd van 68. Laten dat nu precies de jaartallen zijn die ook in dit wetsvoorstel naar voren komen.

De heer Koolmees (D66):

Maar dan met het heel grote verschil dat wij in ons voorstel, omdat wij volgend jaar beginnen met de verhoging van de AOW-leeftijd, tot 2020 7,7 mld. besparen. Dat wordt in dit pensioenakkoord niet bespaard. En dat terwijl nu een heel grote staatsschuld en een heel groot tekort hebben. Door dit pensioenakkoord te steunen, geef je dus eigenlijk 7,7 mld. weg. Dat vind ik zonde van het geld, zeker in deze tijden. Ik heb nog een tweede argument. Als je in 2020 de AOW-leeftijd in één keer verhoogd, maak je een hard onderscheid. Mensen die op 31 december 2019 65 worden, mogen dan met pensioen, maar mensen die op 1 januari 2020 65 worden, moeten nog een jaar langer doorwerken. In ons voorstel gaat het geleidelijk, met twee maanden per jaar. Door die twee argumenten – het is eerlijker en het levert heel veel geld op – is er een heel groot verschil met dit voorstel.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Zonder terug te keren naar alle verkiezingsprogramma's – die van ons zag er ook wel wat anders uit dan wat er uiteindelijk uit het gedoogakkoord is gekomen – wil ik toch een vraag te stellen aan de heer Koolmees. Die gaat over de beleggingsgraad. Ik hoor hem net zeggen: dan gaan ook de beleggingsgraden vooruit. Het is toch niet zo dat de vermogens ineens toenemen als wij een ander akkoord hebben?

De heer Koolmees (D66):

Dat klopt.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Hoe kunnen de beleggingsgraden dan toenemen?

De heer Koolmees (D66):

Als je de AOW-leeftijd sneller verhoogt, werken mensen langer door en gaan zij dus later met pensioen. Daarmee is de periode waarin het pensioen wordt uitgekeerd, korter. Je kunt daarmee de dekkingsgraad verhogen. We hebben gisteren een debat gevoerd over de tekorten van de pensioenfondsen. We hebben daarbij geconstateerd dat er een tekort is van 200 mld. in de pensioenfondsen en dat dit tekort moet worden ingelopen en opgelost. Dat betekent dat je aan rechten van mensen moet gaan tornen. Het moet linksom of rechtsom; het geld is er niet en moet worden opgebracht. Door langer door te werken en de AOW-leeftijd te verhogen, kun je dat geld opbrengen.

De heer Van den Besselaar (PVV):

De heer Koolmees weet dus nu al wanneer de mensen met pensioen gaan en wanneer zij dat nodig hebben.

De heer Koolmees (D66):

Sorry, ik begrijp de vraag niet.

De heer Van den Besselaar (PVV):

U geeft aan dat bij uitstel de waardering van de verplichtingen zou afnemen, maar als dat niet gebeurt, is er dus geen enkele verandering.

De heer Koolmees (D66):

Nee, dat is niet het punt dat ik maak. We hebben in Nederland pensioenfondsen en daar hebben wij nu grote tekorten in. Een groot deel van die tekorten is veroorzaakt door het langlevenrisico. Mensen leven langer. Dat is positief en heel goed, maar het feit dat wij met z'n allen ouder worden, betekent ook dat de pensioenfondsen zelf onder druk staan. Dat is een van de oorzaken van de huidige tekorten in de pensioenfondsen. Als je sneller begint met het verhogen van de pensioenleeftijd, is dat een oplossing waarmee die tekorten worden ingelopen.

Een snelle verhoging van de pensioenleeftijd levert geld op om de staatsschuld onder controle te houden, is goed voor de economie omdat meer mensen langer doorwerken en is rechtvaardig omdat alle generaties een steentje bijdragen aan de oplossing van de problemen. Niet alleen op de korte termijn is dit een oplossing; ook op de lange termijn is een geleidelijke invoering goed voor de begroting. Het CPB heeft bij de doorrekening van dit wetsvoorstel berekend dat 0,2% bbp-houdbaarheidseffect ofwel 1,2 mld. structureel wordt verloren door de geleidelijke invoering; dat is de 7,7 mld. waarover ik het zojuist tegen de heer Van Hijum had. Het kabinet wil de pensioenleeftijd pas in 2020 verhogen, terwijl die 7,7 mld. zou worden binnengehaald als wij volgend jaar zouden starten. Samen met de fractie van GroenLinks hebben wij daarom een amendement ingediend om de AOW-leeftijd met ingang van 1 januari 2013 met twee maanden per jaar te verhogen.

Daarnaast hebben wij een amendement ingediend om de pensioenleeftijd met drie maanden per jaar te verhogen vanaf 1 januari 2013. Dat is een eigen voorstel van D66, dus niet samen met de heer Klaver van GroenLinks. Ook gelet op de discussie met de fractie van de ChristenUnie, is twee maanden per jaar volgens mij een heel goed voorstel.

De keuze is nu aan de VVD en het CDA: een conservatief akkoord samen met de PvdA of een daadkrachtig hervormingsakkoord met D66, GroenLinks en de ChristenUnie. Gelet op de verkiezingsprogramma's van de VVD en het CDA, is onze variant het meest logisch. De VVD had immers eigenlijk ons voorstel, namelijk twee maanden per jaar. Ook het CDA had in het verkiezingsprogramma staan dat de AOW-leeftijd in 2015 zou worden verhoogd. Graag krijg ik een reactie van de minister op onze amendementen.

Ik ga nu in op de flexibilisering van de AOW-leeftijd. Mensen krijgen zelf de ruimte om te kiezen wanneer de AOW ingaat. Als iemand ervoor kiest om de AOW eerder te laten ingaan, staat daar een lagere uitkering tegenover, maar als iemand ervoor kiest om de AOW juist later te laten ingaan, wordt de uitkering hoger. D66 vindt dit een goede stap, want deze keuzevrijheid past bij een liberaal. Dit biedt ook de mogelijkheid om te anticiperen op een steeds onzekerder wordend aanvullend pensioen.

Door het wetsvoorstel mogen mensen vijf jaar na de officiële pensioenleeftijd de AOW laten ingaan. Concreet betekent dit dat, als de pensioenleeftijd 65 jaar is, iemand ervoor mag kiezen om de AOW op zijn 70ste te laten ingaan. Vreemd genoeg past dit wetsvoorstel het leeftijdsontslag echter niet aan. Een werkgever kan iemand zonder opgaaf van redenen en puur op basis van leeftijd op zijn 65ste blijven ontslaan. Als wij mensen echt de kans willen bieden om vrijwillig langer door te werken, tot hun 70ste, moet het leeftijdsontslag worden aangepast. Ik heb hierover een amendement ingediend waarin juist het leeftijdsontslag mee beweegt met de pensioendatum. Ik krijg graag een reactie van de minister op dit amendement.

Dan het Witteveenkader. Oorspronkelijk werd de fiscale pensioenleeftijd met twee stappen verhoogd: eerst een stap in 2013 en de volgende stap in 2015. Deze twee stappen zouden leiden tot grote administratieve lasten bij de pensioenuitvoerders. D66 vindt het daarom verstandig dat dit plan is aangepast. Nu wordt de fiscale pensioenleeftijd in één keer verhoogd naar 67 jaar in 2014. Dit betekent echter wel dat in 2013 sprake is van een forse tegenvaller op de begroting. Er komt 400 mln. minder binnen dan verwacht. Ik vraag de minister hoe hij deze tegenvaller wil oplossen. We weten immers allemaal dat 2013 budgettair een moeilijk jaar wordt met grote tekorten. In 2013 moeten we ook voldoen aan de eis in het Stabiliteits- en Groeipact van een maximaal tekort van 3%.

Dan kom ik op het vitaliteitspakket. In 2013 wordt er zo'n 2 mld. uitgegeven aan het vitaliteitspakket. In 2015 zullen de kosten zelfs verder stijgen naar 2,4 mld. Dit zijn zeer forse bedragen. Het is daarom extra zorgelijk dat het Centraal Planbureau vrij vernietigend oordeelt over de effecten van het vitaliteitspakket. Volgens het Centraal Planbureau is het werkgelegenheidseffect gering tot nihil. Dat is erg karig voor een miljardenpakket. Het vitaliteitspakket hangt nauw samen met de wet die we vandaag bespreken. Als we vragen aan mensen om langer door te werken, dan moeten we daarvoor inderdaad wel de voorwaarden scheppen. Daarom vraag ik de minister om te reageren op de cijfers van het Centraal Planbureau. Zijn die een aanleiding om het vitaliteitspakket te verbeteren? Welke alternatieve invullingen zijn daarbij overwogen?

Om de Partij van de Arbeid mee te laten stemmen met dit akkoord, heeft de minister 300 mln., waarvan 125 mln. nieuw geld, toegezegd voor mensen die vroeg uittreden. Daar komt het op neer. Dat geld is namelijk uit het vitaliteitspakket gehaald. Is het bedrag dat uit het vitaliteitspakket is genomen ook een reden voor het geringe werkgelegenheidseffect van het vitaliteitspakket? Hoe groot is dat effect – laten we dit het "Partij van de Arbeideffect" noemen – eigenlijk op het wetsvoorstel? Wat waren de werkgelegenheidseffecten geweest zonder de korting?

Dan kom ik op de extra bezuinigingen. De economische groei valt tegen. Extra bezuinigingen zijn daardoor onontkoombaar. Er wordt gesproken over 7 mld. in 2013. D66 wil een deel van die extra bezuinigingen invullen door het pensioenakkoord open te breken. Dit voorjaar diende ik een motie in waarin stond dat het pensioenakkoord geen taboe mag zijn bij de extra bezuinigingen, maar de minister ontraadde die een aantal weken geleden. De volgende dag zat de minister echter bij Pauw & Witteman en sprak daar relativerende woorden. Hij noemde toen een snelle verhoging van de AOW-leeftijd wel degelijk denkbaar. Vandaag lees ik in De Telegraaf een lijstje met bezuinigingsopties voor 2013. Daarin staat wederom het sneller verhogen van de AOW-leeftijd. Sterker nog, daarin staat een verhoging naar 66 jaar in 2015. Dan is er ook nog een Kamermeerderheid om het sneller te doen. Het gaat dus wel de goede kant op. Kan de minister reageren op dit bericht uit De Telegraaf van vanmorgen?

Tot slot, het is goed dat wij dit debat voeren, maar dinsdag stemmen over dit wetsvoorstel vindt D66 prematuur. Er komen immers grote bezuinigingen op ons af. Het Centraal Planbureau komt begin maart met een inschatting van het bezuinigingsbedrag voor 2013. Sneller verhogen van de AOW-leeftijd is wat ons betreft een reële optie om een deel van het bezuinigingspakket in te vullen. Nu D66, de ChristenUnie en GroenLinks zich hiervoor hebben uitgesproken, hebben de VVD en het CDA een nieuwe keuze om deze bezuiniging mee te nemen. Is de minister het daarom met mij eens dat aanstaande dinsdag stemmen prematuur is met het oog op het nieuwe feit en met het oog op de onzekerheid over de omvang van de extra bezuinigingen in 2013 tot 2015?

De heer Dijkgraaf (SGP):

De heer Koolmees had zo'n mooi betoog en nu sluit hij het zo beroerd af!

De heer Koolmees (D66):

Excuus, mijnheer Dijkgraaf!

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ken de heer Koolmees als een vertegenwoordiger van een partij die vindt dat het niet snel genoeg gaat en nu gaat hij aan het einde van zijn betoog op de rem staan. We kunnen wel tot maart wachten tot we iets weten van het Centraal Planbureau. Ik heb wel eens gehoord dat hier dan achter de schermen iedereen met elkaar gaat praten. De heer Koolmees weet daar vast meer van omdat hij wel eens betrokken is geweest bij kabinetsonderhandelingen. Dat gaat maanden duren! Als we geluk hebben, gaan we er dan pas in juni over stemmen. Dan zijn we dus weer een halfjaar verder. Ik zou juist verwachten van de heer Koolmees dat hij ervoor zou pleiten om het amendement een kans te geven. Dan zien we dinsdag of er een meerderheid voor is en wat het CDA en de VVD doen.

De heer Koolmees (D66):

Ik maak een andere inschatting. Ik heb ook de heer Van Hijum gehoord en hem gevraagd of het een optie is om eerder te beginnen met de verhoging van de AOW-leeftijd. Het blijkt ook met het oog op de partners lastig. Ik denk echter dat de situatie daadwerkelijk gaat veranderen als we straks inzien wat de opgave is die we de komende jaren hebben om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Op dit moment schat ik de kans dat het amendement het haalt niet heel groot in. Ik schat echter in dat die kans over twee maanden juist extra groot is. Dat is de achtergrond van mijn verzoek. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister van SZW. Als dat amendement dan is aangenomen, kunnen wij heel snel beginnen. Dan komt die ouderwetse snelheid van ons weer terug in het wetgevingsproces.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan loopt de heer Koolmees wel een risico, want hij weet helemaal niet hoe dat proces gaat lopen. Als het nu een wetsvoorstel zou zijn dat de verkeerde richting inslaat, begreep ik dat. Het gaat echter op zich de goede richting in, maar misschien niet snel genoeg. Dat kunnen wij altijd nog repareren. Dat is op alle mogelijke manieren te doen. Laten wij nu gewoon voor de zekerheid gaan en in elk geval een stap in de goede richting zetten.

De heer Koolmees (D66):

Ik erken – daar ben ik mee begonnen – dat sommige onderdelen van dit wetsvoorstel stappen in de goede richting zijn, zoals de koppeling aan de levensverwachting en het verhogen van de AOW-leeftijd. Dat vind ik positieve elementen. Ik heb echt één groot struikelblok en dat is die late invoering, en met mij anderen als de Raad van State. Wij moeten niet tot 2020 wachten met het invoeren van deze leeftijdsverhoging in de AOW. Dat vindt mijn fractie gewoon te laat. Als dat in het wetsvoorstel blijft zitten, zullen wij ertegen stemmen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Het is vandaag een historische dag. Al in 1919 was de pensioenleeftijd in de Ouderdomswet 65 jaar en in 1957, bij de invoering van de AOW, bleef de pensioenleeftijd voor het basispensioen 65 jaar. Nu in 2012, bijna een eeuw later, is de pensioenleeftijd nog steeds 65 jaar. Het kabinet stelt nu dan toch voor om de pensioenleeftijd in 2020 te verhogen naar 66 jaar en om deze daarna te koppelen aan de levensverwachting. Waarschijnlijk stijgt de pensioenleeftijd in deze eeuw naar 66 jaar in 2020, naar 67 jaar in 2025 en naar 68 jaar in 2040. Dat is niet niets in dit historische heilige huisje. Het is niet niets gezien de onmogelijke spagaat waarin het kabinet zich begeeft met zijn aartsconservatieve gedoogpartner, het is niet niets gezien de enorme spanningen die het pensioenakkoord heeft opgeleverd binnen de vakbonden en het is niet niets nu het kabinet de PvdA heeft moeten overhalen om dit pensioenakkoord te steunen. Dat laatste was volgens mij gelijk de laatste keer, gezien de opmerking van de heer Cohen dat de PvdA dit kabinet nooit meer aan een meerderheid zal helpen.

Maar toch, het is way too little en way too late. Het is way too little, van de VVD die zegt zich sterk te maken voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het is way too late, omdat de babyboomers nu met pensioen gaan. De Raad van State zegt niet voor niets dat het tijdpad van de verhoging van de AOW-leeftijd geen recht doet aan de urgentie van arbeidsmarkt- en houdbaarheidsproblematiek. Ik vind dat er nu een betere oplossing moet komen en dat er een eerlijke verdeling van de lusten en lasten tussen jong en oud en arm en rijk moet zijn.

Gelukkig leven wij steeds langer. In 1957 had iemand van 65 jaar gemiddeld nog 15 jaar te leven. Nu is dit gestegen naar 20 jaar. Dit goede nieuws leidt helaas ook tot een financieel probleem. De AOW wordt immers gefinancierd door de werknemers van nu. Tegenover één AOW-gerechtigde staan nu nog vier mensen die werken en straks nog maar twee. Tussen 2010 en 2040 nemen de kosten van de AOW toe met maar liefst 20 mld. Dit is niet langer houdbaar. Wij kunnen dit gat van 20 mld. niet doorschuiven naar onze kinderen. Wij moeten nu zoeken naar eerlijke oplossingen.

Wij weten ook allemaal dat dit kabinet dit voorjaar hard op zoek moet naar aanvullende bezuinigingen van zo'n 8 tot 10 mld. Het kabinet moet ook nog compenserende maatregelen nemen voor de nieuwe tegenvaller van 400 mln. in 2013 nu de wijziging van de leeftijd voor de aanvullende pensioenen pas per 2014 kan ingaan.

Gelukkig leven wij niet alleen langer, maar blijven wij ook steeds langer gezond, gemiddeld tot ons 76ste levensjaar. Dat betekent dat het voor steeds meer ouderen fysiek mogelijk is om langer door te werken. Tegelijkertijd zijn er grote verschillen tussen lager en hoger opgeleiden. Dit gemiddelde geldt niet voor iedereen. Dat is goed om in ogenschouw te blijven houden.

Wij zijn enthousiast. Wij zijn er enthousiast over dat het kabinet het al per 2013 mogelijk maakt om de AOW vijf jaar later te laten ingaan. Dit is echter niet genoeg. Wij willen dat de norm ook echt verschuift. Daarom hebben wij samen met D66 een amendement ingediend om de AOW-leeftijd vanaf 2013 met twee maanden per jaar te verhogen. Op deze manier gaat de AOW-leeftijd geleidelijk omhoog, maar wordt er nu al een start gemaakt, zodat de rekening niet wordt doorgeschoven naar volgende generaties. Bovendien wordt zo de helft van de nieuwe tegenvaller van 400 mln. ingevuld en besparen wij zelfs 3 mld. in 2024.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik gun iedere partij haar voortschrijdend inzicht, maar de heer Klaver maakt het volgens mij wel erg bont. Mag ik hem eraan herinneren dat het verkiezingsprogramma van GroenLinks ervan uitging dat de AOW afhankelijk zou worden van de arbeidsparticipatie en dat je vanaf de leeftijd van achttien jaar jaren zou kunnen opbouwen? Het systeem zou ingaan voor de cohorten vanaf 1972. Het CPB zegt daarover: per saldo leidt dit, indien rekening wordt gehouden met de weglek, op zeer lange termijn tot een besparing op de AOW-uitgaven. Wat is er, gezien wat de heer Klaver hier vertelt, nu ineens veranderd ten opzichte van het verkiezingsprogramma?

De heer Klaver (GroenLinks):

Bedankt voor deze opfriscursus. Ik heb met veel genoegen geschreven aan dat verkiezingsprogramma, ook aan deze paragraaf. Er is een verschil tussen de partij van de heer Ulenbelt en mijn partij. Wij waren de enigen die zo ver wilden gaan in de hervorming van de AOW. Het plan dat wij in het verkiezingsprogramma hebben voorgesteld, betekent dat het volksverzekeringskarakter van de AOW zou worden veranderd. Daar stonden wij alleen in. Nu kijk ik naar de problematiek waarvoor wij op dit moment staan. Wij hebben te maken met vergrijzing, wij moeten ervoor zorgen dat wij de overheidsfinanciën betaalbaar houden en dat de AOW en de pensioenen eerlijk blijven voor de verschillende generaties. Ik kijk naar wat er dan wel mogelijk is. Dan tel ik mijn zegeningen wanneer ik naar deze oplossing kijk. Ik zit nooit vast aan één oplossing. Ik kijk naar de problemen waarmee wij te maken hebben en de manieren waarop wij coalities kunnen sluiten om die problemen te tackelen.

De heer Van Hijum (CDA):

Op zich kan ik die houding wel waarderen, maar betekent dit nu dat het verkiezingsprogramma van GroenLinks op dit punt geen betekenis meer heeft? Betekent het dat het volksverzekeringskarakter van de AOW voor GroenLinks ineens toch belangrijk is? Ik geloof wel dat de heer Klaver dit allemaal vindt, maar vindt de partij GroenLinks dit alles ook?

De heer Klaver (GroenLinks):

Als wij het erover gaan hebben wat de partij vindt, kan ik nog wel een paar congressen van het CDA in mijn herinnering roepen. Belangrijk is dit: wat in het verkiezingsprogramma staat, dat staat nog steeds. Ik kan kiezen uit twee mogelijkheden. Ofwel ik kan precies staan oplepelen wat wij hebben bedacht. Dan sta ik hier alleen en weet ik niets te bereiken. Ofwel ik kan bekijken welk probleem wij te tackelen hebben, wat wij als partij gezamenlijk als probleem hebben gedefinieerd en op welke manier wij daarbij een passende oplossing kunnen bedenken. Dat is geheel in lijn met waar de partij voor staat.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Ik hoorde de heer Klaver zeggen dat er verschillen zijn in levensverwachting. Hij sprak van een lage en een hoge levensverwachting. Welke conclusie verbindt hij daaraan?

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben erg blij dat het mogelijk is dat er een flexibele AOW-leeftijd is. Daar kan dus verschil in worden gemaakt, en aan de cao-tafels kunnen afspraken worden gemaakt over de wijze waarop mensen kunnen uittreden. Het zou dan trouwens nog altijd mijn voorkeur hebben dat wij niet tegen laagopgeleiden zeggen: ga zo vroeg mogelijk uittreden. Ik vind het deeltijdpensioen daarvoor een heel goede optie, naast alle vormen van scholing. Zo laten wij mensen niet werken tot zij helemaal op zijn, in de bouw of in een zwaar beroep zoals bij de brandweer. In plaats daarvan zeggen wij tegen mensen, op een respectabele leeftijd: probeer je om te scholen en bekijk op welke andere terreinen je je talenten nog kunt benutten. Zo gaan de mensen gewoon langer mee.

De heer Van den Besselaar (PVV):

De heer Klaver weet dat voor de lager opgeleiden de levensverwachting na het 65ste jaar bijna de helft is van die voor de hoger opgeleiden. De lager opgeleiden hebben natuurlijk in belangrijke mate wel bijgedragen aan de AOW-premie die wordt afgedragen. Zo betalen zij in feite de ouderen die langer leven. Daar zou je toch wat mee moeten?

De heer Klaver (GroenLinks):

Daarom hadden wij in ons verkiezingsprogramma staan dat wij het volksverzekeringskarakter zouden willen veranderen, juist vanwege deze perverse vorm van solidariteit. Dit kon niet helemaal op de steun van de PVV rekenen, geloof ik. De heer Van den Besselaar heeft gelijk dat de mensen ongeveer de helft minder lang in goede gezondheid leven. Dat is het geval. Er moet dan ook de mogelijkheid zijn om eerder uit te treden, maar vooral zou ik zeggen: zorg ervoor dat deze mensen gezonder gaan leven. Dat kan volgens mij doordat zij zich verder gaan scholen en in andere beroepen terechtkomen.

Voorzitter. Als die leeftijd eerder omhoog gaat, wat wij graag zouden willen, willen wij ook dat mensen daarnaast echt langer kunnen doorwerken. Helaas gaat dat met de huidige plannen niet lukken. Het CPB maakt gehakt van het vitaliteitspakket van dit kabinet. Het leidt niet tot hogere arbeidsparticipatie. Het CPB heeft uiteengezet dat financiële prikkels effectiever zijn bij mensen met lage inkomens, en toch kiest het kabinet daar bewust niet voor. Waarom niet? Het kabinet voert de werkbonus in voor iedereen per 2013, maar wacht met de aanvullende werkbonus voor mensen met lage inkomens tot 2017. De regeling voor het vitaliteitssparen is volgens het CPB geheel niet aantrekkelijk voor mensen met lage inkomens. Waarom maakt het kabinet deze keuze? Dit gaat er bij ons niet in. Daarom hebben wij verschillende amendementen ingediend die de vitaliteitsregeling socialer moeten maken. Op deze manier wordt het ook voor mensen met lagere inkomens aantrekkelijker om langer door te kunnen werken.

Per amendement regelen wij dat ook de aanvullende werkbonus, voor mensen met lage inkomens, in 2013 al ingaat, zodat mensen nu meteen de prikkels hebben om op de juiste plek te komen en langer door te werken. Verder zorgen we ervoor dat het vitaliteitssparen voor scholing ook voor mensen met lage inkomens aantrekkelijk wordt. Dit doen wij door een extra vitaliteitsheffingskorting in te voeren voor mensen die scholing ontvangen. Ook zorgen we ervoor dat het niet langer fiscaal aantrekkelijk is om het vitaliteitssparen te gebruiken om belastingvrij te sparen, tenzij de regeling wordt gebruikt voor scholing, het opzetten van een eigen bedrijf, de aankoop van een huis of voor zorgtaken. De huidige vitaliteitsregeling is vooral voordelig voor mensen met een spaartegoed of beleggingen. Zij kunnen straks € 20.000 extra sparen zonder dat zij hierover belasting hoeven te betalen in box 3.

Er zijn bestedingsdoelen gekoppeld aan de huidige vitaliteitsregeling. Hierdoor wordt belastinggeld aangewend om mensen met spaargeld en beleggingen extra fiscale vrijstelling te verschaffen, in plaats van te investeren in de vitaliteit van mensen. Zo zijn ze in staat om langer te blijven werken. Als gevolg van dit amendement wordt de vitaliteitsregeling beter gericht op het beoogde doel, namelijk het bevorderen van de vitaliteit van werknemers, zodat mensen echt langer kunnen doorwerken nu de pensioenleeftijd omhooggaat. Tegen mijn collega's van de PvdA zeg ik dat de bestaande uitzondering voor het deeltijdpensioen en voor het VUT-pensioen, niet mijn favoriet, ondanks dit amendement gewoon blijft bestaan.

Ik kom tot een afronding. Ik vind dat we een solidariteitsbijdrage van de huidige generatie …

De voorzitter:

Maak uw zin maar even af. Daarna krijgt de heer Dijkgraaf het woord.

De heer Klaver (GroenLinks):

We zouden de huidige generatie ouderen moeten vragen om bij te dragen aan de AOW.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Excuus dat ik de laatste zin van de heer Klaver zo verrinneweerd heb. Dat was niet mijn bedoeling. Ik heb een serieuze vraag over het amendement dat de heer Klaver heeft ingediend. Daarmee regelt hij een heffingskorting voor mensen met een laag inkomen. Nu hebben we bij dit soort heffingskortingen al vaak een verzilveringsprobleem gezien, juist omdat dit soort mensen weinig belasting betaalt. Is de heer Klaver niet met mij bang dat er een grote groep is die er gewoon geen aanspraak op kan maken, waardoor de heffingskorting geen effect heeft voor die groep?

De heer Klaver (GroenLinks):

Verzilvering is bij dit soort heffingskortingen altijd een probleem. We hebben deze heffingskorting zo ingezet dat deze ook voor mensen met lagere inkomens zou moeten werken. Stel dat er toch onoverkomelijke problemen in zitten en er toch een verzilveringsprobleem zou zijn. Dan moeten we bekijken hoe je dit zou kunnen aanpakken. Ik heb echter nog niet gezien dat dit een groot probleem zou zijn.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De heer Klaver leunt tegen het knopje en daardoor gaat zijn katheder omlaag.

De heer Klaver (GroenLinks):

Er zit hier geen knopje.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Jawel. Ik heb er ook wel eens tegenaan geleund en toen was ik ook verbaasd.

De heer Klaver is nog geen verzilveringsprobleem tegengekomen. Hij zal het zelf ook van belang vinden dat dit er niet in zit. Is hij het mij eens dat het goed zou zijn als de minister reageert vanuit dat perspectief, zodat duidelijk wordt of de heffingskorting voor de hele groep effectief is? Misschien is zij voor een deel van de groep niet effectief, vanwege de verzilveringsproblemen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Jazeker, ik ben heel erg benieuwd naar de reactie van de minister op dit punt. Als hij een verzilveringsprobleem ziet, dan moeten we met voorschrijdend inzicht bekijken op welke wijze we dit kunnen aanpakken. Het principe is voor mij belangrijk. De vitaliteitsregeling is nu veel te ongericht. Je kunt haar nu overal voor gebruiken. Volgens mij is het belangrijk dat je het hiermee zeker ook voor de mensen met lage inkomens mogelijk en veel aantrekkelijker maakt om te investeren in vitaliteit. Ik denk dat scholing daarbij essentieel is.

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan verder met de bijdrage van de PvdA-fractie.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben pas begonnen aan het slot van mijn betoog.

De voorzitter:

Dan gaan we dat nog even meemaken.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik bedank de heer Dijkgraaf nog voor alle inzichten die hij mij heeft gegeven over de desk hier.

Ik heb al gezegd dat we een solidariteitsbijdrage aan de oplopende kosten voor de AOW vragen van de huidige generatie ouderen. Steeds meer rijke en vermogende ouderen zouden deze bijdrage prima kunnen betalen, maar tegelijkertijd zijn er nog veel ouderen met geen of een klein pensioen die van dit pensioen niet kunnen rondkomen. Voor ouderen met zo'n klein pensioen zou een premievrijstelling moeten gelden. Daartoe hebben we een amendement opgesteld dat regelt dat ouderen gelijkelijk AOW-premie gaan betalen, waarbij ouderen met een klein pensioen worden ontzien. Dit amendement is helaas nog niet ingediend; ik hoop dat dit zo snel mogelijk gebeurt.

Voorzitter. Vandaag heb ik met concrete voorstellen laten zien dat het echt mogelijk is om te kiezen voor een eerlijke verdeling van de lusten en lasten tussen jong en oud, en arm en rijk. Hopelijk laten het kabinet en mijn collega's van de PvdA zich hierdoor overtuigen en kiezen zij ook voor een generatieneutrale en toekomstgerichte oplossing.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Dit is een historische avond, zowel voor de Kamer als voor de Partij van de Arbeid. Sinds 2009 heb ik in het kader van de AOW-discussie mogen samenwerken met mijn collega's Mariëtte Hamer en Hans Spekman, die inmiddels voorzitter is geworden, en met mijn collega uit de vorige coalitie, de heer Van Hijum. Mevrouw Schouten kwamen we destijds in een andere hoedanigheid tegen. Het laatste jaar heb ik op dit onderwerp mogen samenwerken met alle Kamerleden hier aanwezig. We zijn onderling kritisch geweest en hebben geen enkel debat geschuwd, noch in mijn partij noch daarbuiten. Dat was soms best heftig. Deze debatten hebben ons overigens veel geleerd over de werking van de arbeidsmarkt en de kwaliteit van arbeid.

Belangrijker nog is het een historische avond omdat ik hoop over 30 jaar aan mijn kinderen en kleinkinderen te kunnen uitleggen dat ik lid ben van een partij die door de eeuwen heen aan de wieg stond van goed onderwijs, goede zorg en voorzieningen voor mensen die door het ijs zakken of het moeilijk hebben. Ik wil kunnen uitleggen dat we in 2012 echt iets hebben gedaan om dat overeind te houden, door een oude wet van PvdA'er Ko Suurhoff uit 1956 te herzien, door van iedereen een bijdrage te vragen in de vorm van langer doorwerken en door te zorgen voor hen voor wie dat moeilijker is. Dan zal ik trots zijn om lid te zijn van die partij. Vandaag ben ik dat trouwens ook.

Er zijn mensen die roepen: begin nu dan. Dat hoor ik uit het alternatieve vak-K: de heren Klaver en Koolmees. Anderen, in het "vak-njet", vinden dat er helemaal niets moet gebeuren. Wij proberen het rechtvaardig te doen – dwars door het midden – en niet uit de bocht te vliegen, noch de ene noch de andere kant op. Daarbij kan Suurhoff overigens ook helpen: als minister van Verkeer en Waterstaat introduceerde hij later de vangrail langs de snelwegen. Waar je die sociaaldemocraten al niet voor kunt gebruiken, voorzitter …

Op 2 januari 1957 kreeg de heer Bakker uit de Boterdiepstraat in Amsterdam het eerste AOW-pensioen uit handen van Suurhoff. De AOW-uitkering voor een alleenstaande bedroeg toen € 32,45 en die voor een echtpaar € 54 per maand. Gelukkig is de uitkering in de loop der jaren flink gestegen en ontvangen alleenstaande gepensioneerden inmiddels een basisinkomen van € 1080 en een echtpaar een basisinkomen van ruim € 1500.

Dat is niet het enige wat in de loop der jaren flink is gestegen; hetzelfde geldt voor de welvaart en de levensverwachting. Mensen worden gemiddeld ouder en blijven tot hogere leeftijd gezond. Dat is prachtig nieuws maar heeft wel een schaduwzijde. Demografische ontwikkelingen spelen een belangrijke rol bij de oplopende kosten. Minister Suurhoff was zich hiervan in de jaren vijftig al bewust. We hebben er al eerder een discussie over gehad, dus wellicht is het aardig om het bewuste citaat maar eens voor te lezen. "De voortgaande vergrijzing van ons volk is een niet te ontkennen feit. Zij maakt het treffen van voorzieningen voor de oude dag urgenter, maar ook moeilijker, want kostbaarder. Zou de last te zwaar worden in de toekomst, dan is verlichting mogelijk door de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen; een mogelijkheid, welke goed aansluit aan een toeneming van de gemiddelde leeftijd en een verbeterende lichamelijke conditie der bejaarden". Aldus Suurhoff. Ruim 50 jaar later zijn er onder de druk van de economische crisis in 2008 stappen gezet om de AOW-leeftijd te verhogen. Het kan niemand ontgaan zijn dat het voor de PvdA een intensief traject is geweest om met name ook de eigen achterban te overtuigen van de noodzaak van deze verhoging. Om ook in de toekomst goed onderwijs, zorg voor iedereen en robuuste sociale voorzieningen te kunnen betalen, is het noodzakelijk dat we langer doorwerken. Langer doorwerken kán ook, want – zoals zojuist gezegd – we worden gemiddeld steeds ouder, blijven steeds langer gezond en beginnen steeds later met werken. Ik houd altijd maar mijn moeder van nog geen 70 jaar in herinnering, die op haar veertiende van de mulo afkwam. Ze was net iets te slim voor alleen de mulo, maar doordat ze uit een groot arm gezin kwam, mocht ze niet doorleren en moest ze meteen aan de bak. We vragen mensen om langer door te werken, maar natuurlijk alleen als zij dat kunnen. Zij die dat echt niet kunnen, moeten de mogelijkheid hebben om eerder met pensioen te gaan. Dat is solidariteit.

Ook in de ons omringende landen wordt de pensioenleeftijd verhoogd. In Duitsland is al in 2007 besloten om de pensioenleeftijd te verhogen. Ook in Frankrijk, Denemarken, Zweden en Engeland is de afgelopen tijd besloten om langer door te werken. Onze zuiderburen – het zij maar gezegd – zijn inmiddels een uitzondering in West-Europa. Daar is slechts een akkoord gesloten om de prepensioenleeftijd te verhogen. In België werkt nog slechts 37% van de 55-plussers en ligt de pensioenleeftijd in werkelijkheid op 58 jaar. "De Belgen doen het beter" gaat hier niet op.

Uit cijfers van het CBS blijkt dat we het in Nederland een stuk beter doen. We werken inmiddels door tot gemiddeld 63 jaar. Dat is een stijging met twee jaar sinds 2006. Dat is goed nieuws, want we hebben iedereen op de arbeidsmarkt nodig. De arbeidsmarkt voor ouderen moet wel worden verbeterd. Mijn collega Hamer zal daar straks verder op ingaan.

Voor ons ligt een wetsvoorstel dat niet zonder slag of stoot tot stand is gekomen. We hopen overigens op meer rust aan het polderfront. We hopen ook een bijdrage te leveren door vanavond stappen te zetten. We spreken vandaag allereerst over de wetgeving rondom de AOW en het vitaliteitspakket. Gezien alle commotie over de pensioenen is het van groot belang dat wij als Kamer snel over het aanvullend pensioen kunnen spreken, zoals gisteravond ook al is gezegd. Daarbij hebben we als Kamer belangrijke voorwaarden gesteld, en ook als PvdA-fractie doen we dat. De voorwaarden zullen generatieproof moeten zijn en er mag niet gerekend worden met te verwachten rendementen. We verwachten ook van werkgevers inzet en een bijdrage, geen achteroverleungedrag.

De PvdA-fractie is tevreden over een aantal onderdelen uit het voorliggende wetsvoorstel. De AOW-uitkering wordt vanaf volgend jaar tot en met 2028 ieder jaar met 0,6% verhoogd, en dat komt bovenop de inflatie. Dit betekent een verhoging van de AOW-uitkering met in totaal ruim € 850. Dat is een nog stevigere basis voor ouderen die van alleen een AOW-pensioen afhankelijk zijn. Voor mensen die het niet breed hebben, is dit een welvaartsvaste AOW. Daarnaast wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Dit maakt de regeling toekomstbestendig en betaalbaar voor alle generaties. Gelukkig blijft de AOW een volksverzekering voor alle inwoners. Iedereen bouwt in 50 jaar tijd een volledige AOW op.

Nieuw in dit wetsvoorstel is het verhogen of verlagen van het AOW-pensioen als mensen langer doorwerken of juist eerder stoppen. Dat vinden wij niet onredelijk. Wij hebben ons echter wel druk gemaakt, en met succes, om de inkomenseffecten van deze kortingen op de AOW-uitkering voor mensen die lang hebben gewerkt. Mijn collega Hamer zal daar straks iets over zeggen.

Ik heb nog een paar vragen voor de minister. De PvdA-fractie maakt zich zorgen over de inkomenspositie van mensen met een onvolledige AOW aangevuld met een AIO. Dat is de enige groep mensen die maar ten dele profiteert van de extra verhoging van 0,6%. Die verhoging heeft namelijk wel betrekking op hun onvolledige AOW-deel, maar niet op hun AIO-deel. Kan de minister een overzicht geven van de inkomenspositie van mensen met een volledige AOW en mensen met een onvolledige AOW aangevuld met AIO, ook rekening houdend met de afbouw van de dubbele heffingskorting op de AIO? Hoe zou deze groep toch kunnen profiteren van de extra verhoging?

Er is onduidelijkheid ontstaan over langer doorwerken, kortingen en geboortejaren. Neem het geboortejaar 1959. Mensen die toen geboren zijn, worden in 2024 65 jaar. Op dat moment is de pensioenleeftijd 66 jaar. Zij stoppen dus één jaar eerder en zouden dus 6,5% minder AOW-uitkering moeten ontvangen. Ik heb die werkbonus er dan nog niet van afgetrokken. Uit het antwoord van de minister op onze vraag maak ik op dat deze groep echter voor twee jaar wordt gekort. Wij kunnen de redenering van de minister hierin niet volgen. Deze groep mensen wordt in 2025 immers 66 jaar en de dan geldende pensioenleeftijd is 67. Als zij dus met 65 jaar willen stoppen, is dat twee jaar eerder. Op het moment van het stoppen met 65 jaar is de pensioenleeftijd echter nog 66 jaar. Graag krijg ik hierover opheldering van de minister.

Via een nota van wijziging heeft de minister aangegeven, aan het verzoek van het Verbond van Verzekeraars te willen voldoen en de pensioenrichtleeftijd dus in 2014 één stap te verhogen naar 67 jaar. Het ministerie van Financiën loopt hierdoor in 2013 zo'n 400 mln. aan ingeboekte inkomsten mis, zo hebben wij begrepen. Wat betekent dit voor de plannen van het kabinet? Dit heeft overigens ook gevolgen voor de fondsen. Klopt het dat zij aan alle deelnemers moeten vragen of zij de regeling mogen aanpassen? Is dat niet eenvoudiger op te lossen?

Tot slot vraag ik wat wij aan moeten met de uitgelekte lijstjes waarin de verhoging van de AOW-leeftijd naar 68 in 2025 wordt genoemd. Nu draag ik graag het stokje over aan mijn collega Hamer.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben heel erg benieuwd naar dat lijstje. Ik hoop dat het kabinet dit alsnog zal sturen. Is het eerder omhooggaan van de leeftijd, dus het verhogen van de AOW-leeftijd in 2025 naar 68 jaar, bespreekbaar voor de PvdA?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik heb vrij lang stilgestaan bij de discussie die wij in de Partij van de Arbeid hebben gevoerd, niet alleen in dit huis en met onze leden, maar ook daarbuiten. Wij hebben vrij intensieve discussies gevoerd over de arbeidsmarkt. Zijn mensen in staat om de sprong morgen, overmorgen of dan te maken? Onze ervaring is dat de arbeidsmarkt nog verandering behoeft om mensen op een duurzame manier die leeftijd te laten bereiken. In de pauze hebben wij nog met een aantal mensen daarover gesproken. Als je kijkt naar de mensen die het het moeilijkst hebben op de arbeidsmarkt, de mensen met de lage lonen, heeft die leeftijdssprong echt nog wat tijd nodig. Daar wil de Partij van de Arbeid zich hard voor maken.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat begrijp ik. Volgens mij zijn er ontzettend grote hervormingen op de arbeidsmarkt mogelijk. Wat mij betreft hadden wij die nog liever gisteren doorgevoerd dan vandaag, want daardoor wordt de mobiliteit van ouderen echt vergroot en nemen hun arbeidsmarktkansen toe. Daarom is het misschien veel verstandiger om de leeftijd met twee maanden per jaar te verhogen in plaats van de leeftijd in 2025 meteen naar 68 jaar te verhogen. Als je dit geleidelijk, stapje voor stapje, doet, komt er voor mensen ieder jaar iets bij. Dan kunnen mensen dit heel makkelijk opnemen in hun arbeidsproces en kunnen zij makkelijk daaraan wennen.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Wij hebben gezien dat het halen van de leeftijd van 66 jaar op een duurzame manier in de bouw, in de productie en ook in het onderwijs en de zorg echt nog een tijd kost. Wij willen de tijd daarvoor nemen. Daar zijn ook goede afspraken over gemaakt in het pensioenakkoord en het vitaliteitspakket. Die tijd hebben wij nodig. Ik hecht dus echt waarde aan 2020.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik neem graag het stokje over van mevrouw Vermeij. Ik zal nog een aantal onderwerpen toelichten en uiteraard enkele vragen stellen aan de minister. Het pensioenakkoord gaat over de verhoging en de flexibilisering van de AOW-leeftijd en de AOW-uitkering, over het aanvullend pensioen en over de arbeidsmarkt voor oudere werknemers. De Partij van de Arbeid is er de afgelopen jaren van overtuigd geraakt dat wij met z'n allen langer zullen moeten doorwerken en dat wij ervoor moeten zorgen dat mensen daartoe in staat worden gesteld. Daarom gaat de Partij van de Arbeid ook niet over één nacht ijs. Dat doen wij uiteindelijk ook niet bij de Elfstedentocht; wij wachten tot het ijs dik genoeg is.

De Partij van de Arbeid heeft zich altijd sterk gemaakt voor de voorbereiding van mensen en werkgevers op langer doorwerken. Daarom is het goed dat de sociale partners hun verantwoordelijkheid hebben genomen om een extra inspanning te leveren om oudere werknemers aan het werk te houden of te krijgen. Vanavond praten hier steeds Kamerleden en daardoor zouden wij bijna vergeten dat de basis voor dit pensioenakkoord gelegd is door de sociale partners. Het heeft er lange tijd niet naar uitgezien dat zij overeenstemming zouden bereiken. Wij hebben in de Kamer ook debatten gehad toen het helemaal was misgelopen tussen de sociale partners, ten tijde van het kabinet-Balkenende IV. Juist de FNV en VNO-NCW hebben het initiatief genomen om tot dit akkoord te komen. Ik denk dat het netjes is dat de Kamer en het kabinet dat stokje weer hebben overgenomen.

Het is dus ook goed dat wij werken aan maatregelen om mensen aan het werk te houden. Wij kunnen wel naar 67 willen, maar dat kan alleen als die mensen daadwerkelijk aan het werk kunnen blijven. Daarom ben ik heel blij dat de mobiliteitsbonus er op verzoek van de PvdA is gekomen, waardoor het overstappen naar een andere baan makkelijker wordt, en dat werkgevers en werknemers afspraken hebben gemaakt over de arbeidsomstandigheden, zodat werknemers daadwerkelijk fit naar de finish kunnen komen. Op 27 oktober 2011 heb ik een motie ingediend om de inspanningen op het terrein van duurzame inzetbaarheid te monitoren en ik heb de minister gevraagd om de Kamer vooraf te informeren over de opzet en het tijdpad van die monitor.

Ik zou vandaag graag van de minister horen hoe het met die monitor staat. Ook wil ik graag weten wat de minister heeft gedaan om werknemers meer invloed te geven bij de inzet van de mobiliteitsbonus. Onderdeel van de aanvullende maatregelen op het terrein van de inzetbaarheid is een budget van 425 mln. voor "van werk naar werk"-trajecten. In de begroting staat dat dit budget werknemers bij ontslag de mogelijkheid moet bieden om dit onder andere om te zetten in scholing. Een belangrijke voorwaarde is dan wel dat de werknemers daadwerkelijk in staat zijn om langer door te werken, zowel qua gezondheid als qua mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Wij weten dat de Stichting van de Arbeid inmiddels bezig is met de uitwerking van de planning voor de inzet van deze budgetten. Is de minister bereid om ons te laten weten hoe dit nu vordert? Komt men eruit? Zo niet, wat zijn dan de hobbels? Zo ja, wat kunnen wij op korte termijn verwachten? Als er hobbels zijn, kan de minister dan aangeven hoe wij die met elkaar kunnen nemen?

De PvdA heeft zich van meet af aan hardgemaakt voor sociale randvoorwaarden wanneer de AOW-leeftijd zou worden verhoogd. Wie niet meer kan werken, gaat er niet op achteruit. Alle sociale voorzieningen lopen door tot de nieuwe pensioenleeftijd. Ik ben heel blij met de toezegging van de minister dat dit ook geldt voor mensen in de bijstand. Zij worden niet gedwongen om de AOW twee jaar vroeger op te nemen en een korting te accepteren. Dat is een belangrijke toezegging en daar ben ik de minister dankbaar voor. Mensen die privaat verzekerd zijn tegen arbeidsongeschiktheid en nog geen gebruik kunnen maken van een uitkering, kunnen hun contract aanpassen aan de nieuwe pensioenleeftijd. Dat geldt echter niet voor private verzekeringen die reeds zijn ingegaan, bijvoorbeeld de IOAZ. Ik zou graag een reactie van de minister krijgen op deze situatie.

In 2020 gaat de AOW-leeftijd naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Het blijft echter mogelijk om op je 65ste te stoppen met werken. Als je langer door wilt werken, kan dat ook. In de praktijk is dit "flexen" gaan heten. De PvdA heeft indertijd het initiatief genomen voor dit flexen tijdens een Kamerdebat, samen met GroenLinks. Misschien is het goed om dat te memoreren. Dit was nog onder minister Donner. Wij zijn blij dat het flexen zo'n goede plek heeft gekregen in de nieuwe wetgeving, maar realiseren ons ook dat juist dit flexen geld kost. Het maakt de wetgeving echter rechtvaardig en solidair. De PvdA heeft zich er vanaf dat moment voor hard gemaakt dat mensen die lang en hard gewerkt hebben tegen een laag loon, ook de mogelijkheid hebben om de keuze te maken voor die flexarbeid en dus ook te kunnen stoppen op 65-jarige leeftijd.

Een algemene regel is dat je, als de AOW-leeftijd 66 jaar is en je stopt op je 65ste, uiteraard een korting krijgt omdat je een jaarlang AOW krijgt. Die korting bedraagt ongeveer 6,5%. Bij 67 jaar loopt dit op tot een korting van ongeveer 13%. Dit loopt gelijk op met de langere periode waarin men AOW krijgt. Wij realiseren ons als geen ander dat dit enorme kortingen zijn voor mensen die naast hun AOW maar een klein aanvullend pensioen hebben opgebouwd, te hoge kortingen. Daarom hebben wij zo lang met het kabinet gesproken, om juist voor deze mensen te zorgen dat zij een veel lagere korting krijgen. Inmiddels komt die korting gemiddeld neer op 1,5% bij één jaar en ongeveer 3% bij twee jaar of bij de 67. Dat scheelt dus 10% voor deze mensen, wat ongelooflijk veel is als je hun inkomen in ogenschouw neemt.

Wij denken dat het heel belangrijk is dat die maatregelen zijn genomen. Ter compensatie van de lage inkomens is er ook nog een extra ouderenkorting van € 300 in het leven geroepen. Dankzij de langdurige onderhandelingen krijgen mensen die na hun 65ste geen recht meer hebben op een WW-uitkering of een loongerelateerde WGA-uitkering, tussen hun 65ste en hun 67ste toch een uitkering op AOW-niveau. Het is een lang en moeilijk verhaal en wij hebben het er veel over gehad; het heet de overbruggingsuitkering. Dat zegt de mensen misschien niet zoveel. Het gaat er echter om dat je als je werkloos wordt voordat je de AOW-leeftijd bereikt, niet je huis hoeft op te eten en niet hoeft rond te komen van bijstandsniveau maar dat je naar de AOW kunt. Gelukkig is die overbruggingsuitkering nu opgenomen in de plannen. Wij bedanken de minister voor de toezegging. De Partij van de Arbeid vindt deze sociale randvoorwaarden ontzettend belangrijk. Wij willen dan ook graag van de minister weten wanneer hij ook deze zaken in het wetsvoorstel gaat opnemen en naar de Kamer gaat sturen.

Werkgevers waren blij met dit pensioenakkoord. Zij zijn meer dan wie dan ook medeverantwoordelijk voor het pensioenstelsel. Wij willen de werkgevers geen vrijkaart geven. Zij mogen niet achterover gaan leunen, juist nu in moeilijke tijden zo veel van werknemers wordt gevraagd. Als de werkgevers dit akkoord zo graag willen, moeten ze dat tonen door mensen langer te laten werken en hen te helpen op de arbeidsmarkt.

De heer Klaver (GroenLinks):

Mevrouw Hamer somde een rijtje op met een aantal zaken waarvan zij zegt dat de PvdA die heeft bereikt met het pensioenakkoord in de onderhandelingen met het kabinet. Volgens mij sprak zij ook over de werkbonus, die er vanaf 2013 voor iedereen komt. Vanaf 2017 komt er ook nog een extra werkbonus voor specifieke groepen. Ik heb daarop een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat die werkbonus al vanaf 2013 ingaat voor die specifieke groepen. Dit, omdat er, precies zoals mevrouw Vermeij zei, nog zo veel moet gebeuren op de arbeidsmarkt voordat mensen ook echt langer gaan doorwerken. Hoe kijkt de PvdA tegen dat amendement aan?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb u dat net horen vertellen. Wij zullen, zoals wij dat altijd doen, serieus naar alle amendementen kijken. Zo zijn wij destijds ook op dat flexen gekomen. Op dit moment kan ik u daar echter nog geen antwoord op geven. Ik ben ook erg nieuwsgierig hoe de minister daarop reageert.

Voorzitter. Sociale partners hebben met elkaar afgesproken dat de risicodeling tussen werkgevers en werknemers teruggaat naar de Stichting van de Arbeid voor verdere concretisering. Het zijn hun afspraken over arbeidsvoorwaarden. Uiteindelijk worden aan de cao-tafel afspraken gemaakt over de inhoud van de pensioenregeling, de hoogte van de premie en de verdeling van de premielasten tussen werkgevers en werknemers. Wij willen dat zeker niet centraal voor alle sectoren tegelijk regelen.

Ik sluit af met twee punten. Een. Kan de minister aangeven wanneer er wetgeving rondom de verlenging van de IOW komt? Twee. Vlak voor de wetgevingsbehandeling hebben wij een petitie aangeboden gekregen van ABVAKABO. Het lijkt mij goed dat de minister die ook krijgt, zodat hij de kans heeft om daar een reactie op te geven. Ik zou dat in ieder geval zeer op prijs stellen.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Nederland kent een goed pensioenstelsel. Het wordt vaak aangeduid als het beste ter wereld. Dat is een groot goed. Het gaat om een basisoudedagsvoorziening, de AOW, een aanvullend pensioen tussen werkgever en werknemer en de mogelijkheid tot individueel sparen. Het is een groot goed dat wij naar de toekomst toe willen bewaren. Het is belangrijk voor de volgende generaties.

Om de houdbaarheid van ons pensioenstelsel naar de toekomst veilig te stellen, is op de korte termijn een aantal maatregelen noodzakelijk. Maatregelen, die zijn opgenomen in het vorig jaar gesloten pensioenakkoord. Een pensioenakkoord, dat door de sociale partners gedragen wordt en op steun van een meerderheid in deze Kamer kan rekenen. We hebben er vandaag al veel over gesproken.

Vandaag spreken wij over de eerste maatregel uit het pensioenakkoord, de verhoging van de AOW-leeftijd en een flexibele AOW. Gisteravond is al aan de orde geweest hoe belangrijk de uitwerking van het pensioenakkoord is. De economische crisis, de lage rentestanden, de steeds sneller stijgende levensverwachting en de vergrijzing maken de uitwerking van het pensioenakkoord urgent. De VVD – de heer Ulenbelt is op dit moment niet aanwezig – loopt niet weg voor haar verantwoordelijkheid, maar heeft in het verkiezingsprogramma van 2010 juist gekozen voor deze maatregel.

Voor de VVD is de verhoging van de AOW-leeftijd een belangrijk punt. Nog belangrijker is de koppeling aan de levensverwachting. De levensverwachting is in de afgelopen jaren fors en steeds sneller gestegen. Leefden wij bij de invoering van de AOW gemiddeld nog 15 jaar na het bereiken van de 65-jarige leeftijd, inmiddels is de levensverwachting van een 65-jarige opgelopen naar 19 jaar. De verwachting is dat deze trend zich in de komende jaren zal voortzetten.

Daarnaast hebben wij te maken met de vergrijzing. De cijfers werden genoemd, ik meen door mevrouw Vermeij: een gepensioneerde, nog vier werkenden. Dat zullen er straks nog maar twee zijn. De verhouding tussen 65-plussers en potentiële beroepsbevolking zal oplopen tot bijna 50%. Dat is drie keer zo hoog als bij de invoering van de AOW in 1957. Als wij geen maatregelen nemen, zal de AOW onbetaalbaar worden.

Sinds de invoering van de AOW ruim 50 jaar geleden is de pensioenleeftijd niet gewijzigd. Wij staan nu dus voor een belangrijk moment; een moment dat wij, gezien de eerder geschetste problematiek, niet voor ons uit mogen en kunnen schuiven. Het voorliggende wetsvoorstel kan op steun van de VVD rekenen. Zoals aangegeven is de VVD blij met de koppeling aan de levensverwachting. Dat geldt ook voor de flexibele AOW. Het feit dat mensen zelf kunnen kiezen wanneer zij met pensioen gaan, is een groot goed. Het geeft keuzevrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor de invulling van zijn of haar pensioen. De VVD vindt het van groot belang dat langer doorwerken in tijden van vergrijzing en steeds sneller stijgende levensverwachting wordt gestimuleerd.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Het doet mij deugd om te horen dat mevrouw Lodders namens de VVD nu zo positief is over de verhoging van de AOW-leeftijd. Toen het vorige kabinet, van CDA, PvdA en ChristenUnie, dit voorstel deed, weet zij nog wat toen de reactie was van de toenmalige fractievoorzitter, de heer Rutte?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik kan hem zo niet citeren. Aangezien mevrouw Schouten het vraagt, zal zij het ongetwijfeld paraat hebben. Zoals ik in het eerste deel van mijn inbreng heb aangegeven, staan wij voor grote problemen. Die wil de VVD nu oplossen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik kan die vraag inderdaad beantwoorden. Ik heb het nog even nagezocht. Hij gebruikte toen vrij grote woorden: het is te weinig en het is te laat. De heer Blok, de huidige fractievoorzitter van de VVD, heeft dat in oktober 2009 uitgebreid herhaald: het is te weinig omdat de verhoging pas in 2020 ingaat en het is te laat omdat de groep van 55-plus geen bijdrage levert. Wij hebben vandaag in de krant gelezen dat er mogelijk alternatieven op tafel komen te liggen. Sluit de VVD niet uit dat de verhoging dan eventueel sneller ingaat, mogelijk ook richting 68?

Mevrouw Lodders (VVD):

Vorige sprekers zijn hier niet op ingegaan en mevrouw Schouten zal er van mij ook geen antwoord op krijgen. Ik heb geen kennis van de lijstjes in de krant. Die zijn er in mijn optiek ook niet. Dat ambtenaren aan het werk zijn, is een groot goed. Wij zouden ook niet anders van hen mogen verwachten. Ik zal niet vooruitlopen op mogelijke bezuinigingen. Voor de VVD is op dit moment het allerbelangrijkste dat er een pensioenakkoord ligt, breed gedragen door sociale partners en door een meerderheid in de Kamer. Die stap willen wij nu zetten met de grootst mogelijke spoed.

Het langer doorwerken wordt beloond met een bonus van 6,5% AOW-verhoging per uitgesteld jaar. Dat gaat nog over de flexibele AOW.

Ook wordt in het wetsvoorstel de mogelijkheid geboden om de AOW in deeltijd op te nemen. Iemand die kiest voor een deeltijd-AOW kan deze in maximaal tien stappen ophogen tot 100%. De deeltijd-AOW sluit ook goed aan bij de keuzevrijheid en de eigen verantwoordelijkheid. De VVD mist echter de mogelijkheid om de AOW naar beneden bij te stellen. Een gepensioneerde die besluit om weer of meer te gaan werken, moet de mogelijkheid hebben om de AOW-uitkering naar beneden bij te stellen. Meer werk betekent in de regel meer inkomsten en dan is een AOW-uitkering niet altijd nodig. Daarom heeft de VVD een amendement ingediend om het deeltijdpercentage ook te kunnen verlagen. Op die manier bestaat de mogelijkheid om de AOW in twee richtingen te laten bewegen. Aldus voorkomen wij dat mensen die na pensionering besluiten om toch weer aan het werk te gaan of die naast deeltijd-AOW weer meer gaan werken, onnodig meer belasting betalen. Daarnaast is het een eerlijke maatregel: niet alleen ophogen, maar ook verlagen als iemand hiervoor kiest.

Het aantal stappen waarin het AOW-percentage gewijzigd kan worden, zou de VVD graag willen terugbrengen naar maximaal drie. Met andere woorden, mensen die kiezen voor deeltijd-AOW, kunnen de AOW maximaal drie keer wijzigen. De laatste stap is die naar 100%. Dit zal de administratievelastendruk bij de uitvoeringsinstantie, de SVB, verminderen. In de nota naar aanleiding van het verslag is de minister ingegaan op de vragen van de VVD, waarvoor dank. Ik heb een aanvullende vraag over de socialezekerheidsuitkeringen. Deze zullen in aparte wetten worden verhoogd naar de nieuwe pensioenleeftijd. De VVD begrijpt deze route, maar het is voor mijn fractie niet helemaal duidelijk of de wetten gekoppeld worden aan de pensioenleeftijd, of dat de mogelijkheid bestaat dat iemand zijn pensioen later opneemt. Dat zou betekenen dat deze persoon in de periode van uitstel wel een uitkering ontvangt, maar tegelijkertijd in aanmerking komt voor die hogere AOW, die bonus van 6,5%. Wij gaan ervan uit dat de socialezekerheidsuitkeringen gekoppeld worden aan de pensioenleeftijd en dat er geen mogelijkheid is voor uitstel van de AOW. Graag een reactie van de minister.

Gisteren heeft de Kamer een nota van wijziging ontvangen met de aanpassing van het Witteveenkader. De VVD is blij met deze aanpassing. De minister heeft daarmee goed geluisterd naar de kritische opmerkingen vanuit het veld. De wijziging zal qua administratieve lasten en uitvoerbaarheid een positieve bijdrage leveren. Inmiddels hebben andere woordvoerders al gevraagd hoe de bezuinigingstaakstelling voor 2013 gerealiseerd zal worden. Kan de minister hierover al iets zeggen?

Ik vraag de minister ook naar de termijn waarop verzekeraars hun klanten moeten informeren over de nieuwe regeling naar aanleiding van de aanpassing van het Witteveenkader. Verzekeraars zijn afhankelijk van afspraken die werknemers en werkgevers maken. Daar is nu nog ruimschoots de tijd voor. Nieuwe afspraken moeten vertaald worden in de administratie. Met ruim 27.000 contracten kan het zijn dat dat enige tijd in beslag neemt. Wij pleiten niet voor een verschuiving van het moment. Vindt de minister de termijn van drie maanden om de herstelbrief naar de klanten te sturen voldoende? Wellicht zijn pas eind 2012 nieuwe afspraken rond.

Het is een belangrijke wetswijziging die bijdraagt aan de toekomstbestendigheid van ons pensioenstelsel. Het is een eerste stap in de uitwerking van het belangrijke pensioenakkoord. In de komende maanden zal nog een aantal zaken uitgewerkt moeten worden. Wij zullen elkaar zeker nog treffen in deze zaal. Met deze maatregel en de maatregelen die nog zullen volgen zetten wij een belangrijke stap in het orde op zaken stellen.

De heer Koolmees (D66):

Ik hoorde net de quote van mevrouw Schouten over te weinig en te laat. Ik hoorde mevrouw Lodders in haar inbreng zeggen dat het nu tijd is om door te pakken, om de problemen echt aan te pakken. Het komt goed uit dat de heer Klaver en ik een amendement hebben ingediend om wat sneller te beginnen met het verhogen van de AOW-leeftijd. Niet geheel toevallig is dat ook het voorstel van de VVD in haar verkiezingsprogramma. Kan ik rekenen op steun van de VVD voor mijn amendement?

Mevrouw Lodders (VVD):

Zoals ik ook al tegen mevrouw Schouten heb gezegd hechten wij op dit moment belang aan het pensioenakkoord dat er ligt. Het wordt gedragen door de sociale partners. Er is een hele geschiedenis aan voorafgegaan, die ik niet hoef te herhalen. Het pensioenakkoord kan in deze Kamer op draagvlak rekenen. Ja, in het verkiezingsprogramma hadden wij een andere insteek. Nu kiezen wij ervoor om de problemen van nu aan te pakken. Wij kiezen voor de uitwerking van het akkoord dat er nu ligt.

De heer Koolmees (D66):

Is dat een pragmatische keus? Stel dat mevrouw Lodders echt een afweging zou moeten maken. Zou ze dan niet toch willen terugkeren naar het verkiezingsprogramma? Dat is ambitieuzer en sneller. Ik denk ook aan de woorden van premier Rutte. Is dat, als mevrouw Lodders diep in haar hart kijkt, niet toch de voorkeurswens van de VVD?

Mevrouw Lodders (VVD):

De heer Koolmees spreekt de VVD aan als ambitieuze partij. Wij zijn een ambitieuze partij. Dat is nu juist de reden waarom wij het pensioenakkoord zoals het nu voorligt, onderschrijven: brede steun, draagvlak en op die manier kunnen wij het in gang zetten. De maatregelen zijn nodig, zoals ik heb geschetst, maar daarover verschillen wij niet van mening.

De heer Klaver (GroenLinks):

Volgens mij zei de heer Koolmees niet dat de VVD een ambitieuze partij was, maar vroeg hij het volgende. Stel u voor dat u niet gebonden was aan het gedoogakkoord en het pensioenakkoord zoals het er nu ligt. Zou u dan niet gewoon liever het amendement van de heer Koolmees en van mij steunen? Als u diep in uw hart kijkt en u de mogelijkheden zou hebben die u nu niet hebt – uw handen zijn gebonden – zou u dan niet eerder die leeftijd omhoog willen brengen?

Mevrouw Lodders (VVD):

Ons verkiezingsprogramma is heel helder. Echter, de VVD staat niet alleen aan het roer, wij hebben met elkaar een coalitie gevormd, wij hebben een pensioenakkoord zoals het nu hier voorligt, en daar houden wij ons aan. U kunt mij uitdagen wat u wilt, ik kan verwijzen naar het verkiezingsprogramma, maar wij willen heel graag dat pensioenakkoord, om de maatregelen te nemen die nu noodzakelijk zijn.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik wil u helemaal niet uitdagen. Waar het mij om gaat, is een antwoord op de volgende vraag. Als zich nu de mogelijkheid voordoet – ik zie dat die er nu niet is – doet u dan gewoon met ons mee om die leeftijd eerder omhoog te brengen met twee maanden per jaar?

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat is een als-danvraag. Ik denk dat ik duidelijk ben geweest: het verkiezingsprogramma, maar we hechten aan het pensioenakkoord. Prachtig akkoord, brede steun in de Kamer en bij de sociale partners, wij gaan ervoor.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Het maatschappelijk debat over de toekomst van de houdbaarheid van de AOW bestaat natuurlijk al heel lang. In 1957 was het in feite al aangekondigd en in de jaren tachtig was het Willem Drees junior die de toekomst van de AOW-voorziening onderzocht en eigenlijk ook al tot de conclusie kwam van: hier moeten dingen gebeuren. Ik herinner me nog 1999, het CPB, dat toen al aankondigde dat het niet goed ging met Nederland, met de vergrijzing, we zullen vele maatregelen moeten nemen. Het geeft iets aan van de koppigheid van het politieke debat, dat het zo lang moet duren voordat het zo ver is.

Het mag duidelijk zijn dat de SGP de doelen steunt van dit wetsvoorstel: het vergrijzingsprobleem dat we glashelder hebben, en dat grote problemen gaat veroorzaken als we daar niets aan doen. Als we niets doen, is die AOW dan nog betaalbaar op het moment dat onze jongeren in aanmerking komen voor de AOW? Ik denk het niet. Dan zouden zij straks een veel lagere AOW krijgen. Wie geïnteresseerd is in niet alleen de ouderen, maar ook de jongeren, zal stappen moeten zetten.

Als ik het voorstel tegen die achtergrond in kaart breng, dan moet ik concluderen dat de regering de problemen helder in kaart brengt, ook wel oplossingen biedt, maar wat ons betreft nog betere oplossingen zou kunnen bieden. Pas een verhoging in 2020. Waarom zo lang gewacht? In het verslag hebben wij al met anderen naar voren gebracht: het is te laat, de urgentie is groot, was al groot, maar wordt eigenlijk maand in maand uit nog groter. Het ziet ernaar uit dat we nog dit jaar zullen moeten besluiten over extra bezuinigingen, die al in 2013 ingaan. Waarom dit niet gebruiken om sneller stappen te zetten? Wij zijn niet de enigen die dat roepen: de Raad van State heeft in feite ook gezegd dat de rekening te veel wordt neergelegd bij jongere generaties als je dat niet doet. De Raad adviseerde maatvoering en tempo te vergroten en te verhogen. Het CPB sloot zich daarbij aan. Ik roep de regering op om grotere en snellere stappen te nemen. Te meer daar er nieuwe onderhandelingen aankomen. De lijstjes zijn al naar voren gekomen. Eerlijk gezegd ben ik daar niet vreselijk in geïnteresseerd, want het zijn groslijsten waar van alles en nog wat op staat. Financiën zet daar alle mogelijke dingen op, dat doen ze gelukkig altijd. Ik zou paar Kamervragen stellen op het moment dat ze dat niet doen, want dan hebben we een onverantwoordelijk kabinet. Maar ik maak me wel zorgen als deze minister morgen gaat zeggen – dat gaat hij ongetwijfeld doen – dat er een pensioenakkoord is, en dat hij binnen die ruimte moet opereren, en dat dit daarvan geen onderdeel uitmaakt. Dat zou dan ook moeten betekenen dat straks, als wij over nieuwe bezuinigingen praten, dat probleem zich opnieuw voordoet. Als het zich dan voordoet, waarom dan niet nu vast? Dan hebben wij in ieder geval extra tijd en dan kunnen wij die benutten.

Er ligt een mooi amendement van de leden Koolmees en Klaver, waarmee de AOW-leeftijd vanaf 2013 met twee maanden per jaar verhoogd wordt. Wij vinden de gedachte achter dat amendement sympathiek, maar wij hebben wel een aantal bezwaren.

Wij hebben in ons verkiezingsprogramma gezegd dat wij een snellere en grotere verhoging van de AOW-leeftijd verantwoord achten, als er tenminste voldoende kans op werk is. Daar zit een probleem. Als je in 2013 al start, moeten wij met elkaar constateren dat wij in de huidige arbeidsmarkt al problemen hebben met onze ouderen. Je zult maar je baan kwijtraken, heb je dan een reële kans op werk? Wij vinden dat die dingen gecombineerd moeten worden. Er is echter een mogelijkheid, aangezien dit amendement wel opbrengst genereert, maar niet zegt wat daarmee moet gebeuren. Ik zou de indieners dan ook willen vragen of zij bereid zijn om na te denken over enerzijds de invoeringsdatum en anderzijds de mogelijkheid om de opbrengsten voor een deel te gebruiken om de kansen voor ouderen op werk te vergroten.

De heer Koolmees (D66):

Ik wil graag even reageren op de vraag van de heer Dijkgraaf aan ons. Wij zijn zeker bereid om erover na te denken of het mogelijk is om een deel van de opbrengsten te gebruiken voor het verbeteren van de arbeidsmarkt voor ouderen. Als de SGP daarmee ook overtuigd is van de nut van het amendement is dat heel goed.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als ik de heer Koolmees goed beluisterd heb, is dit een toezegging van de meerderheid van de Kamer, zoals hij het interpreteert. D66 is altijd creatief in dat soort dingen.

Datzelfde probleem, die reële kans op werk, zit ook in het wetsvoorstel van de regering. De doorrekening van het Centraal Planbureau van het vitaliteitspakket, daar wordt je er niet heel erg triest van, maar ook niet heel erg vrolijk, als je kijkt welke extra kansen dat biedt: weinig tot niets. Een nihil tot gering positief effect, staat er volgens mij letterlijk over het vitaliteitspakket. Dat is niet bepaald de steun in de rug op de arbeidsmarkt die je zou willen hebben. Betekent dit dat de minister van plan is om extra maatregelen te nemen? Of is zijn inschatting dat het Centraal Planbureau een negatieve bril op had en dat de werkelijke effecten groter zijn?

Dan de extra verhoging van het AOW-pensioen. In de aanloop naar dit wetsvoorstel is er veel discussie geweest over een mogelijke uitzondering voor mensen met zware beroepen. De SGP heeft die gedachte altijd sympathiek gevonden, maar constateerde al vrij snel dat het definiëren van een zwaar beroep lastig is. Omdat een zwaar beroep vaak gecorreleerd is, niet altijd, maar wel vaak, aan een bepaald inkomensniveau, vindt de SGP het te verdedigen dat mensen met een laag inkomen en een lang arbeidsverleden in de toekomst eerder kunnen stoppen met werken, met minder verlies van koopkracht.

In het wetsvoorstel kan een eenmaal ingegaan gedeelte van een AOW-pensioen niet meer ongedaan gemaakt worden. Dat zou een mogelijke barrière kunnen zijn om het deeltijdpercentage te verkleinen en dat is nu juist iets wat je eigenlijk niet wilt. Het zou mooi zijn als mensen initieel misschien denken "laat ik toch maar een deel opnemen", maar er dan achter komen dat ze meer kunnen werken en dat dan alsnog ook doen. De regering motiveert die keus door te wijzen op de ingewikkelde berekeningen die dat met zich brengt. Dat kan ik mij op zich wel voorstellen, maar dat is bij een verhoging dan ook het geval. Daarom vinden wij het amendement van mevrouw Lodders van de VVD wel sympathiek. Dat maakt namelijk beide beweningen mogelijk. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Tot slot, want veel dingen die in mijn bijdrage stonden, heb ik al via interrupties naar voren gebracht. Ik wil de minister complimenteren. Ik heb in het begin gezegd dat wij in 1957 zijn begonnen met de discussie en het probleem hebben neergezet. In de jaren tachtig hebben wij eigenlijk al geconstateerd dat er een probleem is. 30 jaar lang is erover gedaan om een meerderheid in de Kamer en in de samenleving te krijgen om dit te doen. Daarom denk ik dat een "chapeau" voor deze minister wel op zijn plaats is. Het is toch een prestatie om er in het huidige tijdsgewricht met al die partijen uit te komen. Wat ons betreft, mag het een stap sneller en een stap verder, maar mijn conclusie is wel dat dit een stap in de goede richting is.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Voorzitter. Zoals bekend is de PVV tegen een verdere verhoging van de AOW-leeftijd dan naar 66 jaar. In het vandaag voorliggende wetsvoorstel wordt 67 jaar genoemd, evenals een automatische aanpassing aan de levensverwachting daarna. Diverse organisaties pleiten ervoor om het voorliggende wetsvoorstel te behandelen wanneer het pensioenakkoord definitief is uitgewerkt. Dat lijkt mij een verstandige suggestie, omdat er een duidelijke samenhang is tussen dit wetsvoorstel en de wetgeving die nodig is voor de uitvoering en invoering van het pensioenakkoord. Die samenhang is nodig om te komen tot een goede uitvoering van het geheel. De versnipperde behandeling van de verschillende wetsvoorstellen zal bij deelnemers bovendien leiden tot steeds meer onduidelijkheid en onzekerheid over hun eigen pensioensituatie. Daarmee zal het wantrouwen van deelnemers in de pensioeningrepen alleen maar verder toenemen. Dat lijkt mij terecht. Daarom hoopt mijn fractie als fervent tegenstander van dit slechte akkoord natuurlijk dat van uitstel afstel komt. Is de minister bereid om gehoor te geven aan het pleidooi om de wetsvoorstellen in hun samenhang te bezien en eventueel gelijktijdig in te voeren?

De minister is natuurlijk verantwoordelijk voor de AOW en wil deze zaak zo snel mogelijk geregeld hebben, want het ziet er niet naar uit dat er snel vorderingen worden gemaakt met de verdere detaillering van het pensioenakkoord. Wel heeft de minister in het debat van gisteravond een tijdpad aangegeven met de momenten waarop in de komende periode meer bekend zal worden over de diverse onderdelen van het pensioenakkoord. Kan de minister aangeven op welke wijze de ouderen- en jongerenorganisaties tot nu toe bij het proces betrokken zijn? Ik heb namelijk gehoord dat zij al enkele maanden aan het lijntje worden gehouden met de mededeling dat er niets te melden valt. Dat laatste kan ik mij op zich wel voorstellen, want de sociale partners hadden al meer dan een jaar nodig om de afspraken van het pensioenakkoord van 2010 nader uit te werken. En inmiddels zijn er alweer acht maanden verstreken zonder dat er meer bekend is over de nadere vormgeving. Ook het feit dat de vakbonden zich heroriënteren op hun rol in de samenleving en onderzoeken welke structuur daar het beste bij past, geeft weinig hoop op een snelle uitwerking. Kan de minister aangeven hoe het overleg met de sociale partners verloopt? En zijn de vakbondsvertegenwoordigers met wie hij spreekt, voldoende gemandateerd? Of krijgen wij, net als afgelopen zomer, achteraf een hoop gekrakeel?

De kritiek op het akkoord was niet mals en is nog vrijwel dagelijks te beluisteren. Daarom is het niet verwonderlijk dat het akkoord steeds meer geweld wordt aangedaan. Zo zijn inmiddels in diverse cao's afspraken gemaakt over verhoging van de pensioenpremies, terwijl een van de kernafspraken van het pensioenakkoord toch de premiestabiliteit betrof. Het heetste hangijzer is echter het verplicht collectief invaren van de oude rechten. Voor de mensen thuis: hoe pakken wij op een nette manier uw pensioentoezegging en de daaraan verbonden eigendomsrechten af en geven wij u daar de fictie voor terug dat het in de toekomst allemaal goed gaat met uw pensioen en dat u mogelijkerwijs ook nog indexatie krijgt? Niemand kan echter aangeven waarop u echt kunt rekenen, omdat er talloze onzekere factoren zijn. Naarmate het moment van de uitkering verder in de toekomst ligt, nemen het risico en daarmee de onzekerheid toe.

Het pensioenakkoord kent een eigenaardige tegenstelling: door het aanvaarden van meer onzekerheid wordt het pensioen zeker gesteld. Kan de minister aangeven wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot het verplicht collectief invaren van de oude rechten? Als eenvoudig jurist zou ik denken dat het harde nominale contract dat een deelnemer nu heeft, alleen door het aanbieden van een nieuw pensioencontract kan worden omgezet in een zacht reëel contract. Daarvoor is, net als bij alle andere overeenkomsten, de instemming van beide partijen nodig. Kan de minister hier meer helderheid over verschaffen?

Van werkgevers kan ik begrijpen dat zij het pensioenakkoord omhelzen. Het sluit immers uit dat zij in de toekomst moeten opdraaien voor eventuele tekorten in de fondsen. Wellicht hopen zij er ook op dat zij niet alsnog worden aangesproken op hun morele plicht om de tientallen miljarden die in de laatste decennia van de vorige eeuw zijn teruggestort, weer in de pensioenpot te stoppen. Kan de minister toezeggen dat hij de werkgevers zal aanspreken op hun morele plicht om de miljarden euro's die zij eerder aan de pensioenpotten hebben onttrokken, terug te storten?

Dat de vakbonden zich voor het karretje van de werkgevers hebben laten spannen, is voor mij onbegrijpelijk. Zij zijn waarschijnlijk al lange tijd met de interne strijd bezig zonder zich goed te realiseren wat er buiten gebeurt. Gelukkig waren er nog enkele bonden die met twee benen op de grond stonden en doorhadden dat het akkoord te mooi was om waar te zijn. En als iets te mooi lijkt om waar te zijn, dan is het ook te mooi om waar te zijn.

Deelnemers wordt voortdurend een rad voor de ogen gedraaid door steeds maar te roepen dat aanpassing van het stelsel noodzakelijk is vanwege de gestegen levensverwachting. Ik wil nog maar eens benadrukken dat het probleem niet in de gestegen levensverwachting zit, maar in de waardering van de verplichtingen. De gestegen levensverwachting zat en zit in de waardering van de verplichtingen. Dat is alleen bij de AOW anders, want de AOW is niet kapitaal- maar omslaggefinancierd. Een pensioenfonds werkt met de meest actuele sterftetafels. Daarbij kunnen zij ook gebruikmaken van prognosetafels van het Actuarieel Genootschap. Dat er afwijkingen zitten tussen de te verwachten en de gerealiseerde sterfte in de komende jaren valt niet te ontkennen. Voorspellen blijft een moeilijk vak. De daling van het sterftecijfer is de laatste jaren sterker gegaan dan was aangenomen. Daardoor kan bij een pensioenfonds een dekkingsprobleem ontstaan. Daarvoor sluit ik mijn ogen niet, maar het moet mogelijk zijn om dit risico eventueel af te dekken bij levensverzekeraars die juist voordeel hebben bij dalende sterftecijfers. Hoe kijkt de minister aan tegen de zogenaamde langlevenswap, waarbij een levensverzekeraar en een pensioenfonds hun risico uitruilen? Daarmee kunnen beide partijen de financiële gevolgen van een onverwachte, toekomstige ontwikkeling van de sterftecijfers afdekken.

De PVV is van mening dat het huidige stelsel prima toekomstbestendig te maken is door aanpassing van een aantal onderdelen waarvan door de achtereenvolgende crises gebleken is dat zij de achilleshiel van het beste pensioenstelsel ter wereld vormen. Als het huis waar je met veel plezier in woont enkele malen achter elkaar door een flinke storm wordt getroffen, waarbij de ruiten van enkel glas zijn gesneuveld en een deel van de dakpannen van het dak is gewaaid, dan zet je er toch niet een nieuw huis naast? Nee, dan repareer je de ruiten, vervangt ze wellicht door dubbelglas en maakt het dak stormbestendig zodat je er nog in lengte van dagen met plezier in kunt wonen.

Laten we daarom het huidige stelsel met voortvarendheid renoveren in plaats van het te vervangen door een compleet nieuw stelsel waarvan niemand weet hoe het op de langere termijn zal uitpakken. Veel zaken die in het pensioenakkoord staan, kunnen in het huidige stelsel ook al worden ingevoerd. Daarmee hoeven we echt niet te wachten tot 2014. Schep duidelijkheid over de discontovoet waarmee mag worden gerekend. Ik heb daar gisteravond in antwoord op een vraag van de heer Omtzigt al een voorschot op gegeven. Waarom wordt niet uitgegaan van een rentevoet gebaseerd op het gemiddelde van de gerealiseerde rendementen over een periode van bijvoorbeeld tien jaar? Maak daarvan jaarlijks een voortschrijdend gemiddelde. Pas desnoods voor de zekerheid daarop een beperkte afslag toe. Wat vindt de minister van deze suggestie? Of heeft de minister nog dezelfde mening als gisteravond? Toen zei hij namelijk dat de rentevoet, die straks uit de commissie komt en in het nieuwe stelsel mag worden gehanteerd, ook de lat zal zijn waar de pensioenfondsen ultimo 2012 langs gelegd worden.

In het nieuwe stelsel mag worden gewerkt met beperkte buffers. Ook hierbij is weer sprake van zo'n merkwaardige tegenstelling. Men wil niet alleen het pensioen maar ook de indexering daarvan veiligstellen. Voor dat laatste heb je nu juist, net als voor het opvangen van schokken in de ontwikkeling van de financiële markt, buffers nodig. Waar gisteravond nog vrijwel alle voorstanders van het korten van pensioenen de tekorten van pensioenfondsen, door sommigen ingeschat op 200 mld., als oorzaak noemden, mogen straks de buffers helemaal verdwijnen. De keuze om twee soorten contracten met verschillende toetsingskaders naast elkaar te laten bestaan, is op zich begrijpelijk. Wie wil immers zijn vingers branden aan het zachte contract dat meer onzekerheid en meer risico meebrengt? Het zal er daardoor, zeker in de uitvoering, niet eenvoudiger op worden. Hoe denkt de minister in dat verband om te gaan met het vraagstuk van de waardeoverdracht bij een toenemende mobiliteit van de werknemer?

Als de pensioenfondsbestuurders verstandig zijn, kiezen ze voor handhaving van het huidige stelsel. Daarvoor hoeven ze geen ingewikkelde trucs uit te halen om oude rechten in te varen, met mogelijk langslepende juridische claims. Ook hoeven ze deelnemers geen knollen voor citroenen te verkopen. Bovendien is het huidige systeem met de gewenste aanpassingen het eenvoudigst uit te leggen aan de deelnemers. Ook wordt in het nieuwe stelsel het toezicht door de Nederlandsche Bank veel beperkter en komt het verder op afstand. Ook dat lijkt in tegenspraak met de lessen uit het recente verleden. Op basis daarvan wordt juist gepleit voor een strenger toezicht door de Nederlandsche Bank, om te voorkomen dat fondsen door wanbeheer in een deplorabele toestand terechtkomen.

Als wij het huidige stelsel niet willen renoveren, maar blijven vasthouden aan de afspraken uit het pensioenakkoord dan komt de verplichtstelling onder druk te staan. Het valt niet uit te leggen dat je verplicht bent te betalen, dat je daarvoor geen zekerheid krijgt en dat je ook nog eens opdraait voor alle risico's. Daar zouden jongeren zich echt druk om moeten maken. Als het zover komt, moet je werknemers niet de keuze geven om naar een ander pensioenfonds over te stappen want dat lost naar mijn mening weinig op. Dan moet je de verplichtstelling opheffen en mensen zelf laten kiezen waar zij hun pensioen willen onderbrengen: bij een pensioenfonds, bij een verzekeraar of via banksparen. Een ding is zeker, dan hebben wij ons mooie en unieke "defined benefit"-systeem definitief ingeruild voor defined ambition. Zoals ik in eerdere debatten over het pensioenakkoord al heb gezegd: ambitie is mooi, maar zekerheid is beter. Heeft de minister kennis genomen van het recent door een verzekeraar gelanceerde zekerheidspensioen waarbij deelnemers in de tweede pijler zelf voor zekerheid kiezen en, zo ja, hoe kijkt hij daar tegenaan?

Ik heb nog twee korte vragen over het huidige wetsvoorstel die ook al door collega's zijn gesteld. De eerste betreft de arbeidsongeschiktheidsverzekering, met name de mensen die dadelijk tussen de wal en het schip vallen. Dat zijn degenen van wie het huis inmiddels al in brand staat, al is dat in dit geval een wat vreemde omschrijving omdat het mensen zijn die al zijn getroffen door arbeidsongeschiktheid. Wellicht is die het gevolg van brand, maar dat kan ik niet inschatten. Die mensen hebben straks te maken met een gat als de leeftijd opschuift. Hoe denkt de minister dat gat op te vullen?

Mijn tweede vraag betreft mensen met een laag inkomen en een lang arbeidsverleden. Die mensen wordt min of meer de mogelijkheid onthouden om eerder uit te treden. De middelen daarvoor worden nu gebruikt om nog met 65 jaar te kunnen uittreden. Voorheen gaf de levensloopregeling ze echter mogelijkheden om vroeger uit te treden. Kan daar nog wat aan worden gedaan?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik hoor u weer heel veel afstand nemen van het pensioenakkoord, mijnheer Van den Besselaar. Kunt u mij nog één keer uitleggen waarom het aantrekkelijker is om de pensioenleeftijd kaal te verhogen naar 66 jaar en het Witteveenkader te versoberen, wat aanvankelijk was afgesproken?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Om de pensioenleeftijd kaal te verhogen naar 66 jaar?

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is de afspraak die in het regeerakkoord is gemaakt.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Dat klopt, mijnheer Van Hijum. Het is precies zoals u het zegt: die afspraak hebben wij in het regeerakkoord gemaakt. Zoals u weet, wilden wij niet verder gaan dan 65 jaar. De PVV heeft in het regeerakkoord een aantal zaken teruggekregen en heeft daarvoor uiteindelijk toegestaan dat wij naar 66 jaar gaan, kaal. Dat klopt.

De heer Van Hijum (CDA):

Als u dat alternatief vergelijkt met het pensioenakkoord dat nu voorligt en alles wat wij daarin mogelijk hebben gemaakt, waarom is het dan aantrekkelijker om wel in te stemmen met een kale leeftijdsverhoging naar 66 jaar en niet het met integrale pensioenakkoord zoals het hier ligt dat ouderen daadwerkelijk veel meer te bieden heeft?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Of het ouderen veel meer te bieden heeft, moet nog blijken. Wat ik vooralsnog zie, is dat veel ouderen langs de kant staan en niet aan het arbeidsproces deelnemen. Dat vind ik een van de allergrootste problemen die op dit moment aan de orde zijn. Wij kiezen ervoor om er eerst voor te zorgen dat die mensen daadwerkelijk aan de slag kunnen. Als wij de leeftijd nu verder gaan verhogen, komen mensen wellicht in de laatste jaren in de WW terecht. Dan maakt het niet zo veel uit, als wij de AOW een jaar hebben opgeschoven en daarmee hebben bezuinigd en aan de andere kant geld moeten uitgeven omdat zij in de WW terechtkomen.

De heer Van Hijum (CDA):

Het regime wisselt een beetje. Ik ben blij dat ik nog één mogelijkheid heb. Ik weet niet of u mijn vraag goed begrijpt, mijnheer Van den Besselaar. Als het voor de PVV wel acceptabel is om de AOW-leeftijd te verhogen naar 66 jaar, op een kale manier met een versobering van het Witteveenkader, begrijp ik niet waarom de PVV het niet nog beter vindt om ook voor dit voorstel te stemmen. Dit is toch een veel aantrekkelijker alternatief dan wat wij oorspronkelijk hadden afgesproken?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Wij hebben niet met elkaar die 67 jaar afgesproken.

De heer Van Hijum (CDA):

Nee, wij hebben nu iets beters.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Nou, die 67 jaar is zeker niet beter. Het moet allemaal nog maar blijken of dat beter is. Ik denk ook niet dat die verhoging gehaald gaat worden. Wij hopen in elk geval van niet. Dat is onze invalshoek. U zegt dat er allemaal verbeteringen zijn. Ik heb net aangegeven wat er allemaal niet goed is aan het pensioenakkoord. U ziet dat als verbeteringen, ik zie dat voor een groot deel als verslechteringen.

De heer Ulenbelt (SP):

De PVV had een afspraak met de coalitiepartijen over hoe het met de AOW zou moeten gaan. Dit gaat veel verder. Waarom gedoogt de PVV eigenlijk dit pensioenakkoord en neemt zij geen politieke maatregelen om van dit akkoord af te komen, zoals de Partij van de Arbeid politieke maatregelen heeft genomen om dit idiote akkoord te steunen?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Dat hangt nu net samen met de fase waarin wij ons politiek gezien bevinden in Nederland, een fase waarin het mogelijk is dat met verschillende coalities verschillende zaken worden geregeld. Dat hebben wij ook zo afgesproken bij de totstandkoming van het gedoogakkoord. Daarbij hebben de coalitiepartners de vrijheid gekregen om eventueel met een andere partij voor dit onderdeel verder te gaan. Dat is naar mijn smaak een uniek gebeuren in ons politiek bestel, en ik zou willen dat het wat vaker zo zou gaan. Wij hebben op onderdelen al meer van die wisselingen gezien. Dat functioneert op die onderdelen prima, wat mij betreft. Niet dat wij het met al die onderdelen eens zijn, maar het functioneert.

De heer Ulenbelt (SP):

De prijs die u daarvoor betaalt, is een akkoord waar u net zo fel tegen bent als de SP. U hebt de macht om dat te blokkeren, wij niet, nog niet. Waarom gebruikt de PVV die macht niet?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Wij hebben de macht niet om het te blokkeren omdat wij in het coalitieakkoord hebben aangegeven dat wij er niet tegen zijn als de coalitiepartners met een ander daarover verder zouden praten. Wij misbruiken die macht dus niet. Er is een andere partij in deze Kamer die vindt dat het noodzakelijk is om dat te doen, en die heeft daar gebruik van gemaakt.

De heer Ulenbelt (SP):

Ja, en daardoor zitten wij met een akkoord dat u en ik niet willen. Zij doen er niets aan en u doet er niets aan. Moet de SP dat dan straks maar gaan doen?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Die kan er ook niets aan doen, dat kan ik nu al vertellen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dit was de bijdrage van de Kamer in eerste termijn. De afspraak is dat er morgenmiddag door de minister zal worden gereageerd. Dit houdt in dat wij door de agenda van vandaag heen zijn.

Sluiting 21.33 uur.

Naar boven