9 Visserijwet

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen van deze en enige andere wetten (32574).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Wij zijn blij met de voorliggende wijziging van de Visserijwet 1963 om visstroperij als misdrijf strafbaar te stellen en de strafbaarstelling van de Visserijwet over te brengen naar de Wet economische delicten. Als CDA hebben wij hiervoor in de vorige kabinetsperiode al sterk gepleit, omdat dit de aanpak van visstroperij effectiever maakt. Prima dat het kabinet dit CDA-voorstel heeft overgenomen. Ik ben weer dank verschuldigd aan die brigadier van politie bij de Dienst waterpolitie van het KLPD, destijds in de functie van coördinator van de Visserij- en stroperijdienst Friesland, die mij destijds per e-mail de suggestie aan de hand deed om visstroperij als misdrijf strafbaar te stellen en onder te brengen bij de Wet economische delicten. Verder is het prima dat met deze wetswijziging ook de visakte wordt geschrapt, waarmee weer een bijdrage wordt geleverd aan het terugdringen van vergunningen en het verminderen van administratieve lasten.

We willen van deze gelegenheid ook gebruikmaken om aandacht te vragen voor een illegale praktijk die nog wordt aangepakt met deze wetswijziging. Ik spreek dan over de illegale verkoop van op zee en in kustwateren gevangen vis als zeebaars en kabeljauw. Het gaat hier om vissers die niet staan ingeschreven als beroepsvissers, maar als handlijnvissers wel voor vele tienduizenden euro's vis vangen en illegaal verkopen via tussenhandelaren, of rechtstreeks verkopen aan detailhandel en restaurants. De staatssecretaris geeft aan dat aanvoerders, afnemers en bemiddelaars verplicht zijn een administratie bij te houden, welke wordt gecontroleerd en gehandhaafd, maar dat de detailhandel en de horeca van deze administratieplicht is uitgezonderd. De staatssecretaris stelt dat een administratieverplichting voor zoetwatervis voor deze bedrijven niet effectief is, maar dat de verkoop van vis door sportvissers met de huidige administratieverplichting voor aanvoerders, afnemers en bemiddelaars van vis, in combinatie met het verkoopverbod dat als voorwaarde geldt bij de visplas, de illegaliteit voldoende wordt bestreden.

Voor diegenen die vissen in wateren die niet onder visplas vallen, wordt door de staatssecretaris voorgesteld een verkoopverbod op te nemen in de regelgeving voor sportvissers, en wel in het kader van de aangekondigde aanpassing van het Reglement voor de binnenvisserij 1985. Met deze combinatie van maatregelen lijkt de illegale handel in zoetwatervis afdoende te worden bestreden. Maar voor in zeewater gevangen vis geldt de IUU-verordening. Dat maakt dat uitsluitend visserijproducten op de EU-markt mogen worden gebracht met een certificaat, waaruit blijkt dat ze legaal zijn gevangen. Maar in hoeverre kan dat in de praktijk afdoende worden gecontroleerd en gehandhaafd? Wij krijgen berichten te horen dat met name in de zuidwestelijke Deltawateren grote hoeveelheden op zee gevangen vis, waaronder zeebaars en kabeljauw, zwart op de markt worden gebracht. Het gaat hier dan echt niet om kleine bijverdiensten, maar om omzetten van € 50.000 tot € 70.000 per visser per jaar. Wij willen de staatssecretaris dan ook vragen om nader te onderzoeken of deze berichten kloppen, en zo ja, in overleg met betrokken partijen, zoals Sportvisserij Nederland en de Vereniging van beroepsmatige handlijnvissers te zoeken naar een effectieve aanpak van deze illegale praktijken, en de Kamer over de resultaten hiervan te informeren. Is de staatssecretaris hiertoe bereid?

Mevrouw Gerbrands (PVV):

Voorzitter. Op dit late tijdstip kan ik het kort houden. Ik sluit mij graag aan bij de vragen van de heer Koppejan. Het mag duidelijk zijn dat wij erg blij zijn met deze wijziging van de Visserijwet. Wij hebben altijd gepleit dat we moeten handhaven en hard optreden als er regels zijn. Het gaat hier om broodroof waarvan vooral de beroepsvisserij bijzonder veel last heeft. Wij kunnen eigenlijk alleen maar instemmen met het wetsvoorstel. Graag nog enige aanpassing op het voorstel van de heer Koppejan van het CDA.

De heer Houwers (VVD):

Voorzitter. Voor ons ligt een wetsvoorstel waarover de VVD-fractie enthousiast is, want de visserij is de dupe van visstroperij omdat die de visserijomstandigheden verslechtert. Voor de beroepssector geldt dat de visstroperij de eerlijke concurrentie verstoort. Ook is visstroperij nadelig voor de natuurwaarden en de waterkwaliteit en daarmee voor het behalen van de Europese instandhoudingsdoelstellingen. De Kamer heeft in het verleden aangedrongen op een adequate handhaving op visstroperij en de aanverwante delicten, gelet op de toename van grove visstroperij in de afgelopen jaren. Om aan het verzoek van de Kamer tegemoet te komen, is het voorliggende wetsvoorstel opgesteld. Daarin wordt voorgesteld om de strafbaarstelling van visstroperij over te brengen van de Visserijwet 1963 naar de Wet op de economische delicten, hierna WED genoemd. Hiermee wordt de strafmaat verhoogd en hebben de opsporingsambtenaren meer bijzondere opsporingsbevoegdheden. De VVD-fractie steunt dit voorstel van de staatssecretaris.

De VVD-fractie staat ook positief ten opzichte van het voorstel omdat dat het stelsel van de zogenaamde visakte opheft. Hiermee worden de administratieve lasten verminderd. Dat geldt voor het Rijk, maar ook voor de betrokken vissers. Het is wellicht niet heel veel, maar alle beetjes helpen. De Kamer heeft, zoals ik al zei, aangedrongen op een adequatere handhaving. Om dat doel te bereiken, volstaan de afschrikwekkende werking van straffen en uitgebreide opsporingsbevoegdheden niet. Er moet ook voldoende opsporingscapaciteit zijn. Over dat laatste bestaan bij ons zorgen, want er bereiken ons berichten dat het speciale stroperijteam in Friesland, waarin medewerkers van de AID, de KLPD, de politie en het OM samenwerken, ophoudt te bestaan. Er bereiken ons ook geluiden dat de politie niet toekomt aan de opsporing van visstroperij, omdat andere taken harder om aandacht vragen. Ik vraag de staatssecretaris of hij die signalen kent en of hij de overtuiging heeft dat er voldoende opsporingscapaciteit zal zijn en zal worden ingezet om de visstroperij werkelijk aan te pakken, zodat niet alleen met deze wet maar ook in de praktijk de visstroperij daadwerkelijk vermindert.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie zet in op een duurzaam visserijbeleid, een toekomst voor de vis en de visserij, in een evenwichtig en duurzaam ecosysteem. Hierbij past een stevige aanpak van de stroperij. De PvdA-fractie wil voor de stroperij een omgekeerde bewijslast invoeren. Restauranthouders en vishandelaren moeten bewijzen van wie zij de vis hebben gekocht. Zo is ten minste zeker dat de vis niet afkomstig is uit de illegale handel. Dit geeft de consument ook zekerheid over waar de vis op het bord vandaan komt, zodat bewustere keuzes kunnen worden gemaakt. Zeer verheugd waren wij dan ook met de toezegging van de vorige minister van Landbouw dat stroperij strafbaar gesteld zou worden. Daartoe ligt nu deze wetswijziging voor.

Bij de begrotingsbehandeling in het afgelopen najaar is de motie-Jacobi aangenomen. Die motie vraagt om onderzoek naar die omgekeerde bewijslast. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris met dit traject verder wil. Hij heeft met deze wetgeving in ieder geval aangegeven dat de omgekeerde bewijslast er, ook gelet op het aantal restaurants in Nederland, in ieder geval niet toe kan leiden dat alle restaurants dezelfde administratieverplichtingen krijgen, zoals bij de handel boven 5 kilo. Ik kan er best mee leven dat wij die administratieverplichting niet opleggen, maar hoe moeten wij dit dan wel oplossen? Uiteindelijk moeten wij – met deze wet en de omgekeerde bewijslast in de hand – de vissers zonder legitieme papieren, die grote concurrenten zijn van de gewone beroepsvissers, natuurlijk zoveel mogelijk aanpakken. Ik zag vorige week in het televisieprogramma De wereld draait door een chef-kok, die aangaf dat je de beste vis van een sportvisser koopt. Met dat soort uitspraken is ook Sportvisserij Nederland absoluut niet blij. Misschien heeft zo'n restauranthouder niet eens door dat dit niet mag. Ik hoor straks graag meer van de staatssecretaris over hoe wij dit oplossen. Wij zijn bereid – ik weet dat dit ook geldt voor Sportvisserij Nederland – om mee te denken over dit traject.

Wij zijn op zich heel positief over deze wetswijziging, maar de zorgen die de leden Houwers en Koppejan uitspreken, deel ik. Ik ben vorig jaar mee geweest met het stroperijteam in Friesland. Je schrikt heel erg van wat dat team in een dag her en der op de vaarwegen binnenhaalt. Dat liegt er niet om. Ik geloof echt niet dat je met deze wetgeving, door er niet zoveel prioriteit aan te geven en af en toe signalen te geven, net zoveel uit het water haalt. Ik denk dat je er een gerichte handhaving op moet zetten. Behalve deze wetgeving zal er iets moeten gebeuren met het handhavingsdeel.

Ik weet dat er politieagenten zijn die het al wat rustiger aan doen, maar die heel graag wat willen bijklussen. Zij hebben zich bij mij gemeld met de mededeling dat zij best als een soort boa voor dit type werkzaamheden, zoals overtredingen van de Flora- en faunawet, werk willen doen. Wellicht is het nodig om met collega Donner nog eens verder te spreken over dit traject. Er zijn veel mogelijkheden om de visstroperij goed aan te pakken en die hoeven volgens mij niet heel veel geld te kosten. Hulde voor de wetswijziging, maar met deze kanttekening.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Ik begin met de vraag van de heer Koppejan of ik bereid ben om nader onderzoek te doen naar het vraagstuk van de illegale handel, zoals door hem beschreven. Ik ben bereid om dat te doen. Er is EU-regelgeving inzake controle van zeevis. De verordening die de heer Koppejan heeft genoemd voor vis die gevangen wordt buiten de EU, is van toepassing. Uiteindelijk gaat het om de vraag of het een probleem is waarover je je zorgen moet maken. Dat wil ik in beeld laten brengen. Ik zal de Kamer daarover eind 2011 nader rapporteren.

De kwestie van de handhavingscapaciteit is door alle woordvoerders besproken. Mevrouw Gerbrands zegt dat, als er regels zijn, die ook moeten worden gehandhaafd. En streng ook, voeg ik maar even toe. Ik zie haar knikken. De vraag is of er voldoende opsporingscapaciteit bij de politie is. Het team in Friesland is als voorbeeld genoemd. Het is iets waarvoor de staatssecretaris die verantwoordelijk is voor de visserij, niet primair verantwoordelijk kan worden gesteld. De vraag of en in welke mate er voldoende capaciteit kan worden vrijgemaakt, betreft een prioritering binnen de politie en is een zaak van de minister van Veiligheid en Justitie richting de korpsbeheerders onderling. Ik zal de signalen die vanavond zijn gegeven, doorgeven aan de heer Opstelten met de vraag of hij daaraan aandacht kan schenken. Meer kan ik op dat punt niet doen.

De inzet van de nVWA zal ook in Friesland worden gecontinueerd. Daaraan komt geen einde. De regiopolitie heeft het samenwerkingsverband opgezegd. Wij zullen een nieuwe manier moeten vinden om daaraan aandacht te blijven geven. Ik vind overigens de suggestie van mevrouw Jacobi heel interessant. Als ik een gepensioneerde politieagent in Friesland zou zijn, zou ik er ook voor in zijn om nog een tijdje als boa door de Friese wateren te varen om dingen op te sporen die het daglicht niet kunnen verdragen.

Dat waren de belangrijkste punten. Mevrouw Gerbrands heeft ook over de opsporingscapaciteit gesproken en mevrouw Jacobi over de illegale handel. Er wordt nader over gerapporteerd.

De heer Koppejan (CDA):

Ik heb een vraag over de opsporingscapaciteit. De heer Bleker zegt dat hij afhankelijk is van zijn collega Opstelten. In het regeerakkoord zijn echter afspraken gemaakt over de extra inzet van animal cops. Ik had net even een een-tweetje met mijn collega Gerbrands. Namens haar vraag ik of wij die animal cops kunnen inzetten. Dan kunnen wij de problemen in Friesland oplossen.

Staatssecretaris Bleker:

Morgenochtend is er een algemeen overleg met de heer Opstelten over de brief over de dierenpolitie. Ik kan mij herinneren dat over dieren en natuur op meer momenten door diverse partijen in de Kamer is gezegd dat de dierenpolitie ook ingezet moet worden voor controle op diertransporten, tegen stroperij, tegen illegale handel in honden en misschien tegen illegale handel in vis. Ik zou zeggen: vergeet dit morgen niet te melden bij de Kamerleden die morgen het overleg voeren met de heer Opstelten. Daar kan een en ander immers zijn beslag krijgen. Morgen is de dag waarop ook de minister van Justitie en Veiligheid zich nader beraadt op de prioriteiten van de dierenpolitie.

De heer Houwers (VVD):

Ik wil de staatssecretaris dat graag toezeggen. Die contacten zijn er in mijn fractie. Misschien is het goed als de staatssecretaris de suggestie van mevrouw Jacobi meeneemt. Kan de staatssecretaris toezeggen in het kabinet zo breed mogelijk te kijken naar mogelijkheden om de opsporing zeker te stellen?

Staatssecretaris Bleker:

Ja.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn goede beantwoording en voor zijn intentie om hier met het kabinet mee aan de slag te gaan. Toch wil ik een en ander markeren met een motie. Het gaat er met name om dat de Kamer te zijner tijd over een en ander wordt geïnformeerd. Alleen bespreken is mij te weinig. Daarvoor is het een te serieuze zaak. De staatssecretaris moet de motie zien als een soort steunbetuiging bij de discussie over de animal cops.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wijziging van de Visserijwet 1963 beoogt de visstroperij en aanverwante delicten die in de Visserijwet zijn omschreven, tegen te gaan;

overwegende het belang dat er ook voldoende capaciteit is om deze wetgeving te handhaven;

overwegende het opheffen van visstroperijteams in het land;

verzoekt de regering, een samenhangend pakket van maatregelen te nemen voor voldoende handhaving op visstroperij, en daarover de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (32574).

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezeggingen. Ik vraag een kleine verduidelijking over het volgende. De staatssecretaris heeft aangekondigd in te stemmen met het verzoek om een onderzoek naar de problematiek van illegale vangst van vis op zee en de verkoop daarvan. Ik heb gevraagd of, als het een probleem mocht zijn, samen met de sector, Sportvisserij Nederland en de betrokken beroepsvissers, te zoeken naar praktische oplossingen die het probleem echt oplossen. Ik zie de staatssecretaris "ja" knikken. Een motie is wat mij betreft dan niet meer nodig. Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Ik wacht het uitdelen van de handgeschreven motie van mevrouw Jacobi niet af. Ik heb direct een reactie. Ik laat het oordeel over deze motie namelijk over aan de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over het wetsvoorstel en de ingediende motie vindt volgende week dinsdag plaats.

Het is nog een heel mooie eindtijd geworden, met dank aan uw aller inzet!

Sluiting 22.50 uur.

Naar boven