9 Noten

Noot 1 (zie item 4)

De Commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft de eer het volgende te rapporteren.

In handen van de commissie is gesteld, behalve de geloofsbrieven van de heer C.N. van den Berge te Den Haag, de volgende missive van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal:

een afschrift van zijn besluit van 12 januari 2011 waarbij in de vacature die is ontstaan door het ontslag van F. Halsema te Amsterdam, wordt benoemd verklaard tot plaatsvervangend lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal de heer C.N. van den Berge te Den Haag.

Uit de bij de geloofsbrieven gevoegde stukken blijkt, dat hij de vereiste leeftijd heeft bereikt. Voorts blijkt uit een verklaring van de benoemde, dat hij geen betrekkingen bekleedt welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap der Kamer, terwijl aan de commissie ten aanzien van hem niets is gebleken van enige omstandigheid welke zijn Nederlanderschap in twijfel zou moeten doen trekken, noch van enige omstandigheid, ten gevolge waarvan hij op grond van artikel 54 der Grondwet van het kiesrecht ontzet zou zijn.

De commissie stelt derhalve voor als lid der Kamer toe te laten, nadat hij de bij de wet van 27 februari 1992, Stb. 120, voorgeschreven verklaring en belofte zal hebben afgelegd, de heer C.N. van den Berge te Den Haag.

Naar boven