Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met onder meer niet-indexering normbedragen voor 2011 en 2012 en aanpassing aanvullende beurs (32263).

De voorzitter:

Er zijn bij dit onderwerp maar liefst drie maidenspeeches, namelijk van mevrouw Jadnanansing, de heer Beertema en de heer Klaver. Er is voldoende tijd, dus wij zullen, zoals meestal, schorsen na iedere maidenspeech om de betrokken spreker uitvoerig te feliciteren. De leden weten dat er in maidenspeeches niet geïnterrumpeerd mag worden. Ik zou tegen de betrokkenen willen zeggen: geniet ervan, want daarna gebeurt dat niet meer.

Ik heet ook de staatssecretaris van harte welkom.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Ik begin deze maidenspeech met het verhaal van Carlo Randjiet, een Surinaams-Hindoestaanse jongen uit Paramaribo. Zijn vader, politieman; zijn moeder, huisvrouw. Er was weinig geld, maar wel veel ambitie, ambitie voor hun kinderen: gemotiveerd zijn en hard studeren.

Dat was de mantra voor alle negen kinderen. Dankzij het toegankelijke onderwijssysteem in Nederland konden alle kinderen ook inderdaad studeren. Eentje werd psychiater, de ander leraar, weer een ander ingenieur en Carlo werd notaris. Hij werd ook vader, mijn vader. Dankzij hem, dankzij het feit dat hij de mogelijkheid heeft gekregen om te studeren en, uiteraard, dankzij zijn harde werken, heb ik een mooie start kunnen maken in dit leven. Die start gun ik iedereen. Daarom is het een eer en een genoegen om de komende tijd als woordvoerder hoger onderwijs te kunnen bijdragen aan toponderwijs voor gemotiveerde studenten. Dat past ook bij de ambitie die de Kamer verleden jaar heeft uitgesproken met de motie-Hamer: Nederlands onderwijs moet doordringen tot de top vijf van de wereld.

Dit wetsvoorstel vloeit voort uit de noodzaak van bezuinigingen in het kader van een pakket crisismaatregelen. Bezuinigen is nooit makkelijk en zelden pijnloos. De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid menen dat de maatregelen om de normbedragen in 2011 en 2012 niet te indexeren en de aanvullende beurs na de eerste vijf maanden te brengen onder het prestatiebeursregime kunnen worden beschouwd als een van de minst pijnlijke ingrepen. In die zin kan de PvdA-fractie instemmen met het onderhavige wetsvoorstel.

Het studiefinancieringsstelsel is vooral van belang voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor jongeren uit minder draagkrachtige milieus. Materieel betekent de maatregel om de normbedragen niet te indexeren nu, dat wat de studenten met deze bedragen echt kunnen besteden in 2011 en 2012 vermindert met de inflatie. Bij de beperkte inflatie van dit moment wordt hiermee slechts een bescheiden bijdrage van de studenten gevraagd aan de nodige maatregelen.

De PvdA-fractie kan ook instemmen met de invoering van het prestatiebeursregime voor de aanvullende beurs na de eerste vijf maanden. Wij vinden dat het redelijk is om te verwachten dat studenten binnen een termijn van vijf maanden kunnen ontdekken dat zij een opleiding hebben gekozen die hun bij nader inzien toch niet bevalt en dat zij hun studie staken. De aanvullende beurs wordt ondergebracht bij het regime van de basisbeurs. Daarna mag gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de aanvullende beurs afhankelijk worden gesteld van een onvoldoende voortgang in de studie.

De PvdA-fractie vindt de meeneembare studiefinanciering belangrijk, omdat deze het beter mogelijk maakt dat jongeren ook hoger onderwijs kunnen volgen in het buitenland. Dit is een van de verworvenheden van het beleid van voormalig minister Plasterk en is waardevol in het kader van de internationalisering van het hoger onderwijs.

Tegelijkertijd begrijpen wij dat het niet de bedoeling is als studenten uit andere EU-landen die geen enkele band hebben met Nederland wel Nederlandse studiefinanciering aanwenden om hun opleiding buiten Nederland te kunnen volgen. De drie-uit-zesmaatregel is bedoeld om dit te voorkomen.

Wij zijn tevreden dat de maatregel zo wordt toegepast dat studenten na afronding van hun bachelorfase ook in het buitenland hun masterfase kunnen afronden. Natuurlijk is er niets op tegen als studenten na hun bachelorfase in het buitenland hun masterfase aan een Nederlandse instelling willen volgen, maar dat is nog geen enkele reden om studenten de pas af te snijden die na afronding van de bachelorfase in het buitenland ook hun master aldaar willen doen.

Waar het steeds om gaat, is dat deze studenten een duidelijke band hebben met Nederland. Dan hoeven de jaren waarin in het buitenland werd gestudeerd niet mee te tellen met de wooneis. De PvdA-fractie waardeert het dat de onduidelijkheid nu uit de wereld is geholpen. Het is de bedoeling van de regering en van de PvdA-fractie dat studenten een volledige studie kunnen volgen in het buitenland. De bezwaren tegen de drie-uit-zesmaatregel van de Vereniging voor Grensarbeiders zijn nu onder de rechter. Pas in 2012 wordt een uitspraak verwacht. De leden van de PvdA-fractie vrezen dat indien een eventueel oordeel van het Hof van Justitie van de Europese Unie de bezwaarmakers in het gelijk zou stellen de hele meeneembare studiefinanciering in gevaar komt. Daarom hopen zij dat dit niet gebeurt en dat de regering in het gelijk wordt gesteld. Hoe staat het met het Nederlands verweer?

Tot slot wil ik mijn betoog als volgt samenvatten. De PvdA-fractie kan instemmen met het wetsvoorstel, want met dit voorstel is de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor iedereen overeind gebleven. De PvdA zal pal staan voor die toegankelijkheid zodat, net als mijn vader Carlo, ook de minder bedeelde maar gemotiveerde student toponderwijs kan genieten.

De voorzitter:

Aan mij de eer om u te mogen feliciteren met uw maidenspeech. Ik denk dat het mij nog niet eerder is overkomen dat iemand zelfs mij de tranen in de ogen deed springen, maar dat is u toch maar mooi gelukt! Volgens mij was ik niet de enige. Van harte gefeliciteerd. Fijn dat u erbij bent.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Beertema, die zijn maidenspeech zal houden.

Dames en heren, ik vraag uw aandacht. U weet niet half hoe mensen die thuis kijken, zich eraan storen als u niet oplet als een collega het woord voert.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ik wil beginnen met een felicitatie aan mevrouw Jadnanansing in verband met haar maidenspeech. Ik verheug mij erop om in de toekomst met haar de degens te kruisen. Zoals ik het nu inschat, zijn wij beiden het onderwijs erg toegedaan. Wie weet tot welke mooie resultaten dat kan leiden. Voortschrijdend inzicht is ook voor de PvdA een mooi ding, dus wie weet wat er nog gebeurt.

Ik heb hier nog niet eerder het woord gevoerd. Het is daarom goed om ook iets over mijzelf te zeggen. Met Martin Bosma, indertijd woordvoerder OCW, had ik regelmatig contact als bestuurslid van de Vereniging Beter Onderwijs Nederland. Hij heeft mij indertijd gescout. Geert Wilders en Fleur Agema hebben mij vervolgens opgenomen in de gelederen van de PVV. Vanaf deze plaats wil ik hen alle drie uit de grond van mijn hart danken voor het vertrouwen dat zij in mij gesteld hebben.

Hier sta ik dan, als volksvertegenwoordiger van de fractie van een partij waarop 1,5 miljoen Nederlanders hun hoop gevestigd hebben. Burgers die decennialang geen politiek onderdak hadden, die in de steek gelaten zijn door hun politieke vertegenwoordigers, vooral door de Partij van de Arbeid, in de kou gezet door hun volksvertegenwoordigers in dorp, stad, provincie en ook in dit huis, omdat hun problemen en noden niet meer werden herkend en begrepen. Hier sta ik dan, als vertegenwoordiger van al die mensen die met de "opstand der burgers" in 2002 weer perspectief kregen, die met de opkomst van Pim Fortuyn weer hoop gekregen hebben. Wat een eer en een voorrecht is het voor mij om samen met mijn fractiegenoten bij te mogen dragen aan de PVV-agenda van hoop en optimisme voor al deze mensen, juist ook als het gaat om onderwijs.

De PVV heeft met mij meer dan 30 jaar onderwijservaring in huis gehaald. Onderwijservaring is er, zoals iedereen inmiddels weet, in twee soorten. Aan de ene kant is er de werkelijkheid van het onderwijsbeleid, de papieren wereld van beleid, smart-documenten, protocollen en procedures. Ik ben van die andere kant, de klas, de werkvloer. Die heeft maar heel weinig te maken met al die maakbaarheidsidealen die de onderwijselite van de gevestigde partijen decennialang heeft laten neerdalen op het veld, altijd top-down, altijd geconstrueerd achter bureaus van onderwijskundige instituten, vaak zelfs met bestuurlijke dwang en zelfs met intimidatie naar kritische leraren uit het werkveld. Dat is overigens een belangrijk reden dat zo veel ambitieuze leraren ander werk hebben gezocht en er zich zo weinig ambitieus talent aandient op de lerarenopleidingen.

Het zal duidelijk zijn dat ik geen grote vriend ben van de instituties die zich in de kleilagen rond het onderwijs genesteld hebben. Ze hebben zich opgeblazen tot enorme proporties, ze hebben geld en verantwoordelijkheid naar zich toe geharkt en ze hebben de scholen, het onderwijs en de leraren op afstand gezet. Wat mij betreft komt er in de volgende kabinetsperiode een einde aan de doorgeschoten autonomie die het onderwijsmiddenveld zich heeft toegeëigend. Het autonome middenveld heeft het immers niet goed gedaan. Het middenveld zelf houdt nog altijd vol dat er niets aan de hand is. Echter, iedereen ziet het, vooral de ouders met kinderen in het mbo en het hbo, want juist daar is de autonomie van het middenveld het grootst. Juist daar zijn overheid en parlement het meest op afstand gezet. Juist daar is de ellende voor studenten en leraren ook het grootst. Chaos in de roosters. De basisadministratie is nergens op orde. De leraren krijgen een didactiek opgelegd waar ze zelf niet in geloven. Colleges van bestuur hebben geen flauw benul van wat zich in hun organisatie afspeelt, omdat de grote schaal dat eenvoudigweg onmogelijk maakt.

Zoals wij gisterenavond nog zagen in EenVandaag, is het onderwijs door het middenveld uitgeleverd aan een politieke agenda, in plaats van aan een onderwijskundige. Nederland moet en zal hoger worden opgeleid, desnoods door het niveau te laten zakken, zodat iedereen uiteindelijk een diploma kan halen.

Wie is de eigenaar van het onderwijs? Dat is de vraag waarover de laatste jaren is gestreden. Wat duidelijk is, is dat de leerlingen, de ouders en de leraren zijn onteigend. Zij staan aan de kant.

Al dat ondermaatse onderwijs wordt wel gegeven in prachtige gebouwen, dat dan weer wel. Daar ligt voor heel veel colleges van bestuur een grotere uitdaging dan bij het onderwijs. Spectaculaire architectuur, kijk maar naar al die nieuwe gebouwen van roc's in het land. In Amsterdam, de stad van Theo Thijssen, vindt op dit moment grootschalige projectontwikkeling plaats, voor honderden miljoenen euro's, rond de Wibautstraat. Dat gebeurt niet door een marktpartij maar door een hogeschool. Aan "maatschappelijk ondernemen", zoals dat tegenwoordig heet, is geen gebrek. Er wordt met veel enthousiasme van alles ontwikkeld en ondernomen met gemeenschapsgeld, met geld uit de algemene middelen, met geld dat bestemd is voor onderwijs. Dat is doorgeschoten autonomie. Straks gaan wij bij wijze van spreken nog zien dat een school gaat investeren in een voetbalclub of in een stadion in plaats van in onderwijs. Al die euro's die worden uitgegeven aan vastgoed, hotels, restaurants, komen niet terecht in de klas.

Nu doet het zich voor dat met dit voorstel tot wijziging van de Wet studiefinanciering ook het onderwijs wordt gevraagd om een bijdrage te leveren aan het bestrijden van het overheidstekort. Dat is een heel legitieme vraag. Maar wie moeten dat gaan doen volgens dit voorstel? De studenten, en indirect ook hun ouders. Het voorstel is heel redelijk, maar hoe je het ook wendt of keert, het is toch een lastenverzwaring voor de groep stakeholders in het onderwijs die toch al zo goed als buitenspel staat. Het betekent een lastenverzwaring voor Henk en Ingrid; ik wil die namen toch even noemen in mijn maidenspeech. Wij kunnen met deze wetswijziging akkoord gaan, maar pas nadat alle andere mogelijkheden om om te buigen zorgvuldig en met een zeer kritische blik zijn bekeken.

Ik toon nu de lijst die toenmalig minister Plasterk heeft aangeleverd, een overzicht van al die organisaties en projecten in de schil rond het onderwijs. Dit is de "leemlaag" waarover altijd wordt gesproken. De lijsten tellen op tot ruim 1 mld. Er zijn natuurlijk organisaties en projecten die wij niet kunnen missen, maar het moet toch voor minder euro's kunnen en met minder organisaties.

Ik rond af. Wat de PVV betreft, gaan wij niet morrelen aan de studiefinanciering, hoe marginaal ook, voordat wij met een stofkam door deze lijsten zijn gegaan. Pas als dat allemaal is gebeurd, gaan wij kijken naar de studiefinanciering. Niet eerder, want lastenverzwaring voor studenten en ouders, hoe klein ook, geeft geen pas zolang er zo veel onderwijsgeld zo inefficiënt wordt ingezet. Wij zullen dus tegen deze wijziging stemmen.

De voorzitter:

Aan mij de eer om u als eerste te mogen feliciteren. Ik ben blij dat wij er weer iemand met een onderwijsachtergrond bij hebben in de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Allereerst wil ik mevrouw Jadnanansing en de heer Beertema van harte feliciteren met hun maidenspeech. Als lid van een middenpartij zie ik uit naar een vruchtbare samenwerking met hen beiden.

Zoals bekend hecht de CDA-fractie aan het handhaven van de toegankelijkheid van hoger onderwijs voor iedereen, ook in financieel moeilijke tijden. Daarbij is het natuurlijk wel zo, dat in financieel zware tijden zoals wij die nu doormaken, een bijdrage mag worden gevraagd van iedereen, dus ook van studenten. Uit de beantwoording van onze vragen blijkt dat het niet indexeren van de studiefinanciering betekent dat er in 2011 en 2012 ongeveer € 3 minder ontvangen zal worden door studenten dan met indexering. Dit offer van studenten vragen, lijkt de CDA-fractie alleszins redelijk in deze financieel moeilijke tijden. Studenten worden dus niet gekort en derhalve gaat mijn fractie akkoord met het onderhavige wetsvoorstel.

Ten aanzien van de drie-uit-zesregeling is het goed te vernemen dat er op Europees niveau overleg plaatsvindt conform de Bologna-doelstelling. Zoals bekend uit eerdere debatten hecht de CDA-fractie aan een krachtige inzet op internationalisering van het onderwijs. Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over de stand van zaken?

Ten slotte constateert mijn fractie dat de gelijktrekking van de termijnen voor een aanvullende beurs volkomen acceptabel is en de situatie in ieder geval iets overzichtelijker maakt voor studenten.

De voorzitter:

Ter afwisseling krijgen we weer een maidenspeech, dit keer van de heer Klaver van GroenLinks.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Op de allereerste plaats ook mijn felicitaties aan de collega's Jadnanansing en Beertema. Ik kijk erg uit naar de samenwerking in de komende jaren.

Op mijn partij hebben geen 1,5 miljoen mensen gestemd, wel bijna 700.000. Het is een eer om hier te mogen staan als volksvertegenwoordiger en te weten dat je door de Nederlandse bevolking bent verkozen. Ik sta hier echter niet alleen voor die 700.000 mensen. Ik sta hier voor alle Nederlanders. Ik sta hier ook niet om de komende jaren de degens te kruisen, maar vooral om mijn hand te reiken en om samen te werken aan een betere toekomst.

Het wetsvoorstel dat voorligt, getuigt van realiteitszin. De memorie van toelichting begint terecht met de internationale context. Terecht ook wordt ervoor gezorgd dat studenten gemakkelijker kunnen studeren in het buitenland. Complimenten. Het voorstel getuigt ook van realiteitszin omdat er wordt gesproken over het grote begrotingstekort, waar iedereen aan moet bijdragen.

Het begrotingstekort van 29 mld. moet worden opgelost en ik vind ook dat studenten daar een bijdrage aan zouden mogen leveren, maar niet op deze wijze. Op het moment dat het kabinet met mij samenwerking zoekt om te werken aan modernisering van het studiefinancieringsstelsel, ben ik zijn partner. Maar op het moment dat het een ... Ik had me zo voorgenomen om geen ordinaire woorden te gebruiken; ik neem dus de ruimte om even iets anders te zoeken ... Op het moment dat het kabinet toch met deze wat eenvoudige bezuiniging komt, vindt het mij toch echt tegenover zich. Wat het kabinet doet, ook al is het klein bier, is 18 mln. bezuinigen. Het gaat om die € 3 of € 6 in 2011 voor studenten. De afgelopen weken heb ik in mijn inwerkperiode echter heel veel geleerd, onder andere dat het in de politiek niet alleen gaat over resultaten, maar ook over motieven en wat wetsvoorstellen uitstralen. Dit straalt voor mij uit dat studenten weer worden gepakt. Studenten zijn geen melkkoeien, noch een sluitpost van de begroting. Dat waren ze al om het lerarentekort terug te dringen en dat lijken ze nu weer te worden.

Het wetsvoorstel getuigt ook van een kruideniersmentaliteit. Afgelopen week ben ik erg geschrokken van wat de OESO heeft meegedeeld over de positie van Nederland wat betreft onderwijs. Wij hebben allemaal, geen fractie uitgezonderd, onze mond vol over investeringen in het onderwijs. Dat wij niet de hoeveelheden geld hebben die wij de afgelopen decennia hebben gehad klopt. Als wij er echter voor willen zorgen dat Nederland echt kan meedoen in de wereld, dan moeten wij investeren in onderwijs en dan moeten wij hervormen. Dus, hervormen: ja, bezuinigen: nee.

De voorzitter:

Aan mij de eer om u als eerste te feliciteren. Ik vind het heel fijn dat ik nu een compagnon gevonden heb in het taalgebruik van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Dan kan ik nu het woord geven aan wederom een van de senioren in dit huis, namelijk de heer Boris van der Ham van D66.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter, wat een eer u weer te mogen ontmoeten in deze mooie zaal. Ik ben geloof ik net zo senior als u dat bent, maar u hebt meer haar.

De voorzitter:

Mijn haar is wel grijzer. Hoewel, dat weet ik eigenlijk niet eens.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben ook grijs, maar ik doe er niets aan. Laten wij nu maar beginnen.

Ik wil mevrouw Jadnanansing, de heer Beertema en de heer Klaver van harte feliciteren met hun maidenspeech. Acht jaar geleden hield ik in mei 2002 mijn eigen maidenspeech. Dat is altijd een nerveus moment, maar ook een heel mooi moment. Ze hebben alle drie gezegd hoe eervol het is om hier te mogen werken en wat een prachtige taak het is om mensen te vertegenwoordigen. Ik geniet daar zelf nog elke dag van. Ik hoop dat deze nieuwe leden die ervaring ook zullen hebben.

Wij spreken vandaag over een wetsvoorstel over de normbedragen voor de studiefinanciering, de aanvullende beurs en de drie-uit-zesmaatregel. De economische crisis heeft grote gaten in de begroting geslagen. Dat huishoudboekje moet op orde worden gebracht. Iedereen moet daaraan zijn steentje bijdragen. Dat geldt wat ons betreft ook voor studenten. De bijdrage die via dit wetsvoorstel aan studenten wordt gevraagd, is heel klein. Die is € 3 per maand. Dat vinden wij alleszins redelijk. Eerlijk gezegd, studenten vinden dat over het algemeen ook redelijk. Vorig jaar was er een demonstratie op het Korte Voorhout. Dat kan de heer Plasterk, die in deze zaal zit, zich nog wel herinneren. Hij was er zelf bij. Ik zei toen: dames en heren, studenten, ik ben het van harte met u eens dat er veel meer moet gebeuren aan onderwijs. Ik vind ook dat minister Plasterk veel meer moet uittrekken voor onderwijs, dat daar veel te weinig aan wordt gedaan door de regering. Maar op één punt ben ik het wel eens: deze maatregel kan best worden doorgevoerd.

Wat gebeurde er toen? Toen applaudisseerde de helft voor mij en de andere helft zei boe. Als je een keuze maakt, heb je niet iedereen mee.

Het verbaasde mij overigens wel een beetje dat de heer Klaver – ik ga niet direct staan jennen – zei dat hij tegen deze maatregel is, terwijl vorig jaar de moedige Tofik Dibi, collega Dibi, hetzelfde verdedigde. Die zei dat er veel meer geïnvesteerd moest worden in onderwijs, maar dat deze maatregel best kon. Ik hoop dus dat de heer Klaver nog even bij zijn collega Dibi navraag doet over die geschiedenis.

De voorzitter:

Mijnheer Klaver heeft dat al gedaan, denk ik.

De heer Klaver (GroenLinks):

Mijnheer Van der Ham, u mag mij best jennen, maar zegt u dan ook gewoon dat u mij jent.

De heer Van der Ham (D66):

Dat zei ik ook.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb navraag gedaan bij mijn collega. Zoals ik zojuist al heb gezegd, wij zijn er helemaal niet tegen dat studenten hun bijdrage leveren. Wij zijn een heel groot voorstander van het moderniseren van het studiefinancieringsstelsel, evenals uw partij. Wij zijn echter tegen deze bezuiniging, die een verkeerd signaal afgeeft. U mag dat een verandering van inzicht noemen, volgens mij is het dat niet. En al was het dat wel, dan is het voortschrijdend inzicht en dat siert iemand.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben altijd heel erg voor voortschrijdend inzicht. Dat is allemaal heel erg mooi. Er ligt een voorstel voor deze bezuiniging, door het vorige kabinet gedaan. Wij zijn altijd heel kritisch op dit kabinet of het vorige kabinet geweest, maar als het een goed voorstel is of een voorstel dat te billijken is, dan steunen wij dat. Dat heeft ook de fractie van GroenLinks vorig jaar gedaan. Zij heeft geen amendementen erop ingediend. Zij heeft dus hiermee ingestemd. Ik wil het ook geen jennen noemen. Het is wijzen op consequent gedrag. Dat mag u bij mij doen en ik ook bij u.

D66 is van mening dat ook het brengen van de aanvullende beurs onder het prestatieregime een verantwoorde maatregel is. De prestatie-eisen lijken voldoende ruim. Wij hebben daarover nog wel de volgende vragen. Kan de staatssecretaris aangeven welke redenen er bestonden om de aanvullende beurs niet onder het prestatieregime te laten vallen? Studenten met een aanvullende beurs zien hun beurs nu omgezet in een lening. Hoeveel studenten van deze groep lukt het nu niet om hun schulden te betalen binnen de bestaande termijn?

Zoals de heer Klaver al zei, is het niet genoeg om het in de discussie over studiefinanciering hierbij te laten. Deze oplossingen zijn allemaal een beetje klein bier. Het is van groot belang dat wij de komende jaren een discussie hebben over een grote hervorming in het hoger onderwijs die gericht is op kwaliteit. Daarvoor hebben wij de commissie-Veerman gehad, die heel behartigenswaardige adviezen heeft uitgebracht hoe wij meer focus en massa kunnen aanbrengen in het hoger onderwijs. Dat is van groot belang. Willen wij echt meedoen in de wereld, dan zullen wij er veel meer voor moeten zorgen dat wij het geld laten neerdalen op de plekken waar het ook het meest effectief besteed kan worden zodat de studenten kwaliteit voor hun geld krijgen. Dat is iets waar het in Nederland zelfs een beetje aan ontbreekt. Dat hebben wij vandaag kunnen lezen in Trouw, waarin een onderzoek van de OESO werd beschreven dat zegt dat de Nederlandse student eigenlijk te weinig waar krijgt voor zijn geld. Dat zal ook de staatssecretaris van Onderwijs geen prettige uitkomst van het onderzoek vinden. Graag haar reactie op dit punt.

Zoals wij vinden dat hervormd moet worden op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en de AOW, vinden wij ook dat rond het hele cluster van onderwijs gekeken moet worden hoe wij dat beter kunnen organiseren. Dat houdt dus in beter focus en massa aanbrengen en een hervorming van de studiefinanciering, waarvan de opbrengst overigens wel in zijn geheel moet terugvloeien naar de kwaliteit van het hoger onderwijs. Meer docenten, beter opgeleide docenten, meer vrijheid voor onderwijsinstellingen om ervoor te zorgen dat zij daadwerkelijk dat doen wat zij ook willen doen en ervoor te zorgen dat wij ook in de top twintig, tot dertig of zelfs top tien van de wereld kunnen meedoen.

De heer Beertema (PVV):

Ik hoor van D66 en de heer Van der Ham altijd heel mooie vergezichten over de top tien van het onderwijs en zo. Ik heb van de heer Van der Ham begrepen dat hij voorstander is van de voorgestelde maatregel, maar ik verbaas mij over het soepele gemak waarmee dit soort kleine, redelijke en legitieme bezuinigingen toch weer even snel wordt afgewenteld op de studenten en hun ouders. Over de kleilaag waar de miljarden tegen de plinten klotsen, hoor ik D66 echter nooit. D66 is erg hervormingsgezind, maar waarom wordt dan niet ook daarnaar gekeken? Nu wordt eerst geroepen om meer en meer investeringen, terwijl wij kritisch moeten kijken naar de investeringen in de kleilaag.

De heer Van der Ham (D66):

Dat de heer Beertema dit niet van D66 heeft gehoord, heeft misschien te maken met het feit dat hij pas kort lid van deze Kamer is. Ik heb in de commissie-Dijsselbloem gezeten. Als oud-bestuurslid van BON heeft hij daar ongetwijfeld over gehoord. Die commissie heeft geconstateerd wat de heer Beertema ook zegt. In allerlei debatten, binnen en buiten de Kamer, heb ik dat diverse malen benadrukt. Er is nog heel veel te verbeteren in het onderwijs binnen het bestaande budget. Dat moeten wij zeker niet laten. Het zou zonde zijn als dat geld terechtkomt in leemlagen, managementlagen, waar heel veel docenten heel veel last van hebben en die de kwaliteit van het onderwijs ook niet verbeteren. Op heel veel punten zullen wij elkaar in deze Kamer bestrijden, maar in het bestrijden van leemlagen en hindermachten in het onderwijs kunnen wij elkaar wellicht wel vinden.

De heer Beertema (PVV):

Acht u dit niet een van die kritische momenten waarop dit vorm gegeven kan worden?

De heer Van der Ham (D66):

Elk moment dat wij daarvoor kunnen aangrijpen, vind ik prachtig. Ik zal dat zeker met u doen, maar het gaat nu om een heel bescheiden, redelijke wet. Wij kunnen beter een ander podium zoeken. In het komende halfjaar zullen wij het in het kader van het hoger onderwijs zeker hebben over de commissie-Veerman. Wij zullen zeker bekijken hoe dat beter georganiseerd kan worden. In het hoger en wetenschappelijk onderwijs heeft elke universiteit nog steeds zijn eigen toko. Iedereen doet een beetje en net niet genoeg. Daardoor kunnen wij Europees en breder internationaal niet meestrijden. Laten wij ervoor zorgen dat het geld goed besteed wordt, dat het gebundeld wordt, dat universiteiten beter samenwerken. Aan het knikken van de heer Beertema zie ik dat wij het daarover eens kunnen worden. Laten wij dat vooral doen, want wij hebben brede steun uit de Kamer nodig om die kritische massa aan managers weg te krijgen en om het geld te investeren daar waar het echt nodig is, namelijk bij de studenten en de docenten.

De opbrengsten van de voorgestelde maatregelen komen voort uit de lagere kosten voor studenten die binnen een jaar stoppen met hun opleiding. 10% van de studenten stopt al in het eerste jaar. Hoe werkt die kwijtscheldingsprocedure dan precies? Over het hele vraagstuk van uitval in het hoger onderwijs zullen wij op een ander moment uitgebreider spreken. In de zomervakantie heb ik er een aantal dingen over geschreven; ik neem aan dat de staatssecretaris dat gezien heeft. Het is een onderwerp waarvan ik weet dat de staatssecretaris het belangrijk vindt. Er moet nog veel meer gebeuren. Ik hoop dat zij daarover een tipje van de sluier kan oplichten. Ik neem aan dat een demissionair kabinet, van welke kleur dan ook, daarvoor aandacht blijft hebben.

Ik dank de staatssecretaris voor de wens om de drie-uit-zesmaatregel wettelijk aan te passen. Op mijn verzoek en naar aanleiding van schriftelijke vragen heeft toenmalig minister Plasterk dat toegezegd. Hij heeft de IB-Groep opdracht gegeven om de drie-uit-zesmaatregel goed te interpreteren. Nu lijkt het ook wettelijk geregeld te worden. Ik heb nog wel een vraag over de opmerking in de nota naar aanleiding van het verslag dat de Europese Commissie hier nog wel eens een ander licht op zou kunnen werpen. Hoe staat het er precies voor? Wat is de meest actuele kennis hierover?

Ondertussen heb ik mijn ogen niet in mijn zak gehouden en heb ik naar andere internationale belemmeringen gekeken voor de internationale mobiliteit van studenten. Welke opvattingen heeft de staatssecretaris over het zogenaamde Rubicon-programma? Klopt het dat de eisen aan dit programma het alleen mogelijk maken dat studenten die uit Nederland vertrekken of die terugkeren naar Nederland van deze gelden gebruikmaken? Is het de bedoeling dat Nederlandse studenten die al in het buitenland studeren en die daar verder willen studeren, hiervan geen gebruik kunnen maken?

Ik begrijp dat Engelse promovendi vanwege hun andere status dan Nederlandse promovendi geen recht hebben op geld uit het Erasmus-programma. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Is zij het met mij eens dat dit ons belemmert om getalenteerde onderzoekers uit Engeland naar ons land te halen? Op de twee laatste punten overweeg ik een motie.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ook mijn felicitaties aan de drie leden die hun maidenspeech hebben gehouden. Ik begin met het indrukwekkende betoog van mevrouw Jadnanansing. De heer Klaver heeft wat mij betreft een uitstekend standpunt neergezet. De heer Van der Ham wees hem erop dat dat een nieuw standpunt zou zijn. Ik zou willen zeggen: daar is geen enkel probleem mee, op het moment dat dat een verbeterd standpunt is. D66 zou daar nog wat van kunnen leren! Ik heb ook heel goed geluisterd naar de heer Beertema, die sprak over het doorbreken van de kleilaag van managers en over de autonomie van schoolbesturen. Dat sprak mij zeer aan. Ik dacht: zou er dan toch nog wat goeds kunnen komen uit dat rechtse kabinet? Wie weet! Ik ga het goed in de gaten houden.

Deze wet werd op 4 maart jongstleden controversieel verklaard. Thans is besloten om het wetsvoorstel te behandelen. Dat is op zichzelf merkwaardig. Waarom zijn partijen van mening veranderd? Het betreft een bezuiniging van circa 60 mln. Als reden wordt aangevoerd: de economische crisis. Iedereen zal volgens de regering een bijdrage aan het herstel moeten leveren, dus ook studenten. Het is de vraag of iedereen van de regering een bijdrage moet leveren. Hoe zit het bijvoorbeeld met de koningin? De begroting van het Koninklijk Huis wordt niet gekort. En hoe zit het met de topinkomens, de hypotheekrenteaftrek, het bedrijfsleven? Dan heb ik het nog niet eens over de subsidies voor de vele overbodige adviesbureaus in het onderwijs. Kortom, niet iedereen hoeft een bijdrage te leveren aan het crisisherstel en zeker niet iedereen in gelijke mate. Studenten kunnen blijkbaar wel worden gepakt. Dat was eerder ook al zo toen het collegegeld werd verhoogd voor het Actieplan leerkracht 2010. Wanneer wordt de student niet meer als melkkoe gezien, maar als investering in de toekomst?

De maatregel rond de aanvullende beurs is een soort boekhoudkundige truc, zo was mijn indruk. De beurs wordt niet na het eerste jaar uitgekeerd, maar pas na vier jaar. Dat levert de komende jaren een besparing op voor het kabinet. Later wordt dat opgeheven. Erkent de staatssecretaris dat deze maatregel voor het kabinet tijdelijk geld oplevert? Voor studenten is het overigens wel nadelig, omdat zij hierdoor niet na één jaar, maar reeds na vijf maanden een besluit moeten nemen over stoppen of doorgaan. Wat zijn de gevolgen voor de circa 1500 studenten die het betreft?

Het niet-indexeren van de studiefinanciering levert na een aantal jaren 18 mln. op. Een student zal in 2012 circa € 6 per maand mislopen, en dat is dus € 72 per jaar, en € 288 in vier jaar. Het is geen groot bedrag, maar het is wel de zoveelste keer dat studenten getroffen worden. De basisbeurs is ongeveer € 265 voor uitwonenden. De komende jaren zal deze niet meegroeien met de prijsstijgingen, waardoor studenten opnieuw meer zullen moeten gaan werken of lenen. Stap voor stap wordt de basisbeurs uitgehold en gereduceerd tot een fooi. Het collegegeld groeit intussen gestaag verder, tot € 1670 dit jaar. En met de OV-chipkaart gaat het ook niet echt lekker: twee op de vijf studenten hebben er problemen mee, zag ik gisteren bij EenVandaag. Kortom, hogere kosten en minder tijd om te studeren. De staatssecretaris beweert overigens dat de ingreep geen nadelige gevolgen heeft voor goed en toegankelijk onderwijs. Waar baseert zij dat op? Wat zijn haar bewijzen? Ook ouders van mbo-leerlingen worden getroffen, doordat de WTOS niet wordt geïndexeerd. Met welk bedrag is deze WTOS precies gekort sinds de invoering van de gratis schoolboeken, een maatregel die niet geldt voor het mbo?

Deze wet is niet meer dan een platte bezuiniging om het huishoudboekje op orde te krijgen. We zijn ertegen, want wij vinden dat bezuinigingen elders gezocht moeten worden. Ik overweeg een motie, om het niet-indexeren van tafel te halen. Dat bedraagt komend jaar slechts 6 mln. Het bedrag moet eenvoudig elders te vinden zijn, zodat studenten gevrijwaard blijven van deze bezuiniging. De echte discussie gaat natuurlijk over de toekomst van de studiefinanciering. Wij staan voor een toegankelijk stelsel, onder andere door een verhoging van de aanvullende beurs. Het collegegeld moet niet verhoogd worden. Ik heb tijdens de campagne hand in hand gestaan met deze staatssecretaris, op de bres voor de basisbeurs. Vandaar mijn vraag: deelt zij de mening van de SP op dat laatste punt?

De heer Harbers (VVD):

Voorzitter. Ook mijn felicitaties aan mevrouw Jadnanansing en de heren Beertema en Klaver voor hun maidenspeeches en hun gloedvolle betogen. Met welke betogen en met welke onderdelen daarvan ik het ook eens ben, zal spoedig blijken wanneer wij spreken over de niet-indexering van de normbedragen studiefinanciering en WTOS, de aanvullende beurs en de drie-uit-zesmaatregel.

De VVD vindt het niet-indexeren begrijpelijk in het licht van de economische recessie en de problematische situatie van de rijksfinanciën. Om een eventuele interruptie van de heer Beertema voor te zijn: er moet inderdaad ook nog veel meer gebeuren in het onderwijs, waaronder het afbreken van de leemlaag en het tegen het licht houden van alle subsidies. Echter, in het grote geheel van maatregelen en hervormingen die de komende jaren nodig zijn, vind ik deze maatregel en deze geringe bijdrage van circa € 3 per maand "minder meer" van studenten te billijken.

De VVD kan ook leven met het andere onderdeel van het wetsvoorstel, namelijk het onder het prestatiebeursregime brengen van de aanvullende financiering na vijf maanden in het eerste jaar. Wat ons betreft is dat een reële keuze om ook de aanvullende beurs zo veel mogelijk gelijk te trekken met het prestatiebeursregime.

Tot slot spreekt dit wetsvoorstel ook over een verduidelijking van de drie-uit-zesmaatregel, waar wij van harte mee kunnen instemmen. Ik denk dat wij op deze manier beter kunnen aansluiten bij de oorspronkelijke doelstelling van de wet, waarbij wij tevens kunnen voorkomen dat wij de deuren van onze studiefinanciering wagenwijd moeten openzetten voor studenten die geen enkele band hebben met Nederland. In dat verband maak ik mij wel zorgen over datgene wat de staatssecretaris in haar beantwoording schrijft over de Hofzaak die de Europese Commissie heeft aangespannen tegen Nederland. De zaak raakt ook andere landen met een vergelijkbare wooneis, te weten de Scandinavische landen, Duitsland en de Belgische deelstaat Vlaanderen. De staatssecretaris schrijft dat Nederland momenteel een verweer voorbereidt. Is dat dan uitsluitend een Nederlandse zaak of trekt zij hierin gezamenlijk op met de andere landen die een vergelijkbare voorziening hebben? Hardop denkend, zou dat namelijk wel eens het einde kunnen zijn van onze studiefinanciering of onze meeneembare studiefinanciering. Hoewel de meesten weten hoe de VVD denkt over de studiefinanciering, zou ik dat wel graag tot een Nederlands debat willen beperken en zou ik het niet goed vinden als wij onder druk van Europa gedwongen worden onze studiefinanciering aan te passen. Graag verneem ik van de staatssecretaris hoe het staat met deze zaak en hoe zij de kansen van Nederland in dezen inschat.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De VVD heeft natuurlijk het volste recht om dit wetsvoorstel te steunen, maar ik heb wel een vraag. In het verslag bij dit wetsvoorstel staat dat bezuinigingen op hoger onderwijs ten goede moeten komen aan het hoger onderwijs. En dat is bij dit wetsvoorstel volstrekt niet het geval. Krijgen wij van de VVD nog een voorstel om dit geld in het onderwijs te stoppen?

De heer Harbers (VVD):

Wij hebben in het verslag aangegeven dat voor ons de grote beweging zou zijn het invoeren van een sociaal leenstelsel waarbij de opbrengst teruggaat naar het hoger onderwijs. Van invoering van het sociaal leenstelsel is in dit geval geen sprake. Dit is een bezuiniging op de overdrachtsuitgaven. Dat laat onverlet dat, wat betreft het geld dat in het hoger onderwijs zit, wij ervoor moeten zorgen dat het geld dat naar de onderwijsinstellingen gaat en ten goede moet komen aan scholieren en studenten, daarvoor ook daadwerkelijk wordt uitgegeven. Maar in het licht van het groter geheel van de maatregelen vind ik deze maatregel verdedigbaar. Je kunt eigenlijk heel veel redeneringen ophangen, ook de redenering dat dit de eerste € 3 zijn die studenten dan niet meer van de overheid krijgen maar waarin ze zelf moeten voorzien. Maar pas bij de grote beweging – daar hebben wij die altijd aan gekoppeld – zou het een-op-een terug moeten gaan.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vind dit niet sterk. Waar de VVD ook tijdens de campagne steeds heeft gezegd dat bezuinigingen op het onderwijs ten goede moeten komen aan het onderwijs en dat bezuinigingen op de studiefinanciering weer terug moeten naar het onderwijs, constateer ik dat u daar nu niet aan vasthoudt. Bij dit wetsvoorstel gebeurt dit, maar ik zie geen voorstel van de VVD om dit geld weer in het onderwijs te investeren. Nogmaals, ik vind dit niet sterk.

De heer Harbers (VVD):

Wij hebben altijd de gedachte uitgedragen dat het omzetten in een sociaal leenstelsel vereist dat het geld teruggaat naar de kwaliteit van het hoger onderwijs. Van een omzetting in een sociaal leenstelsel is in dit geval echter geen sprake.

De vergadering wordt van 11.05 uur tot 11.10 uur geschorst.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik feliciteer mevrouw Jadnanansing, de heer Beertema en de heer Klaver met hun maidenspeech. In alle drie de gevallen waren het bevlogen speeches. Het gaat er uiteindelijk om dat wij hier met hart en ziel ons werk doen en zeker het onderwijs een warm hart toedragen, want onderwijs kan echt iets heel moois uit mensen halen. Al die mensen hebben wij bovendien nodig in de samenleving. Ik ben het zeer eens met de voorzitter, die zegt dat het goed is dat mensen direct uit het onderwijsveld hier, in de Kamer, staan en vanuit hun praktijk kunnen zeggen: mensen let op, u bent soms met heel mooie verhalen bezig in dit gebouw – dat is ook nodig en belangrijk om mensen in de samenleving te inspireren – maar u moet er ook gewoon voor zorgen dat het beleid daadwerkelijk landt op de plek waar het gebeurt, namelijk in de klas, bij de leraar, bij de leerling en bij ouders die betrokken zijn. Vandaar ben ik net als de heer Harbers en de heer Van Dijk, die momenteel iets anders aan het doen is, geraakt door het betoog van de heer Beertema. Hij zei dat wij ervoor moeten zorgen dat het geld uiteindelijk komt bij de mensen die het moeten doen en dat wij instellingen daarop mogen aanspreken en ook moeten durven aanspreken. In dat opzicht onderstreep ik het betoog van de heer Beertema. Het lijkt mij dan ook een heel goede zaak om daaraan de komende jaren verder samen te werken in de Kamer.

Ik kom nog even terug op het verhaal van mevrouw Jadnanansing, waarbij ik, net als de voorzitter, tranen in de ogen had. Het geeft heel duidelijk aan wat onderwijs voor mensen betekent en wat je kunt doen door mensen op te tillen, in hun kracht te plaatsen en ook daadwerkelijk tot iets heel moois te laten uitgroeien. Mevrouw Jadnanansing is daar als het ware een vervolgproduct van, om het maar zo te zeggen. Dankzij de mogelijkheden die onderwijs biedt, zit zij in de Kamer en daarmee mogen wij heel blij zijn.

Ik kom nu bij het voorliggende wetsvoorstel. Ik ben overigens blij dat we weer aan de slag zijn en eindelijk weer het gewone handwerk kunnen uitvoeren. Het betreft een overzichtelijke wet, die, wat het kabinet betreft, eigenlijk al eerder had mogen worden behandeld. Het voorstel heeft het niet in zich om de grote hervormingen aan te pakken. Laten wij eerlijk zijn, zo zeg ik tegen de heer Beertema: dat zullen wij ongetwijfeld op andere momenten gaan doen. Het gaat er uiteindelijk om dat wij ervoor zorgen dat die begroting, ons portemonneetje, weer netjes op orde komt. Ik begrijp dat de heer Beertema daarin andere keuzes maakt en ik kan mij voor een deel ook iets bij die keuzes voorstellen. Wij hebben voor de zomervakantie over de subsidies gesproken, toen de PvdA dat punt aan de orde stelde. Ongetwijfeld vertel ik dus geen geheim als ik zeg dat wij op die subsidies terug zullen komen. Voor dit moment hebben we echter nog achterstallig onderhoud dat wij moeten uitvoeren. Vandaar dat het gaat om een vrij eenvoudige wet die een zeer bescheiden beslag legt op mensen, zoals mevrouw Ferrier dat heel duidelijk heeft gezegd. Dit is niet het enige voorstel geweest om de begroting te dekken: er waren veel meer voorstellen, die ook veel breder gingen. Zij gingen natuurlijk niet over de hypotheekrenteaftrek, want daarover zal men van dit kabinet niets horen en waarschijnlijk ook niet van een volgend kabinet, hoewel zaken soms anders kunnen verlopen dan wij denken. Ook de grote hervorming van het sociale leenstelsel of iets dergelijks zal men vanuit het kabinet niet zo snel kunnen verwachten. Het voorstel ligt er zoals het er ligt, met zijn geschiedenis, en die is al veel langer dan de nieuwe Kamerperiode.

Mevrouw Jadnanansing en de heer Harbers vroegen hoe het met de zaak bij het Hof van Justitie zit, namelijk de zaak van "drie uit zes". Dat is inderdaad een punt van zorg. Ik ben het buitengewoon eens met de woorden van de heer Harbers: laat dit uiteindelijk geen beleid worden dat ergens anders wordt bepaald. Wij moeten hier, in Nederland, kunnen bepalen hoe wij met onze studenten omgaan en hoe wij onze studenten de ruimte willen bieden om kennis op te doen in het buitenland. Wat dat betreft ben ik blij dat dit voorstel er ligt naar aanleiding van de vragen van de heer Van der Ham en dat het in de komende weken daadwerkelijk bekrachtigd kan worden, naar de Eerste Kamer zal gaan en daarna in werking zal treden. Wij moeten er echter ook voor zorgen dat hetgeen wij nu geregeld hebben, overeind blijft. Vandaar dat wij het eerst heel scherp gevolgd hebben bij de Commissie en vervolgens bij het Hof. Inmiddels is er een Europees netwerk, met daarin landen zoals de Scandinavische landen en Duitsland, die een soortgelijke regeling hebben. Duitsland is, naar ik meen, zelfs nog wat strenger en heeft een drie-uit-vijfeis. Bij de Scandinavische landen is het hier en daar wat losser geregeld. Zij hebben alle de intentie dat dit overeind blijft, want als dit niet overeind blijft, moet je weer gaan kijken hoe je jongeren internationaal kunt stimuleren wat, ongelooflijk belangrijk is, gelet op de mondiale arbeidsmarkt. Wij zullen dit scherp volgen. Wij hebben dit aan de orde gesteld in ons Europees netwerk. Van de landen die dit ook hebben, hebben wij meegekregen dat zij ook zullen interveniëren als de zaak voorligt. Wij staan dus niet alleen in ons verweer. Wij blijven er ook aan werken om de Commissie te overtuigen dat dit een goede zaak is, dat wij het heel slecht zouden doen als wij deze mogelijkheid zouden wegnemen en dat het niet meer dan redelijk is dat wij die drie-uit-zesmaatregel hebben. Wij zitten er dus bovenop, maar wij weten niet wanneer dit aan de orde zal komen. Ik heb het nog gevraagd aan mijn mensen, maar het is moeilijk te voorzien. Maar weet dat wij dit volgen, dat wij er zullen staan met ons verweer en dat wij daar niet alleen in staan.

Ik kan voor een belangrijk deel meegaan in het betoog van de heer Beertema. Hij is echter van mening dat je deze lastenverzwaring niet kunt maken en dat je veel breder moet kijken. Ik heb al iets gezegd over de subsidies. Het is geen geheim dat dit onderwerp aan de orde zal komen in de komende tijd, omdat dit een wens is van de Kamer die breed wordt gedragen. Wij hebben in de afgelopen tijd echter wel het nodige gedaan om te bereiken dat de autonomie niet alleen een recht is, maar ook plichten met zich brengt. Wij zijn veel scherper geworden op het realiseren van het aantal uren, bijvoorbeeld in het mbo. Wij zijn ook veel scherper op zeer zwakke opleidingen. Ik heb de Kamer enkele weken geleden in een brief geschreven dat een opleiding die langer dan een jaar zeer zwak is, zal worden gesloten. Het wordt gesignaleerd, men krijgt een waarschuwing en een jaar later moet het op orde zijn. Wij hebben veel scherpere regels voor medezeggenschap en wij werken aan het professioneel statuut. Juist die autonomie – die overigens het onderwijs in Nederland sterker maakt in vergelijking met andere landen zoals de OESO ook constateert – maakt dat er goede afwegingen plaatsvinden doordat de verantwoordelijkheid bij de school wordt gelegd. Er worden betere afwegingen gemaakt dan wij enkelvoudig vanuit Den Haag zouden kunnen doen. Die autonomie moet echter wel worden begrensd met checks and balances. Het is waar dat wij daarop heel scherp moeten zijn en dat wij daaraan moeten blijven werken. Wij zijn er zeker nog niet, daar ben ik het mee eens.

Ik vind "lastenverzwaring" wel een beetje zwaar woord als het gaat om € 3 tot € 6. Overigens geldt dit inderdaad ook voor de WTOS. Dat is uiteindelijk een lager bedrag – het komt op enkele euro's uit – maar het wordt wel meegenomen. Als wij mbo'ers boven de 18 aanslaan, doen wij dat ook met leerlingen onder de 18. Die lijn hebben wij doorgetrokken.

De heer Klaver heeft gezegd dat hij liever een grote stelselwijziging zou zien. Ik heb de geschiedenis van dit voorstel al geschetst. Het is een klein voorstel. Ik ben persoonlijk ook niet zo kapot van stelselwijzigingen, maar als je dingen kunt verbeteren, moet je dit nooit nalaten. Dit zal in de politieke discussies in de komende jaren aan de orde komen.

Ik ben van mening dat de studenten in Nederland geen sluitstuk zijn; zij hebben het echt behoorlijk, want er zijn veel faciliteiten en ook veel leenmogelijkheden. Jonge studenten die er de schouders onderzetten, zijn in staat om zich met een redelijke vergoeding en misschien een bijbaantje – maar wat is daar mis mee – staande te houden en een mooie studie te doen. Daar hoeven wij ons niet voor te schamen in dit land.

De heer Van der Ham heeft gevraagd waarom de aanvullende beurs niet eerder in de tijd onder de prestatiebeurs is gebracht. Indertijd is afgesproken om dit zo min mogelijk te doen. Het was eigenlijk de bedoeling om voor deze groep dezelfde situatie te creëren als die van jongeren die het geld van hun ouders krijgen. Er is toen gekozen voor een gift van een jaar en daarna een prestatiebeurs met de bekende kwijtscheldingsregeling; dat wil zeggen dat het probleem is opgelost als je binnen drie jaar niet voldoende verdient. Nu trekken wij dit een halfjaar naar voren en daarmee trekken wij het recht. Dit is inderdaad geen structurele, maar een tijdelijke opbrengst. De uitwerking ervan is opgenomen in de begroting die wij nu eenmaal rond moeten krijgen. Het is echter goed om te weten dat wij de kwijtscheldingsregeling ook meetrekken naar na een halfjaar. In principe blijven de rechten dus hetzelfde. Ze verschuiven alleen iets in de tijd.

De heer Van der Ham stelde een vraag over de publicatie van de OESO. Hij is bezorgd dat het geld onvoldoende bij de student terechtkomt. Ik denk met hem dat Veerman een paar heel goede aanbevelingen doet wat betreft het hoger onderwijs. Wij moeten die inderdaad in de komende tijd uitwerken. Ik heb gemeend om in ieder geval ambtelijk niet te moeten wachten op nieuwe kabinetten en dus wordt er op dit moment samen met het veld overlegd over hoe wij slagen voor Veerman kunnen maken. Wij weten ook dat dit niet eenvoudig zal zijn, want het is echt lastig om bijvoorbeeld bekostiging te formuleren op basis van kwaliteit, van prestaties en van excelleren als universiteit. Bovendien vergt het veel tijd, zorg en aandacht om dit vervolgens vast te leggen in een bekostigingsstelsel. Dit luistert immers nauw.

Er is ook wel eens gesproken over een tussenjaar tussen vo en ho. Veerman beveelt een brede bachelor aan waarin jongeren de ruimte hebben om zich te oriënteren. Dit is een ook heel mooie gedachte. Deze punten moeten wij uitwerken en daarbij moeten wij bezien – ook in het licht van wat de heer Beertema gezegd heeft – hoe wij de euro nog beter daar terecht kunnen laten komen waar hij terecht moet komen.

De heer Van der Ham (D66):

Het is heel goed dat het ministerie al bezig is, want wij kunnen daarmee niet wachten. Ik heb verder begrepen dat er op het ministerie in de afgelopen maand al een discussie is gevoerd over profielen van universiteiten. Het is misschien wel nuttig om, indien mogelijk, het verslag van een dergelijke bijeenkomst aan de Kamer te sturen vooral ook omdat dit in een regeerakkoord terecht zou kunnen komen, in welke richting het ook gaat. Dit moet niet alleen maar binnen de lijnen van een mogelijke nieuwe coalitie worden besproken maar ook breder, omdat dit juist zo ingrijpend kan zijn. Ziet de staatssecretaris kans daartoe?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik vind het moeilijk om dit toe te zeggen. Mensen hebben tijdens die bijeenkomst in alle openheid gesproken. Zij hebben zich ook een beetje kwetsbaar opgesteld als voorstander van het ene of van het andere profiel. Het is niet helemaal correct om dit te doen zonder dat wij die mensen daarvan tevoren verwittigd hebben. Ik wil het echter wel nagaan. Als men geen problemen ermee heeft, vind ik het ook geen probleem. Ik kan mij echter voorstellen dat mensen in deze oriënterende fase in een veilige omgeving willen brainstormen.

De heer Van der Ham (D66):

Die zuiverheid begrijp ik. Die mensen moeten dit natuurlijk wel accorderen. Dit alles gehoord hebbende, kan ik mij echter wel voorstellen dat een aantal modellen ter sprake is gekomen. Die modellen kunnen in alle objectiviteit bij de Kamer neergelegd worden. Wij koppelen die dan niet onmiddellijk aan een persoon of aan een universiteit, maar bekijken die als opties die wellicht ter inspiratie voor de onderwijsbegroting kunnen dienen. Mogelijk kan de staatssecretaris overwegen om het op die manier vorm te geven.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik dank de heer Van der Ham voor zijn vraag. Het is goed om te bekijken hoe prematuur dingen zijn en welke zaken al iets van substantie hebben. Ik wil de heer Van der Ham natuurlijk ook niet lastigvallen met elke tussenstap, want hij is een man die zich graag bezighoudt met hoofdlijnen. Ik zal dus kijken hoe het ermee staat. Als ik niets laat horen, is het gewoon nog niet rijp. Als ik denk dat iets zinvol is voor de Kamer, dan stuur ik het toe. Ik ben in dat kader echter ook een beetje terughoudend, want uiteindelijk moet een nieuw kabinet dit oppakken.

Hoe zit het nu met de 10%-stop in het eerste jaar? Hoe werkt het? Het is eigenlijk vrij eenvoudig. Wij hebben aan het begin van het jaar alle studenten die een aanvullende beurs gevraagd hebben, helder geïnformeerd over wat er aankomt. Als een student per 1 februari doorgaat met de studie maar niet binnen 10 jaar afstudeert, heeft hij een halfjaar extra terugbetalingsverplichting erbij. Het is daarom zo plezierig dat deze Kamer dit onderwerp wil behandelen en ik hoop dat dit ook snel gebeurt in de Eerste Kamer. Dan zijn wij namelijk keurig voor 31 december hiermee klaar, ook wat betreft het Staatsblad hoop ik. Op die manier weet iedereen het van tevoren en kan iedereen zijn afweging maken of hij nog voor 1 februari stopt. Dan haalt hij immers net nog die gift binnen. Als hij echter doorgaat, begint de teller voor de kwijtschelding te lopen. Zo zit het in elkaar.

Uitval houdt mij buitengewoon bezig. Er gebeurt gelukkig veel op dat terrein. Het is een beetje een belendend perceel, maar ik noem even enkele punten die wij op dit moment doen in dat kader. Wij zijn vooral bezig met de loopbaan- en beroepsoriëntatie in het mbo en vo. Voor beide onderwijsvormen is een plan gemaakt dat in uitwerking is. We hebben de website studiekeuze123. Het is belangrijk dat jongeren de ruimte nemen om zich te oriënteren. Verder is het belangrijk dat wij aandacht besteden aan de doorlopende leerlijnen taal en rekenen, maar ook aan de verscherpte exameneisen. Deze komen in de Kamer ter bespreking. Ik heb begrepen dat de Kamer daarover graag nog een algemeen overleg houdt, althans in relatie tot het vo/mbo. Laat de Kamer dat vooral doen want het is een ontzettend belangrijk onderwerp en ik denk dat jongeren daarmee beter worden geprepareerd. Het is overigens geen onderwerp zonder tranen, om het simpel te zeggen, maar wij bieden toch het onderwijs dat volgt meer ruimte om kwaliteit binnen te halen.

Het wetsvoorstel dat gerelateerd is aan Ruim baan voor talent is controversieel verklaard, maar de uitkomst van de experimenten ligt nog altijd in de Kamer. De afgelopen periode is 80 mln. geïnvesteerd in universiteiten en hbo-instellingen rond studiekeuzen, adviesgesprekken en betere voorbereiding om de uitval terug te dringen en het studierendement te verhogen. Er gebeurt dus veel. Ik ben zelf van mening dat tussen mbo, vo en ho veel meer ervaring kan worden uitgewisseld; jongeren kunnen eerder rondkijken in het hoger onderwijs zodat zij weten waarover zij het hebben. Ik ben daarover in gesprek. Mogelijk kunnen wij dergelijke zaken in de toekomst scherper oppakken. Een punt van aandacht is in elk geval dat er veel geld verloren gaat. Dat geld kan veel beter geïnvesteerd worden, direct in de leerling, in plaats van kapitaalvernietiging.

Ik kom te spreken over Rubicon en het Erasmus-programma. Het Erasmus-programma is een Europees programma. Jongeren die daaraan meedoen, doen dat meestal gedurende een korte periode. Meestal gaan zij langs meerdere plaatsen, wat natuurlijk een geweldige ervaring is. Dan zijn zij er per definitie kort. Hoe het met Engeland zit, weet ik niet precies. Het is een Europees programma, dus ik denk dat dat op de website te vinden is. Als Engeland deel wil nemen aan het Erasmus-programma maar dat tot nu toe niet kan, dan zou ik Engeland aanraden: ga ervoor. Het is echt een heel mooi programma met veel mogelijkheden voor jonge studenten. Rubicon is grofweg beschikbaar voor mensen die hier gepromoveerd zijn en onderzoek willen gaan doen of voor mensen die hiernaartoe komen en onderzoek willen gaan doen. Die ruimte zit in het Rubicon-programma. Dit ter informatie. Het is wat zijdelingse informatie, maar ik meende daarover toch correct te moeten antwoorden.

Ik kom nu bij mijn reactie op het betoog van de heer Van Dijk. Hij heeft nog over de begroting van het Koninklijk Huis en de hypotheken gesproken.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik stel graag nog een vraagje over dat Rubicon-programma. Ik heb mensen gesproken die in Engeland gaan studeren om daar te promoveren of daar al hebben gestudeerd en willen promoveren. Zij komen echter in problemen omdat zij geen aanspraak kunnen doen op het Rubicon-programma, bijvoorbeeld omdat zij al ergens wonen en willen doorstuderen, misschien wel omdat zij een prachtige aanstelling op Oxford of Cambridge krijgen. Het Rubicon-programma biedt daartoe geen ruimte. Is de staatssecretaris bereid om die ruimte wel te bieden?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

"Ruimte" kost meestal geld, en dat heb ik niet. Wij doen het voor de Nederlandse universiteiten. Het was mooi geweest als het heel breed gedaan had kunnen worden. Het betreft echter keuzes die ooit gemaakt zijn. Als jongeren graag die slag willen maken in Nederland, dan zijn daartoe mogelijkheden, hoewel met restricties. Alles onder voorbehoud van de regeling.

De heer Van der Ham (D66):

Stelt u zich voor dat iemand een jaar gaat studeren in Oxford. Fantastisch. Op een gegeven moment doet iemand het zo goed dat hem een onderzoeksplaats wordt geboden. Hartstikke goed. Dat zijn mensen die ook aan onze kenniseconomie, als zij weer terugkomen, fantastische bijdragen kunnen leveren. Iemand kan dat echter niet doen met een Rubicon-programma omdat hij vanuit de Engelse situatie niet in één keer kan doorstromen in het Rubicon-programma. Dat is toch ongewenst? Ik verzoek u om te onderzoeken op welke wijze dit soort gevallen kunnen worden voorkomen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Soms is er bewust een beperking ingebracht. Ik weet dat elke "ja" die ik uitspreek, zoveel dagen werk voor een ambtenaar met zich brengt. Ik vind dat niet zo verstandig. Het is een keuze. Als Oxford vindt dat iemand buitengewoon goed is en een onderzoeksprogramma aangeboden krijgt, dan lijkt het mij een goede zaak dat Oxford dat voor een deel financiert, via een beurzenstelsel. Er is niet gekozen voor die verbreding. Vooralsnog heb ik daar ook geen behoefte aan. Misschien is dit iets om bij de begrotingsbehandeling nog eens aan de orde te stellen. Dan hebben we het hele financiële palet voor ons liggen. Ik zeg echter nu even nee, ook omdat ik wil opletten. We hebben in de afgelopen jaren ons aantal mensen gereduceerd en het werk moet toch gedaan worden, dus vandaar. Dat is geen onvriendelijkheid, maar zakelijkheid.

Voorzitter. Dan kom ik op de vraag van de heer Van Dijk. Ik werk even de vragen af die er gesteld zijn. Hoe is het voor de ouders van het mbo? Het is eigenlijk heel simpel. Per saldo is hun budget niet gekort, mijnheer Van Dijk. Bij hen zijn de boeken, de leermiddelen et cetera gehandhaafd, conform de vroegere situatie in het voortgezet onderwijs. De rest is in de kindertoeslag gegaan die Jeugd en Gezin uitreikt aan de ouders van alle jongeren van 12 tot 18 jaar. Dat is de situatie. Dat bedrag is dus niet gereduceerd. Nu is het voor twee jaar minder meer, zoals de heer Harbers aangaf.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wilde nog even terug naar het koningshuis, maar toen kwam collega Van der Ham ertussen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ja, maar ik wil dat niet bespreken.

De heer Jasper van Dijk (SP):

U begon aan een zin die u vervolgens niet hebt afgemaakt omdat er een interruptie kwam. Het punt is het volgende. U schrijft glashelder in de nota naar aanleiding van het verslag: "in het kader van de crisis mogen we van iedereen een bijdrage verwachten". Mijn vraag is: hoe zit dat dan met het koningshuis?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik moet hier eerlijk antwoorden dat ik geen beeld heb van wat er in de afgelopen jaren met de begroting van het koningshuis is gebeurd. Sorry, maar ik was bezig met onderwijs, wat ook de heer Van Dijk zo aan het hart gaat. Ongetwijfeld zal ook daar goed naar gekeken zijn. Dat weet ik niet, maar wij hebben in ieder geval hier ter plekke een andere verantwoordelijkheid gekregen als bewindslieden van Onderwijs. Dat geldt voor de oude bewindslieden en voor mijzelf ook, vandaar dat ik hier nog mijn voorstel sta te verdedigen. Wij hebben gemeend onze verantwoordelijkheid op deze manier op te pakken. Zo heeft elke bewindspersoon een taak gekregen om wat op te pakken en ik kan u zeggen dat dit nog bescheiden is vergeleken bij wat er komen gaat. In dat opzicht zeg ik: laten wij onze zegeningen voorlopig nog even tellen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo makkelijk gaat dat niet. Vorig jaar is dit punt namelijk ook al aan de orde geweest bij de algemene beschouwingen. Ook toen hebben partijen gezegd: het is opmerkelijk dat er vanwege de crisis bezuinigingen worden doorgevoerd, dat de studiefinanciering niet wordt geïndexeerd, maar dat het koningshuis wel wordt geïndexeerd. Als u vervolgens glashelder in de nota naar aanleiding van het verslag schrijft dat van iedereen een bijdrage mag worden gevraagd – u gebruikt dat woord, niet ik – dan wil ik weten of dat niet een beetje te mooi voorgesteld is.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het feit dat van iedereen een bijdrage mag worden gevraagd, is denk ik gewoon een open deur. Ik vraag in het voorliggende voorstel van deze groep mensen een redelijk bescheiden bijdrage. Waar elders op de begroting andere posten voorkomen, nodig ik u uit – uw statement is helder – om uw punt bij de desbetreffende bewindspersoon te maken, zodat daar het debat kan plaatsvinden over de inhoudelijke afwegingen die gemaakt zijn. Bij mij staat het koningshuis niet op de begroting, om het even simpel te zeggen. Ik heb de middelen hier gevonden en vind dit een redelijk verhaal.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Tot slot. De staatssecretaris probeert het een beetje weg te moffelen, omdat het niet haar onderwerp betreft, maar ik stel vast dat het woordje "iedereen" niet juist wordt gebruikt. Het zou haar sieren als zij dat gewoon toegaf. Studenten worden aangepakt, het koningshuis bijvoorbeeld niet en ook andere groepen niet, dus "iedereen" gaat niet op.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik herhaal nogmaals: van iedereen mag een bijdrage worden gevraagd, maar ik vraag een bijdrage aan deze groep.

Voorzitter. Dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. We beginnen met mevrouw Jadnanansing. Nu mag er wel geïnterrumpeerd worden. Ik wil niemand uitlokken, maar het mag nu wel, dus u moet daarop voorbereid zijn.

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een paar punten. De PvdA-fractie blijft voorstander van dit voorstel. Wij vinden het fijn dat de staatssecretaris onze zorg deelt over de meeneembare studiefinanciering en dat zij daar ook bovenop zit. Dat stellen we op prijs. We zijn natuurlijk ook blij dat de commissie-Dijsselbloem en de commissie-Veerman worden genoemd. Wij vinden de leemlaag die wordt genoemd ook ernstig en ook wij willen daar kritisch naar gaan kijken. Sterker nog, ik verheug mij er heel erg op om er samen met de collega's op een constructieve wijze over na te gaan denken hoe wij dit kunnen verbeteren. Ik wil ook heel graag "meetobben" over een oplossing van het probleem van schooluitval. Ook wij zijn er natuurlijk zeer mee begaan.

Wij willen bekijken of wij de motie die Boris van der Ham heeft aangekondigd, kunnen steunen.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ik hoor de staatssecretaris goede dingen zeggen over het middenveld, dat niet alleen rechten heeft, maar ook plichten. Daarmee komt die autonomie toch in een iets ander daglicht te staan.

Er zijn absoluut goede dingen gebeurd op het gebied van de zeer zwakke opleidingen. De medezeggenschap en de rechtspositie van leraren zijn nog in de maak; daar gaan ook mooie dingen mee gebeuren. Ik noem nog checks and balances. Ik vind dat alles heel mooi, maar ik proef nog niet voldoende gevoel voor urgentie. Ik sluit mij dan ook aan bij de woorden van collega Jasper van Dijk, waarmee hij terecht refereert aan de uitspraak dat iedereen een bijdrage moet leveren.

Ik ga geen "uitstapje" naar het koningshuis maken; toch noem ik een ander soort koningshuis, en wel het koningshuis, de elite, van het onderwijs. Die wordt ook rondgereden in auto's met chauffeur enzovoorts. Nogmaals, het geeft geen pas om de studenten te gaan belasten, hoe klein, hoe weinig of hoe legitiem ook, voordat die excessen in het onderwijsveld aangepakt worden.

Hier wil ik het even bij laten.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoord. Wij zijn het op een aantal punten eens; dat mag ook wel eens gezegd worden.

Op een punt hadden wij een kleine discussie over het Rubicon-programma. Zij zei daarover: als ik dat toezeg, gaat het mij nog meer geld kosten. Dat is echter niet het geval. Er is een bepaald bedrag beschikbaar voor dit soort projecten, ook voor het Rubicon-programma. Mijn voorstel is dat ook mensen, Nederlandse studenten, die in het buitenland studeren, naar dat bedrag kunnen meedingen. Het kost de overheid dus niets meer; alleen kan de overheid ruimer kiezen uit mensen die daar een beroep op kunnen doen. Ik denk dat met deze geruststelling mijn voorstel wellicht op wat meer sympathie van de staatssecretaris kan rekenen. Kan zij daar nog eens naar kijken en nagaan of daarin een hardheidsclausule kan worden opgenomen? Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de internationale mobiliteit van Nederlandse studenten bijdraagt aan hun ontwikkeling;

constaterende dat deelname aan het Rubicon-programma nu alleen mogelijk is voor Nederlandse studenten die naar het buitenland vertrekken of uit het buitenland terugkeren;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe het Rubicon-programma ook open kan worden gesteld voor studenten die al in het buitenland studeren en daar hun studie willen vervolgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Klaver en Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(32263).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Dank u wel dat u mij hebt geholpen met het goed uitspreken van de naam van mevrouw Jadnanansing. Het is een prachtige naam.

De voorzitter:

Niemand vergeet die naam nu meer; dat is het grote voordeel van deze oefening.

De heer Van der Ham (D66):

Dank u wel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris houdt vast aan het wetsvoorstel, ondanks constructieve suggesties van verschillende leden om deze bezuiniging anders in te vullen. Zij zegt: ik ben het er wel mee eens dat er bijvoorbeeld ook op de post subsidies, op de adviesclubs, op de bureaucratie bezuinigd kan worden, maar dat zou allemaal meer tijd kosten. Daarom houdt zij nu vast aan een betrekkelijk eenvoudig wetsvoorstel: het niet-indexeren van de studiefinanciering. Sorry, dat vind ik veel te makkelijk. Wij praten eigenlijk al een paar jaar over die subsidies en over die adviesclubs. Er is een redelijk breed draagvlak voor dat het anders moet. Zelfs de PvdA noemde het net, kijk eens aan! Het had allang gekund en het kan ook nu. Als wij dat willen, kunnen wij die bezuiniging, die niet zo hoog is, makkelijk elders vinden. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer in maart 2010 besloot om het voorstel tot niet-indexeren van de studiefinanciering en de WTOS (c.q. tegemoetkoming studiekosten) controversieel te verklaren;

constaterende dat het wetsvoorstel neerkomt op een bezuiniging op studenten in het hoger onderwijs en het mbo;

verzoekt de regering, de studiefinanciering en de WTOS alsnog te indexeren en de dekking te zoeken binnen de post subsidies van OCW, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(32263).

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Dank voor de reactie in tweede termijn. Er zijn niet zozeer vragen gesteld als wel een aantal statements gemaakt, prima.

De heer Beertema sprak over eerst excessen aanpakken. Wij hebben aangegeven dat wij ten aanzien van een aantal punten waarover wij de zorgen delen ook zaken scherper in beeld willen gaan krijgen. Ik denk wel dat het goed is, omdat ontzettend veel mensen niet alleen dicht bij de mensen in de klas bezig zijn maar ook op andere niveaus in scholen bezig zijn, dat wij altijd proberen om ook op te letten dat wij niet veralgemeniseren, want er zijn zeker zaken waarvan ik met u vind dat zij niet kunnen. Ik heb indertijd bijvoorbeeld in Friesland ingegrepen toen het ging om de wijze waarop iemand de deur uit werd geholpen met prachtige regelingen. Klaar, dat kan niet. Daarbij hebben wij ook ingegrepen. Dat is een goede zaak, maar wij moeten altijd wel goed opletten bij deze discussies aan het begin van een nieuwe Kamerperiode, omdat er ook ontzettend veel goede dingen gebeuren, ook door leidinggevenden in het onderwijs en door mensen die verantwoordelijkheid dragen. Dus op die checks and balances op dat vlak moeten wij in onze debatten goed letten. Ik zeg niet dat de heer Beertema daar over de schreef ging, maar ik zeg het meer in algemene zin, als een soort statement vooraf aan alle debatten die wij ongetwijfeld zullen gaan krijgen.

Voorzitter: Dijsselbloem

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik ga graag even in op de moties, om te beginnen met de motie van de heer Van der Ham. NWO heeft ooit gekozen voor deze groep. Laat ik nu eens aan NWO vragen waarom men voor deze groep heeft gekozen. Als er binnen het budget iets plaatsvindt, hoeft het inderdaad geen geld te kosten, maar een euro kun je maar één keer uitgeven. Wanneer die in Oxford wordt uitgegeven, gebeurt dat niet in Amsterdam om het maar even zo te zeggen. Als ik de Kamer daarover informeer, kunt u voor uzelf bepalen of u daar nog meer mee wilt. Dan scheelt dat ook weer veel ambtenarenuren. Dat is alleen maar goed, want die kunnen dan weer aan andere dingen worden besteed.

De heer Jasper van Dijk verzoekt de regering in zijn motie de studiefinanciering en de WTOS alsnog te indexeren. Dat ga ik niet doen, want dan heb ik gewoon een gat in mijn begroting. Dat vind ik als lid van de regering geen leuk idee en velen met mij hier in de Kamer. Ik stel ook vast dat er een meerderheid is, dus ik ontraad deze motie.

De heer Van der Ham (D66):

De manier waarop de staatssecretaris de motie uitlegt, vind ik goed. Zij kan de motie dan ook zo uitvoeren als deze wordt aangenomen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dank. Dan voer ik de motie zo uit. Ik zal informeren bij NWO waarom men dit gedaan heeft. Vervolgens ontvangt de Kamer hierover een briefje.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen vinden aanstaande dinsdag plaats.

De vergadering wordt van 11.48 uur tot 13.00 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven