Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 12, pagina 849-859 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 12, pagina 849-859 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met een tijdelijke verlenging van de oormerking educatie en de bestedingsverplichting bij roc's (32146).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Voorzitter. De regering gaat vanaf 2011 jaarlijks 35 mln. bezuinigen op de educatiemiddelen binnen het participatiebudget. Daar is met het oog op de enorme financiële problematiek niets mis mee, maar de wijze waarop de regering de bezuiniging aangrijpt voor het uitstellen van zowel de geplande marktwerking bij het besteden van de educatiemiddelen als de ontschotting van middelen, vindt de VVD-fractie een slechte zaak. De VVD-fractie is dan ook tegen deze spoedwet. De opheffing van gedwongen winkelnering bij roc's en de ontschotting van educatiemiddelen per 2010 zijn namelijk al in 2007 wettelijk vastgelegd door een door de coalitiepartners de PvdA, het CDA en de ChristenUnie ingediend amendement waarmee wij het van harte eens waren. Het gaf partijen ook de kans om tijdig in te spelen op nieuwe veranderingen. Ik hoor graag van de indieners wat in hun overtuiging nu doorslaggevend is geweest om daar verder van af te zien en de invoering uit te stellen.
Nu de regering in het kader van de kaasschaaf heeft besloten om die 35 mln. per jaar voor educatiemiddelen te bezuinigen, heeft zij aangegeven het schadelijk te vinden als de marktwerking en de ontschotting doorgaan. Voor ons is niet duidelijk waarom dat schadelijk is en waarom dat anders niet schadelijk zou zijn. Daarop krijg ik graag een toelichting. De regering acht het ook denkbaar – het is niet duidelijk op basis waarvan – dat gemeenten het op dit moment wenselijk zouden vinden om educatiemiddelen niet te besteden aan de educatiedoelstellingen, maar in te zetten voor andere doelstellingen van het participatiebudget. Op basis waarvan zegt de staatssecretaris dat en waar is zij eigenlijk bang voor? Waarop baseert zij dit?
Ik vraag mij ook af of er dan geen sprake is van een groot wantrouwen in de lokale bestuurders. Had dit kabinet niet juist gezegd dat het veel samen met gemeenten zou doen en wilde vertrouwen op lokale bestuurlijke afwegingen? Ik stel vast dat het om zeep helpen van de wetgeving om vijf voor twaalf meer lijkt op het organiseren van een hoop bestuurlijke problemen. De VVD-fractie vindt dat een bezuiniging op educatiemiddelen een integrale aanpak en ontschotting van middelen juist noodzakelijk maakt, doordat alleen op die manier educatie nog volwaardig overeind kan blijven. Juist door ontschotting van middelen kan inburgering en re-integratie in één traject samen met educatie worden ingekocht. Dat is uiteindelijk meer in het belang van de eindgebruiker dan alleen de belangen van de roc's te willen beschermen, zoals de regering doet. Ook mijn hart ligt overigens daar – daar gaat het niet over – maar dit is wel erg eenzijdig.
Bovendien vindt de VVD-fractie het niet acceptabel dat gemeenten die zich erg goed hebben voorbereid op de marktwerking en het vervallen van de oormerking hun beleid nu onverwacht moeten bijstellen en in grote onzekerheid verkeren. Soms zullen zij zelfs een reeds ingezette aanbestedingsprocedure of de voorbereiding daarvan moeten afbreken. Kan de staatssecretaris uitleggen om hoeveel gemeenten dit gaat en welke kosten hiermee gemoeid zijn of op het sterfhuis liggen? Daarbij is het van belang dat het vergroten van de kwaliteit en het leveren van maatwerk altijd doelen zijn geweest van de invoering van de ontschotting van het participatiebudget. Wij zien het daarom als een gemiste kans om de marktwerking in de educatietrajecten van die participatiebudgetten uit te stellen. Juist immers voor de moeilijke doelgroep waarvoor deze budgetten zijn bedoeld, dient de kracht van aanbieders op basis van kwaliteit, snelheid en flexibiliteit benut te worden. Zij zijn van nature gericht op het leveren van gerichte korte trajecten met een directe link naar de arbeidsmarkt. Daar gaat het om. Voor cliënten is dat natuurlijk een heel groot voordeel.
De problemen die ontstonden bij de invoering van de marktwerking in het inburgeringsonderwijs worden erkend. Iedereen weet daar ook van. Het ging niet goed. Die problemen kwamen niet zozeer voort uit het concept van de marktwerking, maar des te meer uit de problemen met de uitvoering van de wetgeving. Juist met de vrijheid om zowel het inburgeringsdeel als het educatiedeel van de participatiebudgetten vrij te kunnen besteden, valt een groot deel van die uitvoeringsproblemen weg. Nogmaals, de VVD-fractie is tegen deze spoedwet.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Mag ik mevrouw Dezentjé Hamming vragen om dit nog eens uit te leggen? Wij hebben bij de Wet inburgering inderdaad heel veel problemen gehad. Deels hingen die samen met de wet, deels met de uitvoering, zoals mevrouw Dezentjé Hamming terecht zegt. Nu is haar stelling dat de problemen in de inburgering zijn opgelost, als wij nu maar het schot weghalen in het participatiebudget. Kan ze dat nog eens uitleggen?
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik kan dat beter aan u vragen. U was immers degene die drie jaar geleden het amendement indiende om het zo te regelen. Ik omarm dat. Ik vind het nog steeds een goed idee. Ik wil helemaal geen uitstel. Ik wil dat het gewoon wordt uitgevoerd zoals het gepland staat. U hebt daar destijds ook de voordelen van ingezien. Ik onderschrijf die hier nog een keer. U vraagt nu aan mij uitleg waarom u ooit die wetswijziging hebt ingevoerd. Dat vind ik een beetje een rare volgorde.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Dat hoeft mevrouw Dezentjé Hamming ons natuurlijk niet uit te leggen. Zij koppelt er echter iets anders aan. Zij zegt dat wij de problemen in de inburgering oplossen als wij dat schot weghalen in het participatiebudget. Wij hebben volgende week een algemeen overleg over de inburgering. Het hoeft hier niet allemaal besproken te worden. Dit is echter een sprongetje waarover ik de VVD-woordvoerder volgende week nog eens verder zal bevragen. Dit beeld van de werkelijkheid en de inburgering is namelijk echt te simpel.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik denk dat de heer Dijsselbloem als geen ander weet dat wij geen simpele opvattingen hebben over de inburgeringsproblemen. Wij koppelen daaraan ook goede oplossingen. Het gaat mij erom dat de budgetten voor de cliënten die het hard nodig hebben, om zowel de taal te leren als aan een baan geholpen te worden, integraal beter benut kunnen worden zonder schotten dan met schotten. Dit lijkt me ook een belang dat de PvdA-fractie zou moeten onderschrijven en niet drie jaar zou moeten uitstellen.
De heer Biskop (CDA):
Voorzitter. Volwasseneneducatie is en blijft een belangrijke zaak. Met name voor de grote aantallen laaggeletterden is het van belang om de Nederlandse taal beter machtig te kunnen worden en zo een goede plaats in de Nederlandse samenleving te verwerven. Eerder heeft de CDA-fractie al zorgen uitgesproken over het behoud van de infrastructuur in de educatie. Juist vanwege het behoud van de bestaande educatieve infrastructuur is de CDA-fractie voor het nog enige tijd oormerken van de middelen. Wel vraag ik de staatssecretaris nog eens in te gaan op het effect van dit wetsvoorstel op het aanvalsplan tegen de laaggeletterdheid.
De CDA-fractie is nog steeds van mening dat een ontschot participatiebudget grote voordelen heeft. Mevrouw Dezentjé Hamming heeft ons dat zo-even nog voorgehouden. Wij erkennen ook het belang van behoud van bestaande voorzieningen. Zij vraagt ons waarom het CDA deze kant opgaat. Dat is vanwege de veranderde omstandigheden. Wij hebben te maken met een korting op het educatiebudget en met roc's die nog zeer te lijden hebben van het debacle rond de inburgeringscursussen. Om ervoor te zorgen dat er een kwalitatief goede volwasseneneducatie blijft bestaan, is de CDA-fractie van mening dat die met deze wet kan worden geborgd. Bij de schriftelijke afhandeling hebben wij gevraagd naar de datum waarop dit ophoudt, namelijk 2013. Tot die periode van 2013 kunnen de roc's hun tijd, aandacht en energie beter concentreren op het bestrijden van jeugdwerkloosheid en het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. Daarvoor moeten zij samen met het kabinet optrekken. Die extra energie is daar op zijn plaats, maar in 2013 moet de marktwerking echt worden ingevoerd. De voordelen die marktwerking oplevert voor gemeenten moeten niet worden gebagatelliseerd. Wij spreken in Den Haag voortdurend over de noodzakelijke ontschotting. Een ontschot participatiebudget biedt de gemeente veel voordeel. Bovendien zijn wij van mening dat een verdere ontschotting kansen biedt aan de roc's om zich verder te profileren op de educatiemarkt. Daarom is voor de CDA-fractie volledige ontschotting ook het eindperspectief.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Biskop zegt terecht dat bestrijding van schooluitval en jeugdwerkloosheid hartstikke belangrijk is en daarom nu even geen marktwerking. In 2013 is bestrijding van schooluitval en jeugdwerkloosheid toch ook belangrijk?
De heer Biskop (CDA):
Ongetwijfeld staat dat thema dan helaas nog op de agenda. Het verschil tussen nu en straks is dat de roc's op dit moment veel moeite hebben om hun bedrijfsvoering rond te krijgen. Dat wordt onder meer veroorzaakt door het inburgeringsdebacle. Wij willen graag de roc's de ruimte geven tot 2013 met de oormerking van deze middelen om hun eigen afdelingen Educatie te borgen, maar dat betekent niet dat wij blind zijn voor de voordelen die marktwerking oplevert. Wij willen de marktwerking in 2013 dan wel graag ingevoerd zien.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan constateer ik dat marktwerking volgens u nu nadelen oplevert, maar dat marktwerking in 2013 voordelen oplevert. Ik vind dat een heel kromme redenering.
De heer Biskop (CDA):
Het heeft niets te maken met het concept marktwerking, maar met de uitvoering van de educatie door de roc's.
Voorzitter. Voor de CDA-fractie is 2013 het moment om aan de slag te gaan. Wij zullen dat tijdpad scherp in de gaten houden.
Ik heb nog een tweetal kleine punten. In de nota naar aanleiding van het verslag gaat de staatssecretaris nader in op de uitzonderingsbepaling voor die gevallen waarin voor 15 september 2009 reeds afspraken zijn gemaakt. Bij het schrijven van de nota waren er nog geen gevallen bekend. Hoe staat het nu met meldingen van reeds aangegane verplichtingen?
Voor veel gemeenten kwam dit voorstel als een verrassing. Naast het feit dat er wellicht verplichtingen zijn aangegaan, is bij het maken van beleid op het gebied van participatie rekening gehouden met ontschotting van de budgetten. Heeft de staatssecretaris signalen gekregen dat gemeenten hiermee worstelen? Is zij bereid om wellicht via de VNG met de gemeenten van gedachten te wisselen over de manier waarop dit wetsvoorstel toch kan passen in een integrale aanpak van participatie?
De voorzitter:
Dank u. Ik dacht al even dat de heer Bosma ons was vergeten, maar dat is gelukkig niet het geval. Daar is hij.
De heer Bosma (PVV):
Als ik u vergeet, voorzitter, is er iets ernstigs aan de hand.
De voorzitter:
Heel ernstig.
De heer Bosma (PVV):
Voorzitter. De wijziging van de wet is wat de PVV betreft niet nodig. De angst voor meer bestedingsvrijheid lijkt slechts ingegeven door de intentie instellingen voor beroepsonderwijs, de roc's, te spekken. Nu gun ik ze elke euro, daar gaat het niet om, maar daar moet wel de koninklijke weg voor bewandeld worden.
Volgens gegevens van het CBS lijdt het beroepsonderwijs verlies op de inburgering. De nieuwe Wet inburgering zou om verschillende redenen geleid hebben tot minder inburgeraars dan voorspeld. Wat de PVV betreft zijn de gemaakte kosten in essentie het gevolg van de massa-immigratie. De kennelijke noodzaak, op grote voet inburgeringscursussen in Nederland aan te bieden was nooit nodig geweest met een restrictief immigratiebeleid. Het aanbieden van inburgeringscursussen in Nederland is eveneens onnodig. Inburgeren doet men als men al naar Nederland komt in het land van herkomst en uiteraard volledig op eigen kosten. Ik zal de kosten nog eens doorgeven aan de site watkostdemassaimmigratie.nl.
Naast het bovenstaande is het ook een onzalig idee om het competentiegericht onderwijs op te leggen aan het mbo. Daar hebben wij vaker over gesproken. Het cgo draagt eveneens bij aan financiële problemen binnen het mbo en ook dat is niet nodig.
Dan kom ik bij de huidige opzet van de re-integratiebudgetten. Het is helder: direct stoppen. In 2007 bleek uit een rapport van de Amsterdamse rekenkamer dat die stad 300 mln. ontving en hiermee uiteindelijk maar 3,1% van de 42.000 bijstandtrekkers aan het werk kreeg. Dat is toch wel heel veel geld voor heel weinig opbrengst.
Educatie, inburgering en re-integratie vormen samen het participatiebudget. Dit budget is dus onder druk komen te staan onder andere door de eerder genoemde zaken. De gelden die zo zonder inburgering, cgo en re-integratie blijven liggen, kunnen in hun totaliteit worden gebruikt voor educatie. Ik noem maar iets: laaggeletterdheid, een groot probleem. Dit kan naast een roc, ook bij andere erkende instellingen gebeuren. Die gedwongen winkelnering moet zo snel mogelijk worden afgeschaft.
De fractie van de PVV ziet de noodzaak niet om deze wet te wijzigen. De oplossing van de financiële problemen waarmee de instellingen voor beroepsonderwijs worden geconfronteerd, zijn niet al te moeilijk, maar de politieke wil om heldere en realistische maatregelen te treffen, ontbreekt waarschijnlijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mevrouw de voorzitter. De fractie van de SP is zeer te spreken over het feit dat de marktwerking in de educatie drie jaar wordt uitgesteld. Het risico is groot dat marktwerking in het onderwijs een kaalslag op de kwaliteit inhoudt. Roc's moeten dan gaan concurreren met commerciële aanbieders. Wij hebben bij de re-integratie, de inburgering en de thuiszorg gezien wat daarvan de gevolgen zijn. Onder druk van de concurrentie proberen aanbieders zo goedkoop mogelijk in te schrijven, de kwaliteit loopt achteruit en de deelnemers zijn de dupe. Daarnaast zijn werkgevers minder geneigd om goede arbeidsvoorwaarden te bieden.
Het is aan de gemeenten hoe de educatie wordt vormgegeven. Dit leidt tot willekeur. Het aanbod wordt afhankelijk van de plaats waar je woont. De keuzevrijheid van de gemeenten gaat dan boven een toegankelijk aanbod. Daarom pleit ik niet alleen voor uitstel van de maatregel, maar ook voor afstel.
Ook mevrouw Jos Leenhouts van het roc Mondriaan vraagt om dappere Kamerleden die het roer durven omgooien. De marktwerking heeft volgens haar voor een hoop ellende gezorgd in de inburgering. Veel roc's kwamen in financiële problemen en honderden docenten verloren hun baan. Hoe zal de regering dergelijke gevolgen voorkomen bij de invoering van de marktwerking in de educatie in 2013?
Die vraag blijft boven dit debat hangen. Waarom wordt de marktwerking voor drie jaar uitgesteld? Waarom niet voor twee jaar of voor vijf jaar? Er staat zelfs dat drie jaar het maximum is. Waarop is dat gebaseerd? Het kabinet geeft argumenten om de marktwerking nu uit te stellen. De staatssecretaris schrijft dat de roc's onder hoge druk staan, ze moeten schooluitval bestrijden, de jeugdwerkloosheid is een groot probleem en er zijn allerlei operaties gaande. Zij schrijft dat deze ontwikkelingen een grote onzekerheid tot gevolg hebben voor het publieke bestel. Het is toch evident dat dit in 2013 nog steeds zo is? Ook dan moet schooluitval worden bestreden en ook dan zal marktwerking leiden tot onzekerheid onder het personeel van roc's. De concurrentie zal leiden tot prijsvechters en geschuif met personeel. De marktwerking is een achterhoedegevecht, ook in 2013. Kies dus voor afstel in plaats van voor uitstel.
Minder mooi is de bezuiniging van 35 mln. op de educatiemiddelen. Daarmee wordt in totaal 44% van het educatiebudget geschrapt. In de grote steden gaan de roc's er miljoenen op achteruit. Het kabinet schrijft dat het de kerntaak van de roc's het minst wil raken. Dat is een holle frase. Deze bezuiniging zal dramatische gevolgen hebben voor de educatie, het personeel en het aanbod. Een derde van het personeel zal mogelijk moeten vertrekken. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe zij 35 mln. specifiek bij de basiseducatie wil weghalen? De gemeenten beschikken over die budgetten. Wil zij dit allemaal wettelijk vastleggen?
Er is mogelijk een alternatief en ik kijk dan ook even naar de coalitiepartijen. Dit is afkomstig van de betrokkenen. Haal de volwasseneneducatie, de vavo, uit de educatie en hevel die over naar OC&W. Dit kan mogelijk tot besparingen leiden. Die mogelijkheid is op zijn minst het onderzoeken waard. Ik krijg hier graag een reactie op.
Het is onaanvaardbaar om onder het mom van de crisis te bezuinigen op de mensen die ondersteuning het hardst nodig hebben. Educatie is nu juist bedoeld om mensen met achterstanden vooruit te helpen. Dit zijn vaak mensen zonder inkomen en zonder baan. Daarom moet dit plan van tafel. Er zijn genoeg andere posten waarop bezuinigd kan worden.
Kortom, uitstel van de marktwerking is prima, maar die bezuiniging is een slecht plan.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Voorzitter. Het kabinet legt vandaag met de voorgestelde kleine wijziging van de Wet op het participatiebudget een verstandig voorstel aan ons voor. Het ontschotten van de educatiemiddelen binnen het participatiebudget en het loslaten van de verplichte winkelnering van gemeenten bij de roc's wordt uitgesteld tot 2013. Ik heb een overzicht van alle veranderingen in de mbo-opleiding die over de roc's heen zijn gegaan sinds de WEB in 1996 is ingegaan. Als je al die veranderingen op een rijtje zet, vanuit de verschillende soorten wetgeving waar zo'n roc mee te maken heeft, dan is het een wonder dat de instellingen het hebben overleefd, zo zeg ik dan maar eens een keer.
De situatie is voor sommige instellingen echter niet rooskleurig. Dat heeft voor een deel te maken met slecht beleid en voor een deel met te veel veranderingen, soms slecht doordacht, vanuit Den Haag. In de huidige situatie, waarin meerdere nieuwe vernieuwingen door de roc's gaan en de roc's een belangrijke rol spelen in de aanpak van jeugdwerkloosheid, is tijd een belangrijke factor. Die tijd wordt nu genomen.
De staatssecretaris geeft in de schriftelijke antwoorden aan dat de komende tijd, die extra paar jaar, goed gebruikt zal worden om zaken binnen de roc's op orde te krijgen; kwaliteit, bedrijfsvoering en prestaties krijgen extra aandacht. Wanneer echter na 2012 de markt opengaat en de roc's op het gebied van educatie moeten gaan concurreren, komen er ook nieuwe aanbieders van educatie. De kwaliteit van die nieuwe aanbieders is niet bij voorbaat gegarandeerd. De ervaringen met de Wet inburgering leert dat dat niet vanzelf goed gaat. Als de overheid geen kwaliteitseisen stelt, zal er worden geconcurreerd op de prijs, ten koste van kwaliteit. De volgende week hebben wij een uitgebreid overleg met de minister voor WWI over inburgering. Ik zal dan nadrukkelijk ingaan op de relatie tussen marktwerking en kwaliteit zoals die zich in de afgelopen jaren in relatie tot de inburgering heeft afgetekend.
Op het punt van educatie hebben wij nog kans om lessen te trekken en te leren van de fouten bij de inburgering. Mijn fractie wil daarom dat het vrijgeven van educatie op termijn direct gepaard gaat met kwaliteitsbeleid. Om dit debat in één termijn te kunnen afronden, wilde ik meteen een motie indienen.
De voorzitter:
Het spijt mij, ik snap dat u dat wilt, maar zo doen wij dat niet.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Echt niet? Ik dacht dat dat eerder gedaan was. Een stukje vernieuwing van het Reglement, ter plekke bedacht. Dan doe ik dat in tweede termijn.
De voorzitter:
Dat lijkt mij heel goed. U kent mij.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. De keerzijde van dit voorstel is de bezuiniging van 35 mln. die tevens een argument is om de marktwerking uit te stellen. Valt er met de PvdA-fractie te praten over het opheffen van die bezuiniging die toch uiterst pijnlijk is voor dit terrein?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Nee, daar valt niet over te praten. Dat geld hebben wij hard nodig om bijvoorbeeld de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Daar hebben wij vervolgens ook de roc's zeer hard bij nodig.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is een beetje een gek antwoord. Die 35 mln. wordt gewoon botweg door Financiën weggesneden uit de educatie. Nu zegt u dat wij dat geld hard nodig hebben om de jeugdwerkloosheid te bestrijden.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Zo is dat.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan moet het juist aan die educatie worden gegeven. Waar is uw hart voor educatie? Accepteert u dit domweg of zegt u: nee, wij moeten daar nog eens goed naar kijken?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Ik weet dat de SP-fractie denkt dat je niet hoeft te kiezen in de politiek, maar dat moet wel degelijk. Je kunt je geld maar één keer uitgeven, maar ook dat heeft de SP nog niet begrepen. Het is echt zo: je kunt je geld maar één keer uitgeven. Het kabinet heeft inderdaad bezuinigd op educatie, daarover geen misverstand. Daar is met mij ook niet meer over te praten. Daar staat tegenover dat het kabinet veel geld heeft vrijgemaakt om de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Wij hebben daar de mbo's zeer hard bij nodig.
De voorzitter:
De heer Van Dijk mag van mij nog iets zeggen omdat hij zo rechtstreeks is aangesproken, maar dan is het ook over.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is aardig. Ik vind het een beetje laag dat de heer Dijsselbloem nu suggereert dat de SP niet kiest. De SP heeft het motto: een beter Nederland voor hetzelfde geld. Mijn partij wil bezuinigen op de hypotheekrenteaftrek en allerlei andere zaken, maar niet op onderwijs. De heer Dijsselbloem gaat echter mee in die bezuiniging, ondanks allerlei moties van zijn fractievoorzitter, die blijkbaar niets voorstellen.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Die stellen heel veel voor. Ik sta alleen wel voor de keuze voor bestrijding van jeugdwerkloosheid.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Voorzitter. Ik stel vast dat bij de heer Dijsselbloem de lobby van de MBO Raad wel succesvol is geweest. Ik merk dat de heer Dijsselbloem zijn betoog nogal ent op die 35 mln. aan bezuinigingen ...
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Ik was er niet over begonnen.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
... als aanleiding voor alle ellende die nu onder andere over gemeenten wordt uitgestort. Mijn vraag is ... Ik ben eerlijk gezegd de vraag kwijt.
De voorzitter:
Ik zie het! Ga hem zoeken!
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik weet het weer. Waarom zoekt u die 35 mln. die de aanleiding was om met dit uitstel te komen niet ergens anders? Ik kan mij voorstellen dat je op dit moment ook makkelijk zou kunnen overwegen om de maatschappelijke stage te schrappen. Daarmee is veel geld gemoeid. De stages zijn op dit moment toch schaars, waarbij je gemakkelijk een verdringingseffect zou kunnen krijgen, dus dat zou toch een goed alternatief zijn?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Ik had de 35 mln. niet genoemd. Dat is slechts een klein onderdeel van wat er allemaal, in de loop der jaren en op dit moment, door de mbo's heengaat aan veranderingen en vernieuwingen. Over sommige daarvan ben ik enthousiast, over andere niet. Ik heb gezegd dat wij staan voor die 35 mln. omdat wij op andere punten overigens veel meer geld vrijmaken om de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Nogmaals, gegeven het risico dat mbo'ers die op dit moment van school komen werkloos zullen worden, weten wij dat het mbo die jongeren ook moet vasthouden en moet kijken of zij op een hoger niveau te krijgen zijn. Dus die mbo'ers zijn hier echt voor nodig.
Mag ik u nog een ander ding meegeven? In de tijd dat uw politiek leider staatssecretaris van Onderwijs was en dat hij verantwoordelijk voor die mbo'ers had hij een heel andere insteek in dit soort debatten. Hij was niet plat voor marktwerking, zoals u dat vandaag bent – marktwerking moet en is altijd goed, klaar – maar hij had heel andere opvattingen. Hij heeft echt zijn best gedaan om het mbo toentertijd in de discussies over inburgering te helpen en overeind te houden. Ik zou willen dat u weer een beetje naar de MBO Raad ging luisteren.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Voorzitter. Dank voor de inbreng in de eerste termijn, maar ook zeer veel waardering voor het feit dat u zo snel deze wetswijziging wilde behandelen. Ik ben daar heel blij mee. Dit is een punt waarom ik mij lange tijd zorgen heb gemaakt. Dat wij nu zo snel deze kleine wetswijziging, die toch echt impact heeft voor de roc's, hier kunnen bespreken, waardeer ik buitengewoon. Ik denk ook dat het goed is. Het is inderdaad een snelle ingreep geweest. Daar kies je niet zomaar voor, maar als je het doet, moet je het ook kort en helder doen, zodat het onderwijsveld en degenen die volwasseneneducatie aanbieden ook helderheid hebben over hoe het hier in Den Haag staat met dit punt en de uitwerking voor hen. Inderdaad gaven punten bij de roc's aanleiding tot deze wetswijziging. Er zijn diverse vragen over gesteld. Ik wil mijn beantwoording in drie blokjes doen, te weten marktwerking, bezuinigingen en de aanpak van de roc's.
Allereerst ga ik in op de vraag waarom wij hebben besloten tot dit uitstel. Het is al genoemd. De situatie van de roc's staat behoorlijk onder druk. Er komt veel op onze mbo-instellingen af en het mbo is ons allen dierbaar. Dat weten wij ook uit andere discussies die wij in de afgelopen jaren hebben gevoerd. De maatschappelijke functie die onder druk staat, moet de ruimte en de luwte krijgen om ook daadwerkelijk de doelen waar te maken. Wij zien wat er gaande is – het is al genoemd – aan modernisering van de kwalificatiestructuur, niet opgelegd maar van onderaf ontstaan, zeg ik tegen de heer Van Dijk. Wij faciliteren dit slechts, omdat wij uiteindelijk ook willen weten wat een diploma waard is aan het eind van de rit. Ik noem verder de aanpak van de jeugdwerkloosheid, zeer terecht door de heer Dijsselbloem aangegeven. Daar gaat ontzettend veel geld naartoe. Dat geld – dat zal mevrouw Dezentjé toch ook met mij eens zijn – moet wel ergens vandaan komen. Wij hebben geen geldmachientje staan. Het gaat om 250 mln. alleen al voor de mbo-instellingen en nog eens 250 mln. voor de jeugdwerkloosheid, waarmee ook de mbo-instellingen hun voordeel kunnen doen in de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Ik noem verder de beroepspraktijkvormingsplaatsen, waarvoor wij moeten zorgen dat zij ook in de toekomst voldoende overeind staan, het voortijdig schoolverlaten, waarbij de werklast met de kwalificatieplicht behoorlijk is toegenomen voor de roc's, en de repercussies van de Wet inburgering die er zijn geweest en die ook zijn beschreven door een aantal van u. Daar komen nu inderdaad de bezuinigingen bij om op een ander vlak een aantal goede dingen te kunnen doen voor de jeugdwerkloosheid, maar ook voor andere zaken die het Rijk als verantwoordelijkheid heeft. Dat alles bij elkaar was voor mij aanleiding om in het kabinet aan de bel te trekken. Ik heb daar aangegeven dat ik het, gelet op die situatie, als verantwoordelijk portefeuillehouder niet verantwoord vind om nu al die andere grote stap naar marktwerking te zetten. Uiteindelijk heeft het kabinet besloten, evenals de Kamer, om die stap wel te zetten, maar gelet op het tijdsgewricht, het bij elkaar komen van veel ontwikkelingen in korte tijd, vinden wij het ook heel belangrijk om onze ogen en oren voorlopig goed open te houden en niet blind door te gaan. De heer Dijsselbloem gaf wat dat betreft heel goed aan waar wij vandaan komen op dat punt. Dat heeft ertoe geleid dat wij de zaak uitstellen. Dat voorstel ligt er nu. Wij stellen voor om een en ander drie jaar uit te stellen. Waarom dan toch de AMvB? Waarom wordt dit niet wettelijk vastgelegd? De procedure heeft ons geleerd dat het erg praktisch is als je de mogelijkheid openhoudt om op elk moment naar de situatie te kunnen kijken. Een en ander is heel nadrukkelijk gekoppeld aan een woord dat niet zomaar toepasbaar is, namelijk het woord "overmacht". Daarvan is hier duidelijk sprake. In beginsel gaat het kabinet ervan uit dat van die situatie over drie jaar geen sprake meer is en dat de marktwerking dan daadwerkelijk kan worden gerealiseerd. De komende tijd ga ik ook overleg voeren met de VNG en de MBO Raad, want ik wil me goed voorbereiden. Dat merk ik in het algemeen op over het uitstel van de marktwerking.
Ik kom nu toe aan de specifieke vragen. Het is niet juist dat wij geen vertrouwen hebben in de gemeenten. Zo hier en daar hoorde je wel signalen dat gemeenten het geld nu liever aan re-integratie hadden besteed. Ze hebben mensen liever van de bijstandslijst af in plaats van de vuilnisman te helpen die niet kan lezen. Dat is mogelijk. Dat heb ik ook in de richting van de Kamer geschreven. Ik had er overigens geen harde gegevens over, maar ik vind wel dat volwasseneneducatiegeld zoveel mogelijk moet worden besteed aan volwasseneneducatie. Met deze wetswijziging zetten wij dat de komende jaren heel duidelijk neer. Nogmaals, de gemeenten zijn na 2013 vrij om het participatiebudget op een bepaalde manier in te zetten, maar de daaraan verbonden doelen moeten wel worden gerealiseerd. Het kabinet hecht eraan daar naar toe te werken.
Mij is gevraagd om voorbeelden te noemen van gemeenten die eventueel problemen hebben. Wij hebben in dit verband een concrete oproep richting gemeenten gedaan. We hebben contact gehad met zes gemeenten, telefonisch, maar ook via gesprekken. We hebben een en ander heel goed op de inhoud beoordeeld. Mijn conclusie is dat er geen problemen zijn in het licht van de voorliggende wet. Dat betekent dus dat wij een bereik van 100% hebben met de wet. Op die manier kunnen wij ons de komende tijd goed voorbereiden op weg naar 2013. Ik verwijs ook nog even naar de brieven van de Paepon en de VNG. Daarin worden geen claims of iets dergelijks gelegd. Een en ander was echt nog in de voorbereidende sfeer. Met deze wetswijziging creëren wij bij de roc's zekerheid over de inkomsten voor de komende drie jaar. Dat is heel erg belangrijk, ook met het oog op het personeel. Geen enkele gemeente is tot nu toe een bepaalde verplichting aangegaan. Dat is althans niet bij ons gemeld, na onze oproep.
Ik kom bij de bijdrage van de PVV. De heer Bosma heeft een consistent verhaal gehouden. Hij sprak over inburgering en re-integratie, maar het verhaal van de heer Bosma kwam erop neer dat hij het P-budget eigenlijk niets vindt. Op die manier kun je het probleem van de volwasseneneducatie inderdaad oplossen, althans vanuit zijn optiek bezien. De budgetten zijn er echter wel. Wij willen mensen vanuit een achterstandspositie vooruit helpen, omdat ze in de toekomst pijlers kunnen zijn van onze samenleving. Ze kunnen dan ook belasting betalen en daarmee steunen ze onze economie weer. Deze zelfredzaamheid, met een baan en werk daaraan verbonden, is enorm belangrijk voor deze drie budgetten die uiteindelijk tot participatie moeten leiden. Wij gaan hier wel mee door, mijnheer Bosma, maar voor de volwasseneneducatie vervalt de gedwongen winkelnering noodgedwongen, zij het pas over drie jaar.
De SP-fractie wil afstel. Dat is een helder standpunt, dat de fractie steeds heeft gehad. In het begin stond zij er ook al kritisch tegenover. De wereld is nooit zwart-wit, laten wij dat eerlijk zeggen. Gezien het feit dat gemeenten de ruimte krijgen om met hun budget te komen tot een goede inzet en gelet op het vertrouwen bij gemeenten, willen wij vanaf 2013 ruimte geven. De markt opgaan is hieraan verbonden. Ik vind wel dat er goed gekeken moet worden – dit is een van de onderwerpen waar ik met de VNG over wil praten – naar de manier waarop dit gebeurt. Het onderwijs kan heel goed een 2B-dienst zijn in het kader van aanbesteding en dan is de complexiteit van aanbesteden heel wat minder groot dan bij een enorme Europese aanbesteding. Als gemeenten hiervoor kiezen, even goede vrienden, maar het kan eenvoudiger. De komende tijd wil ik hierover goed praten met de VNG in de voorbereiding op de periode over drie jaar.
De heer Van Dijk stelt verder de vraag hoe wij personeelsproblemen à la de inburgering kunnen voorkomen. Wij moeten ons goed beseffen dat de marktwerking an sich en de preparatie erop niet direct het grote probleem was. De invoering van de wet was gewoon niet goed, laten wij dat maar eerlijk zeggen. Er is te snel besloten en de wet is te snel ingevoerd bij gemeenten. Iedereen stond met zijn handen in het haar: hoe doen wij dit? Dat heeft niet bijgedragen aan kwalitatief goede bestekken voor de aanbesteding. Daarom is de kwaliteit nogal eens ondergesneeuwd geraakt. Een en ander heeft bovendien niet geleid tot een goede voorbereidingsperiode voor de roc's die ervoor wilden kiezen om door te gaan op dit vlak. Laten wij één ding vaststellen: het was geen doel op zich, maar de ruimte die er nu voor voorbereiding is, is in ieder geval met drie jaar verlengd. Ik vind dat een mooie winst voor de volwasseneneducatie. Wij gaan deze goed benutten in de gesprekken met de MBO Raad en de VNG.
In zijn betoog ging de heer Dijsselbloem in op de hectiek rondom de sector. Op dat punt ben ik het buitengewoon met hem eens. Dit is iets wat mij buitengewoon aan het hart gaat. De heer Dijsselbloem zegt: als wij toch de rust en de ruimte hebben, zou ik graag zien dat wij het punt van de kwaliteit en de borging ervan, op welke manier dan ook, geregeld hebben voordat wij daadwerkelijk de markt opgaan. Deze uitdaging ga ik graag aan. Er zijn voorbeelden – wij kennen ze uit de inburgeringssfeer – van keurmerken et cetera. Ik wil mij niet vastleggen op een vorm, maar ik ben gaarne bereid om over dit punt te overleggen met de MBO Raad en de VNG. Hoe kunnen wij de borging van kwaliteit vorm en inhoud geven?
Hiermee heb ik de vragen over marktwerking beantwoord.
De heer Jasper van Dijk (SP):
In beginsel ben ik vandaag de bondgenoot van de staatssecretaris, laten wij dat vaststellen.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Even vaststellen, voorzitter.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat leggen wij vast. Wel altijd even ...
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Voorzichtig blijven.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, voorzichtig blijven. Dank u, mevrouw de staatssecretaris.
Ik snap de redenering, maar het bestrijden van schooluitval en jeugdwerkloosheid blijft in 2013 net zo belangrijk als nu, naar ik mag aannemen. Dat de roc's een zware taak hebben, is in 2013 dus ook het geval. Toch zegt de staatssecretaris: ik wil graag drie jaar extra de tijd hebben, voordat de marktwerking wordt ingevoerd. Tussen haakjes zegt zij: maar dat is dan ook wel het maximum, tenzij er weer sprake is van overmacht. Hoe is dat "drie jaar maximaal" onderbouwd?
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Het is altijd heel goed dat organisaties weten waar zij uiteindelijk naartoe kunnen werken. Mijns inziens terecht geven mevrouw Dezentjé en de heer Bosma aan dat dit een beetje de andere kant van deze wetswijziging is: een zekerheid die je bood, haal je nu weg, weliswaar met goede argumenten die zwaarwegender zijn, maar het is wel een feit. Deze zekerheid willen wij toch zo veel mogelijk bieden voor 2013. Kijken wij naar competentiegericht onderwijs. 2010 is de streefdatum. Ik schat in dat een aantal scholen achteraan zal komen. De wet heeft tijd nodig, dus ik sluit niet uit dat dit uiteindelijk 2011 wordt. Dan is het echter wel een feit. Daarna komen er nog twee jaar om rustig de zaken op orde te krijgen, maar dan is er toch een behoorlijk palet van helderheid ontstaan op dat vlak.
Wat betreft de jeugdwerkloosheid mag ik van harte hopen dat wij over drie jaar toch uit deze dip vandaan zijn en wij weer een vlucht krijgen voor al die mbo'ers die wij nu vasthouden en die klaarstaan voor de arbeidsmarkt. Sterker nog, zij staan daarvoor zelfs sterker klaar. Ook dat is een belangrijk punt. Wij weten ook dat wij met elkaar in een kwaliteitsoffensief zitten voor de roc's als het gaat om bedrijfsvoering, roosters, klachtenregelingen en noem maar op. Al die dingen moeten wij in de komende drie jaar echt op orde zien te krijgen. Een aantal externe factoren, zoals een crisis, vormt natuurlijk een onzekerheid, maar nogmaals, ik hoop van harte dat de roc's regulier goed klaarstaan om een crisis op te vangen mocht die zich doorzetten in Nederland, wat wij natuurlijk niet hopen. Dat maakt dat wij zeggen dat 2013 toch een heel redelijke termijn lijkt om naartoe te werken.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ga even mee in deze redenering. Dan gaan wij even naar de techniek. De staatssecretaris zegt dat zij voor de nieuwe datum van 31 december 2012 een algemene maatregel van bestuur wil maken. Begrijp ik het goed dat die AMvB in 2012 wordt gemaakt?
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
In de wet staat aangegeven dat wij de gedwongen winkelnering en alles wat daaraan vastzit per de opheffingsdatum moeten opheffen met een algemene maatregel van bestuur, en inderdaad, die maatregel maken wij dan. Er wordt een datum ingevuld en ik geloof dat de AMvB nog netjes voorgehangen wordt. Zo gaat dat, geloof ik, met AMvB's. Dan is het een feit. Klopt.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Ik had "tot slot" gezegd. Dat was u zomaar vergeten? Maar wij hebben alle tijd. Ga uw gang.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u, voorzitter. Is de datum van het vaststellen van die AMvB dan in potentie na 2011? Is die na de verkiezingen?
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Ja, in 2011 zijn er verkiezingen en wat mij betreft geen tel eerder. Dus ja, inderdaad.
Voorzitter. Ik ben bij het blokje "bezuinigingen". De CDA-fractie heeft gevraagd wat de invloed van dit besluit is op het convenant laaggeletterdheid dat is gesloten. Men kan van mij aannemen dat met name het onderwerp laaggeletterdheid mij heel erg drijft, want wij zijn daarvoor op dit moment met een heel succesvolle aanpak bezig. Overigens doen wij dat op dit moment met de roc's. Er is een goede infrastructuur. Het staat gewoon klaar om de dingen op te pakken. Een bijkomstigheid van de stap die wij nu zetten, een stap die weliswaar niet hierin zijn legitimatie vindt maar wel in andere problemen, is dat die stap hierbij wel behulpzaam is, en dat is sowieso goed om te zien. De infrastructuur staat, en wij kunnen de schwung maken die wij willen maken. Dat is één. Twee is dat de 35 mln. vanaf 2011, en niet vanaf 2010, zeker een impact zal hebben op de omvang van het bedrag. Dat is inherent. Wat ik in de komende tijd zal doen, is nog scherper dan nu het geval is de focus leggen op vavo, laaggeletterdheid en NT2. Op alle algemene punten, om het zo maar te zeggen, als sociale redzaamheid, breed maatschappelijk functioneren, computercursussen en noem maar op, ben ik wel heel kritisch. Daar wil ik ook met de VNG en de MBO Raad over praten, teneinde inderdaad laaggeletterdheid zo stevig mogelijk in de lucht te houden voor de groei zoals wij die hadden voorzien.
De SP-fractie vroeg of het vavo niet beter naar OCW zou kunnen. Ik weet dat die discussie loopt. Ik heb er zelf in het begin ook over nagedacht. Daarbij is er echter één probleem: vavo is een gesloten budget. Dat gaat niet mee in de leerlingenramingen. Als vavo bij de gemeente blijft, waarbij er in de toekomst, maar zelfs nu al vanuit het re-integratiebudget, mogelijkheden zijn om daarvoor geld in te zetten binnen het participatiebudget, is het grote voordeel dat ik weet dat ik nog een uitloopmogelijkheid heb als de gemeente vavo zo belangrijk vindt dat het meer mag zijn dan in het volwasseneneducatiebudget zit. Als ik het decentraliseer naar de roc's – dat zou dan de tweede stap zijn – weet ik zeker dat de minister van Financiën zal zeggen dat het daarmee natuurlijk niet gelijk bij de referentieramingen komt te zitten. Dat is ook terecht, want zo hebben wij het niet begroot, en wat je niet begroot hebt, kun je niet uitgeven. Dan komt er dus een gesloten budget bij de roc-instellingen terecht, en dan hebben wij straks leerlingen aan de poort staan die niet geholpen kunnen worden omdat bij het roc het geld op is. Dan zeg ik: dan toch liever bij de gemeente, die in het kader van het participatiebudget ook nu al meer kan besteden aan het vavo dan in het volwasseneneducatiebudget zit. Maar nogmaals, in de komende tijd gaan wij hierover in gesprek. Ik weet dat dit iets is wat ook bij de gemeenten leeft en trouwens ook bij de scholen. Misschien komt dit dus ooit opnieuw op ons plankje, maar ik ben niet direct zover dat dit een oplossing vind. Ik zie het toch in eerste instantie als een achteruitgang.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vind het uiterst pijnlijk dat 35 mln. wordt bezuinigd. U vindt dat waarschijnlijk ook, maar goed, daar zijn allerlei afspraken over gemaakt. Dus moet je proberen om het zo goed mogelijk te doen. Ik constateer dat u in zekere mate openstaat voor deze optie. Om de bezuiniging te verzachten zou je dit volwassenenonderwijs kunnen onderbrengen bij OCW. Daar is ook draagvlak voor binnen betrokkenen instanties. Dat heb ik zelf vernomen en u bevestigt dit. Zou je daar niet nog serieuzer naar moeten kijken? Staat u daarvoor open?
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Ik stond er vrij open voor toen wij dit traject startten. Ik vind dat een mens nooit blind moet zijn voor iets dat op hem afkomt. Ik heb alleen nooit een oplossing gehoord voor de problematiek die ik schets. Iedereen constateert dat het heel lastig is. Men wil dit liever niet. Ik zit met de mensen aan tafel, misschien komt dit ter sprake. Ik zie alleen geen oplossing voor deze problematiek. Zolang die oplossing er niet is, vind ik dit echt een achteruitgang.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik geef u mee dat dit mogelijk ook tot besparingen leidt. Als je volwassenenonderwijs binnen het OCW-budget brengt, kan dit ertoe leiden dat leerlingen eerder van vmbo naar havo gaan dan dat ze doorstromen naar mbo en hbo. Hiervoor bestaan uitgebreide redeneringen, maar die zal ik nu niet toelichten. Ik kan ze u wel geven. Volgens mij is het heel aantrekkelijk als dit ook nog tot besparingen zou leiden.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Ik kan de heer Van Dijk buitengewoon gelukkig maken. Als een leerling van vmbo of havo naar de vavo-havo gaat, als hij onder de 18 is en toestemming heeft van de school, dan komt dit gewoon op de referentieramingen van OCW. Vavo is echt alleen voor de 18-plusser die via de gemeente in de vavo instroomt.
Tot slot breng ik de aanpak van de roc's aan de orde. Ik heb twee doelen. Ik wil enerzijds tegemoetkomen aan de problematiek. Anderzijds wil ik dat we met elkaar scherper worden op de kwaliteit van onze mbo-instellingen. Er komt veel op de mbo-instellingen af. Zij hebben recht op rust en luwte, maar dat wil niet zeggen dat men achterover kan leunen. Daarom wil ik in de komende tijd een aantal dingen heel scherp in beeld krijgen. Ik ben daarover ook open naar de sector.
Ik zal scherp zijn op onderwijstijd. Dat is heel belangrijk. Ik zal ook scherp zijn op verzuimregistratie, omdat de vsv-aanpak daaraan verbonden is. De klachtenbehandeling is ook heel belangrijk. Komend jaar kijkt de inspectie ook naar het bestuurlijk vermogen van roc's. Dat vind ik heel relevant. Roc's zijn grote instellingen, die veel vragen van de competentie van de mensen die aan de leiding staan. Ook de zorgplicht zal heel goed bekeken worden. Ook ga ik in de komende tijd de individuele prestaties van roc's beter in beeld brengen, zodat de goeden niet lijden onder degenen die moeten verbeteren en zodat degenen die moeten verbeteren een extra stimulans krijgen, omdat het voor hen helder wordt op welke punten zij niet goed presteren. Dit zal ik waar nodig ook verwerken in gesprekken met besturen. Zo kunnen wij met elkaar van gedachten wisselen en kunnen wij helder maken dat er slagen gemaakt moeten worden in de bedrijfsvoering van onze mbo-instellingen. Het mbo is ontzettend belangrijk, waarop we trots kunnen zijn in Nederland. Maar het mbo vraagt ook om excellentie en buitengewoon goede omstandigheden en randvoorwaarden. Dat is de reden voor de wetswijziging. Dat is ook de reden dat ik in de komende jaren buitengewoon scherp aandacht zal besteden aan de roc's.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Voorzitter. Vandaag is weer bewezen dat dit "vooruitschuifkabinet" zijn naam eer aan doet, want alweer wordt een goed plan, sterker nog, een aangenomen wet, de nek omgedraaid en uitgesteld. Dat betekent dat er al zes jaar geen sprake is van een integrale aanpak. De VVD wil mensen op een slimme en efficiënte manier uit de bijstand houden en halen. Ontkokering is dan ontzettend belangrijk, maar met dit wetsvoorstel wordt de verkokering in stand gehouden. Wij denken dat de mensen die het zo hard nodig hebben, hier niet mee gebaat zijn en ook in de toekomst – ik begrijp de komende drie jaar minimaal, of maximaal – minder goed en minder snel aan een baan geholpen worden. Volgens ons kost dat ook geld. Daarom is dit een slecht besluit. De VVD zal dus tegen het wetsvoorstel stemmen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik reageer eerst op een nogal merkwaardige uitspraak van de staatssecretaris. Zij zei zomaar uit het niets dat ik toch vooral goed moest begrijpen dat competentiegericht onderwijs uit het veld kwam en niet van bovenaf werd opgelegd. Ik had er vandaag nog niets over gezegd, maar goed. In ieder geval betwist ik die uitspraak. Ik denk dat het uit een bepaald deel van het veld komt en dat een heel groot ander deel, namelijk veel docenten, er helemaal niet op zit te wachten. Bovendien, waarom zou de staatssecretaris het wettelijk moeten vastleggen als het echt zo zou zijn?
Er zijn twee punten. Ten eerste de marktwerking die wordt uitgesteld. Daar staat de SP achter. Ten tweede de bezuiniging, waar de SP beslist niet achterstaat. Over deze twee punten dien ik een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat invoering van de marktwerking in de educatie wordt uitgesteld tot en met 31 december 2012;
overwegende dat invoering van marktwerking in andere sectoren (inburgering, re-integratie, thuiszorg) heeft geleid tot een verschraling van het aanbod;
verzoekt de regering, af te zien van de invoering van marktwerking in de educatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7(32146).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is om in totaal 44% van het educatiebudget te schrappen, waaronder een structurele bezuiniging van 35 mln. vanaf 2011;
overwegende dat de educatie van groot belang is voor mensen die vanuit een achterstandspositie willen deelnemen aan de samenleving;
verzoekt de regering, af te zien van de geplande structurele bezuiniging van 35 mln. op de educatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8(32146).
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording.
We kunnen vaststellen dat de bijzondere omstandigheid van de huidige crisis nog eens bovenop de vele veranderingen en processen komt die al gaande zijn binnen de roc's. Tegen de VVD zeg ik dat die bijzondere omstandigheid vraagt om maatregelen: enerzijds een zeer actieve benadering van de jeugdwerkloosheid – daar gaan we vol tegenaan en daar hebben we de mbo's bij nodig – en anderzijds het uitstellen van weer een ingrijpende verandering in het mbo. Er zit een samenhang tussen die dingen. We doen dat zeer bewust, juist in het licht van de omstandigheden. Dat is regeren, zeg ik tegen de VVD.
Laat ik van dit moment misbruik maken om iets anders te zeggen. De staatssecretaris zit bovenop de kwaliteit. Ik steun haar daar volledig in. Dit betreft de kerntaak van de overheid. Die is lang verwaarloosd. Deze staatssecretaris is op alle fronten bezig om die kwaliteit weer op orde te brengen. Ik hoor daar dagelijks goede berichten over. Dat gezegd hebbende, is het kwaliteitsaspect nog wel een grote zorg als het gaat om de marktwerking in de educatie, zeker in het licht van de ervaringen met de inburgering.
Ik wil ervoor te zorgen dat dat punt boven water blijft en op tijd op orde wordt gebracht. Het gaat niet alleen om de kwaliteit binnen de roc's, maar zeker ook om de kwaliteit van de nieuwe aanbieders van onderwijs op de markt. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de bestedingsverplichting van de educatiemiddelen door gemeenten bij regionale opleidingscentra wordt uitgesteld tot 2013;
overwegende dat kwaliteitswaarborgen noodzakelijk zijn om concurrentie op de prijs ten koste van de kwaliteit te voorkomen;
verzoekt het kabinet, in 2010 voorstellen voor flankerend beleid voor de kwaliteit van educatie aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem en Biskop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9(32146).
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Voorzitter. Hartelijk dank aan de Kamer voor de reacties in tweede termijn. Dank voor de woorden van de heer Dijsselbloem.
Mevrouw Dezentjé zegt dat mensen hier niet bij gebaat zijn, maar mij gaat het niet om iets vaags in algemene zin. Mij gaat het om de jongeren op het mbo, die erop moeten kunnen rekenen dat alles is gericht op hun opleiding. Die opleiding moet goed zijn en uiteindelijk leiden tot een goed diploma. Er moet een goede relatie zijn tussen de school en het bedrijfsleven en de school moet zijn concentratie daarop kunnen richten. Mijn zorg is – en dat heet regeren – dat er een aantal ontwikkelingen zijn, ook van recente aard, die maken dat genoemde zaken niet verzekerd zijn. Als we daarbovenop dit nog doen, zijn we blind bezig en dat vind ik geen regeren. Dat is blindelings doorrijden naar een betonnen muur, waar je op kapot kunt lopen. Dat vind ik zonde. Daarvoor is het mbo mij echt te lief. Ik weetéén ding heel zeker: wij zijn onze jongeren in het mbo hiermee buitengewoon behulpzaam.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Het is geen kwestie van of of. Dat is het probleem. De roc's hebben drie jaar de tijd gehad om zich hierop te prepareren, want de wet zat eraan te komen. Die zou per 1 januari 2010 in werking treden. Ik begrijp dus de paniekbrief van 15 september niet. Het is wat mij betreft niet of of, maar en en. De VVD wil bovendien mensen uit een achterstandspositie halen die nu in de bijstand zitten of er dreigen in te komen. Die mensen moeten we eruit halen. Dat is ook belangrijk.
De staatssecretaris noemde zojuist de jeugdwerkloosheid. Daar gaat inderdaad veel geld naartoe, maar er is ook een hoop bestuurlijke drukte mee gemoeid. Het laatste bericht dat ik daarover kreeg, is dat het helemaal niet goed gaat, dat de convenanten in de regio's helemaal niet goed lopen en dat nog niet de helft van wat gepland stond, is afgesproken. Kan de staatssecretaris daarop reageren? Het kan namelijk niet de bedoeling zijn dat dit onderdeel ook nog eens slecht gaat of vertraging ondervindt.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Mevrouw Dezentjé stelt een onderwerp aan de orde van heel andere orde, aangezien de convenanten een grote breedte hebben en het roc één van de instellingen is die eraan meewerken. Overigens werken de roc's buitengewoon betrokken mee, hoor ik vanuit de regio's. Men ziet het als een kans om de infrastructuur op regionaal niveau de komende tijd echt te versterken. Maar nu terug naar het punt waar het hier om ging: is dit nodig om ervoor te zorgen dat de mbo-instellingen hun primaire, publieke taak goed kunnen voortzetten, namelijk het leveren van goed beroepsonderwijs? Mijn antwoord daarop is ja, gelet op alle recente ontwikkelingen, die we zelf overigens niet bedacht hebben, zoals de pittige crisis waarin we zitten. De energie moet daarop gericht zijn en niet op een stap die toch moeilijk is, ondanks de voorbereiding. Er bestaat toch onzekerheid over hoe de gemeenten er de komende jaren mee om zullen gaan, verbonden aan de vrijheid die zij hebben. Die onzekerheid wil ik de roc's de komende drie jaar besparen. We moeten ons concentreren op onze jongeren. Daar gaat het om.
Ik kom bij de heer Van Dijk. Excuus, het was de heer Bosma. De heer Van Dijk heeft het er eigenlijk altijd over. Automatisch viel het onderwerp dus bij mij in het hokje "Van Dijk, SP", maar inderdaad, ook de heer Bosma heeft het betoog menigmaal gehouden. Ik kan daaraan niets toevoegen. Het proces is van onderop ontstaan. De kwalificatiestructuur is eraan verbonden omdat we diploma's willen hebben aan het eind van de rit. Dat is mijn taak. De beweging is echter uit het bedrijfsleven en het onderwijs zelf ontstaan. De heer Bosma weet dat zijn eigen Tweede Kameronderzoek duidelijk uitwijst dat er voldoende draagvlak is voor het verhaal. De uitvoering en de bedrijfsvoering vragen aandacht. Dat is het punt van de kwaliteit waar ik het over had.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Mijnheer Bosma. Pardon, ik bedoel mijnheer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ben Jasper van Dijk. Aangezien er drie Van Dijken zijn ... Je weet maar nooit.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Jasper van Dijk. Ik zal regels schrijven straks.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u voorzitter. Ik bestrijd de uitspraak van de staatssecretaris echt ten zeerste. Dat moet ik hier ook doen. Ik dacht juist dat ik vandaag niet over competentieonderwijs zou gaan praten, maar nu beginnen wij er toch weer over. Van de docenten heeft 70% problemen met de invoering van het competentieonderwijs. Er is een groot probleem met het draagvlak.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Zorgen hebben over de invoering is wat anders dan ten principale niet achter het systeem staan. Men staat wel achter het principe om jongeren meer dan alleen eindtermen mee te geven. Er zijn echter zorgen over de invoering. Daarom hebben wij daaraan in de afgelopen twee jaar veel aandacht besteed en zullen wij dat in de komende jaren ook doen om de laatste stappen goed en zorgvuldig te zetten. Niet vanuit een dogmatische gedrevenheid dat iets dan en dan moet, maar vanuit de rust die het verdient.
Dan kom ik op de woorden van de heer Dijsselbloem. Hij geeft terecht aan dat de kwaliteit ontzettend belangrijk is. Die mag niet ten koste gaan van een marktproces. Ik ben het daar zeer mee eens. Ik denk dat wij dat met elkaar zouden moeten willen bereiken. Ik kan de motie ondersteunen. Ik zal in het gesprek met de MBO Raad en de VNG in de komende tijd goed bekijken – zeker met de VNG – hoe wij dat op een goede manier kunnen borgen. Ik zal ook bekijken welke voorbeelden daar op dit moment in den lande voor zijn. Dit alles met vanzelfsprekend zo min mogelijk bureaucratie.
Dan kom ik op de moties van de heer Jasper van Dijk. Wij hebben de discussie gevoerd en men zal niet verbaasd zijn dat ik de aanneming van beide moties ontraad. De eerste motie over het niet invoeren van de marktwerking spoort niet met wat wij in het kabinet hebben afgesproken. Per 2013 gaat de marktwerking in met de argumenten die wij vorig jaar in de wet hebben aangegeven. Met de tweede motie wordt de regering verzocht af te zien van de geplande structurele bezuiniging. Die gaat mij natuurlijk ook aan het hart, laat dat helder zijn. Bezuinigen doet altijd pijn, maar als ik het daar niet haal, zal ik het ergens anders moeten halen. Ik heb heel goed gewogen wat de beste plek was. Ik denk dat dit het beste is met een scherpere prioriteitsstelling op de doelen van de volwasseneneducatie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Als u vasthoudt aan de bezuiniging van 35 mln. zegt u dat te willen doen op de basiseducatie en niet op laaggeletterden, volwassenenonderwijs of NT2. Hoe gaat u dat doen? Hoe gaat u dat regelen? De gemeenten beschikken immers over dat budget.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Dat klopt, maar ik ga met de gemeenten afspraken maken over de doelstellingen van het budget. Natuurlijk, it takes two to tango. De gemeenten hebben daarin hun eigen inbreng, maar ik heb die ook. Het geld komt van OCW dus ik zal daar met name het punt van de laaggeletterdheid scherp over de bühne brengen. Ook de vavo, die zowel de Kamer als de gemeente na aan het hart gaat, zal scherp in beeld zijn. Natuurlijk hoort NT2 daar ook gewoon bij.
Misschien is het goed om aan te geven dat ook de gemeenten op dit moment heel veel investeren in laaggeletterdheid. Dat heeft door de Stichting Lezen & Schrijven een enorme schwung gekregen in de afgelopen jaren. Ik maak me eigenlijk niet zo veel zorgen dat ik daar enorme discussies over krijg met de gemeenten. Ik ga daar echter heldere afspraken over maken. Ook dat is iets waar deze drie jaar mij goed de ruimte voor bieden.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat neemt niet weg dat het bijzonder pijnlijk is dat deze moeilijke groep nu zo gemakkelijk wordt gepakt met een harde bezuiniging.
Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
Daar staat tegenover dat wij in de komende tijd een enorme investering doen in een moeilijke groep die wij niet willen verliezen voor de toekomst.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik heb een vraag aan de heer Dijsselbloem als indiener van de motie-Dijsselbloem/Biskop. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris precies gaat uitvoeren wat daarin staat. Wordt deze motie ingetrokken?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Nee, ik trek deze motie niet in. Soms is het belangrijk om iets vast te leggen, zeker nu het besluit drie jaar wordt opgeschoven. Drie jaar is in de politiek erg lang. Ik wil zeker stellen dat dit is afgesproken, wie er ook over drie jaar in vak-K staat. Wij gaan die stap over drie jaar pas maken nadat er kwaliteitsbeleid is voor de educatie. Ik had gewoon een toezegging kunnen vragen en die had ik vast ook gekregen, maar juist omdat wij het drie jaar vooruitschuiven leg ik het graag eventjes goed vast.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Stemmingen over de moties vinden volgende week dinsdag plaats.
De vergadering wordt van 11.20 uur tot 12.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20092010-849-859.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.