Vragen van het lid Van Hijum aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "Problemen rond re-integratie pardonners".

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. In 2007 heeft het kabinet besloten om ruim 27.000 vluchtelingen op basis van een generaal pardon toe te laten tot Nederland. Hoe je ook over dat besluit denkt – zoals bekend wordt in deze Kamer verschillend gedacht over dat besluit – vanaf dat moment stond ons eigenlijk een ding te doen, namelijk ervoor zorg dragen dat die groep mensen integreert in de Nederlandse samenleving, dat ze in staat wordt gesteld om een plek te verwerven in die samenleving en zoveel mogelijk de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van hen te bevorderen. In de uitvoering van dat streven hebben gemeenten een belangrijke rol toebedeeld gekregen.

Als je zoiets decentraliseert, weet je ook dat er lokale en regionale verschillen zullen optreden. Echter, wij schrokken toch van het beeld dat wij afgelopen zaterdag kregen op basis van publicaties in Trouw. Het beeld dat daaruit opdoemt, is dat het verschil tussen de gemeenten enorm is. De ene gemeente stelt werk en participatie voorop, waarbij de gemeente Rotterdam als voorbeeld wordt genoemd, terwijl in gemeentes als Almelo en Groningen 85% tot 90% van de mensen nog van een uitkering moet leven. Dat zijn toch bedroevende percentages. De ene gemeente biedt heel snel inburgeringscursussen aan, terwijl in andere gemeenten, waaronder een aantal steden, het grootste deel van de mensen nog aan een inburgeringscursus moet beginnen, en dat drie jaar na data. Daar schrikken wij van. Helemaal droevig gesteld lijkt het met de ambitie van het kabinet om in 2011 80% van de inburgeringstrajecten een duaal karakter te laten hebben, waarmee wordt bedoeld dat werk, scholing en inburgering met elkaar worden gecombineerd.

Herkent de staatssecretaris het beeld uit het onderzoek van Trouw, en zo ja, kan zij de Kamer informeren over de meest actuele cijfers en inzichten als het gaat om mensen die aan het werk zijn, dan wel van een uitkering rond moeten komen? Is zij met het CDA van mening dat deze naar het zich laat aanzien grote verschillen wel zorgen baren? Kan zij de Kamer informeren over het percentage gemeente dat op dit moment daadwerkelijk duale trajecten aanbiedt? Ziet zij daarin aanleiding om de resultaatsafspraken met gemeenten aan te scherpen?

De voorzitter:

Dank u wel, uw tijd is echt om.

De heer Van Hijum (CDA):

Dit wordt echt mijn laatste vraag. Er was maatwerk beloofd ten aanzien van hoger opgeleide vluchtelingen. Ook daarop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dit is niet fair ten opzichte van de anderen. Ik verreken dit met uw tweede termijn. We moeten allemaal binnen twee minuten onze vragen stellen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik schik mij volledig in uw orde, voorzitter.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik heb inderdaad kennis genomen van de publicatie in Trouw over de inburgering en re-integratie van de groep pardonners in de 36 grootste gemeenten. Het gaat om een enquête van Trouw, en niet om een wetenschappelijk onderzoek. We moeten daarom niet al te snel algemene conclusies verbinden aan dat krantenartikel. Maar ik herken natuurlijk wel het een en ander. De pardonregeling wordt in de tweede helft van dit jaar geëvalueerd, en de minister van Justitie heeft het voornemen om de Kamer dan alle uitkomsten te laten weten, waaronder natuurlijk de meest actuele cijfers als het gaat om re-integreren en het al of niet hebben van een baan.

Ik denk dat we wel iets kunnen zeggen over de meest actuele cijfers. Het lijkt mij voor het algemene beeld beter om dat in de tweede helft van dit jaar te presenteren, in die zin dat de Kamer dan het hele rapport krijgt. Verder is het belangrijk dat gemeenten hun eigen maatwerk kunnen leveren voor deze mensen. Ik weet als geen ander hoe ongelooflijk gecompliceerd het leven van deze mensen is geweest, omdat ikzelf in die tijd een poosje burgemeester ben geweest en toen allerlei verklaringen heb moeten ondertekenen. Mensen hebben vaak heel gecompliceerde en traumatische achtergronden. Het is dan ook logisch dat zij niet onmiddellijk en onverwijld aan de slag kunnen worden geholpen.

De Kamer is in juli 2009 geïnformeerd over het gegeven dat per 1 april 2009 8600 huishoudens van de pardonregeling een beroep deden op de bijstand, ongeveer 50% van de pardonhuishoudens. Die cijfers heeft de Kamer.

Ik ben voornemens om in mijn verzamelbrief, die ik altijd aan de gemeenten stuur, de nadruk te leggen op het feit dat gemeenten, als zij generaal pardonners binnen hun gemeentegrenzen hebben, heel goed moeten kijken naar de best practices van andere gemeenten. Je ziet immers dat de ene gemeente de andere niet is. Voorop staat echter het maatwerk. Je kijkt zowel naar de mens in kwestie als naar de lokale arbeidsmarkt. Ook daar zijn regionaal grote verschillen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording, maar ik kan er niet zo heel veel mee. Het kan toch haast niet anders dan dat ook de staatssecretaris schrok toen zij afgelopen zaterdag de krant opensloeg. Het beeld dat daaruit naar voren komt, is dat het onvoldoende lukt om mensen aan de slag te helpen. Hoe langer deze vluchtelingen in een bijstandsuitkering zitten, hoe moeilijker zij aan de slag komen en hoe groter de afstand tot de arbeidsmarkt wordt. Ik wil graag concreet horen wat zij gaat doen om gemeenten die er niet in slagen om goede resultaten te boeken, daarop aan te spreken en ervoor te zorgen dat wij echt perspectief bieden aan deze mensen, die daarop immers recht hebben.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb toegezegd dat ik dat in de verzamelbrief nog eens goed onder de aandacht breng. Ik ben met de geachte afgevaardigde van mening dat het erom gaat dat werk en inburgering zo veel mogelijk worden gecombineerd. De heer Van Hijum heeft op dat punt een motie ingediend over duale trajecten en ik ben het daarmee zeer eens. Wij moeten voorkomen dat mensen in inburgeringstrajecten worden opgesloten. Inburgering is een randvoorwaarde voor een baan. Zo'n duaal traject vind ik dan ook uitstekend en ik wil daar de klemtoon op leggen. Er zijn overigens veel gemeenten die deze mensen van het generaal pardon de afgelopen jaren een zeer goed perspectief hebben geboden. Wij hebben afgesproken dat men nog een aantal jaren te gaan heeft. Gemeenten bieden maatwerk en doen dat in hun eigen regionale context.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Het beeld is duidelijk: de generaal pardonners zitten ofwel in de bijstand ofwel in een gesubsidieerde baan. De vorige staatssecretaris, de heer Aboutaleb, zei in 2008 dat het 40 tot 50 mln. ging kosten. Mevrouw Albayrak maakte daar vorig jaar al 100 mln. van. Ik wil graag weten wat de kosten in miljoenen zijn van generaal pardonners in de bijstand en van al die gesubsidieerde banen.

Staatssecretaris Klijnsma:

De stelling van mevrouw Verdonk dat de generaal pardonners in de bijstand of in een gesubsidieerde baan zitten, is voor een deel waar. Deze mensen kwamen vanuit ongelooflijk ingewikkelde omstandigheden en zijn door het generaal pardon in de gelegenheid gesteld om volwaardige mensen te worden in Nederland. Zij worden daarin geruggensteund. Mevrouw Verdonk vraagt wat de kosten zijn. Ik heb zojuist gezegd dat de minister van Justitie de Kamer in de tweede helft van dit jaar nader inzicht biedt in een en ander.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik stel een vraag aan de staatssecretaris die haar eigen portefeuille betreft en niet die van de minister van Justitie. Wat zijn de kosten van de bijstand en wat zijn de kosten van de gesubsidieerde banen?

Staatssecretaris Klijnsma:

Wij hebben in het kabinet afgesproken dat wij voor alle portefeuilles, dus ook voor de mijne, de zorgportefeuille en de justitieportefeuille, de Kamer in het najaar informeren over de wijze waarop de generaalpardonregeling is verlopen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Deze mensen willen niet in de bijstand zitten en willen zeker niet met subsidiebanen aan de slag. Zij willen volwaardig deelnemen in de maatschappij. Dat zeg ik tegen mevrouw Verdonk.

Doordat de staatssecretaris hieraan totaal geen urgentie toekent, geeft zij mevrouw Verdonk alle ruimte om dit soort opmerkingen te maken. Ik hoor graag van de staatssecretaris dat ook zij die urgentie voelt. Welke plannen heeft zij zodat wij wel slagvaardig verder kunnen gaan en deze mensen uit de bijstand geraken en niet langer gebruikmaken van de subsidiebanen?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik vind het natuurlijk heel erg wezenlijk dat deze mensen volwaardig deel kunnen nemen aan de samenleving. Om die reden por ik de gemeenten steeds om met deze mensen aan de slag te gaan en te blijven. Dat de gemeenten helemaal niets doen met de mensen die onder het generaal pardon vallen, is zeker niet het geval. Deze mensen hebben nou niet bepaald een huis-tuin-en-keukenleven geleid voordat zij onder de pardonregeling vielen. Het is daarom juist belangrijk dat je je verplaatst in deze mensen om ervoor te zorgen dat zij die volwaardige participatie goed vorm kunnen geven. Sommigen van hen zullen doorgaan met hun opleiding, sommigen zullen in het duale traject van inburgeren en arbeidsmarkt terechtkomen en sommigen zullen, net als sommige autochtone Nederlanders, misschien wel nooit op de arbeidsmarkt actief worden. Ik ben er zeer voor om voor deze mensen samen met de gemeenten het perspectief recht overeind te houden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik hoor de staatssecretaris van Sociale Zaken zeggen dat zij zal wachten op de resultaten van de evaluatie die de minister van Justitie in de tweede helft van dit jaar kenbaar zal maken. Dat lijkt mij niet de goede manier. De staatssecretaris is geen wethouder of burgemeester meer. Zij is de staatssecretaris van SZW en verantwoordelijk voor belangrijke grondrechten zoals werk en inkomen. Uit het artikel blijkt dat mensen die bij de gemeente bekend zijn en voor wie de gemeente maatwerk levert, bijvoorbeeld door het aanbieden van een opleiding, een duurzame plaats op de arbeidsmarkt verwerven. Dat is bij een heel groot deel van hen het geval. De gemeente Heerlen doet dat bijvoorbeeld op deze manier. De gemeente Nijmegen, waar ook de SP in het college zit, doet dat op een heel goede manier. Grote gemeenten, zoals Amsterdam en Den Haag, blijken echter niet eens inburgering aan te bieden. Ik wil graag dat de staatssecretaris toezegt dat zij dat wel gaan doen, dat zij de gemeenten daarop aanspreekt en de Kamer over de resultaten daarvan informeert. Ik wil dat de gemeenten werk gaan maken van het aanbieden van opleidingen aan hoger opgeleiden.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb zojuist gezegd dat ik de gemeenten via de verzamelbrief hier stevig op ga wijzen. Dat is mijn instrument om gemeenten, als dat nodig is, bij de les te halen en om gemeenten ertoe te brengen dat zij van elkaar dingen leren. Heel veel medewerkers van gemeenten plegen juist voor deze generaal pardonners een enorme extra inzet, juist omdat hun problematiek zo gecompliceerd is.

De heer Bosma (PVV):

Mijnheer Van Hijum is geschrokken van het bericht in het benoem- en bouwkrantje van zaterdag. Mijn fractie is daar totaal niet van geschrokken. Dit hadden wij allemaal kunnen zien aankomen. Wat daar allemaal uit blijkt, is dramatisch. Van de 15.000 arbeidsplichtige pardonners heeft meer dan de helft een bijstandsuitkering. Een groot deel van hen heeft een melkertbaan in Almelo. Slechts 10% van de pardonners werkt en 87% heeft zijn inburgeringstraject niet volbracht. In Ede hebben de pardonners voorrang op Nederlanders bij het verkrijgen van een woning. In Rotterdam betaalt de wethouder € 6000 per pardonner aan re-integratiebureaus. Mevrouw Verdonk vroeg net om een overzicht van de totale schade van het generaal pardon in miljoenen. Is het kabinet ook bereid om een overzicht van de totale schade te maken in miljarden?

Staatssecretaris Klijnsma:

Het kabinet investeert in mensen, ook in mensen die een pardon hebben gekregen en die hier in Nederland terecht verblijven. Ik ben er in ieder geval trots op dat die mensen hier hun plek mogen hebben. Die mensen hebben precies dezelfde rechten en dezelfde plichten als wij allemaal. Daar worden gemeenten op aangesproken en daarmee zijn de gemeenten, samen met de generaal pardonners, zeer mee bezig. Het verbaast mij niet dat iemand met zo'n achtergrond, die in een generaalpardonregeling terechtkomt, niet onverwijld en onmiddellijk 40 uur per week op de arbeidsmarkt aan de slag kan. Dat verbaast mij niet. Ik ben wel van mening dat het heel wezenlijk is dat je mensen begeleidt naar participatie. Mensen hebben veel nodig, zeker als zij in zo'n regeling zitten. Vanuit allerlei invalshoeken moet daarin geïnvesteerd worden, opdat deze mensen volwaardig mee kunnen doen in onze samenleving.

De voorzitter:

De heer Bosma had een vraag naar de kosten.

Staatssecretaris Klijnsma:

Daar ben ik al op ingegaan. In het najaar presenteren wij het geheel aan de Kamer, dat is toegezegd.

De heer Meeuwis (VVD):

De heer Van Hijum zegt dat hij geschrokken is van de wijze waarop de pardonregeling uitpakt. Hij had dit te voren al kunnen weten. De VVD-fractie heeft op voorhand aangegeven dat het een slecht plan is om die regeling op deze manier in te richten.

De heer Van Hijum stort nu krokodillentranen, nadat hij het generaal pardon is ingedraaid. Moet hij hier niet toegeven dat hij een piketpaal in zijn eigen voet heeft laten slaan?

De heer Van Hijum (CDA):

Als je gemeenten beleidsvrijheid geeft bij de uitvoering van dit soort regelingen, moet je enige verschillen kunnen accepteren. Ik ben wel geschrokken van de omvang van de verschillen. Dat punt houd ik absoluut staande. Ik ben van mening dat wij maatwerk moeten leveren. Dat betekent dat iedereen zo snel mogelijk aan de slag moet op basis van duale trajecten. Dat hebben wij met elkaar afgesproken, daar mogen wij gemeenten ook aan houden. Ik herhaal dat ik wat teleurgesteld ben over de reactie van de staatssecretaris, omdat wij daar scherper en beter bovenop kunnen zitten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De fractie van GroenLinks is nog steeds trots op het generaal pardon. Het heeft een eind gemaakt aan een kwestie die zich jarenlang heeft voortgesleept. Jarenlang konden mensen niets, mochten mensen niets en stonden zij aan de kant. Wij moeten gepassioneerd in deze mensen investeren. Je moet niet nu nog eens je gram gaan halen omdat je het niet eens was met het generaal pardon.

Een aantal steden doet het heel goed. Dat staat in hetzelfde artikel. Ik noem Dordrecht, Enschede, Groningen, Lelystad, Nijmegen: zomaar even een bloemlezing. Er zijn gemeenten die te weinig investeren in deze mensen, die er te weinig achteraan zitten, die hen niet of te weinig bij de hand nemen om iets te maken van hun toekomst in Nederland. Naar mijn mening moet de staatssecretaris daar nu actie op ondernemen, want dat kan niet op een evaluatie wachten. Ik wil dat zij dat nauwkeurig nagaat. Als gemeenten te weinig doen, moeten zij geactiveerd worden. Kan de staatssecretaris mij dat toezeggen?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb in een eerdere beantwoording al gezegd dat ik in mijn verzamelbrief – de verzamelbrief van februari heb ik nog even aangehouden, omdat ik juist dit punt erbij wil betrekken – daar zeer stevig aandacht aan zal schenken. Ik zal een appel doen op de gemeenten die nog iets harder kunnen lopen, als ik mij zo mag uitdrukken.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voordat wij allerlei grote woorden verbinden aan dit artikel, merk ik op dat veel van die cijfers niet kunnen kloppen. Ik geef een voorbeeld. Er wordt gemeld dat in de gemeente Utrecht slechts 2% van de betrokkenen aan een baan is geholpen, terwijl cijfers van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht laten zien dat meer dan een derde van die mensen aan het werk is. Het is wel zaak om ons op de goede cijfers te baseren.

In veel gemeenten worden echt geweldige successen geboekt. Ik sluit bij daarin aan bij mevrouw Van Gent. De verzamelbrief richt zich tot alle gemeenten, maar in dit geval zijn de verschillen zo groot dat ik de staatssecretaris vraag om de specifieke gemeenten die echt ver achterblijven even bij de hand te nemen en te zeggen: zo kan het niet; ga maar kijken bij de buurvrouw, waar het wel heel goed gaat.

Staatssecretaris Klijnsma:

Daarom wil het kabinet op grond van de evaluatie heel helder krijgen hoe het in de verschillende gemeenten precies gesteld is. Naar mijn mening heeft de heer Dijsselbloem een punt. Hij zegt dat het onderzoek dat het dagblad Trouw zelf heeft geëntameerd en dat volgens mij is gestoeld op een telefonische enquête, al weet ik dat niet helemaal zeker, geen stevige onderbouwing kent. De Kamer zal begrijpen dat wij die stevige onderbouwing in het najaar wel willen leveren en dat wij op basis daarvan degenen die niet acteren, zullen aanspreken.

Naar boven