Aan de orde is het spoeddebat over Surinaamse veroordeelden die in Nederland vrij rondlopen.

De voorzitter:

De spreektijd bedraagt drie minuten per fractie. Aangezien dit spoeddebat is aangevraagd door de heer Teeven, geef ik hem als eerste het woord.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Er zijn de laatste tijd veel klachten vanuit het kabinet dat ministers vaak naar de Tweede Kamer moeten komen, maar het onderwerp van vanavond had eenvoudig kunnen worden voorkomen als geen commotie was ontstaan enige weken geleden inmiddels alweer. Spoed is immers ook niet altijd spoed.

Ik dank de minister van Justitie voor zijn brief van gisteren, 18 november, waarin hij uiteenzet dat wij ons totaal geen zorgen hoeven te maken en dat alles prima gaat. De Surinaamse collega van de minister, de heer Santokhi, geeft aan dat er totaal geen problemen zijn. Wel bijzonder is een bericht in het Surinaams dagblad De Ware Tijd van 17 november waarin staat dat er in de Surinaams-Nederlandse samenwerking soms wel vertraging optreedt in de afdoening. Wat is dat voor soort vertraging? Zijn er in Suriname gesprekken gevoerd met de waarnemend korpschef over zijn kretologie dat een kleine twintig personen die in Suriname zijn veroordeeld wegens moord of doodslag, nog vrij rondlopen in Nederland? Heeft de minister van Justitie daarover gesproken met zijn ambtgenoot in Paramaribo? Het was immers nogal wat wat de plaatsvervangend korpschef zei tijdens het bezoek van de Nederlandse fractievoorzitters aan Suriname. Het was niet helemaal niets.

Eigenlijk was er sprake van een storm in een glas water toen wij de brief binnenkregen en ook al eerder nadat onze minister het allemaal had "gedownplayed", ware het niet dat de verbindingsofficier van het KLPD die in Paramaribo optreedt in Elsevier van 21 oktober jongstleden zegt: "Ik kan het hier ook niet meer uitleggen. De rechtshulpverzoeken gaan via het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken naar de Afdeling Internationale Rechtshulpverzoeken van het ministerie van Justitie. Vervolgens gaan ze naar de 26 politiekorpsen, maar daar gebeurt er vaak niks mee. Soms duurt het een jaar voordat de Surinaamse politie nog iets te horen krijgt." Dat is toch een beetje bizar. Het is bizar dat de uitlatingen van de waarnemend korpschef eerst worden bevestigd door onze verbindingsofficier in Paramaribo en dat beide ministers van Justitie een dag later zeggen dat er niets aan de hand is.

Het kan ook zo zijn dat er geen enkel probleem is en dat wij niet twintig van die Surinaamse criminelen hebben loslopen die worden verdacht van moord en doodslag. Dat hebben wij niet. Maar is er dan wel een probleem in de rechtshulprelatie met Suriname? Als onze verbindingsofficier in Paramaribo zegt dat hij het allemaal niet meer kan uitleggen in Suriname, dan hebben wij wel een probleem. Wat heeft onze minister van Justitie uitgelegd aan zijn ambtgenoot in Suriname? Er zit dan immers een discrepantie tussen wat de Nederlandse vertegenwoordiger in Paramaribo zegt en wat de minister zegt. Misschien kan de minister dat vanavond ophelderen en ervoor zorgen dat er niets aan de hand is, maar het feit blijft dat er blijkbaar ontzettend veel vertraging is. Wat gaat de minister eraan doen om weer vaart te brengen in de internationale rechtshulpverzoeken die zo veel vertraging geven? Hoe gaan wij de 26 korpsen een beetje opporren om daar vaart mee te maken?

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. In Elsevier van 21 oktober staat een bericht met de kop: Surinaamse criminelen vrijuit door laksheid politie. Inmiddels hebben wij een brief gekregen van de minister van Justitie met de strekking dat er niets aan de hand is. Toch was er op 23 oktober, dus twee dagen na het bericht in Elsevier, ineens een persbericht dat er meer tempo zou worden gebracht in het rechtsverkeer. Daar was ineens een afspraak over tussen de beide ministers van Justitie. Er viel dus toch nog wel degelijk wat te verbeteren. De heer Teeven refereerde ook al aan de verbindingsofficier van de KLPD in Paramaribo, die zich negatief uitliet over de vertraagde afhandeling van Surinaamse rechtshulpverzoeken door Nederland die niet meer is uit te leggen. Dat roept dus toch nog wel wat vragen op. Klopt het dat Suriname Nederland om opsporing, aanhouding en uitlevering heeft gevraagd van personen die in Suriname zijn veroordeeld wegens moord of doodslag? Zo ja, om hoeveel personen gaat het dan? Zijn er ook concrete aanwijzingen dat deze personen naar Nederland zijn gekomen en hoe wordt daarmee omgegaan? Krijgen dergelijke verzoeken betreffende mensen die voor zulke zware misdrijven veroordeeld zijn ook een bepaalde prioriteit? Wordt daar ook continu aan gewerkt en wie bewaakt dat eigenlijk?

Dan meer in het algemeen, niet alleen met betrekking tot verzoeken uit Suriname om personen aan te houden, maar ruimer. Klopt het dat, zoals wordt beweerd, slechts enkele verzoeken van de Surinaamse autoriteiten in behandeling worden genomen en het merendeel op een grote stapel terechtkomt? Kan de minister de Kamer informeren hoeveel van dergelijke verzoeken er in een jaar tijd ongeveer uit Suriname binnenkomen? Zo ja, hoe en binnen welke termijn worden die verzoeken dan afgehandeld? Wie bewaakt eigenlijk de voortgang van die afhandeling? Doen de 26 politiekorpsen dat zelf of is er ook nog enig centraal landelijk toezicht op die afhandeling? Is de prioriteitstelling met betrekking tot de afhandeling van deze verzoeken overal in het land hetzelfde? Deze vragen gelden natuurlijk niet alleen voor de verzoeken uit Suriname. Er is nu wel een klacht geuit van Surinaamse zijde, maar de vraag is natuurlijk: hoe is het eigenlijk gesteld met de afhandeling van dergelijke verzoeken uit andere landen?

Volgens de berichtgeving zijn bureaucratie en regelgeving in Nederland de oorzaak van het niet in behandeling nemen van de verzoeken. Als Nederland zelf eisen stelt aan kwaliteit en prestaties van de Surinaamse politie en justitie, dan moet Nederland die kwaliteit natuurlijk ook zelf jegens Suriname aan de dag leggen. Beter nog, Nederland moet nastreven beter te presteren dan Suriname.

Het slot van de brief van de minister van gisteren roept nog een andere vraag op. De minister stelt daarin dat uitwijken naar Nederland en de Nederlandse nationaliteit verwerven geen zin heeft voor Surinaamse criminelen. Dan kunnen zij namelijk voor de door hen in Suriname gepleegde misdrijven door de Nederlandse justitie worden vervolgd. Is het de minister niet bekend dat de opgelegde vrijheidsstraffen in Nederland in de regel veel lager zijn dan in Suriname? Is het hem bovendien bekend dat het verblijf in Nederlandse gevangenissen in vergelijking met die in Suriname duizendmaal aangenamer is voor criminelen?

Mijn indruk is dat deze escape voor Surinaamse criminelen wel degelijk veel voordeliger is dan in Suriname vervolgd en bestraft te worden. Kan de minister de Kamer toezeggen dat deze nieuwe Nederlanders, om bij de nieuwste terminologie van het kabinet te blijven, bij een verdenking in Suriname gewoon aan Suriname kunnen worden uitgeleverd? Kunnen zij dan daar bestraft worden zonder de mogelijkheid om vervolgens hun straf alsnog in Nederland te komen uitzitten? Kunnen deze personen ook gedenaturaliseerd worden? Dat zou natuurlijk zeer wenselijk zijn. Graag een toelichting van de minister of en onder welke voorwaarden dat zou kunnen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het is onwenselijk dat een veroordeelde Surinamer, of eigenlijk welke crimineel dan ook, aan zijn straf ontkomt. De minister van Justitie sprak duidelijk taal toen er uiteindelijk na weken wachten een brief naar de Kamer werd gestuurd. Hij zei dat er geen sprake is van een stroeve samenwerking tussen Suriname en Nederland als het om rechtshulpverzoeken gaat. Daarnaast zei hij ook dat verdachten de dans niet ontspringen door het aanvragen van de Nederlandse nationaliteit. Niks aan de hand en dus geen enkele reden tot ongerustheid.

Volgens mij spreek ik mede namens de koningin als ik zeg dat wij niet in hyperigheid moeten vervallen. Maar de vraag is: is dit hyperigheid? Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet snap waarom de waarnemend korpschef van Suriname aangeeft dat 80% tot 90% van de rechtshulpverzoeken onbeantwoord blijft als dat niet waar zou zijn. Die man zal toch zeker niet liegen dat het gedrukt staat? Ik vraag me af wat er aan de hand is. Is dit niet gewoon een heel ijverige politiecommissaris, die gewoon boeven wil vangen, die vindt dat Nederland daarbij niet snel genoeg te hulp schiet? Daar kan ik me namelijk best wel iets bij voorstellen. Dan zou zijn verhaal en zijn ontevredenheid best wel terecht kunnen zijn. Daarom vraag ik aan de minister hoe lang het gemiddeld duurt voordat Nederland een rechtshulpverzoek beantwoordt? Geldt voor alle landen eenzelfde tempo, dus ook voor Suriname? Zijn daar überhaupt cijfers over beschikbaar? Waarom zijn de verschillende korpsen eigenlijk zelf verantwoordelijk voor dit soort aanvragen? Is dat wel een efficiënte manier van werken? De minister spreekt van een goede samenwerking met zijn ambtsgenoot in Suriname. Sinds wanneer is die samenwerking zo goed? Is dat misschien van recente datum, waardoor de uitspraken van de waarnemend korpschef toch nog waar blijken te zijn? De VVD schreeuwt in de media moord en brand en eist zelfs dat het uitleveringsverdrag aangepast wordt. Daar heb ik mij over verbaasd, want nu wij hier in de Kamer staan, hoor ik er niets meer over. Dat vind ik raar. Ik vraag aan de minister of de VVD helemaal verkeerd geïnformeerd was. Wat is er aan de hand? Klopt het wat de Surinaamse dagbladen schrijven? Een Surinaams dagblad meldde twee weken geleden dat minister Hirsch Ballin aan zijn collega Santokhi een lijst heeft gevraagd van de strafbare feiten waarvan de rechtshulpverzoeken reeds gedaan zijn en waarop minister Santokhi nog geen antwoord heeft gehad.

Hoeveel rechtshulpverzoeken heeft Suriname eigenlijk gedaan in het afgelopen jaar? Dezelfde commissaris meldt dat Suriname daarin zelfrestrictie heeft toegepast, door deze verzoeken alleen te doen bij verdachten van zeer ernstige delicten en bij veroordeelden. Klopt dat? Want als dat klopt, vind ik dat ernstig. Het mag niet zo zijn dat alleen zware delicten hier voorgelegd worden. Ik hoop hierin duidelijkheid te krijgen vanavond.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Nederland mag geen vrijhaven worden of zijn voor criminelen of gezochte criminelen. Als wij de mediaberichten van eind oktober mogen geloven, lopen er Surinaamse veroordeelde misdadigers in ons land vrij rond. Dat kan natuurlijk niet. Dat zal iedereen hier beamen, denk ik. Maar wat is ervan waar?

Als wij goed zijn geïnformeerd, heeft er onlangs overleg plaatsgevonden tussen de minister van Justitie van Nederland en die van Suriname. Wat heeft dat opgeleverd? Zijn er daadwerkelijk problemen, zoals mijn collega's hiervoor hebben geschetst, met de rechtshulpverlening tussen Nederland en Suriname? Volgens onze informatie niet, maar misschien kan de minister dit bevestigen. Hoe dan ook, het is goed als de minister de onrust die deze zaak heeft gecreëerd in de Nederlandse samenleving, wegneemt. Als er echt problemen zijn, moeten wij die oplossen en als er geen problemen zijn, moeten wij die ook niet creëren.

De heer Teeven (VVD):

Ik weet niet over welke informatie de heer Çörüz beschikt, maar ik heb hier het stuk uit Elsevier voor me liggen. De verbindingsofficier van het Korps landelijke politiediensten in Paramaribo, over wie ik al repte, zegt letterlijk: er is scheefgroei in de samenwerking; ik kan het ook niet meer uitleggen in Paramaribo. Ik heb het niet verzonnen. Dit zegt onze Nederlandse politieman daar. Over welke informatie beschikt de heer Çörüz dan, dat hij meent dat er niets aan de hand is?

De heer Çörüz (CDA):

Ik heb ook in andere kranten gelezen over die website; ik heb allerlei berichten in de kranten gelezen. Als ik de brief lees van de minister, waarvoor ik hem overigens dank, dan krijg ik de indruk dat het allemaal wel meevalt. Dus ik weet het niet. Ik lees net als de heer Teeven Elsevier, maar ik weet niet wat er waar is van dat artikel. Eigenlijk moeten wij beiden die vraag aan de minister stellen, denk ik.

De heer Teeven (VVD):

Ik hoor de heer Çörüz zeggen: ik heb informatie. Dus de CDA-fractie heeft informatie – blijkbaar beschik ik daar niet over – die aangeeft dat daar niets aan de hand is. De heer Çörüz vertrouwt op de brief van de minister. Je zou ook kunnen denken: de minister van Justitie denkt dat hier gedonder van komt, dus hij gooit het op een akkoordje met zijn ambtsgenoot in Paramaribo en zij zeggen dat er niets aan de hand is; dan is de pot weer dicht. Dat zou je kunnen denken nadat je het artikel uit Elsevier gelezen hebt. Ik vraag de heer Çörüz of hij informatie heeft die ik niet heb.

De heer Çörüz (CDA):

Wij praten elkaar nu een beetje na op basis van berichten op websites en in krantenartikelen. Dat lijkt mij niet de goede weg. Daarom zeg ik ook: als er problemen zijn, dan moeten die worden opgelost, maar als er geen problemen zijn, dan moeten wij die ook niet creëren.

De heer Teeven (VVD):

Daarover zijn wij het helemaal eens. Vandaar dat wij hier vanavond staan om duidelijkheid te krijgen van de minister. Elsevier citeert onze politieman in Paramaribo, hoor, dat doe ik niet. Mevrouw Van Velzen maakt er een showtje van, alsof de VVD er stennis van maakt, maar die politieman zegt zelf dat het een een rommeltje is in het rechtshulpverkeer.

De heer Çörüz (CDA):

Lijkt het de heer Teeven niet verstandig dat wij die beide vragen aan de minister stellen? Wij staan hier door bepaalde berichten, maar nu gaan wij op grond van een ander bericht, namelijk uit Elsevier, een soort vervolgstap zetten. Het lijkt mij gewoon goed om daar een eind aan te maken en de vragen aan de minister te stellen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Als laatste spreker kun je de zaken altijd samenvatten; dat is het fijne ervan. Veel van de vragen zijn inmiddels gesteld.

Het gaat om de vraag of er nu een probleem is of niet. Als er geen probleem is, hoe zit het dan met de uitspraken die zijn gedaan? Is er sprake van een vermeende traagheid, of is dit uit de lucht gegrepen? Er is een aantal vragen gesteld over aantallen en tijden. Daar sluit ik mij graag bij aan en ook bij de vraag hoe het zit met de relatie tussen lopende rechtshulpverzoeken en het Nederlanderschap.

Om het iets breder te trekken, heb ik een vraag die aansluit bij de uitspraak van de heer Koene, die stelt dat de Nederlandse autoriteiten de problemen rond de rechtshulpverzoeken kennen. 26 korpsen beslissen nu zelfstandig of zij de hulp van buitenlandse collega's wel of niet serieus nemen. Tegelijkertijd is afgesproken dat er een speciale afdeling of unit moet komen om de verzoeken op zijn minst te bekijken. Ik wil het probleem in een breder kader stellen, ook omdat ik gisteren bij een conferentie ben geweest over de samenwerking tussen de Poolse en Nederlandse politie in Limburg. Daar komen heel veel rechtshulpverzoeken binnen. Zij zeggen dat zij worstelen met de prioritering en de afhandeling. Deze bredere vraag stel ik graag bij deze gelegenheid.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Dank voor de gelegenheid om te reageren op de vragen die zijn gesteld naar aanleiding van de berichten uit Suriname. Ik hoorde er ook van op. Ik heb onmiddellijk contact gezocht met mijn collega. Hij was heel helder in zijn reactie en in zijn persbericht, namelijk dat de relatie tussen Suriname en Nederland ook op dit terrein heel goed is. We werken goed samen met mijn collega, de minister van Justitie en Politie van Suriname, de heer Santokhi. Ik hoop hem begin volgend jaar weer te zien.

Toen wij ons afvroegen wat er met de berichten aan de hand was, was snel de conclusie dat het belangrijk is om daarover duidelijkheid te geven. Mijn collega heeft toen een persbericht uitgegeven. Daarin heeft hij onderstreept dat de samenwerking tussen beide ministeries naar tevredenheid verloopt, dat er veel waarde wordt gehecht aan deze samenwerking, dat die zich op diverse niveaus afspeelt, namelijk ministerieel, politioneel en op het niveau van het openbaar ministerie en dat die bijdraagt aan de effectieve aanpak van de grensoverschrijdende criminaliteit in beide landen.

Hij heeft dit in zijn persbericht geschreven en heeft melding gemaakt van de informatie-uitwisseling die daarvoor nodig is, en dat daarbij aandacht wordt besteed aan mensen die zich hebben onttrokken aan opsporing en aanhouding in een van de landen. Het gebeurt daarbij soms dat er vertraging optreedt in de afdoening. Wij hebben afgesproken die zaken waarin vertraging is ontstaan, onder elkaars aandacht te brengen. Mijn collega heeft mij een brief gestuurd met een aantal gevallen waarnaar we verder zullen kijken.

Ik kom op de vragen die mevrouw Kuiken aansneed. Gaat het om veel rechtshulpverzoeken die wij in Nederland ontvangen? Ja, zij heeft dit onlangs ook op de conferentie gehoord, maar die komen niet uit Suriname. De verhouding tussen Nederland en Suriname is dat er tien Surinaamse rechtshulpverzoeken liggen aan ons, exclusief uitleveringsverzoeken, en zo'n 100 aan Suriname, dus van Nederland aan Suriname. Dit is te verklaren uit het verschil in schaal van de samenlevingen. In Nederland komen op jaarbasis zo'n 20.000 verzoeken om rechtshulp binnen. Dat is een enorm aantal. De Kamer zal begrijpen dat er prioriteiten moeten worden gesteld en dat niet alles per kerende post kan worden afgehandeld. Sommige zijn ingewikkelder dan andere. Bij sommige zit meer informatie dan bij andere. Bij sommige wordt meer informatie gevraagd dan bij andere. In 2008 waren het er 24.607 en volgens de laatste telling is de stand dit jaar al 18.500, dus dat zijn enorme aantallen.

Goed, nu terug naar de specifieke vragen die zo-even zijn gesteld door leden van de Kamer. De heer Teeven vroeg zich af hoe het dan zit met de beelden die er zijn enzovoort. Ik kan niet zoveel zeggen over uitspraken waar ik niet bij ben geweest en waarover wij berichten lezen. Vandaar dat het belangrijk was dat deze helderheid is gegeven door mijn collega. De liaisonofficier van de KLPD heeft op geen enkele wijze bevestigd dat belangrijke strafzaken door Nederlandse traagheid stilliggen of dat verdachten van levensdelicten op vrije voeten zouden zijn. Hij heeft alleen gereageerd op uitspraken van de Surinaamse korpschef dat sommige rechtshulpverzoeken sneller kunnen worden afgehandeld. Ik ben het ook met hem eens dat vertragingen in het rechtshulpverkeer zo veel mogelijk moeten worden voorkomen. Men zal tegelijkertijd begrijpen dat bij deze aantallen niet alles per kerende post kan worden afgedaan.

Toen ik de signalen kreeg dat het desalniettemin bij een paar verzoeken uit Suriname niet zo was gegaan als men daar hoopte en mocht verwachten, heb ik aan de hand van het overzicht uiteraard op me genomen om daarin de nodige versnelling tot stand te brengen. Daar zijn we nu mee bezig. Ik verwacht dat we hierover zeer binnenkort een bericht kunnen geven aan mijn Surinaamse collega. Dit over de vragen van de heer Teeven; over de commotie en over de vaart waar hij terecht om vroeg.

De heer Teeven (VVD):

Ik weet natuurlijk niet of het waar is wat in de Elsevier van 21 oktober is geschreven, maar dat hebt u ongetwijfeld nagegaan bij onze vertegenwoordiger in Paramaribo. Ik maak mij een beetje zorgen of door hem in de toekomst nog wel kan worden uitgelegd aan de Surinaamse autoriteiten hoe dat komt. Is werkelijk door hem gezegd dat hij het ook niet meer kan uitleggen? Dan hebben we wel een probleem. De minister legt nu aan de Kamer uit dat het gaat om 20.000 rechtshulpverzoeken, waarvan plusminus 10 uit Suriname. We snappen dat er dan wel eens wat mis kan gaan bij de prioritering bij een bulk van 20.000. Als hij dat hier zo uitlegt, moet hij dat toch in Paramaribo toch ook kunnen uitleggen? Mijn vraag is of hij dat in de toekomst kan uitleggen.

Minister Hirsch Ballin:

Daar twijfel ik niet aan. Ik neem aan dat onze liaisonofficier in Paramaribo ook heel goed kan uitleggen wat ik hier zeg.

De heer Teeven (VVD):

Als dit soort artikelen verschijnen in de Nederlandse pers, waarbij onze verbindingsofficier in eerste instantie de woorden van de plaatsvervangend korpschef ondersteunt en ons alarmeert door te zeggen dat hij het niet kan uitleggen, bent u het met mij eens dat het dan misschien beter was geweest om te zeggen dat wij het wel proberen uit te leggen, maar dat zij het blijkbaar niet willen horen? Dat zegt hij niet. Hij zegt dat hij het ook niet kan uitleggen. Het lijkt erop dat al heel vaak is gevraagd om prioritering van die tien Surinaamse rechtshulpverzoeken, maar dat dit niet doorkomt in Nederland.

Minister Hirsch Ballin:

Dat weet ik niet. Ik kan alleen constateren dat de situatie niet is dat zware criminelen hier vrij kunnen rondlopen en al evenmin dat hier een soort toevluchtshaven zou zijn gecreëerd voor Surinaamse criminelen. Dat waren de punten waar de heer De Roon naar vroeg.

Ik heb even die aantallen genoemd omdat Suriname in verhouding tot de uitgaande rechtshulpverzoeken veel inkomende rechtshulpverzoeken krijgt. Het valt iemand die in Suriname werkzaam is op het werkterrein van justitie en politie op, want vanuit Surinaamse perspectief bezien zijn het maar weinig vragen die men stelt in verhouding tot het aantal antwoorden dat men moet geven. Suriname heeft behalve met Nederland met niet veel landen rechtshulpverkeer, laat staan met intensief rechtshulpverkeer, dus vanuit het Surinaamse perspectief kan ik heel goed begrijpen dat men vraagt om die maar tien verzoeken heel snel af te handelen. Uit het Nederlandse perspectief gezien, met die 24.607 ingekomen rechtshulpverzoeken in 2008, ligt dat anders. Als je dat uitlegt, is het ook heel goed te begrijpen. Maar dat neemt niet weg dat de relatie met Suriname voor ons heel belangrijk is. Daarom heb ik het graag op mij genomen om aan die verzoeken uit Suriname ook de grootst mogelijke aandacht te geven.

De heer Teeven (VVD):

Wordt de waarnemend korpschef erop aangesproken dat hij zoveel paniek veroorzaakt bij onze fractievoorzitters als zij een keertje op bezoek zijn in Suriname, voor zover u dat van uw Surinaamse ambtgenoot weet?

Minister Hirsch Ballin:

Ik zou het de Surinaamse collega's en hun medewerkers niet willen aandoen dat zij op welke paniek dan ook in Nederland worden aangesproken.

Mevrouw Van Velzen heeft ook de snelheid ter sprake gebracht en erop gewezen dat inderdaad het feit dat wij een bestel hebben met 26 politiekorpsen ook betekent dat het werk moet worden verdeeld. Er moet worden gekeken welk korps wat moet doen, en dergelijke. Voor zover mevrouw Van Velzen daarmee impliciet een opmerking wilde maken over de organisatie van de Nederlandse politie, laat ik die graag op mij inwerken. Wij moeten dat inderdaad over 26 korpsen verdelen, terwijl Suriname een korps van politie heeft.

De heer Çörüz heeft gesproken over de onrust naar aanleiding van deze berichten. Naar mijn mening is helderheid altijd de beste reactie op onrust. Ik heb geprobeerd die in mijn brief en vanavond in dit debat te geven.

Mevrouw Kuiken sprak als laatste maar ik heb haar ongeveer als eerste geantwoord.

De voorzitter:

Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat blijkt niet het geval te zijn. De heer De Roon wenst echter nog een vraag te stellen.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik miste een reactie van de minister op mijn laatste opmerking en vragen die betrekking hadden op de toepassing van de Wet op het Nederlanderschap. Ik wist niet dat het toch wel aantrekkelijk voor Surinaamse criminelen zou kunnen zijn om wel degelijk naar Nederland te komen, omdat hier de strafmaat en de strafuitvoering in gevangenissen een stuk plezanter is dan in Suriname.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. De heer De Roon heeft gelijk dat hij mij aan deze vraag herinnert. Wij hebben de indruk dat de reden waarom verdachten en soms ook veroordeelden naar een ander land gaan, niet ligt in detentieomstandigheden, maar in de poging om aan berechting of aan executie van de opgelegde straf te ontkomen. Voor zover de heer De Roon de indruk heeft dat een straf in Nederland niet zo'n afschrikwekkende werking heeft, moet ik hem echt weerspreken. Dat is een beeld dat veel te vaak wordt gecreëerd en dat veel te veel blijft hangen. Ik verwijs hier naar alle kosten en moeite die verdachten en hun advocaten zich getroosten om aan veroordeling te ontkomen. Alles wordt daarvoor uit de kast gehaald. Daaruit kan worden afgeleid dat het ook vanuit hun perspectief gezien bepaald geen pretje is om hier een langdurige vrijheidsstraf te ondergaan.

De Rijkswet op het Nederlanderschap staat binnenkort op de agenda van de Kamer en ik verheug me op de bespreking ervan. Daarbij komen uiteraard ook aan de orde de mogelijkheden om het staatsburgerschap te ontnemen. Op goede gronden is in verdragen vastgelegd dat dit een hoge uitzondering moet zijn. Daarop ben ik ook in de toelichting en in de antwoorden op de vragen daarover ingegaan en het is wellicht het meest praktisch als ik daarnaar verwijs.

De beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting 21.45 uur

Naar boven