Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag ook te stemmen over de moties, ingediend bij het wetgevingsoverleg over het onderdeel Ontwikkelingssamenwerking van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2010.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van een van de volgende weken:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met uitsluiting van huisaansluitingen (31540);

  • - het wetsvoorstel Implementatie van de rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden (Wet implementatie rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden) (32027).

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

  • woensdag 2 december 2009:

  • - van 10.00 uur tot 13.00 uur van de vaste commissie voor Justitie over diverse wetsvoorstellen op het terrein van het Vennootschapsrecht (31058, 31065, 31746, 31763 en 31877);

  • maandag 7 december 2009:

  • - van 16.00 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Justitie over Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure (31994);

  • - van 10.00 uur tot 15.00 uur van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het onderdeel Sport van de begroting VWS;

  • - van 10.00 uur tot 23.00 uur en op maandag 14 december van 16.00 uur tot 21.00 uur van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat over het MIRT.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Op 21 oktober jongstleden heb ik vragen gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het opnemen van vrije uren door politiemedewerkers. Die vragen zijn nog steeds niet beantwoord; daarom vraag ik om beantwoording vóór de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De voorzitter:

Wij zullen het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan de heer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Bij de regeling van werkzaamheden van afgelopen dinsdag heeft collega Pechtold verzocht om het debat over de Staat van de Unie, dat gepland stond op 1 december aanstaande, uit te stellen met als argumentatie dat er dan gesprekken zijn met de kandidaat-eurocommissarissen en europarlementsleden. Voor zover ons bekend, is het allerminst zeker of die gesprekken inderdaad op 1 december gevoerd worden. Wij hechten eraan om de Staat van de Unie te bespreken in de begrotingencyclus. Dat lukt niet als wij dat niet op 1 december doen. Daarom verzoeken wij om vooralsnog vast te houden aan de bespreekdatum van 1 december, tenzij blijkt dat er toch gesprekken zijn met eurocommissarissen en europarlementsleden.

De heer Blom (PvdA):

Voorzitter. Ik ben het eens met het voorstel van collega Ormel, maar wel onder de dringende voorwaarde dat, als blijkt dat onze europarlementariërs iets anders te doen hebben, wij dan een andere datum zoeken.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie stond achter het verzoek van de heer Pechtold, maar kan zich nu vinden in de lijn die de heer Ormel heeft verwoord in zijn verzoek.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik vind het wel van belang om te weten wanneer daar duidelijkheid over komt. Daarmee doel ik op het feit dat nu eigenlijk voorwaardelijk wordt gezegd: wij houden het op die datum. Het kan zijn dat kort voor de genoemde datum blijkt dat de gesprekken wel gevoerd worden. Wat is het voorstel van de indiener met het oog op de dan ontstane situatie?

De voorzitter:

Ik denk dat de indiener er terecht op vertrouwt dat wij heel slim met die situatie omgaan. Wij kunnen niet in de toekomst kijken, misschien sommigen wel, maar ik niet.

De heer Van der Ham wil nog een opmerking maken.

De heer Van der Ham (D66):

Ik wil mij graag aansluiten bij de vraag die de heer Van Bommel stelt. Wanneer wij daarover enige duidelijkheid krijgen, willen wij daarvan zo snel mogelijk bericht ontvangen.

De heer Ormel (CDA):

Voor zover ik heb begrepen, wordt zodra duidelijk is wie de eurocommissarissen zullen zijn, een agenda opgesteld van gesprekken met de leden van het Europees Parlement. De verwachting is dat die pas half december zullen beginnen. Dat betekent dat wij op 1 december ruim op tijd zijn met de Staat van de Unie, maar het betekent ook dat wij vrij spoedig – laten wij dat hopen – zullen vernemen wanneer die agenda er zal zijn. Vooralsnog lijkt alles erop te wijzen dat europarlementsleden op 1 december ongetwijfeld wat te doen hebben, maar niet de gesprekken met de kandidaat-commissarissen. Daarom stel ik voor om de Staat van de Unie op 1 december te agenderen.

De voorzitter:

Het is in ons aller belang dat wij geen tijd verloren laten gaan. Zodra wij het weten, nemen wij een beslissing, maar wel op een moment dat ik nog iets anders kan inplannen. Ik ga niet riskeren dat ik weer op de valreep iets moet afvoeren. Dus voorlopig houden wij het op dezelfde datum. Als er andere dingen in Brussel zijn die het de leden onmogelijk maken om hier te zijn, houden wij daar rekening mee. Aldus besloten.

Het woord is aan de heer Van der Ham, namens mevrouw Koşer Kaya.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik wil het even hebben over de stemmingen over het Belastingplan. Er zitten nog wat leden vast in de Tijdelijke Commissie Onderzoek Financieel Stelsel, het onderzoek naar de kredietcrisis. Wij willen graag de stemmingen uitstellen met een halfuur.

De heer Omtzigt (CDA):

Wij kunnen dit verzoek steunen. Het lijkt ons prima om om 15.15 uur te stemmen, temeer daar ook nog net allerlei brieven en amendementen zijn binnengekomen. Ik kan mij voorstellen dat wij de stemmingen met een halfuur uitstellen.

De voorzitter:

Maar ik kom dan een beetje in problemen, dus als u het goed vindt, stemmen wij om 15.00 uur. Dan hebt u 20 minuten uitstel. Dat lijkt mij een mooie middenweg voor iedereen. Aldus besloten.

Het woord is aan de heer Vendrik.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik luister niet naar de naam Vendrik.

De voorzitter:

Dat kan ik mij voorstellen, u bent ten slotte niet mevrouw Vendrik.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, ik ben niet mevrouw Vendrik. Ik vervang de heer Vendrik wel even, die wordt opgehouden in een debat.

Een uur geleden is bekend geworden dat de Nederlandse Staat nog eens 4,4 – zeg ik uit mijn hoofd – of 4,1 mld. zal investeren in ABN AMRO. Op dit moment kunnen wij niet goed beoordelen of dat terecht is of onterecht. Wij verzoeken wel om een debat, zo spoedig mogelijk te houden, waarin een toelichting wordt gegeven op deze grote investering en waarin de Kamer haar oordeel daarover kan geven. Het gaat hier toch om 1% van het bruto binnenlands product.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Het is een buitengewoon uitgebreide brief, cijfermatig buitengewoon moeilijk. Wij willen ons er heel goed op voorbereiden. De CDA-fractie sluit niet uit dat begin volgende week ook de Rekenkamer gevraagd zal worden om de zaak cijfermatig nog eens door te nemen, juist om de reden die mevrouw Halsema noemt. Het gaat om een enorm bedrag en dan willen wij goed beslagen ten ijs komen. Dan liever wat later, ook nadat wij de zaak goed hebben bekeken, dan een snel debat. Wij moeten opkomen voor het geld van de belastingbetaler.

De heer Weekers (VVD):

Ik vind het verzoek van mevrouw Halsema zeer prematuur. Het is een buitengewoon uitvoerige brief, uitermate complex. De inkt ervan is nog nauwelijks droog. Ik vind dat wij eerst die brief maar eens even heel goed moeten bestuderen en dat wij vervolgens moeten kijken hoe wij verder procederen. Ik kan mevrouw Halsema melden dat de vaste commissie voor Financiën met de minister heeft afgesproken dat er geen onomkeerbare stappen worden gezet voordat de Kamer haar fiat heeft gegeven. De Kamer kan nog alle kanten uit. Ook de VVD wil heel graag het belang van de belastingbetaler hierin zeer goed betrekken. Er komt ook ongetwijfeld een debat. Wij weten alleen nog niet wanneer en hoe wij dat moeten voorbereiden.

De heer Tang (PvdA):

Natuurlijk is een debat prima, maar wel een goed debat. Daar is gewoon tijd voor nodig, dus ik sluit mij aan bij de heer Weekers en de heer De Nerée.

De heer Irrgang (SP):

Volgens mij is de planning, in ieder geval van de vaste commissie voor Financiën, om volgende week een debat te houden. Daarvoor is dan ook voldoende spreektijd. Dat zal plenair, denk ik, veel moeilijker zijn, dus dat heeft dan ook onze voorkeur.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, het onderwerp is heel serieus, maar u hebt geen steun voor een debat op dit moment.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb gevraagd om een debat, zo spoedig mogelijk te houden, waarbij ik niet uitsluit dat dit volgende week dinsdag of woensdag zal plaatsvinden. Dan is er ook nog ruimte om bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer te horen. Dat neemt niet weg dat het mij wel wijs lijkt om het debat nu aan te kondigen. Gezien de grootte van het bedrag en de maatschappelijke consequenties dat dit ook heeft, vind ik het wel op zijn plaats dat het debat plenair plaatsvindt.

De voorzitter:

Wij zien u terug als daartoe aanleiding is, maar wij besluiten dit niet nu al.

Het woord is aan mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik heb op 2 oktober vragen gesteld aan de minister voor WWI over examentrainingen voor examinatoren inburgering. Aanstaande dinsdag is de begrotingsbehandeling. Ik zou graag uiterlijk maandag de antwoorden willen hebben.

De voorzitter:

Het stenogram van dit gedeelte van de vergadering zal worden doorgeleid naar het kabinet.

De vergadering wordt van 14.45 uur tot 15.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik wijs u erop dat de Tweede Kamer op dit moment uit 149 leden bestaat.

Naar boven