Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 27, pagina 2371-2387 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 27, pagina 2371-2387 |
Noot 1 (zie blz. 2264)
Interpellatievragen van het lid Graus (PVV) aan de ministers van Economische Zaken en van Financiën over de zorgwekkende stijging van de energieprijzen. (Ingezonden 3 november 2008)
1
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat de prijs van stroom vanaf januari 2009 gemiddeld 21 procent hoger wordt? Zo neen, waarom niet?1
2
Deelt u voorts de mening dat het ontoelaatbaar is dat de prijs van gas vanaf januari 2009 gemiddeld 11 procent hoger wordt? Zo neen, waarom niet?
3
Deelt u de mening dat het ongehoord is dat de energierekening voor een gemiddeld huishouden sinds 2000 meer dan verdubbeld is? Zo neen, waarom niet?
4
Kunt u uitleggen waarom hardwerkende mensen volgend jaar opnieuw fors meer voor gas moeten gaan betalen terwijl de olieprijs daalt?
5
Hoe en wanneer gaat u ervoor zorgen dat exorbitante overwinsten uit verleden, heden en toekomst van de energiebedrijven worden teruggegeven aan de burgers, afnemers van gas en elektriciteit door verlaging van de afnameprijs tot een kostendekkend niveau?
6
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de stroom- en gasprijzen voor onze burgers nog verder de pan uit rijzen?
7
Bent u bereid de koppeling tussen olie- en gasprijzen ongedaan te maken nu blijkt dat de olieprijs is gedaald, terwijl de gasprijs zelfs gaat stijgen en nu we geconstateerd hebben dat indien de gasprijs in navolging van de olieprijs daalt, dit steeds een half jaar te laat gebeurt en bovendien in procentueel mindere mate dan de daling van de olieprijs?
8
Deelt u de mening dat juist in deze tijd van crisis, koopkrachtverbetering door middel van lastenverlichting, een van de oplossingen vormt om uit de negatieve, vicieuze spiraal te komen?1 «Energienota volgend jaar boven 2000 euro», Nederlands Dagblad, 24 oktober 2008; «Nuon bevestigt: Weer forse stijging energienota», Elsevier.nl, 24 oktober 2008.
Bijlage 2 (zie blz. 2274)
Schriftelijke antwoorden van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Mileubeheer op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2009 en het Waddenfonds voor het jaar 2009 (31 700-XI)
Vragen van R. A. C. van Heugten (CDA) over Nationale landschappen: kan de minister toezeggen dat bij de uitwerking de lagere overheden en bewoners worden betrokken?
In het algemeen betrekken provincies nu al gemeenten, andere gebiedspartijen en bewoners bij de uitwerking en uitvoering van het beleid, omdat zij ook heel goed beseffen dat de kennis en capaciteiten in de gebieden van grote waarde is. Voorbeeld daarvan is de IJsseldelta. Het leidt tot meer draagvlak voor de plannen. Ook de uitvoeringsprogramma’s met daarin concrete uitvoeringsprojecten zijn met gebiedspartijen opgesteld.
Wat is de reden dat er nog geen verdere uitwerking van de motie Van Heugten c.s. is ontvangen en wanneer kan de Kamer dat verwachten? Graag uitgebreide reactie. Het gaat om meer dan woningbouw
De uitwerking van de motie is gereed en naar verwachting zullen we de brief met de beantwoording en onderliggende rapporten morgen in het kabinet vaststellen. Vooruitlopend daarop kan ik er het volgende over zeggen. Voor de beantwoording van de motie is een macroraming opgesteld voor de investeringen in het ruimtelijk domein tot 2020, met afzonderlijke aandacht voor verstedelijking en de woningbouw. Daarnaast is een aantal concrete cases van gebiedsontwikkelingsprojecten doorgelicht. Samen ontstaat uit die onderzoeken een beeld van de ruimtelijke investeringsopgave tot 2020 en de rol en positie van de rijksoverheid daarbij. Wat betreft de woningbouw zijn de ramingen mede gebaseerd op een verdeling van tekorten op grondexploitaties over partijen, zoals dat in de afgelopen jaren is gedaan. Daarover zal ik de planbureaus nog een second opinion vragen. Het kabinet wil verder, mede naar aanleiding van het advies van de heer Kremers over de woningmarkt, de inzet van haar financiële instrumenten opnieuw bezien. Zoals aangekondigd in de brief van 30 juni jl. van de minister voor WWI zijn de regio’s momenteel bezig om de concrete verstedelijkingsopgaven tot 2020 neer te leggen in gebiedsdocumenten over de verstedelijking. In die documenten zullen de opgaven zoals die staan op het lijstje van mevrouw Vermeij zijn uitgewerkt. Volgend jaar voert het rijk overleg met de regio’s om te bepalen bij welke verstedelijkingsopgaven een inzet van het rijk nodig is om doelen te bereiken. Dat kan gaan om financiele middelen, maar het rijk kan ook grond, vastgoed of wet- en regelgeving inzetten. Het gaat om de periode 2010 – 2020. Eventuele budgettaire gevolgen van de verstedelijkingsafspraken kunnen in 2009 in het begrotingsproces voor 2010 en verder aan de orde komen. Wat betreft het MIRT kan ik melden dat de verstedelijkingsafspraken daar structureel worden ingebed. Daarmee is verzekerd dat ruimtelijke investeringen van het rijk inhoudelijk goed zijn afgestemd. Het ingezette MIRT proces heeft overigens als gevolg dat ook de regio zich steeds meer integraal organiseert.
Hoe staat het met de Nieuwe Sleutelprojecten en met name met Arnhem/Dieren?
De verantwoording voor de nieuwe sleutelprojecten is thans opgenomen in het Mirt projectenboek. De beschrijving per project is te vinden in hoofdstuk 5 «Projecten- en programmaoverzicht. Het overzicht rijksmiddelen in hoofdstuk 4 «Financiële uitwerking».
Met betrekking tot het NSP Arnhem heeft de Kamer op 6 november een brief ontvangen. Hierin meld ik de Kamer dat de uitvoering van het project vertraging ondervindt. Nader onderzoek zal uitgevoerd worden naar de verschillende opties voor realisatie en het daarvoor benodigde budget. Eind van het jaar hoop ik samen met mijn collega van VenW en de regionale partners een reëel beeld te hebben van planoplossingen en financiering.
VROM heeft voor NSP een taakstellende bijdrage beschikbaar van EUR 24,9 mln.
Op 4 november heeft de Kamer nadere informatie gevraagd over het project Hart van Dieren en het NSP Arnhem.
Het antwoord aan de Kamer is gereed voor verzending. In het kader van de BIRK-regeling is er in 2005 in totaal 53,3 miljoen Euro beschikt. De essentie van de stand van zaken voor het project Hart van Dieren, is dat het oorspronkelijke plan nu door de gemeente is aangepast en dermate afwijkt van het oorspronkelijke plan, dat de grondslag voor de eerder toegekende rijksbijdrage is komen te vervallen. Eén van de belangrijkste kwaliteitsdragers waaraan de subsidieverlening in het kader van de regeling Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit voor het project was gekoppeld – verdiepte ligging van het spoor – maakt inmiddels geen onderdeel meer uit van het plan. Ik ben van mening dat een naar beneden bijgesteld plan niet tot eenzelfde financiële rijksbijdrage kan leiden. Mijn inzet is thans een open gesprek over een goedkopere, maar doelmatige oplossing met de gemeente Rheden en de provincie Gelderland, waarbij zoveel als mogelijk recht wordt gedaan aan de integrale aanpak van de verkeerstechnische, ontsnipperings-, leefbaarheids- en ecologische doelstellingen. Dit gesprek is nog niet afgerond. Over de uitkomst zal ik u voor het eind van het jaar berichten. Ten aanzien van de gewekte suggestie dat er een verband zou zijn tussen het project «Hart van Dieren» en het station in Arnhem wil ik benadrukken dat ik deze twee projecten los van elkaar behandel.
Kan de minister toezeggen dat zij komt met een handreiking voor het toetsings- en ordeningsproces om te voldoen aan alle eisen die worden gesteld bij de herziening van de bestemmingsplannen?
Samen met een aantal andere ministeries is afgelopen periode gewerkt aan digitaal handboek stroomlijning toetsen, onder andere ten behoeve van het herzien van bestemmingsplannen. Dit handboek gaat over die toetsen die worden voorgeschreven door de Rijksoverheid, teneinde procedures te vereenvoudigen, samenhang te verbeteren en uitvoeringslasten van deze toetsen te verminderen. Het gaat hierbij om de volgende toetsen: Strategische milieubeoordeling, milieueffectrapportage, natuurbeschermingswettoets, flora- en faunatoets, archeologische toets, verantwoordingsplicht groepsrisico (externe veiligheid), watertoets, EHS-effectentoets, ondergrondtoets, bouwgrondstoffentoets, bodemsaneringsonderzoek, luchtkwaliteitstoets, geluidsonderzoek, mobiliteitseffectenonderzoek. Doelgroep van het handboek is in eerste instantie gemeenten, maar ook projectontwikkelaars kunnen hiervan gebruik maken. Dit handboek is een digitaal systeem met o.a een schema waarin de toetsen zijn gekoppeld aan de fasen van het planproces waarin de toetsen moeten worden verricht en kan derhalve worden beschouwd als handreiking voor de gemeenten. Handboek is eerste helft 2009 operationeel.
Wat is de mening van de minister over een OHS: Olympische hoofdstructuur?
Uit het «Schetsboek Ruimtelijke plannen», dat ik heb laten maken, blijkt dat er ruimtelijk mogelijkheden zijn voor Olympische Spelen in Nederland. De Spelen bieden kansen voor de ontwikkeling van steden en landschappen.
Een groot evenement als de Olympische Spelen biedt de mogelijkheid om ruimtelijke plannen voor de lange termijn versneld te realiseren. Denk daarbij aan onder meer aan de visie op de Randstad. De plannen voor de hoofdstructuur van de toekomstige ruimte van Nederland zijn de basis voor structuren voor mogelijke Olympische Spelen in Nederland.
Hoe gaat de door de Minister aangekondigde vereenvoudiging eruit zien?
De stapeling van gebiedscategorieën staat een goede ontwikkeling van groene recreatiegebieden, cultuurlandschappen en natuurgebieden in de weg. De doelen en instrumenten voor deze gebieden zijn bovendien sterk met elkaar verbonden. Daarom gaat het kabinet verkennen op welke wijze het belemmeringen in de uitvoering, veroorzaakt door de stapeling van beleid, in ruimtelijke en financiële zin kan wegnemen. De verkenning vindt plaats samen met provincies en gemeenten. Rijk heeft al een stap genomen voor een vereenvoudiging van de gebiedscategorieën voor het cultuurlandschap. Dit is gebeurd via de integratie van Nationale Snelwegpanorama’s, Werelderfgoederen met Nationale Landschappen. Overigens zijn de twintig Nationale Landschappen juist ontstaan uit het samenvoegen van verschillende landschapscategorieën. De volgende stap zal de vereenvoudiging zijn van het ruimtelijke kader voor de groene recreatiegebieden, zoals Rijksbufferzones, Metropolitane Parken, gebieden voor Recreatie om de stad, Regionaal groen, ROM Rijnmond en Project Mainport Rotterdam. Het instrumentarium voor alle groene recreatiegebieden, waar het Rijk aan meewerkt of meebetaalt, wordt geïntegreerd in één duidelijk ruimtelijk kader in 2009. Deze stappen staan ook uitgewerkt in de Agenda Landschap die de minister van LNV en ik deze maand willen uitbrengen.
Vragen van J. W. E. Spies (CDA): Bent u bereid om een toezegging te doen de Himalaya Alert expeditie van mevr. Bernies-Noteboom met €150 000 te steunen?
Het is mij bekend dat betrokkene in het kader van de SMOM regeling (Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu) bij SenterNovem een aanvraag voor de Himalaya Alert expeditie heeft ingediend. Eind dit jaar zal op basis van vastgestelde criteria beoordeeld worden of deze aanvraag kan worden gehonoreerd.
Voor ISV is in 2009 62 miljoen beschikbaar. Totaal in 2009 900 miljoen, naar 180 miljoen in 2013. Wat zijn de consequenties voor bodemsaneringsopgave en stagnerende RO projecten? Graag een reactie van de minister over hoe ze dit de komende jaren aanpakt.
Het budget voor bodemsanering voor de periode 2010 t/m 2014 moet voor die jaren nog toegevoegd worden aan het ISV. In de periode 2010 t/m 2014 is € 893 miljoen totaal beschikbaar voor bodemsanering. Het budget is daarmee, na correctie voor BTW, voor de totale periode, ca. € 50 miljoen lager dan het budget voor de periode 2005 t/m 2009. Daar staat tegenover dat er in de periode 2010 t/m 2014 extra instrumenten beschikbaar zijn, zoals de beheersafspraken per gebied, die zullen bijdragen aan het verantwoord en versneld aanpakken van de problematiek. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 25 september 2008. Naar mijn mening zal dan ook geen sprake hoeven zijn van stagnerende projecten uitsluitend als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging.
Klopt het dat alleen urgente geluidssaneringen mbt Rijksinfrastructuur tot 2023 worden aangepakt en afgerond? Hoe zit het met spoorweglawaai? Klopt het dat het probleem dus veel groter is en in 2023 nog niet is opgelost?
De geluidsanering langs wegen en spoorwegen heeft betrekking op alle woningen die in respectievelijk 1986 en 1987 een geluidsbelasting hadden van meer dan 60 dB(A) vanwege een weg of 65 dB(A) van een spoorweg voor zover die woningen door de gemeenten aan mij zijn gemeld. De urgente sanering waarvan in de begroting is aangegeven dat die in 2023 zal zijn voltooid betreft binnen die saneringsvoorraad de woningen met de hoogste geluidsbelastingen: meer dan 65 dB(A) bij wegen en meer dan 70 dB(A) bij spoorwegen. Dat zijn dus zowel woningen langs rijkswegen en spoorwegen als langs provinciale en gemeentelijke wegen. Deze urgente sanering zal in 2023 naar verwachting zijn afgerond. Daarnaast moesten ook veel woningen die geluidsoverlast van industrie ondervinden gesaneerd worden. Deze saneringsoperatie is inmiddels zo goed als afgerond.
Wat betekent de uitspraak van het Europese Hof dat roetfilters verplicht gesteld mogen worden? U heeft €18 miljoen gereserveerd voor subsidies hiervoor, hoe gaan we dit geld anders inzetten t.b.v. luchtkwaliteit?
Het Europees Hof heeft bepaald dat de commissie opnieuw het voorstel moet beoordelen met inachtneming van alle relevante gegevens. Hoewel Nederland zich gesteund acht door dit oordeel, is daarmee niet gezegd dat de Commissie in zijn herziene oordeel kan instemmen met het Nederlandse voorstel om af-fabriek roetfilters verplicht te stellen. Dat zullen we eerst moeten afwachten. Vooralsnog reserveren wij de € 18 miljoen daarom voor stimulering van roetfilters voor bestelwagens. Subsidiering van affabriek roetfilters bestelwagens is een uitkomst van het deze zomer overeengekomen zogenaamde dieselakkoord met de sector. Over de versnelde instroom van deze bestelauto’s wil het kabinet een convenant met de autobranche sluiten. (zie in dit verband ook het antwoord op de vraag van de heer Boelhouwer, pag. 2381).
CDA pleit voor fundamentele herbezinning op geluidsbeleid: terug naar bron, ipv moeizame saneringen.
Ik ben het helemaal met mw Spies eens dat het treffen van bronmaatregelen een veel efficiëntere manier is om geluidhinder terug te dringen. Voorbeelden zijn stille banden, stille wegdekken, stille voertuigen en stille treinen. Hier liggen mogelijkheden om aanzienlijke geluidreducties te bereiken tegen redelijke kosten. Daarom zet ik ook sterk in op bronbeleid en ik doe dat in nauwe samenwerking met mijn collega van Verkeer en Waterstaat.
In de Milieuraad heb ik me in Europees verband sterk gemaakt voor stillere banden. Op nationaal niveau heb ik ervoor gezorgd dat de bandensector bij elkaar is gekomen om hier afspraken over te maken. Het bronbeleid is buitengewoon belangrijk, want geluidshinder is voor veel mensen een grote bron van ergernis. Geluidshinder kan tenslotte leiden tot gezondheidsklachten die natuurlijk vermeden moeten worden.
Overigens zullen ook altijd geluidssaneringsmaatregelen nodig blijven. Het is naar mijn mening een én-én aanpak.
Er is forse bodemsanering nodig met weinig middelen. Kan de Minister iets zeggen over de nieuwe strategie die naar verluid in de maak is?
Met mijn brief van 25 september 2008 en in het Algemeen Overleg van 8 oktober 2008 heb ik de Kamer geïnformeerd over de voorgenomen veranderingen in de strategie van het bodemsaneringsbeleid. In de kern komt het hierop neer dat het bodemsaneringsbeleid wordt geïntegreerd in het beleid voor het gebruik van de ondergrondse ruimte. Daarbij worden op gebiedsniveau afspraken gemaakt over het beheer van de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Verder worden afspraken gemaakt over het uiterlijk in 2015 wegnemen van onaanvaardbare risico’s van bodemverontreiniging voor de gezondheid van mensen en de financiering daarvan.
Wanneer komt de invoeringswet die nodig is voor invoering van de Wabo per 1-1-2010? in 2009 heeft u geen ruimte voor uivoeringskosten op uw begroting. Voor 2008 stond €40 miljoen. Wordt dit doorgeschoven naar 2009. Klopt het dat met VNG was afgesproken dat u €62 miljoen zou bijdragen?
Ik ben bezig met de invoeringswet en de verschillende uitvoeringsbesluiten die noodzakelijk zijn voordat de Wabo echt in werking kan treden. Een belangrijke richtdatum voor invoering is voor mij 1 januari 2010. Inmiddels wordt er hard gewerkt aan het afronden van het wetsvoorstel invoeringswet. Het ligt in mijn bedoeling deze wet in het voorjaar aan de Kamer aan te bieden. Wat betreft de invoeringskosten voor de Wabo heb ik met de VNG afgesproken dat de direct aan de Wabo toe te rekenen invoeringskosten € 62 mln bedragen. Van dit bedrag is in het fondsbeheerdersoverleg afgesproken dat € 40 mln ten laste van mijn eigen begroting komt. Wat betreft de resterende € 22 mln. hebben de fondsbeheerders het accres aangewezen als dekking. Naast dit bedrag aan invoeringskosten draagt VROM zorg voor de opleiding van 6000 gemeenteambtenaren. Ook zorgt VROM voor het belangrijke ondersteunende ICT-instrument, voor een uitgebreide website met invoeringsondersteuning en voor een helpdesk. Ik heb de VNG toegezegd nog dit jaar € 15 mln. uit te keren. Het restant van € 25 mln volgt dan volgend jaar.
Vragen van Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU): Wat betekenen de aanbevelingen van de Deltacommissie voor het beleid van de Minister in 2009? (extra beleid regulier beleid)
Op grond van de kabinetsreactie van 12 september jl. op het advies van de Cie. Veerman zet ik bij de oprichting van het Deltaprogramma – onder verantwoordelijkheid van ministeriële stuurgroep – breed in op een integrale en gebiedsgerichte vertaling van de aanbevelingen van de commissie. Ik streef daarbij naar een goede meekoppeling van regionale en lokale belangen. In de structuurvisie Randstad 2040 is al – vooruitlopend op het advies – adequaat rekening gehouden met de aanbevelingen van de commissie.
Vanaf 2009 zal ik – op basis van de eerste uitwerkingen – de aanbevelingen van de Deltacommissie betrekken bij besluiten over Nota Ruimte-projecten en bij de uitwerkingsacties in het kader van Randstad 2040.
In het bijzonder zal ik mij inzetten om tot een voortvarende uitwerking te komen van de 2e aanbeveling om voor de afweging van nieuwbouwlokaties op fysisch ongunstige locaties een kosten-batenanalyse te ontwikkelen waarin de huidige en toekomstige kosten voor alle partijen zijn berekend.
Kan de Minister aangeven hoe zij het advies de LAW om de watertoets jurdisch te versterken concreet uitwerkt in het nationale waterplan (NWP) en de AmvB Ruimte?
Uit het oogpunt van duurzaamheid en het omgaan met de effecten van klimaatverandering neemt de betekenis van water voor de ruimtelijke inrichting toe. Voor een goede afstemming tussen ruimte en water heeft de watertoets een belangrijke functie. De watertoets is een procesinstrument om de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder bij ruimtelijke planprocessen te borgen.
De evaluatie uit 2006 geeft aan dat – als het gaat om de inrichting van gebieden – er een evenwichtige afweging plaatsvindt. In de regel komen partijen passende inrichtingsmaatregelen overeen. Over het algemeen bestaat er tevredenheid over het proces van de watertoets. Er is voldoende flexibiliteit om betrokkenen zelf te laten bepalen hoe zwaar het proces wordt vormgegeven. De watertoets functioneert hierdoor efficiënt en pragmatisch. Bij locatiekeuzen is de watertoets inderdaad nog weinig effectief gebleken. Gezien het complexe krachtenveld rond – vaak al lang lopende – locatiekeuzeprocessen is dat ook niet verwonderlijk.
Na de evaluatie zijn verschillende mogelijkheden onderzocht die de watertoets kunnen versterken, waaronder juridische.
Naar mijn oordeel is verzwaring van de procedure niet nodig. Dit standpunt – zo blijkt bij de totstandkoming van het Waterplan – wordt gedeeld door betrokken overheden. De versterking van de (mee-)sturende rol van water zal tot stand moeten komen via de nieuwe juridische instrumenten op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet, zoals structuurvisies en water(beheers-)plannen. Met name de provinciale waterplannen, in samenhang met de provinciale structuurvisies, zijn voor de versterking van de gewenste (mee-)sturende rol van water cruciaal. Deze plannen zullen de randvoorwaarden moeten formuleren voor een verantwoorde locatieontwikkeling in waterhuishoudkundig kwetsbare gebieden. Een verdere juridificering van de watertoets met een toename aan verplichtingen verhoudt zich niet met het procesmatige karakter van de watertoets en mogelijkheden die nu al door de nieuwe wetgeving wordt geboden.
Welke rol ziet de Minister weggelegd voor welstandcommissie bij de versterking van duurzaamheid bij landschapsontwerpen en architectuur?
In de visie architectuur en ruimtelijk ontwerp getiteld «Een cultuur van ontwerpen» is aangegeven dat het kabinet de rol van het ontwerp (waaronder landschapsarchitectuur en architectuur) structureel gaat borgen in rijksprojecten en – programma’s. Dit draagt bij aan een duurzame inrichting van Nederland.
Tevens is recent door de minister van WWI een bief over welstand naar de kamer gestuurd.
De primaire boodschap van de brief is:
welstandstoezicht met welstandsnota’s functioneert goed en blijft behouden;
welstandscommissies hoeven niet meer wettelijk verplicht te zijn
welstandstoezicht wordt beter ingebed binnen het ruimtelijke kwaliteitsbeleid, door overheveling van het instrument vanuit de Woningwet naar het domein van de Wro;
er wordt een duidelijker afbakening gegeven van onderwerpen die deel uit kunnen maken van welstandsbeleid (reden: er bestaan thans nog al eens reikwijdte-conflicten tussen welstand en bestemmingsplan).
Hoe staat het met de vervoersprestatie op locatie die als doel heeft via de ruimtelijke ordening te sturen op de energieprestatie van vervoer binnen steden?
De VPL is een procesaanpak gericht op de ontwikkeling van planvarianten voor zowel nieuwbouw- als herstructureringslocaties. Door voorzieningen zoals scholen, bibliotheken e.d. op loop- en fietsafstand te situeren, kan het lopen en fietsen zoveel mogelijk worden gestimuleerd en wordt de auto zo min mogelijk gebruikt. Hierdoor kan de leefkwaliteit verbeterd worden (onder andere minder uitstoot CO2 en NOx). Verder wordt de aanpak gebruikt voor bevordering van de verkeersveiligheid, stedelijke diversiteit en ruimtelijk-functionele kwaliteit. Het instrument is door Senternovem ontwikkeld in opdracht van V&W voor decentrale overheden. Inmiddels is er al in zo’n 50 projecten ervaring opgedaan met de VPL. Over het algemeen zijn de ervaringen gunstig, zowel bij kleinere plannen (Leesten Oost) als bij de wat grotere bouwplannen (Haarlem Schalkwijk). Waar de aanpak al is toegepast, is in het stedelijk ontwerp meer aandacht gekomen voor duurzame mobiliteit en kwaliteit in de gebouwde omgeving.
Hoe houdt de Minister de vinger aan de pols dat er echt een structurele neerwaartse trend komt voor de broeikasgasuitstoot?
Op dit moment zijn ECN, PBL en Senternovem bezig met het ontwikkelen van een monitoringssystematiek voor Schoon en Zuinig. Deze methodiek geeft inzicht in gerealiseerde broeikasgasemissiereducties, duurzame energie productie en energiebesparing. Binnen deze systematiek zal tevens een prognose worden gemaakt van de broeikasgasemissies, duurzame energie productie en energiebesparing in 2011 en 2020.
Om een vinger aan de pols te houden zijn zowel de realisatie als de prognose van belang. Bedoelde systematiek wordt op dit moment ontwikkeld en zal in het voorjaar van 2009 beschikbaar zijn.
Reactie minister gevraagd op de kritiek van bedrijfsleven en milieubeweging t.a.v. uitvoerbaarheid en ambities rond duurzaam inkopen.
Vanuit het bedrijfsleven en de milieubeweging wordt ten aanzien van een aantal productgroepen inderdaad soms kritiek geleverd op de uitvoerbaarheid van voorgestelde duurzaamheidscriteria. Dit vindt doorgaans plaats in de ontwikkelingsfase van die criteria. Met de meeste actoren zijn wij actief in overleg zodat concepten kunnen worden voorgelegd aan de verschillende betrokkenen. In de meeste gevallen leidt dit in die fase tot aanpassing van deze criteria. Ook de kritiek op het ambitieniveau van sommige productgroepen is bekend. In veel gevallen wordt dit ambitieniveau echter mede bepaald door de juridische houdbaarheid van criteria in het licht van de EU-aanbestedingswetgeving of door het nog niet in voldoende mate beschikbaar zijn van producten en diensten die voldoen aan een hogere standaard. In die gevallen worden deze ambities dan meestal geformuleerd in de vorm van wensen, die zo mogelijk bij de eerstvolgende revisie van de criteria zullen worden omgezet in eisen.
Hoe staat de Minister tegenover een klimaatnorm voor de broeikasgasuitstoot?
Voor een belangrijk deel van de broeikasgasemissies geldt reeds een norm. Voor de bedrijven die onder ETS vallen is reeds een hard plafond gesteld. De bedrijven die onder ETS vallen mogen niet meer emitteren dan het plafond. Al de emissies boven het plafond moeten gecompenseerd worden door de aankoop van emissierechten. Voor de totale Nederlandse emissies die niet onder ETS stelt de Europese Commissie in het voorliggende Europese klimaat- en energiepakket voor om jaarlijkse plafonds vast te stellen.
Vandaar dat ik meen dat een klimaatnorm zoals voorgesteld door de CU al ter beschikking staat.
Kunnen wensen t.a.v. duurzaam inkopen omgezet worden in eisen?
Voor beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op uw vraag op deze pagina.
Wat zijn mogelijke juridische onzekerheden m.b.t. sociale criteria bij duurzaam inkopen?
De mogelijke juridische onzekerheden bij de inzet van sociale criteria worden hoofdzakelijk bepaald door de houdbaarheid van die criteria bij een generieke toepassing daarvan. Daarom moet vaak gekozen worden voor een specifieke formulering per productgroep. Daarbij kan echter het proportionaliteitsbeginsel in het EU-aanbestedingsrecht een belemmering zijn. Met de departementen van Ontwikkelingssamenwerking en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is afgesproken dat deskundigen bij de Europese Commissie zo spoedig mogelijk over deze onzekerheden zullen worden geconsulteerd.
En is dit besproken met de Europese Commissie? (zie vraag 676)
Zie voor beantwoording van deze vraag, het antwoord op deze pagina.
Wat is het meest passend om deze urgentie geïmplementeerd te krijgen?
De afspraken die gemaakt worden in het kader van het Europese klimaat en energiepakket leiden tot emissieplafonds voor zowel de ETS als de niet ETS sector. Deze plafonds zijn hard. Het niet halen van deze plafonds zal leiden tot een inbreukprocedure van het Europese Hof. Hiermee is de urgentie van de emissiereductie doelstelling geborgd.
Dit alles naast onze landelijke monitoring waarvan de Kamer jaarlijks op de hoogte zal worden gesteld door een voortgangsrapportage Schoon en Zuinig. Hiermee wordt de Kamer geinformeerd over het halen van de doelstellingen.
Welk beleid voert de minister om onze voetafdruk te verlagen? Is dit onderdeel van de duurzaamheidsmonitor?
De footprint zal als zodanig niet in de Duurzaamheidsmonitor van de Planbureaus zijn opgenomen. Deze monitor zal echter wel informatie bevatten over de indicatoren, waaruit de footprint is opgebouwd, zoals ruimtegebruik, klimaatemissies en import van grondstoffen. Ten opzichte van een samengestelde indicator als de footprint, heeft dit het voordeel van een meer gedifferentieerd beeld, waardoor ontwikkelingen en effecten van beleid duidelijker in beeld worden gebracht en zonodig ook gerichter kan worden bijgestuurd.
Het belang van de footprint ligt vooral in de communicatieve betekenis ervan. De footprint van de Nederlandse inwoner is recent weer geactualiseerd en via het Living Planet Report in het nieuws gekomen. Daaruit blijkt dat de voetafdruk van de Nederland op dit moment 2 à 3 keer zo groot is dan per wereldburger beschikbaar is. Daarom is het ook belangrijk onze voetafdruk te verlagen.
Daar zet ik langs verschillende lijnen op in, waarbij ik niet uitputtend wil zijn:
Via een effectief klimaatbeleid, zowel in Nederland (Schoon en zuinig, lokale klimaatinitiatieven) als in internationale context (op weg naar Kopenhagen).
Door het toepassen van duurzaamheidscriteria op grondstofstromen, te beginnen met biomassa als energiebron.
Door implementatie van het Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008-2011 dat in de AO van 6 juni is besproken.
Door het stimuleren van cradle to cradle, de ketenaanpak en ecodesign
Door het bevorderen van duurzaam produceren en consumeren, onder meer door vergroening van belastingen en duurzaam inkopen.
Door het streven naar zuinig en meervoudig ruimtegebruik, compact bouwen, verbetering landbouwtechnieken (daardoor betere opbrengst per hectare) en duurzaam bosbeheer.
Vragen van B. van der Ham (D66): Kan de Minister van VROM de andere Ministers (CDA) wel voldoende sturen? Heeft u meer coördinatie en regie mogelijkheden als milieuminister dan een staatssecretaris? Wilt u voorbeelden geven?
Ik heb diverse rollen binnen het beleidsveld milieu en ruimte. Soms heb ik een bovengeschikte en soms een meer nevengeschikte rol. Voor het programma Schoon en zuinig ben ik coördinerend minister. Daarbij stuur ik via de monitoring op de te realiseren doelstellingen. Voor het programma Duurzaam Inkopen ben ik bepalend, in samenwerking met de minister van Bzk.
Wat gaat u doen aan verschil in grondprijs van woningen en bedrijventerreinen?
De markten voor bedrijventerreinen en die voor woningbouw kennen een andere structuur. De vraag- en aanbodverhoudingen op de woning- en de bedrijventerreinenmarkt liggen ook anders. Zij kunnen niet met elkaar vergeleken worden. Ik beperk me nu dan ook tot de markt voor bedrijventerreinen. Zoals de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen beschrijft, zijn gemeenten op de bedrijventerreinenmarkt de dominante grondaanbieder, met soms door lokale werkgelegenheidsmotieven ingegeven, lage grondprijzen, die de herstructurering plan-economisch zeer lastig maken en professionele vastgoedontwikkelaars- en beleggers op afstand zetten. Voor de lange termijn wil de Taskforce een meer zakelijke markt voor bedrijventerreinen. Met die verzakelijking zullen de grondprijzen ook meer marktconform worden. Mijn collega van EZ en ik komen op dit onderwerp terug in de reactie op de Taskforce (her) ontwikkeling bedrijventerreinen, die volgens planning eind deze maand naar u toe komt.
Wat doet u als minister om de regio’s aan te spreken als het gaat om hun ambities voor het (te lage) binnenstedelijk bouwen?
De minister voor WWI gaat verstedelijkingsafspraken maken voor de periode 2010 – 2020. De regio’s stellen daarvoor nu gebiedsdocumenten op waarin zij precies zullen aangeven wat hun binnenstedelijke ambitie is. Die ambities zetten we af tegen de doelstellingen van het rijk voor binnenstedelijk bouwen zoals vastgelegd in de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040. In de gesprekken volgend jaar met de regio’s over de verstedelijking tot 2020 is mijn inzet en die van de minister voor WWI uiteraard om die doelen te bereiken.
Wat voor wijzigingen zal Nederland inzetten in Poznan (klimaat en energie) in reactie op de uitspraken van Obama? Heeft u al contact met de administratie van Obama?
Afgelopen maandag, 18 november, zijn er de eerste contacten gelegd tussen de EU-onderhandelaars waaronder de Nederlandse lead organisator en leden van het transitieteam van Obama.
De recente uitspraken van Obama vormen een positief signaal vanuit de VS. De inzet van NL verandert niet, die is steeds gericht geweest op het betrekken van alle partijen, dus zeker ook de VS. In Poznan zullen waarschijnlijk waarnemers van de nieuwe administratie aanwezig zijn en wij als EU zullen intensief alle mogelijkheden verkennen.
Kan het PBL nu de doorrekening maken zoals gevraagd bij het nota-overleg van Schoon en Zuinig?
Deze doorrekening maakt onderdeel uit van de monitoringssystematiek die nu ontwikkeld wordt. Onderdeel hiervan is namelijk een uitspraak over de verwachte broeikasgasemissies, duurzame energie productie en energiebesparing op basis van ingezet beleid in 2020 en 2011. Dit omvat dus alle beleidsvoornemens op het gebied van klimaat en energie, niet alleen van VROM, maar van alle departementen.
Wat gaat de Minister doen om het verschil te overbruggen tussen het budget dat nu beschikbaar is en dat nodig is in 2020 als het gaat om de herstructurering van bedrijventerreinen?
De taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen becijfert dat een bedrag vanuit het Rijk van 1,2 miljard euro nodig is tot 2020 om 15 800 ha verouderd bedrijventerrein te herstructureren. Het kabinet wil tot en met 2013 binnen de kaders van het coalitie-akkoord 400 miljoen euro beschikbaar stellen. Dit sluit aan bij de ambitie van de taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen. De kabinetsreactie op de Taskforce (her-)ontwikkeling bedrijventerreinen zal u voor eind deze maand worden toegezonden.
De uiteindelijke bijdrage van het kabinet is afhankelijk van de bijdragen van de andere partijen. Voor de financiële inzet van het rijk na 2013 zal een evaluatie van de voortgang van de inhaalslag en de effectiviteit van de instrumenten van provincies en gemeenten de basis vormen. Het kabinet zal hier in de kabinetsreactie op het rapport van de taskforce nader op in gaan.
Vragen van C. C. M. Vendrik (GL): Wat worden de uitkomsten van de komende Europese top? Bent u bereid om tot het gaatje te gaan en met niets minder dat het meest ambitieuze plan genoegen te nemen?
In de Europese Raad op 11 en 12 december worden naar verwachting de belangrijkste knopen doorgehakt zodat nog eind dit jaar besloten kan worden over het Europese energie- en klimaatpakket. Ik ga er in ieder geval ook de komende tijd sterk op inzetten om aan het eind van het jaar een akkoord te bereiken tussen Raad en Europees Parlement. Een akkoord over het pakket met behoud van de ambitieuze doelstellingen maakt het mogelijk voor de EU om in de mondiale klimaatonderhandelingen richting Kopenhagen in 2009 een leiderschapsrol te vervullen. Om nog dit jaar een akkoord te bereiken, is flexibiliteit nodig van alle partijen. Nederland zal zich in elk geval constructief opstellen, mits de doelstellingen en systematiek van dit pakket overeind blijven.
Op korte termijn ontvangt de Kamer een brief tbv AO Milieuraad op 4 en 5 december over het Europees energie-en klimaatpakket.
Kan de minister een politiek oordeel geven overe het feit dat ze t.a.v. klimaatdoelen aan de verliezende hand is: planbureaus bevestigen dit. Wat gaat u hier aan doen?
Zoals ik u deze week per brief heb laten weten, dat ik het voor wat betreft broeikasgasemissiereducties op sommige punten niet eens ben met de conclusies van het van ECN en PBL. ECN en PBL hebben in hun publicatie niet gekeken naar de energiebesparing, dus op dat punt heb ik geen reden om andere conclusies te trekken dan die in de beoordeling van het werkprogramma van september 2007 staan. Dat geldt niet voor wat betreft duurzame energie. Op dit punt wordt ook actie ondernomen. Collega van der Hoeven heeft toegezegd een onderzoek te laten uitvoeren naar de financieringsbehoeften om de doelen te halen. Het rapport van ECN en PBL geeft geen integraal beeld van de verwachte broeikasgasemissies, duurzame energie en energiebesparing. Ik kan daarom geen harde conclusies verbinden aan het gefragmenteerde beeld.
Komt het kabinet nu over de brug met €25 miljoen voor wereldwijde klimaatadaptatie?
Binnen de OS begroting voor 2009 zal ongeveer 25 miljoen euro uitgegeven worden aan adaptatie in ontwikkelingslanden. Tevens is de Kamer onlangs een brief gestuurd ondertekend door minister Koenders en mij over de wijze waarop de regering invulling gaat geven aan dit adaptatievraagstuk. Een en ander naar aanleiding van de motie Vendrik. Het is duidelijk dat de financiering van adaptatie onderdeel moeten zijn van de internationale financiële architectuur bij een overeenkomst in Kopenhagen. De brief aan de Kamer is daarbij uitgangspunt van onze inzet. Het is nu niet mogelijk om vooruit te lopen hoe dit financieringsvraagstuk in Poznan en meer nog in Kopenhagen internationaal ingevuld gaat worden. Ook tijdens de discussie over de begroting voor ontwikkelingssamenwerking is dit vraagstuk vorige week aan de orde geweest. Ik verwijs daar gaarne naar.
Is de minister bereid om er bij de minister van V&W op aan te dringen om de kilometervariant die wij willen, door te rekenen, zodat duidelijk wordt wat nodig is om de reductiedoelstellingen van 13 tot 17 Mton te halen.
Voor het bereiken van het S&Z doel voor verkeer en vervoer is een pakket aan maatregelen nodig, bestaand uit o.a. Europese voertuignormering, een groter aandeel biobrandstoffen, de kilometerheffing en inzetten op innovaties. Met de recente beslissing om de MRB en volledige BPM om te zetten naar de kilometerheffing, is gekozen voor een kilometerheffing met een naar verwachting hoog CO2 effect. Het effect hiervan is hoger dan een omzetting van de MRB en 25% van de BPM, zoals in S&Z is opgenomen. Het kabinet overlegt nog over de over precieze tarifering. Overigens heeft het kabinet als randvoorwaarde opgenomen, dat het systeem lastenneutraal moet worden opgezet. Meer dan omzetting van de MRB en de gehele BPM is niet mogelijk.
Ik begrijp dat u in het AO kilomterprijs van afgelopen dinsdag hebt aangedrongen op een kilometervariant die zo’n beetje de hele S+Z-doelstelling moet realiseren. Uw voorstel heb ik echter niet concreet op papier, dus ik kan daar nu niet verder op ingaan.
Obama is gekozen. Hoe kijkt de minister tegen zijn komst aan, en wat biedt dat voor perspectief voor Kopenhagen? Wat zit er in het vat voor samenwerking met de VS en nieuwe initiatieven klimaatbeleid?
De voortekenen, zoals af te leiden uit de recente uitspraken, zijn gunstig.
Met de komst van Obama schuift VS weer aan aan de onderhandelingstafel, luidt nieuw Amerikaanse engagement in en bereidheid om te partipieren in mondiale oplossing.
Uitspraken over de ambitie van de VS voor Kopenhagen kunnen nog niet worden gedaan, maar de kans op een akkoord lijkt met de komst van deze nieuwe president groter te zijn geworden.
Zie ook het antwoord op de vraag van de heer Van Der Ham, op pagina 2376.
De markt staat te trappelen om te investern in duurzame energie, maar het kabinet blijft achter.Hoe heeft u dit kunnen laten gebeuren? Wat gaat u in het voorjaar van 2009 hieraan doen in het kader van schoon en zuinig? Bent u bereid om uiterlijk 1 april 2009 harde politieke conclusies over het uitvoering schoon en zuinig trekken gaat u ingrijpen?
De minister van EZ heeft in het debat over het Energierapport 2008 toegezegd dat zij in het voorjaar de investeringsbehoefte voor duurzame energie in beeld zal brengen. Voorts heeft zij in dat verband toegezegd om te bezien of alternatieve financieringsbronnen noodzakelijk zijn, zoals bijvoorbeeld een opslag op de kWh-prijs.Aan de hand van deze informatie zal een debat met de Kamer gevoerd worden over het bereiken van de doelstellingen voor duurzame energie.
Graag een eerste reactie van de minister op het WNF-rapport «Living Planet» (wij hebben nu twee aardes nodig)
WWF stelt dat de wereld afstevent op een ernstige milieucrisis, omdat de druk die de mens op de Aarde uitoefent door zijn manier van produceren, consumeren en afval genereren bijna één derde hoger ligt dan wat de planeet aankan. Als wat wij vragen van de Aarde in hetzelfde tempo blijft groeien, dan zullen we tegen het midden van de jaren 2030 twee planeten nodig hebben om onze levensstijl te kunnen aanhouden. De huidige kredietcrisis zou in het niet vallen bij de milieucrisis die eraan dreigt te komen. Het rapport Living Planet is volledig in lijn met het eerder uitgekomen Millennium Ecosystem Assessment van de VN: de biodiversiteit wordt wereldwijd ernstig aangetast.
LNV, OS en VROM hebben dit jaar een beleidsprogramma biodiversiteit 2008–2011 uitgebracht. Deze is op 5 juni 2008 in een AO besproken. De implementatie wordt opgepakt vergelijkbaar met de transitie energie. We stellen een task force in onder voorzitterschap van Hans Alders. Deze zal met de vertegenwoordigers van maatschappelijke partijen, die daarin deelnemen, vergaande en creatieve voorstellen doen. Deze zullen door een interdepartementale organisatie uitgewerkt worden.
Minister, waar blijft het geld €150 à € 250 mln. voor de herstructurering van 1500 ha bedrijventerreinen in 2009 en welke instrumenten gaat u inzetten? Hoe zorgt u dat dit ook zo snel mogelijk gebeurt?
De ministers van EZ en VROM willen inzetten op een integrale aanpak voor de bedrijventerreinenmarkt. Kern is:
Een lange termijn strategie gericht op het tijdig ingrijpen in veroudering van bedrijventerreinen door terreineigenaren zelf, onder meer door parkmanagement en een grotere financiële betrokkenheid van private investeerders;
Een middellange termijn strategie gericht op het herstructureren van ongeveer 6 500 ha verouderde bedrijventerreinen tot en met 2013. IJkpunten bij deze aanpak zijn betere regionale samenwerking en planning, versnellen van herstructureringsopgave en samen investeren.
Dan enkele punten waar u specifiek naar vraagt:
Financiering:
De taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen becijfert dat een bedrag vanuit het Rijk van 1,2 miljard euro nodig is tot 2020 om 15 800 ha verouderd bedrijventerrein te herstructureren. Het kabinet wil tot en met 2013 binnen de kaders van het coalitie-akkoord ruim 400 miljoen euro beschikbaar stellen. Dit sluit aan bij de ambitie van de taskforce. Rijksmiddelen zijn echter alleen zinvol en kunnen alleen beschikbaar worden gesteld als de andere overheden ook hun financiële bijdragen leveren. Kortom de rol van het rijk is een aanvullende op de inspanningen van decentrale overheden conform de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte.
Instrumenten
Toekomstige veroudering is om verschillende redenen niet te vermijden, maar om veroudering tegen te gaan, bekijkt het kabinet hoe en of parkmangement verplicht kan worden gesteld. De experimentenwet BGV kan hierbij wellicht behulpzaam zijn. Voor de lange termijn staat de task force een andere bedrijventerreinenmarkt voor, met een verzakelijkte markt voor bedrijventerreinen, waarbij het tegengaan van veroudering door terreineigenaren zelf wordt opgepakt. De ministers van EZ en VROM zijn voorstander van deze lange termijnstrategie.
Een instrument dat gemeenten kan helpen herstructureringsprojecten te versnellen is de «moderniseringsbepaling» uit de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). De Wro bepaalt dat indien een gemeente de bestemming niet hoeft te herzien maar wel een modernisering gewenst is (zoals bij herstructurering), aan de bestemming een «moderniseringsaanwijzing» kan worden toegevoegd. Deze aanwijzing biedt een juridische basis voor het vestigen van een voorkeursrecht en voor onteigening.
Snelheid:
Het kabinet zal in overleg met provincies en gemeenten in maart 2009 starten met een nader te bepalen aantal pilots herstructurering bedrijventerreinen. Deze pilots maken een vliegende start met de nieuwe aanpak mogelijk en bieden voorbeelden waaraan provincies en gemeenten zich kunnen spiegelen. Deze pilots kunnen bijvoorbeeld worden gericht op grondprijsbeleid, verevening en regionale afstemming.
Het kabinet heeft voorts met het Bestuurlijk Afsprakenkader Bedrijventerreinen 2010–2020 met IPO en VNG van 24 oktober 2008 een eerste stap gezet om tot uitvoering te komen van het advies van de taskforce (her) ontwikkeling bedrijventerreinen. De komende maanden gaat het kabinet samen met provincies en gemeenten het systeem opzetten dat moet zorgen voor een stevige regionale aanpak, financiering en versnelling van de herstructureringsopgave en, op termijn, verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt.
Zegt de minister Al Gore na dat de komende tien jaar cruciaal zijn voor klimaatbeleid, en wat betekent dat dan voor de klimaatdoelen van het kabinet?
Ja. Voor het kabinet betekent het dat de door dit kabinet vastgestelde doelen onverkort zullen worden nagestreefd. En dat de ambitie ook in EU en internationaal wordt uitgedragen.
Vragen van B. Madlener (PVV): Bent u bereid om mee te denken over een kwalitatief goede invulling van het Groene Hart door parkachtige woongebieden aan te leggen?
In Randstad 2040 heeft het kabinet zijn visie op de ontwikkeling van het Groene Hart beschreven. Daarin passen ook groene woongebieden. De provincies zijn momenteel aan zet om het rijksbeleid verder uit te werken. Het gaat hier om de uitwerking van de kern kwaliteiten van het Groene Hart. Aan de hand van deze uitwerking wordt duidelijk in welke gebieden wel en niet gebouwd kan worden mede in relatie tot migratiesaldo 0 ten aanzien van woningbouw. Een en ander zal volgend jaar worden opgenomen in de provinciale structuurvisies. VROM (en LNV) zijn door middel van het rijksprogramma Groene Hart zeer nauw bij deze ontwikkelingen betrokken.
Kunt u meer doen aan de bevordering cab het particulier opdrachtgeverschap? (Verleid de burger met betaalbare kavels)
Beleidsmatig zet ik in op een vergroting van het aandeel particulier opdrachtgeverschap. in de praktijk blijkt er nog steeds een grote behoefte aan te bestaan en worden er veel te weinig mogelijkheden voor geboden.
Het kabinet ontwikkelt deze inzet via drie lijnen:
de grondexploitatiewet
subsidies BLS
laboratorium particulier opdrachtgeversschap
Met de introductie van de Grondexploitatiewet kunnen gemeenten de realisatie van particulier opdrachtgeverschap afdwingen.
Daarnaast stimuleer ik particulier opdrachtgeverschap via subsidies in het kader van het Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS). Afspraken daarover zijn neergelegd in convenanten met stedelijke regio’s.
Een derde spoor is het Laboratorium particulier opdrachtgeverschap.
In het «laboratorium» verkennen architecten, stedenbouwers, bestuurders en burgers samen hoe burgers meer ruimte kunnen krijgen en tegelijkertijd de architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit kan worden geborgd. Het kabinet trekt voor het laboratorium particulier opdrachtgeverschap in 2009 een bedrag uit van 300 000 euro en in 2010 750 000 euro.
Minister, bent u bereid te kijken naar het verplaatsen van bedrijvigheid naar China als effect van uw klimaatbeleid, daar dit slecht is voor het milieu én slecht is voor Nederland? Hetzelfde geldt voor de emissiehandel.
Zoals bij diverse gelegenheden aan de kamer uitgelegd wordt, mede op aandringen van Nederland, bij de behandeling van het EU energie en klimaatpakket, met name de herziening van het emissiehandelssysteeem, zorgvuldig gelet op deze zogenoemde carbon leakage. Hierbij wordt gekeken naar de sectoren, en wel naar zowel directe als indirecte kosten (kosten voortvloeiend uit verhoogde electriciteitsprijzen).
Bovendien blijken de milieunormen in China inmiddels al zodanig te zijn aangescherpt, dat verplaatsing om te kunnen doorgaan met vervuilen minder aan de orde is.
Minister, wilt u stoppen met het verheffen van vermindering van vleesconsumpties tot kabinetsbeleid?
Het kabinetsbeleid richt zich op het bewust maken van de burger van de gevolgen van zijn consumptiepatroon. Dat betekent niet dat het kabinet de burger wil voorschrijven wat hij wel of niet mag eten. Maar wel de burger wil stimuleren om een bewuste keuze te maken.
Vragen van R. Vermeij (PvdA): Hoe kijkt de minister aan tegen de verschillende behoeften van provincies en Rijk die blijken uit de ramingen met betrekking tot bedrijventerreinen? Kunnen deze ramingen door de kredietcrisis weer overboord?
Samen met mijn collega van EZ ben ik met provincies in gesprek om te komen tot een behoefteraming voor heel Nederland die aansluit op het Transatlantic Market scenario. Provincies zijn nu bezig met actualisatie van hun behoefteramingen voor bedrijventerreinen. Voor 1 februari 2009 leveren provincies deze nieuwe ramingen aan. Op basis van de ramingen en de cijfers van het Transatlantic Market scenario per provincie ga ik met elke provincie in gesprek. Uitgangspunt ook voor de provinciale ramingen is het Transatlantic Market scenario. Indien provincies van het Transatlantic Market scenario afwijken moeten ze dat goed kunnen onderbouwen. Ik heb met provincies verder afgesproken dat wij in juni 2009 gezamenlijk een convenant zullen tekenen waarin de behoefteramingscijfers voor Nederland als geheel en voor elke provincie individueel staan voor de periode 2010 – 2020. Een behoefteraming is gemaakt om voor langere termijn voorspellingen te doen over de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen. Deze ramingsmethodiek is gebaseerd op langetermijntrends en houden daarom geen rekening met conjunctuureffecten. Dat betekent dat conjunctuureffecten als gevolg van de kredietcrisis geen directe invloed hebben op de behoefteramingscijfers.
Hoe denkt de Minister verder dan 2011/2012, aangezien de begroting 2009 vooral uit incidentele middelen gefinancierd is?
Zie het antwoord op de vraag van de heer Van Heugten op pagina 2371.
MIRT, intersectoraal beleid en binnen-stedelijke vernieuwing: kan de Minister een reactie geven op bijgaande lijst (uitgedeeld) waarander Heerlen: klappen de cijfers op de lijst en waar komen de benodigde middelen vandaan?
Zie het antwoord op de vraag van de heer Van Heugten op pagina 2371.
Is de minister het er mee eens dat met de ambitie van 1000–1500 hectare jaarlijkse herstructurering we 20 jaar bezig zijn, en dat we dan ook geen rekening houden met veroudering van nieuwe bedrijventerreinen? Is deze ambitie voldoende?
De THB formuleert als kernopgave 15 800 ha aan te herstructureren bedrijventerreinen. Dit sluit aan bij de ambitie van het kabinet. Daarom zet het kabinet in om met provincies, gemeenten en bedrijfsleven tot en met 2013 ongeveer 6 500 ha verouderd bedrijventerrein aan te pakken. Hierover wordt volgend jaar naar verwachting een convenant over de behoefteraming en herstructurering van bedrijventerreinen gesloten met provincies en gemeenten. Deze aanpak moet op regionaal niveau vorm krijgen, met eigen verantwoordelijkheden van provincies, gemeenten en ondernemers.
De ambitie van het kabinet van 1 000 tot 1 500 ha herstructurering per jaar uit de beleidsagenda 2008 sluit bij deze opgave en planning aan. We zijn dus volgens deze ambitie niet 20 jaar bezig, maar in 2020 klaar. Dit is een stevige ambitie waar het Rijk, samen met provincies, gemeenten en marktpartijen, ons nu achter stellen. Dit heb ik onlangs afgesproken met provincies en gemeenten.
Ik wil, samen met de minister van EZ, tempo maken met deze eenmalige inhaalslag. Toekomstige veroudering is om verschillende redenen niet te vermijden, maar om veroudering tegen te gaan, bekijkt het kabinet hoe en of parkmangement verplicht kan worden gesteld. De experimentenwet Bedrijfsgerichte Gebiedsverbetering kan hierbij wellicht behulpzaam zijn. Voor de lange termijn staat de task force een andere bedrijventerreinenmarkt voor, met een meer zakelijke markt voor bedrijventerreinen, waarbij het proces van veroudering door terreineigenaren zelf wordt opgepakt. De ministers van EZ en VROM zijn voorstander van deze lange termijnstrategie. Het kabinet ontwikkelt vóór eind 2009 met decentrale overheden en ondernemers een aanpak om de verzakelijking van de bedrijventerreinenmarkt en een structurele verankering van parkmanagement te stimuleren.
Wat gaat het Rijk bijdragen tot 2013 aan de jaarlijkse herstructurering van 1000/1500 Ha. bedrijventerreinen?
De taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen becijfert dat een bedrag vanuit het Rijk van 1,2 miljard euro nodig is tot 2020 om 15 800 ha verouderd bedrijventerrein te herstructureren. Het kabinet wil tot en met 2013 binnen de kaders van het coalitie-akkoord 400 miljoen euro beschikbaar stellen. Dit sluit aan bij de ambitie van de taskforce. De kabinetsreactie op de Taskforce (her)ontwikkeling bedrijventerreinen zal u voor eind deze maand worden toegezonden.
Rijksmiddelen zijn echter alleen zinvol en kunnen alleen beschikbaar worden gesteld als de andere overheden ook hun financiële bijdragen leveren. Kortom de rol van het rijk is een aanvullende op de inspanningen van decentrale overheden conform de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte.
In 2018 WK, 2028 Olympische Spelen: een mooie horizon voor ambities RO, OV etc. Gaat de minister leidinggeven aan deze ambitie en zo ja, op welke onorthodoxe manier?
Ruimtelijk zijn de Olympische Spelen interessant en bieden mogelijkheden voor het realiseren van ruimtelijke plannen voor de lange termijn. De Spelen zijn een verantwoordelijkheid voor het hele kabinet met een brede maatschappelijke coalitie. Ik ben blij dat de de staatssecretaris van VWS met voortvarendheid dit traject trekt. Vanuit ruimtelijke ordening werken wij hard mee en zien Olympische Spelen als een kans voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland.
De problemen bij de ontwikkeling van de Zuid As zijn legio. Bent u het met me eens dat dit project een maatje te groot is voor de gemeente Amsterdam? Wat gaat uw rol worden
Het Rijk en de gemeente Amsterdam hebben samen met de Stadsregio Amsterdam en de provincie Noord-Holland de ambitie om de potenties van de Zuidas als internationale toplocatie te benutten waarmee de positie van Nederland als geheel en van de Amsterdamse regio in de concurrentie om internationale bedrijvigheid en hoogwaardige commerciele diensten wordt ondersteund.. Partijen hebben gezamenlijk een voorkeur voor het Dokalternatief uitgesproken. De opgave is het ondergronds brengen van de huidige en uit te breiden infrastructuur en het daarbovenop realiseren van een kwalitatief hoogwaardig programma woningen, kantoren en voorzieningen. Het gemeentebestuur heeft vroegtijdig onderkend dat deze opgave risicovol was en heeft het Rijk verzocht om risicodragend deel te nemen. Het Rijk en de gemeente Amsterdam hebben afgesproken om het project Zuidas-Dok te realiseren in een zakelijke ondernemingsvorm. Voor de feitelijke start van de onderneming heeft het kabinet onder meer als voorwaarde gesteld de bereidheid van private partijen om voor minstens 60 procent deel te nemen in de Zuidasonderneming. Voor private partijen is een prospectus opgesteld op basis waarvan zij een besluit kunnen nemen om risicodragend te participeren in de Zuidas.
Bij het Rijk is het besluitvormingsproces cq het vaststellen van het Prospectus opgeschort. Directe aanleiding betrof een brief van drie private partijen waarin twijfel werd geuit over de de haalbaarheid van de Businesscase. Het Rijk en de gemeente Amsterdam hebben begin 2008 de zakenbank Credit Suisse ingehuurd voor een onafhankelijk oordeel van de Businesscase inclusief een verkenning van de mogelijkheden om de propositie aantrekkelijker te maken voor private deelname. Hierover heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden op 25 juni 2008 en daarover is de Tweede Kamer geïnformeerd (kenmerk 2 008 041 654). De afgelopen maanden is verkend op welke wijze het kabinetsbesluit OV SAAL in de Zuidaspropositie kan worden verwerkt en de kansen en risico’s voor het ministerie van Verkeer en Waterstaat om meer verantwoordelijkheid te nemen over de infrastructuuropgave. Achtergrond hiervan was de constatering van Credit Suisse dat de onzekerheden mbt scope en risicoverdeling van de infrastructuur het belangrijkste bezwaar van private partijen vormden betreffende de haalbaarheid van de Businesscase.
Verder is de afgelopen maanden gekeken naar mogelijkheden die de propositie aantrekkelijker maken voor private partijen. Over de uitkomsten van beide trajecten vindt bestuurlijk overleg plaats tussen de gemeente Amsterdam , de regio en het Rijk. Dit overleg staat gepland voor december 2008 en komt in de plaats van een eerder voorzien overleg ultimo september. Over de uitkomsten van dat overleg zal, zoals aangegeven in brief (kenmerk 2 008 106 074 ), de Tweede Kamer schriftelijk worden geïnformeerd.
Voor wat betreft de informatievoorziening binnen de gemeente Amsterdam het volgende. De gemeente Amsterdam heeft op 25 juni 2008 een besluit genomen over de Visie Zuidas en de stedenbouwkundige aspecten. Daartoe heeft het college van B&W van de gemeente Amsterdam het gehele Prospectus beschikbaar gesteld. Voor wat betreft een besluit over het prospectus heeft de gemeente – gelijk aan het Rijk – de besluitvormingprocedure aangehouden in afwachting van het genoemde bestuurlijk overleg.
Mijn inzet was en is erop gericht om de potenties van de Zuidas als internationale toplocatie te benutten en om partijen bij elkaar te brengen en te houden. Het realiseren van een Dokmodel beschouw ik als meer dan een gemeentelijk belang, dit rechtvaardigt een stevige inzet van het Rijk.
Vragen van A. J. W. Boelhouwer (PvdA): Kunt u toezeggen dat de geluidsnormen voor schoolpleinen en binnentarieven van kinderdagverblijven in het activiteitenbesluit gelijk gesteld gaan worden aan die van sportvelden?
Ik ben het helemaal met u eens dat het ongewenst is dat een rigide toepassing van de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit het spelen van kinderen op schoolpleinen onmogelijk zou maken. Het is echter de vraag of uw suggestie om dit op dezelfde wijze als bij sportvelden te regelen een oplossing zou bieden. Dit heeft te maken met het karakter van het Activiteitenbesluit, waarin juist uit een oogpunt van vereenvoudiging van regelgeving voor veel verschillende soorten inrichtingen algemene regels zijn gesteld. Een regel die voor het lawaai van cafe-terrassen heel redelijk is, kan dan voor een schoolplein te rigide overkomen. In zo’n geval biedt het Activiteitenbesluit de mogelijkheid aan gemeenten om, alle belangen afwegend, een maatwerkvoorschrift te maken en een hogere norm vast te stellen.
Als het gaat om het meerekenen van stemgeluid is in het Activiteitenbesluit een onderscheid gemaakt tussen geluidbronnen die meer door bebouwing omsloten zijn en waar het geluid dus meer weerkaatst en bronnen die meer in open terrein liggen. Om die reden wordt bij sportterreinen het stemgeluid van bezoekers niet meegenomen.
Mijn conclusie is dat het Activiteitenbesluit aan gemeenten de mogelijkheid biedt hier een eigen afweging te maken. Wel kan ik toezeggen bij de informatievoorziening aan gemeenten over de uitvoering van het Activiteitenbesluit aan dit punt speciale aandacht te besteden.
Is de Minister bereid om de stofkam door de regelgeving van geluid te gaan?
Op dit moment ben ik bezig met een ingrijpende herziening van de Wet geluidhinder. Naast het verbeteren van de rechtsbescherming van bewoners en de handhaafbaarheid, heeft deze wijziging tot doel om de regelgeving voor geluid zoveel mogelijk te vereenvoudigen.
Zijn Europese uitspraken mbt roetfilters een steun in de rug van het beleid van de Minister?
Ja. Ik ben verheugd dat het Hof van Justitie in Luxemburg heeft geoordeeld dat de Europese Commissie bij de afwijzing van het Nederlandse voorstel tot roetfilterverplichting onzorgvuldig heeft geoordeeld. Het Hof heeft bepaald dat de commissie opnieuw het voorstel moet beoordelen met inachtneming van alle relevante gegevens. Hoewel Nederland zich gesteund acht door het oordeel van het Hof van Luxemburg, is daarmee niet gezegd dat de Commissie in zijn herziene oordeel kan instemmen met het Nederlandse voorstel om af-fabriek roetfilters verplicht te stellen. Dat zullen we eerst moeten afwachten. Vooralsnog reserveren wij de € 18 miljoen daarom voor stimulering van roetfilters voor bestelwagens. (Zie hiervoor ook het antwoord op de vraag van mevrouw Spies op pagina 2373).
Geldt het nog steeds dat na 1/1/2010 rode diesel goedkoper is dan gewone diesel?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord dat mijn collega, de Jager van Financiën, heeft gegeven naar aanleiding van schriftelijke vragen in het kader van de Overige Fiscale Maatregelen 2009 over het akkoord dat het kabinet met de transportsector heeft gesloten (zie Kamerstukken II 2008/09, 31 705, nr. 7). In dat akkoord is opgenomen dat het kabinet de mogelijkheid behoudt om in overleg met de verschillende betrokken sectoren de accijns te verhogen op zwavelhoudende rode diesel om een overgang naar zwavelvrije rode diesel te versnellen.
Wie is verantwoordelijk voor het creëren van nieuwe geluidsproblemen door de dichtgetimmerde regelgeving en locatiekeuze van woningbouw in de buurt van drukke wegen (A58)? Wat is de rol van de minister hieromtrent?
Voor de bouw van nieuwe woningen zijn de regels van de Wet geluidhinder van toepassing. Voor nieuwbouw langs snelwegen is maximaal 53 dB toelaatbaar. De toets aan de Wet geluidhinder moet plaatsvinden in het kader van de planologische procedure. Op basis van een akoestisch onderzoek moet worden onderzocht of de geluidsbelasting van de nieuw te bouwen woningen de voorkeurswaarde van 48 dB niet zal gaan overschrijden. Is dat wel het geval dan dienen maatregelen getroffen te worden. Zijn die maatregelen niet of niet afdoende mogelijk (bv bij flats zoals hier beschreven), dan kan het bevoegd gezag ontheffing verlenen en instemmen met een hogere geluidsbelasting dan de voorkeurswaarde. Die hogere waarde mag echter niet meer bedragen dan de maximaal toelaatbare waarde, 53 dB in dit geval. In het kader van het streven naar verdergaande decentralisatie is de bevoegdheid voor het verlenen van deze hogere waarden sinds de wijziging van de Wet geluidhinder per 1 januari 2007 van de provincie naar de gemeente gegaan. Zoals uit de beschreven werkwijze blijkt speel ik daarbij als minister van VROM geen rol. Ik ben dan ook niet bij dit project betrokken geweest.
Is de Minister bereid om € 1,5 miljoen vrij te maken voor de aanpak van internationale milieucriminaliteit?
Ik onderken de noodzaak de aanpak van de internationale milieucriminaliteit te bevorderen. In de kabinetsreactie op het advies van de comissie Mans («de tijd is rijp») is aangegeven dat de noodzaak voor een versterking van een voorziening voor zware milieudelicten (waaronder internationale milieucriminaliteit) op landelijk niveau breed wordt gedeeld. Of hiervoor de Nationale Recherche, de VROM-IOD of een ander orgaan wordt versterkt, wordt momenteel onderzocht. Ik wacht de uitkomst van de evaluatie van de milieutaak van het WODC af. In de eerste helft van 2009 zal u hierover worden geïnformeerd. (zie ook het antwoord op uw vraag over een landelijke ipv een regionale aanpak voor de internationale milieucriminaliteit). De vormgeving wordt in samenwerking met Justitie en politie bepaald. Ik acht het nu vrij maken van geld hiervoor dus iets te vroeg.
Is de Minister het ermee eens dat de aanpak van de internationale milieucriminaliteit een landelijke ipv regionale aanpak vergt?
In de kabinetsreactie op het advies van de Commissie Mans («de tijd is rijp») is aangegeven dat de noodzaak voor een versterking van een voorziening voor zware milieudelicten (waaronder internationale milieucriminaliteit) op landelijk niveau breed wordt gedeeld. Of hiervoor de Nationale Recherche, de VROM-IOD of een ander orgaan wordt versterkt, wordt momenteel onderzocht. Voor de beslissing hierover wordt gewacht op de uitkomst van de WODC-evaluatie van de milieutaak van het OM en de politie. In de eerste helft van 2009 zal u hierover nader worden geinformeerd.
Vragen van E. Ouwehand (PvdD): Wat gaat de minister doen met de inzichten uit het rapport (CLM) over de effecten van het vrijgeven van melkquota?
Het kabinet is zich bewust van de mogelijke milieueffecten van een ongeremde uitbreiding van de melkproductie als gevolg van het afschaffen van de melkquotering. Zij zal deze dan ook nauwlettend volgen en daarover tevens in nauw overleg blijven met de sector.
Het kabinet heeft zich ten doel gesteld tijdig te voldoen aan haar milieudoelen. Daarvoor is een robuust pakket aan maatregelen noodzakelijk. Het kabinet zal daarbij niet op voorhand instrumenten buiten beschouwing laten.
Kan de minister ons geruststellen hoe de belofte van het kabinet rond de terugdringing van de eiwitconsumptie wordt waargemaakt.
Het kabinet heeft dit jaar twee onderzoeken laten uitvoeren. Deze geven een genuanceerd beeld van de eiwittransitie en de vleesconsumptie. Begin 2009 zal het kabinet komen met een beleidsvisie terzake.
Welke maatregelen worden genomen als het gaat om het terugdringen van de consumptie van dierlijke eiwitten? (etikettering/heffing?)
Het kabinet heeft dit jaar twee onderzoeken laten uitvoeren. Deze geven een genuanceerd beeld van d eeiwittransitie en de vleesconsumptie. Begin 2009 zal het kabinet komen met een beleidsvisie terzake.
Milieuorganisaties en groepen burgers worden steeds meer op oneigenlijke wijze beperkt in hun mogelijkheden om langs juridische weg bezwaar te maken. hoe kijkt de minister aan tegen deze problematiek en wat gaat zij hier aan doen?
Aan de mogelijkheid van burgers en milieuorganisaties om juridisch bezwaar te maken tegen besluiten die door de overheid worden genomen hecht ik veel belang. In de Nederlandse wetgeving staat hierbij het begrip belanghebbende centraal. In een aantal recente uitspraken van de Raad van State wordt geexpliciteerd aan welke eisen een rechtspersoon moet voldoen om als belanghebbende te worden aangemerkt. Met deze uitspraken wordt het begrip belanghebbende als zodanig niet aangetast of gewijzigd. Ik zie dan ook geen aanleiding om op dit punt actie te ondernemen.
Wat is de reactie van de minister op de verontrustende conclusies van het WNF-rapport (Living PLanet)?
WWF stelt dat de wereld afstevent op een ernstige milieucrisis, omdat de druk die de mens op de Aarde uitoefent door zijn manier van produceren, consumeren en afval genereren bijna één derde hoger ligt dan wat de planeet aankan. Als wat wij vragen van de Aarde in hetzelfde tempo blijft groeien, dan zullen we tegen het midden van de jaren 2030 twee planeten nodig hebben om onze levensstijl te kunnen aanhouden. De huidige kredietcrisis zou in het niet vallen bij de milieucrisis die eraan dreigt te komen. Het rapport Living Planet is volledig in lijn met het eerder uitgekomen Millennium Ecosystem Assessment van de VN: de biodiversiteit wordt wereldwijd ernstig aangetast.
LNV, OS en VROM hebben dit jaar een beleidsprogramma biodiversiteit 2008–2011 uitgebracht. Deze is op 5 juni 2008 in een AO besproken. De implementatie wordt opgepakt vergelijkbaar met de transitie energie. We stellen een task force in onder voorzitterschap van Hans Alders. Deze zal met de vertegenwoordigers van maatschappelijke partijen, die daarin deelnemen, vergaande en creatieve voorstellen doen. Deze zullen door een interdepartementale organisatie uitgewerkt worden.
Vragen van C. G. van der Staaij (SGP): Kunt u het eindbeeld van de Commissie Mans bijstellen door criteriat te formuleren voor gemeente, aangezien dit prima door gemeenten kan worden opgepakt (ipv 25 omgevingsdiensten intestellen)?
Op 3 december a.s. is een algemeen overleg gepland waarbij het kabinetsstandpunt over het advies van de Commissie Mans is geagendeerd. Bij dit overleg zal de door de heer van der Staaij voorgestande aanpak een van de discussiepunten kunnen vormen.
Wilt u versnippering voorkomen van de inzet van de twintig miljoen (innovatieprogramma Mooi Nederland) en deze inzetten voor regionale bedrijventerreinen?
Het Innovatieprogramma MooiNL is opgezet om naast de grote NR-projecten ook relatief kleinschalige projecten met een duidelijke voorbeeldwerking te kunnen ondersteunen. Kleinere projecten met een innovatief karakter en een voorbeeldwerking voor anderen. Ik heb daarbij gekozen voor een tenderregeling omdat ik geloof dat beleidscompetitie kan leiden tot baanbrekende projecten. Ik heb op 27 oktober jongstleden de regeling openbaar gemaakt op een bijeenkomst in het NAI.
Het Innovatieprogramma kent per tender wisselende thema’s en bestrijkt daarmee een groot palet van ontwikkelingen, alle passend binnend de doelstellingen voor Mooi NL. Voor 2009 is één van de themas «werkende landschappen». Onder dat thema kunnen innovatieve projecten op het gebied van regionale bedrijventerreinen ingediend worden.
Olympische spelen heeft u voldoende oog voor de schaduwzijde?
Nederland heeft ruimtelijk mogelijkheden om Olympische Spelen te huisvesten, zo laat het «Schetsboek Ruimte voor Olympische plannen» zien, de verkenning die ik heb laten uitvoeren. Het kan in Nederland en het evenement biedt kansen voor de ruimtelijke ordening. Het zorgt voor planning met een harde deadline. Het biedt tegelijk een geweldige mogelijkheid voor het versneld uitvoeren van ruimtelijke plannen voor de lange termijn, denk aan bijvoorbeeld de bouwopgave voor de Randstad. Door ruimtelijke ordening nu al betrokken te laten zijn, kunnen we deze kansen grijpen en samen met andere partijen te komen tot een duurzaam en verantwoord gebruik van de ruimte.
Graag meer duidelijkheid over de toekomstvisie op de landbouw in het Groene Hart.
In Randstad 2040 heeft het kabinet zijn visie op de ontwikkeling van de landbouw in het Groene Hart op hoofdlijnen weergegeven. Kort gezegd: er is toekomst voor de landbouw in het Groene Hart, maar niet op alle plekken. De provincies zijn aan zet om het rijksbeleid verder uit te werken. Dat gebeurt in het kader van de provinciale structuurvisies die in 2009 zullen verschijnen. VROM en LNV zijn hier door middel van het rijksprogramma Groene Hart nauw bij betrokken.
Heeft u harde afspraken gemaakt met China over de etikettering van vuurwerk?
In China heb ik een officieel bezoek gebracht aan de Minister en de viceminister van AQSIQ. Dit is het belangrijkste handhavend bestuursorgaan in China en ziet o.a. toe op de kwaliteit van goederen voor de export. Daar is afgesproken dat er een samenwerkingsovereenkomst (Memorandum of Understanding) komt. De MoU zal worden getekend door de Ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat en door de Minister van de AQSIQ. De samenwerking zal zich richten op de gevarenclassificatie, kennis- en informatiedeling en wederzijdse trainingsprogramma’s. Voor wat betreft de gevarenclassificatie gaat China aansluiten bij de regels die in dit verband zijn opgesteld door de VN. Door de samenwerking zal het moeilijker worden om vals geclassificeerd (illegaal) vuurwerk vanuit China naar Nederland te vervoeren. China werkt momenteel aan de benodigde bekrachtiging van het wetsvoorstel van etikettering.
Wat is de strategie om op lange termijn ook de fijnstofdoelen te halen?
Een verdere reductie van fijn stof op langere termijn zal vooral met Europees beleid bereikt moeten worden, aangezien fijn stof in hoge mate een grensoverschrijdende stof is. Het percentage fijn stof in Nederland dat we met nationaal beleid kunnen beïnvloeden bedraagt slechts zo’n 15%. Reductie fijnstof zal dus niet alleen in NL maar ook in andere lidstaten bereikt moeten worden.
Belangrijk EU-beleid is:
a) Thematische Strategie Luchtverontreiniging (2005) : Doelstelling: een reductie van PM2,5 met 59% (2000–2020); uitwerking vindt plaats via Richtlijn Luchtkwaliteit, NEC-richtlijn, auto-emissierichtlijnen.
b) Europese emissie-eisen: effect op PM10, Euro 5 vanaf 2011 en (in mindere mate) Euro 6 vanaf 2014;
c) EU-Richtlijn Nationale Emissieplafonds: herziene richtlijn zal een emissieplafond 2020 voor PM2,5 bevatten. Gemiddelde reductie in de EU-lidstaten naar verwachting 20–30% (2000–2020);
d) Tenslotte de EU-Richtlijn Luchtkwaliteit: evaluatie in 2013 om te bezien of de fijnstof normen werkbaar zijn en of deze evt. aangepast moeten worden. Dit om de doelstelling uit de Thematische Strategie binnen bereik te houden.
Nationaal beleid is erop gericht deze Europese doelstellingen tijdig te realiseren. Voor de kortere termijn vindt aanpak plaats via het NSL. Aanpak industrie en landbouw is in gang gezet.
Wilt u nader onderzoek doen om gebieden aan tewijzen waar niet mag worden afgestoken + onderzoek naar verbruiksbelasting?
In 2002 is al onderzoek gedaan naar een heffing of belasting op vuurwerk. De Commissie Overlast Jaarwisseling (Thom de Graaf) heeft recent voorgesteld om een heffing op vuurwerk door te voeren. Het grootste probleem met vuurwerk is het voor consumenten verboden vuurwerk waar baldadigheid en vandalisme mee wordt gepleegd. Voor wat betreft de heffing merk ik op dat ik daar niet voor heb gekozen. Uit eerder genoemd onderzoek is gebleken dat een verhoging van de prijs weliswaar een zekere invloed heeft op de hoeveelheid verkocht (legaal) vuurwerk, maar vooral zal leiden tot een grote toename van illegaal, in het buitenland aangeschaft vuurwerk. Binnenkort zal de minister van BZK de Tweede Kamer informeren met de Kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Overlast Jaarwisseling.
Voor wat betreft de suggestie om vuuwerk in bepaalde gebieden te reguleren, merk ik op dat gemeenten die bevoegdheid hebben en kunnen inzetten.
Vragen van H. van Leeuwen (SP): Heeft de minister gewoon geen interesse in hoe haar (RO) beleid uitpakt, of heeft u geen idee hoe het werkt op lokaal niveau?
Ik ben zeer geinteresseerd in hoe mijn RO beleid uitpakt op lokaal niveau. * ik ga regelmatig zelf het land in; * ik stuur zelf actief op een aantal grote gebiedsontwikkelingsprojecten* ik heb intensief contact met bestuurders van gemeenten en provincie; * ik heb regulier overleg met IPO en VNG * de Vrom inspectie is mijn oog en oor in de regio * het planbureau monitort en evalueert de uitvoering van de nota ruimte * en tenslotte wordt de nieuwe Wro ook gemonitord en geevalueerd.
Heeft de Minister een idee hoe grondspeculatie tegen te gaan, de zogenaamde «gelegaliseerde bouwfraude»?
Het aankopen en verkopen van grond is een zaak van de betreffende partijen, ook als de verkoop of aankoop een speculatief karakter heeft. Het wordt niet beperkt door de overheid, behalve door een voorkeursrecht of onteigening. Ik volg de heer van Leeuwen niet wanneer hij stelt dat hier sprake is van gelegaliseerde bouwfraude. Van fraude is geen sprake en van bouwen ook niet.
Voor de woningproductie of de realisatie van het ruimtelijk beleid hoeft de handel in grond geen nadelige gevolgen te hebben.
Met de nieuwe Wro, de Grondexploitatiewet, de verbeterde Wet voorkeursrecht gemeenten en de te vereenvoudigen Onteigeningswet hebben gemeenten voldoende instrumenten in handen om zowel de woningproductie als het ruimtelijke beleid te realiseren.
Is de minister van mening dat haar beleid geslaagd is als er voldaan wordt aan de criteria van decentralisatie? En kan de minister in kaart brengen wat decentralisatie dan precies inhoudt?
Bij de uitvoering van mijn beleid werk ik conform de nieuwe Wro. De nieuwe Wro verlegt het accent van toezicht achteraf naar proactieve sturing vooraf. Meest opvallend is de kaderstelling vooral door algemene regels. Dit sluit aan bij de huidige opvattingen over de interbestuurlijke verhoudingen en het principe van decentralisatie. Als voorbeeld noem ik de borging van de toepassing van de SER-ladder bij de planning van bedrijventerreinen in de komende AMvB Ruimte. Ik heb meermalen gezegd dat ik vasthoud aan het principe «decentraal wat kan», maar dat op onderdelen extra inspanning van het Rijk nodig is om de doelstellingen te halen. Dat geldt met name als het gaat om het tegengaan van verdere verrommeling van de groene ruimte. Ik doe dat in nauw overleg met de decentrale overheden en uiteraard met inachtneming van de specifieke afspraken die zijn gemaakt over decentralisatie n.a.v. de adviezen van de commissies Lodders en d’Hondt.
Is de Minister van plan om de lokale afdelingen RO uit te sluiten van algemene taakstellingen en deze weer op te bouwen
Lokale afdelingen RO vallen onder de gemeente; de taakstellingen zijn dan ook een gemeentelijke aangelegenheid.
Kan Minister aangeven hoe ze het grondbeleid gaat in zetten om haar doelstellingen op lokaal nationaal niveau te verwezenlijken?
Het grondbeleid staat ten dienste van de realisatie van het ruimtelijk beleid op nationaal en lokaal niveau. Gemeenten kunnen zelf kiezen hoe ze de instrumenten inzetten. Ze kunnen daarbij kiezen voor een actief grondbeleid of faciliterend grondbeleid of een tussenvorm. In het rijksbeleid wordt deze keuze bewust overgelaten aan de gemeenten en is getracht om voor beide wegen voldoende instrumentarium aan te reiken. Op rijksniveau komt grondbeleid alleen aan de orde bij projecten, waarin het rijk participeert en de realisatie van rijksprojecten. Voor rijksprojecten zullen zo nodig door het rijk het voorkeursrecht en onteigening worden ingezet.
Amsterdam bevriest haar grondbeleid om te voorkomen dat lopende projecten vertraging oplopen. Wat gaat Minister haar partijgenoot Norder in deze adviseren? In Tilburg en Zoetermeer spelen vergelijkbare problemen.
Gemeenten kunnen hun eigen grondprijsbeleid voeren. De marktprijs van grond is in beginsel een afgeleide van de woningprijzen. Als de woningprijs stijgt kan de gemeente de grondprijs verhogen. Als de woningprijs daalt zal de gemeente veelal de grondprijs verlagen. Ik heb er alle vertrouwen in dat gemeenten goed zullen reageren op de snel veranderende marktomstandigheden. Mocht blijken dat gemeenten niet adequaat met gewijzigde omstandigheden omgaan, dan zal ik ze daar op aanspreken.
Hoe gaat de Minister regelen dat na afschafing welstandcommissie de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit geborgd blijven?
De welstandscommissies worden niet afgeschaft.
De minister voor WWI heeft recent een brief hierover naar de kamer gestuurd.
De primaire boodschap van de brief is:
welstandstoezicht met welstandsnota’s functioneert goed en blijft behouden;
welstandscommissies hoeven niet meer wettelijk verplicht te zijn
welstandstoezicht wordt beter ingebed binnen het ruimtelijke kwaliteitsbeleid, door overheveling van het instrument vanuit de Woningwet naar het domein van de Wro;
er wordt een duidelijker afbakening gegeven van onderwerpen die deel uit kunnen maken van welstandsbeleid (reden: er bestaan thans nog al eens reikwijdte-conflicten tussen welstand en bestemmingsplan).
Met de visie architectuur en ruimtelijk ontwerp getiteld «Een cultuur van ontwerpen» steunt het kabinet innovatieve projecten waarbij sprake is van een bijzondere ambitie ten aanzien van inzet van stedenbouwkundige expertise. Dit zal gebeuren via de Innovatieregeling Mooi Nederland waarbinnen speciaal budget gelabeld is voor dit type projecten.
Tevens zal de kamer dit jaar nog per brief geïnformeerd worden hoe het speerpunt «versterken stedenbouw en regionaal ontwerp» uit de architectuurvisie uitgewerkt zal worden.
Vragen van R. J. L. Poppe (SP): Is de minister bereid om de handhaving te optimaliseren in kennis en mensen van de VI?
Ondanks de rijksbreed afgesproken taakstelling investeert de VI in behoud van kennis en expertise waardoor kwalitatief toezicht gewaarborgd wordt.
Wie stuurt op het milieubeleid? Staatssecretaris De Jager ondermijnt met zijn Belastingplan de verpakkingsbelasting.
De verpakkingenbelasting is onderdeel van de fiscale vergroening van dit kabinet, waarmee milieu-effecten en maatschappelijke kosten meer tot uitdrukking komen in de marktprijzen. De verpakkingenbelasting maakt derhalve deel uit van het belastingplan. Ik zie dan ook niet in waarom het belastingplan van Staatssecretaris de Jager de verpakkingenbesting zou ondermijnen.
Is de minister bereid om «grondstoffen mining» als vorm van sanering (i.h.v. afval) sterk te bevorderen?
Ik sta positief tegenover het afgraven van oude stortplaatsen om op die manier ruimte te creëren en om in het verleden gestorte materialen terug te winnen en vervolgens nuttig toe te passen. Dat afgraven moet uiteraard wel technisch mogelijk en economisch haalbaar zijn. De afweging om daadwerkelijk tot afgraven over te gaan, moet door de betrokken gemeenten en provincies worden gemaakt, daar heb ik geen rol in.
Wat het technische aspect betreft, worden inmiddels nieuwe technieken op de markt aangeboden voor afvalmining, in combinatie met energieopwekking uit afval. Momenteel wordt bezien of deze nieuwe technieken voor ondersteuning door het door VROM en EZ ingestelde koplopersloket in aanmerking komen. Als dat het geval is, bevorder ik daarmee de inzet van deze technieken.
Het economische aspect is minstens zo belangrijk en is afhankelijk van de kosten en de baten. Een belangrijke kostenpost is de stortbelasting die moet worden betaald bij het op een bestaande stortplaats storten van afgegraven materiaal dat niet kan worden hergebruikt. In overleg met mijn collega van Financiën bezie ik of, en zo ja, welke oplossingen hiervoor mogelijk zijn. Mocht er een oplossing voor de stortbelasting worden gevonden, dan vervalt daarmee een belangrijke financiële barriere voor afgraven en krijgt afvalmining een flinke zet in de rug.
Is de minister bereid om de bestuurlijke convenanten met IPO en VNG pas te sluiten na overleg met de TK? Kwaliteitscriteria staat voorop.
Op 29 september jl. hebben IPO en VNG de «intentieverklaring gezamenlijke inzet eindbeeld Wabo/Mans/Oosting» aan de betrokken ministers aangeboden. Een van de onderdelen van die intentieverklaring was het opstellen van een convenant met afspraken over de vorming van omgevingsdiensten met bijbehorende planning en basistakenpakket. Na het uitbrengen van de kabinetsreactie op het advies van de Commissie Mans heeft de VNG de intentieverklaring ingetrokken. Er wordt daarom op dit moment niet gewerkt aan een convenant en er zal daarom ook geen convenant zijn voor het overleg met de Tweede Kamer.
Is de minister bereid wetgeving aan te scherpen om illegale afvaltransporten aan te pakken?
Het probleem bij illegale afvaltransporten is dat het in heel veel gevallen gaat om grensoverschrijdende transporten zowel binnen Europa als van Europa naar andere delen van de wereld.
Voor deze transporten gelden Europese regels vastgelegd in de Europese Verordening betreffende de Overbrenging van Afvalstoffen (EVOA). Deze verordening is rechtstreeks geldend ook binnen Nederland. Ik kan deze regelgeving niet aanscherpen. Wat ik wel kan is adequaat en slim handhaven. Dat doe ik, hier in Nederland, maar ook steeds meer met andere Europese landen (het zgn. IMPEL/TFS netwerk) ten behoeve van de de handhaving EU breed.
Een adequate en slimme handhaving betekent onder andere meer en meer de ontvangende landen betrekken. Bijvoorbeeld samenwerken met China wat op dit moment al gebeurt, en samenwerking zoeken met India. Maar betekent ook in EU verband verdere professionalisering van de handhavers door opleiding.
Asbest komt van asbestdaken, zo blijkt. Kan de minister een quickscan asbestteam oprichten om dit aan te pakken?
De aanpak van de asbestproblematiek richt zich, zoals ik de Kamer recentelijk per brief heb aangegeven, in eerste instantie op de meest risicovolle situaties. Ik denk daarbij aan bijvoorbeeld de asbestwegen in Twente.
Asbestdaken zijn zoals al eerder aangegeven in het algemeen op dit moment minder risicovol. Daarmee is niet gezegd dat ik deze potentiële bronnen van asbestvezels niet serieus neem. In de voorlichtingscampagne over het verantwoord omgaan met asbest in sloopsituaties, die vorige maand gestart is en die in eerste instantie gericht is op gemeenten, wordt ook aandacht besteed aan de asbestdaken. In de volgende fase van de voorlichtingscampagne, die gericht is op de burgers en die begin volgend jaar zal starten, zal nog nadrukkelijker op asbestdaken worden ingegaan. Ik acht op dit moment het effectiever om via deze campagnes de aandacht op het verantwoord verwijderen van asbestdaken te richten dan via een nieuw op te richten asbestteam.
Uiteraard letten de betrokken inspectiediensten, ik noem onder andere de VROM-Inspectie, op situaties waar sprake is van duidelijk zichtbaar verweerde asbestdaken en dus van een situatie waarbij sprake kan zijn van losgebonden asbest en dus een mogelijk risicovolle situatie. De betrokken gemeenten hebben de mogelijkheid om in die situaties op te treden. In situaties waar dus nog geen sprake is van verwering trachten wij, zoals hierboven aangegeven, de problematiek aan te pakken via voorlichting.
Is de minister bereid de naleving van de kwaliteitseisen 2005 aan de Tweede Kamer voor te leggen alvorens verder te gaan met aanpassen van de handhavingsstructuur?
De rapportage over de evaluatie van de Wet Handhavingsstructuur en het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer is op 12 juni 2008 aan de Tweede kamer toegezonden. Deze rapportage staat geagendeerd voor het Algemeen Overleg op 3 december 2008. Ook de kabinetsreactie op het advies van de Commissie Mans staat dan geagendeerd.
Wil de minister voor deze regeerperiode de jaarlijkse doelstelling m.b.t. bodemsanering verhogen?
In het jaarverslag bodemsanering 2007 (TK 2007 – 2008, 30 015, nr. 24) is te lezen dat het aantal gesaneerde locaties is gestegen van ca. 1 200 in het jaar 2000 naar meer dan 1 600 locaties in 2007. Deze stijging is fors, maar nog niet voldoende om in 2015 alle spoedlocaties aangepakt te hebben. Daarom wil ik sluitende afspraken maken met de provincies en gemeenten dat uiterlijk in 2015 de onaanvaardbare risico’s van spoedlocaties zijn weggenomen danwel worden beheerst. De jaarlijkse doelstelling voor de aanpak van spoedlocaties gaat omhoog.
Hoe gaat de minister garanderen dat de asbestsanering in Twente en Harderwijk tijdig wordt uitgevoerd?
Doel is om voor 2012 de sanering van de asbestwegen in Twente, zoals gezegd de op dit moment meest risicovolle situaties met asbest, afgerond te hebben. Het is niet uit te sluiten dat bepaalde bodemsaneringlocaties waarbij ook sprake is van asbestverontreiniging pas aan de orde komen in de jaren tot aan 2015. Met de provincies Overijssel en Gelderland maak ik voor de periode 2010 tot en met 2014 aparte afspraken over de sanering van asbest bodemverontreiniging. Met het daarvoor ter beschikking te stellen budget moet het mogelijk zijn om ook deze spoedlocaties vóór 2015 aan te pakken.
Gaat de minister Eternit aansprakelijk stellen en een kostenverhaal procedure starten?
Over het aansprakelijk stellen van Eternit voor diverse kosten die gerelateerd zijn aan asbest heb ik de Tweede Kamer al eerder aangegeven dat dit voor de overheid een moeizame juridisch weg is met weinig perspectief op succes. Ik verwijs hiervoor naar de evaluatie kostenverhaal die ik op 4 januari 2008 naar de Kamer zond (TK 2007–2008, 30 015, nr. 20). Ik heb de Kamer dan ook schriftelijk aangegeven dat ik met het bedrijfsleven op zoek wil gaan naar een andersoortige oplossingen onder andere voor het compenseren van het leed van de mesothelioomslachtoffers.
Waar vind ik de stand van zaken rond de uitvoering van de SP-motie van vorig jaar, inzake richtlijnen voor MVO en internationaal handelen die de Tweede Kamer wenst?
Vorig jaar heb ik inderdaad aangegeven te kijken naar de mogelijkheden voor richtlijnen voor MVO. Zoals ik 1 juli schriftelijk heb aangegeven, is transparantie bij MVO een belangrijk onderdeel. Voor heldere transparantie zijn verslaggevingsrichtlijnen van groot belang. De SER sluit in haar advies Duurzame Globalisering aan bij mijn ambitie voor vernieuwing van verslaggevingsrichtlijnen. De SER geeft in haar advies de aanbeveling aan de Raad voor de Jaarverslaggeving om invulling te geven aan verslaggevingsrichtlijnen voor internationale aspecten van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. In een brief aan de Raad voor de Jaarverslaggeving heeft de SER de Raad verzocht om in juli 2009 te komen met aangepaste verslaggevingsrichtlijnen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
In de brief van 1 juli noem ik het het onderzoek naar MVO en Corporate Governance. U bent door Heemskerk op 7 november geïnformeerd over de resultatem vam het onderzoek naar MVO en Corporate Governance. Mocht de code Tabaksblatt een vervolg krijgen, dan zal mijn collega Heemskerk bezien of MVO daar bij betrokken moet worden.
Ik heb met global Reporting Initiative contact gehad over de mogelijkheden voor een seminar over richtlijnen voor verslaglegging voor MVO voor internationaal handelende ondernemingen, met name voor de transportfase. Aangezien Raad voor de Jaarverslaggeving haar verslaggevingsrichtlijnen herziet en de GRI in haar nieuwe criteria ook criteria voor de transportfase al heeft opgenomen, lijkt een seminar nu overbodig.
Vragen van H. Neppérus (VVD): Is de minister het eens met een regierol voor de provincies op de aanleg van bedrijventerreinen? Is ze het ermee eens dat deze regierol van de provincies niet te gedetailleerd moet zijn?
Ik deel de mening van mevrouw Neppérus dat het de rol en taak van de provincies is om regie te voeren op de regionale afstemming van bedrijventerreinen. Hierbij hoort ook de regie op de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen in samenhang met de aanleg van nieuwe terreinen. Ik ben het er mee eens dat de regierol van de provincies niet te gedetailleerd moet zijn. Die rol moet passen bij de rol van de provincies binnen hun verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening. Om deze regierol te verankeren heb ik met provincies afgesproken dat zij regionale afstemming en planning van bedrijventerreinen als provinciaal belang in hun structuurvisies opnemen. Provincies gaan samen met gemeenten een kader voor regionale afstemming en planning van bedrijventerreinen uitwerken en dit vastleggen in een structuurvisie. Daarin is de SER-ladder een leidend instrument. Gemeenten weten dus vooraf waar ze aan toe zijn; indien gemeenten zich onttrekken aan de regionale afstemming zullen provincies moeten ingrijpen. Ik vind dat hierdoor een heldere invulling wordt gegeven aan de regierol van de provincies.
Kan de minister bevestigen dat de verplichting tot omgevingsdiensten in de wabo van tafel is? N.a.v. motie Eerste Kamerlid Huibregtse VVD die is aangenomen.
In de kabinetsreactie van 3 november jl. wordt aangegeven op welke wijze de problemen bij de uitvoering van het omgevingsrecht zoals die zijn geschetst in onder meer het advies van de Commissie Mans, naar de mening van het kabinet kunnen worden opgelost. In dezelfde brief geeft het kabinet aan in te gaan op het aanbod van IPO en VNG om zelf met voorstellen te komen voor de inrichting van wat in de intentieverklaring van beide organisaties wordt genoemd «een landelijk dekkende robuuste uitvoeringsstructuur». Over het opleggen van een wettelijke verplichting tot vorming van omgevingsdiensten wordt in de kabinetsreactie niet gesproken.
Wat doet de minister aan het voorkomen van stroperigheid, naast de initiatieven die al genomen zijn in het kader van CIE Elverding en wetsvoorstel bestuurlijke lus, in ruimtelijke ordeningsprocedures? (Natura 2000?)
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden; met de nieuwe wet zijn de RO procedures aanzienlijk versneld. Een belangrijk onderdeel van de nieuwe wet is de digitale paragraaf; die treedt op 1 juli 2009 in werking. Door de digitale paragraaf worden de RO procedures transparanter en sneller. Ook kunnen overheden en burgers alle plannen via een RO portaal inzien. Verder heeft de Eerste Kamer vorige week ingestemd met het wetsvoorstel voor de omgevingsvergunning; daardoor wordt een heel aantal vergunningsstelsels zoals de bouw- en milieuvergunning samengevoegd inéén vergunning die voor burgers en bedrijven bij één loket verkrijgbaar is. Ten slotte wordt ook de wet voorkeursrecht gemeenten aanzienlijk vereenvoudigd.
De VVD overweegt een amendement om minder geld ter beschikking te stellen aan milie-organisaties. Kan de Minister daarop reageren?
In de inleiding van uw vraag gaf u aan dat naar uw oordeel maatschappelijke organisaties subsidiegeld besteden aan het voeren van juridische procedures tegen democratisch genomen besluiten. Dit beeld is niet juist. Maatschappelijke organisaties die via de Subsidieregeling maatschappelijke organisaties en milieu (SMOM) subsidie voor een bepaald project of programma ontvangen besteden deze geoormerkte gelden niet aan het voeren van juridische acties. Om elk misverstand hierover te voorkomen werken de natuur- en milieuorganisasties aan een gedragscode, die voor de opening van de nieuwe subsidietender volgend jaar gereed zal zijn.
Wat gaat de Minister doen aan het circus aan regels rond duurzaam inkopen (Senter Novem) met het oog op de doelstelling tot regeldrukvermindering?
Het kabinet heeft zich voorgenomen hoge ambities te realiseren ten aanzien van duurzaamheid. Dat vindt onder meer plaats door middel van het instrument Duurzaam Inkopen. Om inkopers in staat te stellen dat begrip duurzaamheid vorm te geven bij hun aanbestedingen, worden per productgroep in mijn opdracht door SenterNovem criteria ontwikkeld die aangeven aan welke eisen ingekochte producten en diensten moeten voldoen om de kwalificatie duurzaam te kunnen dragen. Het gaat dus niet om regels in de traditionele, wettelijke betekenis.
De ontwikkeling van die criteria vindt plaats in nauw overleg met onder meer het bedrijfsleven, dat via consultaties en stakeholder-bijeenkomsten zijn mening kan geven over de aard en zwaarte daarvan. Uit de bijeenkomsten en de reacties blijkt een grote betrokkenheid met dit instrument en een nadrukkelijke vraag naar criteria, mits deze helder en hanteerbaar beschreven zijn. Met betrekking tot dat laatste hebben dergelijke bijeenkomsten ruimschoots hun nut bewezen. Ook de eerste reacties van inkopers zijn positief over de toepasbaarheid van de criteriadocumenten.
Is er al gereageerd op het NSL door Brussel?
Er zijn diverse gesprekken met de Europese Commissie gevoerd, waaruit blijkt dat de Commissie veel waardering heeft voor de NL-aanpak, waarbij nog wel enkele aanvullende vragen gesteld zijn om tot een goed inzicht in de NL-aanpak te kunnen komen. Deze aanvullende vragen zijn vorige week beantwoord. Naar onze inschatting heeft de Commissie nu alle informatie om uiterlijk in april 2009 tot een goede beoordeling van het NL-derogatieverzoek te komen. Overigens hebben ook andere lidstaten interesse getoond in de NL-aanpak (VK, DUI, IT).
Is er inmiddels iets gebeurd met de uitvoering van de motie Spies/Nepperus om tot 15 000 kilo bedrijven vrij te stellen van verpakkingsbelasting?
Zoals ik in mijn brief van 2 juni 2008 (2007–2008/28 694, nr. 60) heb aangegeven, zal aan de motie van de leden Nepperus en Spies uitvoering worden gegeven. Ik heb in die brief tevens aangegeven dat ik verwacht dat het ontwerpbesluit verpakkingen in de tweede helft van 2008 aan de kamer zal worden aangeboden.
Als gevolg van aanpassing na een uitspraak van de Raad van State zal ik het ontwerpbesluit in het voorjaar van 2009 aan de Kamer zenden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-2371-2387.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.