Aan de orde is de voortzetting van het verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2008 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen (31924) en de Verantwoordingsbrief 2008 (31951).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Verantwoordingsdag is inmiddels bijna net zo Hollands als het weer, want ook dit jaar werd er weer flink gemopperd op de informatie van het kabinet en ook op dat punt is er nu eigenlijk een traditie ontstaan. Ik geef direct toe dat het zoeken blijft hoe wij deze dag goed kunnen invullen. Aan de hoeveelheid papier ligt het niet. Ik geloof dat mevrouw Verdonk wel alles heeft meegenomen om dat te laten zien. Ook dit jaar liggen er weer stapels. Er is veel materiaal waarop het kabinet kan worden afgerekend. Zoals ik twee jaar geleden heb gevraagd, ligt er nu ook een verklaring op hoofdlijnen, de verantwoordingsbrief. Op zich is dat positief. Het kabinet heeft gezocht naar een manier om de voortgang transparant te maken. Er zijn vanmorgen veel schertsende opmerkingen gemaakt over het kleurtjesschema van dit kabinet en eerlijk gezegd begrijp ik dat ook wel een beetje. In dat groene bos zie je af en toe de prioriteiten niet meer.

Toen wij twee jaar geleden spraken over een verantwoordingsbrief ging het ons natuurlijk vooral om focus aan te brengen in de prioriteiten en om een politiek debat op hoofdlijnen te kunnen voeren. Het kabinet heeft terecht laten zien waar het op schema ligt, maar ik zou het kabinet en eigenlijk ook de Kamer willen vragen om te kijken hoe wij volgend jaar nog meer focus in de brief kunnen aanbrengen. Wat mij betreft, speelt de Kamer daar ook zelf een rol in. Zoals ik twee jaar geleden al heb voorgesteld, zouden wij aan het begin van een politiek jaar kunnen aangeven op welke punten wij het kabinet specifiek willen volgen, over welke onderwerpen wij specifieke verantwoording willen hebben. Zo kan de brief dan ook tot een echt politiek debat leiden. Uiteindelijk zijn wij hier nu toch voor een inhoudelijke beoordeling van de tussenevaluatie van dit kabinet, een kabinet dat verantwoordelijkheid neemt in tijden van crisis.

Voorzitter. Aan dat oordeel hoef ik niet al te veel woorden vuil te maken. Dit kabinet ligt op koers, doet wat het moet doen nu wij in zwaar weer zitten en het moet nu haast maken met de uitvoering van het crisispakket. Langs die drie punten wil ik mijn bijdrage ordenen.

Het kabinet ligt op koers. Natuurlijk vindt mijn fractie dat, zult u denken, maar gelukkig, wij hebben ook nog het keurmerk van de Rekenkamer. Laat ik duidelijk zijn, er zijn punten die echt beter kunnen. Maar neemt u mij niet kwalijk dat ik vooral mijn zegeningen tel. Nog geen drie jaar geleden zat er een heel ander kabinet, een rechts kabinet dat hard wilde ingrijpen in de sociale zekerheid, een kabinet dat pas met een akkoord kwam met de sociale partners nadat dat door acties was afgedwongen en een kabinet dat uiteindelijk ook over zijn zogenaamde daadkracht is gestruikeld. De PvdA zei toen dat het anders moest en wij zijn het ook anders gaan doen, wij hebben verantwoordelijkheid genomen, uit volle overtuiging en met resultaat, want dit kabinet heeft de koers verlegd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Er is al heel veel mist door al die stukken die er al liggen en waar mevrouw Hamer terecht op wees. Er is al heel veel mist omdat het kabinet wel een goede methodologie heeft gekozen maar helemaal niet begrijpt wat het ermee moet doen, maar nu gaat mevrouw Hamer nog verder door terug te grijpen naar vorige kabinetten. Kunnen wij het hebben over verantwoording 2008? Zij heeft in de pers alweer nieuwe ideeën gelanceerd, maar dat is helemaal niet belangrijk, wij hebben het over verantwoording 2008 of niet?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ja, daar hebben wij het over en als u mijn bijdrage blijft volgen, zult u heel veel opmerkingen horen over het kabinetsbeleid, maar u kunt het mij niet kwalijk nemen dat ik nog even doorga met mijn zegeningen te tellen. Juist in deze moeilijke tijd kunnen mensen rekenen op de zekerheid van een goed sociaal vangnet en meer dan ooit wordt er geïnvesteerd in werkgelegenheid en opleiding. Die omslag is waargemaakt. Zo heeft het kabinet fikse maatregelen genomen om mensen aan de slag te krijgen en te houden. Daardoor zijn er heel veel mensen uit de bijstand, veel ouderen, vrouwen en allochtonen, aan het werk gekomen. Ik verwijs toch nog eens naar de lage werkloosheidscijfers van september vorig jaar.

Natuurlijk, er is nu een crisis en mensen dreigen hun werk te verliezen, maar het kabinet zet alles op alles om ze aan het werk te houden. Eerst via de werktijdverkorting, nu via de deeltijd-WW, mobiliteitscentra en scholing. Als mensen echt buiten de boot vallen, kunnen zij rekenen op dat goede sociale vangnet. Dan worden mensen ook niet afgeschreven.

De heer Pechtold (D66):

Voordat dit praatje doorgaat dat vooral met de economie heeft te maken en niet met het kabinetsbeleid, wil ik teruggaan naar de algemene inleiding van mevrouw Hamer. Ik waardeer het dat zij zich toch wat kritisch heeft uitgelaten over het deel verantwoording van Algemene Zaken. Zij zei, naar ik meen, dat je door het groen het bos niet meer ziet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, ik zei dat je door het groene bos de prioriteiten niet meer kunt zien.

De heer Pechtold (D66):

Ik kreeg de indruk dat mevrouw Hamer door de groene smiley's van AZ de harde cijfers van Bos niet meer kon zien.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, dat zei ik niet.

De heer Pechtold (D66):

Dat is een strijd die wij ook niet al te veel moeten blootleggen.

Ik neem mij de kritiek van mevrouw Hamer ook ter harte. Ik heb geprobeerd om dit ook met de heer Van Geel te bespreken. Als wij nu leren van verantwoorden en daar ook vandaag weer van willen leren, zou je dan de verantwoording over het beleidsprogramma van 100 dagen niet moeten koppelen aan het verslag van de Algemene Rekenkamer over de begrotingsposten? Zou je niet op een gegeven moment in die 74 doelen moeten kunnen zien waar er twee aan elkaar zitten, opdat de Kamer ook niet in de abstracties van de gestolen fietsen en het Midden-Oosten blijft hangen, maar precies per begrotingshoofdstuk kan zien waar een en een aan elkaar zijn gekoppeld?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Volgens mij gaat het over meer doelen dan gestolen fietsen en het Midden-Oosten. Er staan bijvoorbeeld ook interessante gegevens in over schoolverlaters.

Ik heb in dit debat al een paar maal geprobeerd om voorstellen te doen voor een werkwijze om dit debat tot een politiek debat te maken. Ik weet niet hoe het de heer Pechtold vergaat vandaag, maar ik heb de indruk dat het debat toch niet echt op gang komt.

De heer Pechtold (D66):

... omdat u nog niet geweest bent.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zal mijn best te doen om hierin verandering te brengen en ik ben ervan overtuigd dat de heer Pechtold mij daarbij zal helpen. Ik heb een paar jaar geleden voorgesteld om twee dingen te doen. Wij hadden toen nog geen verantwoordingsbrief. De heer Pechtold en ik hebben ons daar samen druk om gemaakt en nu ligt er een verantwoordingsbrief. Die brief geeft echter nog te weinig aanleiding tot een discussie op de politieke hoofdlijnen. Dat blijkt ook vandaag. Daarom heb ik een voorstel gedaan, want wij kunnen wel allemaal naar het kabinet blijven kijken, maar wij gaan over onze eigen Verantwoordingsdag. Mijn voorstel is dat wij bij de algemene politieke beschouwingen zeggen: wij hebben nu het beleid van dit jaar gezien en wij willen dat het kabinet op bijvoorbeeld deze drie punten een duidelijke verantwoording aflegt. Dat zou een middel kunnen zijn.

De heer Pechtold voegt daar nog iets aan toe. Hij zegt dat wij ons op de rest moeten focussen naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Ik vind dit een interessante gedachte. Misschien kan de vaste commissie voor Financiën dit voorbereiden en daar nog eens goed naar kijken.

De heer Pechtold (D66):

Ik nodig mevrouw Hamer uit om mee te gaan in mijn idee, namelijk om het kabinet te vragen om te reageren op de suggestie dat er een koppeling moet zijn tussen de verantwoording, dat stuk met die groene smiley's, en de harde begrotingsposten waarover de Rekenkamer rapporteert. Verder vraag ik haar mening over het volgende. Wij hebben nu einddoelen voor 2011. Zouden wij, om Verantwoordingsdag 2009 volgend jaar tot een groter succes te maken, niet ook de tussenstappen moeten kunnen zien? Dus niet alleen, even voor het gemak, hoeveel gestolen fietsen in 2011, maar ook: waar staan wij dan in 2009, 2010 en 2011?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik hoor graag hoe het kabinet denkt over die eerste suggestie, die relatie met de Rekenkamer. Ik ben daarnaast van mening dat wij ons vooral tot onze eigen verantwoordelijkheden moeten beperken. Als de vaste commissie voor Financiën dit een goed idee vindt, het niet leidt tot nog meer papier, want ik wil het mevrouw Verdonk echt niet aandoen dat zij volgende keer nog meer moet sjouwen, maar wel tot een beter en helder inzicht, doe ik mee met de heer Pechtold. Ik vraag u dan wel om met mij mee te denken over de prioriteitstelling over een bepaald jaar. De Kamer kan daar namelijk ook verantwoordelijkheid in nemen. Natuurlijk willen we, bijvoorbeeld, precies weten wat het kabinet in het komende jaar gaat doen aan de werkgelegenheid. Ik kan ook bedenken wat u wilt: u wilt dat daarbij extra wordt gefocust op de kenniseconomie en onderwijs. Laten wij straks gewoon bij de algemene beschouwingen vaststellen dat we het kabinet bij de verantwoording in het jaar daarop op dergelijke punten willen beoordelen; zo krijgen we een beetje focus in het debat.

De voorzitter:

Voordat mevrouw Hamer verdergaat met haar betoog, verzoek ik de leden hun gesprekken zo veel mogelijk buiten te doen plaatsvinden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de twee kabinetsleden steeds meer ontspannen achterover gaan hangen. Er gebeurt namelijk iets geks: de commissies van Financiën zijn er al tien jaar mee bezig, de Rekenkamer gaf er advies na advies over, we weten precies wat er moet gebeuren, maar de regering komt haar verplichtingen niet na. En mevrouw Hamer gaat in het gelegenheidsgezelschapje "coalitie plus D66" besluiten om maar weer een nieuwe procedure in het leven te roepen, waardoor de Kamer weer een jaar kan gaan zitten vergaderen over hoe de zaak kan worden verbeterd. Het kabinet komt zijn verplichtingen niet na; daarover moet mevrouw Hamer oordelen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mevrouw Halsema, dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Ik doe geen nieuw procedurevoorstel, ik doe ook niets af aan de huidige procedure, ik vraag alleen om meer politieke focus. De heer Vendrik en ik hebben hierover twee jaar geleden ook al een uitgebreid debat gevoerd en waren het daarover eens. Vandaar dat de verantwoordingsbrief kwam, want die hadden we toen nog niet. Maar ik vind dit een principekwestie. Wij gaan over de orde alhier. Ik heb al gezegd dat het met sommige doelen niet goed gaat. Ik heb ook schertsend gezegd dat ik best begrijp dat mensen iets zeggen over het kleurenschema. Maar de verantwoordelijkheid ligt hier. Wij gaan over ons eigen debat, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Exact, mevrouw Hamer. Weet u wat daarvoor zou moeten gebeuren? Tegen de regering zou nu moeten worden gezegd dat de manier waarop de Rekenkamer de pas is afgesneden en men zichzelf een 8 plus heeft gegeven, op volstrekt oncontroleerbare doelstellingen waarbij niet eens de maatschappelijke effecten van het eigen beleid zijn gemeten, een schande is. Dat die parlementaire controle op dit moment niet plaatsvindt, komt doordat drie coalitiepartijen dat niet nodig vinden. Dat is op dit moment het probleem!

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dit is echt een verkeerde analyse van de situatie. Wij beschikken over alle verschillende rapporten van de departementen. Sinds twee jaar is er de verantwoordingsbrief. Wij wilden destijds een brief op hoofdlijnen. Het kabinet heeft daar nu invulling aan gegeven; eigenlijk heeft het in die zin meer gedaan dat wij destijds vroegen. Nu kunnen we zien dat deze werkwijze niet heeft geleid tot wat wij wilden met dit debat, namelijk een politiek debat op hoofdlijnen. Het enige wat ik nu doe, is voorstellen om het debat weer naar de hoofdlijnen te krijgen. Wat de heer Van Geel heeft gezegd, vind ik belangrijk. De heer Slob moet nog komen. Wij staan geen van drieën te verdedigen dat de procedure zo geweldig is. De heer Van Geel wilde dat Kamer en kabinet samen gingen zoeken naar de juiste invulling. Eigenlijk vind ik het zonde dat we nu alweer voor de zoveelste keer op Verantwoordingsdag vooral bezig zijn met het hoe en niet met het wat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Precies! En nu zou u tegen het kabinet moeten zeggen dat de manier waarop het zich verantwoordt, gewoon niet kan. Wat is er aan de hand in vergelijking met vorig jaar? Terwijl de eisen van de Kamer helderder zijn – dat ben ik met u eens – zegt de Algemene Rekenkamer dat de informatie is verslechterd, de controleerbaarheid is verslechterd, de Kamer het lastiger heeft. De regering moet daarop worden aangesproken. Dan moet niet de Kamer opnieuw zijn verantwoordelijk gaan nemen. Ja, alleen door tegen de regering te zeggen dat dit niet kan. Vooral dat het niet kan dat het kabinet zichzelf op de borst slaat, terwijl de maatschappelijke effecten van zijn beleid niet zichtbaar zijn.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U haalt nu politieke conclusies en procedurele conclusies door elkaar, want ik kan heel goed beoordelen wat het kabinet met dat kleurenschema allemaal zegt. Dus ik laat het aan u als u dat niet kunt beoordelen. Ik laat ook aan u de woorden dat het anders is dan wat er maatschappelijk allemaal in beeld is. Waar het om gaat, is dat wij procedures hebben vastgesteld – daarover is de Rekenkamer ook helemaal niet zo negatief – voor al die deelrapporten die er liggen van de departementen. Vanaf het begin zijn wij ernaar op zoek geweest om over de paraplu, het algemene kabinetsbeleid, een goede verantwoording te krijgen. Ik ga het kabinet helemaal niet toespreken op de manier waarop u dat doet. Het kabinet heeft namelijk een poging gedaan om dat inzichtelijk te maken. Het is vandaag aan ons en dit is de plek om te zeggen dat wij die poging waarderen, maar het nog niet inzichtelijk genoeg vinden. Daarvoor heb ik twee jaar geleden een voorstel gedaan. Ik heb dat vorig jaar herhaald en ik doe dat nu weer. Ik ben heel blij dat de heer Pechtold die suggestie opneemt en ik hoop eerlijk gezegd dat anderen dat ook zullen doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik dan tot slot mevrouw Hamer even bij haar beoordeling helpen. Daar waar je wel kunt vaststellen hoe het gaat, gaat het niet goed. Op sociaal terrein gaat het niet goed met de kinderopvang, gaat het niet goed met Wajong'ers. 200.000 langdurig werklozen worden naar de achtergrond geschoven. Zo kan ik wel even doorgaan.

Op groen terrein – ook u aan het hart gelegen – gaat het niet goed met Schoon en Zuinig. Met het openbaar vervoer gaat het niet goed. Met dierenwelzijn gaat het niet goed.

Wat goed gaat, is de vrede in het Midden-Oosten, maar dat is het dan wel zo ongeveer, althans, volgens het kabinet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat is precies het probleem dat ik eerlijk gezegd met dit kleurenschema heb en met de stukjes die eronder staan. U noemt de kinderopvang. Ik denk echt dat u niet kunt volhouden dat het niet goed gaat met de kinderopvang. Er is nog nooit zoveel kinderopvang geweest. Wat er niet goed gaat – en dat gaat mij aan het hart – is de samenvoeging van aparte voorzieningen voor kinderen tussen nul en vier jaar. Maar u weet dat er nog steeds een wetsvoorstel van mij op de plank ligt. Dit moet dus ook beter. Maar u kunt niet over de hele linie zeggen dat het met de kinderopvang niet goed gaat. Dat is ook precies de beperking van dit schema.

De heer Rutte (VVD):

Zouden wij het niet heel praktisch kunnen doen, even ontdaan van alle politieke kanten? De heer Pechtold doet een heel praktisch voorstel: waarom koppelen wij de verantwoording voortaan niet aan de begrotingshoofdstukken? Dat is eigenlijk de kern van wat hij zei. Dan zijn er twee mogelijkheden: wij gaan dat in de Kamer met de commissie voor Financiën uitwerken – en dat zou misschien via u kunnen – of wij vragen het kabinet – ook misschien in samenspraak met de Rekenkamer – om te bezien of dat een begaanbare weg is, en wij verzoeken het kabinet om ons daarover snel te rapporteren. Dat voorkomt in ieder geval het punt van mevrouw Halsema dat ik ook voel, dat wij anders als Kamer gaan bedenken hoe die verantwoording eruit moet zien, terwijl het misschien toch beter is als de uitvoering van die ideeën uiteindelijk bij het kabinet ligt.

De voorzitter:

Voordat mevrouw Hamer antwoord geeft, wijs ik u erop dat u beiden de commissie voor Financiën noemt maar waarschijnlijk de commissie voor de Rijksuitgaven bedoelt, want die gaat hierover.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Daarvoor excuus. Laten wij het allebei doen. Mijn punt is dat ik vind dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid wel hier in de Kamer ligt. Wij gaan over deze dag. Wij moeten er ook over gaan welke informatie wij willen. Maar ik vind het prima – want het helpt natuurlijk als wij ook weten of het kabinet het mogelijk acht wat wij willen – als wij een parallel traject volgen: wij vragen aan het kabinet of dat kan en hoe het zou kunnen, en de commissie voor de Rijksuitgaven bekijkt ook of dat een begaanbare weg is.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het koppelen aan de begroting is een voorstel dat ik heb gedaan. Wat ziet u als voordelen om de verantwoording direct te koppelen aan de begroting?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Gaat u mij nu vragen wat u zelf als voordelen ziet?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nee, ik heb een aantal voordelen genoemd, maar ik wil graag weten wat u als voordelen ziet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het voorstel werd mij net gedaan, ik heb het niet zelf gedaan. Ik deed het voorstel om politieke focus aan te brengen. De heer Pechtold en de heer Rutte doen mij hier een voorstel. Daarop wil ik positief ingaan. Dat vind ik belangrijk. Ik vind dat alle partijen in deze Kamer – niemand uitgezonderd – moeten komen tot een goede invulling van Verantwoordingsdag.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Laat ik het dan maar voorzeggen. Bent u het met mij eens dat wij in geval van een koppeling aan de begroting heel duidelijk doel, kosten en de prestatie kunnen zien en wij vervolgens heel helder kunnen besluiten of wij voor het jaar erop weer geld ter beschikking stellen voor het project?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik weet niet of dat op die manier kan. Daarom zeg ik ook dat ik de handschoen opneem. De heer Rutte doet er nog een voorstel bij en ik had al de handschoen van de heer Pechtold opgenomen. Laat de commissie voor de Rijksuitgaven bezien of dit kan en of het zinvol is. Nogmaals, ik wil niet nog meer papier. Volgens mij is dat ook de klacht van de Rekenkamer: zo langzamerhand verdwijnen alle oordelen in het papier. Ik wil juist toegaan naar politieke oordelen.

Ik wil nog iets zeggen, want ik vond dat ook mevrouw Kant iets te gemakkelijk sprak over wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Laat ik één voorbeeld nemen. Wij hebben in de Kamer heel wat keren gesproken over de begroting van Defensie. Wij hebben hiervoor zelfs gele kaarten uitgedeeld. Wij zien nu dat het beter gaat. Ik vind dan ook dat wij wel moeten oppassen dat wij onszelf niet kleiner maken dan nodig is. Wij hebben een aantal keren juist op basis van informatie dingen boven tafel gekregen. Ik geef direct toe dat het een lang zoekproces is. Het is begonnen bij mijn partijgenoot Van Zijl en wij zijn er nog niet uit. Wij gaan dus net zolang door tot het goed is.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik ben het eens met de focus van mevrouw Hamer, maar wij zijn nu al tien jaar bezig om focussen aan te brengen en nog steeds gaat het om 74 doelstellingen. Mevrouw Hamer, bent u het met mij eens dat het kabinet er alles aan doet om ervoor te zorgen dat het niet afrekenbaar is door het leveren van veel papier en door te komen met verhalen over bijvoorbeeld inburgering in de trant van: wij hadden die doelstelling, maar wij halen haar niet; jammer, wij hebben nu rood maar volgend jaar stellen wij de doelstelling neerwaarts bij en halen wij weer groen, hoezee! Bent u het met mij eens dat dit niet de juiste manier van verantwoorden is?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, dat ben ik niet met u eens. Net als mevrouw Halsema haalt u de zaken door elkaar. U hebt het nu over een politieke discussie over de Wet inburgering, die ik overigens graag met u wil voeren. Ik kan u zo uitleggen waarom de doelstelling neerwaarts is bijgesteld. Dat had namelijk te maken met deze draak van een wet.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het kabinet is er nu al twee jaar.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ja, en ook al vier wetswijzigingen verder. Ik heb begrepen dat u er geen van de keren bij bent geweest, maar dat terzijde. Volgens mij wil uw voorstel helemaal niet zeggen dat een en ander duidelijker wordt. Daarom wil ik graag weten wat het betekent. Nogmaals, ik blijf bij de toezegging die ik aan de heer Pechtold en aan de heer Rutte heb gedaan.

De voorzitter:

De gesprekken die de leden in de zaal voeren zijn erg storend voor de leden die het debat willen voeren; zij kunnen zich lastig concentreren. Als u het debat niet wilt volgen, wil ik u verzoeken niet in deze zaal aanwezig te zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Het is nu twee uur in de middag en ik vind het bijzonder treurig om te moeten vaststellen dat de meerderheid van de Kamer het grootste deel van de tijd gebruikt om het te hebben over het debat. Er wordt gedebatteerd over de vorm van het debat, over de vraag of wij dit wel of niet zo moeten doen en hoe wij het anders moeten doen. Laten wij de tijd gebruiken om het over de inhoud te hebben. Laten wij de tijd gebruiken om het te hebben over de vraag welke nieuwe koers er moet komen; daar heb ik mijn spreektijd grotendeels voor gebruikt en daar zou de politieke inhoud over moeten gaan. Wij moeten ons niet laten leiden door de pakken papier die het kabinet ons stuurt, wij moeten ons laten leiden door de maatschappelijke werkelijkheid en door de voorstellen die wij als fracties in dit kader hebben en door onze vragen aan het kabinet. Zo zou een debat moeten gaan en zo wil ik het vanaf nu ook graag voeren, mevrouw Hamer. Daarom heb ik een vraag aan u die over iets heel anders gaat dan over het gesteggel en het gedoe rondom het verantwoordingsdebat.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mag ik één opmerking maken?

Mevrouw Kant (SP):

Mag ik eerst mijn vraag stellen?

De voorzitter:

Mevrouw Hamer, u mag reageren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mevrouw Kant, mag ik u erop wijzen dat u vanochtend begonnen bent over de vorm van het verantwoordingsdebat? U hebt geconcludeerd dat het niet meer nodig was. Ongeveer alle interrupties tegen u – ik heb het bijgehouden – zijn over dit onderwerp gegaan. Ik had een heel korte tekst. Ik reageer netjes, want zo hoort dat; op vragen geef ik antwoord. Gaat u nu niet net doen alsof ik tot twee uur dit debat heb zitten ophouden.

Mevrouw Kant (SP):

Als u goed opgelet hebt, heb ik in een paar minuten duidelijk gemaakt waarom het onzinnig is om op deze manier debatten te voeren. Ik heb een paar voorbeelden gebruikt. Vervolgens heb ik de rest van mijn spreektijd gebruikt om aan te geven dat ik denk dat het kabinet niet op de juiste koers zit. Ik heb voorstellen gedaan over wat die andere koers zou moeten zijn. Weet u wat ik nou zo leuk had gevonden: als u daarop had geïnterrumpeerd. Ik had het leuk gevonden als u met mij daarover het debat was aangegaan. Aangezien u dat niet hebt gedaan, doe ik het nu met u. Ik heb hier een artikel voor me liggen uit het NRC Handelsblad. Daarin constateert u dat de overheid weer een hart moet krijgen. U zegt dat we daarmee beginnen door definitief afscheid te nemen van het neoliberalisme. Die zin is mij uit het hart gegrepen, mevrouw Hamer. Ik ben bijzonder benieuwd te horen van wat in het neoliberalisme u afscheid wilt nemen en vooral ook hoe snel.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat wil ik heel snel doen. Ik kom zo in mijn tekst nog op dit punt terug. Ik wil vooral afstand nemen van de hele cultuur van de snelle winsten, de bonussen en het gebrek aan toezicht. Volgens mij zijn dat een heleboel dingen die u ook wilt. Dat is ook de reden dat ik u niet heb hoeven interrumperen. U zei een heleboel dingen waarmee ik het op zichzelf eens ben. Alleen, tja, er is bij u ook altijd een ongelofelijke stroom aan gemopper en daar had ik vanochtend niet zo'n zin in.

(gelach)

Mevrouw Kant (SP):

Wat is dat nou voor flauwekul? U zegt net heel vriendelijk – daar ben ik heel blij mee – en oprecht – dat mag ik toch aannemen – dat u mij niet ondervraagd hebt, omdat u het met het grote deel van mijn betoog eens bent. Dat vind ik geweldig! Dat is het nieuws van de dag.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, nee, alleen het stuk dat over het neoliberalisme ging. U moet het wel bij mijn woorden laten.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb heel veel voorstellen gedaan, inderdaad over het punt dat de buurt de schaal van de toekomst moet zijn, dat er een einde moet komen aan de bureaucratie in de publieke sector en dat er geen marktwerking in de publieke sector moet zijn. Daarover wil ik graag met u in debat. Mijn vraag aan u is dan ook welke punten van het neoliberalisme nu moeten eindigen. Komt u toch met concrete voorstellen wanneer we dat gaan doen en hoe.

Mevrouw Hamer (PvdA):

We moeten dat zo snel mogelijk doen, heb ik u al gezegd. Ik heb ook al gezegd wat ik van het neoliberalisme wil afschaffen, dus dat ga ik niet herhalen. Er is inderdaad een groot verschil tussen u en mij. Dat geef ik direct toe. Als u een voorstel doet dat ik of zelf heb gedaan of waar ik het helemaal mee eens ben, ga ik niet lachen of rare dingen zeggen. Ik zeg dan dat ik het ermee eens ben of ik zeg niets, en dan kunt u ervan uitgaan dat ik het ermee eens ben. U vindt het echter nodig om alles belachelijk te maken, zelfs voorstellen waar u het mee eens bent, heb ik van de week gezien. Dat is gewoon het verschil tussen u en mij.

Mevrouw Kant (SP):

Ik stel gewoon een vraag ... Ik vraag gewoon wat van het neoliberalisme u wilt afschaffen. U komt dan alleen met iets over bonussen, maar het gaat natuurlijk om veel meer! Het gaat om de marktwerking in de publieke sector, het gaat om de macht van de aandeelhouders. Komt u dan eens met een plan, dan kunnen we het daarover hebben. Dan lach ik u echt niet uit hoor, helemaal niet! Ik omarm het, als u met dat plan komt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Oké. Dan spreken we dat in ieder geval af. Dat is dan al een stuk beter dan zoals het ging bij het "2x4-model". Ik heb u net al gezegd dat wij vooral de cultuur van de snelle winsten willen afschaffen, van het gebrek aan toezicht, van de bonussen. Ik heb overigens nu al vier debatten lang, sinds het over de kredietcrisis gaat, daarvoor voorstellen gedaan. In juni hebben we een debat dat sec erover gaat. Ik raad u aan om dan wellicht ook eens mijn bijdrage te lezen. Dan kunnen we best met elkaar stappen zetten.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik hoor nu dat er vanuit de bankjes geroepen wordt, maar ik heb van de voorzitter geleerd dat ik maar niet moet luisteren.

De voorzitter:

Dat lijkt mij heel verstandig.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik ben gebleven bij het buiten de boot vallen van mensen door de werkloosheid en dat zij kunnen rekenen op een goed sociaal vangnet. Deze coalitie schrijft hen niet af. Ook daar zit een omslag in het beleid. Bijvoorbeeld in het geval van de Wajong gaat het erom dat je kijkt naar wat deze jongeren nog wel kunnen en hoe wij hen daarbij kunnen helpen. Het gaat er niet om, te kijken naar wat ze niet kunnen en hoe ze langs de kant blijven staan, zoals in het verleden gebeurde. Dát is de cultuuromslag die is gemaakt. Het gaat om meedoen in plaats van om langs de kant staan. Wij geven mensen die echt wat van hun leven willen maken weer kansen. Ook de kwetsbaren op de arbeidsmarkt worden meer en meer aan de slag geholpen, doordat de overheid hen zelf in dienst neemt of doordat er bij aanbestedingen werk van wordt gemaakt.

Er is echter een nog veel grotere omslag geweest. Ik constateerde vorig jaar tijdens ditzelfde verantwoordingsdebat al dat we afscheid moesten nemen van het neoliberale model, dat we een einde moesten maken aan het tijdperk waarin het gaat om snelle winst en hoge bonussen en niet meer om de mensen in de bedrijven. Als de crisis iets heeft aangetoond, is het wel het failliet van die neoliberale denkwijze. Het kabinet doet wat het moet doen, nu we in zwaar weer zitten.

De heer Pechtold (D66):

Als ze het hebben over het neoliberalisme denk ik echt niet dat ze altijd naar het midden kijken waar Rutte en Pechtold zitten. Nu u echter dat verhaal van de SP, die mantra, overneemt, vraag ik: wat bedoelt u met neoliberaal? Bedoelt u staatssecretaris Bos die in Paars I of II zat? Bedoelt u Wim Kok die van de week nog op de tribune zat bij Shell toen de bonussen door de aandeelhouders werden teruggefloten? Bedoelt u De Waal die zegt: "met pijn in het hart"? Volgens mij waren het heel veel sociaaldemocraten die de afgelopen jaren hebben meegedaan. Het lijkt mij dus verstandig dat u iets minder doet alsof u er helemaal niets mee te maken hebt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb uw kant niet opgekeken, maar ik constateer dat u zich blijkbaar heel erg aangesproken voelt. In het paarse kabinet zijn inderdaad – dat heb ik al een paar keer gezegd – dingen gebeurd waarvan wij achteraf zeggen dat wij die niet hadden moeten doen. Uw partij was overigens ook lid van dat kabinet. Ik heb het natuurlijk over een veel breder iets. Laten wij nu niet doen alsof wij hier in Nederland het neoliberalisme hebben gemaakt. Laten wij niet doen alsof dat niet een hele maatschappelijke ontwikkeling is geweest die natuurlijk ook beïnvloed is vanuit Amerika en Europa. Wat wij nu doen, horen politici ook te doen: als je ziet dat dingen de verkeerde weg op zijn gegaan, moet je ze bijstellen, aanpassen en kijken hoe je ze verbetert. Daar heb ik het over.

De heer Pechtold (D66):

Ik sla aan op de abstracte term "neoliberalisme" die elke keer maar de zaal wordt ingegooid in de verwachting dat iemand zich die wel aantrekt. Natuurlijk zijn er dingen fout gegaan. Markt, marktmeester, dat zijn de zaken van het liberalisme. Maar u doet nu of er ergens iemand zit die wij verder niet benoemen en die daar verantwoordelijk voor is. Het is een systeem waarbinnen mensen ook fouten hebben gemaakt, waarin het systeem delen van het toezicht nog niet goed geregeld had. Dat dienen wij te veranderen. Wij dienen echter niet te doen alsof het iets is wat wij nu afschaffen en waarin wij nu een nieuwe koers gaan varen. Ik sla aan omdat uw sociaaldemocraten er meer dan alleen zaten en toekeken.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik had het over – en ik kijk nog even naar mijn precieze woorden – het neoliberale model. Ik heb niemand aangesproken. Dat u zich hier nu staat op te winden, laat ik echt helemaal bij uzelf. Dat is uw eigen opwinding.

De heer Pechtold (D66):

Waar hebben wij het dan over? Als wij het over de bonussen hebben ...

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik dacht dat u een aantal boeken had gelezen in de vakantie.

De heer Pechtold (D66):

Elke dag.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Er is ongelofelijk veel over geschreven. Het is een heel systeem van Amerika tot China tot Japan tot weet ik veel waar. Kom op zeg!

De heer Pechtold (D66):

Ik weet niet welk boek ik daarvoor moet lezen. Het gaat mij om ...

Mevrouw Hamer (PvdA):

Lees er een paar.

De heer Pechtold (D66):

U had het zojuist over dat neoliberalisme. lk wil gewoon man en paard. Ik wil horen wat u vindt van Kok die bij Shell die bonussen van 1,4 mld. goedkeurt en er beteuterd bij zit te kijken wanneer de aandeelhouders ingrijpen. Ik ondersteun dat ingrijpen overigens van harte en heb daar begrip voor. U moet dan echter niet abstract doen alsof u daar helemaal niets mee te maken hebt. Of sprak u Kok aan? Dan moet u niet de zaal inkijken.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Als ik naar iemand keek dan was het naar mevrouw Kant. Hier maakt u echt uw eigen schuldvraag en therapie van. Dat moet u niet doen. Ik had het over een neoliberaal model en het failliet van deze denkwijze. Het spijt me, maar dat is inmiddels heel erg bekend in de wereld.

Mevrouw Kant (SP):

Het is toch wel een bijzonder moment als een aantal grote partijen, die inderdaad allemaal medeverantwoordelijkheid dragen voor dat neoliberale beleid, met elkaar de strijd aangaan over de schuldvraag. Ik wil het echt nog wel een keer uitleggen hoor, mijnheer Pechtold, wat het neoliberaal model dan is, maar dat weet u zelf ook wel want u stond aan de wieg ervan. Het is niet zo gek dat u als door een wesp gestoken naar voren loopt, want u bent met uw partij een van de grondleggers. De PvdA die ook in Paars zat, heeft er ook inderdaad hard aan meegewerkt, dat is waar. Het siert mevrouw Hamer dat zij erkent dat er toen fouten zijn gemaakt. Dat vind ik interessant en nou wil ik wel heel graag weten wat zij vindt dat in het paarse kabinet fout was op het vlak van het doorgeslagen liberale beleid.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij moeten hier preciezer over zijn. Ik ben er wel voor om het uit te diepen in het debat in juni. In de paarse periode is het geloof in de markt en in bepaalde onderdelen van dat systeem te groot geweest. Wij hebben met elkaar niet kunnen overzien wat de effecten zouden zijn, de effecten op het gedrag en de effecten van het systeem. Daar moeten wij van leren en dat moeten wij nu anders doen. Mijn partij staat bekend als een partij die voortdurend in discussie hierover is. Komend najaar gaan wij op dat punt weer een traject volgen. Dat hebben wij verleden jaar ook gedaan. Over dit soort dingen moet je blijven nadenken. Iedereen die suggereert dat hij alwetend is, mevrouw Kant, zou zichzelf de vraag moeten stellen hoe alwetend hij werkelijk is.

Mevrouw Kant (SP):

Dit klinkt heel goed en daar gaan wij zeker over doordebatteren in dat debat op 10 juni over de sociaaleconomische orde. Ik zou het echter fijn vinden als u nog iets concreter wilt worden. Vindt u dat er in de publieke sector te veel marktwerking is gekomen? Moeten wij dat dus veranderen? Vindt u dat de macht van de aandeelhouders is doorgeslagen en dat er dus meer zeggenschap moet komen voor werknemers? Komt u eens met een paar concrete voorstellen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U herhaalt nu net de zin die ik voorgelezen heb. Die is in ieder geval blijven plakken, constateer ik. Ik zei net namelijk dat de macht van de aandeelhouders terug moet en dat er meer zeggenschap moet komen. Dit is de derde keer dat ik dat hier in deze Kamer zeg. Ik ga nu echter niet zomaar in het wilde weg een discussie voeren over daar wel en daar niet. Daar is dit debat ook niet voor. Ik loop daar niet voor weg, maar ik vind dat je dit soort debatten zorgvuldig moet voeren. Daar moeten wij ook echt – ik heb u daarin gesteund – een dag de tijd voor nemen en wij moeten goed kijken waar wij het over hebben. Uw partij en mijn partij zijn het op een aantal punten echt eens, maar de grote stappen, snel thuis, waarmee u soms – maar is misschien niet uw bedoeling; dat ga ik in juni horen – alles over één kam scheert, die wil ik niet zetten.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Misschien dat wij een studieclub kunnen beginnen over dit onderwerp. Vandaag gaat het echter over de doelen en de prestaties van dit kabinet en de kosten die het beleid van dit kabinet teweeg hebben gebracht. Het gaat om de verantwoording 2008. Het zou mij ontzettend veel waard zijn – dit is een oproep aan alle Kamerleden – als wij ons vandaag tot die discussie beperken. Het is namelijk het kabinet dat vandaag verantwoording moet afleggen. Met dit soort discussies schieten wij geen stap op.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik neem aan dat u dit zegt tegen degenen die mij hebben geïnterrumpeerd, want ik gaf gewoon antwoord.

Voorzitter. Dit kabinet doet wat het moet doen nu wij in zwaar weer zitten. Wij hadden eerlijk gezegd de laatste CBS-krimpcijfers niet nodig om te beseffen dat de crisis heel erg diep is. Zij is niet van vandaag of morgen, het is geen najaarsgriepje en het gaat ook niet zo maar over. Het is een akelige ziekte met allerlei onverwachte verschijnselen, waarvan wij waarschijnlijk nog jaren last zullen hebben. Bovendien is zij wereldwijd. Een epidemie die geduldig, maar adequaat bestreden zal moeten worden. Om de beeldspraak maar even door te zetten: dat vraagt om verstandige dokters, om mensen die van wanten weten en die niet zomaar wat doen. Dat betekent dus ook dat wij niet in paniek moeten raken en bij de eerste schram, zoals de heer Rutte wil, het hele been maar meteen gaan afzetten. Dat betekent dat wij met de juiste middelen aan een duurzaam herstel moeten werken. Dat is precies wat dit kabinet doet.

Het kabinet doet het al wat langer. Al in september is met de btw-verlaging de basis gelegd om de koopkracht op peil te houden. Daarna heeft de minister van Financiën daadkracht getoond door banken overeind te houden, niet voor die banken zelf, maar wel voor onze spaarcenten. Dit voorjaar hebben wij een crisispakket samengesteld dat houvast en vooruitgang biedt. Houvast, omdat juist in deze tijden mensen de zekerheid willen van goede sociale voorzieningen. Vooruitgang, omdat wij ook een perspectief willen bieden hoe wij sterker en duurzamer uit deze crisis kunnen komen. Dat is sociaal en sterk.

Dit kabinet zoekt de juiste balans tussen het doen van essentiële investeringen op dit moment en later zorgen dat het huishoudboekje weer op orde komt, nu investeren en later terugverdienen, sociaal en solide. En ja, op korte termijn betekent dat dat het tekort fors oploopt, maar ik zou dat liever een investering willen noemen. Dat is een duidelijke keuze. Anders dan in 2003 toen er werd bezuinigd toen het tegenzat, heeft dit kabinet de begrotingsregels aangepast en juist besloten om in tijden van crisis de mensen te helpen. Dat is een moedig besluit, want in het geval van bijvoorbeeld de Werkloosheidswet betekent dat dat er 10 mld. extra wordt uitgetrokken om deze voorziening op peil te houden. Dat betekent dat de mensen in het land er zeker van zijn dat ze een uitkering hebben als ze zonder werk komen te zitten en dat er niet wordt getornd aan de hoogte of de duur daarvan.

Het kabinet moet nu haast maken met de uitvoering van het crisispakket. Ik zei het al: de crisis gaat snel en hij grijpt om zich heen. Daarom vindt mijn fractie het zaak dat het voorjaarspakket nu zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. Het kabinet moet dus een tandje bijzetten. Mensen moeten weer het vertrouwen krijgen om hun geld uit te geven. Ze zullen dat vooral doen als ze weten dat ook het kabinet investeert. Daarom moet het kabinet de komende tijd alle tijd en energie gebruiken om ervoor te zorgen dat de investeringen daadwerkelijk op hun plek terechtkomen. De Kamer kan daarbij helpen.

Gelukkig is op een aantal punten al actie ondernomen. Zo is de regeling voor onderzoekers en ingenieurs uitgebreid, zodat ook deze mensen in deze periode aan het werk blijven en de innovatie kan doorgaan. Inmiddels ligt er ook een actieplan voor de woningmarkt, maar we moeten nu verder. De economie vraagt om actie en ambitie en wij gaan ervan uit dat het kabinet dat waarmaakt. Dat geldt zeker voor de doelen voor de meest kwetsbaren op de arbeidsmarkt.

Ik kom bij het verantwoordingsverslag. Natuurlijk maakt de crisis de inzet om 200.000 mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt aan het werk te helpen, ingewikkelder. De ambitie om juist deze mensen – vaak mensen met een arbeidshandicap – toch aan het werk te helpen, mogen we echter niet uit het oog verliezen. Ik wil dus heel graag van het kabinet weten hoe het met al die maatregelen die we al rond september hebben genomen, juist ook verder gaat werken aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Ook wil ik graag weten of de deeltijd-WW, waarover zo lang is gesproken, nu terechtkomt bij de mensen die hem nodig hebben. Dat zijn de mensen dicht bij het bedrijf. Ik wil ook graag weten of de problemen die daarover bestonden met de vakbeweging zijn opgelost en of het budget op orde is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben heel blij dat mevrouw Hamer opnieuw de benarde positie van de 200.000 langdurig werklozen benadrukt en met GroenLinks van mening is dat het kabinet daarvoor veel meer ambitie moet tonen. Mevrouw Hamer en ik weten ook dat minister Donner die ambities al eind vorig jaar overboord heeft gezet. Mijn fractie komt zo meteen met een voorstel. Dat voorstel is niet helemaal nieuw – België kent het – maar het lijkt ons op dit moment het goede voorstel om vooral de genoemde groep te helpen. Ik doel op een versnelde invoering van de dienstencheque. Daarmee kunnen vooral langdurig werklozen extra geld verdienen en werkervaring opdoen in de dienstverlening, en wordt bovendien de niet-materiële consumptie gestimuleerd.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zal het voorstel van mevrouw Halsema afwachten. Ik kan daar natuurlijk niet een, twee, drie op reageren. Het systeem kan op zichzelf sympathiek zijn. Het wordt bijvoorbeeld in Frankrijk gebruikt. Ik weet echter ook dat daar ongelooflijk veel bureaucratie is en dat de mensen die het systeem eigenlijk willen gebruiken, dat niet doen omdat er dan toch geld van hun uitkering wordt afgetrokken. Ik kijk dus graag naar de invulling van het voorstel.

Het is misschien wonderlijk vanuit mijn positie, maar ik wil het een klein beetje opnemen voor minister Donner. Hij heeft niet gezegd dat hij de ambitie heeft losgelaten. Hij heeft gezegd dat we reëel moeten zijn. We hadden een ambitie van 200.000 mensen en de arbeidsmarkt verslechtert. Dat kan ik op zichzelf begrijpen. Ik houd er sowieso niet zo van om mensen op te hangen aan een precies getal dat je op een x-moment hebt vastgesteld. Ik vind wel het idee belangrijk dat onder de ambitie ligt. We willen iets doen voor al die mensen die echt aan het werk willen, maar nu nog in de bakken zitten en niet aan het werk komen omdat ze bijvoorbeeld een arbeidshandicap hebben, net iets anders zijn dan anderen of net iets anders functioneren op de arbeidsmarkt. Toen we aan dit kabinet begonnen, was onze grote ambitie om voor die mensen iets te doen. Ik zal het kabinet niet ophangen aan het getal, maar ik wil echt dat die ambitie overeind wordt gehouden. Het is namelijk juist voor die groep mensen zo ongelooflijk belangrijk om wel aan de slag te kunnen, dat ik daarvoor tot mijn laatste snik zal blijven vechten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nogmaals, ik ben blij dat u dit zo nadrukkelijk zegt. Ik kan me niet herinneren dat het CDA daar evenveel waarde aan hecht. De dienstencheque werkt overigens heel goed in België, met veel minder bureaucratie. Misschien kunt u daar ook eens naar kijken. Ik ben wel benieuwd welke concrete voorstellen u gaat doen om ervoor te zorgen dat deze mensen wel aan het werk komen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij hebben een voorstel gedaan. Ik heb het verantwoordingsdebat van vorig jaar er nog eens op nagelezen. Toen verwees ik u naar de zaterdag volgend op dat debat, omdat wij die zaterdag een plan hebben gepresenteerd over de onderkant van de arbeidsmarkt. U zei toen terecht dat u dat plan niet kende, maar inmiddels hebt u een jaar de tijd gehad om dat plan te kunnen lezen. Daar staan heel veel voorstellen in, ook hoe je mensen op het niveau van de gemeenten kunt helpen. Inmiddels zijn er regelingen gekomen om deze mensen verder te helpen. Ik wijs op de wijziging van de Wajong-wetgeving om mensen sneller te kunnen helpen. Dus er zijn al dingen in gang gezet. Over de regelingen praten wij morgen. Als u nog een betere regeling hebt, kunt u die dan voorleggen. Ik ga nu niet zitten hakketakken over regelingen; het gaat mij om de ambitie om deze mensen niet los te laten. Dan valt er met mij over elke regeling die daarbij helpt te praten.

Voorzitter. Ik heb nog een vraag toe te voegen over de deeltijd-WW. Eerder deze week heb ik gevraagd of het kabinet de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, waarbij wij zien dat er in de traditionele mannenberoepen werk over is en in de traditionele vrouwenberoepen juist een tekort aan werk is, gaat benutten om arbeid en zorg eerlijk te verdelen. Over het hoofd van beide aanwezige bewindslieden heen wil ik aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vragen of de brief die hij heeft toegezegd in het overleg rondom zijn emancipatieplannen snel komt. Daarin onderzoekt hij welke belemmeringen mensen ondervinden als zij volgens een vierdaagse werkweek – anders gezegd, het 2x4-model – werken. Ook wil ik hem vragen om snel duidelijk te maken hoe wij de mannen en vrouwen kunnen helpen die hun werkweek graag op die manier willen indelen. Juist in deze tijd zou dat georganiseerd moeten worden, omdat de arbeidsmarkt daar voor het eerst de kansen voor geeft. Ik wijs in dit verband op het Manifest Papa Plus. Ik hoop daar antwoord op te krijgen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik neem aan dat u zo ook nog iets over de vierdaagse werkweek gaat zeggen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat heb ik net gedaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik neem aan dat u van nu af aan ook het vaderschapsverlof zult steunen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb net iets over de vierdaagse werkweek gezegd toen ik naar die brief vroeg. Ik weet dat er een Kamerdebat wordt gehouden over het vaderschapsverlof. Dus ik wil mij vandaag niet in dat debat begeven. U bent daar met mijn woordvoerders druk over bezig.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Met alle respect, over de vierdaagse werkweek hebt u alleen om een brief gevraagd, terwijl ik hier echt een gepassioneerde verdediging had verwacht. Mijn steun hebt u en de steun van de SP-fractie. Dus ik snap niet waarom die verdediging nu niet komt. Wat het vaderschapsverlof betreft, vind ik niet dat u zich daar zo van af kunt maken. Het spijt me zeer. We zijn inderdaad eindeloos aan het onderhandelen op een steeds minimaler voorstel, omdat de PvdA ons weigert steun te geven voor het oorspronkelijke voorstel. Dus als u het van groot belang vindt dat emancipatie zich doorzet, de economische zelfstandigheid van vrouwen groter wordt, de verhouding tussen arbeid en zorg beter geregeld wordt, kom dan ook een keer over de brug en zeg niet dat u ambities hebt terwijl u verder niets doet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het spijt me, maar het eerste voorstel dat u hebt gedaan was gewoon niet uitvoerbaar. Wij kunnen allemaal ambities hebben, maar het moet ook wel kunnen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Met alle respect ...

De voorzitter:

Niet door elkaar heen praten. Mevrouw Hamer geeft haar antwoord en daarna krijgt u weer een kans.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb net gezegd dat het debat daarover komt. Ik wil mijn woordvoerder niet voor de voeten lopen. Wij zijn voor het vaderschap en dat zijn wij al jaren, maar wij moeten een vorm vinden waarin het kan. Eerlijk gezegd, is dat niet helemaal hetzelfde. Mevrouw Halsema vergelijkt nu appels met peren. Ik spreek over het invoeren van het 2x4-model. Ik zeg dat zo omdat iedereen ontzettend schrikt als ik het een vierdaagse werkweek noem, maar als je twee keer vier dagen werkt, werk je toch echt vier dagen. Maar goed, ik merkte dat mijn coalitiepartners daar wat zenuwachtig van werden. Daarom noem ik dit het 2x4-model. Dat is toch echt wat anders dan een verlofregeling. Het kabinet was al verder dan ik dacht. Op verzoek van mevrouw Karabulut van de SP heeft de minister voor Onderwijs, die ook over emancipatie gaat, een brief toegezegd. Zij heeft in het emancipatieoverleg namelijk gepleit voor een 32-urige werkweek voor alle sectoren. Ik vraag nu gewoon om die brief, want dan kan het daarmee een beetje lekker opschieten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het vaderschapsverlof, zoals dat door GroenLinks is geïntroduceerd, is een letterlijke uitwerking van het PvdA-voorstel in het Plan van de Man. Nu zeggen dat het onuitvoerbaar is, is dus een ongelooflijke flauwe vlucht naar voren.

Ik denk dat het heel erg goed zou zijn om nu wel degelijk over een vierdaagse werkweek te debatteren. Ik hoop dan ook dat mevrouw Hamer dat doorzet en dat zij zich niet laat ontmoedigen door al te zeer voor de hand liggende, traditionele opvattingen van de christelijke partijen waarmee de PvdA regeert.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Zoals bekend, laat ik mij op het emancipatieterrein nergens ooit door ontmoedigen. De minister van Onderwijs heeft een brief toegezegd. Deze minister van emancipatie heeft buitengewoon welwillend gereageerd op het verzoek van mevrouw Karabulut, die werd gesteund door mevrouw Timmer en, naar ik meen, ook door mevrouw Van Gent. Als ik dit wil bespoedigen, moet ik niet iets opnieuw gaan doen. Dan moet ik gewoon vragen of die brief er nu snel kan komen. Dan kunnen wij daarmee verder. Er is dus geen sprake van ontmoediging. Ik wil alleen snel zaken kunnen doen.

Ik vind het ontzettend aardig dat mevrouw Halsema verwijst naar het Plan van de Man. Ik neem aan dat zij ook weet hoe het eruit ziet. Het is één A4-tje. Daarop staat niet meer en niet minder dan dat de PvdA voor de uitbreiding van het vaderschapsverlof is. De PvdA is daar ook voor, maar dat moet wel worden geregeld op een manier die kan. De woordvoerders van GroenLinks en de PvdA zijn daar druk mee bezig. Geef hun de kans, zou ik zeggen.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Hamer praat zeker niet te snel, maar ik vond toch dat die vierdaagse werkweek wat snel passeerde. Ik begrijp heel goed waarom de coalitiepartner van de PvdA daar, zoals mevrouw Hamer het zei, toch wat nerveus op reageerde. Eerlijk gezegd, waren wij ook nogal verbaasd over dit voorstel. Ik heb het uit de kranten moeten halen, maar ik heb begrepen dat de PvdA heeft voorgesteld om in Nederland een vierdaagse werkweek min of meer verplicht te stellen. Mevrouw Halsema heeft mevrouw Hamer al een paar keer geprobeerd uit te dagen, maar dat lukte niet, want zij ging er niet op in. Ik daag haar opnieuw uit. Even geen brief vragen aan het kabinet. Vertelt u ons nou eens, mevrouw Hamer, wat uw plannen zijn.

Mevrouw Hamer (PvdA):

In een televisieprogramma heb ik op de vraag wat een vrouwvriendelijke maatregel zou zijn, geantwoord met "het invoeren van de vierdaagse werkweek". Overigens was dat een ontzettend aardig programma, want het ging over liefde en werk en over hoe ik beide combineerde; wat kan er mooier zijn? In de traditionele mannen- en vrouwenberoepen doen zich nu verschillende ontwikkelingen voor. Ik heb daarbij verwezen naar de heel oude plannen van Joke Smit. Eerlijk gezegd, dacht ik dat de heer Rutte een van de weinigen was die dit wel hadden begrepen. Daarbij gaat het natuurlijk om de herverdeling van arbeid en zorg. Ik wil graag dat iedereen het goed snapt en daarom zeg ik er nu iedere keer bij dat het gaat om het 2x4-model. Dat betekent dat de man in het huidige traditionele model een dag minder gaat werken en dat de vrouw meestal, gelet op het aantal dagen dat zij nu werkt, een dagje meer gaat werken. Ik heb het woord "verplichting" niet in de mond genomen. Dat zal men mij ook niet in de mond horen nemen. Uiteindelijk moeten de mensen dit immers zelf doen. In alle kranten heeft gestaan dat ik slechts vroeg om het wegnemen van belemmeringen. Dat is alles.

De heer Rutte (VVD):

Ik had de indruk dat u iets verplichtends wilde opleggen. Dan zou ik zeggen dat die hardwerkende persoon ook 20% van het salaris moet inleveren. Nee, dan gaat er een dag af bij die man en dan komt er bij de vrouw een bij. Nu is het mooie van Nederland dat mensen dit zelf kunnen beslissen. Waarom heb ik u daarvoor nodig?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Daarom vraag ik om het wegnemen van de belemmeringen, niet meer en niet minder. Die belemmeringen zijn er. Er is een prachtig manifest van Papa Plus. Het komt dus niet eens van de vrouwen, maar van de mannen. Ik zal het u straks geven. In dat manifest staan allemaal voorbeelden van mensen die in hun eigen bedrijf tegen barrières oplopen. Ik wil graag dat de minister van emancipatie die belemmeringen wegneemt. Wat u er in uw fantasie allemaal bij hebt gedacht, laat ik bij u. Ik heb inmiddels gezien dat mijn eigen minister een stapje verder was en al een brief had toegezegd. Dat kan mij soms ook overkomen. Dus gaan wij nu, hupsakee, snel door wanneer wij die brief hebben ontvangen.

De heer Rutte (VVD):

Wij zitten in een economische crisis, dus laten wij de staat niet nog groter maken. Klein en krachtig moet hij zijn. Laat dit nu op het niveau van de bedrijven. Het nu weer weghalen van belemmeringen gaat te ver. Wij hebben, verdorie, wel andere dingen te doen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dan had u geen minister van emancipatie moeten benoemen. De minister is ervoor om het emancipatiebeleid te bevorderen. Ik raad u aan ...

De heer Rutte (VVD):

Het is uw minister van emancipatie, hoor.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Zei u dat hij een goede minister is?

De heer Rutte (VVD):

Het is úw minister.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ook die van u, want hij maakt deel uit van dit kabinet. Volgens mij doet hij dat heel goed. U doet er nu lacherig over, maar ik zie hier een kans. Er zijn veel vaders die graag een dag minder willen werken, maar die te horen krijgen dat dit niet de cultuur van het bedrijf is en dat zij het werk niet in minder dagen kunnen doen. Inmiddels weten wij uit veel onderzoeken dat dit wel mogelijk is. Ik heb het niet over het inleveren van salaris gehad. Als een gezinsinkomen van gemiddeld 7,5 dag naar 8 dagen gaat, dan is dat altijd meer. Er is in de zorg veel behoefte aan verpleegsters. Als zij allemaal een halve dag meer werken, zou het hele tekort in de zorg zijn opgelost. Dat moet wel kunnen. Daar hebben wij kinderopvang en dit soort dingen voor nodig. Ik leg niemand iets verplicht op, maar als je dit kunt stimuleren, moet je het doen. Ik hoor graag wat de belemmeringen zijn en wat wij daartegen kunnen doen. Ik heb inmiddels begrepen dat de rust in de coalitiepartijen is neergedaald en dat dit een bekend voorstel bleek te zijn.

De heer Rutte (VVD):

Ik moet toegeven dat de heer Van Geel er tot nu toe pips bij zat, maar nu komt de kleur terug in zijn gezicht. Dat is u dus gelukt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Die papadag sprak hem volgens mij wel aan.

De heer Rutte (VVD):

Dit is toch een geweldige kans voor uw partij om te laten zien dat zij de samenleving niet op de Haagse tekentafel wil vormgeven. Houd op met dit soort detailvoorstellen. Laat het aan de bedrijven, de organisaties en de mensen zelf over en laten wij hier de crisis bestrijden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Als wij dat met alle onderwerpen doen, dan krijgen wij het land van Mark. Dan doet de overheid geen barst en laat zij het aan de mensen over. Dan maakt zij zich alleen druk over wie er tegen elkaar schelden. Dat is niet mijn land.

Voorzitter. Ik verwacht nu snel een plan van aanpak voor de jeugdwerkloosheid, bij voorkeur deze week nog. Juist bij jongeren vallen de zwaarste klappen. Gaat het kabinet jongeren volgen wanneer zij deze zomer van school komen? Gaat het kabinet concrete afspraken maken met de sectoren over extra capaciteit, juist voor de jongeren? Ik weet dat er plannen in voorbereiding zijn. Wij hebben ook gezien dat de heer De Boer weer is ingeschakeld. Ik hoop echt dat dit plan deze week loskomt.

De heer Pechtold (D66):

Op welke jongeren wilt u zich precies richten?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Eigenlijk op iedereen die een baan nodig heeft. Daar gaat de jeugdwerkloosheid over.

De heer Pechtold (D66):

In vorige crises was er altijd een deel van de jongeren in de problemen. In een economische crisis is er altijd een moment dat jongeren geen baan hebben. Bij de hogere opleidingen doen ze er soms een jaartje bij. Bij de lagere opleidingen heb je inderdaad het probleem dat men een tijd geen baan heeft. Zodra de economie aantrekt in een normale conjunctuur, zie je vervolgens dat de groep "gewone" werklozen – ik heb het dus niet over de moeilijke groep – vrij snel aan de bak komt. De 50-plussers volgen pas veel later. Zou het kabinetsbeleid zich niet veel meer moeten richten op de 50.000 à 60.000 "moeilijke" jongeren die slecht aan de bak komen, of er nu een crisis is of niet? Zouden wij niet veel meer op die groep moeten focussen, in plaats van dat wij achter een economische conjunctuur aanhollen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik denk dat het allebei moet. Ik heb zojuist een hartstochtelijk pleidooi gehouden om de ambitie voor mensen met een arbeidshandicap niet te verliezen, en hen ook in deze crisistijd extra te helpen. Ik duid hen maar even breed zo aan, maar het gaat over heel verschillende mensen. Er is niet altijd sprake van een lichamelijke handicap, het kan ook zijn dat men autistisch is of wat dan ook. Dit pleidooi sluit aan bij de jongeren die u bedoelt. Het is overigens niet aan leeftijd gebonden. Er is echter ook nog een andere kant. Er zijn jongeren die van school komen, bijvoorbeeld van een roc, die aan het werk kunnen. Ik heb begrepen dat de werkgevers hebben gezegd: als je ons de goede tools geeft, willen wij er best iets aan doen. Dat is het plan voor de jeugdwerkloosheid. Ook dat moeten wij oppakken. De jongeren die hun eigen weg vinden, vinden hun weg wel. Er zijn ook jongeren die zeggen: ik zie dat de arbeidsmarkt verslechtert, ik was het misschien niet van plan, maar ik heb nu een mbo-opleiding op niveau 1 en 2 en ik ga doorleren. Dat is ook heel goed; laten wij het vooral stimuleren. In het crisispakket hebben wij daarvoor ruimte gemaakt. Het gaat erom dat wij in deze periode jongeren niet in de kou laten staan, want dat is de les van de jaren tachtig: als wij nu niets doen, komen zij ook later niet meer aan het werk. Wij hebben nu nog te maken met kinderen van die generatie, die nog steeds niet aan het werk komen.

De heer Pechtold (D66):

De jaren tachtig zijn een schrikbeeld. Zouden wij het gevoel hebben dat nu de jaren tachtig zich herhalen, dan ben ik het met u eens. Wij kunnen elk uur maar één keer besteden en elke euro maar één keer uitgeven. Daarom vraag ik u om niet alleen te kijken naar de algemene jeugdwerkloosheid, maar te bezien waarop wij kunnen focussen. Als het aan mij ligt, focussen wij op de groep die eigenlijk conjunctuuronafhankelijk altijd in de problemen zit. Dat zijn de jongeren met een handicap en de Wajong'ers. Laten wij minder onze emoties betrekken op de jeugdwerkloosheid. Die loopt soms even op wanneer de economische conjunctuur in een dip zit, maar de jongeren die het betreft hebben als eersten een baan zodra het beter gaat. Laten wij hen ertoe aanzetten om wat langer op school te blijven, een extra cursus te volgen of een extra jaar aan hun opleiding toe te voegen. Laten wij de aandacht voor de zwakken in deze tijd van crisis niet laten verminderen, doordat wij ons opeens op een paar honderdduizend jongeren moeten richten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U herhaalt nu wat ik op verschillende manieren heb gezegd. Laten wij het er maar op houden dat wij het in termen van het kleurenschema voor 80% met elkaar eens zijn. Waar ik nog niet helemaal van overtuigd ben – maar misschien kunt u mij daar in het vervolg nog van overtuigen – is wie ik nu precies moet laten schieten.

Voorzitter. Dit alles heeft grote urgentie. Vraag het maar aan de mensen die bang zijn, hun baan te verliezen. De afspraken uit het crisispakket moeten dus liever vandaag dan morgen worden uitgewerkt. Wij moeten echter niet doen alsof wij er zijn met alleen de investeringen. Er moet inderdaad meer gebeuren; wij moeten het probleem bij de wortel aanpakken. Wij moeten dus ook het graaien bij banken en bedrijven, maar vooral in de publieke sector aanpakken. Wij moeten er dus ook voor zorgen dat de bedrijfscultuur zich weer richt op langetermijnsoliditeit in plaats van op korte en snelle winst. Ook die agenda, die in het bijgestelde regeerakkoord zit, moet nu met spoed worden opgepakt. Ik ben eerlijk gezegd ook wel nieuwsgierig geworden door het artikel in NRC Handelsblad, hoe met name de minister-president aankijkt tegen deze morele agenda, die wij in het crisispakket hebben vastgelegd. Van beide bewindslieden zou ik vandaag graag willen weten hoe wij dit verder brengen.

De investeringen zijn van belang, de morele agenda is van belang en de langetermijnagenda is van belang. Ik denk dat het kabinet er naartoe moet werken dat wij sterker en beter uit deze crisis komen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil nog een opmerking maken over de zzp'ers die even langs kwamen. Ik vond dat in het artikel van de premier een aantal goede voorstellen zat, bijvoorbeeld ten aanzien van zzp'ers. Het lijkt erop dat hij op korte termijn hun pensioenrechten en sociale rechten wil versterken. De fractie van GroenLinks wil daarover vandaag een motie indienen. Kan ik op uw steun rekenen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

U vraagt mij nu een paar keer om iets te doen wat ik intrinsiek steun. Dat weet u van mij. Zeker vandaag nu u een bloes draagt met rozen, ben ik tot veel bereid. Ik moet echter wel weten wat in die motie staat. Als u mij straks de motie laat zien, ga ik die beoordelen.

Wij hebben nu veel over de crisis gesproken en over de plannen van het kabinet. Naar mijn gevoel ligt er ook nog wel een andere opdracht. Wij horen veel gemopper van mensen in het land en dat gemopper moeten wij serieus nemen. Mensen ergeren zich aan asociaal of intimiderend gedrag op straat, aan vuilniszakken die over balkons worden gekieperd en aan het gescheld in de tram of de bus. Mensen zijn boos omdat overlastgevers niet worden opgepakt. Dat is terecht.

Politiek, zeker hier in Den Haag, gaat soms te veel over deadlines en abstracte doelen waaraan beleid wordt opgehangen. Het kabinet moet ervoor oppassen dat het in de kleurenschema's en projecten het zicht op de echte harde problemen niet kwijtraakt. Ik ben bang dat het weinig mensen iets zegt dat beleidsdoel 52 op rood staat. Eerlijk gezegd vind ik dat het kabinet nog te weinig uitstraalt dat het daar echt mee zit. Beleidsdoel 52 is wel het doel dat gaat over fysieke verloedering en ernstige sociale overlast. Dat is dus een van de doelen die echt niet op achterstand kan blijven staan.

Mijn fractie wil dan ook dat dit snel wordt opgepakt. Dat gaat verder dan criminaliteitsbestrijding en veiligheid alleen. Het gaat er ook over dat de overheid weer een hart moet krijgen en moet werken aan een betrokken samenleving. Die betrokken samenleving begint ermee dat wij die betrokkenheid ook zelf uitstralen en dat wij een herwaardering geven aan goede publieke voorzieningen. Dat begint met conciërges die school weer een gezicht geven, bij straatcoaches en wijkagenten die het verschil maken tussen onmacht en veiligheid en bij het terugbrengen van de wijkverpleegkundigen waardoor de zorg weer in de buurt is en mensen een aanspreekpunt hebben. Gelukkig heb ik gezien dat met name op het punt van de straatcoaches, de wijkagenten en de wijkverpleegkundigen het kabinet de handschoen die ik bij de algemene politieke beschouwingen in moties heb neergelegd, heeft opgepakt. Wij zullen, willen wij beleidsdoel 52 op groen krijgen, nog meer moeten doen. Ik wil graag dat wij ons met zijn allen schrap zetten tegen degenen die ons daarbij in de weg lopen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Natuurlijk is preventie altijd nodig. Dat is ook goed. Op dit moment zitten wij echter met een grote groep jongens, vooral Marokkaanse jongens, die over het algemeen de dader zijn van de overlast en de verloedering in de wijken. Alleen in de wijk Overvecht in Utrecht lopen er al 300 rond. Die groep wordt steeds groter. Daar helpt preventie niet echt tegen en het hart ook niet. Welke maatregelen moet het kabinet volgens u nemen om ervoor te zorgen dat er een einde komt aan de overlast van die jongens?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik denk dat ik daar precies volg wat de heer Van Geel vanmorgen heeft gezegd. Hij heeft geloof ik tien mogelijkheden genoemd die burgemeesters en de politie nu hebben. Dat begint met veel meer mogelijkheden om achter de voordeur te komen. Het gaat om het kunnen gebruiken van een avondklok en het veel sneller kunnen oppakken van mensen. Op dat gebied is heel veel gedaan. Volgens mij moeten wij niet vandaag met nog meer extra regelingen komen. Het moet nu worden gedaan. Ik vind dat de minister van BZK daar met de burgemeesters echt een heel goed gesprek over moet hebben.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Een heel goed gesprek. Zelfs burgemeester Cohen is er nu achter dat je het niet redt met kopjes thee. Eindelijk, wat een gemiste kansen al die jaren. Dit kabinet zegt over het doel waarover u sprak, beleidsdoel 52, dat de inspanningen maximaal zijn en dat er nieuwe tussenstappen zijn geformuleerd, maar dat het onzeker blijft of dit leidt tot de gewenste afname in percentages eind 2010. Wat wilt u nu? Geen gesprek met de gemeente of weet ik wat, maar wat wilt u nu dat dit kabinet gaat doen voor de mensen in die buurten en in die wijken die geen leven hebben, die hun huis worden uitgepest en die niet eens voor hun seksuele geaardheid mogen uitkomen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het kabinet moet doen wat tot zijn mogelijkheden behoort. Misschien dat het hem heel goed zou staan, maar ik zie minister-president Balkenende nog niet met een pet op het land ingaan om al die jongens op te pakken. Dus dat zullen uiteindelijk toch die burgemeesters en die politieagenten moeten doen. Zij hebben nu mogelijkheden zat. Wij hebben echt ongeveer alles bedacht wat je zou kunnen bedenken. Dat moet nu gewoon gaan gebeuren. Ik ben het met u eens dat het te vaag is wat er staat. Dat is precies waarop wij het kabinet aanspreken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Toch nog iets scherper, met de grote zorgen van het CDA en uw hart. Het schiet allemaal niet op. U bent coalitiepartner en u zegt steeds dat u met uw hart wilt zorgen voor de mensen in het land. Ik neem aan dat u dan ook wilt zorgen voor al die mensen die nu worden geterroriseerd in die buurten en wijken, mensen die niet meer veilig over straat kunnen, kinderen die niet meer veilig kunnen spelen, vrouwen die worden uitgescholden voor hoer of erger. Wat eist u nu dat het kabinet gaat doen? Want u hebt zoveel hart voor mensen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik eis dat het kabinet in overleg gaat met degenen die daarvoor de verantwoordelijkheid hebben dat er maatregelen worden genomen. Ik zal straks de vraag aan u stellen wat u dan nog voor nieuwe dingen wilt verzinnen, want alles is al verzonnen. Men moet het nu gewoon gaan doen. Ik dacht dat u daarvan was. Op dit punt vindt u mij aan uw zijde.

De heer Wilders (PVV):

Met dit soort antwoorden van mevrouw Hamer aan mevrouw Verdonk worden de mensen niet boos op de problemen, maar worden zij boos op de PvdA. Zij ergeren zich aan de PvdA dat u met losse flodders hier durft te staan en durft te zeggen dat de doelstelling van het kabinet niet klopt. Vervolgens stuurt u de minister naar de burgemeester om een kopje thee te drinken. Laat ik u twee voorbeelden geven waarmee u ook de PvdA-kiezer in de moeilijke wijken in Amsterdam, Rotterdam en Gouda zou kunnen helpen en waarvoor wij hier verantwoordelijkheid kunnen dragen. U zou kunnen instemmen met een wet op minimumstraffen. U zou ervoor kunnen zorgen dat als tuig – helaas vaak Marokkaans tuig – als het over de schreef gaat minimaal een jaar, of twee jaar, uit de wijk de gevangenis in gaat. Daar gaan wij hier over. Daar zou u voor kunnen zijn. Daarmee zou u uw kiezers, die met bosjes weglopen, kunnen helpen.

Het tweede wat u zou kunnen doen, is zeggen: als je je aan de regels houdt, hier in Nederland, in onze steden, ben je welkom en ben je gelijk aan iedereen. Maar als je dat niet doet, als je je niet aan onze regels houdt, als je een steen door de ruit van een politieauto gooit, als je een oud vrouwtje overvalt, als je een chauffeur een mes op zijn nek zet, als je een homo in elkaar slaat, dan pakken we je op en we knikkeren je het land uit. Dat is taal die uw kiezer in die wijken wil horen. Zolang u die twee handschoenen niet oppakt, bent u aan het luchtfietsen en moet u niet verbaasd zijn als u dadelijk op vijftien zetels staat.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat zal u denk ik eerlijk gezegd een rotzorg zijn, dus ik begrijp eigenlijk niet waarom u mij dit elke keer komt vertellen. Doe uw voordeel ermee, zou ik zeggen. Wat ik niet ga doen is met uw taal meepraten. Ik heb eens nagezocht wat u de laatste tijd allemaal hebt gezegd. U wilt voetbalsupporters in de benen schieten. U wilt het leger inzetten tegen probleemjongeren in Gouda. U denkt dat rassenrellen positief kunnen uitwerken. U wilt niet-westerse allochtonen, ook de mensen die het gewoon goed doen, een assimilatiecontract laten tekenen. U wilt Nederlandse burgers zonder enige vorm van proces laten opsluiten. U schreeuwt om de vrijheid van meningsuiting, maar die geldt niet voor de mensen met een ander geloof. Dat is niet mijn taal. Dat is niet mijn inhoud en daarin ga ik ook niet met u mee.

(geroffel op de bankjes)

De heer Wilders (PVV):

Even tijd voor het gebruikelijke geroffel aan de linkerkant. De helft van wat u zegt, is onzin, maar daar komen wij later nog wel over te spreken. Ik heb u nu twee concrete voorstellen gedaan. In plaats van te zeggen wat u allemaal niet wilt, horen wij – zoals wij dat al tientallen jaren horen van de PvdA – dat u, los van al die vliegtuigen vol Marokkanen naar Nederland helemaal niets wilt. Dus zeg nu eens wat u wel wilt. Ik doe u twee concrete voorstellen: de wet op de minimumstraffen, waardoor tuig dat over de schreef gaat minstens een jaar de gevangenis in gaat – en bij recidive drie, vier of vijf jaar – en allochtonen met een enkelvoudige of dubbele nationaliteit die onze burgers, onze agenten aanpakken, mishandelen of beledigen het land uit zetten. Half Nederland – ik durf te wedden meer dan de helft van Nederland – hunkert naar dit soort maatregelen, twee heldere en effectieve maatregelen. Waarom bent u het daar niet mee eens? Waarom bent u daartegen? Waarom bent u verbaasd dat mensen niet alleen boos zijn op die Marokkanen en anderen, maar ook op u en op uw Partij van de Arbeid? U laat het volstrekt na om op te komen voor de belangen van de kiezers in de wijken waar de Partij van de Arbeid vroeger groot was.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U begint weer steeds harder te schreeuwen. Ik merk dat u zelf niet meer weet wat u hebt gezegd. Ik zal u daarom even helpen. Het bericht over het met scherp schieten stond in Het Parool van 29 mei 2007. Tijdens dat interview hebt u het volgende gezegd; ik verzin het niet, dus zegt u niet dat het niet waar is. "De politie moet bij ernstige rellen en na een duidelijke waarschuwing met scherp kunnen schieten op relschoppers. Dit zou bij voorkeur moeten gebeuren in het been." Het bericht over de rassenrellen stond in de Volkskrant van 9 oktober 2004. "Mocht het ooit tot rassenrellen komen, wat ik dus echt niet wil, dan hoeft daarvan niet bij voorbaat een negatieve werking uit te gaan." Dat heeft u dus ook gewoon gezegd. In een interview op 3 januari 2008 met DPA zei u: "Veel fundamentele problemen in Nederland, zoals de infrastructuur, de files en de verzorgingsstaat, kun je rechtstreeks toeschrijven aan migranten." Volgens mij hebben wij niet eens zo veel migranten dat wij heel Nederland vol kunnen zetten met files, maar u zei het wel. De uitspraak over het leger dat moest worden ingezet in Gouda is gedaan tijdens het Kamerdebat van 25 september. Ik geef toe ...

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter, mag ik een punt van orde maken? Ik heb geen behoefte aan een verantwoordigingsdebat over de PVV, maar aan een verantwoordingsdebat over het beleid van het kabinet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Goed, mevrouw Verdonk, maar mijnheer Wilders stelde hier zojuist dat ik uitspraken van hem noem die hij niet heeft gedaan. Ik vind daarom dat ik het recht heb om te bewijzen dat ik de uitspraken niet verzin, maar dat hij ze echt heeft gedaan. Ik maak daarom mijn lijstje af. Daarna zal ik proberen de heer Wilders een antwoord te geven. Ik weet bij voorbaat al dat hij dat antwoord niks zal vinden, maar dat maakt niet uit.

De uitspraak over het leger dat moest worden ingezet in Gouda is inderdaad niet van de heer Wilders, maar van zijn collega, de heer Brinkman ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Misschien is het omwille van de tijd handiger om het lijstje met uitspraken en vindplaatsen te verspreiden. Ik vind het jammer voor mevrouw Hamer dat het zo afgaat.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat is goed, dan doen we dat, als de voorzitter dat ook goed vindt. Op die manier kan iedereen het nalezen. Ik wil ook graag dat wij dit in de Handelingen kunnen terugvinden, want het lijkt mij ook voor de lezers en de kiezers die naar dit debat kijken van belang dat zij dit kunnen naslaan.

De voorzitter:

Ik zal deze lijst in de bijlage bij de Handelingen van deze vergadering laten opnemen.

(De bijlage is opgenomen aan het eind van deze editie)1

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb in ieder geval mijns inziens met deze vier voorbeelden aangetoond dat de andere twee uitspraken ook gewoon uit een krant of uit een programma komen. Soms zijn ze zelfs tijdens een debat gedaan, of staan zij in een motie. Het laatste is het geval met de uitspraak over het mensen berechten zonder proces. Dat staat in een motie van de heer Brinkman.

Ik kom op het voorstel van de heer Wilders. Hij stelt: pak het tuig beet en gooi het over de grens als het een dubbel paspoort heeft en iets verkeerds heeft gedaan. Wij leven in Nederland in een rechtsstaat. Daaraan hecht ik zeer. Uiteindelijk geven rechters straffen. Inderdaad, wij bepalen in de Kamer de context van die straffen. Om iedereen die een dubbel paspoort heeft over de hele linie tuig te noemen, kan echter echt niet. Er is helemaal geen reden om al deze mensen een straf te geven of om ze het land uit te zetten. Met het algemene karakter van de voorstellen van de heer Wilders kan ik daarom echt niets. Mijn partijgenote mevrouw Kuiken voert debatten met de heer Brinkman. Soms steunt zij diens voorstellen. Maar met de algemeenheid waarmee de heer Wilders vandaag zijn voorstellen doet, kan ik niets. Hij doet zijn voorstellen alleen omdat hij weet dat ik er op deze manier niet op kan reageren. Dat doe ik dus ook niet.

De heer Wilders (PVV):

Bent u klaar met niets zeggen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

U zegt ook helemaal niets.

De heer Wilders (PVV):

Ik zeg heel veel. Ik stel u zelfs een vraag.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, nee ...

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wilders, mevrouw Hamer.

De heer Wilders (PVV):

Ik stel u vragen, en u kriegelt daar weer wat achter het spreekgestoelte naar beneden. U komt niet met een antwoord, niet met het begin van een antwoord. Ik heb niet gezegd dat iedereen met een dubbele nationaliteit tuig is. Dat zal ik ook nooit zeggen. Ik heb gezegd dat als men tuig is – doordat men bij de politie stenen door de ruiten gooit, homofielen in elkaar slaat of een buschauffeur het mes op de keel zet – en men heeft een dubbele nationaliteit, dan moeten wij ze de Nederlandse nationaliteit afpakken en het land uitzetten. Wat in hemelsnaam hebt u daarop tegen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

In dit land geven wij mensen straf en zetten wij mensen in de gevangenis door ze een proces te laten volgen. U praat in termen van men en iedereen, en u geeft heel algemene voorbeelden. Daarom kan ik er niets mee. Noem eens een concreet voorbeeld van iemand. Wij zitten hier niet in de rechtbank, mijnheer Wilders, al vindt u dat heel vervelend. U vindt het heel vervelend dat er in Nederland processen worden gevoerd.

De heer Wilders (PVV):

Ik krijg geen antwoord.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U krijgt wel antwoord, maar het is niet uw antwoord.

De heer Wilders (PVV):

Nee, het is een heel dom ...

Mevrouw Hamer (PvdA):

Met deze algemeenheden ...

De voorzitter:

Mevrouw Hamer, het woord is aan de heer Wilders.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik was nog bezig met antwoord geven.

De voorzitter:

U gaf de ruimte aan de heer Wilders om u een vraag te stellen.

De heer Wilders (PVV):

Laat ik in ieder geval zeggen dat het een heel dom antwoord is. Het was wel een antwoord, maar een heel dom antwoord. Misschien mag ik één heel concreet voorbeeld noemen. U vraagt om een voorbeeld, ik geef u een voorbeeld. Denk aan degene die in het verleden een steen door een politieruit heeft gegooid of aan degene die een mes op de keel van een buschauffeur heeft gezet. Beide zaken zijn in Gouda gebeurd. Of denk aan iemand die voor de derde keer een homofiel helemaal in elkaar slaat, in Amsterdam of waar dan ook, 's avonds laat. Dat is een heel concreet voorbeeld. Stel dat zo iemand, misschien is hij zelfs recidivist, wordt opgepakt en dat hij een dubbele nationaliteit heeft. Wij gaan over de strafmaat, wij kunnen minimumstraffen invoeren. Wat is erop tegen om zo iemand na de eerste keer een jaar de gevangenis in te sturen en na de tweede keer het land uit te knikkeren? Wat is daarop tegen in dat concrete geval? U vroeg een concreet geval, u krijgt een concreet geval en dan hoop ik ook een concreet antwoord van u te krijgen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

In Nederland hebben wij de regel dat het simpele feit dat iemand een dubbele nationaliteit heeft op zich geen reden is om hem het land uit te zetten. Ik ben het echter zeer met u eens dat zo'n persoon moet worden opgepakt en gestraft. Over hardere straffen heeft mevrouw Kuiken heel veel debatten met uw collega gevoerd.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw Kuiken wil taakstraffen ...

De voorzitter:

Mevrouw Hamer heeft het woord.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mevrouw Kuiken wil niet alleen maar taakstraffen en dat weet u ook wel.

De heer Wilders (PVV):

Dit systeem werkt dus niet. Wij hebben deze week nog gezien dat mensen die zich op een foute, criminele manier gedragen jegens de politie, ondanks een strafeis van het Openbaar Ministerie geen dubbele straf krijgen, maar een taakstraf. Dus de straffen die u wilt – ik hoop dat u ze wilt, zoals u zegt – komen er helemaal niet. Ga met mijn fractie mee. Mijn collega De Roon heeft hierover een initiatiefwetsvoorstel ingediend. Als dat tuig nog een keer over de schreef gaat, moet het minstens een jaar de bak ingaan. Wij kunnen dat in een wet neerzetten. Als zij dat nog een keer doen, gaan ze het land uit. Als u dat niet doet – ik kan het niet genoeg herhalen, mevrouw Hamer – is de Partij van de Arbeid wel aan het schreeuwen en aan het roepen, maar is zij in wezen een heel bange partij.

De voorzitter:

Ik denk dat dit punt nader aan de orde zal komen in de debatten die over dit onderwerp gaan. Ik geef het woord nog één keer aan mevrouw Hamer en vraag haar daarna, haar betoog te vervolgen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik denk niet, mijnheer Wilders, dat wij veel verder komen als ik u een bange man noem en u mij een bange vrouw. Daar gaat het uiteindelijk ook niet om; dat is niet waar de mensen mee bezig zijn. Laten wij vandaag afspreken dat wij daarmee ophouden en laten wij serieus kijken naar wat er aan de hand is. Natuurlijk zullen wij kijken naar waar u mee komt. Ik zeg u wel dat wij binnen de eis blijven die de rechtsstaat nu stelt. Het simpele feit van een dubbele nationaliteit is geen reden om iemand het land uit te zetten. Ik ben het echter zeer met u eens dat wij heel goed moeten kijken – met deze oproep ben ik ook begonnen – of wij daar waar de straffen niet effectief zijn, ze wel effectief kunnen maken. Mijn stelling is dat de gemeenten, de burgemeester en de korpsbeheerders inmiddels ongelooflijk veel mogelijkheden hebben. Ze moeten een en ander nu gaan uitvoeren. Als blijkt dat er nog iets moet gebeuren, staan wij daar altijd voor open. Dat is echter wat anders dan mensen het land uitzetten.

Ik was gebleven bij de betrokken samenleving. Bij de betrokken samenleving gaat het ook om een cultuuromslag, namelijk een cultuurslag op het gebied van elkaar helpen en ingrijpen waar het nodig is. Dat geldt voor jongeren die overlast veroorzaken, maar ook voor ouderen die vereenzamen en voor mensen die in schulden verstrikt raken of in armoede leven. Het moet gedaan zijn met de cultuur van "je zoekt het zelf maar uit". Dus kloppen wij aan bij mensen, kijken wij achter de voordeur, spreken wij ouders aan op het gedrag van hun kinderen, helpen wij ze bij het opvoeden en maken wij werk van schuldhulpverlening en zouden wij inderdaad meer werk moeten maken van de eenzaamheid die achter de voordeuren schuilgaat. Immers, ook daar zit heel veel onvrede en ongeluk. Inderdaad, wij zijn er nog lang niet, maar het begin van de cultuuromslag van vrijblijvendheid naar betrokkenheid is gemaakt. Die betrokken samenleving betekent dat wij ons inzetten voor een gezamenlijke toekomst. We zijn hier met zijn allen en we zullen het met elkaar moeten rooien. Dat kunnen we alleen als er duidelijkheid is over de basis van de Nederlandse rechtstaat en de Nederlandse waarden. Daarbij is goed burgerschap essentieel. Dat gaat om meer dan een handvest. Het begint al op school. Graag wil ik dan ook weten hoe het met de burgerschapslessen op scholen staat, waartoe ik samen met mijn collega's Dijsselbloem en Kraneveldt een paar jaar geleden een wetsvoorstel indiende.

Duidelijkheid betekent ook dat we de rechtstaat met hand en tand verdedigen en dat dat zichtbaar is. In veel wijken waar overlast is, hebben we het al mogelijk gemaakt dat politie en justitie hard kunnen ingrijpen en dat preventief ingrijpen ook met dwang kan gebeuren. Er wordt alleen vaak nog niet voldoende van die mogelijkheden gebruikgemaakt. Ook de overheid dient echter het voorbeeld te geven voor een betrokken samenleving. Dat kan alleen wanneer we ook onze eigen prestaties, onze eigen dienstverlening en onze eigen instituties streng onder handen durven nemen. De overheid zal ook moeten presteren, nog beter en transparanter dan ze nu doet en vooral nog menselijker dan ze nu doet. Burgers moeten niet het gevoel hebben van het kastje naar de muur te worden gestuurd, of zich op een wachtlijst terugvinden terwijl zij direct hulp voor hun kinderen nodig hebben. Wij vroegen daarom bij de algemene beschouwingen aan de minister-president om snel tot ontkokering van het jeugdbeleid te komen. We hebben gevraagd om een verregaand experiment daartoe met de grote steden en dat vast te leggen in een convenant. Ik kreeg die toezegging ook van de minister-president, maar nu hebben we een brief ontvangen van het kabinet, waarin staat dat het allemaal is vastgelopen. U begrijpt, voorzitter, dat heeft mij verbaasd. Ik ben het gaan uitzoeken.

De voorzitter:

Wilt u gaan afronden?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Jawel.

Het blijkt vast te lopen op de verkokering op de departementen. Daar kunnen minister Rouvoet en de steden dus niets aan doen. Ik spreek daarom vandaag de minister-president, als leider van het kabinet, er nogmaals op aan: wilt u alstublieft zeker stellen dat de verkokering doorbroken wordt? Wij moeten namelijk ook kritisch zijn naar onszelf.

Voorzitter, ik sluit af door even naar u te kijken, en via u eigenlijk naar mevrouw Verbeet. In uw rapport over de parlementaire zelfreflectie doet u belangrijke voorstellen voor een eigen onderzoeksagenda voor de Kamer. Dat betreft toekomstverkenningen waarbij de Kamer een of enkele onderwerpen per jaar die in de nabije toekomst van belang kunnen worden op de agenda zet. Dat sluit behoorlijk aan bij de voorstellen die ik eerder heb gedaan voor de Commissie Toekomst. Het gaat echter in uw voorstellen ook nog om iets anders. U stelt ook voor, uitvoeringsonderzoeken te doen waarin de Kamer in een relatief korte tijd de uitvoering van een wet of een beleidsvoornemen onder de loep kan nemen, vooral in de publieke sector. Dat kan een gericht onderzoek zijn naar de uitvoering van de Wet inburgering, of naar de zorgzwaarte in de verpleegzorg of naar het functioneren van Bureau Jeugdzorg; ik noem maar een paar voorbeelden. We hoeven dit niet vandaag in te vullen, maar ik hecht zeer aan u, aan de voorstellen van de parlementaire zelfreflectie. Ik hoop van harte dat we vandaag kunnen afspreken dat die nieuwe onderzoeksagenda van de Kamer in gang gezet kan worden, en dat het een belangrijke verzwaring kan betekenen van de rol van de Kamer als controleur en daarmee in feite ook een versterking is van het proces van verantwoording waarover wij het vandaag hebben.

Voorzitter, de Kamer kan initiatieven nemen en haar rol versterken. Ik heb gezegd dat dit kabinet op koers is en doet wat het moet doen, maar het kan nog wel een tandje sneller. Laten we dat oppakken en met ambitie, passie en hartstocht op ons nemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Wat uw opmerkingen over de parlementaire zelfreflectie betreft, op 8 juni zal daarover het notaoverleg plaatsvinden. Ik denk dat uw fractie dan zeker deze voorstellen zal doen.

Ik geef het woord aan de heer Wilders namens de fractie van de PVV.

Voorzitter: Ten Hoopen

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ze was verkracht. Maar ze was niet kwaad. De journaliste die op zoek ging naar de taliban in Afghanistan zag haar nieuwsgierigheid omgezet in een wrede, meervoudige verkrachting. Maar waar dat bij anderen leidt tot woede of verdriet, toont deze journaliste vooral begrip. Ze zegt: er was ook respect voor mij. En ze kreeg nog thee met koekjes ook.

Ik begin met deze gebeurtenis omdat die tekenend is voor het morele verval van onze elite. Die is zo verblind door haar eigen ideologie dat zij bereid is weg te kijken van de waarheid. Verkrachting? Nou, ik wil wel nuances aanbrengen in het verhaal, de taliban bestaan heus niet uit monsters, zo zegt de journaliste. Liever de werkelijkheid ontkennen dan die onder ogen zien.

Onze elite, of het nu gaat om politici, om journalisten, om rechters, om ambtenaren of om subsidieslurpers, is volledig de weg kwijt. Elk gevoel voor realiteit is verdwenen. Elk gezond verstand wordt overboord gezet om de werkelijkheid te ontkennen. Niet alleen deze helaas verkrachte journaliste lijdt aan het Stockholmsyndroom, maar de hele Nederlandse elite. Ze praten alles goed, ze relativeren alles weg. Goed en kwaad, logica en gezond verstand, het is één grote grijze streep geworden zonder begin of eind. Het enige morele ijkpunt dat ze nog hebben, is: als het moslims maar niet irriteert. Want dan zijn ze er wel tegen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben van u gewend dat u geen enkele ethische begrenzing kent als u uw eigen gelijk wilt halen, maar ik wil u toch laten weten hoezeer het mij tegen de borst stuit dat u het verhaal van een verkrachte vrouw, die zich hier niet kan verdedigen, die haar eigen verkrachting bekendmaakt, gebruikt voor uw eigen arbitraire politieke gelijk. Schaam u!

De heer Wilders (PVV):

Nog geen millimeter. Voorzitter. Je zou verwachten ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Weet u, u diskwalificeert uzelf hiermee volledig. Verkrachting gebruikt u niet voor zo'n onbenullig, dom politiek verhaal!

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Je zou verwachten: een vrouw wordt meermalen verkracht en vindt dat vreselijk. Maar de journaliste is niet kwaad, want de moslim in kwestie toonde ook respect. Je zou verwachten: de misdaad is nog steeds fors en er wordt in dit land hard ingegrepen. Maar dit kabinet sluit gevangenissen en bezuinigt op politie omdat het een andere realiteit wenst te zien. Je zou verwachten: er is een explosieve stijging van het aantal asielzoekers, dus het asielbeleid wordt strenger. Maar in dit land wil men asielzoekers twee-onder-een-kapwoningen geven, terwijl de bejaarden een luierdag krijgen. Je zou verwachten dat de politie in Gouda keihard optreedt tegen moslimkolonisten. Maar als de tegels naar de politiewagen vliegen, herbenoemt de PvdA-kliek deze realiteit gewoon tot baldadigheid. Probleem opgelost en van de rechters krijgt het tuig dat de politie aanvalt, geen dubbele straf maar een taakstraf.

De heer Pechtold (D66):

Kunt u mij het bruggetje uitleggen tussen verkrachting en de mensen die hiernaartoe komen? Ik denk dat u probeert iets via de islam te trekken, maar kunt u mij vertellen waar in de islam of in de Koran verkrachting als iets goeds wordt neergezet?

De heer Wilders (PVV):

Nee hoor, ik wil het gebruiken als voorbeeld voor het morele verval in Nederland, voor het feit dat wij alles wat fout is goedpraten, dat wij het daar niet over mogen hebben, dat de fractievoorzitter van GroenLinks bijna Spaans benauwd aan de interruptiemicrofoon staat omdat zij het voorbeeld ongepast vindt. En het is gebeurd, het is tekenend, zoals heel veel andere dingen die gebeuren en waar links een ander etiket opplakt, er niet naar kijkt of het gewoon buiten de orde verklaart. Mevrouw Halsema kan hier 100 keer gaan staan, maar ik zal het 100 keer herhalen.

De heer Pechtold (D66):

Het gaat natuurlijk om het voorbeeld. U had ook het voorbeeld van vandaag kunnen gebruiken, van een moslimvrouw in Abu Ghraib die door Amerikaanse militairen is verkracht. Nee, u pakt een voorbeeld van de taliban, u linkt dat aan de islam en maakt een meer dan kort bruggetje – ik zie het overigens niet – naar Nederland en immigratie. Ik ontdoe het expres van de emoties, die ik ook voel. Ik vraag u hoe u dat kunt hard maken en waarom u de islam, verkrachting en immigratie op één lijn kunt zetten.

De heer Wilders (PVV):

Ik zet de verkrachting en de islam niet per saldo op een lijn. Ik zeg dat een vrouw door een taliban is verkracht en dat daar in plaats van woede, respect voor komt. Daarmee toon ik aan dat een aantal mensen uit de elite die ik benoem, de andere kant op kijkt, de problemen negeert en alles vergoelijkt of er niet over wil praten, zoals GroenLinks vandaag. Daar verzet ik mij tegen en dat is de link.

De heer Pechtold (D66):

U wentelt zich in uw eigen gelijk. Wetenschappelijk toont u niets aan, juridisch toont u niets aan en zelfs in uw argumentatie ontbreekt iedere poging om ons mee te nemen in uw denkbeelden. U schoffeert en u zet op een vreselijke wijze zaken in het licht. Ik ben heel blij dat mensen daar – of dat nu rationeel of emotioneel is – afstand van nemen. Dat zal altijd moeten gebeuren.

De heer Wilders (PVV):

Ik heb gezegd wat ik heb gezegd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De heer Wilders valt mij bij herhaling aan. Laat ik voor de duidelijkheid een ding zeggen. Ik ontneem u het woord niet, mijnheer Wilders. U mag zeggen wat u wilt, maar u moet eens tegen kritiek leren kunnen. Ik vind het stuitend wat u zegt, maar het is ook heel verhelderend. Wat u namelijk zegt, is dat in de samenleving die u voorstaat, een vrouw die verkracht is en daar publieke kond van doet, ook nog eens publiek op het schavot wordt gezet. Dat is uw samenleving.

De heer Wilders (PVV):

Nee, in mijn samenleving wordt een vrouw die verkracht wordt, boos. U zou als vrouw en u zou als GroenLinks de eerste moeten zijn die aan mijn kant staat. Als een vrouw verkrachting niet verafschuwt, niet boos wordt, maar dat goed gaat praten, dan is er iets goed mis in dit land. Dat stel ik aan de orde en dat zal ik aan de orde blijven stellen.

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Wilders gebruikt het voorbeeld van deze verkrachte vrouw als een voorbeeld van moreel verval. Mag ik het eens omkeren? Is het geen voorbeeld van moreel verval dat u zelf dit voorbeeld gebruikt en deze vrouw, die iets verschrikkelijks is overkomen – daar doe ik geen gram vanaf, want het is natuurlijk afgrijselijk wat haar is overkomen – en die daar wel openlijk over heeft gesproken, op deze wijze gebruikt en haar eigenlijk nog een extra klap geeft?

De heer Wilders (PVV):

Het antwoord daarop is nee. Ik heb net beschreven met welk doel ik dat doe. Ik ben overigens ook niet de eerste. In het dagblad Trouw, waarin die vrouw eerder dat interview had gegeven, is zij door verschillende columnisten om diezelfde reden fors bekritiseerd. Ik doe dat dus niet als eerste, maar ik vind het wel een heel belangrijk punt. Iedereen die hier nu staat om mij aan te vallen over het gebruik van dit voorbeeld, doet precies wat mijn punt is. U valt mij aan om het gebruik van dit voorbeeld. Met andere woorden, u wilt er niet over praten, negeert het en valt de boodschapper aan, terwijl degene die aangevallen zou moeten worden, degene is die die vrouw heeft verkracht. Ik vind het onbegrijpelijk dat zij dat, met de rest van de elite in Nederland, vergoelijkt, de andere kant op kijkt en daar begrip voor heeft. Ik weet niet hoe het met u zit, mijnheer Slob, maar wij van de PVV-fractie hebben nooit een millimeter begrip voor iemand die een vrouw verkracht.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vind het heel stuitend dat u doet alsof wij dat hier in de Kamer wel zouden hebben. Het is misschien wel de meest verwerpelijke daad die je je kunt voorstellen. U spreekt ook over aanvallen, maar het enige wat ik doe is u vragen of u, als u moreel verval aan wilt pakken, ook eens wilt kijken naar de eigen woorden die u gebruikt, en zeker naar de wijze waarop u omgaat met iemand die zoiets verschrikkelijks heeft meegemaakt.

De heer Wilders (PVV):

Daar heb ik al antwoord op gegeven. Dat is complete onzin.

De heer Van Geel (CDA):

Deze bestuurlijke, politieke en maatschappelijke elite waar de heer Wilders het over heeft, heeft in deze Kamer en in het kabinet in meerderheid besloten dat wij onze jongens en meisjes vragen om in Uruzgan tegen de taliban te vechten. Wij vinden het belangrijk dat er tegen de taliban gevochten wordt en dat wij iets doen tegen hetgeen daar gebeurt. Kunt u mij dan uitleggen waarom u vindt dat wij hen terug moeten trekken?

De heer Wilders (PVV):

Wij hebben als PVV altijd iedere aanwezigheid van Nederlandse militairen in Afghanistan gesteund, tot de laatste verlenging. Dat had niets te maken met het feit dat wij vinden dat de internationale gemeenschap daar niet present moet zijn. Wij vinden absoluut dat de internationale gemeenschap door moet vechten in Afghanistan, bij voorkeur in NAVO-verband, tegen de taliban. Wij vonden alleen dat, nadat Nederland daar een aantal jaren actief is geweest, en na daarvoor actief te zijn geweest in Al-Muthanna en Irak, een ander land aan de beurt is. Het heeft er dus niets mee te maken dat wij zouden vinden dat de taliban niet moet worden aangepakt. Daar zijn wij nog steeds heel erg voor, maar laat na al die inspanningen van de Nederlandse militairen een ander land maar een steentje bijdragen. Het barst van de landen in Europa en binnen de NAVO die daar nauwelijks, of alleen in veilige gebieden in Noord-Afghanistan, actief zijn geweest.

De heer Van Geel (CDA):

Dat is een mooi verhaal. Wij vinden ook dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid binnen de NAVO is. Wij lopen niet weg van de afspraken die gemaakt zijn. Het simpele feit dat een collega van de heer Wilders zegt dat we de militairen daar maar moeten weghalen om in Gouda op te treden, geeft echter precies aan dat de werkelijke problematiek in Afghanistan de PVV blijkbaar minder interesseert. Dat moet ik hier helaas vaststellen. Het is een mooi verhaal, maar de heer Wilders neemt niet de verantwoordelijkheid voor de bestaande problemen. We moeten zorgen dat wat daar gebeurt, wordt aangepakt. We moeten iets doen aan de verschrikkelijke zaken die de heer Wilders voorstelt en we moeten niet weglopen met een verhaal over buschauffeurs in Gouda. Dat is slap.

De heer Wilders (PVV):

Ook dit is echt complete onzin. Wij hebben het besluit om niet in te stemmen met de verlenging namelijk al veel eerder genomen dan het moment waarop we riepen dat de militairen maar naar Gouda moeten om daar orde op zaken te stellen. De politie kan het in Gouda blijkbaar niet, omdat er een slappe korpschef zit of een wellicht nog slappere burgemeester. Zet het leger dus maar in als het moet. Natuurlijk vinden wij echter nog steeds – ik kan het niet vaak genoeg herhalen – dat de internationale gemeenschap tegen de taliban en alle andere terroristische strijders moet knokken. Dat moeten we doen. Nederland heeft dat in Irak en in Afghanistan gedaan. Het is heel redelijk om nu een keer te zeggen dat een ander land het van ons mag overnemen. Dat is wat ik zeg; niet meer en niet minder.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Misschien had de heer Wilders het voorbeeld niet gebruikt als hij wist hoe het is afgelopen met deze talibanleider. Die is namelijk gewoon vermoord. Het hele verhaal van de heer Wilders gaat hier dus de mist in, want ik weet niet welke hardere maatregel je nog moet treffen dan iemand vermoorden.

De heer Wilders (PVV):

Daar gaat het mij helemaal niet om.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, waar het u over gaat – en dat is het trieste – is dat u niet de talibanleider veroordeelt, maar de vrouw. En daar moet u zelf thuis maar eens rustig over nadenken.

De heer Wilders (PVV):

Nee, ik ga nergens thuis rustig over nadenken.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat zou ik u toch eens willen aanraden. Dan had u misschien dit voorbeeld niet genoemd. Ik weet toevallig ook hoe die vrouw erop heeft gereageerd. Dat ga ik hier niet gebruiken, want dan zou ik mijn gelijk naar u halen en die vrouw ook misbruiken. U moet echter heel goed nadenken over wie u nu eigenlijk veroordeelt. Dat is in dit geval de vrouw en die was een slachtoffer. En de man is vermoord.

De heer Wilders (PVV):

Wat ik niet begrijp, is dat die vrouw zich niet als slachtoffer gedraagt en dat zij begrip heeft voor de taliban. Ze heeft begrip voor de taliban en zegt dat ze het beeld wil nuanceren: ze hebben ook respect voor mij gehad, ik kreeg ook thee met koekjes en het verhaal is genuanceerder dan u denkt van een platte verkrachting. Ik verzet mij daartegen! Ik zal het nog sterker zeggen. Ik zal het opnemen voor iedere vrouw die waar dan ook ter wereld, door wie dan ook wordt verkracht. De dader is de schuldige. En op het moment dat ze het goedpraten, zal ik het ook noemen, want dat vind ik onbegrijpelijk.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U neemt het in dit geval echter niet op voor die vrouw, want u valt haar aan en u veroordeelt haar. Deze vrouw heeft gezegd dat er mensen omheen waren die haar hebben opgevangen, en daar mag zij eigenlijk alleen maar dankbaar voor zijn. Als je zoiets overkomt, is het goed dat er andere mensen zijn die je helpen, los van wie of wat ze zijn. U maakt er echter een heel ander verhaal van. U doet alsof ze het leuk vond om kopjes thee te drinken met die talibanleider. Dat heeft ze helemaal niet gezegd. U maakt hier nu een show over het hoofd van een individuele vrouw, die slachtoffer is. Ik raad u toch aan om er thuis nog eens over na te denken.

De heer Wilders (PVV):

Nog geen seconde.

Mevrouw Kant (SP):

Nee, nadenken is iets wat u niet altijd gegeven is, en in dit geval ook niet. Ik vind het nogal wat dat u uw moraal aan iedereen denkt te kunnen opleggen en op basis daarvan een ander denkt te kunnen veroordelen. U hebt nu uw oordeel over deze vrouw. Niemand hier en niemand in Nederland zal verkrachting goedpraten. Niemand. Iedereen zal het opnemen voor vrouwen die waar ook ter wereld verkracht worden, en de daders willen veroordelen. Iedereen; tenminste, iedereen met een beetje normaal moreel besef. U, wij, iedereen. U gebruikt nu echter een vrouw die het is overkomen voor uw politieke gewin en dat is immoreel. Wie bent u, mijnheer Wilders, om te kunnen oordelen over hoe die vrouw vertelt wat haar is overkomen? Hebt u zich wel eens verdiept in wat er psychisch-emotioneel gebeurt met vrouwen die een verkrachting hebben meegemaakt? Als u dat gedaan had, dan wist u dat het iets doet met vrouwen en dat er helaas veel vrouwen zijn die zichzelf daar de schuld van geven. Die vrouwen zijn slachtoffer, hun is iets ergs overkomen. Vrouwen raken daarvan in de war en hebben dat soort rare gedachten. Zij denken: ach, misschien had ik daar niet moeten zijn, dan was het me niet gebeurd; misschien had ik dat contact niet moeten leggen, dan was het niet gebeurd; ik ben ook zelf schuldig. Dat is een psychisch proces dat heel vaak bij vrouwen op gang komt die zoiets overkomt. Ik weet niet of dat in dit geval zo is. U weet het ook niet, maar u denkt daarover te kunnen oordelen. Mijnheer Wilders, wilt u nooit meer oordelen over hoe mensen moeten reageren op het kwaad dat hun is aangedaan? Dat beoordelen mensen zelf wel.

De heer Wilders (PVV):

Nee, dat beoordeel ik ook, of u nu vijf keer aan de interruptiemicrofoon gaat staan of niet. Daar is ook niets immoreels aan. Ik vind het verkeerd dat als iemand wordt verkracht, het op een gegeven moment genuanceerd wordt. Het is een teken. Dat is het punt dat ik heb gemaakt. Ik zal dat iedere keer opnieuw doen als zoiets gebeurt. Verkrachting verdient geen enkele nuancering. Het feit dat het wordt genuanceerd, is kwalijk. Dat noem ik en dat zal ik blijven noemen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Natuurlijk gaat de heer Wilders over zijn eigen betoog, maar ik vraag mij toch iets af. Ik kan de redenering achter dit voorbeeld uitstekend volgen. Dat gaat over de elite. Nou, we hebben vandaag ook weer zo'n elitedag in Nederland: de wolken van de elite, de mist van de elite. Alleen vraag ik mij af waarom de heer Wilders dit voorbeeld neemt, zo'n keihard voorbeeld dat vooral door veel vrouwen hier in de Kamer als keihard wordt ervaren. Waarom dit voorbeeld? Dit leidt af van het punt dat hij eigenlijk wil maken.

De heer Wilders (PVV):

Nee hoor, ik geloof dat het punt nooit zo helder is geweest als nu.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Volgens mij onderschat de heer Wilders zichzelf, want hij had een uitstekend betoog. Laat ik het zo zeggen: ik vind het ontzettend jammer dat zo'n voorbeeld de aandacht afleidt van de goede punten die hij daarna wilde maken.

De heer Wilders (PVV):

Nou, dat is heel sympathiek, maar ik heb die sympathie niet echt nodig, want mijn punt wordt hiermee alleen maar duidelijker. Alle reacties hier in de Kamer, van iedereen die aan de interruptiemicrofoon staat – en iedereen heeft dat goede recht – tonen precies aan: we willen het er liever niet over hebben, het komt een beetje verkeerd uit, het is schande dat je dat gebruikt, praat er maar niet over. Voor mij is dat reden temeer om er wel over te praten.

Voorzitter. Als het goed is, vervolg ik mijn betoog. Je zou verwachten dat Somalische piraten die onze schepen aanvallen onder vuur worden genomen, maar in plaats daarvan halen we ze naar Nederland en geven we ze gratis computercursussen.

Je zou verwachten dat een linkse politicus opkomt voor vrouwenrechten, maar mevrouw Arib, collega van de PvdA-fractie, geeft als advies aan Marokkaanse vrouwen over hoe om te gaan met dominerende mannen: ga de strijd niet aan, die verlies je toch.

Je zou verwachten dat nu we weten dat de schade van die multicul minstens 100 mld. bedraagt, de sluizen voor de massa-immigratie nu wel dicht gaan, maar nee hoor, dit kabinet vestigt een nieuw record met 140.000 nieuwe vreemdelingen; een groep zo groot als de stad Amersfoort en wel in één jaar.

Je zou verwachten dat Boris Dittrich op zijn minst aangifte doet als hij in de Albert Heijn met een mes wordt bedreigd door een nieuwe Nederlander en te horen krijgt: vuile homo. Maar hij zwijgt, want de realiteit van die massa-immigratie doet blijkbaar meer pijn dan welk Marokkaans mes dan ook.

Je zou verwachten dat het zeer progressieve Utrecht opkomt voor de gelijkheid van man en vrouw, maar in plaats daarvan subsidieert het gescheiden loketten, net als vroeger in Zuid-Afrika.

Je zou verwachten dat in het PvdA-bolwerk Rotterdam niet getornd wordt aan de resultaten van de emancipatie. Maar toch, er zijn plannen voor apartheidsvoorstellingen in het theater met speciale plaatsen voor moslima's.

Als er op een islamcongres, zoals een paar weken geleden in Nederland gebeurde, wordt geroepen "islam zal de overhand krijgen" en als daar wordt gezegd "islam staat niet voor vrede maar voor overgave" en als daar klinkt dat de democratie moet verdwijnen en er in Nederland shariarechtbanken, zoals letterlijk is gezegd tijdens dat congres, moeten komen, dan zou je verwachten dat de Nederlandse regering daar keihard afstand van neemt, maar het kabinet zwijgt op zo'n moment. Je zou als logisch denkend mens toch verwachten dat, als blijkt dat al die miljoenen die naar de Vogelaarwijken gaan niet werken – ik citeer uit een onderzoek – "omdat vooralsnog niet kan worden geconcludeerd dat investeringen in barbecues, buurtcomités en buurtregisseurs maatschappelijk zinvol zijn geweest", de stekker eruit gaat? Maar nee, er gebeurt helemaal niets. Het kabinet houdt zijn roze bril op.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Overigens was dat onderzoek met die negatieve uitkomsten een onderzoek van GroenLinks.

De heer Wilders (PVV):

Dat maakt het inderdaad iets minder betrouwbaar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Deze is u gegund.

Nu u zich opwerpt als hoeder van de vrouwenrechten – ik moet zeggen dat ik mij daar als vrouw tot dusver weinig veilig bij voel – vraag ik mij af wanneer u Saudi-Arabië binnenvalt.

De heer Wilders (PVV):

Ik val niemand binnen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wanneer stelt u voor om een grootscheepse boycot tegen Saudi-Arabië in te stellen?

De heer Wilders (PVV):

Dat heb ik al heel lang geleden voorgesteld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daar heb ik u al jaren niet meer over gehoord. Saudi-Arabië is namelijk het land waarin de sharia op staatsniveau is ingevoerd. Vrouwen worden daar systematisch gediscrimineerd en kennen er geen enkele vrijheid. Ik hoor u daar nooit over. Ik hoor u namelijk helemaal niet over landen die ook economische macht hebben. Ik hoor u eigenlijk alleen maar selectief oreren over mensen die veel minder macht hebben.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw Halsema is echt abuis, want ik heb het daar in de Kamer vaak over gehad. Ik heb er vaak over gesproken, in het binnenland en in het buitenland, in dit parlement, maar ook in andere parlementen en elders. In dit Nederlandse parlement zijn denk ik weinig betere vrienden van Israël en Amerika te vinden dan de PVV. Op meer punten, en vooral op één belangrijk punt, heb ik altijd kritiek gehad op de Verenigde Staten, en dat zal ik ook altijd blijven hebben, en dat is dat zij een dubbele agenda hanteren als het gaat om de aanpak van Saudi-Arabië en andere landen. Saudi-Arabië is, samen met Iran en Pakistan, een van de drie landen die niet alleen regionaal maar ook geopolitiek de grootste bedreiging vormen. Nog los van de mensenrechten in dat land, van het geven van steun aan wahabitische stichtingen in Nederland, Canada en de hele wereld, waar de mensen worden volgepropt met een gevaarlijke extremistische ideologie, vind ik dat dit land steviger moet worden aangepakt, ook, mevrouw Halsema, als dat betekent dat het een economische prijs heeft. Dan zijn wij het toch ergens over eens.

Voorzitter. Je zou verwachten dat Ronald Plasterk, ooit een vrijzinnig columnist, opkomt voor vrouwenrechten. Maar onder hem als minister van OCW vinden inburgeringscursussen plaats op basis van sekseapartheid: mannen in het ene lokaal, vrouwen in het andere lokaal. De eerste boodschap die wij geven is: wij buigen voor jullie woestijnideologie.

Je zou verwachten dat Brussel nu eindelijk eens doorheeft dat immigratie een ramp is. Maar nee hoor, een heuse denktank van de Europese Commissie komt tot de conclusie dat Nederland te weinig Marokkanen heeft. Voorzitter, waar zouden wij zijn zonder Europa?

Je zou verwachten dat Wouter Bos, de minister van Financiën, nu wel begrijpt dat wij genoeg problemen hebben, maar hij zegt tegen de Nederlanders: wen er maar aan, het hoort erbij; het hoort erbij dat de islam in Nederland wortel schiet. Daarom gaat hij maar door met het halen van vliegtuigen vol met mensen, vaak uit moslimlanden, die niet kunnen lezen of schrijven. Wouter zegt: dit land kan zo veel analfabeter.

Tijdens de algemene beschouwingen in september sprak ik over de twee Nederlanden. Aan de ene kant de elite, waar ik het steeds over heb, met zijn zogenaamde idealen van de multiculturele samenleving, hoge belastingen, klimaat, islamisering, Brusselse superstaat, ontwikkelingssamenwerking, Antillen... Ik hou er maar over op, want de rillingen gaan mij over de rug. Onze hele grachtengordelelite is in een volledige staat van ontkenning. Alles wat heilig zou moeten zijn, is vloeibaar. Over alles mag worden gepraat. Niets is meer onbespreekbaar. Of het gaat over gelijkheid van man en vrouw – ik gaf net voorbeelden – respect voor homo's, opkomen voor het Nederlands belang, opkomen voor democratie, verzetten tegen sharia: alles mag voor stuntprijzen worden meegenomen.

Ik zeg het nog maar een keer: de islam is naar onze mening een totalitaire ideologie en daarom een bedreiging voor de vrijheid. Wat het kabinet doet, kunnen wij ons niet permitteren: zwijgen, naar het plafond kijken en zwichten. Ik zal nooit zwichten, niet voor honderdduizend doodsbedreigingen, niet voor Al Qaida, niet voor de minister van Justitie en al helemaal niet voor het politieke showproces dat mij te wachten staat. Tegenover die buigende elite staat het Nederland van de mensen die de rekening moeten betalen, letterlijk en figuurlijk. Zij zijn iedere dag opnieuw het slachtoffer van straatterroristen. Zij zijn het slachtoffer van de nog steeds naar bonussen graaiende bankiers. Het kabinet mocht die banken wel redden, maar de vraag is wat het kabinet doet voor deze gewone mensen. Deze mensen verlangen naar een sociaal Nederland. Zij worden eigenlijk nooit door de politieke elite gehoord, maar ronduit uitgelachen. Voor die mensen staat de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik begrijp de overgang niet helemaal. Moet ik nu concluderen dat de economische crisis ook door moslims is veroorzaakt?

De heer Wilders (PVV):

De economische crisis heeft veel oorzaken. Ik zal zeker niet zeggen dat die door moslims is veroorzaakt. Ik heb het bedrag van 100 mld. genoemd dat immigratie ons land heeft gekost. Het CPB heeft het een aantal jaren berekend. In andere landen is daar onderzoek naar gedaan. Ik zou graag willen dat de economische effecten van immigratie in ons land worden onderzocht.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik moest even lachen, want het begint steeds meer op de Tegenpartij te lijken. Die partij zei dat de milieuvervuiling door migranten was veroorzaakt. Even voor mijn duidelijkheid: u zegt dus eigenlijk dat de bankencrisis, waar de economische recessie in eerste instantie uit voortgekomen is, rechtstreeks verbonden is met migranten.

De heer Wilders (PVV):

Nee, dat heb ik niet gezegd. Dat soort onzin zal ik ook niet verkondigen.

Over de punten die ik net noemde, wordt geen verantwoording afgelegd. Het kabinet legt zich neer bij die twee Nederlanden. Nog erger, dit kabinet kiest consequent partij voor het Nederland van de elite en niet voor het Nederland van de gewone mensen. Wie zich afvraagt hoe het komt dat nog maar een op de acht Nederlanders vertrouwen heeft in de politiek, moet kijken naar die twee Nederlanden. Dat is fundamentelere kritiek dan de 82% van de doelen die bereikt schijnen te zijn of de 74 doelstellingen die al dan niet gehaald zijn. Die holle cijfers en al die patserige powerpointpresentaties kunnen niet verbloemen dat achter de papieren realiteit van die glad pratende bestuurskundedoctorandussen met designerbrillen een Nederland schuilgaat dat zich vertrapt en vernederd voelt. Dat is een Nederland dat weet dat het belazerd wordt door een elite die alles goed vindt, zolang de miljoenen maar naar de VPRO, de kunstmaffia en de ontwikkelingshulp stromen.

Het Nederlandse volk is bezig te ontwaken uit een lange linkse nachtmerrie. Deze elite loopt op haar laatste benen. Er tekent zich in Nederland een regenboogcoalitie af die dwars door alle lagen van de bevolking klaar staat om op te komen voor het vertrouwde Nederland. Verandering hangt in de lucht. Ons land hunkert ernaar om een nieuwe toekomst binnen te stappen. Er wordt door dit kabinet totaal geen verantwoording afgelegd over wat de massa-immigratie betekent voor onze economie. Het CPB komt uit op een schade van 100 mln. In Denemarken is becijferd dat het € 300.000 per moslimimmigrant kost. Een rapport in Frankrijk stelt dat de economische groei van Frankrijk met twee derde gereduceerd wordt door de massa-immigratie. De Zweedse econoom Lars Janson schat de schade voor Zweden op 27 mld. dollar. Ook in Noorwegen is het onderzocht. Daar waarschuwen werkgevers dat de opbrengsten van de oliewinning straks helemaal opgaan aan de kosten van de massa-immigratie. Ik vraag het kabinet om daar verantwoording over af te leggen. Veel andere landen hebben het al gedaan en het is niet te veel gevraagd. Onderzoek dat eens. Breng de kosten van de massa-immigratie in beeld, maar dan zonder al die linkse roze wolken. Veel mensen in Nederland willen dat weten.

Wanneer gaan wij eens praten over aanpakken? Wanneer stopt de afdeling pappen en nathouden? Wanneer komt er een einde aan dit kabinet van uitstel en afstel? Wanneer wordt de boodschap van Nederland ook eens gehoord in het grachtengordelpaleis dat het hoofdkantoor van de Partij van de Arbeid is?

Ik zie heus wel dat niet ieder probleem meteen kan worden opgelost. De nachtmerrie van links kan niet in een paar jaar worden hersteld, dat weet ik ook wel, maar wij kunnen in ieder geval een start maken. De volgende generaties moeten, wat mij betreft, kunnen zeggen, en dat is echt ontzettend belangrijk: op dat moment is de eerste stap gezet naar herstel, toen zijn wij begonnen met terugvechten, daar is links gestikt in zijn eigen leugens.

Ik zei het al, niet ieder probleem, niet alle ellende van links kan in een dag worden opgelost. Wij kunnen wel de problemen aanpakken, wij kunnen wel een begin maken. Wij zouden vandaag nog een begin kunnen maken. Laat ik een aantal voorbeelden noemen.

Het probleem: de zorg aan onze bejaarden en zieken holt achteruit. De aanpak: minder managers, meer handen aan het bed en meer geld naar de zorg.

Het probleem: Marokkanen gooien met stenen naar onze politie. Oplossing: oppakken, aanpakken en uitzetten.

Het probleem: onze economie krimpt nog sneller dan de VVD in de peilingen. Aanpak: stop met de linkse hobby's als ontwikkelingshulp, Vogelaarwijken en de publieke omroep en geef de Nederlanders hun eigen geld terug, herstel de vraag en kom met een lastenverlichting.

Het probleem: Brussel krijgt steeds meer te zeggen over ons. Oplossing: de macht terug naar Nederland en de eurocraten in de WW.

Het probleem: de burgers in Nederland worden in toenemende mate bedreigd en beroofd. Aanpak: voer minimum straffen in, hoge minimum straffen opdat criminelen altijd fors worden gestraft.

Het probleem: dit kabinet breekt record na record als het gaat om de massa-immigratie. Aanpak: geen Oost-Europeanen meer toelaten en de grenzen dicht voor immigranten uit moslimlanden, nu!

Het probleem: wij smijten met miljarden en nog steeds verandert het weer niet. Aanpak: aanvaard nu eens dat die kans klein is en geef die miljarden ergens anders aan uit.

Het probleem: de JSF. Welk compromis er ook wordt gesloten, uiteindelijk kost de JSF ons klauwen met geld en de Partij van de Arbeid draait en draait en draait. Aanpak: nog jarenlang doorgaan met de F16.

Het probleem: Rotterdam, de tweede stad van Nederland, heeft in 2012 een allochtone meerderheid. Aanpak: remigratie, remigratie en remigratie. Wat erin kan, kan er immers ook weer uit.

Het probleem: de miljarden die wij uitgeven voor ontwikkelingshulp gaan ten koste van andere uitgaven en lossen helemaal niets op. Aanpak: geen cent naar die oplichterij.

De heer Pechtold (D66):

Sommige dingen klinken wat onwaarachtig. Die aanpak in Rotterdam, hoe wil de heer Wilders dat gaan doen?

De heer Wilders (PVV):

Via de bestaande Remigratiewet.

De heer Pechtold (D66):

Dit betekent dat een x-aantal Rotterdammers op basis van hun herkomst worden aangewezen om niet alleen Rotterdam, maar ook het land uit te gaan?

De heer Wilders (PVV):

Zoals de Remigratiewet nu geldt, zouden wij kunnen bevorderen dat mensen daar op vrijwillige basis gebruik van maken. Daar is niets mis mee. Volgens mij maakte de heer Pechtold zelfs deel uit van het kabinet dat die wet heeft gemaakt.

De heer Pechtold (D66):

De reden is dus dat 50% van de mensen uit Rotterdam ooit uit een ander land naar Nederland is gekomen, hun voorouders, ouders, vader of grootvader. Bij al die andere dingen kan ik mij wel iets voorstellen zoals het langer doorvliegen met de F16, maar hierbij kan ik mij niets voorstellen. Kan de heer Wilders dit kort uitwerken?

De heer Wilders (PVV):

Het is heel simpel. Autochtonen kun je niet laten remigreren, want die komen uit Nederland. Je kunt onder de aandacht van de mensen brengen dat wij een Remigratiewet hebben en dat zij daar gebruik van kunnen maken. Zo simpel is het.

De heer Pechtold (D66):

Dus wij geven gewoon een premie aan een x-aantal Rotterdammers om naar Marokko of Turkije te gaan tot wij weer onder de 50% zitten en dat is dan de oplossing van het probleem?

De heer Wilders (PVV):

Die wet bestaat al. Ik verzin die niet hier.

De heer Pechtold (D66):

Ik vraag wat de heer Wilders wil. Het probleem is dat hij als iets stoers en stevigs zegt, maar de argumentatie iets verder moet gaan of er intellectueel moet worden doorgedacht, er nogal eens iets haakt bij hem. Ik vraag hem om dit voorbeeld uit te werken om erachter te komen wat hij nu precies bedoelt. Een aantal Rotterdammers krijgt dus een brief met de vraag of het niet leuk zou zijn om naar het land van hun grootvader te gaan en de mededeling dat daar een premie op staat. Wij doen dat totdat wij onder de 50% zitten. Is het bij 49% voldoende of moeten wij naar 40% of 30%?

De heer Wilders (PVV):

Het hoeft niet alleen naar het land van de grootvaders. Het kan ook zijn dat mensen naar hun eigen land gaan. Niet iedereen is hier geboren. Wij hebben verschillende generaties allochtonen, zoals u weet. Het mag van mij doorgaan met 49%, want anders kunnen wij de wet na drie weken weer opnieuw in werking laten treden. Wat ik niet acceptabel vind en wat volgens mij vooralsnog half Rotterdam niet acceptabel vindt – in 2012 is dat minder dan half Rotterdam – is dat onze steden in meerderheid allochtoon worden. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Het is nu al het geval bij mensen onder de 21 jaar: 53% in Amsterdam, 51% in Rotterdam, rond de 46% in Den Haag en rond de 38% in Utrecht. Dat zijn de jongeren. Het gaat allemaal over de 50% heen of die kant op. Ik vind dat niet prettig. Ik wil niet in een Nederland wonen waar de steden in meerderheid uit allochtonen bestaan. Daar is niets mis mee; vraag het op straat aan tien mensen en acht mensen zijn het met mij eens.

De heer Pechtold (D66):

U zegt "omdat ik het niet prettig vind". Wat is dan de problematiek daarvan? U doet suggesties en maakt bruggetjes, maar vervolgens maakt u het niet af. Ik vind het zo belangrijk dat u uw xenofobe ideeën ook afmaakt, ook daadwerkelijk durft te zeggen wat u bedoelt te zeggen.

De heer Wilders (PVV):

Ik heb geen xenofobe ideeën. De PVV heeft geen xenofobe ideeën. U mag zeggen wat u wilt, ook als dat heel domme dingen zijn. Dat staat u helemaal vrij.

De heer Pechtold (D66):

Dat laat ik graag aan u over.

De heer Wilders (PVV):

Ik zeg dus: u mag zeggen wat u wilt, ook als dat heel domme dingen zijn. Ik herhaal dat graag nog een keer, maar ik heb het antwoord gegeven dat ik u heb gegeven.

Voorzitter. Het probleem is dat de islam doet alsof het een godsdienst is en profiteert van alle vrijheden in aanpak. Benoem het nu een keer tot wat het is, namelijk meer een ideologie dan een religie. Ik had het al over de buurtcomités. Ik zie dat ik op mijn tijd moet letten, dus ik moet hier en daar wat overslaan.

De conclusie van mijn fractie en van mijzelf is dat er eigenlijk maar één oplossing is: snel nieuwe verkiezingen, snel een nieuwe Tweede Kamer en snel een nieuw kabinet. Het zal de minister-president niet verbazen dat ik daar mijn tekst mee afrond. Mijnheer Balkenende en mijnheer Bos, u kunt beiden best een leuk betoog houden – ik heb ervan genoten – over het uit elkaar gaan van Jan Smit en Yolanthe, maar echt goed leiding geven aan dit land kunt u niet. Ik zou zeggen: pak uw biezen, vertrek en kom nooit meer terug.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Het overkomt ons waarschijnlijk allemaal wel eens dat wij van tijd tot tijd worden geconfronteerd met overheidscampagnes. Dat overkwam mij dit weekend met de campagne Blijf Positief. Ik had er eerlijk gezegd nog nooit van gehoord, maar het is een campagne die in 2007 is gestart door het ministerie van SZW met als doel om burgers meer grip te laten krijgen op hun eigen financiën. "Blijf positief" slaat dan, zo heb ik begrepen, op het banksaldo. Burgers krijgen tips om op een verantwoorde manier met hun financiën om te gaan en schulden te voorkomen. Juist in deze economische tijd lijkt mij dat geen overbodige luxe.

"Blijf positief" valt niet mee in deze tijden. De cijfers – denk aan de economische groei, de werkloosheid, de staatsschuld – spreken wat dat betreft voor zich, zeker in vergelijking met de cijfers waarover wij vorig jaar spraken. De redenen daarvoor zijn bekend, maar daarmee zijn de cijfers niet minder indrukwekkend. Vooral het feit dat mensen hun baan en daarmee hun zekerheid verliezen, is een pijnlijke zaak. In de vele debatten die wij de afgelopen maanden over de financieel-economische crisis hebben gevoerd, heeft mijn fractie waardering uitgesproken voor de wijze waarop het kabinet heeft gereageerd op de sterk gewijzigde economische situatie in de afgelopen maanden. Niet overspannen, maar rustig en doelgericht is gezocht naar antwoorden op de crises waarmee wij te maken kregen, uitmondend in een crisispakket dat naar onze mening de toets der kritiek goed heeft doorstaan. Nu moeten de voorgenomen maatregelen wel met gezwinde spoed in de uitvoering gaan. Wij weten dat al een deel in werking is gezet als het om uitvoering gaat, maar er moet ook nog heel wat gebeuren. Kan het kabinet aangeven hoever het daarmee is? Hoe staat het bijvoorbeeld met de crisis- en herstelwet en met de voorgenomen plannen om scholen te renoveren en nieuw te bouwen, de morele agenda en noem maar op?

Nu er concrete maatregelen zijn genomen of voorgenomen, lijkt de tijd aangebroken voor een meer fundamentele bezinning op de oorzaken van de crisis. Wij hopen hierover binnenkort op initiatief van de SP-fractie een breder debat te voeren. Laat ik er nu alvast het volgende over zeggen. De schuldvraag lijkt bij het systeem of bij de mens te worden gelegd. De ChristenUnie zoekt de oorzaak echter op een ander niveau. Het moreel kapitaal is zoek in de samenleving, zo stelt ons Eerste Kamerlid Roel Kuiper in een recentelijk verschenen boek. Met dat morele kapitaal doelt hij op het belang van sociale verbanden, die ons vertrouwen geven. Ik zeg het hem na. Dit vertrouwen is verstoord geraakt doordat de afgelopen jaren het kiezende en kopende individu de norm was en collectieve instituties onder druk kwamen te staan. Inmiddels kijkt de samenleving weer naar die instituties, als mogelijke beschermers van gemeenschappelijke en individuele belangen. Dit vereist een heroriëntatie op de maatschappij en op deze instituties. Een samenleving als morele gemeenschap bestaat bij de gratie van het vermogen van mensen om er te zijn voor elkaar, elkaar beloften te doen en een verbond met elkaar aan te gaan. Zo ontstaan vitale gemeenschappen. In de zoektocht naar een nieuwe ordening moet dit streven voorop staan, wat de ChristenUnie betreft. Dat vraagt wel om een nadere concretisering en daar moeten wij het over twee weken maar eens over hebben. Het gaat dan om onderwerpen als duurzaamheid, topinkomens, maatschappelijk verantwoord ondernemen, het handvest burgerschap en noem maar op. Sommige woordvoerders hebben daarvan in hun bijdragen voorbeelden gegeven.

De heer Pechtold (D66):

Het is een initiatief van de Kamer en daarmee erg belangrijk. Maar wij zijn dit weekend getuige geweest van een onverkwikkelijk meningsverschil tussen de heren in vak-K, waar systeem en mens naast elkaar zitten, zoals u het zojuist uitdrukte. Uw vicepremier deed er vanochtend nog een schepje bovenop door te zeggen dat het allemaal maar een hype was. Mijn stelling is dat wij in de top van het kabinet toch wel één lijn moeten hebben, om uit de crisis te kunnen komen. De analyse moet toch op zijn minst worden gedeeld. Gaat u oliemannetje spelen of gaat u partij kiezen? Bent u het op zijn minst met mij eens dat de heren in vak-K hun verdere analyses misschien moeten staken en een keuze moeten maken?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik wil maar één ding, namelijk dat wij hier met elkaar inhoudelijk verder over spreken. Daarom heb ik mij van harte aangesloten bij het initiatief dat mijn collega Kant heeft genomen om daarvoor eens wat ruimer de tijd te nemen in de Kamer. Uiteraard gaan wij dan ook in gesprek met het kabinet. Het gaat dan om fundamentele vragen als: wat zijn de oorzaken van wat er in de afgelopen maanden echt fundamenteel fout is gegaan? Liggen die bij de mens of bij het systeem? Laten wij dat maar eens als uitgangspunt nemen om er verder over te spreken. De ChristenUnie heeft daarover zeker opvattingen.

De heer Pechtold (D66):

Terecht hoor ik mevrouw Halsema nu opmerken: een systeem, dat zijn mensen! Mensen organiseren iets en kunnen zich niet verschuilen achter een systeem. Dat u de Kamer roemt, is fantastisch, maar wij roemen niet onszelf. Ik heb een probleem met het kabinet, waarvan de twee leiders doen alsof het verkiezingstijd is – dat is bij hen al twee jaar lang het geval en wij krijgen straks nog de gemeenteraadsverkiezingen, daarna die voor provinciale staten en dan hopelijk nog een keer de echte verkiezingstijd – wanneer zij zeggen: dit soort elementaire verschillen in denken moeten kunnen bestaan. Onzin. Ik wil een kabinet dat één analyse geeft. Ik hoop dat u mij daarin steunt en dat wij de heren ertoe dwingen om straks in eerste termijn met een verhaal te komen en niet op elkaars stukken te reageren, onder het mom van: dat mag hij zeggen, want hij is christendemocraat, maar ik ben sociaaldemocraat. Neen, zij zitten samen in de regering en moeten één verhaal hebben. Uw vicepremier moet zich daarin niet nog een derde rol laten aanmeten. Hij moet ervoor zorgen dat die twee heren daar naast elkaar in vak-K het samen gaan oplossen.

De heer Slob (ChristenUnie):

En de heer Pechtold moet volgens mij zijn mogelijkheden gebruiken om gewoon inhoudelijk te spreken. Ik weet dat die rol u heel goed ligt: een beetje stoken, proberen verschillen wat op te blazen en op die manier een beetje reuring veroorzaken. Dat hoort allemaal bij uw rol en u doet dat soms echt heel erg goed, soms ook wat minder. Maar als het om dit fundamentele punt gaat, denk ik dat wij met elkaar een goede afspraak hebben gemaakt. Laten wij er tijd voor nemen. Laten wij er een debat van maken waar wij als fractievoorzitters aan mee zullen doen. Laten wij dat oppakken en dan met elkaar verder spreken. Ik heb er een klein aanzetje voor gegeven. Ook in andere debatten die wij hebben gevoerd, heb ik uiteraard geprobeerd verder te kijken dan alleen de maatregelen die genomen moesten worden. Wat het woord systeem betreft: u weet dat wij dit ook wel eens gelijkstellen aan het woord structuur. Zit het in structuren? Zit het in mensen? Laten wij het daarover met elkaar hebben.

De heer Pechtold (D66):

Ik neem dit kabinet kwalijk dat toen er een Europees rapport lag waarin Europees toezicht werd bepleit, minister Bos dat als eerste uit zijn handen liet vallen. Dat is wel degelijk een oplossing die het kabinet had kunnen pakken. Nu verwijst u alleen naar wat de Kamer gaat doen. Ik zou willen dat wij het kabinet nu eens scherp krijgen en dat het dat Europees toezicht gaat regelen, zo als De Larosière voorschreef. Het kabinet zet niet alleen niet in op het wenselijke. Het laat zelfs het haalbare vallen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb niet zoveel toe te voegen aan wat ik net heb gezegd. Ik vind dat wij onze eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Als wij dat doen, spreken wij uiteraard ook met het kabinet. Dat zal als het goed is in een debat zijn dat wij met het kabinet gaan voeren.

Als wij naar het doel van deze Verantwoordingsdag kijken, staat wat ons betreft het verkrijgen van vertrouwen centraal, het vertrouwen dat de goede dingen op een goede manier zijn uitgevoerd. Concreet gezegd is de vraag of het kabinet doet wat het heeft beloofd en of het effectief is. Er is traditioneel, ook nu weer, heel veel discussie over de vraag of wij het kabinet wel goed controleren, ook op grond van het materiaal dat het ons aanbiedt over de resultaten van waar het mee bezig is. Ik heb niet zo veel behoefte om op dit punt nog heel veel toe te voegen aan wat er in de afgelopen uren al over is gezegd. Wij moeten ervoor oppassen dat het debat niet alleen daarover gaat.

Wij waarderen het als positief dat dit kabinet – dat is daarvoor nog nooit eerder gebeurd – zich zelf ook verantwoordt voor de uitvoering van het coalitieakkoord. In de jaren hiervoor kreeg de Kamer alleen de jaarverslagen en de rapporten van de Algemene Rekenkamer daarover. Het kabinet verantwoordt zich. Dat is dus een extraatje dat wij krijgen. Uiteraard kan iedere fractie dat zelf wegen, haar eigen beoordeling geven van hetgeen zij de afgelopen maanden heeft zien passeren en bepalen hoe dat zich verhoudt tot gemaakte afspraken. Het probleem bij de beoordeling van het kabinet – ik sluit mij aan de oplossingsrichtingen die al zijn genoemd met betrekking tot de aansluiting van het beleidprogramma bij de begroting – vind ik dat op het moment dat iets in uitvoering is, dat nog niets zegt over de kwaliteit van de uitvoering en de vraag of je daarmee daadwerkelijk bereikt wat je hebt beoogd. Daar zou ik toch wat meer verdieping in willen hebben, maar laten wij dat verder bespreken in de commissie voor de Rijksuitgaven.

De toenemende aandacht voor de verantwoording heeft wel gewerkt. Mevrouw Hamer heeft er een voorbeeld van genoemd. Wij hebben een aantal jaren gesproken over de wijze waarop Defensie met zijn begroting bezig was. Er liep een bezwaarprocedure. De Algemene Rekenkamer heeft die nu geschrapt. Ook de druk vanuit de Kamer heeft daarbij geholpen. Graag nu wel aandacht voor de departementen waar dat nog niet het geval is.

Mijn fractie is tevreden over de wijze waarop het kabinet in algemene zin met de gemaakte afspraken in coalitieakkoord aan het werk is gegaan. Ook uit een zelfgemaakte inventarisatie blijkt dat er inmiddels veel op de schop is genomen, maar wij zijn er nog niet. Van achterover leunen, kan geen sprake zijn. Ik heb overigens niet de indruk dat het kabinet dat van plan was. Graag houden wij de bewindspersonen scherp en moedigen wij hen aan om de afgesproken doelstellingen in beeld te houden. In dat licht moet mijn volgende vragen en opmerkingen worden geduid. Ik heb me gezien mijn beperkte spreektijd beperkt tot de onderwerpen duurzaamheid en zorg voor wat kwetsbaar is.

Allereerst ga ik in op duurzaamheid. Ik heb vaker gezegd dat wij tevreden zijn met de aandacht die het kabinet wil geven aan duurzaamheid. Dat was hard nodig. Ook in de debatten over de financieel-economische crisis is het belang van inzetten op duurzaamheid door velen, ook door ons, onderstreept. Ik heb geen twijfels over de inzet van het kabinet op dit punt. Er staat ook al het een en ander op de rails. Het is wel goed om halverwege de rit onder ogen te zien dat wij nog een heel lange weg hebben af te leggen, zeker ook vanwege de hoge doelen die wij ons gesteld hebben die zelfs over deze kabinetsperiode heengaan. Ik ga ervan uit dat het kabinet zich daarvan bewust is en dat wij voor de komende twee jaar een verhoogde inzet op de uitvoering zullen zien.

Het moet mij wel van het hart dat wij het betreuren dat duurzaamheid niet als een zwaarwegend criterium is meegenomen bij alle inkopen van het Rijk. De regel bleek helaas niet op te gaan toen The Royal Bank of Scotland als nieuwe huisbankier van de Nederlandse Staat werd uitverkoren. Dat is een bank die niet bepaald bekend staat om zijn maatschappelijk verantwoorde activiteiten. Criteria op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen hebben geen rol gespeeld bij de keuze voor The Royal Bank of Scotland, bekent ook het kabinet in antwoord op schriftelijke vragen van mijn fractie. Wij betreuren dit omdat het hier gaat om een voorbeeldfunctie van de overheid. Nu het Rijk een goede klant is geworden – wij spreken over 66 miljoen betalingstransacties op jaarbasis, dat is niet niets – moet wat ons betreft het kabinet zijn positie kunnen aanwenden om maatschappelijk verantwoord ondernemen onder de aandacht te brengen bij deze bank en deze ertoe bewegen hier meer werk van te maken. Kan het kabinet dat doen en daar straks uiting aan geven?

Versterking van het openbaar vervoer is onlosmakelijk met duurzaamheid verbonden. Ook op dit gebied zijn wij blij met de afgesproken groeiambitie van 5%. Die is ongekend. De ChristenUnie hamert al heel lang op het belang van extra investeringen in het spoor, zoals extra stations en nieuwe inhaalsporen. Dat zal de belangstelling voor, en de kwaliteit van het openbaar vervoer alleen maar versterken. Maar in de verantwoordingsstukken valt ons op dat voor autowegen wél nagenoeg het bedrag is uitgegeven dat ervoor is begroot. Veel projecten zijn sneller in uitvoering gekomen. Dat is op zich prima. Maar voor het spoor is per saldo veel minder uitgegeven dan is begroot. Een groot gedeelte van de onderbesteding zit bij de post aanleg. Daartoe behoren onder meer alle nationale sleutelprojecten, maar ook de aanleg van kleine stations, iets waarvoor mijn fractie al verscheidene malen aandacht heeft gevraagd. Ook de aanpak van het spoor tussen Utrecht en Arnhem en tussen Amsterdam en Almere is vertraagd. Het laatstgenoemde traject is zelfs een Randstad Urgentproject. Wat gaat het kabinet hieraan doen? Kan het zeggen wat er in de afgelopen maanden aan spoor is opgeleverd? Is het kabinet bereid er bij het spoor een tandje bij te zetten, met name bij de door mij zojuist genoemde projecten? Wij houden namelijk de hoge doelstelling graag in beeld.

Met het crisisakkoord is besloten om tijdelijk geen nieuwe gronden aan te kopen voor de ecologische hoofdstructuur. Hierover hebben wij een aantal weken geleden gedebatteerd. Dit betekent natuurlijk niet dat wij niet kunnen doorgaan met de inrichting en de realisatie van de ehs. Provincies hebben hiervoor geld gekregen en er ligt nog genoeg inrichtingswerk te wachten. Volgens ons kan dit ook bijdragen aan het draagvlak voor de ehs. Tot nu toe werd er namelijk wel erg veel aangekocht, maar bleef de inrichting achter. Ik hoor graag de toezegging dat het kabinet hierop gaat inzetten, in samenwerking met de provincies.

In economisch zware tijden zijn het vaak de zwakkeren in de samenleving die het eerst de negatieve gevolgen ondervinden; werkloosheid, geen baanperspectief voor arbeidsgehandicapten, ouderen die hun pensioen zien verdampen. In 2008 leek het nog de goede kant op te gaan. De werkloosheid daalde snel en wij zagen echt spectaculaire cijfers langskomen. Dit gold echter niet voor de cijfers over arbeidsgehandicapten. Zelfs in het "gouden jaar" 2008 kwamen er nauwelijks meer oude en jonge arbeidsgehandicapten aan de slag. Wat zegt dit over de arbeidsmarkt? Staat die wel open voor mensen met een beperking? Er moet, zo denken wij, een mentaliteitsslag plaatsvinden op de arbeidsmarkt. Het moet normaal worden dat mensen met en zonder beperking naast elkaar werken in een bedrijf. Daarvoor is meer nodig dan alleen een subsidiemaatregel, hoe belangrijk die ook is. Erkent het kabinet het belang van een mentaliteitsverandering en, zo ja, hoe gaat het die dan bewerkstelligen?

Ik vraag in dit verband ook aandacht voor de uitwerking van een motie die ik samen met mijn collega's Van Geel, Hamer en Van der Vlies heb ingediend tijdens het debat over het crisisakkoord van 26 maart jongstleden In deze motie vragen wij de regering, te bevorderen dat in het kader van de aanpak van jeugdwerkloosheid bijzondere aandacht wordt gegeven aan de Wajong'ers en de doelgroep van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Mijns inziens is dit hetzelfde punt dat de heer Pechtold aan de orde stelde in een interruptie tijdens het betoog van mevrouw Hamer. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? Die moet niet op de plank blijven liggen. Dat geldt voor iedere motie, maar voor deze in het bijzonder.

Een heel ander onderwerp waarvoor ik aandacht wil vragen is de Pre-implantatie Genetische Diagnostiek, ook wel PGD genoemd. Daarover hebben wij vorig jaar behoorlijk uitgebreid gedebatteerd. Ik zie de heer Rutte al knikken; hij heeft zich daarmee toen persoonlijk beziggehouden. In de jaarverslagen wordt uitgebreid ingegaan op de PGD. Het blijft echter nog wat onduidelijk hoe uitvoering wordt gegeven aan een coalitieafspraak om onderzoek naar behandelingsmogelijkheden met gebruikmaking van volwassen stamcellen, krachtig te stimuleren. Wij kennen allemaal de verheugende berichten over de successen die hiermee recent zijn geboekt. Ik noem de resultaten van het Hubrecht Instituut in Utrecht. Daar is men erin geslaagd om darmweefsel uit volwassen stamcellen te kweken. Ik krijg graag meer duidelijkheid over deze afspraken en hoe die worden uitgevoerd.

Ik vraag ook aandacht voor de gemaakte afspraken om palliatieve zorg te verbeteren en te versterken. Wij vinden het fijn om te lezen dat het aantal zorgplaatsen voor palliatieve zorg met 14% is gestegen. Er is voor geknokt om juist op dit punt resultaten te bereiken. 14% is een behoorlijk grote stijging. Wij lezen dat het kabinet voornemens is om de subsidieregeling palliatieve terminale zorg verder aan te passen. Ik vraag het kabinet om erop in te zetten dat het aanbod van deze zorgplaatsen verder wordt uitgebreid en dat de toegankelijkheid voldoende wordt gewaarborgd.

Door de invoering van verschillende maatregelen ligt het kabinet toch op koers met betrekking tot de doelstelling om het aantal mantelzorgers en vrijwilligers substantieel uit te breiden. Dat doet ons deugd, want wij hadden daar zorgen over, die ik bij de algemene politieke beschouwingen nog heb geuit. De aandacht die wij hieraan hebben geschonken, heeft dus iets opgeleverd, denk ik. Zoals men weet, is bij de algemene politieke beschouwingen van september ook een aantal aanvullende maatregelen in gang gezet, onder andere de vrijwilligersverzekering. Misschien hebben deze hieraan eveneens een zetje gegeven.

De heer Pechtold (D66):

Ik dacht dat de heer Slob nog wel wat langer zou stilstaan bij het vorige punt, dat van de medisch-ethische agenda. Deze vormt geen apart doel onder de 74 doelen, maar als de heer Slob een kleur, zo'n smiley, zou moeten geven aan deze agenda, wordt het dan rood of groen als het aan de ChristenUnie ligt?

De heer Slob (ChristenUnie):

Hierover hebben wij een groot aantal afspraken gemaakt, waaruit ik drie punten heb gelicht. Met zeer veel vreugde constateer ik dat er uiteindelijk een stevige groei plaatsvindt in het aantal zorgplaatsen in de palliatieve zorg. Uit de kleurdoos van het kabinet hoort daarbij volgens mij de kleur groen. Een ander onderwerp dat ik even naar voren wil halen betreft de opvang van tienermoeders. Zoals de heer Pechtold weet, heeft de ChristenUnie zich heel sterk gemaakt voor deze opvang, die wij ontzettend belangrijk vinden. Dat was niet eenvoudig. Wij hebben hierin bij de behandeling van de begroting van VWS met steun van de coalitiegenoten via amendementen uiteindelijk resultaat kunnen boeken. Ook daaraan geef ik dus de kleur groen. Ik vond het zelfs erg plezierig om te merken dat de minister-president in zijn verantwoordingsbrief, waarin hij een aantal voorbeelden geeft maar niet zo veel, de tienermoeders apart noemt. Dit is in een gezonde wisselwerking tussen Kamer en kabinet tot stand kunnen komen.

Als het gaat om de palliatieve zorg en de tienermoeders, moeten wij echter niet denken dat wij er zijn. De inzet moet onverminderd hoog zijn. Het is mij nog wat onduidelijk wat er op dit moment concreet gebeurt op het gebied van de volwassen stamcellen en het stimuleren van onderzoek daarnaar. Daarvoor deel ik dus nog maar geen kleur uit. Het staat op de agenda en wij hebben er afspraken over gemaakt. Ik krijg graag een reactie van het kabinet op dit punt.

De heer Pechtold (D66):

Ik stel tevreden vast dat de ChristenUnie groen geeft als het gaat om de medisch-ethische agenda. In het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie werd gesproken over terugdraaien van de abortuswet en terugdraaien van de euthanasiewet. Ik weet nog dat wij het hadden over het onder de abortuswet brengen van de overtijdbehandeling. Al die zaken hoor ik de heer Slob niet meer noemen. De komende twee jaar kabbelt het dus rustig voort. Dat er hier en daar nog een subsidietje wordt gegeven, vind ik prima. Ik denk ook dat palliatieve zorg prima is, maar niet als alternatief voor euthanasie. Ook daarop zet de heer Slob niet door. Die hele medisch-ethische agenda laat hij dus rusten. Daarmee zetten wij samen de agenda op groen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Je valt toch altijd even stil bij de wijze waarop de heer Pechtold probeert om zijn eigen agenda te ontrollen. Dat doet hij nu op een niet heel frisse manier. Als ik vijftien minuten krijg om het volledige kabinetsbeleid te beoordelen, begrijpt iedereen natuurlijk dat ik niet de volledige medisch-ethische agenda ga behandelen. Ik heb daaruit dus een keuze gemaakt. Er zijn zaken waarvan ik zeg dat het goed is dat ze gebeurd zijn, hoewel er nog meer moet gebeuren, en zaken waarvan ik zeg dat wij nog een tandje bij zouden willen zetten.

Over de hele kwestie van de overtijdbehandeling heeft de Kamer een brief gekregen. Deze zal nog nader aan de orde worden gesteld. Wij zijn zeer tevreden over de wijze waarop deze afspraak uiteindelijk verder in regelgeving wordt omgezet. Daarmee wordt namelijk uitvoering gegeven aan de gemaakte afspraak.

Uiteindelijk moet ik het kabinet nu niet op basis van ons volledige verkiezingsprogramma beoordelen, maar op basis van de afspraken die wij met elkaar hebben gemaakt. Dat is voor een coalitiepartij een faire manier van omgaan met het kabinet. Ik weet dat de partij van de heer Pechtold daarmee misschien wel eens moeite had in het verleden, maar zo ga je met elkaar om. Ik overvraag dus niet. Ik ga geen dingen aan het kabinet vragen terwijl wij een misschien wat beperktere afspraak hebben gemaakt aangezien het een afspraak voor maar vier jaar betrof.

De heer Pechtold (D66):

De heer Slob overvraagt zeker niet. Ik gaf hem alle ruimte. Ik vroeg welke kleur hij aan de medisch-ethische agenda van dit kabinet geeft. Vervolgens heeft hij een paar voorbeelden gekozen, waaraan hij de kleur groen geeft. Ik mag vaststellen dat zaken waarvoor hij gepleit heeft in zijn verkiezingsprogramma, zoals het terugdraaien van abortus en euthanasie, maar ook zaken die hij in het coalitieprogramma heeft gekregen zoals het onder de abortuswet brengen van de overtijdbehandeling, allemaal doorkabbelen. Daarover hoef ik me dus geen zorgen te maken, want als de ChristenUnie nu nog met wetgeving wil beginnen, dan haalt zij het daarmee niet meer voor half 2011. Dat is dus prima. De heer Slob keert zich ervan af. Hij houdt tegenover zijn achterban zijn verhaal staande, maar het kabinet houdt wat mij betreft de poot stijf. Dat is ook wat ik verwacht had van de staatssecretaris van Volksgezondheid. Zij heeft die uitspraak ook gedaan. Ik ben blij dat de PvdA deze medisch-ethische agenda wat dat betreft op een goede manier bewaakt.

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Pechtold gaat door met zijn, in mijn ogen wat onfrisse manier van reageren. Het is echter zijn goed recht om zijn eigen woorden te kiezen. Over de overtijdbehandeling zijn er afspraken gemaakt die de juridische borging volgens mij afdoende regelen. Hiervoor is dus geen aparte wetgeving nodig, dat kan ook op een andere wijze. Ik begrijp echter dat de heer Pechtold de brief niet eens gelezen heeft.

Ten aanzien van onze problemen met euthanasie en abortus merk ik op dat wij vonden en nog steeds vinden dat je niet altijd direct de meest vergaande alternatieven moet bedenken. Er zijn ook andere mogelijkheden om mensen die in problemen verkeren te helpen. Daarom hebben wij in de Kamer keer op keer aangedrongen op palliatieve zorg. Wij kregen geen voet aan de grond. Het leek er even van te komen. Het kabinet-Balkenende II nam een passage op in het coalitieakkoord met dank aan minister Zalm, zoals wij allemaal weten. Een en ander is echter niet uitgevoerd. Ik constateer dat er nu iets verandert en ik ben blij dat er een groei is van het aantal plaatsen voor palliatieve zorg. Ik tel mijn zegeningen, een voor een. Dit is een heel goede als je kijkt naar wat er de afgelopen jaren geknokt is om dit te realiseren. Dat geldt ook voor de tienermoeders. Het was haast onmogelijk om geld te krijgen voor de speciale opvanghuizen van tienermoeders. Wij hebben ervoor geknokt en uiteindelijk is het gelukt om huizen die zelfs op het punt stonden om gesloten te worden omdat er geen geld meer was, open te laten. Ik zeg wel tegen het kabinet: ga door, want er is nog veel meer nood op dat terrein.

De heer Rutte (VVD):

Ik denk dat de heer Pechtold wel een punt heeft. Misschien mag ik het volgende onderstrepen en aan de heer Slob voorleggen, want het gaat nu wat verloren in het debat. Palliatieve zorg? Tot je dienst, het is heel goed dat er palliatieve zorg is en dat eraan gewerkt wordt. Echter, de kernvraag is – hierover ging volgens mij de discussie met de heer Pechtold – of palliatieve zorg een alternatief mag worden voor euthanasie. Hiervan zal mijn fractie zeggen: nee, ze moeten naast elkaar bestaan; mensen moeten hierin een keuze hebben.

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Rutte zegt: palliatieve zorg is goed, tot uw dienst. Ik constateer echter wel dat er in al die jaren dat de VVD in de regering zat – even los van de poging van de heer Zalm om het in het coalitieakkoord op te nemen, wat wij zeer hebben gewaardeerd – helemaal niets mee gebeurd is. Nu gebeurt er wel iets mee. Hoe belangrijk heeft de VVD het dan gevonden in de afgelopen jaren? Ik ben blij dat mensen die in de stervensfase verkeren, gebruik kunnen maken van goede zorg. Als er echt alternatieven zijn – wij hebben dit ook gezien in andere landen waar hiernaar onderzoek is gedaan – heeft dit ook een effect heeft op de wens om te sterven. Als je een goed alternatief hebt en gebruik kunt maken van deze zorg, pak je dat ook. Gelukkig komen hiertoe steeds meer mogelijkheden.

De heer Rutte (VVD):

Ik denk dat geen zinnig mens tegen palliatieve zorg is. Als het vorige kabinet er te weinig aan gedaan heeft, had het er misschien meer aan moeten doen. Laten wij het er echter met elkaar over eens zijn dat het belangrijk is dat deze zorg er is. De zorg die bij mijn partij bestond toen de ChristenUnie toetrad tot de coalitie was dat palliatieve zorg in toenemende mate een alternatief zou worden voor euthanasie, gegeven de standpunten van de partij van de heer Slob ten aanzien van euthanasie. Deze zijn zeer te respecteren, maar het zijn niet mijn standpunten. Wij stellen met elkaar vast dat palliatieve zorg bestaat naast euthanasie en niet in de plaats ervan komt. Dat was wel een zorg van veel partijen toen de ChristenUnie tot het kabinet toetrad.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij strijden niet tegen wetten, maar proberen in de Kamer, met name op deze punten, burgers een breed aanbod te geven en in te zetten op wat de afgelopen jaren de ontbrekende schakels zijn geweest in de zorg die jonge zwangere vrouwen nodig hebben en in de zorg die mensen nodig hebben die in de stervensfase verkeren. Nogmaals, wij zien een ontwikkeling – ik constateer dit ook op basis van de verslagen die wij gekregen hebben – die hiervoor nog nooit heeft plaatsgevonden. Daar ben ik dankbaar voor, al ligt ons perspectief verder weg. Wij zullen stap voor stap verder moeten kunnen komen.

Ik ga afsluiten. Ik ben mijn bijdrage begonnen met de campagne Blijf Positief. Ik gaf al aan dat positief blijven in een tijd van economische en financiële crisis niet altijd even makkelijk is, niet voor burgers en ook niet voor de overheid. Juist in zo'n tijd mag je van de overheid verwachten dat er leiding wordt gegeven, dat doelgericht en met overtuiging wordt gewerkt, dat burgers kunnen vertrouwen op een overheid die de samenleving ordent en onderhoudt. Zoals ook de Bijbelse opdracht luidt: de overheid staat in dienst van God ten goede van de mensen. Dat is een grote en verantwoordelijke opdracht, ook voor dit kabinet. Daarom moet men niet weglopen, maar juist de hand aan de schop slaan en aan het werk gaan. Bij het invullen van deze grote verantwoordelijkheid wenst de fractie van de ChristenUnie het kabinet Gods onmisbare zegen toe.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Zoals al gebeurde in eerdere verantwoordingsdebatten, dreigt ook dit te ontaarden in een nogal richtingloos debat, waarbij vooruitgekeken wordt, teruggekeken wordt, en het over alles en niets gaat. Laat ik maar als eerste duidelijk maken dat dit in gang is gezet door een kabinet dat van zijn eigen Verantwoordingsdag vooral een ontduikingsdag maakt, door vage prestatiemetingen te verwarren met openbare controle.

Ik wil in mijn inbreng twee zaken aan de orde stellen. Als eerste maak ik een aantal opmerkingen naar aanleiding van het artikel van de premier in NRC Handelsblad. Laat ik direct ronduit zeggen dat de fractie van GroenLinks waardering voor het initiatief heeft, waardering voor de pogingen om het debat opnieuw te ideologiseren en daardoor ook het politieke primaat te versterken. Wij vinden ook dat er een aantal goede voorstellen in het artikel worden gedaan. Ik noemde al de versterking van de positie van de zzp'ers, maar wat mijn fractie ook heel erg aanspreekt, en waarover ik zo dadelijk wellicht een motie zal indienen, is de introductie van een midterm leerrecht, waarbij mensen de mogelijkheid wordt geboden om halverwege hun leven een aantal jaren terug naar school te gaan. Het tweede punt dat ik aan de orde stel, is de beoordeling van de verantwoording door het kabinet.

Als eerste spreek ik over de verhouding tussen markt, staat en burger. Ik ben het eens met iedereen die zegt dat er alle aanleiding is, gezien de grote economische crisis, om de verhouding tussen markt en burger opnieuw en indringend aan de orde te stellen. Ik moet wel bekennen dat zeker met de pavlovreactie van de Socialistische Partij op dit punt het dreigt te ontaarden in een afrekening met Paars. Daar vind ik het onderwerp eerlijk gezegd te belangrijk voor. Ik vind dat de premier gelijk heeft: niet altijd is de markt slecht. Het moet niet te makkelijk worden gezegd. Zeker in het Europese, traditionele, Rijnlandse model heeft de markt altijd redelijk goed gefunctioneerd. Maar – het is in de Kamer al een aantal keer opgemerkt – ook in Nederland en Europa rukt de Angelsaksische economie snel op: een vechteconomie met een eenzijdige nadruk op winsten, economische groei en productiviteit. Dat dreigt andere waarden te verdringen die wij in Europa en in Nederland altijd heel belangrijk hebben gevonden, zoals arbeidsparticipatie, onderlinge samenwerking, ontspannenheid of een beter verdeling tussen arbeid en zorg.

Ik vind wel vind dat de premier doorslaat in zijn verdediging van de markt. Ik ben het eerlijk gezegd eens met Marcel van Dam eens, hoewel ik het meestal liever met hem oneens ben. Hij schrijft in de krant van vandaag dat de premier wel vindt dat de markt deugden produceert zoals tolerantie en sociaal gevoel, maar dat hebzucht en graaicultuur, ook elementen van de markt, opeens niet bij de markt horen, maar het effect zijn van menselijk falen. Laat ik maar als eerste zeggen dat ik de tegenstelling tussen marktfalen en menselijk falen nogal onzinnig vind. Het functioneren van markten is mensenwerk, marktfalen is menselijk falen. Ik ben het meer eens met minister Bos, die zegt dat er naast individuele fouten ook systeemfouten zijn gemaakt. Ik denk dat dat inderdaad het probleem is. Als je kijkt naar de oorzaken van de huidige crisis, kun je zeggen dat die veroorzaakt is door individueel, immoreel gedrag van bijvoorbeeld bankdirecteuren en managers, maar dat er ook sprake is van een tekort aan regulering van de markt. Dit geldt niet alleen voor de financiële markten. Er is ook een tekort in het afdwingen van moreel gedrag op de markt. Ik zei het al bij interruptie: bij het ontbreken van politieke regulering, hebben de afgelopen decennia free riders volop hun gang kunnen gaan, niet gehinderd, bijvoorbeeld op de financiële markten, door effectief toezicht of effectieve controle, maar ook onvoldoende gehinderd door politici en wetgevers die geen harde, ethische, sociale en groene grenzen stelden aan de ongebreidelde groei.

De premier lijkt hiervoor een blinde vlek te hebben. Dat is eigenlijk mijn belangrijkste punt van kritiek op zijn betoog. Hij heeft er een blinde vlek voor dat er een grote politieke verantwoordelijkheid is voor de ongebreidelde groei van de afgelopen jaren die onvoldoende gehinderd werd door bijvoorbeeld ethische grenzen. Er mogen geen winsten gemaakt worden over de ruggen van kinderen, slaven of uitgebuite arbeiders. Dat lijkt mij een norm die wij in Europa en Nederland altijd moeten handhaven. De premier geeft zich daarvan onvoldoende rekenschap. Sterker nog, wat voor moreel signaal geef je af als politicus als je weigert de dalai lama uit te nodigen omdat China één wenkbrauw fronst? Wat zeg je dan eigenlijk over de verhouding tussen economie en mensenrechten?

De politiek moet harde sociale grenzen bewaken: eerlijke lonen, medezeggenschap van werknemers en een redelijke verhouding tussen arbeid en zorg. De premier zal het met mij eens zijn dat deze de afgelopen jaren in Europa maar ook in Nederland onder druk staan. Het gaat om groene, ecologische grenzen waarbij ongebreidelde economische groei nooit – en dat zeg ik ook maar eens in de richting van de VVD – grote schade mag toebrengen aan ons klimaat, onze natuurlijke leefomgeving of aan dieren. Het zou absurd zijn om te zeggen dat je van de markt af wil en een volstrekt ander systeem wil, zoals de SP lijkt te suggereren, waarbij dit systeem onuitgewerkt blijft.

De heer Rutte (VVD):

Zou het dan niet prachtig zijn als je een economie zou kunnen bouwen waarbij de aanpak van een aantal grote problemen met de ecologie en de economische groei hand in hand gaan? Misschien is het mogelijk om een economie te bouwen waarbij de economische groei hoger zal liggen, sneller zal gaan en meer welvaart met zich mee zal brengen, juist omdat wij in staat zijn die combinatie te maken. Daar hoor ik u zo weinig over. Ik krijg altijd zo'n gevoel bij u dat het allemaal zo somber moet, dat wij juist moeten consuminderen. Gelukkig bracht u het boekje uit over al die schoenen, maar los daarvan is het altijd wat minder. Ik daag u uit: schets nou eens een perspectief waarin het mogelijk is om groen en groei hand in hand te laten gaan en Nederland een vooraanstaande plek in de wereld te geven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat doe ik met alle liefde. Als u ons verkiezingsprogramma en mijn boek leest – ik wacht eerlijk gezegd met smart op het uwe – dan zult u zien dat GroenLinks op dat punt als enige partij echt een uitgewerkt programma heeft, dat bijvoorbeeld ook werkgelegenheid oplevert. In mijn boek meld ik bijvoorbeeld dat groene groei kan leiden tot meer werkgelegenheid en dat er dan ook sprake kan zijn van gróte economische groei. Dat kan echter nooit helemaal pijnloos zijn en dat is precies de makkelijke weg die u kiest. U wilt namelijk nooit grenzen stellen aan vervuiling. U zegt eigenlijk: eerst gaan wij enorm vervuilen, vervolgens gaan wij dat een beetje met staatsmiddelen repareren, maar kom niet aan het bedrijfsleven. U bent een beetje als die Amerikaanse politicus die na de ramp met de Exxon Valdez op de Alaskaanse kust zei: het geeft niet dat er 20.000 kilometer kust vervuild is, duizenden dieren dood zijn en het ecosysteem verwoest is, want het gaat namelijk heel goed met de economische groei en dit repareren we later wel.

De heer Rutte (VVD):

Ik ken u als een intelligente politica ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dank u wel.

De heer Rutte (VVD):

Ik kijk ook met bewondering hoe u uw betoog opbouwt maar dan vervalt u toch weer in dit soort clichés en beelden. Als u daarin blijkbaar een houvast vindt, moet u daar vooral mee doorgaan. Het heeft echter zo weinig met de realiteit te maken. Ik heb eerder vandaag in het debat met mevrouw Thieme – misschien kunt u daar eens op reageren – gezegd dat het mooi zou zijn als wij een systeem zouden kunnen ontwikkelen waarbij bedrijven die het goed doen als norm worden genomen en bedrijven die daarvan afwijken moeten betalen. Dit kan dan in de plaats komen van het idiote systeem dat wij nu hebben waarbij wij alle CO2-rechten gaan veilen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nog even en ik kan uw naam waarschijnlijk onder een motie zetten om de belastingen verder te vergroenen. Dat is namelijk het middel daarvoor en dat bepleiten wij al jaren. GroenLinks doet al jaren buitengewoon rechtvaardige en groene voorstellen. Zorg dat het bedrijfsleven veel minder kosten heeft aan arbeid, want wij willen graag dat de bedrijven veel mensen in dienst hebben tegen goede nettolonen. Zet daar tegenover dat bedrijven die een hoge uitstoot hebben en het grondwater en de lucht vervuilen, daar eens een eerlijke prijs voor betalen. Wij pleiten al jaren voor groene belastingen. Daar hebben wij nog nooit een meerderheid voor kunnen vinden, maar eerlijk gezegd begint die nu te gloren. Ik wil daar graag een motie over indienen als u die steunt.

Voorzitter. Wij willen ook niet van de markt af. Wij zijn wel voorstanders, altijd geweest, van het Rijnlandse model van geleide markteconomie. Overigens begrijp ik helemaal niet waarom de premier nu komt met een Rijndeltamodel en wat de variant daarvan is. Het lijkt een krampachtige poging om een ander woord te verzinnen.

Wij maken ons zorgen over het oprukken van de Angelsaksische economie. Daar staan wij niet alleen in. Minister Bos heeft bij herhaling hier in de Kamer en bij lezingen gewaarschuwd voor de opkomst van een Angelsaskische vechteconomie, in Europa en in Nederland. Ik kan u de vindplaatsen zo geven. Wij hebben dit kabinet bij aantreden beschouwd als een kabinet dat sociale en groene correcties wilde gaan aanbrengen op een economie die te veel Angelsaksisch wordt. Het kabinet leek zich ook te realiseren dat de markt goede dingen produceert, maar ook ongelijkheid en schade aan onze leefomgeving, en dat die moeten worden gecorrigeerd.

Wij zijn nu ruim twee jaar verder en ik kijk nu naar de beleidsverantwoording van het afgelopen jaar. Ik begrijp eerlijk gezegd echt niet waar die 8 plus vandaan komt. Het lijkt vooral de leerling die zijn eigen werkstuk aan het beoordelen is. Ik zat het te lezen en toen moest ik toch ook even denken aan de kalkoen en de kerstdis, maar ik weet hoe gevoelig dat ligt. Daar zal ik dan ook niet opnieuw over beginnen. Maar wat is er nu, na twee jaar, op sociaal vlak aan de hand? Op alle wezenlijke onderdelen blijkt het beleid onvoldoende van de grond te zijn gekomen. Ik noem ze hier nog eens. Ik zou graag van het kabinet op elk punt dat ik noem een beleidsconclusie horen om het anders te gaan doen.

Er zou een goed sluitend systeem van kinderopvang komen. Dat is niet gelukt. Verder staat in de stukken dat er een toename is van de onverzekerden in de zorg met 50.000. Je zou denken: als je dat ziet, schrik je je een ongeluk, want dan is er toch iets heel ergs aan de hand. Het gekke is echter dat het kabinet op geen enkel moment zegt dat dit moet leiden tot ander beleid. Wij schrokken zo dat wij maar zijn gaan bellen met het CBS of dit eigenlijk wel klopt. Het bleek niet te kloppen. Het gaat niet om 50.000 onverzekerden, het gaat om 50.000 wanbetalers. Dat zijn overigens wel mensen met een risico op onverzekerdheid. Moet je nagaan, het kabinet heeft zijn eigen feiten niet eens op orde en is zich dus helemaal niet bewust van de maatschappelijke effecten van zijn eigen beleid of verbindt daar helemaal geen conclusies aan! Ik vind dat eerlijk gezegd schokkend.

Op sociaal vlak is er sprake van een afname van het aantal orgaandonaties. Dat kan geen beleidsdoel zijn. De wachtlijsten in de jeugdzorg is onveranderd lang. Er zijn 200.000 langdurig werklozen. Dat aantal zou verkleind worden, maar het kabinet laat ze nu eigenlijk barsten. Ik heb een voorstel rond laten gaan voor een dienstencheque. Dat staat ook op onze site. Omwille van de tijd zal ik er nu niet over uitwijden, maar ik wil er wel een uitgebreide reactie op. Er is verder sprake van een toename van het aantal Wajong'ers en er is een groeiende groep werkende armen.

Dit zijn, ook zonder economische crisis, toch geen beleidsresultaten waar een kabinet dat zich ten doel stelt om de maatschappelijke ongelijkheid te verminderen, trots op kan zijn? Daar kun je toch geen 8 plus voor geven?

Ik kom nu op het groene vlak. Ik dacht dat dit kabinet als eerste kabinet ook de mening was toegedaan dat het noodzakelijk was om groene correcties aan te brengen. Het programma Schoon en Zuinig komt echter niet uit de verf. Dat was volgens mij de voornaamste ambitie van minister Cramer. Wij werden altijd doorverwezen naar het programma Schoon en Zuinig: niet ongeduldig zijn, de minister komt met een programma Schoon en Zuinig en dan gaat het goed. Het komt echter niet uit de verf. Minister Cramer dreigt gewoon te mislukken als dit zo doorgaat. Ik tel daarbij op: achterblijvend onderhoud en aanleg van rail, de groei van het aantal reizigers over het spoor blijft achter, uitstel van de kilometerheffing, uitstel van de handhaving van de normen rond luchtkwaliteit en afschaffing van de vliegtaks. Waar blijft de spoedwet Wind op zee? De ecologische hoofdstructuur is vertraagd en het beleid op het punt van dierenwelzijn komt niet uit de verf. Zelfs de duurzame aankoop die het kabinet in eigen beheer heeft, namelijk in de publieke sector, bij de ministeries, komt niet van de grond. Het kabinet slaagt er dus zelfs niet in om zijn eigen ambtenaren iets duurzamer te laten zijn. Hoe kan het zichzelf dan een 8 plus geven voor het groene beleid? Eigenlijk gaat het gewoon helemaal niet goed. Ik wil graag op al deze onderdelen een beleidsconclusie, een verantwoording, zoals het hoort.

Het kabinet krijgt dus twee keer een 4,5 en dan ben ik nog best ruimhartig. Ik vind zelffelicitatie dus niet op haar plaats. De verantwoordingsbrief van het kabinet is eigenlijk een zuiver propagandistisch stuk. Mij stoort dat het kabinet de Algemene Rekenkamer passeert met een propagandistisch stuk, maar vooral dat het geen enkele ambitie lijkt te hebben om de maatschappelijke effecten van het eigen beleid te controleren. Daar zou het toch om moeten gaan? Het kabinet zou nu toch gewoon moeten kunnen vaststellen hoeveel minder armen we hebben, of het beter gaat met kinderen in armoede en of het beter gaat met gezinnen die gebruikmaken van de kinderopvang? Het kabinet stelt vast dat er een monitoringinstrument is gestart en zegt het daarmee goed gedaan te hebben. Dat is broddelwerk en eerlijk gezegd moest ik een beetje denken aan de Miss Universeverkiezingen toen ik het las. Ik dacht af en toen dat het kabinet de verantwoording verwart met de Miss Universeverkiezingen. Daarbij krijg je vragen als: en wat denkt u te gaan bereiken? De kandidate antwoordt daarop: nou, vrede in het Midden-Oosten. En hoe denkt u dat dan te gaan bereiken? Nou, gewoon, mooi zijn! Ik zou tot slot tegen de premier willen zeggen: mooi zijn is niet genoeg.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Deze week vroeg een oud-senator mij: kunt u de premier tijdens het debat vragen waar het zoet blijft? Mijn antwoord was dat we het zoet al hebben gehad bij de feestbegrotingen. Wat er nog aan zoet in het vat zat, is inmiddels verzuurd. We hebben slechte ervaringen met het afleggen van verantwoording door dit kabinet. Ik heb het niet alleen over de oorlog in Irak en het onderzoek daarnaar. Ik heb het over wegkijken van niet behaalde resultaten en vluchten in bespiegelingen van morgen. Als ik de prestaties bekijk, begrijp ik dat ook wel. Ook bij deze verantwoordingsbrief is het beste deel namelijk weer wat het kabinet nog niet heeft gedaan.

Al tijdens het debat waarin de premier zijn prospectus presenteerde, diende ik een motie in om de kabinetsdoelen meetbaar en afrekenbaar te maken. De premier deed dit destijds luchtigjes af met: niet alles is meetbaar en de begrotingen komen nog. Dat was twee jaar geleden. Ondanks herhaald aandringen moeten de Kamer en de Nederlandse bevolking het tot vandaag echter doen zonder nulmetingen, goed gedefinieerde tussenstappen en helder omschreven einddoelen. Het kabinet beoordeelt zichzelf op basis van inspanning en niet op basis van resultaat, en geeft zichzelf een 8,2. Voor vlijt geef ik het kabinet inderdaad een 8, maar niemand kan het controleren. Het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven kon de stand van zaken naar eigen zeggen niet verifiëren. De Algemene Rekenkamer hekelt het kabinet omdat er onvoldoende informatie was. Ook de Tweede Kamer kan het niet controleren, laat staan Floris Wouterlood en al die anderen uit de prospectus die het kabinet achter zijn 100 dagentouringcar heeft gespannen. Dan komt het cijfer 8,2 wel in een ander daglicht te staan. Is daarom niet het motto dat de slager zijn eigen vlees niet mag keuren?

Ik kan natuurlijk op alle slakken zout leggen en zeggen dat de premier na zeven jaar nog steeds zijn normen- en waardenmantra niet concreet kan maken, dat vrede in het Midden-Oosten überhaupt geen reële doelstelling is voor een Nederland kabinet voor een periode van vier jaar en dat de foutmarge bij het aantal gestolen fietsen ongeveer even groot is als de afname. Ik kies ervoor om vandaag drie prioriteiten uit de zeven kilo papier te halen. Mijn drie prioriteiten zijn: slim, schoon en solide.

Ik begin met slim.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb toch nog even een vraag.

De heer Pechtold (D66):

Over de fietsen!

De heer Slob (ChristenUnie):

Nee, niet over de fietsen! Het is op zichzelf prima als er minder gestolen worden, maar daar wil ik de heer Pechtold nu niet mee lastigvallen. D66 heeft zelf ook in een kabinet gezeten en de heer Pechtold ook persoonlijk. Dat kabinet kwam helemaal nooit met verantwoordingsstukken. Dat stuurde alleen maar de jaarverslagen en daar kwam dan ook nog een rapport van de Algemene Rekenkamer bij. Dan is dit toch eigenlijk al winst? We hebben ook nog een stuk van het kabinet dat wij er gewoon bij kunnen gebruiken. Voor de rest gaan we zelf aan het werk en komen we met onze vragen over van alles en nog wat.

De heer Pechtold (D66):

Hoe komt u daar nou bij? Er was verantwoording zat! Ik weet nog wel dat ik de portefeuille Andere Overheid had. Ieder halfjaar had ik een levendig debat met de Kamer over de voortgang van het terugdringen van de administratieve lasten. Dat hadden we toen in een format – collega Zalm voor de bedrijven en ik voor de burgers – waarmee we vooruitgang boekten. Als ik nu naar de administratieve lasten kijk, zie ik dat zij alleen maar weer toenemen sinds Balkenende II. Het was iets wat niet alleen prima afrekenbaar was maar er ook toe leidde dat de Kamer precies kon controleren waar het zat. Dat leverde goede debatten op en resultaat!

De heer Slob (ChristenUnie):

Nee, u moet niet wegvluchten in de reguliere verantwoording over allerlei onderwerpen die in de loop van een begrotingsjaar aan de orde komen. Het gaat er nu even om hoe wij het verantwoordingsdebat gebruiken. In de tijd dat de heer Pechtold in het kabinet zat, hadden we alleen maar de jaarverslagen en de verslagen van de Algemene Rekenkamer. Op basis daarvan voerden we een debat. Nu heeft de heer Pechtold ontzettend veel kritiek op het kabinet, maar het doet in ieder geval meer dan de kabinetten waar D66 in zat, die helemaal geen verantwoording aflegden van de stand van zaken en de voortgang van hun coalitieakkoord. Verwijt de pot niet een beetje de ketel?

De heer Pechtold (D66):

Laat ik twee dingen vaststellen. De verslagen van de Algemene Rekenkamer waren in die tijd niet zo slecht als ze nu zijn. Bovendien, wil ik het in tegenstelling tot de heer Slob geen vooruitgang noemen dat ik 74 rode en groene smileys krijg waar geen enkel meetbaar iets achter zit. Ik vind het namelijk zand in de ogen in plaats van een document waar ik wat aan heb.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik snap echt niet dat de heer Pechtold zich daar zo druk om maakt. Als hij helemaal niets vindt, kan hij het stuk aan de kant leggen en zich concentreren op de jaarverslagen en de rapporten van de Algemene Rekenkamer, waarin voldoende houvast zit. Hij kan zich ook concentreren op zijn eigen beoordelingen die van tijd tot tijd misschien ook nog wel werken. Dan kan hij met het kabinet in debat gaan in plaats van zo veel stampij te gaan maken over een stuk werk van het kabinet dat in ieder geval al veel meer dan ooit een kabinet heeft gedaan waarvan D66 deel uitmaakte. Ik vind dat toch een beetje beschamend.

De heer Pechtold (D66):

Als je voor 3,5 mln. het land ingaat en allemaal mensen – ik geloof dat het vooral familieleden waren van de organisatie- en adviesbureaus – naar de Utrechtse Jaarbeurs haalt om dit te presenteren en daar miljoenen gemeenschapsgeld aangeeft, vind ik dat vanuit een oogpunt van democratische vernieuwing een poging waard. Bij dat debat heb ik gezegd wel eens te willen zien hoe dat gaat. Ik heb een motie ingediend met al die afrekenbare doelen, al die nummertjes die ik hier binnen de seconde moest voorlezen. Vanaf dat moment probeer ik hier iets afrekenbaar te maken. Ik heb het kabinet gestimuleerd er wat mee te doen, maar het is een lachwekkend verhaal met smileys geworden. Ik was heel blij dat de heer Slob zojuist heeft gezegd dat bijvoorbeeld de medisch-ethische agenda op schema ligt. Dat is voor mij iets waarvan ik denk dat wij dat samen dan hebben afgerekend. Over al die andere dingen, de werklozen, de kinderopvang, de duurzame inkoop van de ministeries en dergelijke, wil ik gewoon veel betere en concretere informatie.

Ik had drie thema's, namelijk slim, schoon en solide. Ik begon met slim, want wat zien we bij onze kenniseconomie, ons onderwijs en onze innovatieagenda? Het kabinet spreekt over groen, maar de cijfers kleuren rood. Ik heb daarvoor getuigen, drie resultaten uit het rapport over de kennisinvesteringsagenda over 2008, de prestaties in het basisonderwijs op het gebied van rekenen, natuuronderwijs en lezen ten opzichte van andere landen. De uitgangspositie in 2006 was de zesde plaats voor rekenen, de tiende voor natuuronderwijs en de tweede voor lezen. De doelstelling is om in 2015 in de top vijf te komen, maar wat is de stand van zaken anno 2009? We zijn gedaald naar de negende, de zeventiende en de twaalfde plaats. Lager op de ranking in plaats van hoger. Dat zijn wel heel bijzondere tussenstappen. Of moet ik aannemen dat minister Plasterk een aanloopje neemt: eerst naar achteren om dan naar voren te komen? De uitgangspositie voor het percentage van de beroepsbevolking dat deelneemt aan bij- en omscholing was 17 in 2006. De doelstelling voor 2016 is 35%. En waar staan we vandaag? Op nog geen 17%, namelijk 16,5%. Omlaag dus, terwijl we een verdubbeling zouden moeten hebben. Het percentage van het nationaal inkomen dat wordt besteed aan publiek onderzoek en ontwikkeling: uitgangspositie 0,75%, doelstelling 1%. Waar staan wij nu? 0,6%. Ook omlaag, niet omhoog. "Daarmee is Nederland het enige land in de EU dat de afgelopen tien jaar geen groei van het onderzoeksbudget heeft gekend ten opzichte van de economische welstand", aldus niet ik, maar de president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen deze week. Men kon het lezen.

De noodklok wordt geluid over onze innovatieambities door het Innovatieplatform zelf. Gelanceerd als paradepaard van de premier, maar al jaren zielloos beheerd. Morgen zal blijken of met de Voorjaarsnota alsnog de sprong voorwaarts komt. D66 vindt dat de kennisinvesteringsagenda onverkort mag worden uitgevoerd.

Na slim, nu schoon, mijn tweede prioriteit.

Dit kabinet beheert de groene agenda met misplaatste nonchalance. Organisatorisch en financieel is deze niet op orde. Inzet en resultaat zijn onder de maat. Het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert dat het werkprogramma Schoon en Zuinig onvoldoende maatregelen bevat om de doelen voor klimaat en energie van dat programma te halen. Middellange termijndoelen en langetermijndoelen voor geluidhinder, oppervlaktewater en stikstofdepositie op natuur worden met het huidige beleid niet gehaald. Ook als wij naar de kleurenfoto van het Planbureau voor de Leefomgeving kijken, zien wij vooral rode stippen en niet de smileys van het kabinet. Doelstellingen voor hernieuwbare energie, energiebesparing en de uitstoot van broeikasgasemissies verdwijnen achter de horizon. Bij de doelen die wel op koers liggen kun je je afvragen of dat zo is dankzij de recessie of dankzij het beleid. Dat er zo nu en dan minder files zijn en de uitstoot daardoor minder groot is, heeft niets te maken met de inzet van de ministers Eurlings en Cramer, maar wel met de recessie. Zonder structurele hervorming zullen de positieve effecten in ieder geval niet blijvend zijn. Dat is wel zeker. Dus, een energietransitie door een verplicht aandeel in duurzaam, meer Europese samenwerking, meer natuurbehoud en kilometerbeprijzing.

Slim en schoon. Mijn derde prioriteit: solide.

Ook bij Financiën kleuren de cijfers rood, diep rood. Toch weet de minister van Financiën zichzelf altijd weer een smiley te geven. In september presenteerde het kabinet nog een begroting van hier en heden, waarbij het voorzichtig ramen was losgelaten, met in 2011 een overschot van 1% en een verbetering van de houdbaarheid met een derde. Niets aan de hand, dacht minister Bos, ondanks alle waarschuwingen. 1,25% in september. En wat hoorden wij? De Nederlandse economie kan wel tegen een stootje. In februari een krimp van 3,5%. Bos toen: de randen van de somberheid worden opgezocht. Maar het kan nog erger: in het eerste kwartaal een krimp van 4,5%. "Daar schrik ik van", aldus de premier. "Een dreun", aldus Bos. In plaats van de laagste staatsschuld sinds Napoleon, hebben wij nu de hoogste ooit. Het beeld doemt op van konijnen in de koplamp: elke keer opgeschrikt door weer slechtere cijfers. Ik neem aan dat de minister hierop in eerste termijn wil reflecteren.

85 mld. voor de banken en wij zijn er nog niet. Icesave blijkt duurder. Wij gokken op een 75%-winstkans van ING, terwijl de werkloosheid in Californië en Florida blijft stijgen en de huizenprijzen daar steeds lager worden. Een ongedekt optimisme, want de risico's worden niet onderkend.

Het is nog te begrijpen dat het kabinet in deze crisis niet elke keer direct het rechte pad vindt, maar de kosten en de risico's lopen op en daarom klinkt mijn aanklacht steeds luider: waar blijven de hervormingen? De AOW-beslissing blijft doorgeschoven naar het najaar. De overdraagbare heffingskorting blijft intact. De huizenmarkt blijft dichtgemetseld. De enige flexibiliteit op de arbeidsmarkt is van baan naar ontslag.

"Regeren is vooruitschuiven", het officiële kabinetsmotto. De oogst van het afgelopen jaar: kilometerbeprijzing, vliegtaks, JSF-banen, ontslagrecht en zelfs een museum krijgt het kabinet niet opgericht. Wat nou, delivery? Vooruitschuiven, door de gespletenheid binnen de coalitie, deze week zo pijnlijk geïllustreerd door de controverse tussen de premier en de vicepremier. Wie fundamenteel van mening verschilt over de oorzaak van de crisis kan moeilijk een eendrachtige oplossing formuleren. Dat is geen hype, zeg ik tegen vicepremier Rouvoet, dat is de kern. In het verleden behaalde resultaten zijn geen garantie voor de toekomst. Maar gezien de score van dit kabinet in de afgelopen jaren heb ik er weinig vertrouwen in dat er nog resultaten komen.

Uit alles wat hier vandaag is gezegd, blijkt een afkeer van het afleggen van verantwoording. Maar waarom? Waarom geen transparante relatie tussen burgers en Kamer? Dat zorgt voor betrokkenheid. Die helderheid is verder nodig voor een democratische cultuur. Vooruitschuiven, falen onbenoemd laten, moeilijke vragen ontwijken: dat leidt tot desinteresse.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik luister altijd met veel interesse naar u. Dat weet u.

De heer Pechtold (D66):

Ja!

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik hoor u vaak zeggen dat het allemaal te lang duurt en dat het kabinet maar niet op gang komt. Ik heb dan ook met nog meer interesse het interview gelezen dat NRC Handelsblad u heeft afgenomen. Ik heb begrepen dat er veel tijd voor nodig was en dat u tussen de gesprekken door de nodige tijd voor reflectie had. Eerlijk gezegd dacht ik dat u nu wel eens zou ophouden met dat verhaal over dat het allemaal niet snel genoeg gaat. Wat is immers de titel van uw eigen interview? Die titel luidt: "Gun mij nog wat tijd." Ik gun u die tijd graag, maar waarom moppert u dan toch de hele tijd op het kabinet?

De heer Pechtold (D66):

Ik sta hier niet om verantwoording af te leggen. Ik leg twee keer per jaar verantwoording af op het congres van mijn partij. Mijn partijgenoten kijken dan naar mijn meetbare doelstellingen, bijvoorbeeld de 100 nieuwe leden per week. Dat is een meetbaar en afrekenbaar doel: zoiets zou u ook eens met het kabinet moeten afspreken.

In het interview heb ik beschreven wat er gebeurt als je tweeënhalf jaar geleden met je partij op één zetel staat. Dan heb je niet opeens een blauwdruk voor de oplossing van alle problemen. Dat neemt overigens niet weg dat wij fantastische ideeën hebben voor de arbeidsmarkt, de woningmarkt, het onderwijs, kennis en schoon en duurzaam. Ik wil dat mijn partij een alternatief biedt voor het beleid van dit kabinet en kan gaan zorgen voor ambitie en leiderschap. Hoe wij dat precies gaan doen, moeten wij verder in kaart brengen. Ik ben geen hyperige of hijgerige politicus, maar ik wil wel dat het kabinet komt met een prospectus voor de toekomst van ons land, een prospectus waarop het vervolgens afgerekend kan worden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het charmante aan het interview was ...

De heer Pechtold (D66):

De foto!

Mevrouw Hamer (PvdA):

De foto's waren inderdaad heel leuk.

Het charmante aan het interview was dat u erkende dat u in het begin van uw carrière en tijdens uw ministerschap wel een hyperige politicus was. U zegt daar achteraf ook spijt van te hebben. Het was verder ook wel aardig dat u de commissie-Davids, een commissie waarover u aanvankelijk heel erg boos was, op uw conto bijschrijft. Ik zou heel flauw kunnen zijn en u draaien kunnen verwijten, maar dat is natuurlijk helemaal niet zo.

De heer Pechtold (D66):

Dit snap ik niet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zal het nog een keer uitleggen. Als je eerst tegen iets bent en vervolgens claimt dat je het zelf hebt gerealiseerd, dan kun je dat draaien noemen. Dat was ongeveer de kern van wat ik zei.

De heer Pechtold (D66):

Dat kwam u zeker bekend voor?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik noem gewoon op wat ik allemaal zo charmant aan het interview vond.

U zegt aan het begin van het interview dat u begonnen bent om naast het kabinet oppositie te voeren. In het artikel komt u daar via een salto mortale weer op terug, want eerst wilt u het wel en dan wilt u het weer niet. Op het laatst weet u het zelf niet meer. Het is niet erg. Neem gerust de tijd. Het is verder ook hartstikke leuk dat het goed gaat met uw partij. Daar hebben wij ook allemaal belang bij. Ik heb mij echter wel afgevraagd waar uw dringende behoefte vandaan om het kabinet morgen al allemaal dingen te laten doen, terwijl u zelf nog geen begin hebt gemaakt met een inhoudelijk programma. Echt: zelfs geen begin.

De heer Pechtold (D66):

Nou, nou, nou. U begon zo charmant en dan verwacht je iets vileins, maar dit ...

Mevrouw Hamer. Toen dit kabinet twee jaar geleden met zijn werk begon, maakte ik mij zorgen over de ChristenUnie. Ik dacht: daar gaan voor ons belangrijke wetgeving en vrijzinnigheden. Wij hebben zojuist gezien dat er met die agenda helemaal niets is gebeurd. Ik hoopte verder dat de hervormingen van de kabinetten-Balkenende met VVD en D66 doorgezet zouden worden. U weet het vast nog wel: wij hadden bijna een miljoen mensen in de WAO. Verder hebben wij iets gedaan aan de zorg en de prepensioenen. Wij hebben het eerste deel van de hypotheekrenteaftrek aangepakt, waardoor tweede huizen niet langer aftrekbaar zijn.

Het was mijn hoop dat die hervormingen doorgezet zouden worden. Ik hoopte dat wij de arbeidsmarkt voor de volgende generatie zo zouden hervormen dat ook onze kinderen kansen hebben in de 21ste eeuw. Ik hoopte dat wij de huizenmarkt zouden gaan hervormen. Dat alles heeft mij toen gebracht tot de uitspraak dat ik oppositie naast het kabinet wilde voeren. Ik schop niet overal maar zwart-wit tegenaan onder het mom van "ik zit nu in de oppositie dus ik ben het nergens mee eens". Vanaf het eerste moment dat die prospectus uitkwam, heb ik inderdaad geprobeerd om de doelen afrekenbaar te maken. Dat heb ik vandaag ook gedaan. U probeert mij nu op een interview afrekenbaar te maken. Prachtig, maar laten wij gezamenlijk nu eens proberen om het kabinet tot zijn doelen te krijgen. Het wilde toch wat gaan doen aan die banen? Het gebeurt niet. Het wilde toch wat gaan doen aan de pensioenleeftijd? Waar wachten wij op? Wij wilden toch wat met die vliegtaks? Wij wilden toch wat met die kilometerbeprijzing? Hebt u die vliegtuigen nu al gekocht? Wij weten het allemaal niet. Dat verwacht ik van het kabinet op Verantwoordingsdag.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U spreekt volgens mij de verkeerde aan. Er zijn inderdaad een heleboel dingen die ik niet wil en die gelukkig ook niet gebeuren, en die u wel wilt. U wilt het ontslagrecht versoepelen. U wilt eigenlijk helemaal niet met cao's werken, zo heb ik begrepen uit uw Netsparlezing. U wilt lonen naar productiviteit. Ik hoop dat u weet wat u daarmee voorstelt. U wilt de pensioenleeftijd verhogen tot 67 zonder rekening te houden met zware beroepen. Dat heb ik allemaal uit de Netsparlezing, die ik dus ook gelezen heb. Ik stel u gewoon een simpele vraag. Als je jezelf nu wat meer tijd gunt, waarom maak je dan elke keer die show dat een ander het niet snel genoeg doet?

De heer Pechtold (D66):

Ik ben aan de ene kant geroerd dat er een uitgebreide studie is gemaakt. Ik openbaarde dat ik met kerst boeken had gelezen over economie. Ik ben heel blij dat mijn Netsparlezing en interviews ... Ik kan u ook de Van Randwijklezing in Vlissingen aanbevelen; die zal ik u opsturen. Het interview in Playboy zal misschien nog niet op uw netvlies zijn gekomen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ook met foto's?

De heer Pechtold (D66):

Nee, daar waren wij absoluut niet tevreden mee. Het nietje zat op de verkeerde plek! Ik ben blij dat u een studie hebt gedaan naar datgene waarmee ik bezig ben. In alle ernst: ik heb mijn rol in de oppositie vanaf twee jaar geleden serieus genomen. Dat zou u moeten waarderen. Dit is niet mijn kabinet, maar het is ook geen kabinet waarvan ik zeg dat het hel en verdoemenis is en dat het nergens voor deugt. Ik wil dat dit kabinet in de nog resterende periode bezig gaat met de belangrijke thema's in de crisis. Dan heb ik het over de hervorming van de arbeidsmarkt, de hervorming van de woningmarkt, over investeren in onderwijs en kennis en ervoor zorgen dat duurzaamheid, klimaat en energie een andere toekomst hebben dan de afgelopen jaren. Daar ben ik mee bezig. "Gun mij nog wat tijd" slaat ook op het allesomvattende thema van democratie, transparantie en verantwoording. Dat heb ik neergezet in dat NRC-interview. Niet de standpuntjes over AOW en kinderopvang, maar hoe wij ervoor zorgen dat wij onze democratie, de relatie tot burgers, zo houden dat zij transparant is en dat mensen zich erin herkennen, dat zij zien dat Den Haag de plek is waar niet alleen problemen worden besproken, maar ook opgelost. Als ik dan kijk naar 100 dagen het land in en twee jaar verder, zie ik dat het een aardige poging was, dat het miljoenen heeft gekost en dat wij er op Verantwoordingsdag geen bal aan hebben.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De vraag blijft gewoon de vraag die ik u stelde. U hebt een heel interview en allerlei gesprekken nodig om tot de conclusie te komen dat u meer tijd nodig hebt om na te denken over de democratie, iets waarvoor uw partij was opgericht. Ik probeer u nu niet te vangen op dat interview. Ik probeer het nog aardig in te leiden door te zeggen dat u een charmante houding hebt. U hebt echter tot nu toe twee jaar lang, vanaf dag ene, een grijze plaat gedraaid, namelijk dat het niet snel genoeg ging. Het ging niet snel genoeg bij de 100 dagen, het ging niet snel genoeg na de 100 dagen, het ging niet snel genoeg tussendoor, het gaat nu weer niet snel genoeg, de crisis werd niet snel genoeg aangepakt, alles was niet snel genoeg. Neemt u het mij dan niet kwalijk dat ik dat allemaal nogal op een hoge toon gezegd vind als u uiteindelijk zelf slechts met de boodschap komt dat u nog wat meer tijd gegund moet worden. Wat u uzelf gunt, gun dat ook een ander, zou ik zeggen.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind dat meer politici zo nu en dan reflectie moeten tonen. Ik ben blij dat ik in dat interview een stukje oprechte twijfel heb neergezet. Liever oprechte twijfel dan constant opportunistisch gedraai.

De heer Slob (ChristenUnie):

Reflectie is denk ik hartstikke goed. Dat moeten wij denk ik wat vaker doen. Maar wij moeten wel recht doen aan feiten. Wat mij opvalt is, dat u voor de zoveelste keer zegt: de hele huizenmarkt zit op slot. U doelt dan ongetwijfeld op het feit dat de hypotheekrenteaftrek niet ter discussie mag staan. Maar dat was volgens mij ook in de kabinetsperiode dat D66 in de regering zat het geval, dus dat is een redelijke constante. Wat u er niet bij zegt is dat in het kader van het crisisakkoord, met name rond volkshuishuisvesting, een aantal aanvullende maatregelen is genomen dat het een en ander kan gaan betekenen. Het tweede voorbeeld dat ik wil noemen betreft energie. Daar bent u ook heel kritisch over, maar u zegt er niet bij dat het uw eigen minister Brinkhorst was die de energiebedrijven in de uitverkoop heeft gedaan, waarmee wij nu zo veel problemen hebben. U moet wel recht doen aan feiten. Voor de rest gun ik u uw rol vanuit de oppositie. Dat doet u af en toe heel leuk, maar nogmaals, houd de feiten in de gaten.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb hier een onafhankelijk rapport over de realisatie van de milieudoelen. Het staat op rood, en daarover maak ik mij zorgen. Ik geef aan dat wij plannen hebben om ervoor te zorgen dat het groener en duurzamer wordt. Ik wil graag dat er wat gebeurt. U zit in de regering. Als u de splitsingswet zo slecht vindt dan doet u er toch iets aan? Ik vind het van groot belang voor de consument dat er gesplitst wordt. Wij letten heel goed op bij al of niet verkopen of het gesplitste bedrijven zijn. De debatten daarover voeren wij hier. Als u denkt dat u de komende eeuw energiebedrijven in Nederland nog zo overeind kunt houden, maak dan een wet, u zit toch in de regering! U draait er helemaal niets van terug. Wat de hypotheekrenteaftrek betreft: ja, ik ben er trots op dat wij in een kabinet, waar wij verdorie met CDA en VVD in zaten, de eerste delen van de hypotheekrenteaftrek al hebben gemoderniseerd. Toen hebben wij ervoor gezorgd dat de tweede huizen maar niet zomaar allemaal voor 52% aftrekbaar blijven. Wij hebben er ook voor gezorgd dat de overwaarde van al die andere dingen niet aftrekbaar blijft. De starter kan hier in de Randstad nog steeds geen goede huurwoning of koopwoning bereiken. Daarvoor is er een goede mix nodig van het aanpassen van huursubsidie, hypotheekrenteaftrek, overdrachtsbelastingen en grondprijzen. Daar gaat het mij om bij de woningmarkt, maar er is nog niet eens sprake van een start in het denken bij dit kabinet.

Voorzitter. Mijn conclusie is dat uit alles vandaag een afkeer blijkt voor verantwoording. Waarom eigenlijk? Waarom geen transparante relatie met burgers en met de Kamer? Dat zorgt voor betrokkenheid. Die helderheid is nodig in een democratische cultuur. Vooruitschuiven, falen, onbenoemd laten, moeilijke vragen ontwijken, dat alles leidt tot desinteresse. Onbegrepen mokt het kabinet: het systeem faalt, de mens faalt, maar wij doen het toch zo fantastisch. Dan zeg ik tegen het kabinet: werp de onzekerheid van u af en benut de laatste twee jaar om ambitie te tonen. Zeg tegen Nederland: dit is ons plan, doet u mee, burgers en bedrijven? Wij gaan u kansen geven. Grijpt u ze? Zo'n ambitie zou inspireren. Verantwoording daarover committeert, ook de oppositie. Als het kabinet nu zijn kennisdoelstelling helder herformuleert, vindt het mij weer naast zich. Twee heldere stappen in twee jaar naar de slimme economie van de toekomst. Twee meetbare stappen in twee jaar naar de schone energie van de toekomst. Twee zichtbare stappen in twee jaar naar de solide begroting van de toekomst. Toon leiderschap: zichtbaar. Toon ambitie: afrekenbaar.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Je zult maar verantwoording moeten afleggen voor een beleid dat niet te verantwoorden is. Dan is het fijn dat de meerderheid van de jury gevormd wordt door je vrienden, althans door de mensen met wie je voor de duur van deze kabinetsperiode hebt afgesproken dat het je vrienden zullen zijn en dat ze je fouten zullen dekken, op voorwaarde dat jij hun fouten zult dekken. Zolang je je daaraan houdt, heb je van een oppositie niets te vrezen. En de kiezer? Die is kort van memorie.

Maar wij weten allemaal dat de echte verantwoording volgende week donderdag plaatsvindt. Weliswaar onder de naam Europese verkiezingen, maar het gaat natuurlijk gewoon om nationale verkiezingen. Er is niet één kandidaat bij die een andere nationaliteit heeft dan de Nederlandse. Lokale verkiezingen dus, onder de vlag van Europese verkiezingen. Dan kunnen de kiezers meteen ook aangeven wat zij ervan vinden dat de Europese grondwet tegen hun wil toch onder een andere naam door dit kabinet is doorgedrukt. Kiezers hebben genoeg van de schijnvertoning van politici die doen of er niets aan de hand is en kiezen voor "business as usual", terwijl de wereld in brand staat. De wereld kampt met een financiële crisis, een klimaatcrisis, een energiecrisis, een biodiversiteitscrisis, een fosfaatcrisis, een zoetwatercrisis, een voedselcrisis en tal van dierziektecrises. Maar het kabinet kiest voor business als usual. Dat herhaal ik nog maar eens. Het wil zo snel mogelijk terugkeren naar de doodlopende weg die ons naar al deze crises heeft geleid. Als de onzichtbare hand van Adam Smith de crisis niet oplost, dan moeten wij maar doen alsof er niets aan de hand is.

Het verbod op short selling zal per 1 juni worden opgeheven. Er kan dan weer volop worden gespeculeerd op koersdalingen. Na ons de zondvloed. Anders dan de ezels stoten wij ons met overgave voortdurend aan een en dezelfde steen. Onze hebzucht heeft ons zodanig verblind dat wij niet anders meer kunnen dan te denken in termen van graaigedrag, speculatie en het onder het kleed vegen van onze grootste problemen.

Minister Cramer meldt trots dat zij geld beschikbaar stelt voor twee proefprojecten om CO2 onder de grond op te slaan. Met dit project is ongeveer 60 mln. gemoeid. Veeg maar onder het kleed. Letterlijk. Niet de oorzaken worden weggenomen, maar de symptomen van verkeerd beleid worden weggepoetst.

Onomstotelijk staat vast dat de veehouderij een van de grootste veroorzakers van het broeikaseffect is. Maar de veehouderij wordt door dit kabinet niet gesaneerd, maar gesubsidieerd. Onze kleinkinderen zullen, als zij daartoe tenminste de kans krijgen, met verbazing terugkijken op een tijdperk waarin politici wisten dat vlees het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket is en waarin berekend was dat de kosten van het totale klimaatbeleid met 50% omlaag kunnen als de overheid dierlijke producten zou ontmoedigen en wordt ingezet op alternatieven voor vlees, maar politici deze wetenschap niet gebruikten om het gebruik van vlees te ontmoedigen maar juist alles deden om de consumptie van dierlijke eiwitten te bevorderen. Dit alles is in strijd met de adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie, in strijd met de adviezen van de FAO en in strijd met de adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving.

Heel veel kiezers zouden in zo'n krankzinnige beleidskeuze aanleiding kunnen zien om op 4 juni keihard "nee" te zeggen tegen de partijen die dit beleid mogelijk maken en steunen.

Nog zo'n succesnummer waarop het kabinet trots is, is de snellere besluitvorming ten aanzien van infrastructuur. Het kabinet streeft er naar dat de besluitvorming over infrastructuurprojecten in 2010 de helft minder tijd zal kosten. Onder aanvoering van de heer Elverding wil het kabinet daartoe beschermende controlemechanismen ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit schrappen. En dat niet alleen. De milieubeweging wordt drastisch in haar subsidies gekort. Aldus wordt zij monddood gemaakt zodat zij de belangen van dieren, natuur en milieu niet meer fatsoenlijk kan behartigen tegen het Elverdingdenken. Geweldig. Dat is nog een krachtig argument voor kiezers om op 4 juni met overtuiging "nee" te zeggen tegen de partijen die een dergelijk beleid mogelijk maken en steunen.

De minister-president schrijft in zijn brief dat het economisch zwaar weer gevolgen heeft voor een aantal doelstellingen. Wanneer ik naar de zes pijlers kijk, moet ik helaas constateren dat alleen bij de in onze ogen belangrijkste pijlers, die over duurzaamheid gaan, de volgende opmerking wordt geplaatst: "Verder zal de recessie de realisatie van de doelen in deze pijlers mogelijk negatief beïnvloeden." Het kabinet accepteert dit gewoon. Het benadert het kostbaarste dat wij hebben als een luxe die wij ons niet meer zouden kunnen veroorloven. Veroorloven zou niet een begrip moeten zijn dat slechts wordt geijkt aan geld, maar dat vooral wordt geijkt aan kostbare waarden als schone lucht, een stabiel klimaat, een schone bodem en schoon water. Het zijn juist deze kostbare waarden die worden ingezet als wisselgeld. Juist wat wij ons niet kunnen veroorloven, wordt geofferd op het altaar van de economie. Na ons de zondvloed. Wij zullen moeten leren leven met het wassende water, stelt de minister van VROM, die niet alleen het CO2onder het kleed wil vegen, maar ook de oorzaken van de klimaatverandering en van de stijgende zeespiegel niet durft aan te pakken. Je hoort haar denken: als voorspellingen zo erg zijn, dan helpt daar toch geen lieve moeder meer aan.

De zeeën zijn zo goed als leeggevist. Het Nederlandse visserijbeleid faalt. Vangstquota zijn maar liefst gemiddeld 42% tot 57% hoger dan verantwoord is. Het kabinet doet echter alsof zijn neus bloedt en verwijst vragen en kritiek steevast door naar Brussel. De Nederlandse visserij zet in op duurzaamheid en treft dus geen blaam. De Algemene Rekenkamer trapt daar niet in. Waarom zou bijvoorbeeld sanering van slechts 15% van de kottervisserijvloot voldoende zijn? Waarom neemt het kabinet zomaar aan dat vissers met meer geld als vanzelf investeren in duurzame vismethoden? Al met al is duidelijk dat het kabinet dit jaar op dit dossier wederom de boot is ingegaan. Ik hoor hierop graag een reactie.

Minister Bos zei deze week dat hij vindt dat 70% van het geld uit de EU anders zou moeten worden besteed. Volgens hem hoeft de totale EU-begroting niet omlaag, maar moet een bedrag van ongeveer 90 mld. beter worden besteed aan onderwijs, ontwikkeling, duurzame energie en een schoner klimaat. Hulde voor zo'n standpunt. Maar wat is het meer dan verkiezingsretoriek als voor het budget waarvoor de minister wél zelf verantwoordelijk is, dergelijke keuzes niet worden gemaakt? Ik hoor hierop graag een reactie.

Uit de jaarverslagen blijkt dat het kabinet de benen uit het lijf loopt om de massieve landbouwsubsidies uit Europa ten goede te laten komen aan de gangbare agrarische sector en in belangrijke mate ook aan de bio-industrie, waarin 500 miljoen dieren lijden en sterven na een kort en ellendig leven. Van elke euro uit het budget van Europa wordt ruim € 0,40 uitgegeven aan landbouwsubsidies, geld waarmee overschotten aan vlees, melk en boter worden gedumpt in ontwikkelingslanden, waarmee lokale economieën worden verstoord en honger, armoede en vluchtelingenstromen op gang worden gebracht. Ik hoor hierop graag een reactie.

In het regeerakkoord is voor het eerst het woord dierenwelzijn opgenomen als doelstelling. Dat gaf mijn partij en alle mensen hoop die zich al jarenlang inzetten voor deze kwetsbare groep. Wij kregen hoop dat er eindelijk iets zou veranderen voor de 500 miljoen dieren in de bio-industrie, de miljoenen dieren die jaarlijks worden gedood door hobbyjagers, de honderdduizenden dieren die voor dierproeven worden gebruikt, de tienduizenden gezelschapsdieren die worden verwaarloosd en de talloze dieren die met uitsterven worden bedreigd. Het bleek tot nu toe ijdele hoop te zijn. Het kabinet gedraagt zich als een slager die op zijn ruit schildert: uw dieren zijn bij ons in goede handen.

Het is totaal niet duidelijk hoeveel geld van de 7 mln. die het kabinet zegt uit te geven aan dierenwelzijn, daadwerkelijk ten goede komt aan dieren. Ook is tot op de dag van vandaag niet duidelijk wat de doelstelling van 5% integraal duurzame en diervriendelijke stallen daadwerkelijk inhoudt. Er is na twee jaar nog steeds geen monitoringinstrument. De Kamer kan op dit punt gewoonweg niet controleren. De vragen die ik vorig jaar tijdens gehaktdag stelde over dit onderwerp, bleven onbeantwoord omdat minister Bos stelde geen inzicht te hebben in een dergelijk onderwerp, dat de vragen te specifiek zouden zijn en dat minister Verburg niet paraat was voor de beantwoording ervan. Gaat het dit jaar weer zo? Gaat Verantwoordingsdag opnieuw alleen over geld en over de stokpaardjes van de minister-president en de vicepremier die het, business as usual, alleen over de traditionele, vaak heel specifieke mensenonderwerpen van de korte termijn kunnen hebben? De grote kwesties rondom klimaatverandering en de criminele uitbuiting van natuur en dieren laten zij over aan vakministers. Wanneer legt de minister-president verantwoording af over hetgeen wij in moreel opzicht schuldig zijn aan elkaar, aan dieren, natuur en milieu? Waar de banken en de verzekeraars vrijwel onvoorwaardelijk op steun van dit kabinet mochten rekenen in de vorm van duizelingwekkende bedragen als beloning voor hun, zonder uitzondering, slechte gedrag, laat het kabinet Econcern, het vlaggenschip van duurzame economie, schipbreuk lijden. Gisteren schreef minister Bos aan deze Kamer dat er binnen zijn departement een speciaal team is gevormd dat de situatie nauwlettend volgt, nu er sprake is van uitstel van betaling. Dat zijn mooie woorden, maar die mochten niet baten voor de personeelsleden van Econcern.

Waar de overheid met twee benen in onoverzichtelijke situaties van banken en verzekeraars stapte, is het bedrag van 150 mln. voor het zeer overzichtelijke probleem van Econcern een brug te ver. De dag nadat Brabant tegen de overname van Essent door RWE had gestemd, stonden zowel Essent als RWE bij Econcern op de stoep met belangstelling voor overname. Er moest immers een bewijs van goed gedrag worden geleverd, a license to produce. De dag nadat Brabant de overname alsnog goedkeurde, hadden Essent en RWE opeens geen interesse meer. Dit cynische beleid jaagt kiezers weg van de politiek. Dat laat kiezers hun vertrouwen verliezen in politici. Zij verzuimen immers om het probleem van het graaigedrag aan te pakken en kiezen voor een verrotte financiële sector in plaats van voor investeren in duurzaamheid.

De regering staart zich blind op de kleinste crisis van de crises die ons treffen. Deze crisis zal moeten worden aangewend voor een radicale koerswending. Wij zijn van mening dat een essentieel onderdeel daarvan is dat er een eind moet komen aan de bio-industrie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Het is goed dat wij vandaag in het tiende debat van deze soort de beleidsvoornemens voor 2008 vergelijken met het daadwerkelijk gerealiseerde beleid in dat jaar. Heeft het kabinet de door hem gestelde doelen behaald? Zijn de beloften waargemaakt? Dat soort vragen moeten we regelmatig stellen om alert te blijven.

Ook deze keer heeft mijn fractie geworsteld met de invulling van het verantwoordingsdebat. Hoe krijg je binnen tien minuten een halve meter verantwoordingsrapporten besproken? En lukt het ons, zoals minister Bos vorige week al aangaf, de verleiding te weerstaan om van een debat over verantwoording een debat over de actualiteit van de dag te maken? Ik zal dat proberen.

Dit jaar zei de minister-president vol trots dat het dit kabinet gelukt is om 99% van de door hem gestelde doelstellingen te meten. Lag de realisatie van doelen vorig jaar, 44%, op koers, nu zit het kabinet op 82%. Toch is er bij dit opgewekte verhaal een aantal kanttekeningen te maken. Het is bijvoorbeeld opvallend dat de Algemene Rekenkamer zegt dat zij er geen idee van heeft of het kabinet daarmee een juiste voorstelling van zaken geeft. De claim bestrijden kan zij ook niet. Als de Algemene Rekenkamer dat al niet kan, heeft de Tweede Kamer te maken met - ik citeer de president van de Algemene Rekenkamer - een ernstige aantasting van het budgetrecht van het parlement. De Kamer kan met het budgetrecht artikelen in begrotingen van afzonderlijke ministeries wijzigen. Het probleem is echter dat de beleidsdoelen van het kabinet vaak worden uitgewerkt door enkele ministeries. Bovendien geeft de verantwoordingsbrief wel inzicht in de geleverde prestaties en genomen maatregelen, maar wordt er weinig inzicht geboden in de effecten. Zien de bewindslieden aanknopingspunten om de Kamer op beide punten tegemoet te komen?

Een tweede complicatie bij de bespreking van de stukken van 2008 betreft het feit dat we ons in de grootste economische crisis bevinden sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. Dat heeft natuurlijk grote consequenties voor de financiële verslaglegging over het jaar 2008, maar natuurlijk ook voor de eerstvolgende begrotingsjaren. Bovendien werd afgelopen vrijdag duidelijk dat we niet meer moeten rekenen met een krimp van het bbp van 3,5%, maar met een krimp van 5%. Terecht wordt gevraagd in hoeverre de gepresenteerde cijfers over 2008 nog van waarde zijn om te beoordelen of het kabinet zijn doelstellingen voor deze regeerperiode gaat realiseren. Ik geef concrete voorbeelden: hoe ziet het kabinet de realisatie van de doelstelling voor zich om meer zelfstandige ondernemers met personeel en snelle groeiers in Nederland te krijgen in 2011? Hoe realistisch is de verhoging van de arbeidsparticipatie van 70% naar 80% in 2016? Niet erg realistisch, denk ik, gezien de grote daling van het aantal vacatures de laatste maanden. Waarom stelt het kabinet dan toch dat deze, en andere economisch gerelateerde doelstellingen op schema liggen? Moet er niet een schepje bovenop? Hoe staat het precies met de herstelagenda die we onlangs bespraken? Ik krijg hier graag een reactie op.

Uiteraard is het geboden en goed dat er wordt nagedacht over de oorzaken van de economische crisis. De minister-president deed dit in een artikel in NRC Handelsblad van 19 mei jongstleden. Minister Bos nam daarvan op een essentieel onderdeel afstand. Dat kan natuurlijk niet zonder schade voor het kabinet. Zeker in verkiezingstijd is er een zekere ruimte, maar het centrale zenuwgestel van de actuele politiek moet daarbij worden ontzien. Het kabinet spreekt immers met één mond. De brief van gisteren sust en dekt toe, maar is dit toch niet een helder voorbeeld van "eens maar nooit weer"?

Als we vervolgens letten op de uitwerking van de beleidsdoelstellingen, dan erkent mijn fractie dat er een aantal stappen voorwaarts is gemaakt is. Ik denk aan de duidelijke inzet van minister Verhagen voor geloofsvervolgden waar ook ter wereld. Ik denk ook aan het verbeteren en versterken van palliatieve zorg. Daar moeten we vooral mee doorgaan. En ik denk bijvoorbeeld aan de professionele inzet van ons leger in Afghanistan. Een kanttekening is daarbij wel op zijn plaats: als we onze krijgsmacht ook in de toekomst professioneel willen houden, moeten we daar wel in willen investeren. En daar mag nog wel heel wat meer gebeuren.

Niet op koers ligt de doelstelling van de bereikbaarheid over weg en water in het wegennetwerk en de binnenvaart. Nu de spoedwet beschikbaar is, kan dit snel anders zijn. Ook hopen we nu toch eindelijk met het kabinet, dat al over de helft van zijn zittingsduur is, van gedachten te kunnen wisselen over een visie op het gezin. Wat betreft de doelstellingen op het gebied van de kinderopvang: er moet gesaneerd worden, maar het kabinet saneert precies aan de verkeerde kant, namelijk aan de kant van de gastouderopvang in plaats van aan de kant van de kinderopvang. Een ombuiging in dat beleid is dringend nodig.

Bij veel van de doelstellingen die door het kabinet worden aangemerkt als op koers liggend, de zogenaamde groene blokjes, plaatst mijn fractie toch vraagtekens. In noem enkele voorbeelden. Hoe kan het kabinet beweren dat Europa zich meer richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen? Brussel trekt juist steeds meer nationale zaken naar zich toe, ik denk alleen al aan wat wij hier volgende week bespreken in de antidiscriminatierichtlijn.

En wat te denken van de groene blokjes bij de beleidsdoelstellingen 11 en 12 over de kwaliteit van het onderwijs? Over de kwaliteit van het onderwijs woedt op dit moment juist een debat, waardoor het merkwaardig is om zulke stellige uitspraken te doen.

Hoe kan het kabinet de invoering van een gedifferentieerde kilometerprijs naar tijd, plaats en milieukenmerken op koers beschouwen, gezien de recent vermelde vertraagde invoering daarvan?

Het kabinet merkt zelf al op dat een uitbreiding van het aantal vrijwilligers en van het aantal mantelzorgers in 2011 er niet in zit. Integendeel, het aantal vrijwilligers en mantelzorgers wordt minder en daardoor wordt de doelstelling op dit punt dus ook naar beneden bijgesteld. Welke context bedoelt de regering als zij toch stelt bij deze doelstelling dat het beleid en de uitwerking ervan op koers ligt?

De doelstelling om 500 extra wijkagenten aan te stellen, ligt volgens het kabinet op koers. Daar staat echter tegenover dat er ook deze kabinetsperiode weer bezuinigd zal gaan worden op het politieapparaat. Wij blijven over die uitwerking echt bezorgd, in het licht van de stand van zaken bij doelstelling 52. Het is duidelijk dat agressie, sociale verloedering op straat en dergelijke moeten worden ingetoomd. Wij ergeren ons daaraan immers blauw.

De aanpak van overmatig alcoholgebruik door jongeren beperkt zich volgens het kabinet strikt genomen tot een wetgevingstraject voor hokken en keten. Mijn fractie ontkent niet dat er op dit terrein waardevolle stappen worden gezet, maar vindt de strikte invulling van deze beleidsdoelstelling onder de maat. Wij vragen het kabinet om op dit thema meer ambitie te tonen. Ik krijg graag op elk van deze als voorbeeld aangedragen punten een reactie.

Ten slotte wil ik enkele evaluerende opmerkingen maken over de voor mijn fractie meest wezenlijke punten. Begin 2008 zijn er verschillende, langverwachte, debatten gehouden over de medisch-ethische thema's. Daar hadden wij naar uitgekeken! Het resultaat van die debatten vindt mijn fractie echter teleurstellend. Zo heeft de kwestie van de embryoselectie ons diep geraakt, evenals de uitkomsten van de evaluatiedebatten over abortus en euthanasie. Wij ontkomen niet aan de conclusie dat het kabinet bij de medische ethiek blijft hinken op twee gedachten. Enerzijds is er de beschermwaardigheid van het leven, anderzijds de autonomie van de mens. Op papier, in het coalitieakkoord, is er weliswaar een evenwicht geformuleerd, maar in de praktijk blijkt de autonomie van de mens nog steeds eenzijdig de doorslag te geven. Het gegeven dat de heren Rutte van de VVD en Pechtold van D66 zich zojuist tevreden betoonden over de stand van zaken na die debatten op deze voor ons zo belangrijke punten, is voor de SGP-fractie temeer aanleiding om daar kritisch over te blijven. Wij nemen ons dus voor om een kentering op deze voor ons wezenlijke thema's te bevorderen en daar zal onze inzet op gericht blijven.

De heer Pechtold (D66):

Nu ik de heren Van der Vlies en Slob zo bij elkaar heb, zeg ik het volgende. Voor ons, vrijzinnig liberalen was dat een punt van zorg bij de start van dit kabinet. Daarom ben ik zeer geïnteresseerd in uw misschien wat scherpere oordeel op dit punt. Denkt u dat er de komende twee jaar überhaupt iets kan gebeuren, gezien ook de trajecten die wetgeving nu eenmaal nodig heeft? Dan heb ik het over de overtijdbehandeling en over het überhaupt aanpakken van dit type wetgeving. Ik stel verheugd vast dat de hele medische agenda die wij in de jaren negentig hebben opgebouwd, niet wordt veranderd. Na dit kabinet bekijken wij of verdere modernisering mogelijk is. Ik ben echter heel geïnteresseerd in hoe u hiertegen aankijkt, vooral in relatie tot de broeders van de ChristenUnie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ons verwachtingsbeeld was iets anders dan het uwe. Wij hebben daar in het verleden met elkaar over gediscussieerd, ook in debatten als deze. Ons verwachtingsbeeld was behoorlijk gespannen, in de zin van: wie weet wat er allemaal gaat komen? Tot nu toe blijft het resultaat achter bij wat wij hadden gehoopt. Laat daar geen misverstand over bestaan. Komt er in de resterende tijd nog iets van terecht? Ik blijf de coalitie en het kabinet daartoe stimuleren. Als u mij vraagt wat mijn perceptie is van de realiseringskans, dan moet ik zeggen dat ik daar inderdaad steeds somberder over wordt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ken u als iemand die zijn beoordelingen niet laat afhangen van wat bijvoorbeeld de heren Rutte of Pechtold vinden. U kunt ook zelfstandig een oordeel vellen. Gegeven wat de realiteit was een aantal jaren geleden en wat er nu op dit terrein gebeurt – dan denk ik bijvoorbeeld aan de palliatieve zorg, de opvang voor tienermoeders en de discussie over de overtijdbehandeling – hoe beoordeelt u dat dan, ook in vergelijking met wat u de afgelopen jaren op dat terrein hebt zien gebeuren of beter gezegd: niet hebt zien gebeuren?

De heer Van der Vlies (SGP):

Daar kan ik heel helder over zijn. De inzet van de SGP-fractie is sinds jaar en dag geweest om aandacht te vragen voor de palliatieve zorg. Daarin zijn wij vele jaren gezamenlijk opgetrokken. Wij hebben dat op de agenda gekregen. Er is aandacht voor gekomen. Op dat punt is een en ander uitgebreid, geïntensiveerd en in de opleidingen neergeslagen. Dat is heel erg goed. Dat dit kabinet daar nog een schepje bovenop heeft gedaan, is prima. Daar zult u mij niet over horen. Sterker: er mag van mij nog meer gebeuren op dat terrein. U herinnert zich dat ik over tienermoeders ooit een amendement heb ingediend. Dat werd weggestemd. Het ging toen om 10 mln. Het jaar daarop hebt u het via de coalitie weten te realiseren. Dat is prima. Ik zie echter nog niet dat de praktijk in de abortusklinieken daardoor verandert. Het is dus goed dat de eerder genoemde zaken gebeuren, maar nu nog de praktijk in de abortusklinieken. Over het recht voor de vrouw is vorig jaar heel principieel gediscussieerd. Daar heb ik ook inhoudelijke herinneringen aan. Het recht voor de vrouw – dat heeft staatssecretaris Bussemaker uitdrukkelijk gestipuleerd – moest onaangetast blijven, terwijl ik er steeds voor heb gepleit dat niet het recht van de vrouw altijd domineert – ik hoop dat u het daarover met mij eens bent – maar dat het altijd moet gaan om een samenspraak met de behandelend arts, wat toch het compromis in de Wet afbreking zwangerschap was. De behandelend arts moet daarin zijn eigen afweging kunnen maken. Die ruimte biedt de wet. Dat wil ik op zijn minst graag zo houden. Ik zou zelfs stappen terug willen zetten. Daar laat ik geen misverstand over bestaan. Wat dat betreft heb ik ook altijd met instemming gekeken naar het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie, want daar staat dat ook in.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is goed dat de heer Van der Vlies deze aanvulling geeft, want hij bleef enigszins hangen in "het glas is half leeg". Mag ik zijn woorden zo samenvatten dat hij zegt: wij willen op dat terrein veel en veel meer, maar ik constateer met dankbaarheid dat er op een aantal gebieden nu ontwikkelingen plaatsvinden die daarvoor nog niet plaatsvonden. De heer Van der Vlies heeft daar zelf voor gevochten en hij zal dat als een meerwaarde zien van wat er in deze periode gebeurt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het is prima dat de palliatieve zorg, die al aan de orde was, is uitgebreid. Het thema "tienermoeders" is sinds een jaar of wat nieuw. Ik heb dat thema indertijd zelf ook aan de orde gesteld, maar een oplossing was toen niet mogelijk vanwege financiële perikelen. Later is dat wel gerealiseerd en ik erken dat dit prima is. Maar de praktijk in de abortusklinieken is ook door de participatie van de ChristenUnie in deze coalitie helaas nog niet veranderd. Dat blijf ik aan de orde stellen.

Voorzitter. Mijn laatste opmerking betreft een ander immaterieel thema, waarover mijn fractie gedurende het jaar 2008 steeds grotere zorgen heeft gekregen en dat betreft het homo-emancipatiebeleid van dit kabinet. Geen geweld tegen en discriminatie van homo's, dat begrijpen wij volstrekt en daar staan wij ook helemaal achter. Maar het verbinden van consequenties van de ethische beoordeling ervan, bijvoorbeeld in het onderwijs, moet mogelijk blijven. Het functioneren van gewetensbezwaarde trouwambtenaren is tijdens deze kabinetsperiode eerder moeilijker dan gemakkelijker geworden, en er wordt de laatste weken stevig gemorreld aan de fundamenten van de vrijheid van onderwijs. Dat moet snel afgelopen zijn. Ik vraag de minister-president om een heldere, niet mis te verstane reactie daarop.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het zal u niet verbazen dat wij op dit punt van mening verschillen. U zegt zo stellig: geen discriminatie van homo's. U vindt echter wel dat homo's in het bijzonder onderwijs ontslagen moeten kunnen worden op het moment dat zij zichtbaar uitkomen voor hun homoseksualiteit.

De heer Van der Vlies (SGP):

De wet geeft het schoolbestuur inderdaad het recht op een eigen te voeren personeelsbeleid. Ik ken de enkelefeitconstructie. Er moet dus meer dan dat enkele feit aan de orde zijn, wil een beslissing in de zin die u zojuist suggereert genomen kunnen zijn en houdbaar blijven in een eventuele toetsing door de Commissie Gelijke Behandeling. Dat recht is er en moet er wat mij betreft blijven. U bent geen vreemde eend in deze bijt, u weet dat er veel discussie over is. Ik verweer mij daar echt tegen. Ik hoop dat u mij daarin zult steunen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, absoluut niet, hoe graag ik u ook op allerlei momenten zou willen steunen. Ik moet zeggen dat ik hier veel moeite mee heb, want u kunt dan niet staande houden dat u tegen discriminatie van homoseksuelen bent. U vindt namelijk wel dat het bijzonder onderwijs het recht moet houden dat mensen, zodra zij openlijk uitkomen voor hun homoseksualiteit, mogen worden ontslagen, en dat is discriminatie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat laatste betwist ik. Die discussie is gevoerd bij de behandeling van de Algemene wet gelijke behandeling. Ik herinner mij dat heel scherp. Daarover is het laatste woord nog niet gesproken. Ik ben het dus niet met u eens.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Dit kabinet heeft het absurde aantal van 2822 bladzijden nodig om verantwoording af te leggen over een jaar beleid. Dat heeft maar één doel: de Kamer misleiden en verbergen hoe ineffectief de overheid is. Effectieve controle van het beleid wordt onmogelijk gemaakt. Ik krijg één week de tijd om meer dan 4000 bladzijden door te spitten en slechts vijf minuten spreektijd, ongehoord, terwijl het gaat over 40% van ons bruto nationaal product dat door de overheid bij burgers en bedrijven wordt weggehaald zonder deugdelijke verantwoording.

De Rekenkamer beoordeelt op drie elementen. Het oordeel over het financieel verslag van het Rijk is zorgelijk. Het oordeel over de bedrijfsvoering van de ministeries luidt: het lijkt redelijk op orde. Over de beleidsinformatie concludeert mevrouw Stuiveling op 20 mei jongstleden: de stand van zaken is dat u meer beleidsinformatie hebt gekregen dan vorig jaar, maar u hebt er minder aan. Die woorden kan Trots op Nederland alleen maar onderschrijven.

Ik wijd enige woorden aan de kredietcrisis. Ondanks de sussende en ontkennende woorden van de minister van Financiën en de premier op Prinsjesdag, heeft de kredietcrisis toch keihard toegeslagen in het land. Bedrijven vallen om, de bouw stagneert, de autobranche en de transportsector vallen stil, de export zakt weg en de werkloosheid schiet omhoog. De bv Nederland staat zwaar onder druk.

Het kabinet heeft in 2008 ingegrepen bij Fortis/ABN AMRO. Dat was een zogenaamde systeembank die niet mocht omvallen. Daarom werd hij door de regering overgenomen voor 16,8 mld. Ook moest er een belang worden genomen in RFS van 6,5 mld. en kwam er een overbruggingskrediet voor Fortis van 44,3 mld. Samen is dat 67,6 mld. Het einde is nog niet in zicht; de volgende aanvraag voor miljardensteun van ABN AMRO hangt namelijk al in de lucht. De minister van Financiën kan natuurlijk alleen nog maar akkoord gaan. Nergens lees ik echter wat de effectiviteit van de genomen overheidsmaatregelen is. ABN AMRO bestaat nog. En verder? Het begrotingstekort is met bijna 80 mld. toegenomen. De kredietverlening aan ondernemers is zeer moeizaam geworden en bankmedewerkers worden met duizenden tegelijk naar huis gestuurd. Ik hoor hierop graag een reactie.

Ik geef een paar sprekende voorbeelden van de wijze van verantwoorden van dit kabinet. Ik begin met het vreemdelingenbeleid. De doelstelling van dit kabinet is een gereglementeerde en beheerste toelating tot verblijf. De praktijk is echter als volgt. De asielinstroom 2007 kwam uit op 9700 personen. Begroot voor 2008 waren er 10.500 en de realisatie 2008 bedroeg 15.300 personen. Dat is ongeveer 50% meer dan begroot.

Dan noem ik de gezinsvorming en de gezinshereniging. Begroot daarvoor waren bijna 14.000 personen en de realisatie kwam uit op bijna 27.000 personen. Dat is dus bijna een verdubbeling. In geld betekent dat, dat er 558 mln. begroot was terwijl de realisatie 776 mln. bedroeg. Dat is ruim 30% meer. Over bijsturing wordt geen informatie gegeven. De conclusie luidt dan dat dit falend en ineffectief beleid is.

Ik kom op de inburgering. De doelstelling van het kabinet was om meer mensen hun inburgering te laten afronden met een hoger niveau. Het aantal deelnemers aan de inburgeringsexamens – dat is nu de praktijk – was in 2008 begroot op 42.000 personen. De realisatie is echter nog geen 8500 personen. Het aantal geslaagden was begroot op 28.000 en de realisatie bedroeg 7000, dus slechts 25% van het begrote aantal. Over bijsturing wordt geen informatie gegeven. De conclusie is dat er sprake is van falend en ineffectief beleid.

Ik kom op de criminaliteit. De doelstellingen van dit kabinet voor de periode van 2002 tot 2010 – dat is voor de helderheid – zijn 19% minder geweldsdelicten, 25% minder criminaliteit tegen ondernemingen, 15% meer opgehelderde delicten en 0% minder recidive. De praktijk is echter dat er geen cijfers staan; het kabinet volstaat met de opmerking dat de Tweede Kamer separaat zal worden geïnformeerd. Er staat bij de punten 1-3 dat dit gebeurt door middel van een evaluatieonderzoek, maardat is uitgesteld. Over punt 4 wordt niet jaarlijks gerapporteerd. De conclusie is dat er weer geen informatie wordt gegeven over de bijsturing. Er is ook op dit punt sprake van falend en ineffectief beleid.

Trots op Nederland wil naar echt effectief beleid. Een beleid waarbij doelstellingen, resultaten en kosten helder zichtbaar zijn en waarop het kabinet afgerekend kan worden. Wij moeten af van die gehaktdag. Natuurlijk moet de regering verantwoording afleggen, maar dat moet gebeuren op de derde dinsdag in september. Dan kan het parlement al dan niet zijn goedkeuring geven over het afgelopen jaar. Op basis van deze uitkomsten kan vervolgens aan de regering een nieuwe begroting worden toevertrouwd. Nu is die begroting steeds weer een ongedekte cheque. Verantwoordingsdag blijft een ondoorzichtige mist. Trots op Nederland wil een transparante procedure. Er moet een rapport komen van maximaal tien bladzijden per ministerie en per afzonderlijk onderwerp. Dit zou de huidige 2822 bladzijden meteen terugbrengen tot rond de 200. Dan gaat het over hoofdlijnen. In deze rapporten moet alleen een lijst staan van doelstellingen, geboekte resultaten, daartoe ingezette middelen, cijfers over het maatschappelijk rendement en vooral ook een evaluatie.

Tot slot wil ik mijn collega's oproepen om een eind te maken aan deze schijnverantwoording. Men moet stoppen met deze gehaktdag. Dit verantwoordingsdebat moet worden samengevoegd met de begrotingsbehandeling. Dat is veel effectiever.

De vergadering wordt van 17.30 uur tot 19.00 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Wij staan vandaag stil bij de verantwoording over het beleid van 2008. Alvorens op de inbreng van uw Kamer in te gaan, hecht ik eraan om een opmerking te maken over de inbreng van de heer Wilders. De heer Wilders had kritiek op een verkrachte vrouw om een punt te maken van moreel verval. Ik vond deze vergelijking uiterst pijnlijk en smakeloos. Pijnlijk en smakeloos, omdat hij hier een slachtoffer van verkrachting zonder meer wegzette op een beschamende manier. Deze mevrouw is nu opnieuw slachtoffer geworden, omdat zij zich hier niet tegenover de heer Wilders heeft kunnen weren. Het is gebleken dat de heer Wilders moeite heeft met het openlijk toegeven van eigen fouten, maar ik heb het vermoeden dat hij zich diep in zijn hart ook schaamt voor deze misplaatste vergelijking.

De heer Wilders (PVV):

Voor geen millimeter, mijnheer de president, voor geen millimeter. Ik heb het punt gemaakt en ik zal het morgen weer maken. Uw reactie is tekenend en bevestigt het feit dat ik de vergelijking had moeten maken, want net als de rest van de elite hier gaat u precies datgene doen wat ik verwerpelijk vind, dat is de andere kant opkijken. Het morele verval van iemand die helaas verkracht is goed praten, is tekenend voor de situatie van de elite waar u ook bij hoort. U kunt bezwaar maken tot u een ons weegt. Doet u dat vooral, want dat zegt meer over u dan over mij.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Aan wat ik heb gezegd, heb ik niets toe te voegen.

Mijnheer de voorzitter. Dit debat draait in de kern om twee vragen: doet het kabinet wat het belooft en liggen wij op koers? Dat zijn belangrijke vragen die niet alleen een serieus antwoord verdienen, maar ook een serieus debat. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Daarin klonk steun door, maar er zijn ook kritische opmerkingen gemaakt, zoals dat hoort in een verantwoordingsdebat.

De eerste termijn van het kabinet ziet er als volgt uit. Ik zal zo meteen enkele opmerkingen maken over het algemene beeld over 2008. Vervolgens beantwoord ik de vragen over de algemene beleidsverantwoording, het aanvullend akkoord en de economie. Dan volgt een aantal beleidsmatige onderdelen, geclusterd in grofweg: duurzaamheid, arbeidsmarktbeleid en een aantal maatschappelijke vraagstukken, inclusief veiligheid. Vervolgens zal de minister van Financiën ingaan op onder meer de financiële verantwoording en het financieel beheer van het Rijk.

Voordat ik begin, hecht ik eraan om kort iets te zeggen over het belang en het karakter van Verantwoordingsdag zelf. Ik wil hier klip en klaar stellen dat het kabinet er groot belang aan hecht om open en realistisch verantwoording af te leggen aan de samenleving. Dat doen wij, naar goed democratisch gebruik, in deze Kamer. Die noodzaak tot verantwoording ligt feitelijk ook besloten in het beleidsprogramma Samen werken, samen leven. Daarmee heeft het kabinet zijn ambities immers zeer inzichtelijk en meer afrekenbaar dan ooit neergelegd in 74 beleidsdoelen en 10 projecten. Het kabinet hecht dus grote waarde aan dit debat. Misschien is Verantwoordingsdag nog niet de democratische hoogtijdag die Prinsjesdag wel is, maar de democratie verdient het dat Kamer en kabinet gezamenlijk vasthouden aan de ambitie om van Verantwoordingsdag een tweede hoogtepunt te maken in parlementaire jaar.

Met deze insteek heeft het kabinet u ook dit jaar de verantwoordingsstukken toegestuurd: het gebruikelijke financiële jaarverslag en de departementale jaarverslagen, maar ook voor de tweede keer de algemene verantwoordingsbrief. Die brengt de voortgang op het beleidsprogramma in beeld. Vorig jaar, in de eerste brief, had het kabinet er drie hoofdthema's uitgelicht. Dat vond uw Kamer wat beperkt. U vroeg om een integraal overzicht van alle 74 doelen en de 10 projecten. Daarin heeft het kabinet nu voorzien.

Met deze brief willen wij een extra dimensie aan het debat toevoegen: niet alleen financiële verantwoording, maar ook een beleidsmatige toets op meetbare resultaten en effecten. Zoals u weet, laten wij ons hierbij inspireren door de zogeheten deliverymethode die eerder in het Verenigd Koninkrijk onder premier Blair is ontwikkeld: leveren dus in goed Nederlands.

De ontwikkeling van deze systematiek voor de Nederlandse situatie is werk in uitvoering. Vorig jaar kon over ruim de helft van alle kabinetsdoelen nog weinig worden gezegd bij gebrek aan objectieve en betrouwbare criteria. Die zijn er dit jaar wel voor bijna alle kabinetsdoelen. Ik beschouw dat als een belangrijke stap vooruit en ik ben ingenomen met het feit dat ook de Algemene Rekenkamer die opvatting deelt.

Is het systeem daarmee perfect? Nee, maar het is wel een volgende stap in de goede richting. Het is goed om hier nog eens vast te stellen dat Verantwoordingsdag een relatief jonge traditie is in dit huis. We doen het pas sinds 2000 en op weg naar een moderne financiële huishouding zijn verschillende zaken nog volop in ontwikkeling. Dat geldt voor de verantwoordingsbrief van het kabinet en voor de zes ministeries die experimenteren met een heel nieuwe manier van begroten en verantwoorden. Het geldt ook voor de Algemene Rekenkamer die werkt met een nieuw instrument om de bedrijfsvoering van de Rijksdienst beter in beeld te brengen. Volgend jaar is een evaluatie van het verantwoordingsproces voorzien, waar ongetwijfeld verbeterpunten uitkomen. Maar tot die tijd geldt voor mij het adagium dat we het betere niet de vijand van het goede moeten laten worden. Verantwoorden is belangrijk in een democratie en dan past het niet, zoals sommigen wel doen, daar een karikatuur van te maken. Dat doet geen recht aan onze gezamenlijke democratische opdracht naar de samenleving toe.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Na deze algemene inleiding van de minister-president ...

Minister Balkenende:

Ik ben nog niet klaar, hoor!

De heer Pechtold (D66):

Nee, maar u was toch al een heel eind op streek en de sfeer is in ieder geval wel duidelijk. Herkent u zich nu in het beeld van die 82 groene smileys? Herkent u zich in het beeld dat het zo heel erg goed gaat? Wat zegt u dan als ik naar het eigen persbericht van de Algemene Rekenkamer verwijs, waarin wordt gezegd dat de informatie niet altijd op orde is en dat de Kamer problemen heeft om goed te controleren? Hoe verklaart u die discrepantie?

Minister Balkenende:

Ik kom daar straks nog uitgebreider op terug, maar ik zal er nu een paar opmerkingen over maken. Dan hebben we daar maar gelijk helderheid over.

In de eerste plaats gaat het om 74 doelen. In de brief die wij naar de Kamer hebben gestuurd, zeggen we dat in 82% van de gevallen sprake is van de kleur groen. Ik heb gehoord, ook in het debat van vandaag, dat wij onszelf een 8,2 zouden hebben gegeven. Laat ik dat misverstand wegnemen; wij hebben onszelf geen 8,2 gegeven. We hebben 74 doelen, waarvan 82% op streek ligt wat betreft de voortgang in het jaar 2008. Is daarmee de garantie geboden dat volgend jaar of aan het einde van de kabinetsperiode alles groen zal zijn? Nee, die is er niet. We zijn ons bewust van de risico's. We hebben niet voor niets gezegd dat we met een sterk veranderende economische werkelijkheid te maken hebben en dat dit ook een bedreiging kan vormen voor de realisatie van de doelen. We zijn daar gewoon eerlijk in geweest.

Ik kom er straks nog even terug en zal een paar voorbeelden noemen, waarin de Rekenkamer los van ons een beschouwing heeft gemaakt. Ik zal ook aangeven hoe wij zelf tot een oordeel zijn gekomen. Wel maakt de Rekenkamer gebruik van gegevens die ook wij hebben benut. De gegevens die in de verantwoordingsbrief liggen, zijn natuurlijk ook terug te vinden in de beleidsverslagen en de jaarverslagen. Die zijn wel onderdeel geweest van bijvoorbeeld de rechtmatigheidstoets van de Rekenkamer.

Aan het begin van de kabinetsperiode hebben wij de 74 doelen aangegeven. Vorig jaar heeft de Kamer zelf gezegd dat wij die doelen moesten aangegeven en daarover verantwoording moesten afleggen. Er is ook een brief naar de Kamer gegaan, dat de onderliggende informatie via internet kan worden geraadpleegd. We zijn daar niet geheimzinnig over; we hebben aangegeven langs welke lijnen we zijn gekomen tot onze criteria en onze weging daarvan. Om die reden is het proces ook transparant. Eerst was de kritiek dat de Rekenkamer niet wist wat erachter zat. De Kamer heeft gevraagd aan te geven wat er aan onderliggend materiaal is. Dat hebben we ook gedaan.

De heer Pechtold (D66):

Ik ken de geschiedenis. Na de 100 dagentoer zei ik dat het afrekenbaar moest zijn. U zag dat toen nog niet zitten. De geschiedenis loopt tot en met gisteren toen mijn fractiegenoot Koşer Kaya vorige week zei die achtergrondinformatie te willen hebben. Nu kunnen we op een website die doorklik zien. Ik vraag toch iets meer reflectie op een persbericht van een instituut als de Rekenkamer, dat als kop heeft "Tweede Kamer kan maar beperkt controleren". Wat zegt u dat?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Slechter dan vorig jaar!

De heer Pechtold (D66):

Slechter dan vorig jaar, inderdaad. Het is onze primaire taak. We willen wegblijven van Hyves en van ondefinieerbare meningen. We willen hier kunnen debatteren op basis van cijfers die gecontroleerd zijn door een instituut als de Algemene Rekenkamer. Wat zegt u dan als u zo'n artikel leest? Het is een beschaafd instituut; van een ander instituut zou dat een veel zwaardere kop zijn geworden. Beperkt controleerbaar, slechter dan vorig jaar. Hoe verhoudt zich dat dan tot het beeld waarvan u 82% op groen zet?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Het is goed om een onderscheid te maken tussen de stukken die de Rekenkamer beoordeelt aan de hand van de rechtmatigheids- en doelmatigheidscriteria en de verantwoordingsbrief. Met de Kamer is afgesproken dat de verantwoordingsbrief een politiek document zou zijn. Daarin zou op hoofdlijnen worden ingegaan op hetgeen is gerealiseerd met het beleid. Vorig jaar hebben wij de opvatting gedeeld dat het goed is dat juist de doelen van het kabinet, de beleidsdoelen, worden verantwoord. Daarmee is de verantwoordingsbrief een politiek document.

Over het volgende verschil ik toch wat van opvatting met de Rekenkamer. De gegevens waarop wij ons baseren zijn in de stukken terug te vinden. Dat is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets.

De heer Pechtold (D66):

De Rekenkamer heeft het niet over de verantwoordingsbrief, maar over de andere stukken. Hij heeft het niet alleen over de brief met de 74 goede dingen, maar juist een oordeel uitgesproken over de andere stukken, over de beleidsinformatie.

Minister Balkenende:

Ik dacht dat de heer Pechtold mij aansprak op de verantwoordingsbrief, excuus daarvoor.

De minister van Financiën zal ingaan op het meer algemene oordeel van de Rekenkamer over het verschaffen van inzicht. Ik heb mij nu met name geconcentreerd op de verantwoordingsbrief en op de geluiden die de Rekenkamer daarover heeft laten horen.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het prima dat de minister van Financiën daar ook een deel van pakt, maar deze minister is de premier. De Kamer vraagt al twee jaar om Verantwoordingsdag beter vorm te geven, opdat zaken beter afrekenbaar en meetbaar zijn. Als de Rekenkamer dan deze conclusie trekt, vind ik dat de minister-president daarover best een uitspraak kan doen. Het zou hem sieren als hij zei "ik trek mij die kritiek aan en ik wil met Prinsjesdag laten zien dat wij een systematiek hebben waar de Rekenkamer zich in kan vinden en waarbij de doelen meetbaar zijn."

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd dat de minister van Financiën zal ingaan op dit algemene oordeel, maar ik zal er ook zelf op ingaan.

Het rechtmatigheidsoordeel van de Rekenkamer is gewoon goed. Dat loopt gewoon goed. Dat wordt ook naar voren gebracht. Er worden ook zorgpunten genoemd inzake de rechtmatigheid en de doelmatigheid. De heer Pechtold doelt hierbij op de staat van de beleidsinformatie. Ik heb eens eerder aangegeven, ook in een interview, dat wij op sommige onderdelen afhankelijk zijn van informatie van anderen. Op sommige terreinen is er een eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten en dat zeggen wij ook nadrukkelijk. Niet alle informatie die van ons wordt gevraagd, ligt op ons niveau. Deze kan immers evenzeer te maken hebben met medeoverheden. Als dat soort argumenten aan de orde is, is er sprake van een ordeningsdiscussie. Een rijksoverheid kan niet verantwoordelijk zijn voor alles.

Ik stel voor dat de minister van Financiën ingaat op de overige punten. Ik dacht dat ik was bevraagd over de verantwoordingsbrief.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nou, dan even naar de verantwoordingsbrief, naar de rode en de groene hokjes. Ongeveer twintig jaar geleden was ik nog leidinggevende en toen gebruikten wij die ook al. Die kunnen heel goed werken. Alleen hadden wij toen wel de keiharde afspraak dat het groen is als een doel voor 100% is gerealiseerd en dat alles wat daaronder zit, rood is. Geldt dat ook voor de beleidsbrief?

Minister Balkenende:

Dat geldt voor de criteria die wij voor de verschillende doelen hebben gehanteerd. Dat wordt ook gemeld in de brief. Het is ook te zien dat bij sommige doelen en projecten de kleur rood wordt aangegeven. Dat zal later in dit debat ook aan de orde komen. Daarbij wordt ook uitgelegd waarom de kleur rood is. Bij Schoon en Zuinig zijn een aantal zaken goed, maar een aantal doelen wordt niet gehaald. Dat komt ongetwijfeld nog ter sprake. Dan is de kleur rood. Wij hebben geprobeerd om dat zo integer, zo open en zo transparant mogelijk te doen. In de informatie die de Kamer gisteren heeft ontvangen, is te lezen hoe wij de zaak hebben opgepakt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik check het nog één keer. Als de doelstelling voor 100% is gerealiseerd, is de kleur groen. De rest is rood.

Minister Balkenende:

Ja.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dan geef ik straks nog een paar voorbeelden.

Minister Balkenende:

Daar is dit debat ook voor, mevrouw Verdonk.

Voorzitter. Een veel gehoord kritiekpunt is dat het kabinet met de delivery- en verantwoordingsbrief de slager is die zijn eigen vlees keurt. Ik deel die conclusie niet. Alle data zijn voor iedereen vrij beschikbaar op het internet. Dat betrof een verzoek van deze Kamer. Informatie over de begin-, tussen- en einddoelen. Het kabinet levert de informatie en het is aan de Kamer om daar een politiek oordeel over te vellen. Ik wijs ook op de staat van de beleidsinformatie van de Algemene Rekenkamer. Daarin geeft de Rekenkamer dit jaar, naast het goedkeurende oordeel over de financiële jaarstukken van het Rijk, een onafhankelijk oordeel op vier specifieke punten uit het beleidsprogramma. De Algemene Rekenkamer onderzocht daarbij de kwaliteit en de bruikbaarheid van de beschikbare beleidsinformatie. Het gaat om het gemeentelijk armoedebeleid, de vernieuwing van de rijksdienst, de recreatie om de stad en de verbetering van de bereikbaarheid over water. Het oordeel van de Rekenkamer over deze vier doelstellingen loopt uiteen. Dat is bekend. Het kabinet trekt zich de kritiek ook aan. Ook beleidsinformatie moet toetsbaar en meetbaar zijn. Wat nu zo interessant is, is dat de conclusies van de Rekenkamer op de vier prioriteiten die ik net noemde, parallel lopen aan de bevindingen van het kabinet. Als het oordeel van de Rekenkamer kritisch is, staat de verantwoordingsbrief op rood en als de Rekenkamer positief is, staat de verantwoordingsbrief op groen. Ik zie het onafhankelijke oordeel van de Rekenkamer bij deze beleidsprioriteiten daarom als een belangrijke steun in de rug voor de objectiviteit en meetbaarheid van de deliverymethodiek. Deze methodiek maakt de algemene beleidsinformatie meetbaarder dan ooit en dat is precies het doel. Want nogmaals: het kabinet hecht aan een open en realistische verantwoording.

Voorzitter. Ik vervolg met enkele woorden over het algemene beeld in 2008 en de doorwerking van de economische recessie. Het kabinet is halverwege en twee hoofdconclusies stemmen mij tevreden. Ten eerste is dat het oordeel van de Rekenkamer dat de rechtmatigheid van de overheidsuitgaven als vanouds zeer hoog is en zelfs een 10 plus waard is. Ten tweede is dat 82% van alle doelen uit het beleidsprogramma op schema ligt. Het kabinet ligt dus op koers.

Ik zeg daar onmiddellijk bij dat wij ons realiseren dat de uitkomst van de delivery uiteraard niet op alle fronten groen kleurt. Daarvoor zijn redenen aan te geven, die wij de Kamer schriftelijk hebben gemeld. Die redenen zijn echter voor het kabinet geen excuus om het er maar bij te laten zitten. Er zal voor die doelen in 2009 een tandje bij moeten. Dat geldt des temeer, omdat 2008 een jaar was waarin zich een nieuwe economische werkelijkheid aandiende. De ramingen van het CPB, waarop het kabinet zijn begroting baseerde, bleken de omvang en de doorwerking van de kredietcrisis te hebben onderschat.

De wereldeconomie en de Nederlandse economie kwamen in zwaar weer terecht. De totale groei was met 2% weliswaar nog positief, maar de volgende kwartaalcijfers verslechterden dusdanig snel dat ons land in het derde kwartaal van 2008 officieel in een recessie belandde. De prognoses voor 2009 zijn helaas niet rooskleurig. De wereldhandel krimpt, de binnenlandse particuliere consumptie loopt terug en de bedrijfsinvesteringen blijven achter. Dit alles uit zich vooral in een snel oplopende werkloosheid. De lichtpuntjes, zoals het lichte herstel van het binnenlandse consumentenvertrouwen in de laatste twee maanden, zijn nog zwak. Op dit moment kunnen wij helaas alleen een minder snelle verslechtering van de economische indicatoren constateren. Dit alles in de wetenschap dat de werkloosheid na-ijlt bij het economische herstel. Het levert grote onzekerheid op voor mensen en bedrijven. Mensen moeten vrezen voor hun baan en hun inkomenszekerheid. Bedrijven zien hun winsten achteruitgaan en worden gedwongen om te reorganiseren.

Juist in tijden van onzekerheid is het van het grootste belang dat de overheid vasthoudt aan haar plannen en doelstellingen en die ook daadwerkelijk uitvoert om het vertrouwen te versterken en om economisch herstel te bevorderen. Maar het is ook nodig, omdat bij een tegenvallende conjunctuur het belang van betere zorg, onderwijs, veiligheid en een duurzame economie onverminderd groot is. Het beleidsprogramma en de delivery zijn ons juist in deze tijden behulpzaam bij het zicht houden op maatschappelijke prioriteiten die niet puur financieel-economisch zijn.

Het kabinet houdt dus vast aan zijn doelstellingen en geeft in 2009 waar mogelijk en nodig extra impulsen om die doelstellingen te halen. Ik geef twee concrete voorbeelden. Ten eerste is de vermindering van de regeldruk voor bedrijfsleven en burgers een goed voorbeeld van een doelstelling die het vertrouwen versterkt en tegelijkertijd een bijdrage levert aan economisch herstel. De vermindering van de regeldruk zullen wij in versneld tempo uitvoeren. Wij kunnen het ons niet veroorloven om in slepende procedures te blijven steken wanneer het werk in de bouw stilvalt en voor Nederland belangrijke investeringen achterblijven. De Spoedwet wegverbreding, de Tracéwet en de crisis- en herstelwet zijn erop gericht om extra meters te maken.

Ten tweede geldt een vergelijkbare ambitie voor de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid. Ook daar kom ik later nog over te spreken. Hier liggen vooral kansen op het gebied van energiebesparing en het bevorderen van duurzame energie en innovatie. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van de daarvoor bestemde infrastructuur, zoals het zogenaamde "stopcontact op zee", de impuls voor windenergie buiten de kust.

Uit deze twee voorbeelden blijkt dat het aanvullend beleidsakkoord Werken aan toekomst een belangrijke versterking is van het kabinetsbeleid. Nu door de economische onzekerheid ook de onzekerheid over het behalen van de doelstellingen groeit, zet het kabinet alles op alles om in 2009 op koers te blijven. Het stimuleringspakket van 6 mld., aangevuld met 2 mld. als gevolg van de besluitvorming in 2008, en de stimuleringsbijdrage van 1,5 mld. van de medeoverheden is daarom bewust gericht op de belangrijkste prioriteiten van het kabinet: het bevorderen van werkgelegenheid, het voorkomen van jeugdwerkloosheid, het opbouwen van een duurzame en innovatieve economie, het stimuleren van investeringen in de bouw van nieuwe en betere wegen, scholen en ziekenhuizen en directe liquiditeitsverruiming om ondernemerschap lucht te geven.

Uiteraard is snelheid geboden. Het kabinet maakt dan ook haast met de invulling en de uitvoering van het pakket. Dat kan de Kamer terugzien in de ontwerpbegrotingen voor 2010. Wij doen alles om ervoor te zorgen dat groen in de tweede helft van de kabinetsperiode de hoofdkleur blijft voor de uitvoering van de kabinetsplannen. Tot zover mijn algemene beschouwing.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik moet bekennen dat ik hier toch een tikje gek van wordt. U zegt: het gaat goed met groen, want wij hebben ambities, die ambities zien er zus en zo uit, dus gaat het goed met groen. Dat is eigenlijk de cirkelredenering. Ik heb nog even gekeken naar uw verantwoordingsbrief en ik wil u toch een paar van uw eigen succesjes voorhouden, waarop u heel trots bent. U hebt het over duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten; doelstelling 6. Het antwoord is: het project, de millenniumontwikkelingsdoelen, is gestart en dus dichterbij. Ik noem er maar eentje. Vervolgens doelstelling 16: minder regels, minder instrumenten, minder loketten. Het antwoord: de voortgang van dit beleidsdoel ligt op koers, want wij hebben een heldere ambitie geformuleerd. Sorry, maar ben ik nu ... ? U weet wat Louis van Gaal ooit zei. Ik noem er nog een: het aanbod van de publieke omroep is kwalitatief hoogwaardig, want op 1 januari 2009 is de Mediawet 2008 in werking getreden. Het beleidsdoel ligt op koers. Wat hebt u nu bereikt?

Minister Balkenende:

Ik vind de vraagstelling van mevrouw Halsema eerlijk gezegd erg cynisch. Wij hebben 74 doelen gedefinieerd. Via de onderliggende informatie weet u op welke punten wij de zaken gaan beoordelen, wat het doel is van de verschillende beleidsaspecten, hoe wij de tussenstappen willen realiseren en welke elementen in beeld komen. Dan leggen wij hier verantwoording af over wat er is gebeurd. Natuurlijk moet dat bescheiden zijn. Ik kan bij de afzonderlijke onderdelen gaan stilstaan. De millenniumontwikkelingsdoelen heeft Nederland natuurlijk niet alleen in de hand. Ik constateer echter wel dat wij ernst maken met bijvoorbeeld de 0,8. Ik merk Balkenendedat wij internationaal ernst maken om steeds aandacht te vragen voor de millenniumontwikkelingsdoelen. Ik merk dat wij in Europees verband steeds zeggen dat wij de financiële crisis niet los mogen zien van thema's zoals het klimaat en de MDG's. Op die manier doen wij datgene wat van ons mag worden verwacht.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het gaat er niet om dat u zo uw stinkende best doet. Dat geloof ik wel. Ik geloof echt dat u elke ochtend vroeg opstaat, naar uw werk gaat, ongelooflijk uw best doet om dit land beter te maken, meer samen te werken en meer samen te dromen. Ik geloof echt dat u dat doet, maar het gaat om resultaten. Laat ik dan even een VVD-"hang-up" nemen, zodat u mij niet kunt verwijten dat ik in mijn eigen straatje praat: minder regels, minder instrumenten, minder loketten. Het is dan toch niet gek dat de Kamer vervolgens vraagt of u erin geslaagd bent om minder regels te creëren, minder instrumenten in te zetten en minder loketten te hebben. Wat is uw antwoord? Het gaat goed, want wij hebben zo ons best gedaan, wij hebben namelijk een ambitie geformuleerd. Wat ervan terecht is gekomen, is nergens te vinden. Toch zegt u: wij hebben het zo goed gedaan, ik ben elke ochtend vroeg opgestaan, naar mijn werk gegaan, heb ontzettend mijn best gedaan en het is flauw als u dan nog iets te zeggen hebt.

Minister Balkenende:

Ik vind het ook een beetje flauw zoals mevrouw Halsema nu formuleert. Ten aanzien van de administratieve lasten hebben wij gezegd dat wij in deze periode min 25% willen halen. Dat is een hard doel, waaraan wij vorig jaar hebben gewerkt. U hebt ook gemerkt dat wij bij het aanvullend beleidspakket hebben gezegd dat wij er een tandje extra bij doen omdat dat nodig is in het kader van ondernemerschap. Dat betekent dat wij weten wat gedaan moet worden. Het gaat ook om de zichtbaarheid van de verbeteringen. Het afschaffen van de eerstedagmelding is daarvan een voorbeeld, maar er zijn nog veel meer zaken te melden. Op basis van wat wij ons hebben voorgenomen, op basis van wat wij vorig jaar hadden moeten doen – dit jaar zijn wij net zo druk daarmee bezig, ik heb al gezegd dat wij een extra impuls geven – zijn wij druk bezig om het doel van de min 25% te halen. Dat betekent niet dat je het in één jaar hoeft te halen. Dat kan niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U verantwoordt jaarlijks. Wanneer u zich niet verantwoordt – dat doet u dit jaar dus niet, dat zegt u eigenlijk – moet u niet net doen alsof u het toch goed hebt gedaan. Ik vind het heel verleidelijk om nu over klimaat en groen te beginnen, omdat ik dat wel zo belangrijk vind en er op dat terrein ook alleen maar mist wordt gecreëerd, maar laten wij het maar even op dit punt houden. Op welke percentage staat u eigenlijk op dit moment? Ik weet het niet. Weet u het wel?

Minister Balkenende:

Hebt u de onderliggende stukken bekeken? En wat vond u daar?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mist.

Minister Balkenende:

In een eerste deel van een kabinetsperiode hebben wij te maken met het op de rails zetten van veranderingen tot wetgeving. Wij beginnen met zaken in kaart te brengen. Dit betekent dat het percentage in het begin van de periode natuurlijk veel lager is, omdat je dan nog in het proces zit van veranderen. U mag het kabinet aan het einde van de rit afrekenen op het halen van de doelstelling van 25%. Ik heb op dit moment geen percentage beschikbaar, maar ik zal nog bezien wat ik daarover in tweede termijn kan melden. Het gaat er mij om dat wij datgene doen wat nu nodig is om tot die 25% te komen. Halverwege de rit hebben wij nog lang niet aan die 25% voldaan, omdat wij nu te maken hebben met veranderingen in wetgeving. Wij zijn bezig met de voorbereiding daarvan. Maar nogmaals, ik zal bezien of ik nadere informatie kan geven in de volgende termijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Zou ik u dan eens mogen voorleggen dat wat u nu zegt volledig in strijd is met het ongelooflijke hallelujaverhaal dat u in uw eigen brief hebt opgenomen? "Het beleidsdoel ligt op koers, het gaat allemaal zó!" Eerlijk gezegd zegt u nu: wij kunnen ons helemaal niet verantwoorden, dat kunnen wij pas aan het einde van de rit. Ik wil met u wedden dat dit geldt voor het overgrote deel van de doelstellingen waarvoor u nu een reclameverhaal ophangt, maar waarover u eigenlijk helemaal niets zegt. Alles is vaag, er zijn geen resultaten zichtbaar.

Minister Balkenende:

Bij de vermindering van de administratieve lasten gaat het om vermindering van juridische verplichtingen. Die moeten worden voorbereid. De vraag is niet wat wij in het eerste jaar al hebben bereikt. Wij hebben overigens wel iets bereikt; daar zal ik nog nader op ingaan. Het gaat vooral om de vraag of wij bezig zijn, de wetgeving zodanig te veranderen dat wij ons doel aan het einde van de periode halen. Het is de vaste overtuiging van het kabinet dat wij die 25% zullen halen, ook al omdat wij met betrekking tot het aanvullende beleidspakket een tandje bijzetten.

De heer Pechtold (D66):

Dit kan niet. Onder uw tweede kabinet was er dezelfde ambitie van 25%. Jaarlijks werd er met Actal verslag gedaan. Dit werd gecontroleerd. Vorig jaar is dat ook gebeurd. De staatssecretarissen Heemskerk en De Jager maakten toen geen beste beurt. Nu zegt hij: 25% aan het einde van de periode erbij. Vorige week heeft diezelfde staatssecretaris De Jager nog met lijsttrekker Van de Camp namens het CDA een enorme blauwe krokodil staan neerzetten, over regelgeving in Europa. U zegt: straks in 2011 – ik hoop nog voor de verkiezingen – mag u mij afrekenen op die 25%. Ik vind dit een schoolvoorbeeld van een situatie waarin wij niet kunnen controleren. Ik vind dat u gewoon in 2008, in 2009, in 2010 en in 2011, net als onder Balkenende II gebeurde, moet laten zien hoe de lasten voor burgers en de administratieve lasten voor bedrijven zich ontwikkelen. U moet niet zeggen tegen mevrouw Halsema: wij zijn wetten aan het ontwikkelen. U kunt gewoon per jaar aangeven waar u staat. Op zijn minst moet u geen groen tekentje zetten: zet het dan gewoon op grijs: wij weten het niet.

Minister Balkenende:

Wat de administratieve Balkenendelasten betreft gaat het om twee dingen. Wat realiseren wij in een jaar en wat ondernemen wij aan activiteiten om verdergaande doelen te bereiken? Ik zal bezien of ik daarover nog nadere informatie kan geven en kom er in tweede termijn op terug.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter, ik heb een vraag van de orde. Ik heb een volstrekt willekeurig voorbeeld gegeven. Ik heb ook nog het voorbeeld van de publieke omroep gegeven en het kwalitatief hoogwaardige aanbod daarvan. U zegt daarvan dat u op koers ligt, maar eerlijk gezegd weet ik bij god niet hoe u het meet. Ook met de armoedebestrijding gaat het volgens u goed, internationaal gezien. Ik zou willen zien dat u de maatschappelijke effecten van al uw beleidsvoornemens op alle doelstellingen meet en openbaar maakt. Ik vraag u, dit uit te breiden naar de andere 73 doelstellingen.

Minister Balkenende:

Laat ik eerst in algemene zin ingaan op uw vraag hoe het zit met de maatschappelijke effecten. Met de deliverymeting brengt het kabinet de voortgang van het beleidsprogramma in beeld. Het sturen op maatschappelijke effecten, waar mevrouw Halsema over spreekt, behoort zeker tot de ambitie van dit kabinet. Sterker nog, zij staan voorop. Wij beogen immers veranderingen in de samenleving te bewerkstelligen, maar wij weten ook dat de effecten van beleid tijd nodig hebben om zichtbaar te worden. Ik wijs als voorbeeld op de totstandkoming van wet- en regelgeving. Daarnaast moeten wij ons er allen van bewust zijn dat de effectiviteit van beleid niet tot het monopolie van het kabinet behoort. Wij zijn in hoge mate ook afhankelijk van de inzet van medeoverheden, bedrijven, burgers en maatschappelijke instellingen en organisaties. Het kabinet houdt daar terdege rekening mee in de deliverymethodiek, met de gekozen indicatoren en de tussenstappen tot het einde van de kabinetsperiode. Maar het is slechts een instrument, dat bovendien nog in ontwikkeling is. Wij staan uiteraard open voor suggesties tot verbetering. Een mogelijke verbetering is overigens het scherper formuleren van de doelen. Een deel is inputgestuurd, terwijl output per resultaat nodig is.

Ik kom even terug op de regeldruk. In 2008, is 8% gerealiseerd van de vermindering van de administratieve lasten. Het beoogde doel in dat jaar was 7%. Zoals ik eerder al heb gezegd, is het de bedoeling dat wij uitkomen op 11,25% in 2011 met tussenstappen van 11% in dit jaar en 17% in 2010. Dat is het schema. Het getal dat vorig jaar is gerealiseerd is 8%. Daarnaast is het de vraag wat wij doen ten aanzien van veranderingen in de regelgeving om het doel te bereiken. Daarover heb ik gezegd dat er intensief aan wordt gewerkt. Het doel voor vorig jaar was 7%. Wij hebben 8% gehaald. Dan hebben wij dus voldaan aan hetgeen wij ons hadden voorgenomen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Een andere doelstelling waarop dit kabinet niet kan worden afgerekend, respectievelijk waarop de Tweede Kamer het niet kan controleren, betreft het klimaat. Ik ben overigens wel van mening dat de minister vaker dan ooit het woord "klimaat" in de mond neemt. Daarmee ben ik al erg blij, maar het blijft bij alleen maar woorden. Dit kabinet heeft zes pijlers vastgesteld. Bij slechts een daarvan is de volgende clausule opgenomen: "Verder zal de recessie de realisatie van de doelstellingen in deze pijler mogelijk negatief beïnvloeden." Dat gaat over de pijler Duurzaamheid. Hoe kan ik het kabinet volgen en controleren wanneer het niet de garantie kan geven dat de doelstellingen gehaald zullen worden? Waar kan ik het kabinet op afrekenen als het wordt open gelaten of de beleidsdoelstellingen zullen kunnen worden gehaald?

Minister Balkenende:

Het veranderd economisch klimaat is ook voor tal van andere doelen relevant. Daarop hebben wij nu al gewezen. Het gebruik dat van het openbaar vervoer wordt gemaakt, is bijvoorbeeld lager geworden omdat er minder wordt gereisd. Het doel om 200.000 mensen meer aan de slag te krijgen, heeft te maken met de druk die wij vanuit de economische werkelijkheid ondervinden. Met andere woorden: het gaat niet alleen om het thema duurzaamheid. Dat wil ik allereerst graag gezegd hebben.

Het kabinet heeft gezegd dat het zal vasthouden aan de gestelde doelen. Wij weten dat er vaak een tandje bij zal moeten. Daarnaast is sprake van het aanvullend beleidspakket. Wij hebben gezegd op meerdere terreinen meer willen gaan doen. Dat hebben wij voor ogen gehad bij het vaststellen van het aanvullend beleidspakket. Wij willen niet overgaan tot het verlagen van de doelen. Wij zien wel dat er sprake is van risico's. Mevrouw Thieme heeft een voorbeeld genoemd, maar er kunnen er meer worden genoemd.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Waarom vraagt het kabinet in het bijzonder op het gebied van de duurzaamheid de vrijheid om het aan de economische recessie over te laten of de klimaatdoelstellingen kunnen worden gehaald? Dat hangt af van het al dan niet verminderen van de recessie. Ik acht dat kwalijk. Bij geen van de andere pijlers wordt deze clausule opgenomen. Het gebeurt alleen bij de duurzaamheid. Daar schrijft het kabinet: "Verder zal de recessie de realisatie van de doelen in deze pijler mogelijk negatief beïnvloeden." Het kabinet wil dus niet worden afgerekend op deze doelstellingen. Het wordt overgelaten aan de economische situatie.

Minister Balkenende:

Het is goed om nog eens duidelijk te maken dat ik in punt 2 van mijn verantwoordingsbrief aanduid op welke terreinen sprake kan zijn van druk vanuit de economische werkelijkheid. Deze worden opgesomd bij de drie bullets op pagina II van de brief. Dat geldt althans voor de versie van het stuk dat ik voor mij heb. Daar staat dat wij ons bewust zijn van het feit dat de zware economische teruggang invloed kan hebben op tal van beleidsdoelen. Wij zijn ons daarvan bewust. Het is onjuist dat het maar met één onderdeel te maken zou hebben, zoals mevrouw Thieme suggereert.

De voorzitter:

Mevrouw Thieme, voor de laatste maal.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president dekt zich in. Over twee jaar kan hij zeggen: ik heb u gewaarschuwd en ik heb gezegd dat de economische situatie zich zo kan ontwikkelen dat de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid niet kunnen worden gehaald. Ik hoor niets van hem over extra maatregelen waardoor mensen bijvoorbeeld vaker met het openbaar vervoer gaan reizen. Het openbaar vervoer zou goedkoper kunnen worden gemaakt, waardoor het ook in deze tijden van zwaar weer aantrekkelijker wordt om daarmee te gaan reizen. Laat de minister-president dit ook als een kans zien om het gedrag van mensen te veranderen, waardoor zij op een meer duurzame manier gaan reizen. Dat type maatregelen neemt het kabinet niet. Ik hoor de minister-president zich alleen indekken, zodat hij over twee jaar niet kan worden afgerekend op de klimaatdoelstellingen.

Minister Balkenende:

Ik vind dit jammer. Wij hebben juist voor deze systematiek gekozen om duidelijk te stellen wat de doelen waren, hoe het zit met de tussentijdse realisatie en of wij op schema liggen. Daarbij hoort een open en transparante opstelling. Daarbij stellen wij dat wij plotseling te maken hebben met een totaal andere werkelijkheid dan wij een jaar geleden voor mogelijk hielden. Dat betekent dat je ook moet zeggen dat er bepaalde risico's zijn. Dat hoort bij je transparant opstellen en heeft niets te maken met indekken. Dat is het eerlijk zeggen hoe wij er op het ogenblik voorstaan en welke risico's er zijn. Als ik in de brief schrijf waar de risico's liggen, laat ik daarmee zien dat wij ons bewust zijn van de effecten van de slechte economie. Dat heeft niets te maken met je indekken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat betekent dat duurzaamheid lager op de agenda komt te staan en dus minder belangrijk is dan de andere pijlers. Voor die andere pijlers geeft de minister-president wel de garantie af dat hij voor het bereiken van de doelstellingen zal gaan.

Minister Balkenende:

Ik kom hierop straks terug, als ik zal spreken over duurzaamheid. Ik neem dit misverstand echter graag weg. Wij zien dat bij Schoon en Zuinig rood staat. Wij schrijven ook waarom er rood bij staat en dat voor een aantal zaken dit jaar wel gedaan zal worden wat vorig jaar niet is gelukt. De verwachting is dat het dan ook weer beter zal gaan. Laten wij geen stereotype beelden schetsen over indekken en duurzaamheid waarvoor geen aandacht zou zijn. Dat is niet onze intentie. Ik ben blij dat ik dit debat met mevrouw Thieme kan voeren, want dat bewijst hoe goed het is dat wij deze systematiek hanteren. Het maakt duidelijk hoe het ervoor staat, waar er een tandje bij moet en waar de risico's liggen. Dat is het wezen van deze systematiek.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dit is de avond van rood en groen. Ik wil de minister-president een persoonlijke vraag stellen. Is hij kleurenblind?

Minister Balkenende:

Het antwoord is nee.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik vraag dit, omdat ik thuis een partner heb die wel kleurenblind is. Hij ziet niet het verschil tussen rood en groen. Volgens mij zou dat de minister-president vandaag fantastisch kunnen helpen, want het is natuurlijk prijsschieten voor ons. De eerste voorbeelden zijn al aan de orde geweest, en ik heb een volgend voorbeeld. Daarvoor begin ik weer bij de beleidsbrief. Ik wil het hebben over het daadwerkelijk doen terugkeren van vreemdelingen. In de beleidsbrief staat daarover: "Ook is een stijging waarneembaar van het aantal migranten dat met ondersteuning van de Internationale Organisatie voor Migratie zelfstandig uit Nederland is vertrokken." Wij spreken over 2008. Ik denk dan: oké, dat is mooi. In de begroting stond een raming van het aantal mensen dat terug zou gaan. In de realisatie is dat aantal hoger. Daar praten wij over. Edoch, wat staat er in het beleidsartikel van het ministerie van Justitie? Voor 2008 is begroot dat 4400 mensen zelfstandig terug zouden gaan, maar er zijn er 2800 teruggekeerd. De minister-president stelde zojuist dat 100% realiseren groen was en dat alle lagere percentages rood zouden zijn. Kan hij mij dit verklaren?

Minister Balkenende:

Voorzitter, vindt u het goed als ik straks op dit punt terugkom? Ik kom terug op tal van vragen die zijn gesteld, waarbij afzonderlijke antwoorden horen. Het komt mijn betoog niet ten goede als ik daar nu elementen moet uithalen. Mag ik aan mevrouw Verdonk vragen of het goed is dat ik op dit punt later terugkom?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De minister-president mag dat vragen en ik zal wachten.

Minister Balkenende:

Dank u zeer.

Enkele woordvoerders hebben gerefereerd aan mijn artikel in NRC Handelsblad dat als titel had: "Sterker uit de crisis met het Rijndeltamodel." Ik heb, mede namens de minister van Financiën, de Kamer hierover gisteren nader geïnformeerd. In het coalitieakkoord staat dat er nieuwe arrangementen nodig zijn om een antwoord te geven op de dynamiek van deze en de komende tijd. In het artikel staat een visie die daarop voortborduurt. Ideeën daarover heb ik al eerder uiteengezet, bijvoorbeeld in een artikel in het Financieele Dagblad in december 2008. Daarin ligt een beschouwing besloten die zowel ingaat op het functioneren van financiële systemen en markten, als op de rol van menselijk gedrag en eigen verantwoordelijkheid. De inhoud van het artikel is vanzelfsprekend in lijn met het kabinetsbeleid. Het is een bijdrage die ik als minister-president heb geleverd aan het debat over de economische orde, een debat dat ook de Kamer wil voeren met het kabinet, en naar ik hoop ook met de heer Rutte, die het blijkbaar is ontgaan dat het kabinet dit debat al enige tijd voert. De uitgangspunten in de beschouwing zijn de onderscheiden, maar desalniettemin samenhangende rollen van de markt, de burgersamenleving en de overheid. Mijn analyse is dat die drie partijen falen als de individuele verantwoordelijkheid van mensen uit beeld verdwijnt. De beschouwing is naar mijn idee subtieler dan de versimpeling in de vraag of de markt faalt of de mens. Ik citeer wat ik heb gezegd: "Natuurlijk is de markt feilbaar." Vervolgens zei ik dat in de noodzaak van structuurbeleid voor de lange termijn besloten ligt dat het noodzakelijk is om marktwerking en markteconomie niet af te schrijven. Dat is de kern. Mevrouw Halsema gaf in het debat aan dat zij deze analyse grotendeels deelt. Zij verwacht dat iedereen wel inziet dat de markt beperkingen opgelegd moet krijgen. De heer Van Geel merkte op dat dit wel degelijk gebeurt, maar dat voor een deel van de beperkingen geldt dat het slechts verstandig is om die op te leggen indien dat internationaal wordt gecoördineerd. Ik deel die analyses.

In het aanvullend beleidsakkoord heeft het kabinet een agenda opgenomen die betrekking heeft op het wegnemen van perfide prikkels voor de korte termijn, beter toezicht en betere overheidscontrole. Concrete maatregelen in dat verband zijn het versterken van het Europees toezicht, versnelde introductie van de maatschappelijke onderneming en wettelijk verankerde governance eisen voor bestuurders en toezichthouders. Dit kabinet heeft een ambitieuze inzet in Europa en binnen de G20 ten aanzien van stevige internationaal gecoördineerde aanpassingen op het terrein van financieel toezicht. Dat heeft mij bewogen om dat stuk te schrijven. Dat heb ik gisteren al gezegd. De Kamer maakte een paar opmerkingen. Dit stuk komt terug in het debat over de economische orde. Mevrouw Kant heeft dat gevraagd en het lijkt mij goed dat wij dat debat voeren. Dat zal namelijk betrekking hebben op fundamentele vragen als wie verantwoordelijk is voor wat, hoe de verhouding is tussen de overheid, de burgersamenleving en de markt, welke instrumenten te hanteren zijn, wat nationaal domein is en wat internationaal domein is enzovoort.

Mevrouw Kant (SP):

Wij zullen dat debat zeker voeren. Laten wij vandaag een kleine opmaat naar dat debat maken. In het artikel van de minister-president overheerst sterk het doen van een beroep op de verantwoordelijkheid van mensen. Uit dat artikel maak ik op dat de minister-president de gebeurtenissen vooral toeschrijft aan menselijk falen. Daarvan schrok ik wel een beetje en ik begreep dat ook de vicepremier dat deed. Hij zei in het programma Buitenhof namelijk dat hij van mening is dat de analyse van de minister-president op dat punt tekort schiet. Misschien hebben de minister-president en de vicepremier daarover inmiddels met elkaar gesproken. Nu ik het artikel gelezen heb, vind ik echter ook dat die analyse tekort schiet. De minister-president kan toch wel erkennen dat er naast het menselijk falen een politiek falen en een systeemfalen zijn waardoor mensen worden aangezet tot bepaald gedrag? De kunnen ertoe leiden dat er omstandigheden ontstaan waardoor mensen zich op een bepaalde manier gaan gedragen.

Minister Balkenende:

Ik begrijp de vraag van mevrouw Kant, maar ik denk dat wij recht moeten doen aan dat artikel. Heb ik gezegd dat het systeem niet aan de orde is? Ik schreef dat markten ook begrenzing nodig hebben. Tevens schreef ik over de noodzaak van markt en moraal. Verder heb ik aangegeven dat de markt niet automatisch bijdraagt aan een eerlijke verdeling van bijvoorbeeld de vruchten van de groei. Dat alles staat in dat stuk. Ik pleit voor het Rijndeltamodel. Het gaat er nu niet om of dat een goede term is. Ik kom daarop later in mijn betoog terug. Op uw opmerking mag ik niet ingaan, want die moet u in de microfoon maken. Hebt u hem?

De heer Rutte (VVD):

Wij willen weten wat het Rijndeltamodel is.

Minister Balkenende:

In mijn stuk staat dat wij niet kiezen voor de Angelsaksische variant, maar dat wij veel meer oog hebben voor de Rijnlandse context. Om die reden hechten wij ook aan contacten met sociale partners. Ik noem: geen onbegrensde marktwerking, de verhouding markt en moraal naar voren brengen, de ordening die nodig is en een model dat uitgaat van onder andere de verantwoordelijkheid van werkgevers, werknemers en overheden. Het laatste dient zowel nationaal als internationaal te gebeuren. De begrenzing van de marktwerking zit daar al in. Het is dus niet alleen een kwestie van menselijk falen, hoe belangrijk dat ook is, want er zitten ook structuurelementen in. Dat onderlijn ik graag, ook in dit debat. Voor mij staat vast dat die marktwerking niet zomaar ontstaat. Die wordt gevoed door gedrag, houding en mentaliteit. Hoe komt het dat sommige bedrijven binnen de marktwerking nadrukkelijk kiezen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, terwijl andere bedrijven veel meer oog hebben voor winst op de korte termijn? Hoe komt het dat sommigen in de markt spreken over het recht doen aan elementen van duurzaamheid, terwijl anderen zeggen dat de overheid dat maar moet regelen? Er is dus ook een verschil in houding en oriëntatie. Hoe komt het dat sommige banken heel goed door deze crisis heen komen – zij hebben in het verleden niet al te grote risico's genomen – terwijl andere banken heel anders bezig zijn geweest? Dat valt ook te verklaren door het gedrag, de houding en de mentaliteit. Inderdaad, door menselijk falen. Ik loop niet weg voor discussies over het systeem en de structuur, maar het heeft ook te maken met datgene wat ik menselijk falen heb genoemd.

Mevrouw Kant (SP):

Het is heel belangrijk dat wij gezamenlijk die analyse maken, want ook van wat de minister-president net als voorbeeld noemde, kan ik zeggen dat het niet alleen gaat om menselijk falen maar ook om structuur. Laten we het maar even invullen: het is de Rabobank die niet in de problemen is geweest. En het verschil tussen de Rabobank en andere banken is dat de Rabobank geen aandeelhouders heeft. Het geven van macht aan aandeelhouders is ook een vorm van structuur. Het heeft wel degelijk alles met elkaar te maken. Uit het stuk dat de minister-president heeft geschreven, proef ik wel heel erg een nadruk op alleen het menselijk falen. Hij stelt mij vanavond al iets gerust door te zeggen dat het wel degelijk ook gaat over structuren en politiek en over het toezicht en de prikkels die je inbouwt. Het voorbeeld dat ik echter vanochtend in mijn betoog noemde, is dat de minister-president het nodig vond in de politiek van de afgelopen jaren om prikkels in te bouwen in de dingen die onder de publieke zaak vallen, waarbij het economische belang voorop kwam te staan. Ik noem de gehandicapteninstelling Philadelphia, waar men zich is gaan bezighouden met vastgoed in plaats van met zorg voor patiënten. Ik noem een woningbouwcorporatie die een cruiseschip heeft gekocht in plaats van te zorgen voor fatsoenlijke huurwoningen. Er is een bepaalde moraal ontstaan die in mijn ogen wel degelijk gekoppeld is aan de prikkels en structuur die ook door politiek handelen ingebracht zijn in die sectoren.

Minister Balkenende:

Hierover kunnen wij veel breder speken bij het betreffende debat. Het is mijn overtuiging dat marktprikkels zeer wel kunnen werken. Bijvoorbeeld op het gebied van de gezondheidszorg ken ik, ook internationaal, voorbeelden van gevallen waarin juist marktprikkels goed hebben gewerkt: betere prestaties tegen een lagere prijs. Dat debat moeten we nog voeren. Het is heel goed om de vraag aan de orde te stellen wat precies de systeemkenmerken zijn, zowel wat betreft overheidsinterventies als hoe het maatschappelijk veld, de civil society, en de markt opereert. Ik sta daar als volgt in.

Marktwerking is feitelijk iets dat de consument ten goede behoort te komen, omdat het heeft te maken met vraag en aanbod, een reële prijs en concurrentie. Daar kunnen grote voordelen aan verbonden zijn. Dat systeem is echter niet overal toepasbaar, omdat bijvoorbeeld de overheid andere doelen kan nastreven. Er kunnen elementen een rol spelen bij de burgersamenleving, maar er kunnen ook begrenzingen zijn. In het geval van woningcorporaties is het natuurlijk altijd zo dat die er eerst en vooral zijn voor een maatschappelijk doel, namelijk zorgen dat er woningen zijn voor diegenen die zich niet met eigen financiële middelen een woning kunnen permitteren. Corporaties hebben dus een sociaal doel. Dit is niet het enige, er is namelijk ook een verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke omgeving. Corporaties hebben hier juist veel aan gedaan. Verder is het de vraag wat de eventuele taken zijn waarbij spanning zou kunnen ontstaan met de gewonemarktwerking. Dat is een ordeningsdebat en dat is buitengewoon complex. Het is goed dat we dat debat met elkaar zullen voeren.

Ik heb in mijn artikel slechts willen zeggen: wees je bewust van de rol van de markt, de burgersamenleving en de overheid, ook de lijn daarin, de betekenis van persoonlijke verantwoordelijkheid. Dat moet ook een kwestie zijn van de verhouding met de moraal. Mijn boodschap was dat als ook de persoonlijke verantwoordelijkheid faalt in het functioneren van de overheid, de burgersamenleving en de markt, dat grote, nadelige gevolgen kan hebben. Ik heb de voorbeelden daarvan in het artikel genoemd. Ik dacht dat het een tamelijk evenwichtige benadering was; ik sta er uiteraard volledig achter. Ik ga graag met mevrouw Kant het debat verder aan – het kan wellicht vanavond niet – en wil daarbij ook stilstaan bij de vraag wat het betekent voor zowel de markt als de civil society als de overheid.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Afgelopen zondag ...

Mevrouw Kant (SP):

Sorry, voorzitter.

De voorzitter:

Dan graag kort, mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Afsluitend. Als opmaat voor dat aankomende debat wil ik wel graag door deze minister-president gezegd hebben dat die moraal dus ook beïnvloed kan worden door het systeem dat er is en de prikkels die ingebouwd worden. Met zo algemeen verhaal als hij het nu vertelt, kan namelijk niemand het oneens zijn. Het gaat altijd om een evenwicht tussen de markt en de maatschappelijke belangen. Met zoals hij het nu verwoordt, is iedereen het natuurlijk eens. Het gaat er echter om hoe het concreet wordt ingevuld en welke effecten dat heeft op de verantwoordelijkheid van mensen en op die moraal.

De voorzitter:

Dat debat staat geagendeerd. U hebt twee keer ruim de tijd gehad om de uitgangspunten neer te zetten. De minister-president heeft die breed neergezet. Ik wil u vragen om dat debat te voeren wanneer het is geagendeerd. Op basis van het artikel is een en ander hier gewisseld.

Mevrouw Kant (SP):

Zeker, voorzitter, en dat vond ik nog niet erg helder. Mag ik dan een heel praktische vraag stellen?

De voorzitter:

Kort graag.

Mevrouw Kant (SP):

Het debat komt inderdaad nog, op 10 juni. Ik heb een praktische vraag. Ik heb begrepen dat de minister-president nog een brief naar de Kamer zal sturen. Misschien kan hij dan toch nog wat helderder uitleggen, voordat het debat plaatsvindt, wat hij precies bedoelt met het Rijndeltamodel. Ik denk namelijk dat het niet helemaal voor niets is dat hij het niet het Rijnlands model noemt,

Minister Balkenende:

Misschien mag ik eerst nog even terugkomen op wat mevrouw Kant zo-even zei over de verhouding tussen het systeem en menselijk, persoonlijk falen, wanneer we het hebben over de financiële sector. Voor en deel is het een kwestie van de regelingen, de structuur, het toezicht, de afspraken die worden gemaakt. Dat zij structuurkenmerken. Een ander punt is waarom dat gedrag op een gegeven moment fout gaat. Is dat alleen een kwestie van die structuur, of heeft het ook te maken met een verkeerde houding en met de bonuscultuur? Je kunt afspraken maken over het aanpakken van bonussen. Dat moet gebeuren, ook internationaal en mondiaal. Onder bankiers kan echter de cultuur bestaan van: men kan alle regels vaststellen die men wil, wij gaan door met die bonussystemen maar dan op een andere manier. Daarmee geef ik aan dat het niet alleen gaat om de structuur, maar in dit geval ook om persoonlijk falen. Daarom heb je beide elementen nodig. Het gaat niet alleen om structuur; het heeft ook te maken met de andere elementen die ik heb genoemd.

Dan kom ik op de vraag waarom wij het "Rijndeltamodel" op deze manier hebben genoemd. Ik wil een keer af van de discussie: Angelsaksisch of Rijnlands model. Ik heb het Rijndeltamodel genoemd als typering van een innovatieve omgeving en een ondernemende toekomstgeoriënteerde samenleving waarin men oog heeft voor de maatschappelijke doelen die aan de orde zijn. Ik heb het over een model waarin sprake is van wederzijdse verantwoordelijkheden en waarin sprake kan zijn van ruimte voor zelfregulering en van overleg tussen werkgevers, werknemers en overheid. Ik heb het er in mijn artikel over gehad om dat model niet alleen op nationaal niveau naar voren te brengen maar ook op internationaal niveau.

Het is mijn overtuiging dat het debat over economische ordening absoluut noodzakelijk is na wat zich vorig jaar internationaal heeft afgespeeld. Daarom ben ik ook zo gelukkig met bijvoorbeeld bondskanselier Angela Merkel. Zij zei dat wij een charter nodig hebben voor duurzaam economisch handelen. Dat zijn allemaal voorbeelden die illustreren dat wij op een andere manier moeten gaan denken over economische ordening. Dat is mijn poging geweest. Die discussie moet nationaal worden gevoerd, maar ook internationaal. Ik ben blij dat u ook dat debat met anderen wilt voeren.

De heer Rutte (VVD):

Deze "poging" heeft geleid tot een ongebruikelijk stevige reactie van viceminister-president Bos afgelopen zondag in Buitenhof. Hij zei letterlijk dat de minister-president "naïef" was. Ik citeer de heer Bos. Niet iedereen heeft dat programma gezien. Wij voeren nu dit debat in het parlement. De heer Pechtold heeft terecht eerder in het debat gezegd dat wij niet alleen praten over filosofietjes van kabinetsleden, maar ook over de vraag of er een gedeelde analyse is van de problemen waar Nederland mee te maken heeft en wat dat betekent voor de te maken keuzes. Vanuit dat oogpunt vraag ik de heer Bos om toe te lichten wat hij afgelopen zondag in Buitenhof heeft gezegd en om dat nu meteen te doen, aangezien wij nu praten over het artikel van de heer Balkenende.

De voorzitter:

De minister-president heeft de agendapunten waar hij over spreekt, aangegeven. De heer Bos komt straks nog aan het woord. De minister-president spreekt namens het kabinet. Ik stel dus voor dat de minister-president op uw vraag reageert. Natuurlijk kan de heer Bos daar straks ook op reageren.

De heer Rutte (VVD):

Dat vind ik jammer, want de minister-president begint nu zelf over dat stuk. Wij moeten ons ook voorbereiden op het debat dat mevrouw Kant heeft aangevraagd en dat over een paar weken plaatsvindt. Daar hoort dit punt ook bij. Maar goed, als de heer Bos weigert te reageren, dan wil ik de premier het volgende vragen.

De voorzitter:

Nee, wat u zegt, is niet gebeurd. De heer Bos heeft niet geweigerd.

De heer Rutte (VVD):

Hij zat nee te schudden.

De voorzitter:

Dat is iets anders. Ik heb echter voorgesteld dat de minister-president wordt aangesproken op het kabinetsbeleid.

De heer Rutte (VVD):

Goed. Dan wil ik aan de minister-president vragen: heeft dit artikel ook de steun van de minister van Financiën?

Minister Balkenende:

Ten eerste heb ik dit stuk als premier geschreven. Ten tweede moet u denken aan de discussie die ontstond, ook bij de aankondiging van dit artikel, over "niet het marktfalen maar de persoonlijke verantwoordelijkheid". Het is misschien wat kort door de bocht, maar daarbij hebben wij gezegd: niet het marktfalen. Tegelijkertijd weet ik hoe de minister van Financiën denkt over ordeningsvragen. Ik weet hoe wij samen zijn opgetrokken en optrekken in G20-verband en op de Europese toppen. Dit is niet een kabinet dat alleen maar praat in termen van "Staat" of "markt"; wij hebben evenzeer oog voor het maatschappelijk veld. Wij zijn ook gezamenlijk opgetrokken bij het vaststellen van nieuwe spelregels voor de financiële sector. Al die elementen zijn aan de orde geweest. Daarom had ik niet zo veel behoefte om te reageren op een enkele uitlating. Dat moet de heer Bos straks zelf maar doen. De brief die ik gisteren heb gestuurd, hebben wij ook samen besproken. Dat is ook ons verhaal. Ik heb er helemaal geen behoefte aan om deze zaak verder op te blazen. Het is goed geweest dat wij een bijdrage hebben geleverd aan het ordeningsdebat. Het feit dat wij gisteren deze brief naar voren hebben geschoven, geeft aan dat de minister van Financiën en ik op dezelfde lijn zitten.

De heer Rutte (VVD):

Kom nou toch! Afgelopen zondag zei de minister van Financiën, de viceminister-president, de leider van de een na grootste coalitiepartij: dit is niet geschreven door de premier maar door de leider van het CDA. Hij zei in Buitenhof afgelopen zondag: "niet als premier". Misschien hebt u wel getekend als premier, maar zo heeft hij het in ieder geval niet ervaren. Hij zei ook: de minister-president, als leider van het CDA, is naïef geweest terwijl hij dit artikel schreef en heeft zich naïef uitgelaten over de analyse van de problemen. Hoe kunt u dan hier zeggen dat het artikel ook de volledige instemming van de minister van Financiën heeft?

Minister Balkenende:

De minister van Financiën moet straks maar even zelf aangeven wat zijn bewoordingen waren.

De heer Rutte (VVD):

Is het "ja" of "nee"? Schreef u dit artikel namens het hele kabinet, "ja" of "nee"? Zo simpel is de vraag.

Minister Balkenende:

Ik schrijf als minister-president. Iedereen kan best een keertje andere bewoordingen gebruiken. Dat is niet het punt.

De heer Rutte (VVD):

Hij zei dat u naïef was. Dat zijn geen andere bewoordingen; dat is u rechtstreeks aanvallen op de kern van uw betoog. Dat heeft niets te maken met andere bewoordingen.

De voorzitter:

De minister-president heeft het woord.

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat wat in het artikel staat eigenlijk voortvloeit uit de visie op ordening die is neergelegd in het coalitieakkoord. In ons beleidsprogramma staat een visie op hoe wij aankijken tegen maatschappelijke ordening. Wij hebben de afgelopen tijd samen opgetrokken in nationaal en in internationaal verband. Ik weet hoe iedereen er in zit en wat de rol van het kabinet is. Dan val ik niet over een woord. Het gaat mij om de resultaten. Als er onduidelijkheden zijn, dan praten wij daarover. Dat is ook de reden waarom wij een brief hebben geschreven. Kortom, ik heb helemaal geen behoefte om deze discussie op te blazen. Het gaat om de inhoud van het verhaal en die ligt er.

De heer Rutte (VVD):

Ik stel dus vast dat dit kabinet bij monde van de minister-president met één mond praat. Begrijp ik het goed dat het kabinet dit stuk van u geheel onderschrijft en dat het blijkbaar normaal is dat de tweede man van het kabinet over dat stuk, dat hij mede onderschrijft en dat mede namens hem is geschreven, zegt dat de schrijver ervan naïef is. Dat vindt u dus normaal?

Minister Balkenende:

Iedereen gaat over zijn eigen woorden. Het artikel dat ik heb geschreven, ligt in het verlengde van meerdere stukken die vanuit het kabinet naar voren zijn gekomen. Ik constateer verder dat de minister van Financiën en ik samen optrekken op deze terreinen. Voor het overige zal hij er zelf op ingaan. Wij gaan door met de visie die wij steeds aangeven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ook ik heb geen enkele behoefte, de zaak op te blazen, maar ik vind toch dat de minister-president de staatsrechtelijke aspecten wat onderbelicht houdt en daarop onderkoeld reageert. Wij zullen het erover eens zijn dat de analyse van de crisis natuurlijk een majeur beleidspunt is. In dat geheel wordt wel eenheid van beleid gevergd. Mijn fractie had maandagochtend niet de indruk dat de twee kopstukken uit het kabinet op één lijn zaten op dit punt. Ik vond dat betreurenswaardig. Ik vind dat kwetsbaar. De brief van gisteren heeft dat wat gesust, dat is prima, maar de minister-president heeft zich ook uit te drukken over zijn verantwoordelijkheid voor eenheid van beleid, met één mond spreken enzovoorts.

Minister Balkenende:

Wat zich zondag manifesteerde, was een te zwaar aanzetten van: de een kiest voor het systeem en de ander voor het persoonlijk falen. Ik betreur dat. Daar heb ik verder geen woorden aan vuil gemaakt, omdat ik weet hoe er in dit kabinet wordt gesproken over de analyse. Het is niet het een of het ander, en daarom vond ik het eigenlijk wel jammer, en dat is ook de reden waarom ik geen voeding heb gegeven aan verdere discussies. Ik heb gewacht op de reactie van de kant van de Kamer. Zij heeft ons om een brief gevraagd. Die hebben wij geschreven. Ik heb hier nog eens een uiteenzetting gegeven van hoe het feitelijk zit.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik vind toch dat de premier wegdraait van de feiten. Het kan niet zijn dat hij tegen collega Rutte zegt: wij zeggen hetzelfde. Op de letterlijke vraag van interviewer Trip: wat vindt u ervan, zegt Bos: ik denk dat ik het niet met hem eens ben, en dan zeg ik dat als sociaaldemocraat tegenover een christendemocraat. Dan gaat hij door over de mens: maar dat de mens gefaald heeft, vind ik als analyse echt tekortschieten. Vervolgens gaat het nog een stukje door. Trip zegt: wel een wezenlijk verschil van inzicht tussen premier en vicepremier. Bos antwoordt: ja, maar dit is gelukkig geen kwestie van kabinetsbeleid.

Zojuist zegt de premier: dit is kabinetsbeleid. De vicepremier zegt: dit is geen kwestie van kabinetsbeleid. Hij zegt duidelijk: ik denk dat ik het niet met hem eens ben en ik vind dat zijn analyse tekortschiet.

Voorzitter. Er is zit geen woord, geen letter Chinees bij. Ik wil graag dat de premier zegt dat wat zij de afgelopen week samen hebben gedaan, kennelijk even een oprisping was, maar dat de vicepremier weer achter zijn beleid of dat de premier achter zijn beleid staat, maar dat er één beleid is. Hij kan niet wegdraaien als de feiten zo klip en klaar zijn.

Minister Balkenende:

Wat de heer Pechtold nu noemt, is gewoon bekend.

De heer Pechtold (D66):

Daarnet niet.

Minister Balkenende:

Jawel, want waarom heeft u een brief aan ons gevraagd? Dat was juist om aan te geven hoe het nu zit. Ik heb gezegd dat ik ook weet hoe de heer Bos tegen zaken aankijkt. Ik was niet gelukkig met het onderscheid tussen systeem en persoonlijk falen. Dat heb ik aangegeven. Zo moeten de stukken niet gelezen worden. Dat is ook de reden waarom ik er geen behoefte aan had om die zaak zwaarder te maken dan het is. De Kamer heeft mij en de minister van Financiën de kans geboden om nog eens aan te geven wat er feitelijk speelt. Dat is in de brief neergelegd. Daarmee is wat mij betreft de kous af. Wat in het artikel staat, ligt natuurlijk in het verlengde van wat in het Financieele Dagblad stond, van wat er is gesteld in het artikel samen met mevrouw Merkel en van wat wij naar voren hebben gebracht in Europees verband. Daarmee is het voor mij geen zwaar punt. Ik heb er geen behoefte aan om het zwaarder te maken. Ik hoop dat wij het daarmee kunnen beëindigen. Natuurlijk kunt u hierover vragen stellen aan de minister van Financiën. Het enige verschil die zondag was of het nu of-of is en dat is het natuurlijk niet. Ik heb dat graag recht willen zetten.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het prima dat u het weer eens bent. De vraag is of de vicepremier dat stuk had gelezen. En wat vindt u van de uitspraak van uw vicepremier dat dit gelukkig geen kwestie van kabinetsbeleid is? Dat kan hij toch niet zeggen? Ik zou het prettig vinden als wij in dit verkeer ook zeggen wanneer er een fout is gemaakt, zodat wij iets kunnen afsluiten. Anders moet ik u met letterlijk uitgetikte spreekteksten gaan lastigvallen. Als de vicepremier zegt dat uw analyse tekort schiet, moet ik dan echt gaan vragen waar die dan tekort schiet? Kunt u niet gewoon zeggen dat u het niet eens was, dat het bijgelegd is en dat de lijn verwoord staat in de brief die de Kamer laatst heeft gekregen?

Minister Balkenende:

De minister van Financiën moet straks maar even ingaan op wat hem heeft bewogen. Zondag speelde de vraag of het persoonlijk falen was, of het systeem. Dat is de kern van de discussie geweest. In het artikel zeg ik helemaal niet dat het systeem niet aan de orde is. Waarom heb ik het anders over het Rijndeltamodel, over de verhouding tussen markt en moraal, of over een marktwerking die niet vanzelf leidt tot een goede verdeling van de vruchten van groei? Ik denk dat de minister van Financiën heeft gedoeld op de discussie die ontstond, over of het een of het ander. Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om in een brief aan de Kamer uiteen te zetten hoe het feitelijk zit. Neem je het systeem en het persoonlijk falen samen, dan ligt dat in het verlengde van wat al eerder naar voren is gebracht.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kan niet wachten op het debat van 10 juni. Kan de minister-president mij vertellen wat het Rijndeltamodel precies is?

Minister Balkenende:

Het Rijndeltamodel is een economisch model waarin de marktordening nadrukkelijk een rol speelt. Het gaat bij het Rijndeltamodel om innovatief ondernemerschap dat evenzeer te maken heeft met maatschappelijk verantwoord handelen. Het is een model waarin overheid, werkgevers en werknemers zelf de samenwerking zoeken, niet alleen nationaal maar ook internationaal. Er wordt in het model gedacht in termen van sociale waarborg en langetermijnoriëntaties. Dat type model staat mij voor ogen en dat heb ik naar voren laten komen in het artikel.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil hier niet in een woordenstrijd vervallen. De minister-president beschrijft het Rijnlandse model, maar hij heeft er een Balkenendeterm aan gegeven.

Minister Balkenende:

Bij de concrete voorbeelden die ik heb genoemd, zitten ook weer nieuwe elementen. Mevrouw Halsema heeft zelf gezegd dat zij het eens was met de aandacht die ik heb voor de zzp'ers. Dat gold ook de dynamiek in iemand arbeidscarrière, waarbij iemand even de tijd kan nemen voor leren. Dat zijn allemaal elementen die daar wat mij betreft ook bij horen. Dat is iets anders dan de discussie die wij in het verleden hebben gehad over het Rijnlands model.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik realiseer mij dat dit onderwerp wel uitgemolken is. Het artikel van de minister-president bevatte echter twee voorstellen die interessant waren. Ik hoop eigenlijk dat de heer Balkenende die voorstellen als premier heeft gedaan en niet als CDA-leider. Zij gingen over de zzp'ers en de introductie van een leerrecht, halverwege het leven. Als die voorstellen zijn gedaan door de minister-president, neem ik aan dat wij voor Prinsjesdag voorstellen tegemoet kunnen zien.

Minister Balkenende:

Het idee over een leerrecht raakt de overheid, de werkgevers en de werknemers. In het artikel wilde ik een beeld geven van wat er gedaan kan worden. Dat kan ook te maken hebben met de invulling van levensloop of arbeidsvoorwaardenoverleg. Het hoeft dus niet te betekenen dat ik nu al met een concreet voorstel kom. Het heeft te maken met een visie op maatschappelijke ordening. Ik zal het punt echter wel aan de orde stellen in het overleg van het kabinet met werkgevers en werknemers. Datzelfde geldt de vraag hoe wij omgaan met de zzp'ers. Wij zullen met elkaar van gedachten moeten wisselen over wat hun plaats is. Als je het hebt over ordening, moeten ook ideeën worden geventileerd kunnen worden. Als je nu een voorstel doet, betekent dat niet altijd dat het volgende week klaar moet zijn. Het heeft te maken met de vraag hoe je aankijkt tegen ordening en wat de elementen daarin zijn. Ik heb dit nadrukkelijk beschouwd als voorstellen die ook in het debat met de sociale partners kunnen worden ingebracht, waaruit blijkt hoe wij aankijken tegen de ordening en de verantwoordelijkheden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vind dit toch een jammerlijke terugtocht van de minister-president. Een dergelijk voorstel doe je niet om zo maar wat op te werpen. Je meent het dan ook en je wilt wat. De minister-president heeft het over de introductie van een leerrecht. Het gaat dan niet over een nieuw onderdeel in het overleg tussen de sociale partners, maar om een wettelijke waarborg dat mensen gebruik moeten kunnen maken van de mogelijkheid om halverwege even te stoppen en weer te gaan leren. Ik vind het jammer dat de minister-president dat niet doorzet. Het enige concrete onderdeel in zijn artikel is dan lucht geweest.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Wij hadden het over leerrecht. Dan kan het gaan om iets wat te maken heeft met het arbeidsvoorwaardenoverleg en met de rol van de overheid. Over dit soort zaken bespreek je nu juist met het Rijndeltamodel. U zegt: druk het even door. Maar het wezen van het Rijndeltamodel is nu juist dat je praat over de vraag: wat zijn de nieuwe oriëntaties? Dat hoeft niet te betekenen dat de overheid vandaag of morgen een nieuw wetsvoorstel indient. Dat is niet aan de orde. Het gaat om het ontwikkelen van een visie en dat wil ik graag.

De heer Rutte (VVD):

Of het artikel nu geschreven is als premier of als leider van het CDA, in beide gevallen mag ik er toch van uitgaan dat minister Donner achter het artikel staat.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik heb dit artikel niet in het kabinet besproken. Ik heb het niet eens met minister Donner besproken. Ik heb het wel aan de vicepremiers gegeven, maar ik ken wel de opvattingen van minister Donner over de verhouding tussen de werkgevers, de werknemers en de overheid. Ik ken de opvattingen van de heer Donner over een meer flexibele organisatie van de arbeidsmarkt. Ik ken de opvattingen van de heer Donner over het toerusten van mensen. Dat betekent dat je veel meer oog moet hebben voor het begeleiden van werk naar werk, dat je ervoor moet zorgen dat mensen investeren in hun eigen kracht en dat je mensen niet afschrijft. Dat is mijn opvatting en dat is de opvatting die de heer Donner in algemene zin heeft.

De heer Rutte (VVD):

Dan adviseer ik u toch om dit nog eens even met de heer Donner te bespreken. Ik ben zo benieuwd. Ik wil graag weten hoe hij zal reageren op uw voorstel met betrekking tot de zelfstandigen zonder personeel, op het voorstel om die met pensioenopbouw en pensioenrechten op een meer eerlijke manier te benaderen. Hebt u juist daarover met de heer Donner gesproken?

Minister Balkenende:

Niet over het artikel, maar ik heb wel vaak met de heer Donner gesproken over de zzp'ers. Ik zie de realiteit en de grote omvang. Wij kunnen onze ogen niet sluiten voor dit fenomeen. Dat mogen wij ook niet doen. Juist als je ziet dat de arbeidsmarkt verandert, anders wordt ingericht met andere verantwoordelijkheden voor de mensen, kun je niet voorbijgaan aan de realiteit van zzp'ers. Ik weet dat de werknemers te maken hebben met werknemersorganisaties. Deze ontwikkeling gaat steeds verder. Het is goed om je in het overleg en daarbuiten de vraag te stellen: wat is de positie van de zzp'ers? Daarop heb ik willen wijzen.

De heer Rutte (VVD):

Dat deel van het artikel over de zzp'ers, over pensioenfondsen, pensioenrechten et cetera geeft precies de opvatting van de VVD-fractie weer. Collega Blok is hierover al een tijdlang in gesprek met minister Donner. Minister Donner houdt wat wij willen tegen. Hij neemt met argumenten et cetera een andere positie in. Ik kan dan ook niet anders dan u de vraag stellen: spreekt uw kabinet met één mond? Het bleek al dat u en de vicepremier met verschillende monden spreken, maar nu blijkt ons inmiddels dat u en de heer Donner verschillende opvattingen hebben. Wat blijft er dus over van de eenheid van kabinetsbeleid? Mag ik u verzoeken, mag ik er zelfs bij u op aandringen om ernaar te streven dat de heer Donner zich achter u schaart? Dat u zegt: ik ben de minister-president, dit heb ik zo opgeschreven en de eerstvolgende keer dat de heer Blok u hierover bevraagt, antwoordt u in lijn met mijn artikel?

Minister Balkenende:

Ik meen dat ik het met mijn artikel met name heb gehad over de vraag hoe zzp'ers gerepresenteerd zijn in het overleg.

De heer Rutte (VVD):

Wij hebben het over de pensioenfondsen en de pensioenrechten.

Minister Balkenende:

Juist, en mij gaat het om het volgende. Wij zien dat de organisatie van de arbeid voor een deel anders is dan in het verleden naar voren is gekomen. In het verleden hadden wij te maken met werkgevers en werknemers, met afspraken, benoemingen en aanstellingen. Wij hebben nu te maken met een deel van de mensen werk verrichten op eigen titel. Dan gaat het erom dat wij oog hebben voor de positie van deze mensen. Dan wil ik graag nagaan hoe wij daaraan recht kunnen doen. Die voorzet heb ik willen geven in het debat. Ik merk dat u ermee bezig bent. Dit is een mooi aanknopingspunt voor het verdere gesprek met minister Donner.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Dit is geen aanzet voor een debat. Dit is een artikel dat geschreven is door de minister-president. Dus dit artikel behelst het kabinetsbeleid. Ik mag toch aannemen dat de minister-president naast de CDA-ballonnen tijdens de campagne niet nog meer ballonnen aan het oplaten is. Hij is premier en als hij een artikel schrijft, geeft hij het beleid van dit kabinet weer. Dat betekent dat ik er nu van uit moet gaan dat de eerstvolgende keer dat mijn collega Blok met de heer Donner in gesprek is over de positie van zzp'ers in relatie tot hun pensioen, de heer Donner zal antwoorden conform het artikel van de minister-president. Daar mag ik toch op vertrouwen?

Minister Balkenende:

Voorzitter. De heer Rutte weet ook dat dit artikel te maken heeft met visieontwikkeling, met het benoemen van een fenomeen op de arbeidsmarkt dat anders is dan een tijd geleden. Daar hebben wij oplossingen voor te vinden. Dat betekent niet dat wij er morgen al de oplossing voor hebben. Ik heb dit naar voren willen brengen. Het komt ongetwijfeld terug.

Dan wil ik het hebben over de effecten van de kredietcrisis op de reële economie. Hebben wij die onderschat? Hadden wij die niet eerder moeten zien aankomen? Wat betekent dit voor de begroting voor 2009?

De minister van Financiën zal nader ingaan op de omvang van de kredietcrisis. De omvang van die crisis en de doorwerking ervan op de economie is onderschat, niet alleen door het CPB, maar door vrijwel alle prominente ramers: De Nederlandsche Bank, het IMF, de ECB, de Europese Commissie en de OECD. Vanaf eind 2008 hebben wij telkens de signalen gekregen dat de groei lager zou uitkomen dat op grond van eerdere ramingen werd verwacht. Ondanks het feit dat wij daarmee rekening hielden, viel in elke raming de neerwaartse bijstelling van de groei toch tegen. De minister van Financiën zal daarop ingaan. Het kabinet kiest als uitgangspunt van zijn begrotingsbeleid voor rust. Dat betekent niet extra bezuinigingen ten tijde van recessie en niet meer uitgeven ten tijde van hoogconjunctuur, uiteraard wel binnen de grenzen die het stabiliteits- en groeipact ons stelt. Om financiële solidariteit te kunnen waarborgen, kiest het kabinet voor houdbaarheidsmaatregelen op de middellange en lange termijn. Zo voorkomt het kabinet dat eventueel economisch herstel in de kiem wordt gesmoord en dat de rekening niet wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties.

Dit punt hangt ook enigszins samen met het aanvullend beleidsakkoord. De vraag die in deze Kamer naar voren is gekomen, is wat al van het aanvullend beleidsakkoord is gerealiseerd. De volgende onderdelen zijn binnen enkele maanden door middel van de benodigde regelgeving gerealiseerd. Voor een deel van de stimuleringsmaatregelen in de bouw is de schop reeds de grond in gegaan. Wat betreft het onderhoud aan wegen, met name het onderhoud aan het zoab vanwege vorstschade kunnen onder andere de volgende projecten worden genoemd: De A6 tussen Lelystad en Lelystad Noord, de A28 tussen Meppel en Hoogeveen en de A1 nabij Eemnes. Het fiscale pakket, onder andere het afschaffen van de vliegtax en de carryback is reeds in de Kamer besproken. Dertig bedrijven hebben reeds van de carrybackregeling gebruik gemaakt. Deze versoepeling stelt bedrijven in staat om hun verliezen over 2008 sneller te verrekenen met winst uit het verleden. Dat geeft voor deze bedrijven een liquiditeitsimpuls van 200 mln. De sloopregeling van oude auto's zal na het komend weekend actief worden. De uitbreiding van de regeling van LNV voor luchtfilters zal ook komend weekend plaatsvinden. Het landelijk dekkend netwerk is inmiddels gerealiseerd en dan hebben we nog de deeltijd-WW voor het behoud van de solidariteit. Dit zijn enkele elementen, waaruit blijkt dat een aanvullende beleidspakket nu al aan de orde is.

De heer Slob heeft gevraagd hoe het staat met de crisis- en herstelwet. Het kabinet is bezig een crisis- en herstelwet te maken die gericht is op de versnelling en de vereenvoudiging van planprocedures voor infrastructurele en andere grote bouwwerken. Het gaat daarbij niet alleen om wegen en bouwwerken, ook duurzame-energieprojecten, mobiliteit over het spoor en op het water en waterveiligheid kunnen worden versneld. Deze worden nadrukkelijk meegenomen in deze wet. De bedoeling van de wet is om door versnelling van projecten het rendement voor groei, innovatie, duurzaamheid en werkgelegenheid toe te laten nemen. Het versnellen en vereenvoudigen van procedures is nodig om projecten in de fysieke omgeving eerder te kunnen uitvoeren. Met de voorbereiding van het wetsvoorstel wordt tegelijkertijd de relatie bezien met vermindering van de regeldruk, vermindering en versnelling van vergunningverlening en een meer gebiedsgerichte toepassing van bouw- en milieuregelgeving. Ik verwacht de afronding van het wetsvoorstel binnen het kabinet voor de zomer te realiseren en aan de Raad van State toe te zenden. Dan komt de zaak terug en kunnen we deze met de Kamer bespreken. Deze zaak heeft bij ons de hoogste urgentie.

De heer Slob en mevrouw Halsema willen graag de toezegging van het kabinet wat het gaat doen aan de achterstand van de aankoop en inrichting van gronden voor de ehs. Het kabinet heeft zorgen over het tempo van de realisatie van de ehs. De provincies hebben binnen het budget de vrijheid om zelf te bepalen wanneer zij tussen 2007 en 2013 de overeengekomen prestaties leveren. De provincies hoeven zich niet jaarlijks te verantwoorden over die prestaties. De heer Slob sprak in het bijzonder over het belang van een spoedige inrichting van de ehs. Het kabinet steunt hem daarin. De minister van LNV heeft eerder ook haar zorg uitgesproken over het feit dat de inrichting achterloopt op het gewenste schema. Zij is daarover in gesprek met de provincies. Zij zijn immers verantwoordelijk voor de uitvoering en ik weet dat provincies zich terdege van deze opgave bewust zijn. Ik wijs in dit kader bijvoorbeeld op de provincie Noord-Brabant die meer inzet pleegt op het gericht aankopen van gronden, zodat ze aaneengesloten en op de goede plek liggen. Daardoor kan ook de inrichting versneld ter hand worden genomen. Over de voortgang van de ehs informeert de minister van LNV de Kamer in september van dit jaar door middel van de tweede voortgangsrapportage in het kader van het grote project Ecologische Hoofdstructuur. Zij zal de Kamer daarbij gerichter kunnen informeren over de voortgang van de ehs.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben blij dat de inrichting en het ter hand nemen hoge prioriteit krijgen van het kabinet, maar als wij daarover pas in september worden geïnformeerd, loopt het in de tijd wel weer heel ver weg. Ik vraag de minister-president te willen bevorderen dat de Kamer voor de zomer geïnformeerd wordt over de afspraken met de provincies daarover, juist om die hoge druk erop te houden. Dat is naar mijn mening heel erg belangrijk, ook voor het draagvlak voor de ehs, die niet overal met heel veel warmte wordt ontvangen.

Minister Balkenende:

Ik kan niet precies de gevolgen overzien van de vraag van de heer Slob. Hij spreekt zelfs over de zomer en ik sprak over september. Ik zal dit meenemen naar het kabinet en zal de minister vragen de zaak te bespoedigen. Dan zal moeten blijken of het technisch kan, maar dan heb ik het signaal in ieder geval goed begrepen. Ik zeg in ieder geval toe dat ik dit in het kabinet aan de orde zal stellen.

Diverse leden hebben aandacht gevraagd voor duurzaamheid en de resultaten van het programma Schoon en Zuinig. Het kabinet heeft bij zijn aantreden ambitieuze doelstellingen geformuleerd op het gebied van klimaatbeleid op de korte termijn en vooral ook op de langere termijn: 30% reductie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990, 20% hernieuwbare energie in 2020 en in de periode 2011-2020 gemiddeld jaarlijks 2% energiebesparing. In Schoon en Zuinig zijn tussentijdse doelstellingen op weg naar 2020 opgenomen. De resultaten zijn goed, met uitzondering van enkele tegenvallers in 2008. Ik loop het geheel van de resultaten en de extra maatregelen langs. Het doel is en blijft om alle doelstellingen te halen op de korte en de lange termijn.

De verwachting is dat de doelstelling inzake de broeikasgassen in 2011 zal worden gehaald, ook volgens het ECN en het Planbureau voor de Leefomgeving. Daarbij moeten wij wel de invloed van de economische recessie in de gaten houden. Bij duurzame energie zag het er eerst somber uit: slechts 7% in 2020. Juist daarom heeft het kabinet tussentijds maatregelen genomen in het aanvullende beleidsakkoord, om een schone en zuinige energievoorziening voor de toekomst veilig te stellen: 500 megawatt extra voor windenergie op zee en de SDE-regeling, de stimulering duurzame energieproductie, wordt ruim gefinancierd door een opslag op het elektriciteitstarief. Zo wordt een langjarige zekerheid gegeven over de beschikbaarheid van voldoende middelen om de ambitie van 20% duurzame energie in 2020 te realiseren. Voor energiebesparing blijft ook het tussendoel voor 2011 binnen bereik, mede door de effecten van de energiebesparing in de bebouwde omgeving. Het stimuleringspakket voorziet hier eveneens in. Isolatie van woonhuizen wordt financieel gestimuleerd.

Het project Schoon en Zuinig heeft desondanks de kleur rood. Het kabinet had vele kwantitatieve en kwalitatieve tussenstappen geformuleerd voor 2008. Een aantal daarvan is ultimo 2008 niet gehaald, waaronder het convenant met het IPO over het klimaat en het percentage biobrandstoffen in het wegverkeer. Dat verklaart de kleur rood. Dat laat onverlet dat uit de verkenning Schoon en Zuinig en uit het voortgangsrapport Realisatie milieudoelen van het PBL blijkt dat de kabinetsdoelen voor 2011 kunnen worden gehaald, op alle onderdelen: broeikasgassen, energiebesparing en duurzame energie.

De doelen voor 2020 laten een meer wisselend beeld zien. De broeikasgasreductiedoelstelling voor 2020 voor de binnenlandse sectoren kan worden gehaald. Voor het Europese doel zijn vergaande afspraken in Kopenhagen nodig. Daar maakt dit kabinet zich zeer hard voor. Wanneer in het voorjaar van 2010 blijkt dat doelen in 2020 niet worden gehaald, worden direct extra maatregelen genomen. Uitgangspunt is en blijft het realiseren van de kabinetsambities op het terrein van de reductie van broeikasgassen, de hoogte van de energiebesparing en het aandeel duurzame energie in 2020. Aan de speerpunten van het kabinet valt niet te tornen.

Mevrouw Halsema stelde dat duurzaam inkopen door het Rijk niet van de grond komt. De werkelijkheid is gelukkig positiever. Het Rijk wil 100% duurzaam inkopen in 2010. Voor 80 productgroepen zijn duurzaamheidscriteria opgesteld. De aanvankelijke doelstelling om in 2008 van 60 productgroepen de criteria gereed te hebben, is niet gehaald. Echter, op het einde van het eerste kwartaal in 2009 is die achterstand volledig ingelopen en zijn de criteria voor alle 80 productgroepen gereedgekomen. Nu is het dus een kwestie van doen. Aan de slag met duurzamer inkopen! Alles is er klaar voor.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het prima dat de premier zegt dat wij de doelen gaan halen, maar ik wil graag wat meer toelichting van de minister op de reactie van het Planbureau voor de Leefomgeving. In mijn termijn zei ik al dat het meeste op oranje of op rood staat. De Rekenkamer zegt over het ministerie van VROM dat de verantwoording daar problematisch is en dat de cultuur op het ministerie daartoe bijdraagt: het verschil tussen ramingen en realisatie wordt amper toegelicht; het financieel beheer van de lokale maatregelen inzake het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit is onder de maat.

Dat zijn nogal stevige uitspraken. De minister wil toch de doelen van 2020, én die van 2011, halen. Dat zijn niet de minste. Het gaat om de energiebesparing, het gaat om de broeikasemissie, het gaat om het oppervlaktewater. Ik verwacht van de premier dat hij nu aankondigt dat er binnen een week of twee een heel heldere brief ligt van de minister van VROM waarin staat hoe dat gaat gebeuren, wat daarvoor nodig is en of dat lukt met de bestaande middelen. Zowel de Rekenkamer als het Planbureau voor de Leefomgeving is snoeihard. Het feit dat zij ook nog eens de cultuur op het ministerie als probleem neerzetten, doet bij mij het ergste vrezen.

Minister Balkenende:

Wij hebben even een knip moeten maken tussen het financiële beheer en de organisatie van het departement. De minister van Financiën zal ingaan op het financiële beheer.

Ik heb begrepen dat de Kamer met de vakministers zal overleggen over de stukken. Het lijkt mij goed dat zij in eerste aanleg ook met de minister van VROM spreekt over deze bevinding. Dit is een algemeen debat. Ik heb in mijn bijdrage nou juist willen spreken over Schoon en Zuinig aan de hand van de kritiek die hier is geuit. Daar ben ik net op ingegaan. Ik heb gezegd dat wij de zaken scherp in de gaten houden. Wij weten hoe op ons wordt gelet. Wij willen ook aan de doelstellingen voldoen. Het financieel beheer valt verder onder de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. Ten slotte kunt u hierover natuurlijk spreken met de vakminister.

De heer Pechtold (D66):

U kunt als premier en leider van een team niet zeggen: dat moet maar met de vakminister. Het is namelijk een van de speerpunten van het kabinet en bovendien hebt u het in een brief samen met Blair tot een persoonlijk speerpunt gemaakt.

Minister Balkenende:

Dat klopt.

De heer Pechtold (D66):

Het feit dat deze cijfers nog hier en daar groen zijn heeft vooral met de recessie te maken. In eerste termijn zei ik niet voor niets dat de vermindering van het aantal files niets te maken heeft met het beleid van minister Eurlings maar alles met de recessie. Daardoor rijden er immers minder vrachtwagens in de spits.

Als het echt uw persoonlijke speerpunt is, is mevrouw Cramer voor mij als een fractievoorzitter die in debat is met de leider van het kabinet, niet voldoende. Ik vraag u dan ook om de toezegging dat uw kabinet binnen twee weken met een heldere brief komt over de manier waarop het zal worden geregeld. In de verantwoordingsbrief is het nog allemaal "smiley, smiley", maar in dit stuk is het al oranje/rood.

Minister Balkenende:

Hier geldt toch dat dit onderwerp besproken hoort te worden op het niveau van de vakminister. Zij kan deze bevindingen dan namelijk toelichten. Ik doe het graag in de goede volgorde. U kunt mij natuurlijk wel aanspreken op de verantwoordingsbrief. Dat is ook de reden dat ik uitgebreid op het programma Schoon en Zuinig ben ingegaan.

U doelt in uw vraag ook op organisatorische aspecten en het financiële beheer. Laten wij het dan in de goede volgorde doen. De minister van Financiën zal straks ingaan op de elementen die te maken hebben met zijn verantwoordelijkheid. Vervolgens kunt u er nog met de vakminister over spreken. Mij moet u aanspreken op de vraag of het kabinet zijn doelen haalt. Ik heb daarop al geantwoord dat ik weet hoezeer er wordt gelet op de doelen die in het coalitieakkoord zijn opgenomen. Deze doelen nemen wij dan ook buitengewoon serieus, wat betekent dat wij actie zullen ondernemen als er problemen dreigen. Een voorbeeld van dergelijk ingrijpen is de SDE. Wij zagen dat het niet goed ging met dit onderdeel van onze afspraken en daarom hebben wij extra maatregelen genomen om het doel wel te kunnen halen.

De heer Pechtold (D66):

Dit is echt niet voldoende, zie wat er in de brief staat. Broeikasgasemissies en Schoon en Zuinig: rood. Broeikasgasemissies als EU-doelstelling: rood. Energiebesparing: rood. Hernieuwbare energie: rood. Ecologische kwaliteit oppervlaktewater: rood. Depositie op natuur: rood. Als dit cijfers waren over de economische crisis, had u als premier natuurlijk wel uw verantwoordelijkheid genomen. Ik vind de milieucrisis echter minstens zo belangrijk. Beide crisissen hebben zelfs heel veel met elkaar te maken.

Ik vraag u verdorie toch alleen maar om mij binnen twee weken een brief te sturen over hoe het kabinet het gaat aanpakken! Ik hoef toch zeker niet op een vakminister te wachten. Als ik dat zou doen, weet ik wel hoe het gaat. De Kamer vergadert nog vijf weken. Wij spreken de vakminister over twee weken. En voordat de brief er is, is het zomer. Ik vraag u de Kamer binnen twee weken een heldere brief te sturen, die wij vervolgens nog voor het zomerreces met de vakminister kunnen bespreken. Dat moet u als leider van het kabinet toch zeker wel kunnen toezeggen.

Minister Balkenende:

Ik doe het volgende. Ik zal na laten gaan wat de mogelijkheden zijn. U vraagt namelijk om een brief binnen twee weken. Ik zeg in ieder geval toe dat ik dit punt morgen in zal brengen in de ministerraad. Vervolgens stuur ik u hierover een nader bericht.

De voorzitter:

Het is wel goed om even op te merken dat wij over twee weken een notaoverleg hebben over Schoon en Zuinig. Daar kan het ook bij aansluiten.

Minister Balkenende:

Ik hoopte al dat deze elementen bij dat overleg betrokken zouden kunnen worden. Maar goed, ik zal zien wat ik met de vraag van de heer Pechtold kan doen.

Voorzitter. Ik ga nu verder met het doel van het kabinet om 200.000 mensen extra aan het werk te helpen. De heer Slob en mevrouw Hamer hebben hierover vragen gesteld. Hoe gaat het kabinet het oppakken? En hoe staat het met de positie van arbeidsgehandicapten op de arbeidsmarkt? Het kabinet wil de doelstelling om 200.000 mensen op afstand van de arbeidsmarkt extra aan het werk te helpen niet aanpassen als gevolg van de financiële crisis. Maar wel is duidelijk dat de crisis het niet makkelijker maakt om deze doelstelling te halen. Daarom is de doelstelling ook rood gekleurd.

De doelstelling om de positie van arbeidsgehandicapten te verbeteren vereist een mentaliteitsverandering bij werkgevers. Hierbij moet worden uitgegaan van de participatiemogelijkheden van jongeren met een beperking. Het kabinet is begonnen met een tweejarig programma om deze mentaliteitsverandering te bewerkstelligen. Ook is het kabinet begonnen met de "Ik kan"-campagne en is een kwalitatieve verkenning uitgevoerd naar dit onderwerp. In het onderzoeksrapport worden attitudes rond de Wajong verkend. Het is onze inzet om de negatieve gevolgen van de crisis zo veel mogelijk te beperken en daartoe gaat het kabinet onder andere investeren in mobiliteitscentra, scholing, jeugdwerkloosheid en schuldhulpverlening. Uiteraard kan dit onderwerp ook met de minister van SZW worden besproken.

De jeugdwerkloosheid is een punt dat daarmee samenhangt. Mevrouw Hamer heeft gevraagd of het kabinet jongeren gaat volgen als zij deze zomer van school komen. Het kabinet heeft al aangekondigd dat het in het kader van de strijd tegen de jeugdwerkloosheid jongeren gaat volgen bij het schoolverlaten. In dit zogenaamde School Ex-programma worden jongeren goed begeleid naar een geschikte en aantrekkelijke vervolgopleiding, School Extension, of naar een passende baan, School Exit. Per saldo moeten volgend jaar 10.000 extra jongeren in het mbo worden vastgehouden.

Mevrouw Kant heeft een vraag gesteld over de inkomensontwikkeling. Ondanks alle beloften blijkt dat velen er wel degelijk op achteruit zijn gegaan. Hoewel dit ten stelligste wordt ontkend, zo zegt mevrouw Kant, geldt dit voor vrijwel alle groepen mensen met lage inkomens. Natuurlijk zijn het moeilijke tijden, maar juist in crises moet je ervoor waken dat het de mensen zijn die niets kunnen missen die de rekening betalen, aldus mevrouw Kant. Hoe gaat het kabinet dit voorkomen? Pakt de bezuiniging op de zorgtoeslag niet juist verkeerd uit voor de groep lage tot middeninkomens? Een nieuwe koers zou zijn, volgens mevrouw Kant, om de ziektekostenpremies afhankelijk te maken van het inkomen. Het kabinet zegt niet dat niemand erop achteruit is gegaan. Dergelijke garanties kan het kabinet ook niet geven, ook niet voor de lage inkomens. Wel heeft het kabinet bij het opstellen van de begroting voor 2008 getracht om lage inkomens zo veel mogelijk te ontzien. Dat is ook zichtbaar in de koopkrachtplaatjes. Bij de begroting voor 2008 was de koopkrachtontwikkeling van alle sociale minima op nul of licht positief geraamd. Hogere inkomens ondervonden nagenoeg allemaal een licht negatieve koopkrachtontwikkeling. Uiteindelijk zijn over de hele linie de koopkrachtcijfers licht verslechterd. Deze verslechtering is het saldo van een iets hogere loonstijging, een hogere inflatie en een licht hogere indexatie van aanvullende pensioenen. Dat doet echter niets af aan de verhoudingen tussen de verschillende groepen zoals die in de begroting van 2008 zijn weergegeven. In het Centraal Economisch Plan is terug te vinden dat ongeveer de helft van de huishoudens in 2008 erop vooruitging en dat de helft van de huishoudens erop achteruitging, met een mediane koopkracht van plus 0,1%.

Over de bezuinigingen op de zorgtoeslag het volgende. Over de exacte invulling van de zorgtoeslagmaatregel wordt binnen het kabinet nog gesproken. Daarover zullen wij op Prinsjesdag meer naar voren brengen. Wel is terug te vinden in het aanvullend beleidsakkoord dat deze bezuiniging koopkrachtevenwichtig zal worden ingevuld. Het gaat ook niet om een maatregel die van de een op de andere dag wordt ingevoerd, maar juist om een maatregel die op lange termijn effect sorteert.

Mevrouw Kant (SP):

Over de term koopkrachtevenwichtig maak ik mij altijd zorgen bij dit kabinet, omdat het er wat anders over denkt dan wij. U zegt nu terecht – dat erkent u dus – dat het wat tegenvalt met de koopkracht. Vorig jaar zag het ernaar uit dat die ongeveer rond de nul zou blijven, maar nu zijn in ieder geval de lagere inkomens erop achteruitgegaan. Dat moet u nu dus erkennen. Hoe gaan wij voorkomen dat dit in de toekomst weer gebeurt? U zegt dat u het evenwichtig vindt als iedereen er in gelijke mate op achteruitgaat. Dat vind ik dus niet evenwichtig, omdat er groepen mensen in Nederland zijn die al zo op het minimum zitten dat zij niets meer kunnen missen. Ik zou willen dat het kabinet aangeeft dat het die mensen beschermt en dat wij dus niet toestaan dat wederom de mensen met de laagste inkomens erop achteruitgaan.

Minister Balkenende:

Ten eerste heb ik net gezegd dat ik geen garanties ga geven. Ten tweede wordt voorafgaand aan een nieuw begrotingsjaar altijd aangegeven hoe de mediane koopkracht is en hoe het zit met de verschillende groepen, dus de standaard koopkrachtplaatjes. Daarin heeft het kabinet er heel bewust steeds op gelet of het een redelijk en evenwichtig beeld is. Wat doet zich nu voor bij het jaar 2008? In het jaar daarvoor hebben wij een algemeen beeld gegeven. Vervolgens blijkt dat licht tegen te vallen. Ik heb net gezegd dat de verhoudingen tussen de verschillende groepen die in de begroting voor 2008 zijn weergegeven, wel gehandhaafd zijn. Nu zegt u dat u zou willen dat er een correctie plaatsvindt, bijvoorbeeld dat mensen aan de onderkant er minder op achteruitgaan. Ik heb net aangegeven dat het resultaat van datgene wat in 2007 is genoemd voor 2008, grosso modo alleszins redelijk is. Over de koopkrachtontwikkelingen voor het volgend jaar zal het kabinet in augustus spreken. Ongetwijfeld zullen wij dan een debat hebben met de Kamer bij de algemene politieke beschouwingen en bij de financiële beschouwingen bij de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat is de algemene lijn. Verder dan dat ga ik nog niet, want ik doe sowieso geen uitspraken over de koopkrachtontwikkelingen.

Mevrouw Kant (SP):

Dan is er dus een duidelijk verschil van mening over wat alleszins redelijk is. Ik vind het namelijk niet alleszins redelijk dat mensen die al op het laagste van het laagste zitten, nog zullen moeten inleveren en al ingeleverd hebben. U kunt dus ook niet zeggen dat u ervoor gaat zorgen dat zij niet wederom hoeven in te leveren. Dat vind ik nogal teleurstellend. Als iedereen erop achteruitgaat, vind u dat blijkbaar evenwichtig. Dat vind ik niet, want voor de een, die wat kan missen, is dat natuurlijk heel anders dan voor de ander, die al op een heel laag inkomen zit en nu al heel veel moeite moet doen om rond te komen. Ik had gehoopt dat een sociaal kabinet zou zeggen: er is een crisis en dat is vervelend, het gaat ten koste van ons allemaal en wij gaan de mensen beschermen die het niet meer kunnen missen.

Minister Balkenende:

De discussie over het algemene beeld van de koopkrachtontwikkelingen in een tijd dat de economie zwaar tegenvalt zullen wij nog nader met elkaar voeren. Dat zal gebeuren bij de algemene politieke beschouwingen. Ik ken uw standpunt hierin. Ook ik vind dat wij altijd oog moeten hebben voor de mensen die het het moeilijkst hebben. Het gaat om het algemene koopkrachtbeeld, maar ook om bijzondere instrumenten, zoals bijvoorbeeld bijzondere bijstand, om maatwerk te kunnen leveren. Het debat daarover moeten wij met elkaar aangaan. Het vraagstuk is echter buitengewoon complex. U spreekt over mensen met de laagste inkomens, maar wij kunnen het ook hebben over mensen die hun baan verliezen. Zij hebben te maken met een heel grote terugval in inkomen. Ook daarmee hebben wij te maken in deze tijd. Soms is het beeld ook grillig. Voor dit jaar gingen wij uit van een bepaald koopkrachtbeeld. Dat is zelfs nog beter geworden, omdat de inflatie lager is geworden. Met andere woorden: het is een heel complex beeld. Ik heb in algemene zin nu geantwoord: het kabinet zal zich in augustus weer richten op het koopkrachtbeeld voor het volgende jaar. Ik ken uw opvattingen en wij zullen hierover dan opnieuw met elkaar spreken.

Mevrouw Hamer heeft een vraag gesteld die als volgt luidt: hoe gaat het kabinet de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in de traditionele mannen- en vrouwensector ook benutten om arbeid en zorg eerlijker te verdelen? Zij heeft gezegd: ik verwacht dat het kabinet daarbij gaat kijken naar belemmeringen die mensen ondervinden als zij volgens het 2x4-dagenmodel willen werken. Het is volledig een eigen beslissing van partners hoeveel zij willen werken en hoe zij werk en zorg onderling willen verdelen. De bestaande regelgeving staat er niet aan in de weg dat mannen meer tijd vrij maken voor zorgtaken en dat vrouwen meer gaan werken. Ook de voorzieningen, zoals de kinderopvang, zijn daarnaar ingericht. Met de aanpassing in de fiscaliteit zijn ook eventuele financiële belemmeringen weggenomen. Met de beleidsverkenning Verlof en arbeidstijden heeft het kabinet een groot aantal voorstellen gedaan om grotere flexibiliteit te krijgen in arbeidspatronen en gebruik van verlofregelingen. De Stichting van de Arbeid heeft twee weken geleden haar standpunt hierover bekend gemaakt. Op basis daarvan zal het kabinet een meer definitieve keuze maken. Ik zeg u toe dat wij de Kamer zullen meedelen wanneer het debat daarover in het kabinet heeft plaatsgevonden. Het zijn uiteindelijk vooral ingesleten gewoonten en maatschappelijke opvattingen die in de weg staan aan andere patronen.

Mevrouw Hamer heeft gevraagd of de problemen met de vakbond over de deeltijd-WW zijn opgelost en of het budget op orde is. De deeltijd-WW is in nauwe samenspraak met de sociale partners tot stand gekomen. In het kader van de Stichting van de Arbeid zijn de sociale partners op 21 april tot een aanbeveling over deeltijd-WW gekomen. Deze aanbeveling bevestigt dat de invulling van deeltijd-WW een zaak is van sociale partners onderling. Daarnaast is er een meldpunt deeltijd-WW ingericht. Bij meningsverschillen op decentraal niveau kunnen werkgevers- en werknemerspartijen hiervan melding doen. Het budget voor de regeling inzake deeltijd-WW bedraagt 375 mln. De regeling staat in principe open tot 1 januari 2010.

Mevrouw Halsema heeft een vraag gesteld over de dienstencheque ten aanzien van de kleine baantjes. Het kabinet is op dit moment bezig met het uitwerken van plannen om kleine baantjes te stimuleren. Daarover is de Kamer geïnformeerd met de brief van de staatssecretaris van Financiën van 29 april jongstleden. Het kabinet streeft ernaar, om op zo kort mogelijke termijn een wetsvoorstel in te dienen, met de concrete invulling van die inzet. De regeling voor dienstencheques zoals GroenLinks voorstelt, is voor het kabinet geen optie. Deze regeling leidt tot een fors budgettair beslag. Daarnaast is er ook "deadweight loss". Opdrachtgevers die zich voorheen op de witte markt begaven, gaan gebruikmaken van de regeling. Tegenover de extra kosten staan dan geen baten. Wegens de geringe effectiviteit en de hoge kosten achten het Centraal Planbureau en de Raad voor Werk en Inkomen invoering van dienstencheques niet wenselijk. Ook leidt het systeem tot veel administratieve lasten, terwijl deze er in het kabinetsvoorstel niet zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Na dit oordeel ben ik wel benieuwd met wat voor wetten u dan eigenlijk gaat komen. Laat ik u vooral ook een andere vraag stellen. Het voorstel strekt er juist toe om zwart werken te verminderen. Daarvoor kan het een heel effectief middel zijn. Een aantal gemeenten is op dit moment al aan het experimenteren. Als u het voorstel niet overneemt, vraag ik u in elk geval de pilotprojecten actief te gaan ondersteunen en te bezien of deze kunnen worden uitgebreid. Dan kunt u ook nagaan of een en ander gevolgen heeft voor de administratieve lasten. Volgens mij valt dat mee.

Minister Balkenende:

Ik verwijs naar de brief die de staatssecretaris van Financiën de Kamer op 29 april heeft gestuurd over de plannen met betrekking tot de kleine baantjes. Ik zal mevrouw Halsema niet toezeggen dat wij de pilotprojecten extra zullen gaan ondersteunen. Ik zal in het kabinet wel ter sprake brengen dat zij hierop heeft gewezen. Wij kunnen in ieder geval in de gaten houden hoe het zich op lokaal niveau aftekent. Het bezwaar van het kabinet is tweeërlei en betreft de financiën zowel als de bureaucratie. Ik stel voor dat wij bezien hoe de pilot projecten zich ontwikkelen. Dat lijkt mij fair.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, nog één maal.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De minister-president kan de vraag die daarop logischerwijze volgt natuurlijk zien aankomen. Ik wil hierover dan wel snel bericht ontvangen. Wij doen dit voorstel als een crisismaatregel. Wij proberen met een eenmalige injectie de zaak vlot te trekken. Voor het overige is het kostenneutraal. Het is onjuist dat het een zwaar budgettair beslag zou leggen. Wij hopen dat wij hiermee op de korte termijn mensen die nu een uitkering hebben of in een uitkeringssituatie terecht dreigen te komen, extra aan werk te kunnen helpen. Dat vinden wij op dit moment belangrijk. Als het kabinet pilot projecten wil gaan onderzoeken en wilt nagaan hoe deze werken, zou ik graag voor Prinsjesdag informatie willen ontvangen over de conclusies die het kabinet hierover trekt.

Minister Balkenende:

Ik zal dit onderwerp in het kabinet inbrengen. Dat geldt ook voor andere zaken. Daarom debatteren wij met elkaar. Ik zal de vraag van mevrouw Halsema daar aan de orde stellen. Ik zal bezien of de betreffende bewindslieden dit punt kunnen meenemen in de stukken die zij voor Prinsjesdag voorbereiden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik begreep dat de minister-president het blokje arbeidsmarkt heeft afgerond.

Minister Balkenende:

Dat is juist.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb hem ook gevraagd om vast te houden aan de ambitie die wij aan het begin van deze kabinetsperiode hebben geformuleerd om de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt aan het werk te houden. Dat is wat anders dat dat ik hem zou vragen om aan het getal vast te houden. Ik hoop dat het kabinet aan deze ambitie zal vasthouden en alles op alles zal zetten om zo veel mogelijk mensen uit deze groep aan het werk te krijgen. Ik verneem graag zijn reactie daarop.

Minister Balkenende:

Mevrouw Hamer snijdt dit punt zeer terecht aan. Juist degenen die het het hardst nodig hebben, mogen rekenen op onze aandacht en zorg. Dat is onze verantwoordelijkheid, de verantwoordelijkheid van gemeenten en ook de verantwoordelijkheid van de sociale partners. Elk van die partijen zet zich hiervoor zo veel mogelijk in. Op deze manier kan ik mevrouw Hamer hierop in algemene zin antwoorden. Het is een ingewikkelde tijd. Het is heel terecht dat mevrouw Hamer aandacht vraagt voor deze groep.

Mevrouw Kant heeft een vraag gesteld over de stand van zaken ten aanzien van de doelstelling met betrekking tot de wachtlijsten in de jeugdzorg. Zij deed dit tegen de achtergrond van de recent bekend geworden cijfers. Het aanvankelijk kabinetsvoornemen luidt dat eind 2011 geen wachtlijsten in de jeugdzorg meer zullen bestaan. Met de provincies is afgesproken dat er gegeven de veronderstelde groei al eind 2009 geen wachtlijsten meer zullen zijn. Met deze bestuurlijke afspraak ligt het realiseren van de doelstelling op koers.

Ik veronderstel dat mevrouw Kant vermoedelijk doelt op de wachtlijstcijfers over het eerste kwartaal van 2009 die twee weken geleden bekend zijn geworden. Uit deze cijfers bleek dat het tempo van de daling van de wachtlijsten lager ligt dan gewenst. Daarom heeft minister Rouvoet direct een extra bestuurlijk overleg gevoerd met de provincies en grootstedelijke regio's om deze stevig aan te spreken op het nakomen van de gemaakte prestatieafspraken. Mede op basis van dat gesprek heeft het kabinet geen reden om te veronderstellen dat de realisatie van deze kabinetsdoelstelling in gevaar komt. Wij zijn ons dus bewust van dit punt en er zijn afspraken over gemaakt. Toen de cijfers bekend werden, is minister Rouvoet direct in actie gekomen.

Mevrouw Hamer heeft mij gevraagd of ik haar zo snel mogelijk in een kabinetsbrief kan laten weten hoe de schotten in de jeugdzorg wél kunnen worden doorbroken. Minister heeft recent tijdens een overleg met de Kamer zijn brief toegelicht over het convenant met de G4 ter uitvoering van de motie van mevrouw Hamer en die van mevrouw Bouchibti over de ontkokering van het jeugdbeleid. Het kabinet onderstreept dat het belangrijk is om de bekostiging van het jeugdbeleid, en de zorg vanuit de AWBZ en de Zorgverzekeringswet zo veel mogelijk op elkaar te laten aansluiten, zodat een integraal zorgaanbod voor jeugdigen en gezinnen mogelijk is. Op verschillende plaatsen in het land worden op dit moment regionale samenwerkingsafspraken gemaakt over een meer integrale inkoop van zorg, bijvoorbeeld in het kader van het project voor het verbeteren van zorg en onderwijs op de roc's in Rotterdam. Mede op basis van de ervaring met deze initiatieven zal het kabinet nagaan hoe samenwerking kan worden verankerd.

De heer Van der Vlies heeft een vraag gesteld over de aanpak van het overmatig alcoholgebruik door jongeren. Hij merkt op dat de aanpak van dit overmatig gebruik zich volgens het kabinet strikt genomen beperkt tot een wetgevingstraject voor hokken en keten. Hij vindt de strikte invulling van deze beleidsdoelstelling onder de maat en vraagt het kabinet om meer ambitie te tonen. Ik kan de fractie van de SGP geruststellen. Het ambitieniveau van het kabinet op dit terrein ligt zeker hoger. Het kabinet heeft in november 2007 een hoofdlijnenbrief over alcoholbeleid naar de Kamer gestuurd. Daarin is een integraal pakket maatregelen gepresenteerd, gericht op het voorkomen en aanpakken van schadelijk alcoholgebruik, met name onder jongeren. Deze brief bevat zowel maatregelen gericht op voorlichting, vroegsignalering en behandeling, als een aantal wettelijke maatregelen om het alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan. De wettelijke maatregelen zullen worden opgenomen in een wetsvoorstel voor de wijziging van de Drank- en Horecawet, die inmiddels voor advies naar de Raad van State is gestuurd. Ik verwacht dat dit wetsvoorstel medio dit jaar aan de Kamer kan worden aangeboden.

Mevrouw Kant stelt dat het falen van de marktwerking in de zorg pijnlijk zichtbaar wordt in de gang van zaken bij de IJsselmeerziekenhuizen in Flevoland, Orbis in Limburg, Meavita, Philadelphia en ga zo maar door. Zij vraagt hoe het kabinet werkelijk kan denken dat nog meer marktwerking in de zorg het antwoord is op de crisis in de zorg. Mevrouw Kant ziet maar een oorzaak voor de recente problemen bij zorginstellingen, namelijk de marktwerking. Mijns inziens trekt zij die conclusie iets te snel. Zo zijn de recente problemen bij zorginstellingen eerder het gevolg van mismanagement bij de instellingen die het betreft, dan dat er associatie is met marktwerking in de zorg. De gereguleerde marktwerking heeft wel de transparantie vergroot. Daardoor worden problemen meer en sneller zichtbaar. Gereguleerde marktwerking in de zorg zorgt ervoor dat de patiënt weer meer centraal komt te staan en keuzevrijheid heeft. De patiënt kan veranderen van verzekeraar of aanbieder als er te weinig rekening met hem of haar wordt gehouden. Instellingen die dat vergeten, of falen in hun bedrijfsvoering kunnen niet meer met een systeemmantel worden afgedekt. Hetzelfde geldt overigens voor de banken die krediet aan een dergelijke instelling verstrekken of een verzekeraar die contracten afsluit. Ook zij voelen het effect van verkeerde beslissingen. Juist in een systeem van gereguleerde marktwerking kijken veel meer mensen mee en is er sprake van veel meer onderlinge afhankelijkheid en verantwoordelijkheid.

Bij het beoordelen van de effecten van marktwerking spelen heel vaak de negatieve uitzonderingen in het debat de hoofdrol. Natuurlijk moet ook naar die effecten worden gekeken. Mevrouw Kant doet dat met enige regelmaat. Jammer is wel dat zaken die voor de cliënten en de medewerkers in de zorg goed uitpakken, en waarover iedereen enthousiast is, in het debat over de marktwerking nooit worden genoemd. Ik noem het Oogziekenhuis in Rotterdam en de verschillende poliklinieken binnen ziekenhuizen, zoals de mammapoli. Ook is er in de zorg meer ruimte voor nieuwe toetreders ontstaan. Hierdoor zijn nieuwe initiatieven ontstaan, zoals buurtzorg, die als goed voorbeeld in de zorg kunnen worden gezien. Kortom, dit is geen zwart-witverhaal en wij gaan niet voorbij aan de problemen die bestaan. Er zijn echter ook een aantal positieve kanten te noemen. Die wil ik graag noemen naar aanleiding van de vraag van mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Ik waardeer het, dat de minister-president steeds zo netjes de vragen voorleest die tijdens het debat aan hem zijn gesteld.

Minister Balkenende:

Goed hé!

Mevrouw Kant (SP):

Hij vergeet in dit geval echter de voorbeelden te noemen die ik heb genoemd. Hij zegt dat ik altijd de slechte voorbeelden noem en hij noemt nu de voorbeelden die in zijn ogen een positief gevolg zijn van de marktwerking. Hij heeft het over het Oogziekenhuis, de mammapoli en buurtzorg. Dat zijn allemaal ontwikkelingen in de zorg die helemaal niets te maken hebben met marktwerking. Dat zijn goede initiatieven in de zorg. Daarvoor heb ik de markt niet nodig. Ook de mensen die dergelijke goede initiatieven nemen hebben daarvoor de markt niet nodig. Het zijn gewoon mensen die goede ideeën hebben. Die ideeën werken zij in de zorg uit. Ik doelde op de negatieve effecten in de zorg. Laten wij teruggaan naar dat artikel waarin ik het voorbeeld noemde van de Stichting Philadelphia Zorg. De minister-president spreekt van mismanagement, maar dat heeft wel degelijk te maken met de prikkels die het kabinet in die zorg heeft ingebouwd. Binnen de Stichting Philadelphia Zorg was inderdaad sprake van mismanagement. Men was daar op de markt gefocust – men hield zich bezig met vastgoedprojecten met dure hotels – in plaats van dat het management zich bezighield met het leveren van een goede kwaliteit van zorg aan patiënten. Er is helemaal geen sprake van concurrentie om patiënten in de zorg. Nee, de minister-president heeft ze daar met die marktwerking op economische belangen gericht in plaats van op zorgbelangen.

Minister Balkenende:

Ik zei zojuist dat ik uiteraard ook een aantal schaduwzijden zie. Dat men zich bij de Stichting Philadelphia Zorg oriënteerde op geld, riskante activiteiten en men te maken kreeg met de provocerende effecten daarvan, stemt tot nadenken. Ik begrijp de vraag van mevrouw Kant dan ook. Ik wilde alleen zeggen dat het niet mogelijk is om voorbij te gaan aan de zaken die niet goed zijn verlopen. Daarvan zijn meerdere voorbeelden te geven. Mevrouw Kant heeft die genoemd. Ook heb ik aangegeven wat het wezen is van marktoriëntatie in de zorg en dat daarvan positieve elementen te noemen zijn: kostenbewust zijn en meerdere aanbieders. Dat soort elementen is eveneens aan de orde. Op dat punt heeft het kabinet niet precies dezelfde gedachten als mevrouw Kant. Dat neemt niet weg dat het kabinet daarmee zorgvuldig omgaat. Wij hebben ook gezegd dat, als wij in de zorg meer marktwerking willen introduceren, dit alleen mogelijk is op grond van een heel goede toetsing waarin alle elementen een rol spelen. Een dergelijke toetsing zal noodzakelijk zijn om verdergaande stappen te kunnen zetten. Er kan dus niet zo maar sprake zijn van ongeclausuleerde marktwerking.

Mevrouw Kant (SP):

Dat wat de minister-president zegt, is wel terecht, maar de NZa heeft een negatief advies uitgebracht over meer vrije prijsvorming, dus marktwerking, in ziekenhuizen. Minister Klink wil die marktwerking in de zorg desondanks echter wel doordrukken. Dat snap ik dus niet helemaal. Wij hebben een meningsverschil over marktwerking in de zorg en de NZa adviseert op basis van een evaluatie om dat niet te doen. Minister Klink doet dat echter toch.

Minister Balkenende:

Op dit punt refereer ik echt naar het overleg dat mevrouw Kant met minister Klink heeft gevoerd. In dat debat heeft mevrouw Kant ongetwijfeld haar argumenten naar voren gebracht. Ik treed nu niet in de afwegingen die de minister heeft gemaakt.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb dat debat met minister Klink helemaal niet gevoerd. Misschien is het de minister-president ontgaan dat ik de debatten over de zorg niet meer voer. Dat doe ik soms nog wel, maar meestal niet. Ook in dit geval deed ik dat niet. Ik spreek de minister-president aan op zijn woorden dat, als wij verdere stappen zetten, dit zorgvuldig moet gebeuren op basis van een evaluatie. Dan weten wij of dat al dan niet verantwoord is. Nu is er een evaluatie geweest. Op basis daarvan is geadviseerd om geen marktwerking in de zorg toe te passen, maar de minister van VWS doet dat wel. Daarover mag ik als fractievoorzitter van de SP, een oppositiepartij, de leider van het kabinet toch wel een vraag stellen?

Minister Balkenende:

Ik zal nu niet treden in de verantwoordelijkheid van de minister. Bovendien heb ik niet tot in detail kennis genomen van de evaluatie van de NZa. Ik heb de algemene lijn geschetst van de marktwerking in de zorg. Tevens heb ik gezegd dat er mogelijkheden zijn, maar dat er ook op de schaduwzijde van marktwerking moet worden gelet. Het debat over de consequenties van de evaluatie van de NZa dient echt te worden gevoerd met de vakminister in plaats van met mij.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de minister-president zijn betoog vervolgt.

Mevrouw Kant (SP):

Dat vind ik eigenlijk niet. Ik verwijs toch ook niet naar de woordvoerder Gezondheidszorg van mijn fractie? Wij voeren een verantwoordingsdebat. Als een van de doelstellingen kwaliteit van zorg is en het kabinet concludeert dat marktwerking goed is om dat doel te bereiken, moet de minister-president op mijn woorden kunnen reageren waaruit blijkt dat ik de uitkomst van die marktwerking anders beoordeel. Als de minister-president dat niet kan, laat hem dat dan maar schriftelijk doen, al houd ik daar er niet van om dat te zeggen. Dan moet hij maar in gesprek gaan met ...

Minister Balkenende:

Nee, dat doe ik niet. Wij hebben duidelijke afspraken gemaakt over marktwerking in de zorg. Die staan in het coalitieakkoord. Dit is iets wat wij buitengewoon zorgvuldig bekijken. De minister van VWS heeft wat dat betreft de eerste verantwoordelijkheid. Ik zal niet in zijn verantwoordelijkheid treden. Ik geef aan wat de algemene benadering is, maar zeg nogmaals dat ik niet de verantwoordelijkheid van de vakminister zal overnemen. Dat is niet aan de orde.

Mevrouw Kant (SP):

Ik vond het al zo mooi dat de minister-president sprak over een fatsoenlijke evaluatie. Juist die algemene lijn die hij schetste, vond ik zo mooi. Ik dacht juist dat het opschoot en dat wij die marktwerking in de ziekenhuiszorg mooi tegen het licht konden houden. Als ik echter doorvraag, laat de minister-president het een beetje afweten. Dat vind ik een beetje jammer.

Minister Balkenende:

Dit is een verantwoordingsdebat op hoofdlijnen. Dat gaat over de brief die ik zelf heb gestuurd. Mevrouw Kant wil nu een debat voeren over een beleidsthema waar de vakminister over gaat. Daarvoor is dit debat niet bestemd en ik zeg nogmaals dat ik niet in de verantwoordelijkheid zal treden van minister Klink.

Mevrouw Kant (SP):

Nee, voorzitter, dat is heel goed, maar dan heb ik toch een punt van orde. Ik geloof dat dit toch wel het ultieme bewijs is dat het volstrekt zinloos is wat wij hier vandaag doen. Gaat het eens een keer ergens over, vraag ik eens door over een verantwoording waar de resultaten van kwaliteit en zorg anders zijn, is de minister-president niet eens in staat om antwoord te geven! Wat zijn we hier in godsnaam aan het doen?

Minister Balkenende:

Dit is toch een wel heel merkwaardige opmerking. Wij praten hier over verantwoording voor het jaar 2008. Dat is het doel van een verantwoordingsdebat. Mevrouw Kant wil echter over een lopende discussie nu al, hier, bij dit debat, uitspraken doen. Daar is dit debat niet voor bestemd. Ik ben ingegaan op haar vraag over marktwerking en zorg. Ik heb daar een algemeen antwoord op gegeven. We gaan nu echter niet hier praten over besluiten die te maken hebben met datgene wat dit jaar pas aan de orde zou kunnen zijn. Daar is dit debat niet voor bestemd. Ik begrijp daarom het oordeel van mevrouw Kant echt niet.

De voorzitter:

We gaan dit debat niet verder voeren. De zaken die hier geagendeerd zijn, zijn hier geagendeerd. Ik heb u nu vier tot vijf keer uw vraag laten stellen, mevrouw Kant. Ik stel voor dat u er in tweede termijn dan maar op terugkomt. Ik stel voor dat de minister-president zijn betoog vervolgt.

Minister Balkenende:

Ik ben aangekomen bij een vraag van de heer Slob. Hij vraagt aandacht voor de afspraak in het coalitieakkoord dat wij de chronisch zieken en gehandicapten zo veel mogelijk ontzien. Hij meent dat hiervoor in de compensatieregeling verplicht eigen risico en in de Wtcg nog het nodige zou kunnen gebeuren. Wat de compensatieregeling verplicht eigen risico betreft, wijs ik graag op het volgende. Voor de compensatie voor 2009 is de eerste verbetering doorgevoerd. Met ingang van dit jaar hebben ook verzekerden die meerjarig hoge kosten of medische specialistische zorg of ziekenhuiszorg hebben gehad, recht op compensatie. Daarnaast werkt de minister van VWS eraan om in de toekomst het langdurig gebruik van hulpmiddelen als criterium in de compensatieregeling verplicht eigen risico op te nemen.

De heer Van der Vlies heeft een vraag gesteld die betrekking heeft op de medische ethiek. Hij zegt dat medische ethiek op twee gedachten hinkt. Enerzijds is er de beschermwaardigheid van het leven, anderzijds de autonomie van de mens. In de praktijk blijkt de autonomie van de mens nog steeds eenzijdig de doorslag te geven. De SGP ziet graag een kentering op deze wezenlijke thema's. De heer Van der Vlies meent dat in het kabinetsbeleid op medisch-ethisch terrein eenzijdig de waarde van de autonomie van de mens leidend is. Deze opvatting deelt het kabinet niet. In de beleidsbrief ethiek heeft het kabinet drie kernwaarden voor het medisch-ethisch beleid geformuleerd, namelijk de autonomie van de mens, de beschermwaardigheid van het leven en goede zorg. Bij de beantwoording van medisch-ethische vraagstukken is het zoeken naar een evenwicht. Dat evenwicht is in wetgeving vastgelegd, soms na lange politieke en maatschappelijke discussie. Het is onmiskenbaar zo dat er daarbij door verschillende partijen verschillende accenten worden gelegd. Ik kan begrijpen dat de heer Van der Vlies vanuit zijn visie soms een ander accent zou willen leggen. Voor het kabinet geldt dat bij verschillende weging van waarde het toch mogelijk is om tot concrete beleidsvoornemens te komen. Het kabinet wil op deze manier de komende jaren het medisch-ethisch beleid vormgeven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dank voor dit antwoord. Ik begrijp het natuurlijk allemaal, alleen: als dan drie kernwaarden worden gegeven als uitgangspunt, dan staan die wel naast elkaar. Dan kan het niet zo zijn dat vanwege het kabinet de stelling wordt verdedigd dat uiteindelijk, als puntje bij paaltje komt, de beslissing van betrokkene de doorslag geeft. Dat is uitdrukkelijk naar voren gekomen. Daar heb ik mij in het AO al tegen verzet. Daarna is het altijd maar door blijven komen. Vandaar dat ik het nog een keer aan de orde stel, terugkijkend op de discussies in 2008.

Minister Balkenende:

Dat begrijp ik. Ik ken ook de opvattingen van de heer Van der Vlies op dit punt heel goed. Ik respecteer ook zijn visie. Ik heb echter aangegeven dat het voor het kabinet gaat om deze drie elementen. Wij proberen daar als kabinet juist ook invulling aan te geven. Dan kan het dat wij weleens een ander accent leggen dan hij. Dat kan. Ik heb aangegeven wat de algemene lijn is. Het debat zullen wij uiteraard met de heer Van der Vlies voortzetten. Ik hoop dat hij van ons wil aannemen dat het ons gaat om die drie elementen. In de praktijk zal het dan wel kunnen gaan om een verschillende keuze. Dat is ook zo. Ik geef aan hoe wij als kabinet hier inzitten.

De heer Van der Vlies (SGP):

En dus kan niet één motief heersen over de andere, omdat ze alle drie moeten worden gewogen. Kan ik het punt van de minister-president zo samenvatten?

Minister Balkenende:

Het gaat om deze drie elementen. Het kan best dat de heer Van der Vlies een ander accent legt dan het kabinet. Uiteindelijk zijn wij echter verantwoordelijk om te komen tot een bepaalde keuze. Wij houden daarbij rekening met deze drie elementen. Zo moet ik het zeggen.

De heer Slob heeft het kabinet gevraagd om erop in te zetten dat het aanbod van zorgplaatsen voor palliatieve zorg verder wordt uitgebreid en dat de toegankelijkheid van die zorg wordt gewaarborgd. Het kabinet heeft veel extra middelen beschikbaar gesteld voor palliatieve zorg ten behoeve van een betere kwaliteit van zorg en huisvesting. Dit heeft bijgedragen aan nieuwe initiatieven en een toename van het aantal plaatsen. Het kabinet ontvangt vanuit het veld zeker geen geluiden dat het aanbod niet voldoende is of dat er wachtlijsten zouden zijn ontstaan. Het aantal plaatsen wordt dus al uitgebreid en er zijn signalen dat er problemen zijn met de toegankelijkheid. Het kabinet heeft overigens geen directe invloed op de creatie van het aanbod. Via de subsidieregeling Palliatief Terminale Zorg, die in 2008 is opgehoogd tot 17,6 mln., ontvangen de hospices en bijna-thuishuizen een tegemoetkoming in de huisvestingslasten en coördinatiekosten voor vrijwilligers. Op dit moment is het ministerie van VWS in overleg met de veldpartijen om de verdeling van de beschikbare middelen meer in overeenstemming te brengen met de huisvestingslasten van hospices en bijna-thuishuizen. Hiermee wordt een impuls gegeven aan de ontwikkeling en de totstandkoming van initiatieven op het terrein van de palliatieve zorg.

De heer Slob vroeg hoe het kabinet uitvoering geeft aan de coalitieafspraak om onderzoek te doen naar de behandelingsmogelijkheden waarbij gebruik wordt gemaakt van volwassen stamcellen en om deze krachtig te stimuleren. De staatssecretaris van VWS heeft in september van vorig jaar ZonMW verzocht om het programma Translationeel Adult Stamcelonderzoek in gang te zetten. Met dat programma wordt invulling gegeven aan de afspraken in het coalitieakkoord waar de heer Slob op doelt. De zogeheten "call for proposals" voor het programma is dit voorjaar gesloten. Er bleek veel belangstelling bij onderzoeksinstellingen te bestaan voor deelname aan dit programma. De programmacommissie is inmiddels bezig met de eindselectie van projecten die voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen op basis van de ingediende en uitgewerkte onderzoeksvoorstellen. De eerste concrete onderzoeksprojecten kunnen hopelijk nog dit jaar starten. Kortom: er is duidelijk sprake van voortgang.

De heer Van Geel stelde een vraag over de wijkaanpak. Hij vroeg of de renovatie en het fysiek veranderen van een wijk niet veel effectiever zijn en hoe het ondernemerschap in de wijken verder wordt ingevuld. Het kabinet begrijpt de vraag van de heer Van Geel heel goed, maar er kunnen niet zo maar conclusies worden getrokken uit het onderzoek van de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO). Ik verwijs naar de brief aan de Kamer van gisteren van de minister voor WWI en de staatssecretaris van EZ over de stand van zaken in de wijkaanpak. De wijkaanpak van het kabinet richt zich op investeringen in stenen en in mensen. Corporaties moeten dan ook vooral doorgaan met het beleid waarin beide zaken hand in hand gaan. Wij weten dat de outcome-effecten pas over jaren zichtbaar worden. Ook dat is eerder aan de Kamer meegedeeld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil terugkomen op het vorige punt: de zorg. Als ik het wel heb, heb ik u niets horen zeggen over de onverzekerden.

Minister Balkenende:

Nee, daar heb ik nog niet over gesproken. Vindt u het goed dat ik daar in tweede termijn op terugkom? Ik weet op welke vraag u doelt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja.

Minister Balkenende:

Mevrouw Hamer vroeg hoe het met de burgerschapslessen op scholen staat. De wet inzake burgerschapsvorming is sinds begin 2006 van kracht. Vanaf dat moment zijn scholen verplicht om actief burgerschap en sociale integratie via hun onderwijsaanpak te bevorderen. De inspectie heeft in het recente onderwijsverslag aangegeven dat inbedding van burgerschap in het onderwijs op scholen meer tijd vergt dan drie jaar. De meeste scholen zijn zo ver dat de visie op burgerschap is uitgewerkt in de leerpraktijk. Om verdere inbedding te stimuleren wordt ondersteuning geboden onder ander via de Alliantie Scholenpanels Burgerschap. Om de betrokkenheid van jongeren bij de samenwerking te versterken, is overigens ook de maatschappelijke stage in het leven geroepen.

De heer Van der Vlies stelde een vraag over homo-emancipatie. Hij zegt daarover: dat is uitstekend, maar ik wil geen gemorrel aan de fundamenten van de vrijheid van onderwijs. Het kabinet vindt het positief dat de SGP-fractie achter het kabinetsbeleid staat inzake het tegengaan van geweld tegen en discriminatie van homo's. De relatie die de heer Van der Vlies legt tussen het actuele debat en het morrelen aan de fundamenten van de vrijheid van onderwijs deel ik niet. De vrijheid van onderwijs staat niet ter discussie. Het kabinet heeft aan scholen duidelijk gemaakt dat het enkele feit van homoseksueel zijn, inclusief het hebben van een homoseksuele relatie, geen reden mag zijn voor het afwijzen van leerkrachten en leerlingen. Het is aan de Commissie Gelijke Behandeling om dit per geval te beoordelen. Ik verwijs overigens naar de antwoorden op recentelijk gestelde Kamervragen over dit onderwerp, die de Kamer binnenkort ontvangt. Het is bekend dat de regering advies heeft gevraagd aan de Raad van State over de vraag of het mogelijk is om de artikelen uit de Algemene wet gelijke behandeling waarin de enkelefeitconstructie voorkomt, aan te passen aan de terminologie van de Europese richtlijn. Hierbij blijft de balans tussen grondrecht en vrijheid van onderwijs, vrijheid van godsdienst en het antidiscriminatiebeginsel behouden. Dit advies is inmiddels ontvangen en de reactie daarop is in voorbereiding.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben van die hele procedure op de hoogte, maar ik wil toch gewoon uw mening weten. Het kabinet verdedigt namelijk altijd dat het enkele feit geen reden kan zijn voor ontslag. Iemand is homoseksueel; daar kan hij niets aan doen. Dat kan dus geen reden zijn voor ontslag. Zo is het tot dusver. Als iemand uitkomt voor zijn homoseksualiteit, daar trots op is, melding van doet en bijvoorbeeld meldt dat hij samenwoont, dan kan dat wel een reden zijn voor ontslag. Die ruimte geeft de wet. Vindt u dat niet onrechtvaardig?

Minister Balkenende:

Ik begrijp de vraag van mevrouw Halsema heel goed. Dit onderwerp ligt gevoelig en wordt verschillend beoordeeld. Uiteraard hebben wij hier bij de vorming van het kabinet bij stilgestaan. Wij proberen daar zo zorgvuldig mogelijk mee om te gaan. Ik begrijp de gevoelens van mevrouw Halsema op dit punt zeer wel, maar tegelijkertijd hebben wij in het verleden afspraken hierover gemaakt. Dat geldt inderdaad voor de enkelefeitconstructie en de gevolgen daarvan. Ik heb aangegeven hoe dit beginsel werkt. Ik heb ook aangegeven wat de juridische waarborgen zijn. Het kabinet heeft deze afspraken herbevestigd in het coalitieakkoord. Dat is het vertrekpunt in het denken over deze onderwerpen. Ik heb zo-even al de andere zaken genoemd die aan de orde zijn: de Algemene wet gelijke behandeling en het advies van de Raad van State, waarop de Kamer een reactie zal krijgen. Ik verdedig wat het kabinet hanteert bij dit moeilijke onderwerp. Voor het overige zijn er, gegeven de gevoeligheid hiervan, vragen gesteld, waarop de Kamer binnenkort de antwoorden zal ontvangen. Het lijkt mij het beste om hier naar voren te brengen dat het niet om mijn opvatting gaat, maar om wat het kabinet als kader hanteert bij dit lastige onderwerp.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voor een premier die zo sterk hecht aan morele versterking van de burgersamenleving, het uitdragen van een duidelijke moraal, duidelijke normen en waarden, vind ik het teleurstellend dat hij iedere keer enkel procedurele antwoorden geeft. Ik ken de procedures. Ik ken de politieke gevoeligheden. Hij kan toch niet rechtvaardigen dat iemand op een bijzondere school homo mag zijn zolang hij dat maar verborgen houdt? Dat verdedigt zijn kabinet namelijk altijd uit hoofde van politieke gevoeligheid. Dat kan toch niet? Je mag homo zijn zolang je er niet over praat.

Minister Balkenende:

Ik ken de gevoeligheid van dit onderwerp. Ik ken ook de gesprekken die wij hierover hebben gehad bij de kabinetsformatie. Ik sta hier voor het beleid van een kabinet. U doet een appel op mij om verder te gaan, want dat is de strekking van uw opmerking. Dat kan ik niet doen. Ik wil dat ook niet namens het kabinet doen. Wij weten dat dit een lastig onderwerp is. Niet iedereen zal hierover hetzelfde denken. Juist vanwege die complexiteit hecht ik aan zorgvuldigheid. Ik kan dan niet verder gaan dan wat ik nu zeg. Ik geef de procedure aan. De Kamer zal nog antwoord krijgen op de vragen. Het lijkt mij zorgvuldig om dit op deze manier te doen. Het gaat niet om het persoonlijk oordeel van een premier, maar om de vraag hoe het kabinet hier als zodanig in zit, wetend dat het een gevoelig onderwerp is.

De heer Van der Vlies (SGP):

Er komen antwoorden op Kamervragen en er komt een regeringsstandpunt bij het advies van de Raad van State. Ik wacht dat graag af. Bij dit thema is de vrijheid van onderwijs in het geding. Als de enkelefeitconstructie ter discussie staat, kan ik mij voorstellen dat men al snel stuit op het grondrecht van de vrijheid van onderwijs, de vrijheid van godsdienst enzovoorts. Het is juist dat karakter van dit probleem dat het zo complex maakt. Vandaar dat ik dit aan de orde stelde. De minister-president kan wel zeggen dat de vrijheid van onderwijs niet ter discussie komt te staan, omdat dit is afgesproken, maar ik waarschuw hem ervoor dat dit heel snel het geval kan zijn als hieréén steentje wordt losgepeuterd uit die balans.

Minister Balkenende:

Ik begrijp dat heel goed. Ik denk dat mevrouw Halsema er echt anders over denkt dan u. Ik weet hoe gevoelig dat ligt. Om die reden wil ik juist hier zorgvuldig met dit alles omgaan. Ik sla acht op de wijze waarop deze zaken in het kabinet zijn besproken. Ik wijs nog op de beantwoording van vragen die binnenkort de Kamer zal geworden.

Voorzitter. Ik kom op het thema "veiligheid", waarvoor door de Kamer terecht veel aandacht is gevraagd. Er is wel een en ander over te zeggen. Over een brede linie zien wij verbetering optreden in de criminaliteitscijfers. Ik noem de afname van het aantal geweldsdelicten met 14,5%, de daling van het aantal vermogensdelicten met 20% en de vermindering van het aantal gestolen fietsen met 110.000. Het gaat allemaal niet vanzelf. Daar zijn voortdurend inspanningen voor nodig. Een aantal trajecten, zoals wetgeving, kost nu eenmaal tijd. Andere maatregelen hebben sneller effect. Ik noem enkele belangrijke inspanningen op dit terrein. De vestiging van een landelijk dekkend netwerk van veiligheidshuizen blijkt een succesformule. Ik noem het van straat halen via de ISD-maatregel van jaarlijks ongeveer 400 veelplegers. In 2008 zijn er 140 forensisch assistenten en 118 wijkagenten bijgekomen. Afgelopen jaarwisseling is het snelrecht en het supersnelrecht succesvol toegepast. Het wetsvoorstel inzake voetbalvandalisme en ernstige overlast, onlangs door de Kamer behandeld, biedt mogelijkheden voor een gebiedsverbod of groepsverbod voor overlastgevers. Wat het kabinet betreft, kan bij ernstige misdrijven een taakstraf niet meer worden opgelegd zonder dat daaraan een vrijheidsstraf is gekoppeld. Door internationale uitwisseling van DNA-gegevens zijn er inmiddels bijna 500 matches met buitenlandse databases gerapporteerd. Daarmee worden meer misdrijven opgelost. Er zijn echter ook knelpunten. Bij het terugdringen van overlast en verloedering maken wij nog te weinig vorderingen. Meerdere sprekers, zoals de heer Van Geel, mevrouw Hamer en de heer Wilders, hebben terecht gewezen op het belang van deze kabinetsdoelstelling. Het gaat om lokaal maatwerk. Het kabinet zorgt voor ondersteuning met wetgeving, geld en expertise. Gemeenten hebben specifieke instrumenten gekregen bij de bestrijding van overlast. Zo is de bestuurlijke boete als middel beschikbaar gekomen sinds begin van dit jaar. De G4 kunnen vanaf begin dit jaar gebruikmaken van de bestuurlijke strafbeschikking. Dit instrument is in de eerste maanden van het jaar ongeveer 250 keer per week toegepast. De heer Van Geel heeft gelijk: gemeenten maken soms nog te weinig gebruik van de wettelijke mogelijkheden. Dat geldt voor de bestuurlijke boetes, maar ook voor de mogelijkheden om panden te sluiten. De ministers van BZK en Justitie komen binnenkort met handreikingen die de gemeenten moeten helpen om de keuze tussen de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking te maken. Door de inzet van financiële middelen doet het kabinet het nodige om deze beleidsdoelstelling dichterbij te brengen. De zogenaamde Van Montfransgelden worden ingezet voor het terugdringen van overlast en verloedering. Het gaat daarbij om een bedrag van 32 mln.

Ik sta apart stil bij de aanpak van probleemjongeren. Het zijn veelal Marokkaans-Nederlandse jongeren, die helaas een belangrijk aandeel hebben in de overlast in de wijk. Begin dit jaar heeft het kabinet de beleidsbrief over de aanpak aan de Kamer gestuurd. De gemeenten zijn eerstverantwoordelijk. Door de minister van BZK wordt een praktijkteam ingezet dat de gemeenten adviseert en ondersteunt. De inzet van straatcoaches en gezinsmanagers kan een belangrijke aanvulling zijn op het optreden van politie en justitie. Door de gerichte inzet van politie en straatcoaches zijn vier overlastgroepen in stadsdeel Slotervaart van Amsterdam uit elkaar gevallen. Criminaliteitscijfers van het politieteam August Allebéplein wijzen op een trendbreuk: minder diefstallen, minder woninginbraken – bijna een halvering ten opzichte van 2007 – en minder straatroven: een daling van twee derde ten opzichte van 2006.

Voor de harde kern van probleemjongeren kan niet worden volstaan met bestuurlijke en preventieve maatregelen. Daarvoor zijn keiharde maatregelen nodig, daarover mag geen misverstand bestaan. Hier is het strafrecht aan zet. Het kabinet deelt de zorgen die in de Kamer bestaan over de toename van het aantal gewelddadige overvallen. Ik ben mij ervan zeer bewust dat het daarbij gaat om diep ingrijpende gebeurtenissen die grote onrust veroorzaken bij ondernemers. Een taskforce overvallen gaat aan het werk met het verbeteren van de informatievoorziening ten behoeve van de opsporing van de daders, het stimuleren van preventieve maatregelen voor ondernemers, het verbeteren van cameratoezicht en het uitwisselen van effectieve praktijk. De minister van Economische Zaken trekt 24 mln. uit voor praktische veiligheidsadvisering in de sector. Ondernemers krijgen vervolgens 50% subsidie op investeringen die voortvloeien uit deze adviezen. Het kabinet doet er alles aan om de trend te keren. Ten opzichte van 2008 moet het aantal overvallen in 2010 met tenminste 20% zijn gereduceerd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wat de minister-president zegt klinkt heel krachtdadig. Ik vraag mij af hoe dat in verhouding staat tot de tekst van doelstelling 52, waarin staat dat de inspanningen maximaal zijn en dat er nieuwe tussenstappen zijn geformuleerd voor de resterende duur van de kabinetsperiode. Het blijft echter onzeker of dit eind 2010 leidt tot de gewenste percentuele afname. In de tekst staat dat het kabinet de tussendoelen niet weet en zich afvraagt wat voor resultaten bereikt kunnen worden. Dat is heel wat anders dan wat de minister-president nu zegt.

Minister Balkenende:

Ik geef aan wat wij doen. Ik deel de ernst van deze thematiek en ik begrijp ook heel goed het signaal vanuit de Kamer. Daarin heeft de Kamer gewoon gelijk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat is punt ene. De tweede vraag is wat de minister-president gaat doen.

Minister Balkenende:

Ik zei net dat wij bij dit lastige onderwerp niet alleen te maken hebben met het Rijksbeleid, maar evenzeer met de aanpak op lokaal niveau. Ik heb bewust gezegd dat een gerichte inzet op lokaal niveau het verschil kan maken. Ik heb gewezen op wat er gebeurt in Amsterdam Slotervaart, waar je kunt zien dat een harde aanpak werkt. In de brief schrijf ik dat het onzeker blijft of het percentage gewenste afname in 2010 gehaald zal worden. Dat hang samen met de afhankelijkheid van de activiteit op lokaal niveau. Dat zit erachter. Men dient te weten dat het kabinet er alles aan zal doen. Het signaal vanuit de Kamer is glashelder. Het kabinet beleeft het ook zo. Het is een inspanning die het kabinet zich moet getroosten om ervoor te zorgen dat er goede resultaten worden geboekt. Het kabinet heeft niet alles zelf in de hand. De Kamer moet wel weten dat het kabinet dit signaal nadrukkelijk oppakt. Zij heeft daar gewoon gelijk in.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het doet me goed dat de minister-president dit zo serieus zegt. Ik mag hem er wel aan herinneren dat wij al twee jaar over dit onderwerp debatteren en dat wij nu eindelijk zover zijn dat wij mogen zeggen dat het gewoon Marokkaanse jongens zijn die dit voor het aller-, allergrootste deel doen. Ik ben blij dat de minister-president dat nu in ieder geval erkent. Dan kunnen wij gericht maatregelen treffen. Ik ben wel heel benieuwd. Ik wil voorkomen dat wij volgend jaar hier weer staan met vraagtekens in onze ogen en het weer niet weten. Wat zijn die nieuwe tussenstappen? Zijn die gedefinieerd? Kan de minister-president ons daarover ofwel vanavond ofwel zo snel mogelijk schriftelijk berichten?

Minister Balkenende:

Ik zal nagaan wat ik straks nog aan meer specifieke informatie kan verstrekken. Anders zal ik eventueel een brief sturen. Natuurlijk hebben wij tussenstappen gezet. U noemde het punt en wij moeten het probleem gewoon benoemen. Niet voor niets heeft het kabinet een brief geschreven over Marokkaans-Nederlandse jongeren en heeft het alle ellende die er is aangegeven. Dat gebeurt dus.

Voorzitter. Ik ga vervolgens in op een aantal specifieke vragen. De heer Van Geel vroeg in hoeverre rekening is gehouden met de spreiding bij het aanstellen van forensische assistenten en wijkagenten. Er is gekozen voor een algemene verdeling van het budget. Waar het nodig is, komen ze. De uitbreiding van wijkagenten zal het eerst plaatsvinden in de wijken met de grootste problemen. Het is aan het regionaal college van de politiekorpsen om te bepalen welke wijken dat zijn.

De heer Van Geel stelde voorts een vraag over de stand van zaken met betrekking tot het afstandscriterium van de coffeeshops. Nu beschikken 85 van de 106 gemeenten met coffeeshops over een afstandscriterium. Dat criterium is vastgesteld op 250 meter, tenzij kan worden aangetoond dat het aanhouden van die afstand niet mogelijk is. In dat geval moet worden aangegeven welke andere drempelverhogende maatregelen zijn genomen. Aan het eind van dit jaar wordt de balans opgemaakt.

De leden Van Geel, Rutte en Kant vragen het kabinet om ervoor te zorgen dat bezuinigingen op de politie niet ten koste gaan van blauw op straat. Er komen hoe dan ook niet minder politiemensen. In de jaren na 2010 zal het aantal nog stijgen. Pas vanaf 2014 is de groei eruit. Zoals de minister van BZK heeft aangegeven: bezuinigen op de politie betekent nog niet dat er minder blauw op straat komt. Door betere samenwerking kan meer efficiency worden bereikt. Minder mensen achter het bureau betekent meer mensen op straat. De doelstelling van 500 wijkagenten en 500 forensische assistenten wordt niet bedreigd door de bezuinigingen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat kunt u wel beweren, maar de politieorganisaties beweren iets anders, namelijk dat de forse bezuinigingen die er mogelijk – wij kennen die natuurlijk nog niet – aankomen, in hun ogen leiden tot de afname van zo'n 1000 tot 1200 agenten. Dat betekent dus niet meer, maar minder agenten.

Minister Balkenende:

De gegevens waarop ik mijn uitspraken baseer, zeggen het volgende. Er komen niet minder politiemensen. In 2010 zullen er ongeveer 52.500 politiemensen zijn. In de jaren daarna zal het aantal nog stijgen, doordat er nu 6300 aspiranten in opleiding zijn die de komende jaren volledig bij de regiokorpsen in dienst treden. Pas vanaf 2014 is de groei er uit. Dat zeggen de cijfers waarover ik beschik. Dat is punt ene. Dan punt twee.

De voornemens van het kabinet zullen nog naar buiten gebracht moeten worden. Hierover vindt nader overleg met de minister BZK plaats. Deze cijfers zijn mij bekend. Ik wil nu nog niet vooruitlopen op het nader overleg dat de minister van BZK zal hebben met de politiewereld.

Mevrouw Kant (SP):

Volgens mijn informatie zullen echter veel minder aspirant-agenten in opleiding genomen worden vanwege de komende bezuinigingen. Ik hoop dat het niet waar is, maar die garantie kunt u mij niet geven. Kunt u mij garanderen dat de agenten die volgens de planning opgeleid mochten worden, ook opgeleid kunnen worden? Kunt ook garanderen dat er niet minder agenten op straat komen? U kunt wel mooi zeggen dat er minder agenten achter bureau hoeven te zitten, maar dat hopen wij allemaal. Ik wil dat de bezuinigingen er niet toe leiden dat minder agenten op straat komen.

Minister Balkenende:

De getallen hebben ik zonet gegeven. Ik heb gezegd wat het niveau in 2010 zal zijn en wat er daarna gaat gebeuren. Ik heb gezegd dat aspiranten instromen. Ik heb ook gezegd dat op grond van deze cijfers in 2014 de groei eruit is. Over de voornemens van het kabinet kan ik nu niets zeggen. Dat is iets voor de Voorjaarsnota.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil nog duidelijkheid over het antwoord op de laatste vraag van mevrouw Kant. Ik snap dat de minister-president de precieze cijfers niet kent. Garandeert hij echter dat de komende jaren eerder meer agenten op straat zullen zijn dan minder?

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven dat er sprake is van groei. De getallen die ik noemde, zijn de getallen die ik nu ken. In 2010 zijn er 52.500 politiemensen. In de jaren daarna zal dat aantal stijgen, omdat er mensen nog in opleiding zijn. Dat is het verhaal. In 2014 zal de groei er uit zijn. Dat is wat ik u kan melden, niet meer dan dat. De minister van BZK heeft terecht gezegd: wij moeten nagaan hoe er in de politieorganisatie wordt gewerkt. Hoe kun je effectiever opereren? Ik heb gezegd: als het even kan dan minder bureauwerk en meer mensen op straat. Dat is een kwestie van organisatie en een kwestie van overleg tussen de minister van BZK en het politieveld.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Daarom formuleerde ik ook mijn vraag zoals ik dat deed. Ik sluit helemaal niet uit dat de komende jaren bij de politie wel degelijk effectiviteitslagen gemaakt kunnen worden. Wat ik heel belangrijk vind, is dat dat leidt tot vermindering van bureaufuncties en tot vermeerdering van het aantal agenten op straat. Als bezuinigingen er mogelijk toe leiden dat agenten weer minder op straat zijn en er minder agenten op straat zijn, heb ik een probleem. De politieke garantie die ik wil krijgen is of de minister-president garandeert dat agenten de komende jaren meer op straat zullen zijn en er meer agenten op straat zullen zijn, ongeacht de maatregelen die genomen worden?

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd dat er hoe dan ook niet minder politiemensen komen. Ik heb uitgelegd hoe het zit met de groei erna. Ook de minister van BZK heeft hetzelfde gezegd: het bezuinigen op de politie betekent nog niet dat er minder blauw op straat komt. Dat heeft de minister van BZK zelf aangegeven. De Kamer kent ook haar inzet. Dat is wat ik de Kamer vanavond kan melden.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat is een mooi verhaal als je uitgaat van een sterkte van 100%, maar op dit moment is de bezetting in heel veel politiekorpsen maar 70% tot 80%. Je begint dus eigenlijk op min 5 en dan komen er nog eens bezuinigingen overheen. Hoe kan de minister-president nu garanderen dat er meer blauw op straat komt?

Minister Balkenende:

Ik heb aangegeven wat er op het ogenblik in de cijfers zit ten aanzien van de vraag wat de politiesterkte is en welke mensen erbij komen. Ik heb eveneens aangegeven dat de minister van BZK ook heeft gezegd dat er een verband bestaat met de wijze waarop je het politiewerk organiseert, dat wil zeggen met de samenwerking tussen korpsen en de verhouding tussen bureauwerk en werk op straat. Dat zijn de algemene lijnen die de minister van BZK heeft aangegeven en die ik hier herhaal. Overigens ben ik van mening dat de Kamer hier met de minister van BZK zelf over moet spreken. Uiteindelijk gaat het erom dat de Kamer meer blauw op straat wil en geen vermindering. Dat begrijp ik zeer wel en ik heb aangegeven hoe de cijfers er op het ogenblik uitzien. Wat betreft de financiële gevolgen die samenhangen met de ons beleidspakket zal de Kamer in de Voorjaarsnota nader worden geïnformeerd. Daar ga ik uiteraard nu niet op in.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik wil toch nog een keer over dat punt van de politie beginnen. De minister-president zegt wel dat wij daarover met de minister van BZK moeten spreken, maar de politie krijgt het al aan alle kanten voor haar kiezen in Nederland. Ik ben van mening dat dit zeker een punt is dat de premier zich moet aantrekken. Klopt het dat er reeds een taakstelling op de politie is geweest van 100 mln. en dat die oploopt tot 190 mln. vanaf 2010 en dat met een bezetting die nu al op 70% tot 80% is? Ik krijg hier graag helderheid over.

Minister Balkenende:

Ik kan die cijfers nu niet geven. Ik kan ze niet bevestigen en ik ga er ook niet op in. We spreken nu over de verantwoording over het afgelopen jaar. Mevrouw Verdonk voert nu feitelijk een beleidsdebat over de vraag wat er zou kunnen gebeuren en zij vraagt naar de cijfers. Dan heb ik ook nog het probleem dat sommige gegevens uit de politieorganisatie naar voren zijn gekomen. Daar kan ik geen uitspraak over doen. Wat het kabinet zelf aangeeft, is niet nu aan de orde. Kortom, ik hoop dat mevrouw Verdonk wil wachten tot het moment waarop wij nadere gegevens zullen geven. Ik heb het nu voor de derde keer gezegd. Dat zal ook zijn in het kader van de discussie over de Voorjaarsnota.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik vind dit buitengewoon onbevredigend. Wij debatteren hier met de minister-president. Er komen allerlei berichten uit het kabinet dat er sprake zou zijn van bezuinigingen op de politie. Dat is prima als hij daar nu verder niets over wil zeggen. De mensen zoeken zekerheid. Zij zien wel dat het met de verloedering de verkeerde kant op gaat. Dat geeft de minister-president ook zelf toe in het stuk dat wij vandaag van hem gepresenteerd hebben gekregen. Het staat op rood. Ik vraag de minister-president om hier klip en klaar te verklaren dat er niet minder blauw op straat zal komen in de komende jaren. Kan de minister-president die garantie afgeven?

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd, zoals de minister van BZK al heeft aangegeven, dat bezuinigen op de politie niet betekent dat er minder blauw op straat komt. Dat is een duidelijke uitspraak over de inzet van het kabinet. Wij weten dat de Kamer erop let en ik heb ook in dit debat aangeven langs welke lijnen we hier recht aan willen doen. Als ik het zo duidelijk hier zeg in het spoor van de minister van BZK, geeft dat duidelijk aan wat het kabinet wil bereiken.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik heb het in mijn betoog onder andere gehad over het belang van zekerheid. Een kabinet in crisistijd moet zekerheid bieden over zaken waar het zelf over gaat. Dat zijn zaken als immigratie en veiligheid. Er zijn allerlei geruchten. De minister van BZK spreekt over bezuinigingen die al zijn ingevoerd en mogelijk worden ingevoerd. De mensen volgen dit debat. Er is zo veel onzekerheid. Kan de minister-president Nederland toezeggen dat, hoewel allerlei dingen moeten worden opgelost, het blauw op straat niet zal afnemen maar eerder zal toenemen?

Minister Balkenende:

De inzet van het kabinet is dat ook al zou er sprake zijn van ombuigingen bij de politie, dit niet zal leiden tot minder blauw op straat. Dat is onze inzet. Ik zeg het klip en klaar.

De heer Rutte (VVD):

Het kabinet praat in zijn verantwoording steeds over inzet, over beleidsplannen die wel of niet zijn ingediend et cetera. Het gaat ook om resultaten. Kunnen wij de minister nu op één punt ook op het resultaat afrekenen? Dus niet alleen op de inzet, maar ook op het resultaat? Wil de minister zich daar in ieder geval sterk voor maken en aan Nederland toezeggen dat het blauw op straat niet zal afnemen, maar eerder zal toenemen? Wil de minister niet alleen de intentie uitspreken, maar een harde toezegging doen? Mensen zitten daarop te wachten.

Minister Balkenende:

Ik heb al toegezegd dat wij er alles aan zullen doen om ervoor te zorgen dat er niet minder blauw op straat komt. Ik kan hier niet zomaar onmogelijke dingen garanderen. Ik geef nadrukkelijk aan dat wij ons ervan bewust zijn dat de Kamer blauw op straat wil. Dat wil het kabinet ook en daar zal het zich voor inzetten. Die toezegging doe ik dan ook hier.

De heer Rutte vraagt zich af waarom wij cellen sluiten nu de criminaliteit zeer fors is en de rechters te veel taakstraffen opleggen en te weinig onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Dat er een overschot is aan celcapaciteit hangt samen met de objectieve daling van de criminaliteit. De staatssecretaris van Justitie heeft de Kamer daar vorige week uitvoerig over ingelicht. Volgens de heer Rutte speelt ook het rechterlijke straftoemetingsbeleid een rol bij het cellenoverschot. Ik ga geen uitspraken doen over rechterlijke beslissingen. Hij heeft tevens gevraagd naar het ontnemen van criminele winsten. Bij de Raad van State ligt een wetsvoorstel voor dat het mogelijk maakt dat in meer gevallen beslag kan worden gelegd op crimineel vermogen. Criminelen zullen door de omkering van de bewijslast moeten aantonen waar hun inkomsten vandaan komen. Ik denk dat dit tegemoetkomt aan datgene wat de heer Rutte wenst te bereiken.

De heer Rutte (VVD):

Ik wil hierover toch een vraag stellen, voorzitter. Ik vind dit erg belangrijk.

Het gaat niet zozeer in algemene zin om het leegschudden van de criminelen, maar vooral om het slachtoffer. Het slachtoffer staat nu vaak achteraan. Iedereen heeft dan zijn geld gehad, maar het slachtoffer zelf moet vaak op dat geld wachten. Voor je het weet, heeft de crimineel de zaak al ondergebracht in Zwitserland of op een bankrekening elders. Daar gaat mijn punt over. Kan de minister zich daar sterk voor maken? Wil hij aan de minister van Justitie vragen of het wetsvoorstel waar deze minister nu over spreekt, ook daarop betrekking heeft? Wil hij dat anders in ieder geval bevorderen?

Minister Balkenende:

De boodschap van de heer Rutte is helder. Het gaat om de positie van het slachtoffer, ook in financiële zin. Ik zal dit punt uiteraard met de minister van Justitie bespreken.

De heer Rutte vroeg verder naar de berechting van 16- en 17-jarigen volgens het volwassenenstrafrecht. Zoals hij weet, kan een rechter reeds nu op deze jeugdigen volwassenenstrafrecht toepassen. Het kabinet ziet dus niet de noodzaak tot een wetswijziging, want het kan al. Bovendien pleit de heer Rutte voor het inzetten van ongeüniformeerde beveiligers ter bestrijding van winkelcriminaliteit. De minister van Justitie heeft de Kamer gemeld dat een beleidsverruiming mogelijk is, maar dat onbeperkte inzet niet wenselijk is. Hij zal de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de toepassing van het verruimde beleid en de knelpunten die zich daarbij voordoen. Ik kan de heer Rutte wel melden dat in overleg met de branche wordt bekeken of het standaardaangifteformulier voor winkeldiefstallen moet worden aangepast. Aangifte via internet is al mogelijk.

Het kabinet zet fors in op de veiligheid. Aansprekende resultaten zijn geboekt. Aan de knelpunten wordt hard gewerkt.

Dan ga ik in op enkele vragen van mevrouw Thieme.

Zij zegt dat het totaaloverzicht van dierenwelzijnsuitgaven in 2008 ontbreekt. Binnenkort zal de Kamer dit overzicht van de minister van LNV ontvangen.

Verder vroeg mevrouw Thieme wat de doelstelling 5% duurzame stallen in 2011 betekent en waarom er nog geen monitoringinstrument is om deze doelstelling te kunnen monitoren. Een streefwaarde van 5% betekent dat in 2011 ten minste 5250 stallen integraal duurzaam moeten zijn. De verwachting is dat dit een vliegwielfunctie heeft voor een verdergaande groei van duurzame stalconcepten. Een monitoringinstrument, waar mevrouw Thieme om vroeg, is dit najaar gereed.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat bedoelt de minister-president met binnenkort? Op welke termijn zal het overzicht naar de Kamer worden gestuurd?

Minister Balkenende:

Daar heb ik nog geen exact tijdstip voor. Ik zal kijken of het nog voor de zomer kan. Morgen zal ik dit melden aan de minister van LNV. Mogelijk heeft de Kamer nog een overleg met de minister van LNV in het kader van de verantwoording. Dan kan het ook aan de orde komen. Ik zeg toe dat ik dit punt morgen in de ministerraad zal melden en zal vragen of het zo snel mogelijk kan worden gegeven. Ik begrijp de vraag van mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme heeft voorts gevraagd waarom maar 15% van de kottervloot wordt gesaneerd, of dat wel voldoende is en waarom het kabinet denkt dat de visserijsector uit zichzelf zal verduurzamen. De minister van LNV heeft met haar beleid een substantiële reductie gerealiseerd van het aantal schepen in 2007 en 2008, dit terwijl in 2005 al een sanering van vergelijkbare grootte was uitgevoerd. De capaciteit van de visserij wordt daarmee in balans gebracht met de biologische mogelijkheden.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat dacht u eigenlijk zelf toen u hoorde dat er 47% tot 52% meer wordt gevangen dan is toegestaan? Wat vindt u er nu als mens van dat Nederlandse vissers dat doen? Wat zegt dat over het bewustzijn dat wij de zeeën zo overbevissen dat ze bijna leeg zijn en dat er in feite sprake is van een crisis in de biodiversiteit?

Minister Balkenende:

Deze percentages zijn natuurlijk heel veel hoger dan de afgesproken percentages. Dat betekent dat wij niet op de goede weg zijn. Het is precies zoals u zegt: er is sprake van overbevissing. In het verleden mocht vaak op bepaalde vissoorten zelfs helemaal niet meer worden gevist. De percentages die u noemt, zijn inderdaad buitengewoon hoog. Het kan op de langere termijn tot grote schade leiden. Welke consequenties hieraan verbonden moeten worden, moet u met de minister van LNV bespreken. Ik vind het erg hoge percentages, maar ik zeg dat met de kanttekening dat ik geen specialist ben op dit terrein.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat gaan wij hier nu aan doen? Wij kunnen de Europese weg bewandelen of onze eigen verantwoordelijkheid nemen door zelf maatregelen te nemen. Wij hebben immers een heel groot vissersbestand.

Minister Balkenende:

Ik begrijp waarom u dit zegt, maar wij schieten er niet zoveel mee op als wij nationale maatregelen nemen en andere landen gaan gewoon op de oude voet door. Wij moeten het level playing field hier dus zeker ook in de gaten houden. Ik zei al dat ik geen specialist ben op dit terrein, maar ik weet wel dat je dit probleem niet met eenzijdige maatregelen kunt oplossen die niet door andere landen worden overgenomen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Op andere terreinen heeft Nederland wel vaker een voortrekkersrol vervult door verder te gaan dan Europa ons voorschrijft. Wij kunnen toch zeker onze ethische verantwoordelijkheid nemen voor het behoud van het ecosysteem? Moeten wij met andere woorden niet een tandje bijzetten?

Minister Balkenende:

Het is een probleem dat wij wel harder kunnen gaan lopen, maar als andere landen zich daar niets van aantrekken, is het wel de vraag of dat zo nuttig is.

Voorzitter. De terugkeer van vreemdelingen. De doelstelling luidt als volgt: het daadwerkelijk doen terugkeren van vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben. Het is dus geen kwantitatieve doelstelling. In de doelstelling is met andere woorden niet vastgelegd hoeveel vreemdelingen Nederland moeten verlaten dan wel hier rechtmatig mogen verblijven. Wel heeft het kabinet zich vastgelegd op het vergroten van de effectiviteit van het terugkeerbeleid en het gecontroleerde vertrek van vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf meer hebben. Daartoe zijn en worden in deze kabinetsperiode ruim twintig terugkeermaatregelen getroffen. Deze maatregelen variëren van afspraken op bestuurlijk niveau met lokale overheden tot overeenkomsten met andere landen.

Er wordt echter vooral een concrete aanpak voorgestaan, zoals het geven van prioriteit aan het uitzetten van criminele vreemdelingen, het aanpakken van overlast veroorzakende illegale vreemdelingen (de zogenaamde veelplegers), het toepassen van tbs, het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen na asiel en de pilot met ongewenstverklaringen van criminele EU-onderdanen. Daarnaast beziet het kabinet de mogelijkheden om justitiële gegevens te verstrekken op verzoek van het land van herkomst en het uitzetten zonder paspoort of laissez passer.

De relatie met de cijfers uit het jaarverslag. Op pagina 93 van het jaarverslag van het ministerie van Justitie is een staatje opgenomen met het terugkeervolume en de prestatiegegevens. Hieruit blijkt dat de totale vertrekrealisatie over 2008 4800 vreemdelingen hoger ligt dan begroot was voor 2008. Onderdeel van dit totaal is de groep die zelfstandig is vertrokken. De realisatie hiervan ligt 1600 vreemdelingen lager dan beoogd voor 2008. Dat neemt echter niet weg dat van het aantal zelfstandig vertrokken vreemdelingen een groter deel met ondersteuning van de IOM uit Nederland is vertrokken ten opzichte van 2007. Ook dat, mevrouw de voorzitter, staat in de verantwoordingsbrief. Het is de laatste zin bij de toelichting op beleidsdoel 71.

De voorzitter:

U bedoelt waarschijnlijk: mijnheer de voorzitter. Maar het is u vergeven.

Minister Balkenende:

Ik bied u mijn welgemeende excuses aan. Het ging wat snel.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik kan mij wel voorstellen dat de minister-president helemaal de weg kwijt is. Wat een verschrikkelijke redenering! Is dit de manier waarop u verantwoording wilt afleggen: het daadwerkelijk doen terugkeren van vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben. Dit zou geen kwantitatieve doelstelling zijn! Maar daarna leest u wel allerlei rijtjes met cijfers op! Dat zijn toch zeker kwantiteiten! Waar hebt u het over? Dit is gewoon een kwantitatieve doelstelling en wat hier gebeurt, is dat er met allerlei feitjes en cijfertjes wordt gerommeld, zodat de verantwoording helemaal nergens op lijkt. Zelfstandig vertrek vindt over het algemeen plaats met hulp van de IOM. Maar wat zien wij verder? Je ziet dat in uw beleidsbrief 2007 met 2008 wordt vergeleken, terwijl wij het zouden hebben over de realisatie in 2008. In 2008 loopt de terugkeer echter op. Hoezo geen kwantitatieve doelstelling? Natuurlijk is het wel een kwantitatieve doelstelling. En dat zou u met al uw doelstellingen moeten doen. U moet ze gewoon kwantificeren, want dan kunt u er ook op afgerekend worden.

Minister Balkenende:

Mevrouw Verdonk zegt het in alle duidelijkheid. Ik heb alleen gezegd dat in de doelstelling niet is vastgelegd hoeveel vreemdelingen het land uit moeten dan wel hier regelmatig mogen verblijven. Ik heb een aantal getallen genoemd om aan te geven waar wij het precies over hebben. Ik ben met u van oordeel – dat is ook de inzet van het kabinet – dat er juist heel veel werk moet worden gemaakt van het terugkeerbeleid. Hoe vaak heb ik het in de landen waar ik kom wel niet over de bekende terugkeersituatie? Je hebt namelijk ook de medewerking van het land van herkomst nodig, dat weet u ook. U weet ook dat wij overleg hebben met de medeoverheden om ervoor te zorgen dat zij zich ook maximaal inzetten om dit soort zaken te doen. Ik heb inderdaad getallen genoemd, bijvoorbeeld dat de realisatie over 2008 4800 vreemdelingen hoger is dan was begroot. Zo liggen de cijfers. Daarover leggen wij verantwoording af. U kunt ervan verzekerd zijn dat de minister en de staatssecretaris van Justitie er alles aan doen om het terugkeerbeleid zo goed mogelijk vorm en inhoud te geven.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik kijk toch heel even terug. In 2004 gingen er 55.000 mensen terug. In 2005 gingen er bijna 50.000 mensen terug. In 2006 gingen er 55.000 mensen terug. In 2007 gingen er 26.000 terug. In de begroting voor 2008 is het heel slim op 22.000 gezet, in de hoop dat het misschien wat hoger uitkomt. Dat klopt, want het komt op 26.000 uit. Dit is gewoon spelen met getallen. Dit is gewoon de mist opwerpen waar wij hier met zijn allen zo'n hekel aan hebben. U wilt gewoon niet worden afgerekend op deze getallen.

Minister Balkenende:

Het kabinet, dat geldt voor de bewindslieden en voor mij, wordt per definitie afgerekend, al was het alleen door het commentaar dat mevrouw Verdonk nu geeft.

Voorzitter. Hiermee ben ik gekomen aan het einde van de behandeling van de onderwerpen die ik voor mijn rekening wilde nemen. Ik heb geprobeerd om in te gaan op meer algemene vragen rondom de verantwoordingsbrief. Ik ben ook ingegaan op de economische verwachting en de gevolgen die deze kan hebben voor de doelstellingen. Ik ben vervolgens op een aantal verschillende beleidsonderwerpen ingegaan. Dit was wat ik mij had voorgenomen om naar voren te brengen in mijn eerste termijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat ben ik niet met u eens, want ik heb in ieder geval nog twee vragen. Inzake de toelating van vreemdelingen is de doelstelling een gereglementeerde en beheerste toelating tot verblijf. Bent u het met mij eens dat als er dan een stijging is in 2008 van het aantal mensen dat binnenkomt van meer dan 50% – begroot was 10.500 en er zijn er 15.000 binnengekomen – dat niets te maken heeft met een gereglementeerde en beheerste toelating?

Minister Balkenende:

Natuurlijk laat ik ook liever lagere getallen zien, maar u weet ook wat de achtergronden zijn. Het hangt samen met de categoriale benadering ten aanzien van Irak en Somalië. Met Irak zijn wij gestopt en je ziet ook gelijk een daling. Dat geldt nu ook ten aanzien van Somalië. Het is te verwachten dat ook dit in de loop van het jaar een ander getal zal zijn. Daarbij komt dat ten aanzien van Irak en Somalië geldt dat dit feitelijk in een vorige kabinetsperiode is besloten. Wij hebben daar een vervolg aan gegeven. Wat dat betreft zien wij dat de cijfers anders worden.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dan zegt u eigenlijk precies wat ik u wilde vragen. U hebt het categoriaal beleid gewoon te lang laten doorlopen.

Minister Balkenende:

Je kunt ook zeggen: had een vorig kabinet het op deze manier moeten doen? Ja, zo is het ook toch ook een keer.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dit is weer zo'n ontzettende verschuilmop van de minister-president. Minister-president, u bent nu al twee jaar lang minister-president van het kabinet-Balkenende IV. Ik zou zeggen: ga eens wat doen.

Minister Balkenende:

Ik doe niet anders, voorzitter. Mag ik het hierbij laten?

De voorzitter:

Dank u wel. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken. Daarna krijgt de minister van Financiën het woord.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De minister-president had zijn betoog afgerond, maar er is nog een nabrander van de heer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik had nog een heel "kopje" verwacht, om in de gebruikelijke termen te spreken, namelijk de kennisinvesteringsagenda. De premier beheert die nu zeven jaar en er stond een groot stuk over in de krant van de voorzitter van de KNAW. Ik heb hem een heel rijtje getallen genoemd over het basisonderwijs, de beroepsbevolking en het gedeelte van het nationaal inkomen dat besteed wordt aan onderzoek en ontwikkeling. Ik zou daarop graag een gedetailleerde reactie willen hebben.

Minister Balkenende:

De heer Pechtold heeft verwezen naar de KIA, in relatie tot de doelstellingen die wij hebben geformuleerd en wat er is verantwoord in de verantwoordingsbrief. Het volgende doet zich nu voor. Wij hebben een aantal indicatoren opgenomen. Die staan in de onderliggende stukken die men via internet heeft kunnen bekijken. De heer Pechtold heeft de KIA en de opmerkingen van de heer Dijkgraaf daarnaast gelegd. Hij refereert aan het innovatieplatform en geeft een oordeel over de prestaties op het gebied van onderwijs, maar niet aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in onze stukken; hij legt ze naast de KIA. Dat begrijp ik. Wij hebben vaak met elkaar over de KIA gesproken. Het onderwerp komt ook regelmatig terug in debatten met mij, met minister Plasterk en met minister Van der Hoeven. Ik ben hier om te verdedigen wat in de stukken staat. Dat doet niets af aan de KIA, maar het zijn wel verschillende grootheden. Ik wil er in tweede termijn nog wel op terugkomen, maar het gaat mij erom dat ik hier de kleur groen verdedig en wat daarbij feitelijk speelt. De heer Pechtold neemt andere grootheden en zegt: ik ben dus kritisch. Het zijn verschillende indicatoren en dat maakt het lastig om de zaken zomaar te vergelijken. Daarom ben ik er niet op ingegaan, maar ik wil best zien of ik dat in tweede termijn kan doen.

De heer Pechtold (D66):

U hebt het aantal vrouwelijke hoogleraren en dat soort criteria genomen. Ik zeg tegen u: het gaat ook om het basisonderwijs, de beroepsbevolking en datgene wat besteed wordt aan onderzoek en ontwikkeling. Dat zijn nogal geen indicatoren! Die staan keihard op rood. U bent zelf voorzitter van het kennisplatform. Het zijn voor u herkenbare indicatoren. Ik vraag toch echt niet alleen naar uw eigen groene balkjes, die wat arbitrair zijn gekozen. Ik vind dat u in tweede termijn breder moet ingaan op de stand van de kennis. Als de voorzitter van de KNAW zegt dat die heel problematisch is op dit moment, moet dit een indicator zijn die voor u zeker de lampen op rood zet.

Minister Balkenende:

Met de KIA hebben wij niet alleen te maken met wat de overheid uitgeeft aan kennis en onderzoek, maar evenzeer met wat de particuliere sector opbrengt. U weet dat ook de private sector met betrekking tot R&D tekortschiet ten opzichte van de gestelde doelen. U weet ook dat er de afgelopen jaren al behoorlijk vooruitgang is geboekt ten aanzien van de uitgaven op dit terrein. Soms was dat incidenteel; dat hing dan samen met de FES-middelen. U kent die discussie en u weet ook dat wij aan het begin van deze kabinetsperiode extra middelen hebben vrijgemaakt in de sfeer van het onderwijs. U weet ook dat wij bij het aanvullende beleidspakket rekening hebben gehouden met de kenniscomponent. Ik noem deze zaken, om ze te leggen naast de bevindingen van deze commissie. Er speelt ook nog iets anders. U gaat nu uit van deze weging, maar ik ken ook andere indicatoren, waaruit blijkt dat Het Nederlands universitair onderwijs soms minder geld vraagt dan in andere landen gebeurt, maar als wij kijken naar de resultaten, dan zijn die vaak weer erg goed. Er is dus nog veel meer te zeggen over al dit soort indicatoren, en ik zal bezien wat ik hierover in tweede termijn nog kan melden.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil dan gedetailleerde informatie. Het kabinet wil met het basisonderwijs naar het OESO-gemiddelde, en ik heb u zojuist de posities meegedeeld in Europa. Die hollen omlaag: rekenen van de zesde naar de negende plaats; natuuronderwijs van de tiende naar de zevende plaats; lezen van de tweede naar de twaalfde plaats. Ik vind dat dit alarmerende cijfers zijn. Het bevalt mij helemaal niet dat u er in tweede termijn op terugkomt, want dan wordt het alleen maar laat. Ik vraag u, of u de ministers Plasterk en Van der Hoeven zover wilt zien te krijgen dat zij uitgebreid ingaan op de cijfers die door u naar voren zijn gebracht en op de KIA-cijfers, en dan het plaatje voor de toekomst te schetsen.

Minister Balkenende:

Ook mevrouw Hamer heeft de OESO-gemiddelden naar voren gebracht in het kader van het aanvullend beleidspakket. Wij hebben toen gesteld dat wij de komende jaren te maken zullen hebben met behoorlijk zware financieel-economische omstandigheden. Daardoor zullen wij niet alles kunnen bereiken. Om die reden is in de gesprekken de vraag aan de orde gesteld wat wij op de wat langere termijn kunnen doen aan de gemiddelden waarop de heer Pechtold doelt. Het kabinet zal zich daarover buigen en vervolgens de Kamer informeren. Dat hebben wij ons al voorgenomen. Met andere woorden: wij zullen ons hierover nader beraden. Wij zullen de mogelijkheden en onmogelijkheden bekijken. Het is terecht dat de heer Pechtold deze vraag stelt. Ik stel voor dat wij hem betrekken bij de reactie die het kabinet aan de Kamer zal zenden als verlengstuk van hetgeen in het aanvullend beleid aan bod zou kunnen komen.

Minister Bos:

Voorzitter. Via u dank ik de leden voor hun bijdragen in de eerste termijn. Ik wil mijn bijdrage concentreren op een drietal onderwerpen. Het eerste daarvan is het proces van verantwoording, de kritische opmerkingen die daarover – ook door mijzelf – zijn gemaakt en de suggesties voor verbeteringen die zijn gedaan. Het tweede deel van mijn betoog zal gaan over een aantal onderwerpen rondom de recessie, recente groeicijfers en de vraag wat deze betekenen voor de perspectieven voor de komende tijd. Het derde onderwerp dat ik zal behandelen zijn de banken en financiële markten en wat dies meer zij. Ten slotte zal ik nog ingaan op een aantal rijpe en groene losse vragen.

Ik wil eerst ingaan op de opmerkingen die zijn gemaakt over de Verantwoordingsdag, de verantwoordingsdebatten en het verantwoordingsproces. Ik heb geconstateerd dat de woorden die ik vorige week woensdag heb gesproken bij de aanbieding van de stukken tot de nodige opwinding hebben geleid. Die kwam soms vanuit de Kamer, maar soms ook van daarbuiten van anderen die er belang bij hebben. Dat is allemaal prima.

Ik meen dat het belangrijk is om te beginnen met het doen van de volgende constateringen. Mijn opmerkingen gingen niet over verantwoording. Zij gingen niet over enigerlei twijfel met betrekking tot de noodzaak dat het kabinet zich verantwoordt voor wat met het belastinggeld is gedaan en of de gestelde doelen zijn behaald. Mijn opmerkingen betroffen Verantwoordingsdag en de verantwoordingsdebatten. Ik heb heel nadrukkelijk niet alleen de Kamer aangesproken maar ook het kabinet zelf, omdat wij van mening zijn dat sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid om er met elkaar het beste van te maken.

De rol van de Algemene Rekenkamer staat dus niet ter discussie. De toetsing op rechtmatigheid en doelmatigheid staat niet ter discussie. Dat begrotingen goed moeten worden opgeschreven, dat jaarverslagen goed moeten worden opgeschreven en dat deze allemaal hier ter discussie worden gesteld, ook dat staat helemaal niet ter discussie. Ook het feit dat het kabinet zichzelf doelen mag stellen en daarover verantwoording mag afleggen staat niet ter discussie, evenmin als het feit dat de Kamer daaraan doelstellingen mag toevoegen of andere doelstellingen voor in de plaats stellen. Daarover gaat het helemaal niet. Het ging wel over het volgende.

Het is misschien goed om nog eens in herinnering te roepen waarom Verantwoordingsdag er ooit is gekomen. Meer dan tien jaar geleden was een aantal Kamerleden tot de conclusie gekomen dat zij enerzijds prachtige debatten konden voeren waaruit bijvoorbeeld naar voren kwam dat een bepaald extra aangewend zou moeten worden voor een bepaalde taakstelling maar dat anderzijds niemand het daar ooit nog over had wanneer enige tijd later werd nagegaan of het geld was terechtgekomen waar dat was beoogd, laat staan het effect had gehad dat het beoogde te hebben. Dat vond men onevenwichtig en disproportioneel. Daaruit kwam de gedachte voort om niet alleen een grote dag in het parlementaire jaar te organiseren waarop werd gediscussieerd over de plannen die er zijn, namelijk Prinsjesdag, maar om daarnaast een minstens zo grote dag in het parlementaire jaar te organiseren waarin werd gesproken over de vraag wat er van die plannen terecht was gekomen, te weten de derde woensdag van mei.

Er lag nog een tweede gedachte aan dat voorstel ten grondslag. Wellicht is het goed om die gedachte hier nu ook te noemen. Natuurlijk leggen politici continue en gedurende het hele jaar verantwoording af over wat zij doen, wat er goed gaat en wat er minder goed gaat; daarop wees mevrouw Kant mijns inziens terecht. Een van de gedachten die de bedenkers van Verantwoordingsdag hadden, was de volgende. Als je het tijdens Prinsjesdag niet alleen zou willen hebben over de plannen voor volgend jaar, maar ook zou willen terugkijken op wat goed of fout is gegaan met de begroting van het vorige jaar, dan zou de aandacht voor verantwoording het altijd afleggen tegen de aandacht voor de nieuwe plannen. Als het allemaal op Prinsjesdag zou moeten gebeuren, zou het alleen maar gaan over volgend jaar, en nooit over het afgelopen jaar. Daarom vonden de bedenkers dat deze debatten ook in de tijd uit elkaar getrokken moesten worden, om ervoor te zorgen dat verantwoording de aandacht zou krijgen die dit onderwerp verdiende.

Als je dit realiseert, wat is dan voor mij de reden geweest om vorige week woensdag hier een aantal opmerkingen te maken? Die opmerkingen komen onder andere voort uit wellicht het kleinste probleem dat wij hier met elkaar hebben, namelijk het puur logistieke element van Verantwoordingsdag. Hoe organiseren wij de dag zelf? Wanneer bieden wij de stukken aan? Wanneer worden die stukken publiek? Op welke manier en wanneer debatteren wij erover? Deze vragen leiden elke keer tot erg veel discussie. Dit jaar betekende een en ander zelfs dat ik officieel op woensdag de stukken in de Kamer kwam aanbieden, terwijl zij de vrijdag ervoor al publiek waren gemaakt, aan de Kamer waren gegeven en bij de pers bekend waren. In de dagen voorafgaand aan de aanbieding hadden de stukken al aanleiding gegeven tot de nodige publiciteit. Dit is vast en zeker allemaal om heel goede redenen gebeurd, maar het was in ieder geval een factor die afbreuk deed aan de betekenis van deze Verantwoordingsdag, de dag waarop het kabinet verantwoording aflegt en stukken aan de Kamer aanbiedt.

De heer Rutte (VVD):

Daartoe hebt u toch zelf besloten?

Minister Bos:

Zeker, maar dat heb ik mede gedaan omdat er een nadrukkelijke wens van de meerderheid van de Kamer lag.

De heer Rutte (VVD):

Laten wij even scherp stellen dat het kabinet dit heeft bepaald. Het is niet zo geweest dat minister Bos hierdoor werd overvallen door zijn eigen premier.

Minister Bos:

Hierin heeft het kabinet eensgezind geopereerd, in nauw overleg met de Tweede Kamer. Maar zoals de heer Rutte zeer waarschijnlijk weet, of anders de vertegenwoordiger van zijn partij in het Presidium hem kan vertellen, is er weer een lange discussie geweest over de vraag of dit weer gepaard moest gaan met embargoregelingen en dergelijke zaken. Er was een initiële voorkeur van het kabinet om het echt pas publiek te maken op Verantwoordingsdag, met embargo's daaraan voorafgaand. De Kamer had redenen om dat niet te willen. Daaruit kwam uiteindelijk dit. Ik spreek daarover nu verder geen oordeel uit, want de wens van de Kamer om niet met een embargo te werken kan in veel opzichten zeer legitiem zijn. Ik constateer echter wel dat een en ander uiteindelijk wel afbreuk doet aan het moment dat wij zo zorgvuldig probeerden te creëren op de woensdag van Verantwoordingsdag.

Er zijn nog een aantal andere factoren geweest, niet alleen dit jaar, maar ook de afgelopen jaren, die wellicht nog belangrijker waren. In de afgelopen jaren is door veel deelnemers aan Verantwoordingsdag en de verantwoordingsdebatten de klacht geuit dat het ons niet voldoende lukte om van Verantwoordingsdag een groot politiek moment te maken, omdat de debatten te vaak gingen over cijfers en de meer boekhoudkundige vragen. Is iets nu wel helemaal zus of wel helemaal zo? Daarover ging het vaak, in plaats van over de grote politieke vragen waarover het zou moeten gaan. Er is ook over geklaagd dat er in de debatten nauwelijks werd teruggekeken, maar dat er eigenlijk vooral werd ingegaan op de actualiteit van de dag.

Er zijn ook klachten geweest dat het ons met elkaar niet vaak gelukt is om een verstandige volgorde te vinden tussen het grote verantwoordingsdebat zoals we dat vandaag voeren en bijvoorbeeld de deeldebatten die met departementale woordvoerders in vaste commissies van de Kamer worden gevoerd. Ik roep in herinnering dat we de afgelopen jaren ongeveer alles hebben geprobeerd op dat punt, zoals beginnen met een groot verantwoordingsdebat en daarna debatten in de vaste commissies en ook weer precies andersom, en dat dit allemaal ook steeds weer tot ontevredenheid leidde. Dit is een van de redenen geweest dat we de afgelopen jaren steeds met elkaar hebben gezocht naar vernieuwingen, dat we steeds geprobeerd hebben om meer focus aan te brengen in de verslagen en die anders te structureren. Ook is de verantwoordingsbrief gekomen, vorig jaar met een keuze van drie thema's, dit jaar, op verzoek van de Kamer, met de volle 74 doelstellingen. Het is dus continue in beweging geweest vanuit een gezamenlijke wil om het beter te maken dan we het tot dan toe steeds hadden ervaren.

De vraag die we ook dit jaar, na deze ronde, weer met elkaar te beantwoorden zullen hebben, is of het dan dit jaar beter is gegaan dan vorig jaar. Daarbij speelt, in ieder geval volgens een aantal leden, ook de kritiek een rol die de Algemene Rekenkamer dit jaar heeft geuit. Die kritiek luidde dat het kabinet weliswaar meer informatie heeft gegeven, dat er weliswaar sprake is van meer informatie, maar dat die informatie minder nuttig is, dat de Kamer er minder aan heeft. Ik geloof dat daarover in het debat met de minister-president zojuist al het een en ander is gezegd. Ik geloof dat het niet primair een opmerking over de verantwoordingsbrief is geweest van de Algemene Rekenkamer. Naar mijn beste inzicht slaat die opmerking van de Rekenkamer op het volgende.

We hebben met elkaar afgesproken dat als het kabinet over bepaalde doelstellingen of bepaalde prestaties niet exact verantwoording kan afleggen, er volgens een soort van comply or explainprincipe verantwoording over die doelstellingen of prestaties afgelegd moet worden. Dus als je niet kunt zeggen of je de doelstelling hebt gehaald (comply), moet je in ieder geval uitleggen waarom dat niet zo is (explain). Het is inderdaad waar – die constatering van de Rekenkamer klopt – dat het aantal gevallen waarin gekozen is voor explain in plaats van voor comply is gestegen. Misschien doelt de Rekenkamer op dat feit met de mededeling dat er weliswaar meer informatie naar de Kamer is gegaan, maar dat dit nog niet betekent dat de Kamer daarmee beter in staat is om de inspanning van het kabinet te beoordelen.

De vraag is dan vervolgens wel wat je moet met die constatering. Een minstens zo valide constatering is namelijk dat, als dat betekent dat we alle doelstellingen die het kabinet zich stelt meetbaar en op enigerlei wijze kwantificeerbaar moeten maken, dit ook zou kunnen leiden tot een verschraling van de doelstellingen die het kabinet zich stelt. Heel snel zal dan namelijk een aantal inspanningen die meer van kwalitatieve aard zijn of die uitkomsten beogen die meer van kwalitatieve aard zijn, moeilijker te beoordelen worden. Die zullen vervolgens dus moeilijker hun plek verwerven in dit debat. Juist als we ook een politiek debat willen voeren, zou dat een verschraling van het debat met zich meebrengen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Begrijp ik nu goed dat de minister van Financiën zegt: oké, als wij onze doelstelling niet bereikt hebben, dan hebben wij in ieder geval uitleg gegeven waarom wij haar niet hebben bereikt? Kleurt hij dan, met die uitleg, het vakje wel groen?

Minister Bos:

Nee, dat hoeft niet. Volgens mij heeft de minister-president dat allemaal uitgelegd. Volgens mij is de kleur van het hokje grijs als je het niet kunt uitleggen, als het niet meetbaar is.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat klopt niet, want ik geloof dat er maar één vakje grijs is en de rest is groen of rood. De minister-president heeft mij net echt tot tweemaal toe verteld dat als een vakje groen is, de doelstelling 100% is gerealiseerd en dat als het minder dan 100% is, het vakje rood is. Als ik minister Bos nu goed beluister, is het zo dat als het kabinet er niet aan is toegekomen om een doelstelling te realiseren, het heel veel tekst nodig heeft om dat uit te leggen maar er wel een groen vierkantje achter zet. Dat is in tegenspraak met wat de minister-president net zei.

Minister Bos:

Laat ik iets preciezer antwoord geven op de vraag die mevrouw Verdonk stelt. De afspraak om volgens een comply or explainprincipe te werken, gaat op voor doelstellingen en prestaties zoals die in alle departementale verslagen en departementale begrotingen terug te vinden zijn. Dat is dus een grotere groep doelstellingen en daaraan gelieerde prestaties. Als je op die punten vergelijkt hoe het dit jaar is gegaan vergeleken met vorig jaar, zie je dat inderdaad het aantal doelstellingen waarvan we hebben uitgelegd waarom we niet in staat zijn om de complyroute te volgen, is gestegen. Overigens is het aantal doelstellingen waarbij wij wel in staat waren om langs de weg van comply te werken, ook gestegen. Het is dus waar: de Kamer heeft meer informatie gekregen, waaronder informatie waar zij niet zo veel mee kan omdat het kabinet die informatie niet concreter kan maken. Tegelijkertijd is dat voor een heleboel andere doelstellingen wel beter gelukt dan vorig jaar. Het enige punt dat ik wil maken, is het volgende. Als wij zouden wensen dat bij 100% van de doelstellingen de prestatie meetbaar en kwantificeerbaar moet zijn – ik weet overigens niet of de Algemene Rekenkamer het zo bedoelde – dan kan dat leiden tot een verschraling van de doelstellingen waaraan de effectiviteit van het kabinetsbeleid wordt gemeten en dus ook tot een verschraling van het debat. Wij moeten ons afvragen of wij dat willen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik kan ik mij goed voorstellen dat u die opmerking maakt. Alleen zou het dan wel consequent zijn als u veel meer vakjes grijs had gekleurd. Grijs betekent namelijk dat je de doelstellingen niet precies kunt kwantificeren. U doet nu alsof dat maar bij één doelstelling zo is. Nu maakt u een en ander weer groter en werpt u weer mist op. Wij hebben het hier over 74 doelstellingen. Die stonden keurig in uw regeerakkoord, in uw beleidsplan. Daar hebt u 100 dagen over lopen praten en luisteren in het land. Die 74 doelstellingen moet u realiseren in uw regeerperiode. Ik vraag het nog een keer. Groen betekent dat de doelstelling 100% gerealiseerd is. Dat zei de minister-president net. Alles wat daaronder zit, is rood. Is dat waar of niet waar?

Minister Bos:

Met alle respect, ik denk dat het misverstand nog precies hetzelfde is als de vorige keer dat mevrouw Verdonk deze vraag stelde.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Omdat u geen antwoord geeft op mijn vraag.

Minister Bos:

Er is namelijk een veel groter aantal dan 74 doelstellingen. Dan praat ik over alle doelstellingen die in de departementale begrotingen en de beleidsverslagen zijn opgenomen. Een deelverzameling daarvan zijn de 74, waar wij collectief verantwoording over afleggen en die ook in de verantwoordingsbrief van de minister-president zijn opgenomen. Het comply or explainprincipe is voor de totale groep afgesproken. Op meer dan één doelstelling is dus de kleur grijs van toepassing als je de kleuren daarop zou toepassen. Die zijn echter niet meetbaar en daar kunnen wij dus niet in die termen verantwoording over afleggen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u uw verdere vragen in de tweede termijn stelt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter, ik zal nog één korte vraag stellen.

Dat betekent dus dat ongeveer de helft van al die andere doelstellingen, die in de verslagen van de verschillende departementen staan, grijs gekleurd moet zijn.

Minister Bos:

Ik kan u de precieze cijfers geven. In 2008 is 34% van de doelstellingen gebaseerd op explain en 49% op comply. Slechts 18% van de prestaties is gebaseerd op explain en 73% op comply. Dat zijn mooie cijfers. Die zijn verbeterd ten opzichte van vorig jaar.

Tijdens dit debat is door D66 en in de pers de afgelopen tijd door de NIVRA-accountants de volgende suggestie gedaan. Zou het niet verstandig zijn om het beoordelingsvermogen van de Algemene Rekenkamer ook te betrekken bij de beoordelingen in de verant­woordingsbrief? Moet dus niet ook een oordeel over begrotingsartikelen zoals dat nu wordt gegeven door de Algemene Rekenkamer, worden gecombineerd met de oordelen over de beleidsdoelen zoals die in eerste instantie worden gepresenteerd door het kabinet? Ik hoop dat ik daarmee ook op een faire wijze de suggestie van de heer Pechtold weergeef. Als wij die kant opgaan, wil ik niettemin voor het volgende waarschuwen. BosTen eerste, als de Kamer meent dat een van de problemen van dit debat is dat het onvoldoende politiek is of de afgelopen jaren onvoldoende politiek is geweest, dan is het de vraag of het van deze suggestie politieker wordt. Ten tweede, het is ook de vraag of wij door het combineren van het Algemene Rekenkamerachtige oordeel over begrotingsartikelen met het type oordeel dat wij over beleidsdoelen zouden willen geven, niet weer doelstellingen vooral heel kwantificeerbaar en meetbaar proberen te maken en daarmee wellicht meer kwalitatieve dimensies uit het oog verliezen. Dat zou ik een verarming vinden. Ten derde – dat is misschien wel het moeilijkste argument in deze discussie – moeten wij ons realiseren dat wij ons van sommige doelstellingen van het kabinetsbeleid moeten afvragen of het ooit mogelijk is om een-op-een de relatie tussen onze eigen inspanning en de maatschappelijke uitkomst daarvan exact te bepalen. Bij sommige beleidsinspanningen is dat mogelijk, bij andere is het redelijk om te veronderstellen dat wat het kabinet doet maar een van de factoren is die uiteindelijk de maatschappelijke uitkomst bepalen. Het is dan ook redelijker om het kabinet op de inspanning te beoordelen dan op de maatschappelijke uitkomst. Mits dan tevoren met elkaar gedeeld is, daarover geen misverstand, lijkt ons dat geen probleem.

Ik kom op het vierde punt. Wat de Kamer ook vindt van de 74 doelen die het kabinet zichzelf heeft gesteld, of dat beter, scherper of anders moet, die politieke doelen overstijgen wel begrotingsartikelen. Zij zijn meer integraal dan begrotingsartikelen. Bijvoorbeeld het terugbrengen van het aantal fietsdiefstallen, hoe marginaal sommigen dat misschien ook vinden, is nooit te vangen in één begrotingsartikel. Het terugdringen van de schooluitval of bepaalde indicatoren rondom de volksgezondheid zijn nooit terug te brengen tot één begrotingsartikel. Dat zijn integrale beleidsdoelstellingen waarbij allerlei interventies die soms via verschillende begrotingen tot stand komen, een rol moeten spelen. Een van de winstpunten in ieder geval voor het kabinet zelf van de benadering van het debat over de vraag of het goed bezig is of niet, is juist dat het probeert om niet te blijven hangen in departementale begrotingsartikelen, met alle associaties die men daarbij kan hebben van verkokering en dergelijke. Wij streven naar een meer geïntegreerde benadering langs de weg van bredere politieke doelen. Wij hechten zeer aan dat oogmerk.

Ik kom op het laatste argument, dat ook al door de minister-president is genoemd. In de verantwoordingsbrief geeft het kabinet een aanzet tot hoe het zelf de voortgang van een aantal voorgenomen prestaties ziet. Het uiteindelijk oordeel daarover hoort niet door de Algemene Rekenkamer, maar door de Tweede Kamer te worden gegeven. Dat is in zekere zin het belangrijkste oogmerk van dit debat.

De heer Pechtold (D66):

Het is een reeks van argumenten. Voor een deel snap ik de overwegingen van de minister van Financiën. Hij is het met mij eens dat wij proberen om dit debat in die zin politiek te maken dat de controlerende taak van de volksvertegenwoordiger optimaal kan worden uitgevoerd. Het is dan zoeken naar de beste manier daarvoor. Over een paar dingen ben ik het gewoon niet met de minister eens. Als hij zegt: reken ons af op inspanning en niet op resultaat, dan wijs ik erop dat dit bij die 74 doelen nogal door elkaar loopt. Sommige dingen zijn heel concreet geformuleerd: 100.000 fietsen. Ik zou echter best eens achter de cijfers willen kijken, want als ik er dieper op inga, dan zie ik dat de foutmarge even groot is als het gepresenteerde resultaat. Als Kamer wil ik dan wel weten hoe wij daarmee om moeten gaan.

De minister zou sommige dingen niet op rood of groen moeten willen zetten. Het is te lachwekkend voor woorden om het vaak geciteerde Midden-Oosten op groen te zetten, als inspanningen worden beschreven zoals wij gaan er zo vaak naar toe, wij bellen en wij doen ons best.

Ik zie de voorzitter op zijn horloge wijzen, maar de vicepremier heeft vijf argumenten genoemd en ik probeer daarop kort te antwoorden.

De voorzitter:

U hoeft niet dezelfde tijd te nemen. U kunt gewoon aan uw vraag toekomen, maar gaat u niet met mij in discussie maar met de minister.

De heer Pechtold (D66):

Ik zal proberen, het kort te houden.

Voorzitter. Het is zoeken om Verantwoordingsdag nut te gegeven. Naast de rapportcijfers die het kabinet zichzelf geeft, moet enige mate van controleerbaarheid mogelijk zijn. Na aandringen van mijn fractie is er pas gisteren op de website een verdiepingsslag achter de getallen gemaakt. Ik heb een motie voorbereid waarin ik oproep om de commissie voor de Rijksuitgaven, samen met de Algemene Rekenkamer, te vragen om na te gaan of er een systematiek is waardoor ook de beleidsdoelen beter voor ons afrekenbaar zijn in het verantwoordingsdebat. Ik hoop van harte dat die motie de steun van de minister kan krijgen, want dat is een stap in de goede richting. Dat maakt ook dat hij niet als slager zijn eigen vlees helemaal alleen moet keuren.

Minister Bos:

Niet wij keuren ons eigen vlees, maar u keurt dat, nu al. Wij geven verslag van hoe wij denken dat de voortgang is. Het politieke oordeel daarover is aan u. Het politieke oordeel hoort ook niet bij de Algemene Rekenkamer thuis, maar is aan u. Het politieke oordeel gaat over beleidsdoelen die per definitie breder zijn dan geïsoleerde begrotingsartikelen. Wij zien straks wel welke motie er ligt.

Na een periode van twee jaar, zitten wij ongeveer op de helft. Juist op het gebied van beleidsverslagen, de wijze waarop daarvan verslag wordt gedaan en hoe wij daarop beoordeeld worden, experimenteren wij bij een aantal departementen al met meer gefocuste informatie teneinde de Kamer beter in staat te stellen om te oordelen. Ik hoop niet dat daar nieuwe experimenten doorheen hoeven te gaan. Pleidooi? Voor zover dat als zodanig is begrepen, hoop ik dat dit een misverstand is. Mijn pleidooi is niet dat dit kabinet alleen hoeft te worden afgerekend op inspanningen. Ik probeer alleen te zeggen dat het kabinet, voor sommige zaken waarvoor het zich inspant, alleen maar afgerekend kan worden op inspanningen. Voor andere zaken geldt dat het afgerekend kan worden op uitkomsten die direct gerelateerd zijn aan de inspanningen. Dat is niet erg als je daarover vooraf gezamenlijk duidelijkheid hebt. Ik denk dat de heer Pechtold het met ons eens is als wij zeggen dat dit kabinet niet afgerekend kan worden op vrede in het Midden-Oosten of niet. Laat staan dat het afgerekend kan worden op de vraag of dat gerelateerd is aan de inspanningen die het kabinet doet. Ik denk dat de heer Pechtold het ermee eens is dat het kabinet kan zeggen dat het het belangrijk vindt om op dat punt een inspanning te doen. De Kamer mag het kabinet ook afrekenen op het niet serieus uitvoeren van die taak als dat aan de orde is. Het lijkt mij goed om daarover met elkaar een serieus politiek debat te voeren. Zolang je dus weet wat je met elkaar bediscussieert, wat je gezamenlijk wilt meten en aan welke maatstaf een en ander moet voldoen, is het mogelijk dat dit voor het ene beleidsveld van een andere aard is dan voor het andere.

De heer Pechtold (D66):

Misschien was de opmerking over het keuren van het vlees niet de meest geschikte tegenover een vegetariër. Twee jaar geleden pleitte ik er nog voor om doelen afrekenbaar te maken. Op dat moment kreeg ik daarvoor nog helemaal geen steun. Laat ik nu waardering uitspreken voor het feit dat wij binnen twee jaar een stap verder zijn gekomen. Ik probeer binnen deze kabinetsperiode nog een stap verder te komen door te controleren of een ietwat ridicule presentatie – het gevoel daarover was dat het kabinet zich inspant en dat het dus goed gaat – niet meer wordt gehouden. Ik adviseer de minister van Financiën om het hier en daar wat minder kwetsbaar te maken door categorieën te benoemen waaraan hij helemaal geen kleur geeft. Het moeten categorieën zijn waarvan de minister zegt dat die niet op het punt van inspanning en evenmin op dat van resultaat te kwantificeren zijn, maar dat die voor het kabinet desalniettemin een speerpunt zijn.

Minister Bos:

Ik wacht af waar de heer Pechtold mee komt en waarover de Kamer zich zal uitspreken.

Ik reageer nog op twee suggesties van de Kamer. De GroenLinksfractie heeft dit jaar weer aandacht gevraagd voor de motie-Vendrik over het leren van lessen voor de toekomst. Wat dat betreft volgt zij een consistente lijn, want dat deed zij vorig jaar ook. Het is niet nieuw dat het kabinet van mening is dat het dat redelijk doet en dat de GroenLinksfractie meent dat daaraan meer is te doen. In debatten zijn het afgelopen jaar bijvoorbeeld door de SP-fractie suggesties op dat terrein gedaan. Ook is de suggestie gedaan om de verantwoordingsdebatten en het afleggen van verantwoording om die reden weer op Prinsjesdag te laten plaatsvinden. Dat is immers het moment waarop de plannen voor het nieuwe jaar worden gepresenteerd. Dat is het moment waarop datgene wat je van plan bent om te doen wellicht gerelateerd kan worden aan de wijze van het afleggen van verantwoording en het leren van lessen uit het verleden. Dat is natuurlijk allemaal mogelijk en dat zal vast en zeker terugkomen in alle evaluaties en gesprekken die wij met elkaar voeren. Ik vraag alleen aandacht voor het feit dat een van de oorspronkelijke doelstellingen van de Verantwoordingsdag was dat die twee momenten uit elkaar worden getrokken. Anders is het gevaar dat, als je die zaken op één moment met elkaar combineert, het binnen de kortste tijd toch weer alleen maar over de plannen gaat in plaats van over het afleggen van verantwoording. Daarvoor heb ik het afgelopen jaar ook aandacht gevraagd toen die suggestie ook werd gedaan. Wij moeten ons realiseren dat, als wij rond deze tijd verantwoording afleggen en weten dat wij pas in september de plannen voor het volgende jaar presenteren, het trekken van geleerde lessen gekoppeld aan voornemens voor nieuw beleid moeizaam zal verlopen, evenals het koppelen daarvan aan het afleggen van verantwoording over het afgelopen jaar.

Mevrouw Hamer vroeg of het niet mogelijk is om uit te gaan van een kleinere selectie aan thema's, die tijdig met elkaar te delen en ervoor te zorgen dat wij daarover verantwoording afleggen. Dat zal het kabinet er niet van weerhouden om zichzelf meer doelen te stellen en de eigen prestaties langs meerdere maatlatten te leggen. Als rode draad voor het verantwoordingsdebat zou dat inderdaad kunnen leiden tot meer focus. Wij moeten ons dan wel realiseren dat dit bijvoorbeeld zou impliceren dat wij in september 2009, als wij de begroting 2010 bespreken, zeggen wat de drie thema's zijn die wij in mei 2011 weer als leidraad nemen op het moment dat wij terugkijken op de uitvoering van de begroting 2010. Als wij met elkaar voor elkaar krijgen om gedurende die anderhalf jaar bijvoorbeeld drie rode draden vast te houden waarvan wij in september 2009 al zeggen dat wij zij in het bijzonder willen volgen, om er in mei 2011 op terug te kijken, dan denk ik dat wij een heel ander type debat krijgen dan dat wij nu hebben. Dat zal gelardeerd kunnen worden met hoorzittingen, onderzoeken en monitoring gedurende het jaar. Het zou veel politieker kunnen zijn dan de debatten tot nu toe zijn geweest. Het kabinet staat voor dat type suggesties zeer open, maar vraagt dus wel geduld en vasthoudendheid van ons allemaal om de noodzakelijke discipline daarbij te betrachten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat was ook ongeveer de strekking van mijn suggestie. Ik realiseer mij dat je dan prioriteiten moet kiezen met een focus op de wat langere termijn. Dat zullen dan in het algemeen gesproken de wat politieker getinte onderwerpen zijn. Het moet volgens mij op die manier mogelijk zijn. Het was niet mijn bedoeling om het hele kabinetsbeleid en de verantwoording daarover te beperken. Ik had het vooral over de verantwoordingsbrief. Daarvoor heb ik twee jaar geleden ook voorstellen gedaan. Toen heb ik dit voorstel al gedaan. Mijn grootste zorg is dat wij nu dingen dubbelop aan het doen zijn, namelijk een departementale verantwoording en de beleidsdoelen. Het debat van vandaag leert dat het ons zou helpen als wij er een paar punten uit hadden gehaald.

Minister Bos:

Wij kunnen er ons veel bij voorstellen. Wij horen wel hoe de debatten daarover, al of niet met de commissie voor de Rijksuitgaven, verder zullen lopen. Zowel met betrekking tot de vraag hoe wij de Verantwoordingsdag aankleden als over het type debat dat wij hebben, welke informatie wij de Kamer aanbieden en wie daarover precies ondersteunende oordelen geeft, is er echt nog wel het een en ander mogelijk vergeleken met hoe wij het dit jaar hebben gedaan. Het kabinet staat open voor een discussie met de Kamer over hoe en wat.

Ik wil het even hebben over de economie. Ik denk dat het terecht is dat een aantal Kamerleden de vraag gesteld heeft, of het niet bij een verantwoordingsdebat hoort dat het kabinet verantwoording aflegt over de vraag of het voldoende tijdig heeft zien aankomen in wat voor soort situatie de economie terechtkwam en voldoende tijdig beleid heeft heroverwogen, of aanvullend beleid heeft overwogen. Net als de minister-president vraag ik aandacht voor het feit dat wij consistent hebben gewerkt met cijfers over de economische ontwikkeling die ons zijn aangereikt door onafhankelijke experts. Het kabinet heeft niet zelf gespeculeerd of geanalyseerd. Het heeft continu gewerkt met cijfers zoals die via het Centraal Planbureau, het IMF, OESO of anderen aangereikt werden. Al die instituten, wereldwijd, lieten bijvoorbeeld in januari 2008 voor 2009 nog een groei zien van 2% voor de eurozone.

Als je vergelijkt hoe de voorspellingen van dat moment tot vandaag gegaan zijn, zie je bij alle instituten in de wereld hetzelfde: van de voorspelling van een redelijke plus voor 2009 naar een diepe min. Het kabinet had het dus mis met zijn voorspellingen, omdat bijna iedereen die het adviseerde het op dat punt mis had. Het is spijtig om dat te constateren, maar het lijkt verstandig dat politiek verantwoordelijken, zoals leden van het kabinet, zich niet zelf bezig gaan houden met het voorspellen van economische groei en werkloosheidscijfers. Dat zou ruimte geven om de voorspellingen naar eigen voordeel te manipuleren. Het is goed dat er onafhankelijk cijfers van gezagsvolle instituten worden gebruikt. Helaas moet worden geconstateerd dat die het allemaal mis hadden.

Het is de vraag of het kabinet, dat wetende, eerder actie had moeten ondernemen. Met de minister-president zeg ik dan dat het niet goed zou zijn als wij elke keer dat er een nieuw cijfer verschijnt, ons beleid veranderen. Er is ook veel te zeggen voor enige rust en voorspelbaarheid. Die zijn nu weer aan de orde, nu wij eerder dit voorjaar het aanvullend beleidspakket hebben vastgesteld.

Ten slotte heeft een aantal leden gevraagd wat wij moeten denken van de economische groei voor dit en volgend jaar, gezien de recent gepubliceerde eerste kwartaalcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Misschien is het goed om kort uit te leggen wat die cijfers wel en niet zeggen. Wij hebben een paar weken geleden te horen gekregen dat de groei in het eerste kwartaal, vergeleken met het vierde kwartaal van 2008, met 2,8% omlaag was gegaan. Vergeleken met hetzelfde kwartaal een jaar eerder was de groei 4,5% lager. Het is goed dat wij ons realiseren dat groeicijfers voor de economie over het algemeen gemiddelde jaarcijfers zijn. Dus als de groei over 2009 min 3,5% is, is dat het cijfer voor het hele jaar. Door de manier van berekenen kan het voorkomen dat in een bepaald jaar kwartaal na kwartaal de economie groeit, maar het jaarcijfer toch negatief is. Dat kan komen door het feit dat het jaar daarvoor sprake was van een enorme daling. Het tegenovergestelde is ook mogelijk: het jaarcijfer kan positief zijn, terwijl kwartaal op kwartaal de groei negatief is. Ik realiseer mij dat dat zeer verwarrend is. Iedereen die daarin is geïnteresseerd, leggen wij graag uit hoe dit werkt. Het is echter belangrijk om te beseffen hoe de berekening is, ook bij het beoordelen van de cijfers die wij nu te horen hebben gekregen. Het voorgaande kan bijvoorbeeld het volgende betekenen.

Als in Nederland de economie in het eerste kwartaal met 2,8% is gekrompen en in het tweede, derde en vierde kwartaal noch krimpt noch groeit, dus stationair, op nul, blijft, weten wij nu al dat het jaarcijfer voor 2009 min 4% zal zijn. Het eerste kwartaal is afgesloten op min 2,8% en de groeicijfers voor het tweede, derde en vierde kwartaal zouden uit kunnen komen op het niveau dat het Centraal Planbureau met de laatste voorspelling veronderstelde. Men dacht daar overigens ook nog dat de krimp in het eerste kwartaal niet zo sterk zou zijn als nu het geval blijkt te zijn. Stel echter dat de schatting van dat bureau alleen voor het eerste kwartaal verkeerd was en dat de schatting voor het tweede, derde en vierde kwartaal dezelfde blijft. Dan zouden wij in 2009 uitkomen op een krimp van min 5,2%. Wij moeten ons dus goed realiseren dat door de manier van dit soort berekeningen nu al valt te zeggen dat de oorspronkelijke ramingen, de ramingen van het Centraal Planbureau waarmee wij tot nu toe gewerkt hebben, namelijk de ramingen die zeggen dat in 2009 sprake zou zijn van een krimp van 3,5%, niet zullen kloppen en dat die verder neerwaarts bijgesteld zullen worden. Waarschijnlijk zullen wij af moeten gaan op de ramingen die het IMF al eerder deed en zullen de nieuwe ramingen voor het jaarcijfer van de groei in 2009 eerder slechter dan beter zijn dan de min 5%. De grote vraag die dat natuurlijk oproept, is: wat betekent dat voor het kabinet? Het antwoord daarop is hetzelfde wat de heer Van Geel in zijn bijdrage gaf: dit betekent voor het kabinet voorlopig niets, want wij hebben net met elkaar een uitstekend pakket afgesproken. Op grond daarvan hebben wij ons voorgenomen een verantwoorde stimulering te doen. Daarmee hebben wij ons ook voorgenomen om vanaf 2011 al structurele ombuigingsmaatregelen te nemen. Daarmee hebben wij ons ook voorgenomen om houdbaarheidsmaatregelen te nemen teneinde de ontwikkeling van de schuld op de lange termijn te beheersen. Dat is in het licht van datgene wat wij nu mogen veronderstellen voor de ontwikkeling van de cijfers voor dit jaar zonder meer verstandig beleid.

De heer Pechtold vroeg zich in dat licht af of het kabinet niet te positief was over zijn eigen prestatie. Hij meende dat Financiën zichzelf een groene smiley had gegeven bij het financieringstekort. Wij hebben ons geen groene smiley gegeven, maar wij hebben een grote fout gemaakt met het verslag van Financiën bij hoofdstuk IX-B. Daarin staan foutieve teksten als het gaat om de doelstelling in 2008 en om de vraag of die wel of niet gehaald zijn. Gelukkig is het desbetreffende beleidsartikel correct geformuleerd. Wij zullen de Kamer de correcties die daarop betrekking hebben zo snel mogelijk aanbieden.

Voorzitter. Dan wil ik iets zeggen over de financiële markten en de banken. De heer Van Geel vroeg of het niet verstandig zou zijn om te streven naar een betere scheiding tussen de verschillende rollen die het kabinet heeft bij het functioneren van een aantal financiële instellingen. Daarbij valt te denken aan het aandeelhouderschap en het beleid. Soms zijn wij vertegenwoordiger van de belastingbetaler. Wij moeten dus verschillende rollen spelen. In dat licht is ook door de Kamer al de suggestie gedaan van een agentschap op afstand, van waaruit de relaties tot de banken beheerd worden opdat er meer afstand bestaat. We bestuderen dat serieus en betrekken daar ook de opinie van De Nederlandsche Bank bij. Voor het debat over de Voorjaarsnota zullen wij de Kamer daarover een afgeronde mening toezenden, zodat dit onderwerp in het debat kan worden betrokken. Ik heb gezien dat deze discussie in de pers tussen de heren De Nerée en Irrgang heeft plaatsgevonden. Het voegen van een aparte entiteit tussen het kabinet en de banken heeft natuurlijk alleen maar zin als dit het eenvoudiger maakt en het maakt het alleen maar eenvoudiger als dat betekent dat wij dan inderdaad een aantal bemoeienissen met banken op afstand zetten en hier met elkaar over minder zaken van gedachten wisselen, omdat we dat toevertrouwen, mandateren aan zo'n op afstand geplaatste organisatie. Maar dat is dus nogal wat, want het betekent bij wijze van spreken dat je kapitaalinjecties overlaat aan zo'n agentschap en niet hier in het parlement de minister van Financiën ter verantwoording roept. Ook het bonusbeleid zou voortaan een zaak zijn van zo'n tussengeschakelde organisatie en geen onderwerp van debat vormen tussen de Kamer en de minister van Financiën. Daar kunnen we voor kiezen. Er zitten voordelen aan, maar ook nadelen. Dat debat ga ik graag met de Kamer aan. Zoals gezegd, zullen wij daarover de Kamer een brief sturen voor het debat over de Voorjaarsnota.

De heer Pechtold meent dat er sprake was van ongekend optimisme, dat wij gokken met ING gezien de ontwikkelingen op de huizenmarkt in Californië. Wij hebben inmiddels ook in een brief gemeld dat de ontwikkelingen op de huizenmarkten in Californië zich nog steeds afspelen binnen wat de base case is van het scenario op basis waarvan wij onze transacties met ING hebben vormgegeven. Zoals de Kamer weet, springt de belastingbetaler er bij de base case in het gros van de gevallen uiteindelijk met winst uit en niet met verlies. Zoals eerder afgesproken, zullen wij de Kamer daarover ook met regelmaat op de hoogte houden.

Ik kan mevrouw Kant bevestigen dat er wederom eisen zullen worden gesteld aan het beleid op het gebied van bonussen en variabele beloningen, mocht er sprake zijn van de noodzaak tot nieuwe kapitaalinjecties bij financiële instellingen. Het is ook zeer waarschijnlijk dat die eisen strenger zullen zijn dan de eisen die de afgelopen keren gesteld zijn. Ook dat is al eerder in een brief aan de Kamer naar voren gebracht.

Als banken of andere financiële instellingen meer kapitaal nodig zouden hebben, betekent dit niet noodzakelijk dat dit kapitaal van de staat moet zijn. In Amerika zien wij dat een aantal financiële instellingen die vanuit de stresstests te horen hebben gekregen dat zij meer kapitaal nodig hebben, in staat zijn dat van de markt, van private partijen te betrekken. Daar zouden pensioenfondsen ook onderdeel van kunnen zijn. Zoals eerder hier gemeld, is dat ook een onderwerp waarover wij met pensioenfondsen spreken. Dat is echter niet allemaal zonder complicaties, omdat pensioenfondsen natuurlijk ook zo hun eigen eisen hebben met betrekking tot rendement op beleggingen en de vrijheid om hun eigen beleggingen te kiezen.

Voorzitter. Ik zal nog ingaan op een aantal losse vragen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Komt de vicepremier ook nog over mijn vraag over Econcern te spreken?

Minister Bos:

Ja, dat is een van die losse vragen.

De heer Van Geel heeft gevraagd hoe het kabinet reageert op de kritiek van de Algemene Rekenkamer op de staatsbalans en vooral op het feit, dat een aantal zaken die na balansdatum gebeurd zijn niet zijn opgenomen. Ook de bancaire garantieregeling van 200 mld. is niet opgenomen. De reden dat wij dat niet gedaan hebben, is in de eerste plaats dat de Kamer over onderdelen daarvan al uitgebreid geïnformeerd is. In de tweede plaats heeft een aantal transacties geen invloed op de vermogenspositie per 31 december. Dat is leidend voor de staatsbalans. In de derde plaats gelden voor sommige keuzes om zaken al dan niet op de staatsbalans op te nemen heel scherpe internationale regels die wij moeten hanteren en die ons tegenhouden om naar willekeur of wens het ene wel en het andere niet op te nemen. Dat was hier ook een reden voor de keuze. Mocht er behoefte zijn aan meer technische duiding van die regels en waarom de keuze zo is uitgevallen, dan verschaffen wij die informatie graag.

De heer Slob en mevrouw Halsema hebben vragen gesteld over een aantal zaken rondom het spoor. Er komen nog aparte verantwoordingsdebatten in de vaste Kamercommissies, ook met de minister van Verkeer en Waterstaat. Ik kan mij voorstellen dat zij er meer aan hebben als hij die vragen beantwoordt dan wanneer ik, noodzakelijkerwijs, veel globaler op die vragen inga. Ik hoop dat zij het debat daar plaats kunnen laten vinden.

De heer Rutte vroeg zich af wat wij doen met de constatering van de Rekenkamer dat het subsidiebeheer nogal wat te wensen overlaat. De Rekenkamer heeft daar inderdaad kritische opmerkingen overgemaakt en dat doet hij terecht, al een aantal jaren. Het kabinet heeft daarom nu een algemeen subsidiekader gemaakt. Dat zal leiden tot een enorme vereenvoudiging van de administratie en verantwoording inzake de subsidieverstrekking. Dat zal dus een enorme vermindering van administratieve regeldruk met zich brengen. Dit is succesvol uitgetest, bijvoorbeeld bij universiteiten. Vorige maand is dit kader naar de Kamer toegestuurd. De Rekenkamer is daar positief over. Naar wij hopen, zal de Kamer dat ook zijn.

De heer Rutte heeft een paar vragen gesteld dat heel specifiek op een aantal departementen betrekking heeft. Hij heeft bijvoorbeeld gevraagd naar de inhuur van externen door VROM. Deze onderwerpen zullen de komende twee weken ongetwijfeld in de vaste Kamercommissies aan de orde komen. Ik hoop dat hij mij toestaat dat ik daarnaar verwijs.

De heer Van Geel heeft gevraagd naar het loyaliteitsdividend. Daarover wordt met de Tweede Kamer gediscussieerd in de vaste commissie van Financiën. De analyse die het kabinet heeft gemaakt, is dat de Nederlandse wetgeving niet in de weg staat dat bedrijven loyale aandeelhouders belonen en dat er uit dien hoofde geen reden is om daar nog specifieke faciliteiten voor te creëren.

Mevrouw Thieme vroeg naar het verbod op short selling. Vandaag heeft de fractie van GroenLinks gevraagd waarom dit is opgeheven. Ik weet niet of dat nog lukt voor twaalf uur vanavond, maar ik hoop hierover de Kamer zo snel mogelijk een brief te kunnen sturen. Dat zal echt vandaag of morgen gebeuren.

De heer Slob heeft gevraagd naar het verantwoord maatschappelijk ondernemen door The Royal Bank of Scotland, de nieuwe thuisbankier van de overheid. Hij kent het antwoord op deze vraag natuurlijk al een beetje, want de schriftelijke vragen die de ChristenUnie schriftelijke hierover heeft gesteld, zijn al beantwoord. Omdat de aanbestedingsprocedure is afgerond, hebben wij juridisch geen poot om op te staan als wij extra eisen willen stellen. Deze bank heeft dit contract immers al op bepaalde voorwaarden gewonnen. Ik heb er echter geen probleem mee om toe te zeggen dat wij niettemin met deze bank in gesprek gaan om te bezien waar wij op dit onderwerp toe kunnen komen, nog los van de vraag waar wij juridisch toe in staat zijn.

Mevrouw Thieme stelde nog een vraag over Econcern. Als het goed is, heeft de minister van Economische Zaken daarover gisteren een brief naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin heeft zij gezegd dat zij bereid is daarover aanstaande woensdag in het geplande algemeen overleg met de Kamer van gedachten te wisselen. Misschien is het wel zo doelmatig dat wij ons op dat overleg en op die brief richten.

Mevrouw Kant (SP):

Het is natuurlijk onvermijdelijk dat ik toch even terugkom op de uitzending van Buitenhof van afgelopen zondag. Daarin zei minister Bos dat hij vond dat de analyse die de minister-president had gegeven over de sociaaleconomische orde, tekortschiet. Kan de minister aangeven wat hij daarmee bedoelde? Wat vond hij tekortschieten?

Minister Bos:

Ik heb in die uitzending letterlijk gezegd dat één zin uit het artikel als analyse tekortschoot. Die ene zin in dat artikel was dat niet de markt heeft gefaald, maar de mens. Ik denk dat de minister-president uitmuntend heeft uitgelegd dat zijn artikel een bredere analyse bevatte dan datgene wat in die ene zin werd samengevat.

Hoewel wij uit verschillende ideologische richtingen komen en in analyses misschien af en toe verschillende accenten leggen, vind ik toch wel het mooie van dit verhaal dat wij wel in staat zijn tot een gemeenschappelijke een eensgezinde aanpak van de crisis. Daar leggen wij ook hier graag verantwoording over af en dat bevalt ons beiden zeer goed.

Mevrouw Kant (SP):

De vraag is of beide ministers ook gemeenschappelijk tot die noodzakelijke nieuwe koers kunnen komen. Deze minister zei immers nadrukkelijk ook in dat programma "dit is de sociaaldemocratie tegenover de christendemocratie". Dat heeft hij letterlijk zo gezegd. Wat mij een beetje schokt, is dat hij ook nog zei "en dit is geen kwestie van kabinetsbeleid". Waarom zei minister Bos dat?

Minister Bos:

Dat verschil van inzicht is inderdaad geen kwestie van kabinetsbeleid. Meer in het algemeen kun je natuurlijk zeggen dat er verschillen van inzicht zijn tussen christendemocraten en sociaaldemocraten: accenten zullen dan ook altijd anders worden gelegd.

Ik heb inmiddels meermaals gezegd dat wij niet alleen kunnen vertrouwen op meer regulering en meer toezicht. Wij hebben ook de verantwoordelijkheidsbeleving van individuele mensen nodig om te zorgen dat je er komt met de hervorming van instituties en meer en beter toezicht. De minister-president heeft vanavond gezegd dat het niet alleen een kwestie is van wat individuele mensen doen, maar ook van de omgeving waarin zij functioneren. Zoals gezegd: wij leggen allemaal wel eens andere accenten, maar wat telt is dat wij tot dezelfde conclusie zijn gekomen over de aanpak van de grote oorzaken van de crisis. Die oorzaken pakken wij dan ook eensgezind aan.

Mevrouw Kant (SP):

Eensgezind: dat gaat alleen maar op voor deze crisis. Wij moeten het namelijk ook over de toekomst hebben. Wat kunnen wij leren van de oorzaken van de crisis en wat moeten wij aan het systeem veranderen om te voorkomen dat het weer gebeurt? Dat was ook de essentie van het artikel van de minister-president en uw reactie daarop in Buitenhof. Het is mooi dat u ondanks alle accentverschillen eensgezind optreedt, maar de grote vraag is natuurlijk welke koers het kabinet gaat varen. Als wij in algemeenheden blijven hangen, zijn wij het waarschijnlijk ook heel snel met elkaar eens. Het gaat natuurlijk om de concrete invulling. Hoe moet dat evenwicht eruit gaan zien tussen markt en overheid? Ik hoop dat wij daarover in het volgende debat over deze kwestie concreet kunnen doorpraten.

Minister Bos:

Ik heb begrepen dat dit debat al is gepland.

De heer Rutte (VVD):

Wist de vicepremier toen hij zijn uitspraken in Buitenhof deed dat het stuk was geschreven door de minister-president als minister-president en dat daardoor de eenheid van het kabinetsbeleid aan de orde was?

Minister Bos:

Ik had het stuk gelezen, ik had de ondertekening gezien en ik had er met de minister-president over gesproken. Als u naleest wat ik heb gezegd, zult u zien dat ik mij heel nadrukkelijk op één zinsnede heb gericht met mijn commentaar. Zoals gezegd zijn de minister-president en ik het over de bredere analyse zeer eens, ook al leggen wij af en toe verschillende accenten. En dat is wat telt.

De heer Rutte (VVD):

U was dus op de hoogte van het feit dat dit stuk was geschreven door de premier als voorzitter van de ministerraad en dat het daarmee viel onder het beleg van de eenheid van kabinetsbeleid. U hebt er zelfs nog voor de bewuste uitzending met de minister-president over gesproken en toch koos u in de uitzending van Buitenhof voor uw ongebruikelijk harde bewoordingen.

Minister Bos:

U kunt het allemaal nalezen. Mijn uitspraak over een tekortschietende analyse betrof één concrete zinsnede. De minister-president heeft vanavond uitgelegd dat zijn analyse en zijn artikel verder gingen dan die ene zinsnede. Het artikel moet ook helemaal niet gelezen worden als een artikel dat alleen maar over menselijk falen gaat en niet over marktfalen. Daarover zijn wij het helemaal met elkaar eens.

De heer Rutte (VVD):

Ten eerste beantwoordt u mijn vraag niet of het niet merkwaardig is dat u op deze manier bent omgegaan met het leerstuk van de eenheid van kabinetsbeleid. U hebt uw kritiek namelijk geuit na overleg met de minister-president en in de wetenschap dat dit stuk viel onder de eenheid van kabinetsbeleid. U hebt op televisie heel scherp afstand genomen van wat de minister-president heeft geschreven, met alle publiciteit van dien.

Ten tweede hoor ik graag of u begrijpt waarom ik het gevoel heb dat u gewonnen hebt. U hebt gewonnen, want de heer Balkenende heeft zojuist omstandig staan uitleggen dat het niet alleen om mensen gaat, maar wel degelijk ook om al die andere zaken. Hij heeft bijna uw woorden uit de uitzending van Buitenhof gebruikt.

Mag ik u ten slotte vragen om dit soort zaken achter de schermen af te ronden, want dan kunnen wij ons hier met andere zaken bezighouden? Bent u het nu wel of niet met mij eens dat u aan het langste eind hebt getrokken?

Minister Bos:

Het antwoord op de eerste vraag is nee, ik vind het niet merkwaardig. Het antwoord op de tweede vraag, of ik het gewonnen heb, is dat ik hier niet denk in termen van winnaars en verliezers. Als er winnaars zijn, zijn wij het allebei, omdat wij moeten constateren dat wij het op de belangrijke punten met elkaar eens zijn. Dat is wat telt.

De heer Rutte (VVD):

Uw gezicht spreekt boekdelen.

Minister Bos:

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Thieme heeft nog een vraag.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb in mijn bijdrage gerefereerd aan uitspraken van u afgelopen week dat 70% van het EU-budget anders moet worden aangewend. De CDA-lijsttrekker voor Europa, de heer Van de Camp, is niet zo blij dat u dat heeft gezegd. Ik ben er wel blij mee, want ik vind ook dat er veel te veel geld wordt uitgegeven aan landbouw. In welke hoedanigheid hebt u deze uitspraak gedaan? Was dat als campaigner voor Europa, als partijleider of als minister?

Minister Bos:

Als partijleider op campagne.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als campaigner. Het staat namelijk helemaal niet in uw partijprogramma. Ik zie wel dat het de laatste weken veel over groene dingen gaat en dat u opeens ook uw steentje daaraan bijdraagt door te zeggen dat het EU-budget nu aan duurzaamheid en onderwijs moet worden besteed. Het is dan raar dat in het budget waarvoor u zelf verantwoordelijk bent, hier in Nederland, die accenten niet zo worden gelegd. Voor landbouw is meer dan 2 mld. beschikbaar en voor duurzaamheid maar 200 mln. Bent u dan ook voornemens om die accenten hier ook anders te leggen?

Minister Bos:

De discussie die het Europees Parlement de komende jaren zal aangaan is een discussie over de volgende Europese begroting en niet een discussie over de huidige Europese begroting. Daarover is een aantal zaken vastgelegd. Daarover heeft het kabinet ook afspraken gemaakt. Het Europees Parlement dat straks gekozen wordt, zal een inzet plegen over de nieuwe Europese begroting. Daarover heb ik als politiek leider op campagne een paar opmerkingen gemaakt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mag ik hieruit concluderen dat u het eigenlijk gewoon niet eens bent met het kabinetsbeleid op dit moment dat er 2 mld. wordt besteed aan landbouw en slechts 200 mln. aan duurzaamheid en onderwijs?

Minister Bos:

Ik ben als minister van Financiën volledig gecommitteerd aan de inzet van dit kabinet rondom de huidige begroting en ik voer alle afspraken die daarover staan, ook in ons eigen coalitieakkoord, dus uit.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Wij willen zo snel mogelijk doorgaan met de tweede termijn. Met de woordvoerders wordt over het algemeen een derde van de spreektijd in eerste termijn afgesproken, maar ik stel voor om die tot een maximum van vier, vijf minuten te beperken. Op verzoek van enkele leden schors ik de vergadering enkele minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik sluit af met twee zinnen en één motie. De eerste zin is deze: aan het einde van deze dag moet ik helaas constateren dat de verantwoording niet zo veel zin heeft. Niet dat het debat helemaal zinloos is, maar alle wezenlijke discussies die vandaag hebben plaatsgevonden zouden ook zonder de hele pakken papier van het kabinet hebben plaatsgevonden. Die papieren werkelijkheid is wel zinloos.

De tweede opmerking die ik wil maken is dat ik mij erg verheug op het komende debat over de sociaaleconomische orde. Het is mij nog steeds niet helemaal duidelijk wat het toekomstbeeld en de nieuwe koers zijn waar het kabinet mee komt, maar ik hoop dat wij daarover in dat debat flink kunnen doordiscussiëren en dat het dan duidelijker wordt.

Tot slot dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat politiekorpsen nu al kampen met tekorten aan agenten;

verzoekt de regering, te voorkomen dat korpsen deze kabinetsperiode minder agenten op straat kunnen brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant, Wilders, Pechtold, Thieme, Halsema, Rutte, Verdonk en Van der Vlies.

Zij krijgt nr. 2(31951).

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik dank de premier en de vicepremier voor de beantwoording van de vragen. Van mijn kant een paar korte opmerkingen en één motie. Ten aanzien van het verantwoordingsproces constateer ik van de zijde van het kabinet opmerkingen als "work in progress" en: wij vinden het een gezamenlijke verantwoordelijkheid om dat proces te verbeteren. Ik heb kennis genomen van de inhoudelijk buitengewoon zinvolle opmerkingen van de premier en de vicepremier over de doelstellingen om dit proces te verbeteren en van de kanttekeningen die daarbij zijn te plaatsen. Niettemin vinden wij het een poging waard om vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid te bezien hoe het proces beter kan. Ik loop nog niet vooruit op wat het dan precies zal zijn. De vicepremier heeft een aantal zaken genoemd met betrekking tot de positie van de Algemene Rekenkamer. Dat er een inspanning van ons gezamenlijk zou moeten zijn om het proces nog verder te verbeteren in termen van work in progress ondersteunen wij, met name om dat te doen via de commissie voor de Rijksuitgaven. Daarom zullen wij ook steun geven aan een motie van de heer Pechtold op dat punt, met de intentie die ik zojuist heb verwoord.

Wij zijn buitengewoon tevreden over de openhartige formuleringen van de kant van de minister-president over de zaken die samenhangen met overlast en verloedering en over de erkenning dat wij op dat punt nog achterblijven. Dit hangt mede en misschien wel vooral samen met huiver om de bestaande instrumenten toe te passen. Om het belang van deze zaak te stipuleren, dien ik mede namens de fracties van de PvdA en de ChristenUnie de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het terugdringen van fysieke verloedering en ernstige sociale overlast achterblijft bij de doelen;

overwegende dat dit om een extra inspanning in deze kabinetsperiode vraagt;

verzoekt de regering, de toegezegde beleidsmaatregelen aan de Kamer voor te leggen om de fysieke verloedering en ernstige sociale overlast versneld verder terug te dringen;

verzoekt de regering voorts, apart in overleg te treden met burgemeesters om het hun ter beschikking staande instrumentarium om fysieke verloedering en ernstige overlast te voorkomen, adequaat en doeltreffend te gebruiken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Geel, Hamer en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(31951).

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president ook voor zijn toezeggingen als het gaat om blauw op straat. Ons standpunt daarover is volstrekt duidelijk. Wij wachten af waar het kabinet mee komt. Het beoordelingskader voor waar wij mee komen heb ik ook geformuleerd.

Tot slot dank ik minister Bos voor zijn toezegging om de Kamer een brief te zullen sturen over de positie en de verantwoordelijkheden die het kabinet heeft als aandeelhouder, als toezichthouder en als beleidsbepaler, waarover wij dan met elkaar kunnen discussiëren bij de bespreking van de Voorjaarsnota. Ik zie met belangstelling onze discussie daarover tegemoet.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ook ik dank het kabinet voor de beantwoording van de gestelde vragen. Het kabinet ligt volgens zichzelf op koers. Nu Nederland nog. Dat is zo'n beetje de rode draad in dit verantwoordingsdebat.

Het is wel een bijzonder kabinet. Als de vicepremier het niet eens is met de premier, wordt er gebeld. Als de vicepremier de premier dan niet overtuigt, geeft hij deze nog een harde tik in het programma Buitenhof. Vervolgens kruipt de premier terug in zijn schulp en zegt dat hij het alsnog eens is met zijn vicepremier. Dat is merkwaardig. Het kabinet lijkt steeds meer op een vlot. Het zinkt niet maar je hebt wel altijd natte voeten.

Ik probeer dit debat nog een beetje concreet te maken en dien daartoe een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinetsdoel "een kwart minder verloedering en ernstige overlast in 2010 ten opzichte van 2002" niet op koers ligt;

constaterende dat de regering voornemens is, nog meer te bezuinigen op de politie met als gevolg dat sprake zal zijn van capaciteitstekort, minder blauw op straat en minder dienders om aangiften op te nemen en strafzaken op te helderen;

van mening dat juist meer politiecapaciteit nodig is om tot een reductie van ernstige vormen van overlast en criminaliteit te komen;

verzoekt de regering, geen bezuinigingsmaatregelen te nemen die ten koste gaan van het totale aantal agenten, blauw op straat en de instroom van aspirant-politieagenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(31951).

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Er zijn afspraken gemaakt om het verantwoordingsproces te verbeteren, Ik meen dat dit dringend noodzakelijk is. Dit proces komt neer op: ik vind jouw tekening mooi als je mijn tekening mooi vindt. Er worden duimen opgestoken naar elkaar. Dat werkt natuurlijk niet. Wij moeten het over echte cijfers hebben. Ik ben blij dat daarover afspraken zijn gemaakt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat het fenomeen verantwoordingsdebat aan verbetering toe is. Het debat vandaag heeft dat opnieuw aangetoond. Het kabinet en de Kamer zullen deze handschoen samen moeten opnemen. Er moet meer focus in de prioriteiten komen. Wij kunnen daarmee een begin maken bij de algemene politieke beschouwingen. In dit kader steun ik de suggestie van de heer Pechtold om een directe link te leggen tussen de begroting en de verantwoordingsbrief. Ik heb de motie die hij daarover dadelijk zal indienen daarom medeondertekend.

Ik ga ervan uit dat mijn suggestie om een aantal prioritaire onderwerpen te bepalen zal worden opgepakt, zoals de minister van Financiën zojuist heeft gezegd. Op deze manier moeten wij kunnen voorkomen dat een debat ontstaat over de methode. Dat hebben wij vandaag te veel gezien. Wij kunnen dan volgend jaar hopelijk al onze energie steken in de politieke beoordeling van de inhoud.

In de eerste termijn heeft de heer Wilders opnieuw een verdachtmaking geuit gericht naar onze collega Khadija Arib. Zij zou vrouwen die worden onderdrukt, adviseren om zich niet te verzetten. Voorzitter, ik wil graag via u de heer Wilders het boek geven van Khadija Arib, een boek dat gaat over de strijd van haar oma, haar moeder en van veel vrouwen. Ik hoop dat hij uit dit boek zal leren hoe deze generatie vrouwen het eigen lot in handen heeft genomen. Ik hoop dat hij daaruit zal leren hoe zij zich hebben verzet. Ik hoop dat hij het daardoor voortaan niet meer in zijn hoofd zal halen om vrouwen te misbruiken voor zijn eigen politieke agenda.

Kabinet en Kamer zullen de komende tijd alle energie gebruiken om ervoor te zorgen dat de verscheidene onderdelen van het crisispakket worden ingevoerd. Daarom vraagt de samenleving op dit moment. Het kabinet moet dus een tandje bijzetten. Die versnelling willen wij graag zien op een aantal terreinen. Allereerst uiteraard op het terrein van de werkgelegenheid. Ik heb duidelijk gemaakt dat de ambitie onverminderd groot moet zijn om 200.000 mensen toch aan het werk te krijgen. Velen van hen hebben een arbeidshandicap. Ik ben zeer blij met de toezegging van de minister-president dat wij, los van de moeilijke situatie en van het concrete getal, alles op alles zullen zetten om juist deze mensen in moeilijke tijden niet los te laten.

Wij hebben in het kader van de arbeidsmarkt ook al vaak gesproken over de positie van zzp'ers. Mijn collega Vos heeft daar verscheidene malen aandacht voor gevraagd. Ik zal dan ook samen met mevrouw Halsema een motie indienen waarin wordt gevraagd welke belemmeringen zzp'ers ondervinden en waarin vervolgens wordt gevraagd om met voorstellen te komen om die belemmeringen weg te nemen. Verder dank ik de minister-president voor de toezegging die hij heeft gedaan over de aandacht voor de verdeling van arbeids- en zorgtaken en de rol van het 2x4-model hierbij.

Mensen vragen ook om een veilige leefomgeving. Wij vinden het zeer zorgelijk dat het punt van de fysieke verloedering en de ernstige sociale overlast op straat op rood staat. Daarom moet er nu op het punt van de sociale veiligheid echt een schep bovenop en heb ik de motie gesteund die zojuist is voorgelezen door de heer Van Geel en ook door de heer Slob is ondertekend. In die motie verzoeken wij het kabinet, nu echt werk te maken van deze kwestie en in overleg te treden met de burgemeesters over de mogelijkheden.

Ook op het punt van de burgerschapsvorming mag het beleid best wat pittiger. De minister-president deed verslag van wat er nu op de scholen gebeurt. Eerlijk gezegd vond ik dat nogal mager. Ik verwacht echt van het kabinet dat het hiervan meer werk zal maken. Wij zullen hierop uiteraard terugkomen in het overleg met de minister van OCW, want hij is hiervoor de eerstaangewezene. Ik verwacht echter dat de minister-president hiervoor zelf ook aandacht heeft, zeker gezien zijn betrokkenheid bij het onderwerp normen en waarden.

Verder willen wij dat de publieke dienstverlening wordt verbeterd, ook omdat de publieke sector een bindmiddel is in de betrokken samenleving die wij nastreven, een betrokken samenleving waarvoor ik vanochtend een pleidooi heb gehouden. Dat geldt bijvoorbeeld voor het jeugdbeleid in de grote steden. Dit punt heb ik al uitgebreid bij de algemene politieke beschouwingen gemaakt. Het experiment om de jeugdhulpverlening te ontkokeren, moet er wat ons betreft dus gewoon komen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel probleemjongeren en hun gezinnen meerdere vormen van hulpverlening tegelijkertijd nodig hebben;

overwegende dat de jeugdhulpverlening fors in effectiviteit kan winnen wanneer verkokering wordt doorbroken en de verschillende wettelijke regelingen (Wet JZ, Zvw en AWBZ) in samenhang worden gebracht;

overwegende dat het daarbij naast preventief jeugdbeleid en jeugdzorg ook gaat om de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jongeren (LVG);

verzoekt de regering om een experiment in de grote steden waarbij bestuurlijke afspraken worden gemaakt voor vergaande ontkokering in de jeugdhulpverlening en de Kamer daarover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hamer, Van Geel en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(31951).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Als het kabinet naast al zijn andere voornemens de urgenties oppakt die ik net heb genoemd, ben ik er zeker van dat we beter uit deze crisis kunnen komen en dat we een stap kunnen zetten naar een meer betrokken samenleving.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Het was weer een debat als vanouds met het kabinet, namelijk helemaal niets. Het kabinet heeft geen enkele vraag van mij beantwoord, niet een, dus ik kan het er ook niet voor bedanken. Wat mijn fractie betreft was dit inderdaad de laatste gehaktdag. Het is een farce, het is een blamage. Het kabinet komt met eigen doelstellingen die het ook nog eens een keer zelf beoordeelt. Ik zou zeggen: ophouden ermee.

Waar we ook mee moeten ophouden is met dit kabinet Balkenende/Bos. Dit kabinet heeft echt geen idee – ik druk me nog heel voorzichtig uit – van wat er leeft onder de bevolking. Het is een elite van technische bureaucraten die lak heeft aan de kiezer en de burger. Belangrijke punten zoals forse minimumstraffen, immigratiestop, islamisering, geen uitgaven aan linkse hobby's als ontwikkelingshulp, Europa, noem maar op: het kabinet is doof en dendert door. Ik kan dus ook niet anders dan de volgende motie indienen om het kabinet uit te nodigen – laat ik het positief formuleren – om verkiezingen uit te schrijven en op te stappen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet geen flauw benul heeft van wat er leeft onder de bevolking;

verzoekt het kabinet, op te stappen en nieuwe verkiezingen uit te schrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wilders en Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(31951).

De heer Wilders (PVV):

Kijk eens aan voorzitter, wat bent u in een goede bui!

De voorzitter:

Dit heeft niets met mij te maken. Ik vraag het aan de Kamer. Op grond daarvan doe ik de constatering.

De heer Wilders (PVV):

Ik heb ook nog een tweede motie. In mijn eerste termijn heb ik aangegeven hoe belangrijk het is om aangetoond te hebben wat de kosten zijn van de massa-immigratie die al decennialang over ons land wordt uitgestort. Ik heb gezegd dat ook andere landen zoals Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Noorwegen dat soort onderzoeken hebben gedaan, en dat Nederland het eerder heeft gedaan. Het CPB kwam toen tot een voorzichtige schatting van 100 mld. Ik denk dat het belangrijk is om nog een keer zo'n onderzoek te doen, een up-to-date onderzoek naar de vraag wat het allemaal voor kosten in den brede met zich heeft meegebracht. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de hoogte van de totale kosten die de massa-immigratie voor de Nederlandse samenleving met zich heeft meegebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wilders, Verdonk en Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(31951).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil nog even terugkomen op de kwestie van eerder, over de ontvoerde en verkrachte journaliste. Het verhaal kwam mij al vreemd voor, want ik heb de zaak destijds ook gevolgd. Ik heb het nog eens even nagezocht en het is helemaal niet waar. Zij vergoelijkt op geen enkel moment verkrachting. Of u moet mij laten zien waar zij dat wel heeft gedaan. Het klopt niet.

De heer Wilders (PVV):

Het klopt zeker.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U hebt gelogen over haar. Wat zij zegt, is dat verschillende talibanleden verschillend met haar omgingen en dat er ook respect voor haar was. De verkrachting veroordeelt zij echter. Zij zegt ook dat zij opgelucht is dat de verkrachter dood is.

De heer Wilders (PVV):

Zeker.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U hebt niet alleen deze vrouw misbruikt voor uw politieke agenda, u hebt haar ook zwartgemaakt en dat is buitengewoon kwaadaardig.

De heer Wilders (PVV):

Opnieuw: dat is enorm grote onzin van de voorzitter van de GroenLinksfractie. Ze heeft het verhaal genuanceerd zoals ik heb gezegd en daar is geen millimeter aan af te doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Echt: wat een slappe hap! Ik had van u beter verwacht. Kom maar met de citaten. Laat me maar zien waar zij haar eigen verkrachting goedpraat! Wees dan ook een vent en sta daar niet een beetje slap te ouwehoeren omdat u eigenlijk geen verhaal hebt.

De heer Wilders (PVV):

U bent de enige hier met een slap verhaal. Ik zal het woord dat u net gebruikte niet herhalen. De mevrouw in kwestie heeft in de krant de hele situatie rondom haar kwalijke verkrachting gerelativeerd door ook te zeggen dat de betrokken personen een menselijk gezicht hadden en dat er op een menselijke manier met haar werd omgegaan. U kunt dat allemaal in de krant lezen. Als u dat niet wilt zien, dan zegt dat meer over u dan over wie dan ook.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil beide bewindspersonen bedanken voor het beantwoorden van de meeste vragen die ik heb gesteld. Ik stip nog kort vier punten aan.

Ten eerste gaan wij gewoon door met Verantwoordingsdag, wat mijn fractie betreft. Het is belangrijk dat wij zulke momenten creëren, dat wij het kabinet vragen zich te verantwoorden, dat wij de jaarverslagen serieus nemen, niet alleen in debatten als deze, maar ook in de commissies, en dat wij daar ook de stukken van de Algemene Rekenkamer bij betrekken. Wij hebben wel samen geconstateerd dat bij de informatie nog een verdere verbeterslag kan plaatsvinden. Er wordt straks een motie ingediend waar mijn naam ook onderstaat, die hopelijk dat proces verder bevordert. Het laatste wat wij moeten doen, is echter Verantwoordingsdag afschaffen en dit soort momenten laten lopen.

Ten tweede vond ik de beantwoording van de vragen over de positie van de arbeidsgehandicapten wat vlak. Mede gelet op de cijfers die ons zijn aangereikt in de verantwoordingsstukken, vinden wij de ontwikkeling op dit punt zorgelijk. Het aantal werkende WAO'ers is in een jaar tijd met 3500 gedaald. Het aantal werkende Wajong'ers is met 4500 gestegen. Per saldo zijn er dus maar 1000 extra arbeidsgehandicapten aan het werk gegaan in een jaar waarin de werkgelegenheid juist nog behoorlijk goed was. Daarom hebben wij al enige vrees voor wat dit voor dit kalenderjaar zal betekenen. Er zijn concrete maatregelen nodig. Die worden ook al ingezet. Het heeft echter ook te maken met een mentaliteitskwestie in bedrijven. Wij vragen hier heel nadrukkelijk de aandacht van het kabinet voor en zullen daar ook verder over spreken met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Ten derde vind ik het een beetje jammer dat de minister van Financiën het openbaar vervoer en het spoor een beetje als detail beschouwt en ons doorverwijst naar minister Eurlings. Wij hebben dit punt juist in dit debat concreet aan de orde gesteld om de volgende redenen. Allereerst vinden wij de 5% groei van het ov een heel belangrijke doelstelling. Wel zijn wij daar het afgelopen jaar heel dichtbij gekomen: 4,1%. Dat is een behoorlijke groei gelet op het aantal reizigerskilometers dat is afgelegd, namelijk een groei van 15,5 miljard naar 16,2 miljard. Daarnaast is er een onderbesteding van de budgetten geweest van 600 mln. Dat is een kwart van het budget dat voor aanleg was gereserveerd. Daar vraag ik de aandacht van de minister van Financiën voor, want hij draagt daar mede verantwoordelijkheid voor. Er is ook nog genoeg werk te doen aan de projecten. Die hoeven wij nu niet allemaal door te spreken. Dat zullen wij met minister Eurlings doen.

Ten vierde heb ik aandacht gevraagd voor The Royal Bank of Scotland, onze nieuwe huisbankier. Allereerst heb ik dat gedaan met schriftelijke vragen. Terecht zegt de minister van Financiën dat die zijn beantwoord en dat dit nu onze nieuwe huisbankier is. Dat aanvaarden wij ook als een gegeven. Wij vinden het echter wel een gemiste kans dat maatschappelijk verantwoord ondernemen, dat wij onze eigen banken zo voor ogen houden, vooral ook in de afgelopen maanden, geen criterium is geweest bij de selectie van onze eigen huisbankier. In het Verenigd Koninkrijk is een enorme discussie gaande over de banken. Het Britse parlement heeft de regering opdracht gegeven om criteria te ontwikkelen voor de banken in het Verenigd Koninkrijk op dit punt. Ik waardeer echter de toezegging van de minister van Financiën dat hij over maatschappelijk verantwoord ondernemen in gesprek gaat met onze huisbankier. Wij hebben enig recht van spreken; 66 miljoen banktransacties in een jaar is niet niks. Ik vraag de minister om die positie te gebruiken, dat gesprek spoedig te voeren en de Kamer over de resultaten daarvan te informeren. Ik had daar een motie over voorbereid, maar zijn toezegging is ruimhartig genoeg. Met deze aanvulling van mij hoef ik die motie niet in te dienen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik sluit mij bij de laatste opmerking van de heer Slob over The Royal Bank of Scotland van harte aan, want dat is een buitengewoon verstandige interventie.

In de loop van de avond betrapte ik mijzelf bij herhaling en steeds vaker op de vraag wie er nu eigenlijk in het kabinet is losgegaan met de kleurpotloden, want iemand heeft zich helemaal uitgeleefd op groene, grijze en rode kleurpotloden. Eigenlijk denk ik dat het de premier is geweest. Ik wil wel zeggen dat hij niet goed binnen de lijntjes kan kleuren. Met name met de kleur groen heeft hij de neiging om het gehele vlak te kleuren!

Het was, eerlijk gezegd, toch een vrij zinloze exercitie dit jaar, omdat de redenering van het kabinet bij herhaling is: wij hebben het goed gedaan het afgelopen jaar, want wij hebben ons best gedaan. Dat schiet gewoon tekort. Wij gaan nu weer een nieuwe periode in van reflectie op hoe Verantwoordingsdag er uit moet zien. Er zullen nieuwe procedures verzonnen worden. Ik kan haast niet anders dan mij daarbij neerleggen, maar ik zie er op dit moment weinig heil in, omdat dit uiteindelijk niet een probleem is van tekortschietende criteria of onheldere doelstellingen of onduidelijkheid in de formuleringen. Nee, het is een ander probleem. Het is een probleem van een kabinet waarbij het uiteindelijk ontbreekt aan de bereidheid om werkelijk kwetsbaar te laten zien wat de goede en slechte resultaten zijn na een jaar. Het is ook het probleem van coalitiepartijen die uiteindelijk de bereidheid missen om werkelijk het kabinet democratisch te controleren. Daar helpt geen nieuwe Kamerreflectie aan. Dat is een cultureel en een mentaal probleem en dat zullen kabinet en coalitiepartijen moeten oplossen.

Voorzitter. Tot slot drie moties. Als eerste een motie over het leerrecht. Ik wil de vinger die de premier op dat punt gaf, vastgrijpen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het in het belang van individuen en de samenleving is als mensen "een leven lang leren";

constaterende dat de minister-president heeft geopperd, een midterm leerrecht van twee jaar te creëren rond het 45ste levensjaar;

verzoekt de regering, dit voorstel in overleg met de sociale partners van een concrete uitwerking te voorzien en de Kamer daarover te informeren voor Prinsjesdag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Pechtold en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(31951).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Zoals bekend, maakt mijn fractie zich al lang zorgen over de kwetsbare rechtspositie van zzp'ers. Er is een amendement-Vendrik, ik dacht ook van harte ondersteund door mevrouw Vos, dat, als ik het wel heb, in ieder geval de pensioenrechten beter regelt, maar dat wordt slecht uitgevoerd. Mevrouw Hamer kondigde al aan dat wij een motie hebben voorbereid die de omissies die er nu zijn, moeten repareren.

De HalsemaKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bestaande model van overleg en sociale zekerheid nog onvoldoende rekening houdt met de 1 miljoen zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers);

overwegende dat de minister-president zelf uitspreekt dat belemmeringen voor zzp'ers voor voorzieningen als pensioenopbouw moeten worden weggenomen;

constaterende dat zzp een (nieuwe) vorm van werknemend ondernemerschap is;

van mening dat wet- en regelgeving aangepast dient te worden op deze (nieuwe) vorm van werkend ondernemerschap;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke belemmeringen zzp'ers ondervinden en met voorstellen te komen om deze belemmeringen weg te nemen en de Kamer daar voor Prinsjesdag over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(31951).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Tot slot een motie over het spoor. Eerlijk gezegd, zinde het mij maar half dat de minister van Financiën de beantwoording daarvan doorschoof naar de vakminister. Ik vind het teleurstellend dat openbaar vervoer eigenlijk het stiefkind aan het worden is van de infrastructurele ambities van dit kabinet. Het doet er erg weinig aan, ondanks dat uitbreiding en versterking van het openbaar vervoer economisch belangrijk is en belangrijk voor de werkgelegenheid, maar vooral voor de verbetering van het klimaat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doelen ten aanzien van onderhoud en aanleg van het spoor, alsook van de 5% reizigersgroei in het openbaar vervoer niet worden gehaald;

overwegende dat met versterking en uitbreiding van het openbaar vervoer economische belangen, werkgelegenheids-, milieu- en klimaatbelangen zijn gemoeid;

verzoekt de regering om voor Prinsjesdag extra maatregelen te treffen ter bestrijding van de inmiddels ontstane achterstanden op het spoor en in het openbaar vervoer en de Kamer hierover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Kant, Thieme en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31951).

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik ben zeer matig tevreden over deze Verantwoordingsdag. Ik dank beide kabinetsleden weliswaar voor hun beantwoording, maar ik had verwacht dat het kabinet deze mogelijkheid zou aangrijpen om echt met meetbare doelen te komen in plaats van alleen met de eigen inspanningen die het vervolgens ook nog zelf beoordeelt. Dat had ik zeker verwacht met het oog op het feit dat wij vandaag ongeveer halverwege de kabinetsperiode zijn.

Twee jaar geleden, toen die tour van 100 dagen werd gehouden, drong ik er al op aan om ervoor te zorgen dat de doelstellingen meer meetbaar werden. Dan zou de Kamer op Verantwoordingsdag echt kunnen controleren. Tot en met vandaag blijven wij verbeteren en ook vandaag kwam de Kamer met voorstellen voor verdere verbetering. Toch zie ik bij het kabinet nog weinig bereidheid om daadwerkelijk tot verbetering te komen.

Namens mijn fractie heb ik drie zaken naar voren gebracht waarvan zij vindt dat dat de speerpunten zouden moeten zijn waarop het kabinet dient te presteren. Het betreft de punten slim, schoon en solide. Die drie zaken komen nog niet in de buurt van groen. Sterker nog, die zijn op dit moment echt rood.

Ik heb de minister-president voorgehouden dat hij nu zeven jaar de beheerder is van de Kennisinvesteringsagenda. Dat is toch een van de belangrijkste zaken, ook gekoppeld aan crisis en economie. Toch moeten wij wat dat betreft zelfs nu nog nagaan waar wij precies naar kijken.

Wat het punt "schoon" betreft liet ik u het Planbureau voor de Leefomgeving zien en de vreselijke rode balletjes die daar allemaal staan. Wat dat betreft moet ik ook weer wachten tot het overleg op 15 juni. Ook moeten wij nog zien of daarover een brief komt.

Over het punt "solide" merk ik op dat dit kabinet al is gestart met het opgeven van het behoedzaam begroten. Ik vind dat de crisis geen excuus mag zijn voor het gedrag van het kabinet op dit terrein. Ik doel dan met name op het gebrek aan hervormingen.

Ik dien drie moties in. De eerste motie heeft tot doel om de realisatie van doelstellingen beter te kunnen laten controleren.

De PechtoldKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet controleerbaar en afrekenbaar wil zijn op de doelstellingen uit het Beleidsprogramma 2007-2011;

overwegende dat de Algemene Rekenkamer en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven de voortgang op deze doelstellingen niet konden verifiëren;

overwegende dat er een link moet zijn tussen de begroting en de verantwoordingsbrief;

verzoekt de regering, in samenspraak met de commissie voor de Rijksuitgaven en de Algemene Rekenkamer te komen met voorstellen om de realisatie van de kabinetsdoelstellingen beter controleerbaar en afrekenbaar te maken en de Kamer hier voor Prinsjesdag 2009 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Rutte, Van Geel, Hamer, Slob, Thieme, Van der Vlies en Verdonk.

Zij krijgt nr. 11(31951).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) concludeert dat het werkprogramma Schoon en Zuinig onvoldoende maatregelen bevat om de doelen voor klimaat en energie uit dat programma te halen;

overwegende dat het werkprogramma Schoon en Zuinig pas in 2010 zal worden geëvalueerd en mogelijk het beleid zal worden geïntensiveerd;

overwegende dat op grond van de huidige kennis er al reden is om het beleid verder aan te scherpen;

verzoekt de regering, de door het PBL geïdentificeerde knelpunten al bij de begroting 2010 te adresseren en met aanvullende maatregelen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Thieme, Halsema en Kant. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31951).

De heer Pechtold (D66):

Tot slot dien ik een motie in over de kennis. Het gaat dan met name over de OESO en de wens van het kabinet om daar gemiddeld te scoren. Ik leg de nadruk op het woord "gemiddeld". Vanwege die ambitie dien ik de volgende aanmoedigingsmotie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) Nederland slechts "gemiddeld" scoort op onderwijsprestaties;

constaterende dat de uitvoering van de Kennisinvesteringsagenda (KIA) achterblijft;

overwegende dat Nederland zich verbonden heeft aan de Lissabonagenda om een concurrerende kenniseconomie te zijn in 2010;

verzoekt de regering, bij de begroting 2010 concrete maatregelen voor te stellen die de uitvoering van de KIA versnellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Halsema en Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31951).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik wil beide ministers bedanken voor hun beantwoording, hoewel het nauwelijks een verantwoording was. Ik denk dat heel veel burgers zich thuis hebben zitten te verbijten en teleurgesteld de televisie hebben uitgezet. De boot is lek en het is pompen of verzuipen. Dit kabinet kiest echter voor business as usual. Ik maak mij grote zorgen of de doelstellingen ten aanzien van duurzaamheid wel worden gerealiseerd. Je hoort het kabinet eigenlijk zeggen dat het afhangt van de economische omstandigheden of de doelstellingen gerealiseerd kunnen worden. Dat lijkt mij een te afwachtende houding.

Ik hoorde minister Bos deze week mooie sier maken door te spreken van een EU-budget dat heel anders moet worden ingericht. In plaats van naar de landbouw, zal 42 mld. veel meer naar duurzaamheid en onderwijs moeten. Je hoort dat wel vaker rond de verkiezingen. Het lijkt wel de grüne Woche. Dat was vijf jaar geleden ook zo; iedereen wilde diervriendelijk zijn en de duurzaamste partij, hoewel daarover niets in hun partijprogramma's staat. Als je kijkt naar de afgelopen vijf jaar, is zichtbaar dat geen van de fracties hun beloften hebben waargemaakt. Ik vraag de minister en de vicepremier om nu in ieder geval met betrekking tot zijn eigen budget een geste te maken in de richting van een duurzame samenleving en duurzame innovatie. Ik hoop dat het hem ernst is. Ik spreek natuurlijk over het Econcern, het geweldige bedrijf dat in duurzaamheid investeert en op de rand van de afgrond staat. De minister heeft de banken die slecht hebben gepresteerd altijd gesteund met enorme bedragen. Ik vraag hem, omdat hij daarvoor ook medeverantwoordelijk is, ook een lans te breken voor Econcern. Ik dien daarvoor de volgende moties in.

De ThiemeKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheid banken en verzekeraars heeft voorzien van miljardensteun zonder aanvullende voorwaarden op het gebied van duurzaamheid;

constaterende dat Econcern als vlaggenschip van de duurzame tak van de Nederlandse economie in zwaar weer verkeert als gevolg van de economische crisis;

overwegende dat Econcern geen schuld lijkt te hebben aan de ontstane liquiditeitsproblemen en een belangrijke bijdrage levert aan de opwekking van hernieuwbare energie;

overwegende dat de investeringsbehoefte van Econcern van 150 mln. zeer overzichtelijk is in relatie tot de steun aan banken en verzekeraars;

verzoekt de regering, met spoed in overleg te treden met de bewindvoerder van Econcern en al het mogelijke te doen om een faillissement van het in surseance verkerende bedrijf te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(31951).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheid banken en verzekeraars heeft voorzien van miljardensteun zonder aanvullende voorwaarden op het gebied van duurzaamheid;

constaterende dat Econcern als vlaggenschip van de duurzame tak van de Nederlandse economie in zwaar weer verkeert als gevolg van de economische crisis;

overwegende dat Econcern geen schuld lijkt te hebben aan de ontstane liquiditeitsproblemen en een belangrijke bijdrage levert aan de opwekking van hernieuwbare energie;

overwegende dat de investeringsbehoefte van Econcern van 150 mln. zeer overzichtelijk is in relatie tot de steun aan banken en verzekeraars;

verzoekt de regering, met spoed overheidsdeelname in Econcern te overwegen op zodanige wijze dat het bedrijf de surseance kan opheffen en niet langer voor zijn voortbestaan hoeft te vrezen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31951).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in zijn verantwoordingsbrief heeft aangegeven dat de doelstellingen in het kader van duurzaamheid (pijler drie) mogelijk negatief worden beïnvloed door de economische recessie;

overwegende dat zulks in het kader van de bestrijding van de klimaatverandering ongewenst is;

verzoekt de regering, zo nodig maatregelen te treffen waarmee de negatieve effecten van de economische recessie op de duurzaamheidsdoelstellingen worden gerepareerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Halsema en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31951).

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik wil de bewindslieden graag dankzeggen voor hun beantwoording. Ook de SGP-fractie vindt dat de verantwoording als zodanig gehandhaafd moet worden. Zij vormt een goed moment. Het proces van verantwoording kan en moet echter nog worden verbeterd. Daarvoor zijn suggesties gedaan en daarvoor is een motie ingediend. Die motie is mede door mij ondertekend. Bij dat geheel gaat het natuurlijk om het kunnen volgen van de doelstellingen, om de toetsbaarheid, de meetbaarheid en de eventuele verfijning van de instrumenten. Daarbij wil mijn fractie zoeken naar een optimum van de parlementaire controle en naar effectiviteit bij de sturing van het beleid; wij willen nagaan wat daarvoor nodig is.

Bij de immateriële thema's heb ik in tweede termijn nog drie kanttekeningen. De minister-president heeft uitdrukkelijk gezegd dat drie kernwaarden bij de benadering van de medisch-ethische thema's vigeren. Aan die drie kernwaarden zal men vasthouden. Ik heb daaraan toegevoegd: dan toch wel zo dat zij evenwaardig zijn.

De tweede kanttekening betreft de projecten voor het stamcelonderzoek. Die zullen nog dit jaar van start gaan. Dat is voor mij nieuw. Ik wist niet dat deze projecten in dit stadium verkeerden. Ik vind dat positief.

Verder vraag ik de minister-president dringend om het daarheen te leiden dat als het kabinet een regeringsstandpunt formuleert over de enkelefeitconstructie in de AWGB in een prudent evenwicht tussen de grondrechten zal worden voorzien. Ik vraag hem ervoor te waken dat dat het geval zal zijn.

Doelstelling 52 sprong er in het debat toch wel uit. Kort gezegd betreft die de verloedering op straat en de sociale overlast. Mijn fractie vindt dat het beleid op dat punt moet worden geïntensiveerd. Gelukkig wordt dat vrij breed door de Kamer gesteund. De bestaande instrumenten moeten worden benut en als het nodig is, zal aanvullend beleid, zoals trouwens met de becommentariëring van doelstelling 52 wordt aangegeven, aan de orde zijn.

Voorzitter. Ik wens het kabinet Gods zegen toe bij de uitwerking van een en ander. Er moet namelijk nog veel gebeuren.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik zal eerst een motie betreffende het proces indienen en vervolgens een politiek oordeel geven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de controlerende functie van het parlement door de huidige vorm van Verantwoordingsdag niet goed kan functioneren;

overwegende dat een goed functionerende controlerende functie van het parlement essentieel is voor een gezonde democratie;

overwegende dat de verantwoording over afgelopen jaar (X - 1) relevant is voor de beoordeling van de begroting over het lopende jaar (X);

verzoekt de Kamer, af te zien van de voortzetting van Verantwoordingsdag en deze voortaan samen te voegen met de begrotingsbehandeling, daarbij gebruikmakend van de voorgestelde beperktere systematiek om zodoende de effectiviteit van de overheidsfinanciën te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(31951).

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Dan geef ik nu een politiek oordeel over wat wij allemaal hier vandaag hebben gedaan of eigenlijk niet hebben gedaan.

Het kabinet begint te stellen dat 82% van de doelen is bereikt en dat het op koers ligt. Ik heb uit het debat begrepen dat die conclusie onjuist is. De indeling rood-groen klopt niet. Als ik de minister van Financiën goed heb begrepen, moet ongeveer een derde van het rode en groene eigenlijk grijs zijn en grijs is niet meer dan een inspanningsverplichting.

Wat een draaierij met cijfers heb ik hier vanmiddag gehoord, wat een groot aantal pagina's: 2822 pagina's! Een mist van woorden. En dan nog het ergste. Wat op dit moment de burgers van Nederland heel erg bezighoudt, is de verloedering, de overlast en het geterroriseer in wijken en buurten. Daar doet het kabinet nu net helemaal niets aan.

Voorzitter. Ik heb vandaag ervaren dat een Verantwoordingsdag maar een kleur voor dit kabinet heeft opgeleverd en dat is rood.

De voorzitter:

Er zijn zestien moties ingediend. Op verzoek van het kabinet schors ik de vergadering vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik zeg de leden van de Kamer dank voor hun inbreng in tweede termijn. Ik zal eerst ingaan op de twee punten waarop ik nog zou terugkomen. Daarna zal ik ingaan op de ingediende moties.

Ik ben nog een antwoord schuldig aan mevrouw Halsema. Zij heeft gevraagd of ik er niet van schrik dat het aantal onverzekerden is toegenomen. De cijfers over het aantal onverzekerden en het aantal wanbetalers per 31 december zijn in de tekst van het jaarverslag per abuis omgedraaid. Het aantal wanbetalers is met 40.000 toegenomen tot 280.000 personen. Hoewel dit vervelend is, was dit wel in lijn met de verwachtingen. Het wetsvoorstel dat de wanbetaling structureel gaat aanpakken, is momenteel in behandeling in de Eerste Kamer. Het aantal onverzekerden is juist afgenomen van 231.000 tot 171.280 personen. Overigens neem ik ook maatregelen om het aantal onverzekerden terug te dringen. Deze maatregelen staan in het plan van aanpak dat vorig jaar door de minister van VWS naar de Kamer is gestuurd. De wetswijziging die nodig is om onverzekerden op te sporen en te verzekeren ligt nu ter advisering bij de Raad van State.

Mevrouw Verdonk stelde een vraag over doelstelling 52, de doelstelling om te komen tot een kwart minder fysieke verloedering en ernstige sociale overlast in 2010 ten opzichte van 2002. Zij vroeg welke tussenstappen zijn geformuleerd. Deze doelstelling is gekwantificeerd uitgewerkt. Dat betekent dat in 2009 een reductie van de overlast moet zijn bereikt van 5,8% en een reductie van de verloedering van 5,2%. Voor 2010 is gepland een reductie van de overlast van 11,7% en van de verloedering van 10,3%. Dit zijn de tussenstappen waar mevrouw Verdonk op doelde. Aan de hand van de jaarlijkse veiligheidsmonitor wordt de vinger aan de pols gehouden en worden zo nodig extra maatregelen genomen. Dat is ook nodig, want deze doelstelling is niet voor niets rood. In 2007 en in 2008 is veel noodzakelijk voorbereidend werk gedaan om te kaders te formuleren waarmee de gemeenten aan het werk moeten. Dat werk is nu nagenoeg gereed. Ik doel daarbij op de totstandkoming van het Actieplan overlast en verloedering en op de totstandkoming van wetgeving bijvoorbeeld inzake het voetbalvandalisme en ernstige overlast, maar ook op de doorzettingsmacht van de burgermeester. Deze zaken zullen nu effectief op lokaal niveau moeten worden ingezet. Ik ken de minister van BZK goed genoeg om te weten dat zij de druk op de gemeenten hoog zal houden voor de rest van de kabinetsperiode.

De leden van de Kamer zijn in tweede termijn ingegaan op de zin van het houden van het verantwoordingsdebat. Hierover zijn verschillende opmerkingen gemaakt. Ik denk dat het goed is dat hier over de zaken is gesproken. Natuurlijk kan altijd overleg plaatsvinden met de vaste commissie voor de Rijksuitgaven over de vraag hoe deze dag verder kan worden vervolmaakt. Dat is een zaak van nader overleg. Dat blijkt ook uit de motie die vrij breed wordt ondersteund. Wij zijn tot dat overleg graag bereid.

Ik ga nu in op de ingediende moties.

De eerste motie is van mevrouw Kant, maar ondertekend door de nodige collega's. In deze motie wordt de regering verzocht te voorkomen dat korpsen deze kabinetsperiode minder agenten op straat kunnen brengen. Ik dacht dat deze motie overeenkomt met de inzet die ik heb geformuleerd. Ik laat daarom het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

De tweede motie is ingediend door de heer Van Geel en meeondertekend door mevrouw Hamer en de heer Slob. Hierin wordt de regering verzocht om in overleg te treden met burgemeesters om de fysieke verloedering tegen te gaan. Deze motie spreekt ons aan. Deze motie geeft aan hoe in deze Kamer over dit belangrijke onderwerp wordt gedacht. Het oordeel over deze motie laten wij daarom ook aan de Kamer over.

De heer Rutte gaat in zijn motie eveneens in op de politie. Ik heb een positief oordeel gegeven over de motie van mevrouw Kant. Het aannemen van de motie van de heer Rutte wil ik echter ontraden, alleen al vanwege de overwegingen. Hij spreekt uit dat de regering voornemens is nog meer te bezuinigen enzovoort. Dat zal nog moeten blijken. Dat komt in de Voorjaarsnota aan de orde. Wij hebben geen behoefte aan deze motie.

Mevrouw Hamer heeft een motie ingediend over de jeugdhulpverlening, een punt waar zij verschillende keren over heeft gesproken. Deze motie wordt overigens coalitiebreed onderstreept, maar volgens mij gaat zij over iets wat breder leeft. Wij staan bepaald niet afwijzend tegenover deze motie. Wij laten het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

De heer Wilders heeft een motie ingediend waarin het kabinet wordt verzocht op te stappen en nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Ik denk dat wij aan deze wens tegemoet kunnen komen, maar dan wel in mei 2011. Het oordeel over deze motie laat ik uiteraard aan de Kamer over. In zijn tweede motie vraagt hij om een onderzoek naar de kosten van massa-immigratie. Ik ontraad de aanneming van deze motie, mede omdat hiernaar al het nodige onderzoek is gedaan door het CPB en de commissie-Blok.

Mevrouw Halsema heeft een motie ingediend over het midterm leerrecht. De uitvoering van deze motie vergt overleg met de sociale partners. Met het oog daarop vraag ik mevrouw Halsema om deze motie aan te houden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil de motie best aanhouden, maar dat er overleg met de sociale partners nodig is, staat nu juist in de motie. U mag eerst overleggen met de sociale partners en vervolgens hoeft u pas voor Prinsjesdag met een voorstel te komen.

Minister Balkenende:

Juist omdat de sociale partners hierbij betrokken moeten worden, hebben wij behoefte om met de sociale partners te overleggen. Ik zal de motie in het kabinet aan de orde stellen en de minister van SZW vragen om contact op te nemen met de sociale partners om te bezien hoe hieraan vorm en inhoud kan worden gegeven. Ik zal u daarover vervolgens berichten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Oké. Dan houd ik de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Halsema stel ik voor, haar motie (31951, nr. 8) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Balkenende:

Mevrouw Halsema heeft een motie ingediend over de belemmeringen van zzp'ers. Deze motie beschouw ik als een ondersteuning van ons beleid. In die zin is de motie overbodig, wat niet wegneemt dat wij het een belangrijk onderwerp vinden. De zaken die aan de orde worden gestelde in de motie, zullen wij sowieso behandelen.

Mevrouw Halsema heeft verder een motie ingediend over extra maatregelen die betrekking hebben op het spoor en het openbaar vervoer. Deze motie ontraad ik, omdat minister Eurlings hierover op 9 april een brief naar de Kamer heeft gestuurd. Over deze brief zal nog worden overlegd met de Kamer en daarom heb ik geen behoefte aan deze motie.

De heer Pechtold heeft een motie ingediend die betrekking heeft op de werkwijze van deze dag. Hij refereert in zijn motie aan de commissie voor de Rijksuitgaven en de Algemene Rekenkamer. Het kabinet is altijd bereid om met de Kamer te overleggen. Het is natuurlijk aan de Tweede Kamer zelf om aan te geven wat zij wil. In de motie ligt besloten dat de Kamer met het kabinet verder wil spreken over de invulling van deze dag. Ik wacht het oordeel van de Kamer over deze motie af.

De heer Pechtold heeft een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht om de door het Planbureau voor de Leefomgeving geïnventariseerde knelpunten al bij de begroting 2010 te adresseren en met aanvullende maatregelen te komen. Ik ontraad de aanneming van deze motie, omdat op 15 juni in de Kamer uitgebreid wordt gedebatteerd over het klimaat. De minister van VROM zal in de komende weken een brief naar de Kamer sturen waarin zij aangeeft wat de relatie is tussen de uitkomsten van het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving en de monitor Schoon en Zuinig.

De heer Pechtold heeft met mevrouw Halsema en de heer Rutte een motie ingediend over de Kennisinvesteringsagenda. De regering wordt in deze motie verzocht om in de begroting 2010 concrete maatregelen voor te stellen die de uitvoering van de KIA versnellen. Ik ontraad de aanneming van deze motie. In eerste termijn heb ik namelijk al toegezegd dat de ministers van OCW en EZ bij de begroting 2010 met een brief zullen komen over het kabinetsstreven om de ontwikkeling van onderwijs, innovatie en kennis in een nader af te spreken tijdpad op ten minste het niveau van het OESO-gemiddelde te brengen. Daarbij zal ingegaan worden op de door de heer Pechtold geschetste ontwikkelingen. Tegen deze achtergrond ontraad ik de aanneming van deze motie.

Mevrouw Thieme verzoekt de regering in haar motie met spoed in overleg te treden met de bewindvoerder van Econcern en al het mogelijke te doen om faillissement van het in surseance verkerende bedrijf te verkomen. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Ik verwijs daarvoor naar de brief die de minister van Economische Zaken hierover gisteren naar de Kamer heeft gestuurd. Er vindt hierover komende woensdag overleg plaats. Om dezelfde reden ontraad ik de aanneming van haar tweede motie.

Mevrouw Thieme heeft samen met mevrouw Halsema en de heer Pechtold een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht om maatregelen te nemen om de negatieve effecten van de economische crisis op de duurzaamheidsdoelstellingen te repareren. Ik vind deze motie eigenlijk overbodig, want in het stimuleringspakket neemt het kabinet al de nodige initiatieven.

Ten slotte de motie van mevrouw Verdonk, waarin zij de Kamer verzoekt om af te zien van voortzetting van de Verantwoordingsdag en dit debat voortaan samen te voegen met de begrotingsbehandeling. Deze motie spoort met wat zij in het debat naar voren heeft gebracht. Het oordeel over deze motie is uiteraard aan de Kamer.

De voorzitter:

Het is ook een verzoek aan de Kamer.

Minister Balkenende:

Daarom zeg ik ook dat ik het oordeel aan de Kamer laat.

Voorzitter. Daarmee ben ik gekomen aan het einde van mijn inbreng in tweede termijn. Ik ben ingegaan op de ingediende moties en mij rest dan ook alleen nog maar om de leden van de Kamer nogmaals te bedanken voor hun inbreng.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit verantwoordingsdebat. Ik dank de minister-president en de minister van Financiën. Een meerderheid van de Kamer heeft verzocht, vanavond nog te stemmen over de motie op stuk nr. 6 van de heer Wilders. Over de andere moties zullen wij aanstaande dinsdag stemmen.

Ik zie de heer Ulenbelt bij de interruptiemicrofoon. Mevrouw Kant is verontschuldigd omdat zij weg moest. Daarom geef ik hem nog even het woord.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Ik wil graag weten uit welke partijen die meerderheid bestaat. Ik zou de heer Wilders willen vragen of hij dit beschouwt als een motie van wantrouwen.

De voorzitter:

De meerderheid wordt gevormd door de coalitiepartijen. Zij hebben dit verzoek gedaan.

De heer Wilders (PVV):

Voor mij mag er op dinsdag over de motie worden gestemd, of maandag, zondag, zaterdag, vrijdag of vandaag. Ik vind het allemaal prachtig. De motie zegt wat zij zegt. Zij spreekt geen wantrouwen uit, maar materieel vraagt zij natuurlijk wel om verkiezingen en om het vertrek van het kabinet, eerlijk is eerlijk.

De voorzitter:

Ik heb een voorstel gedaan aan de Kamer. De heer Ulenbelt heeft zijn antwoord gekregen. Wij zullen over enkele ogenblikken stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Wat men ook van mijn motie vindt, ik vind dat de zaal vrij leeg is. Ik vind ook dat dit eigenlijk niet kan en verzoek daarom om een hoofdelijke stemming.

De voorzitter:

Dan zullen wij ons voorbereiden op een hoofdelijke stemming

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik heb drie minuten geleden gevraagd om een hoofdelijke stemming. Waarom wacht u met stemmen?

De voorzitter:

Er zijn nog mensen die de presentielijst moeten tekenen. Bovendien worden de namen van de leden die afwezig zijn nu van de lijst geschrapt in verband met het opnoemen van de namen voor de hoofdelijke stemming. Dat kan, want ik heb de vergadering niet geschorst.

De heer Wilders (PVV):

Als een lid om een hoofdelijke stemming vraagt, wordt er toch gewoon meteen gestemd?

De voorzitter:

Dat bereiden wij nu voor.

De heer Wilders (PVV):

U bereidt niets voor, u faciliteert mensen om de helft van de namen van de lijst te halen. Het zou u sieren, als voorzitter van deze Kamer, om – als u hebt aangekondigd te gaan stemmen – inderdaad te gaan stemmen en niet een halfuur te wachten tot iedereen de afwezige leden van de lijst heeft kunnen halen, zoals nu gebeurt.

De voorzitter:

Wij gaan zo starten.

De heer Wilders (PVV):

Ik vraag u dus om nu te gaan stemmen.

De voorzitter:

Leden mogen de gelegenheid krijgen om andere leden die er niet zijn, van de lijst af te halen. Dat staat in het Reglement van Orde. Ik doe niet anders dan het reglement toepassen. In die zin kan dat.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Waarom moeten die mensen van de lijst? Als zij geen antwoord geven, weten wij dat zij er niet zijn, klaar. Ook wat mij betreft kunnen wij dus beginnen.

De voorzitter:

Wij gaan zo starten.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Wij zijn nu weer een minuut verder. Ik heb een en ander even met de ambtelijk secretaris van mijn fractie gecheckt. Aangezien er niet geschorst is, vraag ik u: waar staat in de reglementen dat dit mogelijk is wat hier nu gebeurt?

De voorzitter:

Ik heb helemaal niet geschorst.

De heer Rutte (VVD):

Daarom vraag ik u ook waarom u dit allemaal toestaat, want ik begrijp van iemand die alles weet van de reglementen dat hierover niets geregeld is.

De voorzitter:

En dus is het niet verboden.

De heer Rutte (VVD):

Dat is niet wat u zojuist zei. Met alle respect – en u weet dat ik u zeer waardeer – maar u zei zojuist dat de reglementen dit toelaten. Daarmee wekt u ten minste de indruk dat expliciet vermeld staat dat dit bij absentie van leden mogelijk is. Dat is toch een beetje een trucje.

De voorzitter:

Nee, dat vind ik niet. Het is inderdaad waar dat ik zei dat het volgens de reglementen kon, maar het is niet verboden. Op zichzelf genomen kan dit gewoon.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Als dit nog twee minuten kan duren, dan kunnen wij daarna een motie indienen om kroketten te bestellen. Dan is het twaalf uur. Dus als u nog even kunt doorgaan, gaan wij dat voor u regelen.

De voorzitter:

Neen, neen, wij gaan geen moties meer indienen. Wij hebben het debat afgesloten, dus wij gaan nu stemmen.

In stemming komt de motie-Wilders/Verdonk (31951, nr. 6).

Vóór stemmen de leden: De Roon, Verdonk, Wilders, Agema, Bosma, Brinkman, Tony van Dijck en Fritsma.

Tegen stemmen de leden: Heijnen, Van Heugten, Ten Hoopen, Joldersma, Kalma, Karabulut, Koopmans, Koşer Kaya, Kraneveldt-van der Veen, De Krom, Kuiken, Leerdam, Lempens, Linhard, Van Miltenburg, Neppérus, De Nerée tot Babberich, Omtzigt, Ormel, Ortega-Martijn, De Pater-van der Meer, Pechtold, Pieper, Roefs, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schinkelshoek, Schippers, Slob, Spies, Van der Staaij, Sterk, Tang, Teeven, Thieme, Van Toorenburg, Uitslag, Ulenbelt, Van der Veen, Vermeij, Vietsch, Van der Vlies, Voordewind, Vos, Jan de Vries, Weekers, Willemse-van der Ploeg, Wolbert, Aasted-Madsen-van Stiphout, Anker, Aptroot, Besselink, Blok, Van Bochove, Boekestijn, Bouwmeester, Dijsselbloem, Eijsink, Elias, Ferrier, Van Geel, Gill'ard, Van Haersma Buma, Halsema, Van der Ham, Hamer, Haverkamp en Heerts.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met 69 tegen 8 stemmen is verworpen.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter, ik accepteer uiteraard de uitslag, want die is overduidelijk. Toch vind ik het van belang om nogmaals te zeggen dat wij het zo niet meer moeten doen. Nu blijkt er ook nog een rommeltje te ontstaan doordat er een paar namen opnieuw moesten worden afgeroepen. Ik verzoek u om dit te bespreken in de geëigende organen. Waarschijnlijk zal dat het Presidium zijn. Zo moet het echt niet meer. Dit maakt een uitermate onprofessionele indruk.

De voorzitter:

Ik zeg u toe dat wij dit in het Presidium zullen bespreken. Dat neemt niet weg dat dit allemaal nodig is om ervoor te zorgen dat duidelijk is dat het quorum aanwezig is. Verder zei ik zojuist al dat het mogelijk is om mensen van de lijst af te halen als zij er niet zijn. Als ik door dat te zeggen de suggestie heb gewekt dat ik daarin onzorgvuldig wilde zijn en het weg wilde schuiven, dan is dat niet de bedoeling geweest.

De heer Rutte (VVD):

Ik begrijp dat helemaal. Toch werden er later twee namen opgelezen die aanvankelijk waren geschrapt. De eigen fracties wisten kennelijk niet meer dat deze fractieleden nog aanwezig waren. Dat geeft een rommelig beeld.

De voorzitter:

Het is helder.

Sluiting 0.08 uur

Naar boven