Aan de orde is het verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2008 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen (31924) en de Verantwoordingsbrief 2008 (31951).

Mevrouw Kant (SP):

"Wij van WC-EEND adviseren WC-EEND", las ik vorige week in een krant over de verantwoordingsbrief van dit kabinet. Ik moet eerlijk zeggen, dat gevoel kreeg ik ook toen ik deze brief las. Het kabinet is nu halverwege de rit en stelt dat het met 82% van zijn doelen op koers ligt. Los van het feit dat dit niet te controleren is, zoals ook de Algemene Rekenkamer stelt, wordt ook de nodige propaganda bedreven. Het kabinet zegt dat het op koers ligt met 500 extra wijkagenten, maar intussen verdwijnen door nieuwe bezuinigingen zo'n 1000 tot 1200 agenten. Het kabinet zegt dat het op koers ligt met het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg, maar het schiet niet op: 5000 jongeren wachten nog steeds op hulp. Het kabinet zegt dat het op koers ligt met het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs, maar er komen nieuwe bezuinigingen, terwijl Nederland internationaal al jaren onderaan bungelt qua investeringen in onderwijs. Het kabinet zegt dat het op koers ligt met het rekeningrijden, maar de invoering ervan is uitgesteld. Dat is wat ons betreft overigens goed nieuws; wij hopen dat dit uitstel afstel wordt.

En ja hoor, het kabinet ligt ook met Europa op koers. Ik weet het niet, maar het lijkt wel of propaganda en Europa onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Doel van dit kabinet is een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers. En het kabinet is op koers, want het Verdrag van Lissabon is goedgekeurd! U weet wel, die Europese grondwet met het andere kaftje, die eerder door twee derde van de Nederlandse bevolking is afgewezen; het verdrag dat, precies tegen de wens van de bevolking, Brussel meer macht geeft. De bevolking is gewoon belazerd. Hoezo draagvlak? Het kabinet durft het nieuwe verdrag niet eens voor te leggen aan de bevolking.

De kabinetspropaganda op Verantwoordingsdag helpt de controle op dit kabinet niet verder. Het kabinet controleren doen wij hier elke dag. De jaarlijkse papieren werkelijkheid van het kabinet helpt ons daarbij niet. Sterker nog; zij leidt af van de maatschappelijke werkelijkheid. Je oor te luisteren leggen bij de mensen in het land – de buurtbewoner, de leraar, de politieagent en de thuiszorgmedewerkster – zegt veel meer over de staat van het land. In plaats van af te gaan op wat het kabinet ons voorschotelt, zou de Tweede Kamer zelf veel meer en vaker problemen bij de kop moeten pakken, zelf onderzoek moeten doen en zelf informatie moeten vergaren en op basis daarvan het kabinet moeten controleren. Ik noem bijvoorbeeld de onderzoeken naar de jeugdzorg of het disfunctioneren van de Belastingdienst. Wij hebben het nu tien jaar geprobeerd en wat mijn fractie betreft kunnen wij deze verantwoordingsshow gewoon afschaffen.

Laten wij vandaag liever vaststellen of het kabinet op de juiste koers ligt, want de huidige crisis bewijst toch dat het echt anders moet. Wij hebben te maken met een economische recessie, wereldwijd. De crisis wordt nog extra verdiept door het feit dat wij geconfronteerd worden met allerlei crisissen tegelijk. Hoe moet het verder met de energie, met het klimaat, met ons voedsel, het water, de grondstoffen? Op straffe van heel veel onnodige ellende voor mensen die part noch deel hebben aan de oorzaken van deze crisissen moeten wij een andere weg zoeken, een nieuwe koers.

In de NRC van vorige week schetste onze minister-president zijn visie op de toekomst naar aanleiding van de crisis.

De heer Slob (ChristenUnie):

Zegt mevrouw Kant nu dat er voortaan niet meer verantwoord hoeft te worden omdat zij wat kritiek heeft op de wijze waarop er verantwoord wordt? Is dat haar boodschap aan het kabinet? Dat lijkt mij toch heel merkwaardig.

Mevrouw Kant (SP):

Er moet hier elke dag, elke keer als de Kamer haar controlerende taak serieus neemt, verantwoording worden afgelegd. Wij doen niet anders. De enorme stapel papier met een brij aan cijfers helpt mij daar niet bij. Als mijn fractie wil weten hoe het staat met de wachtlijsten in de jeugdzorg, stelt zij daar vragen over. Dan wordt de minister naar de Kamer geroepen. Dan vragen wij opheldering op het moment dat het speelt. Dat jaarlijkse ritueel met die pakken papier heeft ons daar niet erg bij geholpen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Vindt mevrouw Kant ook dat de Kamer de onderzoeken en de rapporten van de Algemene Rekenkamer niet meer hoeft te krijgen?

Mevrouw Kant (SP):

Ik zie nog wel iets in het deel van de rapporten van de Rekenkamer waarin het gaat over de rechtmatigheid. Dat kan door de financiële woordvoerders prima beoordeeld worden en daar kan dan een debat over gevoerd worden. Dat vind ik prima, maar de politieke verantwoording is een proces dat hier altijd gaande is. Ik heb er niets aan als het kabinet zichzelf eigenlijk een rapportcijfer geeft en zichzelf beoordeelt. Wij als Kamer moeten het kabinet beoordelen. Volgens mij doen wij dat hier elke dag. Als wij daarbij cijfers nodig hebben, vragen wij daarnaar of, nog beter, dan doen wij daar als Kamer zelf onderzoek naar.

De heer Slob (ChristenUnie):

Aangezien mevrouw Kant de grootste oppositiepartij in de Kamer representeert, vind ik het belangrijk dat zij helder aangeeft hoe zij de verantwoording wel wil hebben. Zij zegt dat zij geen behoefte meer heeft aan informatie van het kabinet. Zij wil nog wel informatie van de Rekenkamer hebben. Uiteraard heeft de Kamer altijd haar eigen bevoegdheden en mogelijkheden om in te brengen wat zij wil. Kortom, kan zij iets duidelijker zeggen wat zij in de toekomst precies wil als het gaat om verantwoording van beleid?

Mevrouw Kant (SP):

Het is volstrekt helder dat ik wil dat er elke dag verantwoording van beleid plaatsvindt. Als wij het kabinet om informatie vragen, heeft het kabinet die informatie te leveren en dan voeren wij het debat op het moment dat er iets speelt en roepen wij het kabinet ter verantwoording. Dat doen wij altijd, elke dag, maar dit jaarlijkse ritueel helpt daar niet bij. Het voegt eigenlijk niets toe en zeker niet als de manier waarop dit kabinet zelf de cijfers presenteert aan deze Kamer tot een vorm van propaganda is geworden. Wat heb ik eraan om te lezen dat men in 2008 op koers lag met het aanstellen van 500 extra wijkagenten als de politieke realiteit op dit moment is dat er zo bezuinigd wordt op de politie dat er 1000 tot 1200 agenten uit moeten? Dat is een achterhaalde realiteit. De politieke verantwoording vindt hier elke dag plaats. Het debat over de bezuinigingen op de politie heeft al plaatsgevonden en dat zal ook plaats blijven vinden na vandaag. Vandaag voegt daar niet zo veel aan toe, behalve dat wij daar naar aanleiding van de stukken, net als al die andere dagen, kritische vragen over kunnen stellen aan het kabinet.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik sta een beetje versteld van deze opmerkingen van mevrouw Kant. Dit kabinet staat bekend om het feit dat het zijn doelen formuleert en geformuleerd heeft voor na 2011. Dan hoeft het kabinet zelf al geen resultaten meer te leveren, maar moet een ander kabinet dat doen. Hoewel ik het met mevrouw Kant eens ben dat de verantwoording op deze manier, met al die stapels papier, niet de beste is, vind ik het toch heel belangrijk dat er in ieder geval eens per jaar verantwoording wordt afgelegd over de mate waarin men de doelstelling nadert.

Mevrouw Kant (SP):

Dat moet dus niet eens per jaar, dat moet op het moment dat het noodzakelijk is. Dat is bijvoorbeeld noodzakelijk op het moment dat het kabinet bezuinigingen op de politie aankondigt terwijl het doel is dat er meer agenten in de wijk moeten komen. Dan is dat het moment om het kabinet daarop te ondervragen. Dat moet liever ook niet gebeuren op basis van cijfers die het kabinet levert, maar op basis van onderzoek in de werkelijkheid. Ga eens naar die buurten, ga eens vragen waar die wijkagenten dan zijn. Op papier zijn zij er misschien nog wel, maar dan zijn er weer heel andere problemen, namelijk dat de buurtagent vaak loondiensten moet draaien vanwege de tekorten bij de politie. Dat is de maatschappelijke werkelijkheid waar wij dit kabinet op moeten controleren.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat ben ik met u eens. Ik ben het ook met u eens dat de 100 dagen die dit kabinet in het begin heeft besteed aan luisteren, helemaal niets hebben opgeleverd. Het oplossen van de wachtlijsten in de jeugdzorg is echter een ingewikkeld traject; dat doe je niet zomaar van de ene op de andere dag. Daar kun je iedere keer wel een spoeddebat aan wijden, maar dat lost niets op. Het zou heel mooi zijn als wij tegen de minister-president zouden kunnen zeggen: de minister voor Jeugd en Gezin heeft afgesproken dat die wachtlijsten weg zijn op het moment dat het kabinet weg is; als je in 2008 nog drie jaar de tijd hebt, verwachten wij dus dat de wachtlijsten dan 33% minder lang zijn dan het jaar daarvoor. Wat vindt u daarvan?

Mevrouw Kant (SP):

Dat is prima, maar de minister voor Jeugd en Gezin heeft gezegd dat hij de wachtlijsten zal wegwerken en wij controleren of dat gebeurt. Er zijn echter jaar in, jaar uit discussies in de Kamer over het probleem van die wachtlijsten: er komen nieuwe cijfers, dan komt er weer een debat en dan komen er weer cijfers. Er komt geen andere beleidskoers. Veel beter dan hier telkens debatten voeren over die cijfers zou zijn dat er een door de Kamer zelf georganiseerd onderzoek komt: waarom komt het geld dat naar de jeugdzorg gaat, in een bodemloze put terecht? Hoe kan het nou dat die wachtlijsten niet weggewerkt worden en dat met dat geld blijkbaar onvoldoende meer kinderen geholpen worden? Zo'n parlementair onderzoek zou bijvoorbeeld kunnen blootleggen – dat kun je natuurlijk voorspellen – dat het geld verdwijnt in bureaucratie en aan langs elkaar werkende instellingen in de jeugdzorg. Dat zou er eindelijk toe kunnen leiden dat wij hier niet telkens steggelen over cijfers, maar dat er een andere koers komt voor de jeugdzorg in Nederland.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dit kabinet moet verantwoording afleggen. Er is op zich niets mis mee dat dit kabinet een bepaalde methodiek heeft om te laten zien dat het resultaten bereikt, maar het kabinet moet dan wel eerlijk vertellen hoever het is. Het moet een vakje niet groen maken als een doelstelling eigenlijk een rood vakje verdient. Bent u het met mij eens dat wij hier in de Kamer eigenlijk schuldig zijn aan die heel grote papiermassa? Moeten wij niet zeggen dat wij het kabinet gaan afrekenen op tien, twintig of dertig punten of op hoeveel punten wij ook willen, maar niet op de huidige 725 punten?

Mevrouw Kant (SP):

Natuurlijk is dat de manier waarop het zou moeten: de Kamer geeft aan wat de koers zou moeten zijn en rekent het kabinet af op de daarbij behaalde resultaten. Maar goed, wij hebben natuurlijk verschillende opvattingen over wat de juiste koers zou moeten zijn. Dat probleem hebben wij dus ook nog, maar natuurlijk is het beter als vanuit de Kamer wordt vastgesteld wat de resultaten van het kabinet zouden moeten zijn en of die wel of niet behaald worden. Ik kan niet veel met een pak papier dat vanuit de ministeries zelf naar de Kamer komt. Dat is gestuurd, dat is propaganda en dat zegt mij niet zo veel. Ik baseer mijn politieke inbreng liever op de maatschappelijke werkelijkheid dan op de papieren propaganda van het kabinet. Ik wil het vandaag dus vooral hebben over de vraag of het beleid de juiste koers heeft of een andere koers moet krijgen.

In de NRC van vorige week heeft de minister-president zijn visie op de toekomst opgeschreven naar aanleiding van de crisis. Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar wel even van schrok. "Het is geen marktfalen, maar menselijk falen", stelt de premier. Hij doet daarom een moreel beroep op mensen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Daarmee ontkent de minister-president dat de huidige crisis het resultaat is van verkeerde politiek en dat het geen menselijke uitvoeringsfout is maar het gevolg van een systeemfout. Waarom faalde de bankier bij het aangaan van onverantwoorde risico's? Waarom faalde de directeur toen de woningbouwcorporatie miljoenen aan huurinkomsten verkwanselde aan een cruiseschip? Waarom faalden de managers van gehandicapteninstelling Philadelphia toen zij zich bezighielden met onverantwoorde vastgoedprojecten in plaats van met goede zorg voor de gehandicapten?

Het is goed om te kijken naar de persoonlijke verantwoordelijkheid van mensen, maar de oorsprong van hun falen zit dieper. Bonussen en gebrekkig toezicht hebben bankiers verleid tot onverantwoord gedrag. De macht van aandeelhouders verleidde bestuurders tot kortetermijnwinsten. Een regering die marktdenken zaait bij woningbouwcorporaties, de zorg, het openbaar vervoer en energiebedrijven, moet niet gek opkijken als zij commerciële capriolen oogst. Dat commerciële belangen zwaarder gaan wegen dan publieke belangen, kan dan geen verrassing zijn.

Sinds de jaren tachtig heerst ook in Nederland de neoliberale politiek, de politiek van VVD, PvdA, D66 en CDA, die liberaliseerde, privatiseerde, flexibiliseerde en vermarktte wat van ons allemaal was. De tweedeling groeide, de georganiseerde solidariteit werd uitgehold en de publieke zaak werd verkwanseld. Dit had verregaande gevolgen. Dit leidde tot de mentaliteit van ieder voor zich. De minister-president veroordeelt in zijn visiestuk in de krant van vorige week een moraal die hij feitelijk zelf mede heeft veroorzaakt. Zijn morele appel om maatschappelijk verantwoord gedrag te bevorderen, volstaat dan ook niet. Hoe zit het met de eigen verantwoordelijkheid van deze minister-president? Neemt hij de verantwoordelijkheid voor deze falende politieke koers? Neemt hij de verantwoordelijkheid om deze koers aan te pakken? In zijn betoog in de krant van vorige week is daar helaas nog niets van te zien. Gaat deze minister-president meer doen dan alleen een nieuw etiket, waarop staat Rijndeltamodel, plakken op zijn reeds bestaande politieke agenda?

Blijkbaar is de visie van de minister-president niet de visie van het kabinet en is er onenigheid over het al dan niet varen van een nieuwe koers en wat die koers zou moeten zijn. Is die tweespalt misschien ook de reden dat de oorzaken van de crisis niet echt aangepakt worden? Vicepremier Bos zei afgelopen zondag in Buitenhof dat hij vond dat de analyse van onze premier Balkenende echt tekortschiet. Ik ben heel benieuwd of hij kan toelichten wat hij dan in de analyse van de minister-president tekort vindt schieten. Ik ben ook heel benieuwd wat onze minister-president van deze kritiek van zijn vicepremier vindt. Eerder zei vicepremier Bos zelf overigens: "Iedereen heeft schuld." Afgelopen week hoorde ik hem gelukkig ook zeggen: "Ook politici hebben schuld." Ik zou zeggen: vooral politici hebben schuld. Wat is die schuld dan? Kan hij eens toelichten wat die schuld van politici is? Kan hij ook toelichten wat hij vindt dat de systeemfout is? Welke koerswijziging vindt hij dat er moet komen?

Consequent heeft de SP gewaarschuwd voor de gevolgen van de neoliberale politiek. Laat ik nu eens onbescheiden zijn. Wie de goede analyse maakt, heeft hoogstwaarschijnlijk ook de goede oplossing. Ik doe het kabinet dus graag wat suggesties. Een nieuwe koers betekent dat er meer oog moet komen voor langetermijnbelangen. Daarvoor moet de macht van aandeelhouders teruggedrongen worden en die van werknemers juist versterkt. Laat hen daarom bijvoorbeeld de helft van de raad van commissarissen kiezen. Riante bonussen zijn voor bankiers jarenlang de katalysator geweest om onverantwoorde risico's te nemen, maar er is nog geen zicht op de noodzakelijke andere koers bij de aanpak van bonussen. Waarom geen verbod op bonussen of op zijn minst een fikse bonusbelasting?

Het lijkt erop dat de genationaliseerde Fortis/ABN AMRO meer steun nodig heeft. De heer Zalm sprak daar vorige week over voor zijn beurt. Als dat werkelijk noodzakelijk is, dan mag ik toch aannemen dat er de voorwaarde aan wordt gekoppeld dat er geen bonus komt. Klopt het bericht in het Financieele Dagblad van vandaag dat het kabinet het liefst wil dat pensioenfondsen de nieuwe aandeelhouders worden van ABN AMRO?

Een nieuwe koers betekent dat de overheid weer hoeder moet worden van de publieke zaak, van dat wat van ons allemaal is. Door de vermarkting heeft zij daar haar handen te veel van afgetrokken. Door georganiseerd wantrouwen is de publieke zaak gevangen in een bureaucratisch web. Van beide moet zij worden bevrijd. Juist de institutionele publieke moraal, waar ook onze minister-president toe oproept, wordt door marktwerking en wantrouwen aangetast. Het falen van de markt wordt pijnlijk zichtbaar bij de IJsselmeerziekenhuizen in Flevoland en bij Orbis in Limburg. En wat te denken van Philadelphia, Meavita en elders in de thuiszorg? Hoe kan dit kabinet nu werkelijk denken dat nog meer marktwerking in de zorg het antwoord is op de zorgcrisis? De zorg is geen markt.

Een nieuwe koers is de publieke sector waar mogelijk organiseren op buurtniveau met kleinschalige voorzieningen. Dat maakt werken op de menselijke maat mogelijk. De thuiszorg moet georganiseerd worden in buurtzorgteams. Iedere buurt verdient een eigen basisschool en een vmbo-wijkschool, intieme buurtverpleeghuizen, verzorgingshuizen en een politiepost. Het kabinet zou moeten inzetten op levendige buurten met voldoende voorzieningen waar mensen elkaar tegenkomen en kennen. Geef mensen zeggenschap over hun buurt en zij zullen zich meer betrokken voelen. Wie zich verantwoordelijk voelt voor het wel en wee van zijn eigen buurt zal zich ook meer voor zijn buurt en medebewoners willen inzetten. Dan zal het ongetwijfeld leiden tot het nemen van meer eigen verantwoordelijkheid door de burgers en dat is toch wat de minister-president wil? Maar dan moet het kabinet wel de infrastructuur hiervoor organiseren en niet alleen een oproep doen. Bij de vorige algemene beschouwingen overhandigde ik de minister-president ons plan: De buurt, de schaal voor de toekomst, vol goede voorstellen. Het kabinet reageerde positief en zei dat het een ondersteuning was van het beleid. Dat is heel mooi, maar ik zie er zo weinig van terug!

De energie- en klimaatcrisis schreeuwt ook om een nieuwe koers, maar de slag naar meer duurzame energie gaat bijzonder moeizaam. Wij doen het niet best; Nederland haalt amper de helft van het Europese gemiddelde als het gaat om de productie van duurzame energie. Het bouwen van nieuwe kolencentrales brengt dit doel natuurlijk niet dichterbij. Ook het verkopen van publieke energiebedrijven zoals Essent en Nuon brengt dat doel niet dichterbij. De minister-president houdt een moreel pleidooi voor eigen verantwoordelijkheid, maar geef dan zelf ook het goede voorbeeld: neem verantwoordelijkheid en zorg ervoor dat wij de zeggenschap over onze publieke energiebedrijven behouden! Of moeten wij over een aantal jaren hier constateren dat energiebedrijven genationaliseerd moeten worden omdat ze net als de banken van vitaal belang blijken te zijn?

Een nieuwe koers is ook nieuwe solidariteit. De zelfverrijking moet stoppen en de armoede moet worden bestreden. Onze welvaart moeten wij eerlijker verdelen, in de wereld en in Nederland. Ondanks alle beloftes blijkt dat velen er toch wel degelijk weer op achteruit zijn gegaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wilde nog een vraag stellen over de klimaatcrisis. Ik vind het natuurlijk goed dat mevrouw Kant daar woorden aan wijdt, maar ik had wel verwacht dat zij dan ook met maatregelen en oplossingen zou komen. Het enige wat zij noemde is het niet verkopen van de energiebedrijven. Daar kun je zo je mening over hebben en het is ook een belangrijk punt, maar daarmee is toch nog niet de klimaatcrisis afgewend. Ik zou haar willen vragen wat zij wel wil, want ik heb haar de afgelopen jaren alleen maar maatregelen horen noemen en haar steun zien onthouden aan maatregelen die inderdaad wel ten goede komen aan vermindering van de klimaatcrisis, zoals de kilometerheffing en de vliegtaks.

Mevrouw Kant (SP):

Natuurlijk is het doel van het zeggenschap houden over de publieke energiebedrijven dat die invloed vervolgens wordt gebruikt om het de goede kant op te duwen. Het gaat dan om leveringszekerheid, om fatsoenlijke prijzen en natuurlijk ook om duurzaamheid. Als je als overheid zeggenschap houdt over die energiebedrijven, kan je er ook voor zorgen dat de energie duurzamer wordt opgewekt. Dat lijkt mij een heel goede manier om meer duurzaamheid op het gebied van energie te bereiken. Wat wij ook altijd gesteund hebben is wat men in Duitsland doet met duurzame energie, namelijk dat er gegarandeerd wordt dat duurzaam opgewekte energie ook wordt afgenomen. Wij hebben zelf ook heel veel voorstellen in die richting. Mevrouw Halsema kan wel zeggen dat wij bijvoorbeeld de voorstellen over de kilometerheffing niet hebben gesteund, maar dat vinden wij ook een vorm van filebelasting die niet de juiste manier is om iets te doen aan duurzaamheid. Wij denken dat je vooral het openbaar vervoer moet stimuleren, dat daarin geïnvesteerd moet worden en dat het reizen per openbaar vervoer goedkoper moet worden gemaakt. Dat vinden wij een heel goede manier om iets te doen aan het probleem van de files en het te veel gebruiken van de auto. Nogmaals, wij hebben daar veel meer voorstellen voor. Ik kan er nu wel over gaan uitweiden, maar ...

De voorzitter:

Doet u dat maar niet, maar vervolg uw betoog!

Mevrouw Kant (SP):

Ik had het over de koopkracht. Ondanks alle beloftes blijkt dat velen er wel degelijk op achteruit zijn gegaan. Hoewel ten stelligste ontkend, geldt dit voor vrijwel alle groepen mensen met lage inkomens. Natuurlijk zijn het moeilijke tijden, maar juist bij crises moet je ervoor waken dat niet de mensen de rekening betalen die al niets meer kunnen missen. Hoe gaat dit kabinet dat voorkomen? Pakt de bezuiniging op de zorgtoeslag niet juist verkeerd uit voor de groep mensen met lage en middeninkomens? Dat is verdergaan op de oude koers. Een nieuwe koers zou zijn als de ziektekostenpremies afhankelijk worden gemaakt van het inkomen.

Het kabinet is nu twee jaar op weg en zegt dat het op koers ligt. Ik heb al gezegd dat de belangrijkste vraag is of dit wel de juiste koers is. Ik heb verder een aantal suggesties gedaan voor een koerswijziging. Het kabinet is van mening dat het op koers ligt, maar toch heeft twee derde deel van de bevolking geen vertrouwen in het kabinet. Het beoordeelt het kabinet met het cijfer 5,3. Volgens mij omdat de burgers geen vooruitgang zien en geen oplossing voor de maatschappelijke problemen waar zij tegen aanlopen. Bovendien zien zij geen duidelijke visie bij dit kabinet. De sociaaldemocraten en christendemocraten hebben elkaar in de houdgreep genomen.

De reactie van vicepremier Bos in Buitenhof op het verschil van inzicht in de sociaaleconomische marktordening spreekt boekdelen. Het gesprek ging over de toekomst van de inrichting van ons land en toen zei onze vicepremier in Buitenhof: dit is gelukkig geen kwestie van kabinetsbeleid. Als de toekomstige inrichting van onze economie en samenleving geen kwestie van kabinetsbeleid is, verandert er dus niets. Zolang het CDA en de PvdA elkaar aan de grond genageld houden, blijft die noodzakelijke koerswijziging dus uit. Dat is een gemiste kans voor een sprong naar een meer menselijke, sociale en duurzame samenleving.

De voorzitter:

Ik wijs de leden erop dat ik aanneem dat zij hier in de zaal aanwezig zijn om het debat te volgen en dat de gesprekken die nu worden gevoerd, over het debat gaan. Ik verzoek hun om andere gesprekken buiten de zaal te voeren.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw de voorzitter. In de politiek geldt dat je moet voorkomen dat je alleen maar bezig bent met dromen. De harde werkelijkheid is aan de orde van de dag en soms, als je geluk hebt, weet je dromen tot werkelijkheid te maken. Dat gaat echter niet vanzelf. Dat vereist noeste werkijver en soms meer transpiratie dan inspiratie. Het kost vooral tijd. Dit kan leiden tot ongeduld, ook bij de Kamer. Laten wij ons daarvan bewust zijn en hier een echte "gehaktdag" van maken en geen "gehakdag".

In dit debat kijken wij terug op het beleidsjaar 2008. Dit was een bijzonder jaar waarin een gewoon kabinet in buitengewone omstandigheden terecht kwam. Midden in deze economische en financiële onrust moest het kabinet het schip varende houden en gelukkig vaart het een duidelijke koers met in de hand het regeerakkoord en de afspraken die wij in de afgelopen maanden samen hebben gemaakt. Hiermee heeft het kabinet in buitengewoon moeilijke omstandigheden moeten opereren en het heeft in onze ogen lef getoond met een financieel degelijk beleid waarin wij de economie extra stimuleren én de rekening betalen. Vergelijk dat maar eens met andere landen, ook om ons heen.

Intussen werden er ook resultaten geboekt. De criminaliteit daalt, er wordt geïnvesteerd in infrastructuur, de vermindering van regeldruk krijgt vorm en ondanks de crisis blijft de koopkracht stabiel, laten wij dat niet vergeten. Daarnaast wordt er uiteraard keihard gewerkt aan innovatie voor een duurzame economie.

Ook voor de participatie was 2008 een goed jaar, al zou je dat door de crisis bijna vergeten. De cijfers liegen er echter niet om. De werkloosheid onder allochtone jongeren nam fors af, er is minder schooluitval en er zijn meer mensen met een beperking aan de slag.

Wat is het karakter van het debat van vandaag? Er wordt soms wat meewarig gedaan over de Verantwoordingsdag en de verantwoordingsstukken, in onze ogen volkomen ten onrechte. Wij gaan ervan uit dat het voor het kabinet een eer is om hier vandaag verantwoording af te leggen. Ik kijk daarbij natuurlijk ook naar de minister van Financiën. Dit voelt voor sommigen misschien als een verplicht nummertje, maar het is wel ons verplichte nummertje. De regering regeert, de Kamer controleert.

Natuurlijk, het is al gezegd, is er dagelijks sprake van het afleggen van verantwoording door het kabinet aan het parlement, maar het is belangrijk om op gestructureerde wijze verantwoording af te leggen over de inspanningen en resultaten van dit kabinet.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dit kabinet wordt vooral een gebrek aan visie verweten. De heer Van Geel begon zijn betoog met de opmerking dat je weliswaar dromen kunt hebben, maar dat je vooral te maken hebt met de harde realiteit. Ik vraag me af wat nou eigenlijk de dromen zijn van het CDA; het heeft geen visie en is puur bezig met symptoombestrijding in die harde realiteit. De enige droom die ik tot nu toe van de heer Van Geel heb gehoord, is dat hij het over gehakt wilt hebben, in plaats van dat er wordt gehakt.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb even moeite om de verschillende elementen van uw betoog te verbinden, maar zal toch trachten om erop te reageren. In het regeerakkoord, in de omstandigheden van destijds, hebben we een duidelijke lijn uitgezet, met brede steun en zeker van het CDA, naar de gezondmaking van onze economie. Dat was ook de inspanning van Balkenende I, II en III. We wilden investeren in de cruciale dossiers van onze samenleving: werk, zorgen dat iedereen bij deze samenleving wordt betrokken, zorgen voor een respectvolle en veilige samenleving. Deze zeer belangrijke elementen vinden wij in het regeerakkoord goed verwoord. Ze blijven hun waarde houden.

Essentieel is dat deze doelstellingen, waar wij dus ten volle achter staan, op een ongekende manier zijn beïnvloed door de kredietcrisis en de daaropvolgende economische crisis van vorig jaar. Vandaag hebben wij ons daarover een samenhangend onderdeel te vormen. Ik zal dit in de rest van mijn betoog uiteenzetten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik noem een van de belangrijkste pijlers waarop wij nu zouden moeten inzetten, duurzaamheid, als voorbeeld: het kabinet meldt dat de economische crisis negatieve effecten op de klimaatdoelstellingen zal hebben. En eigenlijk zouden we moeten investeren in de kenniseconomie, maar het kabinet kan niet uitsluiten dat de financiële crisis bezuinigingen daarop meebrengt. Dat zie ik gebeuren bij dit kabinet en dan vraag ik me af wat voor soort samenleving u wilt. U heeft geen dromen, u bent eigenlijk alleen maar bezig met bezuinigingen en met symptoombestrijding, en u formuleert geen visie op waar we naartoe zouden moeten gaan.

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw Thieme, mijn betoog zal straks duidelijk maken dat onze zorg voor de financiële situatie geen oriëntatie is op centen, maar op mensen. Zonder een degelijke financiële basis kunnen we namelijk al die initiatieven voor een duurzame samenleving en groei niet tot stand brengen. Dit is geen doel op zich, maar een basisvoorwaarde. Wij steunen de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid van het kabinet volledig en zien dat daartoe belangrijke initiatieven zijn genomen. Ik wijs hiervoor op het aanvullende beleidsakkoord, waarin tal van extra investeringen voor dat doel staan, onder andere een veel structurelere voeding van de doelstellingen voor duurzame energie. Dat zijn allemaal aanvullingen op de gemaakte afspraken. Wij houden het kabinet aan die afspraken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

U stelt telkens maar de vraag of we investeringen in duurzaamheid kunnen betalen, terwijl de vraag zou moeten zijn of we het ons kunnen veroorloven om dat níét te doen.

De heer Van Geel (CDA):

Ik vind dat een schijntegenstelling. We zullen iets moeten doen, maar dat ook moeten kunnen betalen; ergens moet er namelijk een rekening worden betaald. Er komt geen manna uit de hemel, maar we zullen het geld hard moeten verdienen en vervolgens verstandig moeten investeren. Daarover gaan wij vandaag een oordeel vellen: over de huidige staat van economie en financiën, ook op het gebied van duurzaamheid en financieel beheer.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden om bilaterale gesprekken zo veel mogelijk in de wandelgangen te doen plaatsvinden.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Na zijn inleiding wil ik de heer Van Geel van harte feliciteren met deze geweldige prestatie van het kabinet dat hij schraagt. In tijden van crisis is meer dan 80% gehaald. Ik zal daar straks mijn eigen visie op geven. Maar als zelfs met de beperking van een crisis toch dit fantastische resultaat is bereikt, is het dan niet van belang om er halverwege een schep bovenop te doen? Die crisis hadden we niet voorzien, we zitten boven de 80%, dus kennelijk waren de doelen aan het begin niet ambitieus genoeg. Gaan wij vandaag bekijken waar die schep erbovenop moet?

De heer Van Geel (CDA):

Dit is een heel bijzondere vraag, die me verbaast; het vraagteken moet op mijn voorhoofd te zien zijn. Ik heb net duidelijk willen maken dat bepaalde doelen nog niet zijn bereikt. Het is nog work in progress. Dat staat er ook: het kabinet is op weg. Straks zal ik meer zeggen over die doelen. Er zullen op tal van terreinen extra inspanningen en extra aandacht van het kabinet nodig zijn om de doelen te bereiken. Hier wordt aangegeven dat wij op de goede weg zijn. Dat is het ene antwoord.

Het tweede antwoord is dit. Nog geen twee maanden geleden hebben wij hier een debat gehad over de vraag met welke gevolgen en consequenties de coalitie en het kabinet – in onderlinge samenhang, zoals u weet; daarover hebben wij een heel debat gevoerd – aanvullend beleid hebben geformuleerd om de gevolgen van de kredietcrisis voor de economie met elkaar te tackelen. Dus ik heb om deze twee redenen geen enkele behoefte aan een aanvulling zoals u blijkbaar bedoelt.

De heer Pechtold (D66):

Kom, kom, mijnheer Van Geel, niet zo calvinistisch! In 2007, het jaar waarin wij nog geen crisis hadden, zaten wij op minder dan een povere 40% van gehaalde doelen. Nu, in een jaar van crisis, is het dit kabinet gelukt om meer dan 80% van een groene smiley te voorzien. Met alle beperkingen is dat gelukt. Dus dan gaan wij er toch een schep bovenop doen vandaag? Dan gaan wij toch zorgen dat wij de komende twee jaar de ambities nog hoger leggen? Of is dat verhaal van die dromen toch een beetje waar en is het gewoon zand dat ons – de maatschappij, de politiek – in de ogen wordt gestrooid, en klopt die 82% aan smileys die wij hebben gekregen toch allemaal niet zo? Het is van tweeën een: of een schep erbovenop, of erkennen dat dit hele verantwoordingsdocument zand in de ogen strooien is.

De heer Van Geel (CDA):

Ik constateer dat de heer Pechtold niet luistert naar wat ik heb gezegd. Ik heb gezegd dat met betrekking tot deze doelen niet moet worden gesuggereerd dat zij nu behaald zijn. Dat staat ook nergens. Laten wij het voorbeeld nemen van de doelstelling voor duurzame energie. De ambities op dat terrein zijn geweldig groot. Dat wil nog niet zeggen dat wij er nu een schepje bovenop kunnen doen. Ik zou dolblij zijn als wij met elkaar, ook op basis van het aanvullend beleidspakket dat gemaakt is, erin kunnen slagen om die doeleinden feitelijk te bereiken. Maar wij zijn op de goede weg, dat staat er. Dus ik heb er helemaal geen behoefte aan om naar boven weer ambities neer te leggen waarvan je nu al met zekerheid weet – laten wij reëel zijn– dat zij niet gerealiseerd zullen worden. Er zijn grote ambities, wij zijn op de goede weg, maar er zijn nog heel veel inspanningen nodig om die verschillende doeleinden te bereiken. Ik zal straks op onderscheiden punten die doeleinden nalopen.

Ik heb nog wel een opmerking over de smileyachtige benadering. Ik vind het naast de verantwoordingsstukken – met de vele pagina's papier, en dat moeten wij maar zo houden, vanuit de Rekenkamer en de verantwoording die het kabinet legt – een goede gewoonte om het regeerakkoord kritisch te volgen en te kijken of wij dat met elkaar meer operationeel kunnen maken. Natuurlijk is er ook twijfel of iets wat groen is niet oranje had moeten zijn of rood. Dat mag in het debat.

Wat ik mij overigens kan voorstellen is – vorig jaar heeft de premier er al iets over gezegd – dat nu juist over het operationeel maken van deze doelstellingen wat intensiever overleg komt tussen kabinet en Kamer, om te kijken of wij de juiste criteria met elkaar kunnen afspreken waarop wij zaken kunnen beoordelen, want zo krijgen wij een beetje de situatie dat het kabinet inderdaad zelf criteria hanteert voor de beoordeling, terwijl wij ook maar criteria gaan gebruiken. Dan kunnen wij een debat krijgen tussen twee doven. Het lijkt mij dat een zekere afstemming en overleg het debat alleen maar kwalitatief kunnen verbeteren.

De heer Pechtold (D66):

Dat moeten wij voorkomen, want dan hebben wij twee doven met ook nog zand in de ogen. Dan wordt het communiceren er niet makkelijker op. Ik wil nog even niet in de details treden. Ik ben het met u eens dat van dat duurzame helemaal niets klopt.

De heer Van Geel (CDA):

Dat zeg ik niet.

De heer Pechtold (D66):

Het gaat nu even om de methodiek. Twee jaar geleden, bij het aantreden van dit kabinet, heb ik al gevraagd hoe wij dit gaan afrekenen. Ik stel vandaag vast dat in dit document, dat een poging is om te gaan afrekenen, geen tussentijdse doelen zitten. Dat hoor ik in uw kritiek ook doorsijpelen: u zegt ook dat wij per jaar kunnen zien wat de parameters zijn waarop wij kunnen afrekenen. Mogen wij met u vaststellen dat het kabinet daarbij een inhaalslag moet maken? Mogen wij met u vaststellen dat de methodiek niet alleen groen en rood moet zijn, maar dat wij ook moeten kunnen zien wat per jaar de daadwerkelijk meetbare doelen zijn?

De heer Van Geel (CDA):

Als ik zo een eind met u meega en nog eens herhaal wat ik net zei, ik denk dat het zinvol zou zijn om met betrekking tot de doelstellingen die zijn vastgelegd – daarmee kun je het wel of niet eens zijn, ambities zijn vastgelegd in een regeerakkoord – over het operationeel maken en de parameters die je daarbij hanteert te kijken of wij tot dat resultaat komen in het overleg dat tussen kabinet en Kamer plaatsvindt. Dan kunt u het element dat u noemt ook meenemen. Ik denk dat dat een verstandige manier is om dit debat ook echt te focussen, in plaats van één criterium te gebruiken voor de ontwikkeling van de innovatieve kenniseconomie door het aantal vrouwelijke hoogleraren te noemen, terwijl anderen andere criteria hanteren. Laten wij daarover een keer met elkaar en met het kabinet spreken. Dat lijkt mij buitengewoon nuttig voor de verhoging van de kwaliteit van dit debat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil niet de zoveelste zijn die deze feestrede onderbreekt, maar ik heb toch nog een vraag. Naar mijn idee is er geen probleem met de methodiek. Het probleem is dat het kabinet soep maakt van de methodiek. Ik neem aan dat de heer Van Geel het rapport van de Algemene Rekenkamer heeft gelezen. Het kabinet werkt met prestatiedoelstellingen. Het kabinet meet helemaal niet welke maatschappelijke effecten het bereikt met het beleid. Er wordt alleen maar gemeten of het kabinet voldoet aan de eigen doelstellingen. Dat werkt ongeveer als volgt. Wij willen de duurzaamheid bevorderen, zegt het kabinet. Vervolgens wordt over het afgelopen jaar vastgesteld dat een aantal initiatieven is genomen om de duurzaamheid te bevorderen. Of echt sprake is van meer duurzaamheid is eigenlijk oninteressant, maar het kabinet heeft het werk goed gedaan en geeft zichzelf een 8 plus. Dan worden wij toch voor de gek gehouden? Dat is de heer Van Geel toch met mij eens?

De heer Van Geel (CDA):

Als ik een positieve beweging maak richting de heer Pechtold, dan lijkt het mij verstandig als mevrouw Halsema dat ook als een beweging in haar richting ziet. Mijn stelling is namelijk dat wij overleg moeten plegen met elkaar om te bezien welke parameters moeten worden gehanteerd. Dat debat wil ik de komende tijd graag met u aangaan. Ik spreek nu niet over individuele criteria. Ik kom er straks een beetje op terug, maar de basis is wat mij betreft dat wij niet met elkaar kunnen discussiëren als wij andere criteria gebruiken bij het voeren van dat debat. Laten wij een en ander zoveel mogelijk met elkaar afstemmen. Het kabinet beschouwt iets misschien eerder groen dan de leden van de oppositie, maar dat lijkt mij niet onoverkomelijk.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik was niet blij met wat u tegen de heer Pechtold zei, omdat u hem eigenlijk met een kluitje in het riet stuurde. Hij had dat zelf overigens niet helemaal in de gaten. Daarom zeg ik het nu.

Het verantwoordingsdebat ontaardt elk jaar in een debat over de gehanteerde methodiek, maar dat is helemaal niet nodig. De motie-Vendrik is door een brede Kamermeerderheid aangenomen. Daarin wordt het kabinet verplicht om tijdens het verantwoordingsdebat heldere beleidsconclusies te formuleren. Het kabinet moet bezien of het goed is gegaan en een en ander moet afrekenbaar zijn. Dat is echter niet gebeurd. Het probleem is niet dat wij niet weten hoe wij moeten rekenen. Wij weten dat wel degelijk, maar het kabinet weigert dat gewoon.

Weet u wat er op sociaal terrein aan de hand is? Er is sprake van een toename van het aantal onverzekerden en van een afname van de orgaandonaties. De wachtlijsten in de jeugdzorg zijn onveranderd hoog. Er zijn 200.000 langdurig werklozen. Daar is niets aan gedaan. Het aantal Wajong'ers neemt toe. Er is sprake van een groeiende groep werkende armen en dat is nog lang niet alles. Op groen terrein kan ik een vergelijkbare lijst noemen. Het kabinet stelt echter dat er een monitoringinstrument is opgesteld en dat er wordt geëvalueerd. Kortom, het kabinet is heel druk bezig. De maatschappelijke effecten daarvan zijn echter niet zichtbaar. Daar moet u als Kamerlid een oordeel over vellen.

De heer Van Geel (CDA):

Ik kom straks te spreken over hoe de cijfers worden ervaren. Daarbij gaat het om de rationaliteit van dit soort zaken en hoe mensen dat ervaren. Ik herhaal dat wij bereid zijn om de discussie aan te gaan over welke parameters en criteria nodig zijn om een en ander te beoordelen. Ik wil daar graag met het kabinet over discussiëren, samen met de Kamer. Dan kunnen wij bezien of wij het hier en daar scherper kunnen krijgen. Niet alleen de inputkant moet daarbij worden betrokken, ook de outcome, het resultaat van wat wij doen, moet worden bekeken. Sommige criteria zullen noodzakelijkerwijs misschien alleen maar leiden tot input. Denk aan zaken die spelen op internationaal terrein. Dat is buitengewoon lastig. Andere criteria zullen veel scherper en harder op de maatschappelijke effecten en de outcome kunnen worden gericht. Laten wij dat debat voeren. Ik nodig het kabinet uit met ons te overleggen over welke criteria en parameters wij daarbij kunnen gebruiken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben altijd een fel aanhanger geweest van Verantwoordingsdag. Ik begin nu echter bijna naar de SP-positie te neigen als ik de heer Van Geel hoor. Hij probeert namelijk elk jaar om het verantwoordingsdebat te devalueren tot een procedureel debat. De heer Bos weet uit de periode dat hij in de oppositie zat nog heel goed dat de Kamer in overleg met de Rekenkamer en de toenmalige regering al lang een aantal criteria heeft geformuleerd. Ik noemde al de motie-Vendrik. Wij kunnen hier wel weer over gaan praten, maar de kwestie is gewoon als volgt. Het kabinet had zich helder kunnen verantwoorden. Dan was het geen 8 plus geworden, maar een 4,5. Dan waren de resultaten gewoon wat minder gunstig geweest. Het kabinet kiest er echter voor om te verhullen en er meer een ontduikingsdag dan een Verantwoordingsdag van te maken. U, mijnheer Van Geel, staat dat hier te vergoelijken. Ik vind dat allemaal best, maar ik hoef niet opnieuw met u over de procedures te gaan praten. U hoort als Kamerlid nu tegen het kabinet te zeggen: u hebt uw werk niet goed gedaan, u kunt niet laten zien wat de maatschappelijke effecten van uw beleid zijn; ga het overdoen en zorg ervoor dat wij bijvoorbeeld met Prinsjesdag een heldere analyse hebben van de afgelopen twee jaar.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb twee opmerkingen. Ten eerste kom ik straks bij de kanttekeningen die ik heb bij het hele proces. Ik was immers net begonnen aan mijn inleidende beschouwing over het globale politieke beeld van dit kabinet. Dat verhult niet dat hier iemand staat namens een fractie die de kernpunten waar het kabinet voor staat in deze moeilijke tijd steunt en vindt dat er behoorlijke voortgang gemaakt is. Dat politieke feit ligt er. Ten tweede heb ik aangegeven dat ik niet puur in procedures wegvlucht. Ik voel dat er best met het kabinet te praten valt over de vraag of de criteria die toegepast worden, aangescherpt kunnen worden. Als de heer Vendrik dit al veel eerder opgemerkt heeft of er een motie over heeft ingediend, dan zij dat zo. Het lijkt mij nu relevant om te bezien hoe wij er samen inhoud aan kunnen geven en hoe wij dit proces een stuk verder kunnen brengen. De Rekenkamer hebben wij al heel lang. De wijze waarop verantwoording afgelegd wordt ten aanzien van het regeerakkoord is echter betrekkelijk nieuw. Laten wij dit proces even in historisch perspectief zien. Wij moeten bezien hoe wij dit steeds weer kunnen verbeteren, opdat een serieuze verantwoording kan plaatsvinden. Dat er nog plussen en minnen zijn, onderken ik. Wij hebben echter de bereidheid om samen met u en met het kabinet eraan te werken, opdat Verantwoordingsdag zich toespitst op de vragen: wat wilden wij, wat hebben wij gedaan en wat zijn de effecten van ons beleid?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat proberen wij al zo'n kleine tien jaar en het levert alleen maar ieder jaar meer papier op. Ik heb de volgende vraag aan u, mijnheer Van Geel. U hebt een tijd leiding gegeven in een ambtelijke organisatie. Stelt u zich eens het volgende voor. U hebt met een van uw ambtenaren in januari afgesproken dat hij in december tien nota's levert. Hij komt bij u in december en zegt: ik heb er niet tien, maar zes, dus ik stel voor dat wij voor volgend jaar mijn doelstelling neerwaarts bijstellen. Wat zou u dan zeggen?

De heer Van Geel (CDA):

Dan zou ik even analyseren waarom hij niet tot het gewenste resultaat is gekomen en vaststellen of dit ligt aan externe oorzaken of aan hemzelf. Dat zou mede bepalend zijn of de doelstellingen aangepast moeten worden. De vergelijking is precies hetzelfde. Wij hebben doelstellingen ten aanzien van financiën, houdbaarheid en nog een paar zaken. Deze zijn drastisch veranderd ten opzichte van de externe situatie van vorig jaar. Dat beïnvloedt uiteraard het oordeel over de uitkomsten. Zo simpel en helder is het.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Over die doelstellingen had ik het niet; daar kan ik nog wel begrip voor opbrengen. Ik had het over inburgering. Over inburgering wordt gewoon gezegd: wij hebben onze doelstelling niet bereikt, jammer dan. Het is zelfs een projectdoel of hoe het ook heten mag, een van de twintig projecten. Het kabinet zegt: jammer dan, voor volgend jaar maken wij een lager doel en dan zullen wij wél het groene vakje bereiken. Ik citeer bijna letterlijk! Wat vindt u van zo'n opmerking?

De heer Van Geel (CDA):

Ik kom straks terug op enkele doelen die te maken hebben met inburgering, re-integratie en schuldhulpverlening en waarbij ik zorgen heb over onze gezamenlijke input in financiële zin, over de financiële middelen die wij aan gemeenten hebben gegeven en over de effectiviteit. Het lijkt alsof ik, nu ik een positieve houding heb aangenomen ten aanzien van de hoofdpunten van het beleid en de keuzes van het kabinet, in de rest van mijn twaalf pagina's niet meer terugkom op zaken die wij beter en anders zouden willen. Misschien kan daarna beoordeeld worden of wij als fractie een evenwichtig oordeel vellen over het totale beleid van dit kabinet? Ik kom immers nog terug op deze punten; ze baren mij ook zorgen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ze baren u zorgen, maar u bent het er wel mee eens dat de doelstelling volgend jaar neerwaarts wordt bijgesteld.

De heer Van Geel (CDA):

Hoe komt u daar nu bij?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat hoor ik u zeggen.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, dat hoort u mij niet zeggen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Waarom zegt u dan niet gewoon: ik vind dat wij harder moeten werken, want dit is wat wij hebben afgesproken, dit is wat het kabinet de burgers in het land beloofd heeft, en daar houd ik het kabinet aan!

De heer Van Geel (CDA):

Daar kom ik straks op terug.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wanneer doet u dit?

De heer Van Geel (CDA):

Als ik een aantal pagina's verder ben.

Ik heb gezegd dat het wenselijk is om op gestructureerde wijze verantwoording af te leggen over dit regeerakkoord. Natuurlijk gebeurt dit dagelijks, maar wij denken dat het goed is om deze verantwoording ook in samenhang af te leggen. Soms komt dit neer op een herhaling, maar dat zij zo. Ik wil wel nog een paar kanttekeningen maken over het proces. Met alle informatie over het wel of niet bereiken van doelstellingen moeten we ervoor oppassen dat het allemaal niet te mechanisch wordt. Ook de Algemene Rekenkamer heeft daarover het nodige gezegd. Ik deel deze zorg. Het kan niet zo zijn dat door een overload aan gegevens de informatie ondergesneeuwd raakt, zonder dat duidelijk is wie wanneer waarvoor verantwoordelijk is. Wij krijgen dit gevoel bij het lezen van de stukken en sluiten ons aan bij wat de Algemene Rekenkamer erover zegt.

De Algemene Rekenkamer geeft in het algemeen een positief oordeel over de verbetering in de verantwoording. In historisch perspectief geplaatst zijn de jaarrekeningen de afgelopen jaren qua rechtmatigheid enorm verbeterd. Nieuw zijn de doelstellingen waarop het kabinet afgerekend kan worden. Nogmaals, dit is een stap vooruit. Maar de Algemene Rekenkamer legt nog wel de vinger bij een aantal zere plekken. Ik hoor graag van het kabinet hoe het daarmee in het vervolg omgaat. De financiële verantwoording van VROM blijft bijvoorbeeld een zorg. In het bijzonder vallen mij de financiële verantwoording van het armoedebeleid, de schuldhulpverlening en de inburgering op. Dit zeg ik specifiek tegen mevrouw Verdonk. We hebben ervoor gekozen om de uitvoering grotendeels bij de gemeenten te leggen, maar bij al deze onderwerpen is er veel onduidelijkheid over de besteding van de gelden en over de effectiviteit ervan.

Ik ben niet iemand die zegt: het geld is van ons; de gemeenten moeten zaken aanpakken op de manier die wij goed achten. Gemeenten moeten de wijsheid hebben om tot een zo verantwoord mogelijke besteding te komen. Ik vraag het kabinet om op de terreinen die ik net noemde in overleg met de gemeenten serieus te kijken naar de wijze van besteding en de effectiviteit ervan en ons erover te rapporteren.

Ik ga verder met de economische en financiële staat van dit land. Daarna zal ik stilstaan bij wat ik de sociale staat van dit land noem. Het kabinet heeft de afgelopen maanden besluiten genomen die ongekend zijn wat betreft ingrepen in de financiële huishouding en de economie. Na zoveel maanden lijkt het gewoon te zijn wat dit kabinet gedaan heeft. Maar dat is het allerminst. Ik noem twee elementen om dit nog eens te onderstrepen. Tot 1980 zijn de collectieve uitgaven in ons land waanzinnig gestegen, tot meer dan 50% van wat we met elkaar verdienen. Het heeft 25 jaar aan herstelbeleid gekost om dat te herstellen. In amper twee jaar tijd is er een enorme terugslag geweest wat betreft het aandeel van de collectieve uitgaven in de totale inkomsten van ons land.

Laten we ook niet vergeten dat we als land verarmen. Dat is hard, maar het is zo. In zes maanden tijd hebben we al meer dan 18 mld. meer uitgegeven dan we aan inkomsten hebben gekregen. Daarnaast wordt bijna vergeten dat we die bekende 90 mld. hebben moeten lenen. Dit betekent € 25.000 voor een gemiddeld gezin. Ik heb nog niet gesproken over de miljarden extra rente die we daarover betalen. Dit gebeurt terwijl we nog maar amper beseffen wat de gevolgen hiervan zijn. We hebben een halve generatie nodig om terug te komen tot een gezonde basis voor onze welvaart, ook op langere termijn. Als de vorige kabinetten niet op herstel en verbetering gericht waren geweest, hadden we er nu nog veel slechter voor gestaan. Ik verwijs hiervoor naar de situatie van landen direct om ons heen. Ik denk dat het kabinet de verstandige lijn voor overheidsfinanciën heeft doorgetrokken.

De heer Rutte (VVD):

De economische krimp is nog veel erger dan wij een paar maanden geleden allebei konden voorzien. Er is nu voorspeld dat die krimp oploopt naar 5%. Tot nu toe was de CDA-fractie zeer terughoudend om het kabinet te vragen, ook te kijken naar de uitgavenkant om te zien of daarin op een verstandige manier kan worden gesneden, zonder dat de economie wordt geschaad. Bent u het, nu die krimp zo verslechtert, met mij eens dat het om de staatsfinanciën enigszins in de hand te houden én de rekening niet door te schuiven, nodig is dat ook het kabinet heel kritisch moet kijken naar die uitgaven die kunnen worden geschrapt zonder meteen de economie te schaden?

De heer Van Geel (CDA):

Deze discussie is niet nieuw, maar de toegevoegde vraag is of de huidige omstandigheden niet tot een ander oordeel dan twee maanden geleden zouden moeten leiden. Mijn antwoord is: nee. Ik denk dat wij de inspanningen die het kabinet moet doen om in deze moeilijke tijden, met inderdaad vraaguitval en minder economische groei, de begrotingen van de verschillende departementen op peil te houden, terugzien in de Voorjaarsnota. In de jaarrapportages zien wij al een prelude op de overschrijdingen in 2009. Verder is de afspraak gemaakt om zo snel mogelijk tot 1,8 mld. aan ombuigingen te komen. Dit alles is een majeure opgave, zodat ik niet inzie hoe daarbij nog zwaardere taakstellingen kunnen worden gerealiseerd.

De heer Rutte (VVD):

Maar dat is toch business as usual? Het is toch normaal dat overschrijdingen worden opgelost door bezuinigingen? Daar vraag ik u niet naar. Los van dat feit doet zich nu een ander feit voor. De inkomsten van de overheid lopen dramatisch terug. Zo worden er bijna geen huizen meer verkocht, zodat de overdrachtsbelasting terugloopt, en er zijn nog meer inkomsten, zoals die op het terrein van de vennoot­schapsbelasting, die teruglopen. De inkomsten lopen terug en de uitgaven exploderen. De staatsschuld zal dus enorm toenemen. Tot nu toe zei de CDA-fractie: het kabinet hoeft, los van het wegnemen van tijdelijke overschrijdingen, niets te doen om de structurele verhoging van de staatsschuld tegen te houden. De komende generaties worden dus met een enorme schuld geconfronteerd. Vindt u ook niet dat wij moeten zoeken naar die uitgaven die als je ze schrapt de staatsschuld onder controle houden? Natuurlijk hebben wij het dan over die uitgaven die niet meteen de economie schaden. Wij zullen daarbij met u meedenken.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb al aangegeven dat wij in deze moeilijke tijd buitengewoon alert zijn op de consequenties van de keuzes die wij maken voor de toekomstige positie van de overheidsfinanciën, en dus ook van de Nederlanders. Maar ik zie op dit moment meer schade optreden bij het openbreken van begrotingsregels, dan bij handhaving daarvan. Wij kiezen er dus voor de huidige begrotingsregels en de stabiliserende maatregelen waarvan de architecten ook in uw kringen verkeren, te handhaven. Ik besef dat dat tot een forse impuls van de economie leidt, maar ik denk dat het op dit moment noodzakelijk is de stabiliteit in ons sociale en financiële systeem te handhaven.

De heer Rutte (VVD):

Die regels zijn zo opgesteld dat, als blijkt dat de staatsschuld te veel oploopt, er moet worden ingegrepen. Ik ben het met u eens dat je dat natuurlijk op een verstandige manier moet doen. Je gaat geen uitgaven schrappen waarvan je weet dat dat de economische malaise zal verergeren. Maar u en ik weten ook dat er veel uitgaven zijn die je zou kunnen schrappen zonder dat dat effecten heeft op de stand van de economie. U zegt hier dat u daar niet toe bereid bent. Mijn conclusie is dan dat u blijkbaar kiest voor de rust in het kabinet, en dat u die betaalt door de rekening van deze crisis door te schuiven. Anders kan ik het werkelijk niet zien.

De heer Van Geel (CDA):

Wij kiezen voor een heel verstandig evenwicht, enerzijds om de economie niet te schaden en anderzijds om perspectief te bieden op herstel van de overheidsfinanciën. Die balans is gevonden in de regels die nog wat zijn aangepast in het kader van het aangepaste regeerakkoord, dat ik zeer te verdedigen vind in de huidige inderdaad moeilijke omstandigheden.

Mevrouw Kant (SP):

Ik hoorde de heer Van Geel net complimenten geven aan de kabinetten, omdat ze zo goed zijn omgegaan met de centen, waardoor wij nu geluk hebben. Daar wil ik niet met u over in discussie. Hij heeft het over de gevolgen van de crisis en de verantwoordelijkheid van de politiek, maar ik wil het hebben over de oorzaken van de crisis en de verantwoordelijkheid van de politiek. De partijleider van het CDA heeft daarover een artikel gepubliceerd in NRC Handelsblad, waarin hij heel erg de nadruk legt op het menselijke falen. Vindt u dat de nadruk daar inderdaad op ligt, of treft de in de afgelopen jaren gevoerde politiek toch ook wel enige blaam?

De heer Van Geel (CDA):

De wijze waarop er de afgelopen jaren voor is gezorgd dat er een samenhangende economie op Europees niveau is ontstaan, met sterke mondiale effecten, heeft ons buitengewoon veel welvaart gebracht. Het wordt namelijk even weggepoetst in alle discussies over neoliberale ontwikkelingen dat de open economie van Nederland ons grote welvaart heeft gebracht. Dat we met elkaar misschien vergeten zijn dat in sommige sectoren, met name in de financiële sector, er naast de private functie ook een publieke functie van het hele financiële stelsel is, erken ik. Ik zie ook dat dit een groot gemis is geweest. We hebben te gemakkelijk gedacht dat dit een normale economische sector is. Het is natuurlijk geen normale economische sector, het is iets wat thuishoort bij de publieke functie die het financiële stelsel voor onze economie en onze samenleving heeft. Dat hebben wij gemerkt en dat heeft geleid tot de noodzaak om in te grijpen.

Dan het punt van de verantwoordelijkheden. Ik heb begrepen dat mevrouw Kant een debat over dit soort ordeningsvraagstukken heeft aangekondigd, zodat wij er nog wel op terug zullen komen. Maar laat ik er nu het volgende over zeggen. Waar ik niet in geloof, is dat nog meer toezicht in brede zin – ik heb het dan niet over de financiële sector en de publieke taak – nog meer regels en nog meer overheid de oplossing zullen zijn voor een groot aantal problemen. Als mensen hun verantwoordelijkheid niet nemen en er ook in de maatschappelijke organisaties, de instellingen en bedrijven geen checks and balances ontstaan om ongewenst gedrag met elkaar te bespreken of om er elkaar op aan te spreken, dan wordt het nooit iets. Dat is onze stelling, mijn stelling en daarmee sluit ik mij volledig aan bij de premier. Wij zullen dus over de context en de structuur met elkaar moeten spreken, maar uiteindelijk blijft de verantwoordelijkheid liggen bij de mensen, bij de maatschappelijke organisaties. Als die elkaar er niet op aanspreken dan hebben wij een probleem. Daar zal de oplossing op gericht moeten worden. Alleen een ambtelijk toezichthouder op een departement die even langskomt en denkt daarmee de maatschappelijke werkelijkheid van dit land te kunnen doorgronden, lost het probleem ook niet op.

De voorzitter:

Wellicht wilt u wat bondiger antwoorden, mijnheer Van Geel.

Mevrouw Kant (SP):

Ik geloof niet dat onze oplossingen en onze koers voor de toekomst zijn gericht op meer toezicht. Het zit hem meer in het systeem zelf. Uw politiek leider legt de nadruk op het menselijk falen in plaats van op het falen van het systeem. Laat ik een ander voorbeeld pakken. In de publieke sector die u zo nodig met uw kabinetten de markt op moest schoppen, zien wij nu alle uitwassen: een woningbouwcorporatie die zich met huurpenningen bezighoudt met een cruiseschip, zorginstellingen die zich bezighouden met vastgoedprojecten in plaats van met de zorg voor patiënten, en ziekenhuizen die failliet dreigen te gaan. In de thuiszorg kent u ook de nodige voorbeelden van wat er misgaat. Als u in die sectoren, waarin de publieke moraal voorop zou moeten te staan, het marktdenken introduceert en prikkels inbrengt waardoor mensen meer aan economische belangen en centen moeten denken dan aan zorg, onderwijs en goede huurwoningen, dan moet u niet gek staan te kijken dat wanneer u het systeem zo maakt, mensen zich daar ook naar gaan gedragen. De verantwoordelijkheid die mensen kunnen nemen en nemen, heeft toch alles te maken met het systeem dat je als politiek uitdraagt en creëert?

De heer Van Geel (CDA):

Ik ben geen marktfundamen­talist die aangeeft dat alles maar via de markt opgelost wordt. Absoluut niet. Ik heb al aangegeven dat dit betekent dat voor bepaalde sectoren in de samenleving de publieke borging van belangen essentieel is. Wij zijn ervoor om de randvoorwaarden daarvoor te formuleren. Ik sla aan op het denken dat de markt geen oplossing kan zijn voor het vergroten van de efficiency en de verbetering van de dienstverlening. Dat is wel degelijk mogelijk en die notie is wel degelijk te combineren met het neerleggen van meer verantwoordelijkheid bij degenen die actief zijn in dit werk. Ik bestrijd dus dat dit niet gecombineerd kan worden. Met die voorbeelden die u nu noemt, is in essentie mis dat die mechanismen, die checks and balances in die organisaties niet meer bestaan. Daar zitten de problemen. Wij hebben een groot probleem als wij er niet voor zorgen dat dit vanuit de verantwoordelijkheid van de organisaties en instellingen, van de leden, de cliënten, tot en met de raad van toezicht en de raad van bestuur, opgepakt wordt. Ik begrijp heel goed dat het ook een uitdaging voor ons is, want ik zie ook dat in dat verstatelijkte middenveld dit soort dingen heeft kunnen gebeuren. Het zal voor ons ook een uitdaging moeten zijn om niet weer andere concepten te bedenken, maar om te zorgen dat die sector gerevitaliseerd wordt en dat die checks and balances weer een rol kunnen spelen. Dat is onze opgave. Wij zien ook de laatste jaren dat dit op tal van terreinen onvoldoende gebeurd is en tot dit soort excessen leidt. U noemde de voorbeelden en die baren ons net zo veel zorgen. Over de uitkomsten zijn wij het eens, dat kan niet, maar over de wijze waarop dit het beste georganiseerd kan worden, denken wij – ik sluit mij aan bij de premier – dat daar de oplossingsmogelijkheden liggen en niet in nog meer toezicht en een grotere rol van de overheid.

De voorzitter:

Mevrouw Kant, laatste maal.

Mevrouw Kant (SP):

Voor de tweede keer zegt u dat ik uit ben op meer toezicht, maar dat is helemaal niet zo. Ik ben uit op een nieuwe koers, op een ander systeem, waarbij niet de economische prikkels en het marktdenken vooropstaan in dit soort belangrijke sectoren waar wij het nu over hebben, maar waarbij de moraal vooropstaat, de institutionele moraal, de publieke moraal. Als je prikkelt dat men de markt op gaat, dat men in dit soort sectoren gaat concurreren met elkaar en dat economische belangen en centen voorop moeten staan, dan hebt u die checks en balances en dat toezicht nodig. Het gaat mij erom dat u dus blijkbaar de analyse van uw partijleider volledig onderschrijft en vindt dat wat er misgaat vooral gebaseerd is op menselijk falen. Uw antwoord daarop is dat een beroep moet worden gedaan op de verantwoordelijkheid van mensen en dat met checks and balances en toezicht moet worden gekeken of je mensen in de hand kunt houden. Onze visie is echter dat het er ook om gaat of je mensen aan het begin de juiste prikkels geeft, of je de publieke moraal zelf organiseert en of je de samenleving zo inricht dat mensen die verantwoordelijkheid ook kunnen nemen.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb aangegeven dat ik geen marktfundamentalist ben. Mij gaat het erom dat wij moeten zorgen dat ook in de sectoren die u noemt, zo efficiënt mogelijk gewerkt gaat worden. Als het gaat om allocatie van schaarse middelen – wij hebben met elkaar heel veel wensen, op tal van terreinen, en wij zien ook een geweldige volumegroei in de sectoren die u noemt en wij zien de vraag naar zorg sterk ontwikkelen – dan zullen wij met elkaar moeten kijken hoe wij zo veel mogelijk kwalitatieve zorg kunnen leveren met zo min mogelijk euro's. Het element markt kan een rol spelen om dat beter te alloceren en beter te zorgen dat het geld goed benut en efficiënt besteed wordt. Dat daar een aantal voorwaarden bij horen om dat goed te kunnen organiseren en dat niet eenzijdig het rendementsdenken vooropstaat, maar dat ook een bredere afweging nodig is, dat ben ik volstrekt met u eens. Ik weiger echter te accepteren dat het element van markt in dit soort zaken niet kan leiden tot betere zorg en betere producten. Denkt u maar aan de medicijnen en wat daarmee is gebeurd. Doordat er op dat terrein meer marktwerking is, zien wij dat de kosten voor medicijnen drastisch dalen, juist ook omdat de overheid voldoende prikkels heeft gegeven. Daardoor kon marktwerking een grotere rol gaan spelen en kon de zorg verbeterd worden tegen aanmerkelijk minder kosten. Dat is alleen nog maar het dossier medicijnen.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, u hebt nog een korte vraag?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb een vraag.

De voorzitter:

U had net al geïnterrumpeerd. Daarom dacht ik dat u wellicht een korte vraag had.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Die interruptie betrof een heel ander onderwerp.

Het is altijd vervelend, maar naast dat het ene goede voorbeeld van marktwerking in de publieke sfeer, zijn er ook veel te noemen waarbij het niet uitgewerkt heeft zoals verwacht. Ik vind deze discussie echter wat flauw en ook te abstract om werkelijke maatschappelijke consequenties te hebben. Ik ben niet een pertinent tegenstander van de markt en ik zou dat systeem ook niet willen verruilen voor een ander niet nader uitgewerkt systeem. Volgens mij hebben wij wel voorbeelden van hoe wij het niet zouden moeten willen. Ik ben ook niet per definitie een voorstander van meer overheid. Maar volgens mij kunnen wij met elkaar vaststellen dat de wijze waarop de markt de afgelopen tijd gefunctioneerd heeft, niet goed was. Er was veel te veel ruimte voor freeridergedrag.

Ik ben het niet per definitie oneens met de analyse die door de heer Balkenende is gemaakt, maar op één punt wel. Het was niet alleen het probleem van de banken. Je ziet het op allerlei plekken. Je ziet het in de wijze waarop managers zich overal laten betalen en in de manier waarop winsten boven alles worden geplaatst, boven mensenrechten en boven andere waarden die wij belangrijk vinden. Het politieke primaat daarbij hoort te zijn, dat niemand hier – misschien met uitzondering van de PVV – een volstrekt ongeleide markt wil, casinokapitalisme. Dat wilt u ook niet. Dat betekent dus dat je grenzen moet stellen aan de markt. Die kun je niet alleen maar aan individuen opleggen. Je moet ook harde begrenzingen durven te stellen aan de markt. Daar laat u het afweten. Er moeten ethische, sociale en ecologische grenzen worden gesteld. Bijvoorbeeld: groei mag alleen plaatsvinden als die groen is. Durf die stelling eens aan!

De heer Van Geel (CDA):

Ik neem aan dat u niet het kabinet aanspreekt, maar de CDA-fractie. Ik werp deze opvatting van u verre van mij. Wij hebben met de sociale wet- en regelgeving en met de kabinetsdoelstellingen om klimaatbeleid en een duurzame energiehuishouding dichterbij te brengen een trackrecord – om het maar eens in goed Nederlands te zeggen – dat er staat. Het geeft aan dat wij publieke randvoorwaarden borgen en daaraan inhoud geven vanuit de sociale markteconomie. Ik voel me dan ook absoluut niet aangesproken door de suggestie dat wij de borging niet leveren.

Ik noem de bonussen als voorbeeld. Er is geen enkele discussie over de manier waarop in mijn fractie, mijn partij en mijn omgeving wordt gedacht over de onevenredige verrijking die heeft plaatsgevonden. De vraag is wat we doen. Er zijn in dit huis, ook door de CDA-fractie, heel heldere randvoorwaarden geformuleerd voor zowel de publieke als de semipublieke sector. Die gelden ook voor de zorg – ik zag de heer Jan de Vries nog scherp reageren – en moeten daar nog verder aangescherpt worden dan het kabinet op dat punt al voorstelde. Het idee dat wij niet op een zorgvuldige manier randvoorwaarden formuleren waarbinnen de economie kan functioneren, werp ik dus verre van mij.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat was mijn vraag niet. Ik zou tegen de heer Van Geel willen zeggen: beweegt u ook eens met mij mee; ik doe u een handreiking, helpt u me even. Freeriders maken de markt kapot en daaraan moeten grenzen gesteld worden. Ik noem bijvoorbeeld vervuilers, mensen die niet maatschappelijk ondernemen en exhibitionistische zelfverrijkers. Elke keer als de politiek de mogelijkheid heeft om grenzen te stellen aan immoreel marktgedrag, haakt de heer Van Geel af. Maatschappelijk verantwoord ondernemen? Ik hoor hem er nooit over. Grenzen aan exhibitionistische zelfverrijking? Dat lossen ze zelf maar op. Grenzen aan vervuiling? Dat moet zelfregulering zijn. Elke keer als er voorwaarden kunnen worden gesteld voor moreel gedrag, is de heer Van Geel in de verste verte niet te bekennen. Hij laat freeridergedrag dus bestaan.

De heer Van Geel (CDA):

Dat is gewoon apert onjuist. Op alle terreinen die mevrouw Halsema noemt, is dat niet waar. Ik heb zojuist de bonussen genoemd. Het grote verschil is – en dat heeft te maken met de eerste twee zinnen in mijn betoog – dat zij kan dromen over zaken die moeten gebeuren, maar dat wij werken in een internationale context. Wij hebben wat betreft klimaatbeleid en duurzaamheid een rol te vervullen in de Europese context. Daar hebben we met elkaar te onderhandelen en afspraken te maken. Ik kan heel ideologisch en bevlogen betogen wat er allemaal zou moeten gebeuren. Het verschil is dat wij het daadwerkelijk willen waarmaken: niet alleen werken met bevlogen beelden en dromen, maar realistisch bezig zijn met het zoeken van oplossingen. Dat geldt op ecologisch, sociaal en financieel terrein en ook op het terrein van de bonussen.

Ik was bij de economie aangekomen. De heer Rutte heeft al gezegd dat de welvaart die wij hebben, slechts gebaseerd kan worden op een degelijk financieel beleid. Op die basis en vanuit die zekerheden kunnen wij onze economie aanpakken, verbeteren en uitbouwen. Dat is nodig; wij hebben te maken met de grootste teruggang van de economie van na de Tweede Wereldoorlog. Die wordt in steeds meer bedrijfstakken zichtbaar en steeds meer mensen gaan de effecten merken. Zij maken zich zorgen over hun huis, hun baan, hun inkomen, het betalen van zorg en andere zaken. We moeten voorkomen dat extra welvaartsverlies optreedt omdat productie en innovatie elders gaan plaatsvinden. We moeten onze concurrentiepositie behouden in deze crisis en een goed arbeidsmarktbeleid voeren, dat vanuit voorzorg mensen betrokken houdt.

De heer Pechtold (D66):

Nu de heer Van Geel zelf over de arbeidsmarkt begint en zegt dat er goed beleid nodig is: ik mis het woord "hervormen". Ik doel op het hervormen waarmee wij jaren geleden zijn begonnen; op hervormingen die nodig zijn om de volgende generatie de staatsschuld niet te geven en om extra bezuinigingen te voorkomen. De heer Van Geel spreekt over goed arbeidsmarktbeleid. Waar is dat arbeidsmarktbeleid?

De heer Van Geel (CDA):

Waar is dat arbeidsmarktbeleid? De heer Pechtold miskent waar minister Donner de afgelopen tijd op een groot aantal terreinen mee bezig is geweest, namelijk de positie van mensen op de arbeidsmarkt verbeteren. Dat gaat van zorgverlof en kinderopvang tot en met het opvangen van de gevolgen voor de werkloosheid, en de deeltijd-WW. Op dit moment wordt een substantieel pakket uitgevoerd.

De heer Pechtold (D66):

Zorgverlof, kinderopvang? Wij hebben het over de economie, over de 700.000 werklozen die volgend jaar op ons afkomen als het kabinet niet van plan is om zaken te regelen. Ik noem het ontslagrecht. Ik noem de reactie op het rapport van de commissie-Bakker waar we een jaar op hebben zitten wachten. Er gebeurt niets. Het woord ontslagrecht durft u nog niet eens uit te spreken. Langer doorwerken is achter de horizon van mevrouw Jongerius verdwenen. Wat nu arbeidsmarktbeleid? Waar is het CDA dat laat zien dat hervormingen op de arbeidsmarkt op dit moment hard nodig zijn om de solidariteit van de volgende generatie overeind te houden en om niet de concurrentie met andere landen en andere continenten te verliezen?

De heer Van Geel (CDA):

Afgezien van de vraag of wij nu bezig zijn met het verantwoordingsdebat over doelstellingen die het kabinet heeft geformuleerd, wil ik toch op deze vraag antwoorden. Wij hebben in de afgelopen tijd in dit land hele discussies gehad over wat ons te doen staat. Dat was in september en december vorig jaar en ook nu weer het geval bij het debat over het aanvullend regeerakkoord. Wat moeten wij doen om ervoor te zorgen dat wij als Nederlandse samenleving een stap verder komen in de aanpak van deze crisis? Dat is zo goed mogelijk gebeurd – en ik weet dat de heer Pechtold daar heel weinig waardering voor heeft over het algemeen – in overleg met werkgevers en werknemers. Dat heeft ertoe geleid dat prioritaire keuzes gemaakt zijn. Het is duidelijk geworden dat de overeenstemming in de samenleving om een aantal zaken nu aan te pakken, zoals loonmatiging, dominant is geweest boven een aantal andere doelstellingen. Dat geef ik direct toe. Die keuzes respecteren wij omdat het op dit moment uiteindelijk het belangrijkste is sociale rust te creëren en afspraken te maken over herstel van deze economie. Ik vind dat dit kabinet in overleg met de sociale partners verstandige keuzes heeft gemaakt, ook in vergelijking met landen om ons heen. De ruimte om dat te doen, willen wij graag geven. Dat hier en daar doelstellingen, uitgangspunten en wensen nog wat op de achtergrond gebleven zijn, is "all in the game".

De heer Pechtold (D66):

Sociale rust? Het is gevaarlijke stilstand. Wij hebben het hier over Verantwoordingsdag: "200.000 werklozen" staat op rood; "een sluitende kinderopvang" staat op rood; "de kenniseconomie" staat op rood. Precies die zaken die te maken hebben met de kwetsbare economie staan in deze verantwoording op rood. U hebt het over de sociale partners. Mag ik eens een ergernis uitspreken?

De heer Van Geel (CDA):

Vooruit.

De heer Pechtold (D66):

De afgelopen weken zijn het de sociale partners die voordat het parlement aan zet is, mee onderhandelen over een crisisplan en op het moment dat de democratie aan zet is, op het moment dat er een debat moet worden georganiseerd over Europa tussen lijsttrekkers, lukt het de FNV om 70 man in een zaaltje te krijgen en moet het VNO-NCW afhaken wegens gebrek aan belangstelling. Dat is het draagvlak van uw partners. Zij weten niet eens een debat te organiseren.

De heer Van Geel (CDA):

Over dat laatste zal ik geen oordeel geven. Ik vind het jammer, maar ik weet niet wat de achtergronden daarvan zijn. Het eerste punt vind ik natuurlijk wel relevant. Ik heb aangegeven dat ik in het pakket van maatregelen die wij willen respect toon voor het feit dat het kabinet met maatschappelijke partners – in dit geval sociale partners – afspraken maakt en probeert te maken om een stap verder te komen in de aanpak van deze crisis en bestrijding van werkloosheid. Dat is een uitstekende keuze geweest. Dat er hier en daar een rafelig randje aan zit waar wij nog met elkaar over moeten discussiëren, accepteren wij ook. Dat neemt echter niet weg dat wij zelf oordelen over het uiteindelijke resultaat. Dat heb ik hier eerder omstandig aangegeven. Wij hebben onze eigen criteria voor de AOW. Die heb ik hier verdedigd. Met andere woorden: het is prima dat er overleg plaatsvindt en ik hoop dat wij tot een goed resultaat komen, maar de uitkomst daarvan heeft altijd een politieke toets nodig. Ik heb de criteria de vorige keer in het debat al aangegeven.

Ik was gekomen bij de economie, de terugval, de zorg die mensen hebben over hun baan en inkomen en onze concurrentiepositie als het gaat om het arbeidsmarktbeleid. Vanuit Den Haag kunnen wij bepaalde zorgen bij mensen wegnemen door een goed en degelijk financieel beleid te voeren, maar ik stel daarbij voorop dat wij hier in Den Haag dat geld niet verdienen. Dat doen de ondernemers in dit land. Die mensen willen innoveren en vernieuwen en daar zit de kracht van Nederland. Een snelle en adequate uitvoering van het aanvullend beleidsakkoord is daarbij cruciaal. Wij verwachten dan ook dat het kabinet daar werk van maakt. Zo kunnen wij investeringen bevorderen, ook als het gaat om investeringsplannen in de zorg. Datzelfde geldt natuurlijk voor de crisis- en herstelwet.

Deze tijden vragen ook om verstandig ondernemerschap. Mijn fractie plaatst bijvoorbeeld vraagtekens bij de praktijk dat bedrijven bij overnames volgeladen worden met schulden. Vorig jaar heeft mijn fractie er al toe opgeroepen om door middel van loyaliteitsdividend een toekomstgericht aandeelhouderschap te stimuleren. Dat maakt langetermijninvesteringen in ondernemingen aantrekkelijk. Beloon dat! De crisis heeft nog eens bevestigd dat de focus af moet van uitsluitend de quick wins. Net als bij veel andere zaken in deze crisis is Europa hierbij overigens een kans en niet het probleem.

Dat brengt mij bij de mogelijke risico's voor de Staat bij de gevolgen van het ingrijpen in de financiële sector, de banken dus. De Algemene Rekenkamer merkt hierover op dat zij ten aanzien van garanties, leningen en waardering van activa op de staatsbalans te weinig controle kan uitoefenen. De Comptabiliteitswet blijkt op dit punt tekort te schieten. Ik vraag het kabinet of dit kan worden meegenomen bij de aanstaande wijziging van deze wet. Zolang dat niet gebeurt, is de rechtmatigheid in het geding. Dat kunnen wij bij zo'n miljardenoperatie niet laten gebeuren. Natuurlijk zal ook de commissie-De Wit hiermee aan de slag gaan.

Een ander belangrijk punt van de Rekenkamer is Van Geeldat de overheid in de financiële sector bevoegdheden heeft als aandeelhouder, als toezichthouder en als beleidsmaker. Bovendien heeft de overheid via overheidscommissarissen invloed op het bestuur van de instellingen. Ik neem aan dat het kabinet het met ons eens is dat die rollen zo snel en goed mogelijk uit elkaar moeten worden gehaald. Daarop krijg ik graag een reactie van het kabinet.

De heer Rutte (VVD):

Ik heb in december vanuit de VVD-fractie voorgesteld om tussen de minister van Financiën en de organisaties die geheel of deels in handen van de overheid zijn, een organisatie te plaatsen die namens de overheid die belangen behartigt. Daarmee wordt voorkomen dat de minister vaak bijna rechtstreeks betrokken is – zoals onlangs bij de kwestie van meer geld naar ABN AMRO – waardoor er iedere keer direct sprake is van een politieke beslissing en een politieke discussie in plaats van vooral een inhoudelijke discussie. U was daar toen zeer tegen. Begrijp ik nu uit uw woorden dat u een dergelijk voorstel toch verstandig vindt?

De heer Van Geel (CDA):

Ik vind het verstandig om die rollen scherp uit elkaar te halen. Over de wijze waarop dat gebeurt, wil ik graag het debat aangaan, ook met het kabinet. Het idee dat wij helderheid moeten hebben over in welke rol wie wat doet, vinden wij echter nastrevenswaardig. De door u genoemde voorbeelden passen daarin. Over de precieze vormgeving hebben wij wel ideeën, maar ik hoor graag van het kabinet of het principe van scheiding er is. Over de vorm daarvan kunnen wij nader met elkaar discussiëren.

De heer Rutte (VVD):

Ik waardeer uw voortschrijdend inzicht. Ik wijs ook op de voorbeelden in Groot-Brittannië en in Scandinavië. Misschien is het goed om gezamenlijk aan de minister van Financiën te vragen hoe hij deze grotere afstand mogelijk denkt te maken.

De heer Van Geel (CDA):

Mijn vraag aan het kabinet was helder en ik wacht het antwoord van het kabinet af.

Via de ondernemers en de banken kom ik bij de regeldruk. Op verschillende plekken in de verantwoor­dingsstukken komen wij zaken tegen die te maken hebben met het functioneren van de overheden, de vermindering van de bestuurlijke drukte, een efficiënt wordende overheid, de administratieve lasten van bedrijven en van burgers en de regeldruk. Hier en daar wordt op deze terreinen ontegenzeggelijk voortgang geboekt, zij het soms in beperkte mate. Er gebeurt bijvoorbeeld nog maar weinig op het terrein van de nalevingskosten. Ik stel voorop dat het ons er niet om gaat om hardwerkende ambtenaren de maat te nemen. Juist om de geloofwaardigheid te versterken van mensen die bij de overheid werken, moeten wij echter voorkomen dat mensen bekneld raken en afhaken in een ondoorzichtige bureaucratie. Kortom, dit moet echt anders en beter. Als wij niets doen, zal het aantal overheidsanalfabeten alleen maar toenemen. Daarmee wordt ook de vitaliteit van onze democratie aangetast. Wij hebben op deze terreinen heldere doelstellingen afgesproken. Die moeten worden gehaald; punt.

Veel belangrijker is echter dat mensen de veranderingen ook bemerken. Mensen moeten het verhaal kunnen pakken en er enthousiast over kunnen worden. Bij de Belastingdienst zijn op dit punt interessante initiatieven ontwikkeld, bijvoorbeeld door vooringevulde formulieren. Ik vraag het kabinet om dit ook op andere terreinen te doen. Ik wacht graag een voorstel van het kabinet af om meer enthousiasme te krijgen en om meer te laten zien wat het verhaal is achter alle maatregelen die wij op dit soort terreinen treffen.

Ik ga door naar de sociale staat van dit land en het kabinetsbeleid. Nederlanders zijn niet alleen bezig met de economische crisis en regeldruk, maar ook met een respectvol en veilig Nederland. Dat blijft voor de CDA-fractie een centraal punt. Dat hoort ook een centraal punt te zijn in het overheidsbeleid.

De heer Rutte (VVD):

Een van de weinige projecten van het kabinet die op rood zijn gezet, is het project om de verloedering aan te pakken. Dat is ook logisch, als je ziet dat het aantal taakstraffen is verdubbeld sinds het kabinet is aangetreden, dat het aantal gewelddadige overvallen met meer dan 25% is gestegen en dat het aantal mensen dat een onvoorwaardelijke straf krijgt opgelegd, is afgenomen. Dat zijn ernstige cijfers. Mag ik op twee dingen rekenen? Ten eerste wil ik de heer Van Geel horen zeggen dat er niet zal worden bezuinigd op de politie door dit kabinet en ten tweede dat er niet zal worden bezuinigd op het aantal cellen door dit kabinet.

De heer Van Geel (CDA):

Nu wordt een bredere problematiek verengd tot twee concrete vragen. Ik zal ze trachten te beantwoorden in een door mij te bepalen context. Wij zijn tegen bezuinigingen op de operationele capaciteit, het blauw op straat. Het aantal cellen is geen uitgangspunt voor het vervolgingsbeleid. Het aantal cellen is het resultaat van onze afspraken over wat nodig is in dit land. Het lijkt mij de omgekeerde wereld als ik de celcapaciteit als uitgangspunt neem voor het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben al blij dat u toezegt dat u ervoor zult zorgen dat het aantal agenten op straat tijdens deze kabinetsperiode niet zal afnemen. Dat is een belangrijke toezegging en daar zullen wij u aan houden.

Het tweede punt is het aantal cellen. Ik heb de cijfers geschetst. Het aantal taakstraffen is verdubbeld, het aantal voorwaardelijk opgelegde straffen is flink afgenomen, het aantal ernstige overvallen is met meer dan 25% toegenomen. Het gaat fout met de straffen en met de verloedering in Nederland. Dit is het verkeerde moment om op het aantal cellen te bezuinigen. Die cellen zullen wij keihard nodig hebben als wij wel normale straffen opleggen. Eergisteren of gisteren zei u nog dat er moet worden opgetreden tegen mensen die zich misdragen tegen gezagsdragers.

De heer Van Geel (CDA):

Uw beeld van de ontwikkeling van de criminaliteit is buitengewoon eenzijdig. Ik zie ook dat het aantal gewapende overvallen is toegenomen en daar zullen wij tegen moeten strijden.

De heer Rutte (VVD):

Dus meer cellen.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, die conclusie is niet duidelijk te trekken. Ik zie namelijk ook dat de criminaliteit op tal van andere punten afneemt en dat het ophelderingspercentage langzaam maar zeker toeneemt. De gewapende criminaliteit baart ons zorgen, maar ik laat mij niet vertellen dat de totale criminaliteit in dit land toeneemt. Nogmaals, de celcapaciteit is de resultante. In een voorstel dat de minister van Justitie heeft aangekondigd, staat ook dat er voor zwaardere criminaliteit geen taakstraffen meer mogen worden gegeven. Ik heb geen enkele aanleiding om te zeggen dat dit leidt tot het behoud van celcapaciteit. Er is in mijn ogen geen logisch en oorzakelijk verband. Op de verloedering van de openbare ruimte kom ik straks nog terug, want die baart ons ook zorgen.

De heer Rutte (VVD):

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum geeft aan dat rechters steeds minder vaak straffen durven op te leggen, omdat zij bang zijn dat er ergens in de procesgang fouten zijn gemaakt. Ook het Openbaar Ministerie zou niet meer de straffen eisen die het zou moeten eisen. Het aantal mensen dat overvallen pleegt, neemt toe. U hebt steeds gezegd dat u daar tegen bent. Dan zult u het ten minste met mij eens zijn dat de leegstand van cellen het gevolg is van dit kabinetsbeleid. Dat beleid moet dus worden bijgesteld. Die cellen zullen dadelijk nodig zijn. Dan is het idioot om nu 1350 mensen op straat te zetten.

De heer Van Geel (CDA):

Als blijkt dat in de justitiële keten dingen beter en scherper moeten worden, dan zijn wij bereid daarover te spreken. Er zijn verschillende tegenbewegingen: de vermindering van de criminaliteit, het hogere ophelderingspercentage en de verschuiving naar taakstraffen. Uw conclusie dat de celcapaciteit moet blijven zoals zij is, deel ik niet.

Mevrouw Kant (SP):

Het is mooi dat de heer Van Geel hier zegt dat er niet minder agenten op straat mogen komen, maar ik dacht dat het de bedoeling was dat er 500 wijkagenten bij kwamen.

De heer Van Geel (CDA):

Inclusief die 500.

Mevrouw Kant (SP):

De bezuinigingen op de politie leiden er wel degelijk toe dat er 1000 tot 1200 minder agenten komen en dat er minder agenten opgeleid worden. Dat staat toch haaks op elkaar?

De heer Van Geel (CDA):

Welke bezuinigingen op de politie?

Mevrouw Kant (SP):

De extra bezuinigingen van 190 mln.

De heer Van Geel (CDA):

Ik wacht de Voorjaarsnota af, waar het kabinet straks mee komt. Daarin zijn verschillende doelstellingen, overschrijdingen en nieuwe taakstellingen aan de orde en dan zullen wij er een oordeel over vellen. Ik heb al aangegeven wat wij vinden van blauw op straat.

Mevrouw Kant (SP):

Dan draai ik mijn vraag om, want als u vandaag kunt zeggen dat de bezuinigingen op de politie niet doorgaan – u weet er blijkbaar meer van dan wij – dan zou dat fijn zijn.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, u zegt het te weten!

Mevrouw Kant (SP):

Laat ik het anders stellen. Het kabinet stelt bezuinigingsplannen op. Tot nu toe zag het er heel duidelijk naar uit dat er extra bezuinigd zou gaan worden op de politie en daar hebben wij hier al een debat over gevoerd. Kan ik vandaag optekenen dat het CDA niet zal accepteren dat er bezuinigd wordt op de politie?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb gezegd tegen de heer Rutte wat ik heb gezegd. Op het gevaar af dat ik een iets ander woord gebruik, zal ik het toch maar herhalen. Ik heb gezegd dat ik uiteraard afwacht wat de voorstellen van het kabinet zullen zijn in het kader van de Voorjaarsnota, mede gelet op de geruchten daarover waarop u zich toch ook baseert. Wat blauw op straat betreft, heb ik duidelijk aangegeven wat voor ons het uitgangspunt is, namelijk niet minder blauw op straat, inclusief die 500! Ik kan echt niet duidelijker zijn.

Ik heb net gezegd dat er op het gebied van de veiligheid veel gebeurd is, maar dat er nog wel zorgen zijn, zoals de wijkagenten. Het kabinet geeft zelf aan dat de doelstelling om een kwart minder fysieke verloedering en ernstige sociale overlast te bereiken niet op koers ligt. Dat baart ons grote zorgen. Het gevoel van onveiligheid wordt blijkbaar meer bepaald door deze zaken in de publieke sector dan door wat ik maar noem de traditionele hardcore criminaliteit, maar daar zit hem nu juist de kneep; het gevoel dat de openbare ruimte verloedert en, dat is ook zo, niet alleen de fysieke openbare ruimte, de straat, het plein, maar ook de virtuele openbare ruimte, de websites, internet, de brievenrubrieken. Kortom, wat wij zien is kroegtaal, intimidatie, korte lontjes en dat zien en voelen mensen in dit land.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik schrik toch wel van de woorden van de heer Van Geel. Het gevoel van mensen is dat het onveilig is. Het gevoel? Het zijn gewoon keiharde cijfers dat het onveiliger is geworden in Nederland. Denk even aan de wijken in Gouda, aan de wijken in Amsterdam, aan Marokkaanse overlastplegers! Debat na debat zit ik met fractiegenoten van de heer Van Geel die iedere keer een heel grote broek aantrekken als het erom gaat wat er moet gaan gebeuren. En wat zegt dit kabinet? De inspanningen zijn maximaal en er zijn nieuwe tussenstappen geformuleerd voor de resterende duur van de kabinetsperiode, maar het blijft onzeker of dit leidt tot de gewenste afname in procenten eind 2010! Dat kunt u toch niet laten gebeuren!

De heer Van Geel (CDA):

Wil ik nog even citeren wat ik net zei? Ik constateerde dat de doelstelling van een kwart minder fysieke verloedering niet op koers ligt en dat dit ons grote zorgen baart. Daar ben ik mee begonnen en in de rest van mijn betoog zal ik wel aangeven waarom wij dat belangrijk vinden en welke oplossingsrichtingen wij zien. Wij zijn daar buitengewoon bezorgd over en bij wat ik net als mijn beoordeling heb gegeven van deze situatie, het niet halen van deze doelstelling, zit toch geen woord Frans?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Beseft de heer Van Geel wat het betekent als je dochter iedere avond op straat wordt uitgescholden voor hoer? Beseft de heer Van Geel wat het betekent als iedere dag dat je boodschappen doet je boodschappentas wordt omgekeerd? Beseft de heer Van Geel wel wat het betekent als je een kleine winkel hebt en je iedere dag wordt bedreigd door overvallers? Beseft hij wel wat dit betekent? Maar het enige wat hij, het CDA kan zeggen is: wij maken ons grote zorgen! Is dat alles?

De heer Van Geel (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Met alle respect voor mevrouw Verdonk, ik vind dit geen manier van discussiëren. Als ik begin te zeggen dat ik mij grote zorgen maak en de rest van mijn betoog nog moet volgen, vind ik het geen manier om met zulke retorische vragen te suggereren dat ik dingen niet belangrijk zou vinden. Eigenlijk vind ik dit geen antwoord waard en neem ik haar dat buitengewoon kwalijk. Ik vind het geen manier om de zorgen die ik heb geuit zo te plaatsen en te suggereren dat ik dit soort zaken niet belangrijk vind.

De voorzitter:

Wellicht is het beter om de heer Van Geel zijn betoog even te laten afmaken!

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Toch nog even over die grote zorgen. Het kabinet maakt zich ook grote zorgen en daar komt ook helemaal niets uit. Als het de heer Van Geel echt ernst is, had hij gezegd "dit kan gewoon niet" in plaats van "wij maken ons grote zorgen".

De heer Van Geel (CDA):

Als ik niet een betoog mag opbouwen met eerst te zeggen dat ik mij over iets grote zorgen maak en vervolgens een analyse ga maken en ga aangeven aan welke oplossingsrichtingen wij denken, weet ik ook niet meer wat een serieus debat in dit huis dan verder moet voorstellen.

Ik heb aangegeven dat het niet alleen om de fysieke ruimte gaat, maar ook om de niet-fysieke ruimte. Dat voelen de mensen in het land en dat heb ik geprobeerd te verwoorden. Dat voelen wij als CDA, mevrouw Verdonk, uitermate goed!

Het gaat dan niet alleen om de openbare ruimte, maar ook om de wijkaanpak. Het kabinet spreekt in dit verband mooie woorden, maar er is ook kritiek. Uit het onderzoek van het SCO blijkt dat de wijkaanpak beter kan worden gericht op het voorkomen van verloedering door vooral renovatie en nieuwbouw. Natuurlijk is het belangrijk dat er wordt geïnvesteerd in buurtfeesten, sociale projecten et cetera, maar is dit wel allemaal vanuit Den Haag op te leggen en te veranderen? Is de renovatie en het fysiek veranderen van een wijk niet veel effectiever? Ons motto is steeds in deze lijn: schoon en heel en werk. Daarbij hoort ook de wijze waarop het ondernemerschap in de wijken wordt ingevuld.

Het gaat ook om het respectvol met elkaar omgaan. Ook daarover maak ik mij grote zorgen. Wij zijn verbijsterd en vol ongeloof over het straattuig dat – inderdaad mevrouw Verdonk – maar bezig blijft. Als mijn woonomgeving verloedert, als ik mij onveilig voel, dan kunnen het aantal fietsdiefstallen en de zware criminaliteit wel verminderd zijn, maar daar heb ik geen boodschap aan. Ook hier geldt dat meetbare resultaten soms weinig zeggen over de beleefde resultaten. Dit gaat verder dan het traditionele gemopper op de jeugd. Ik wil een zerotolerancebeleid, lik op stuk, laten voelen waar het pijn doet en dat kan als wij dat willen en dit geldt niet alleen voor de overheid.

Ik verwijs naar de manier waarop de voetbalclubs in de afgelopen jaren de hooligans hebben aangepakt. Die aanpak was succesvol. Wij zijn gelukkig inmiddels zo ver, en dat is een groot goed, dat een voetbalclub een supporter straft die de één minuut stilte naar aanleiding van het drama in Apeldoorn verstoort. Dit was tien jaar geleden niet mogelijk, maar het gebeurt nu doordat mensen actie ondernemen en doen wat nodig is om een einde te maken aan de verloedering. Dit is niet alleen een zaak van de overheid, maar van iedereen in deze samenleving. Preventie is nodig, daar blijf ik bij, maar het is niet het enige antwoord.

Neem bijvoorbeeld de gereedschapskist voor burgemeesters en gemeenten op het terrein van de openbare orde en veiligheid. Op dit moment hebben de burgemeesters in mijn ogen genoeg bevoegdheden, maar de vraag is of die allemaal optimaal worden gebruikt. Er lijkt sprake van onvoldoende bekendheid, maar ook van enige huiver voor de toepassing bijvoorbeeld bij het hanteren van het begrip ernstige overlast. Wat zal het kabinet doen om deze burgemeesters over de streep te trekken? Er zijn tal van maatregelen en instrumenten aangereikt – ook in dit huis – om hier daadwerkelijk iets aan te doen. Ik verwijs naar het pleidooi van de korpschef Hollands Midden in De Telegraaf van vanmorgen die precies de toon aanslaat die nodig is. Wij hebben instrumenten, het is nu zaak om ze toe te passen.

Ik heb al over blauw op straat gesproken. Dat kan ik dus overslaan. Ik ben nog wel benieuwd waar die 500 agenten nu precies zijn "neergeslagen". Verder heb ik al gezegd dat ik benieuwd ben naar de regionale spreiding van de forensisch assistenten.

Tot slot. Ik heb al eerder iets gezegd over het geweld tegen politieagenten op straat. Dergelijk gedrag is natuurlijk onacceptabel. Geweld tegen publieke ambtsdragers, tegen alle publieke ambtsdragers, moet wat mij betreft zwaar worden bestraft. Het zijn mensen die zich in hun beroep voor anderen inzetten, soms zelfs met gevaar voor zichzelf. Ik maak daarbij geen onderscheid tussen agenten en ambulancemedewerkers alsof het normaler zou zijn om geweld tegen agenten te gebruiken. Burgemeester Cohen heeft hierover gisteren ook in duidelijke termen zijn ongenoegen geuit. Daarom heb ik gisteren een initiatiefwetsvoorstel aangekondigd dat ik zal indienen als dit onderscheid echt wordt gemaakt. Wij hebben de ambulancemedewerkers, buschauffeurs, conducteurs, leraren en ook de agenten in deze maatschappij broodnodig.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben hier heel blij mee. Dit is ook voorgesteld in het verkiezingsprogramma van mijn partij, maar in de debatten in dat kader kregen wij geen steun van het CDA. Daarom wacht ik met grote belangstelling dit initiatief af. Ik ben blij dat de heer Van Geel deze stap nu zet.

Ik wil hem nog een vraag stellen, nu hij zijn betoog lijkt te hebben afgerond. Het aantal asielzoekers is in 2008 verdubbeld. Bovendien is het aantal mensen waarvan de asielaanvraag wordt toegekend, in Nederland tweemaal zo hoog als in de rest van Europa. Mijn fractie is van mening dat dit een rechtstreeks gevolg is van het generaal pardon. Hoe denkt de heer Van Geel over het generaal pardon tegen de achtergrond van deze cijfers?

De heer Van Geel (CDA):

Een opmerking vooraf: het aantal asielzoekers – en daarmee heb ik het niet over de gelukszoekers – fluctueert natuurlijk met de probleemhaarden in onze wereld; dat is van alle tijden en inherent aan het verschijnsel. Wij beginnen ons zorgen te maken als in Europa verschillen zouden ontstaan door de toepassing van regels, met waterbedeffecten als gevolg: aan de ene kant wordt gedrukt, aan de andere kant komt er weer wat naar boven. Dat willen wij niet, vandaar dat wij regelmatig hebben gezegd dat een Europees afgestemd asielbeleid essentieel is. Met een blik op de cijfers, de regels in het verleden en het categoriaal beleid met betrekking tot Somalië en Irak in ons land, en op het behoorlijk grote misbruik dat met name door Somaliërs ervan is gemaakt, vind ik de maatregelen van staatssecretaris Albayrak, door ons gesteund, adequaat voor de aanpassing van het categoriaal beleid en het scherpere toezicht op misbruik daarvan. Die maatregelen waren gericht op het terugdringen van het ongewenste asiel, dat niets heeft te maken met gevaar voor lijf en leden. Ik vind dat een goede lijn. Tot zover mijn inleiding.

Ik zie geen verband met het generaal pardon. Ik help de heer Rutte er graag aan herinneren dat het generaal pardon niet de wens was van mijn fractie. De omstandigheden waaronder het tot stand kwam, zijn bekend. Verder werken wij loyaal mee aan de afspraken hierover.

De heer Rutte (VVD):

Ik herhaal: Nederland accepteert twee keer zo veel asielzoekers, in Nederland krijgen mensen twee keer zo veel een asielstatus, als in de rest van Europa. U maakte daar terechte opmerkingen over. Dat komt slechts voor een klein stukje door het categoriaal beleid, maar dat komt rechtstreeks door het generaal pardon. Ik heb u daar vaker van proberen te overtuigen, maar ik merk dat dit ook nu weer niet zal lukken.

Een andere vraag. Wij hebben een voorstel gedaan om mensen die naar Nederland komen en, om de controle te omzeilen, hun vingertoppen hebben afgevijld en hun paspoort hebben weggegooid, onmiddellijk terug te sturen. Thans wachten we een paar weken tot de vingerhuid weer is aangegroeid en er alsnog vingerafdrukken kunnen worden genomen, en gaan we kijken of we op Schiphol nog ergens een paspoort kunnen vinden. Wij stellen dat dergelijke asielzoekers, die hun vingertoppen afvijlen en hun paspoort weggooien, onmiddellijk met de eerstvolgende vlucht moeten worden teruggestuurd. Kunt u mij ten minste hierin volgen?

De heer Van Geel (CDA):

Vorige week heeft onze woordvoerder hierover vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Wij willen eerst zien of het pakket aan maatregelen leidt tot terugdringing van de vraag; dan pas willen wij over andere voorstellen spreken. Eerst willen wij dus kijken of het huidige pakket adequaat is, en voldoet aan de eisen van terugdringing en een gelijk Europees speelveld. In onze ogen scherpt de staatssecretaris terecht de toegang tot Nederland aan. Wij vertrouwen erop dat dit tot een aanmerkelijke beperking zal leiden. Als dat niet het geval is, valt met ons altijd te praten over verdere beperkende maatregelen.

De heer Rutte (VVD):

Ik geef u de kans om één keer in uw bijdrage niet de echoput van dit kabinet te zijn en één keer een eigen standpunt in te nemen. Ik vraag u of het niet goed zou zijn als Nederland weer eens normaal gaat doen en tegen mensen die hun vingertoppen hebben afgevijld en hun paspoort hebben weggegooid, op Schiphol zegt dat ze met het eerste vliegtuig terug kunnen naar het land waar ze vandaan kwamen. Daar hebben we toch geen rapporten voor nodig, of de staatssecretaris? Ik wil gewoon van u horen dat u dat ook abnormaal vindt. Anders zijn uw woorden waardeloos en leeg, en werkt u eraan mee dat Nederland de grens wijd open laat staan voor grote stromen asielzoekers en immigranten.

De voorzitter:

Ik verzoek u via de voorzitter te spreken.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik vind dit een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken. Wij hebben grote zorgen geuit over het toenemende aantal asielzoekers, hebben gekeken naar verstandige maatregelen om dit terug te dringen en beheersbaar te maken en het misbruik tegen te gaan. Ik heb duidelijk gemaakt dat de maatregelen in de goede richting gaan. Als ze onvoldoende zijn, zullen we bezien wat er extra nodig is. Op dit moment denken wij dat het pakket maatregelen zal leiden tot het resultaat dat wij beogen: een in de Europese context evenwichtig asielbeleid voor degenen die dat nodig hebben.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Eerst even een opmerking over dit onderwerp. Ik hoorde de heer Van Geel zeggen – en dat was de eerste keer dat het CDA dit zo duidelijk uitsprak – dat het CDA dat generaal pardon eigenlijk niet wilde, maar gezien de situatie wel moest. Dit is hét bewijs van het politiek opportunisme van het CDA!

Maar nu terug naar de overlastgevers: die kleine en jonge criminelen die in Nederland buurten terroriseren. Zerotolerancebeleid, zei u, dat is wat wij willen. Kunt u mij daar eens een paar onderdelen van weergeven? Wat moet dat zijn, dat zerotolerancebeleid? Toch geen buurtfeesten, hoop ik?

De heer Van Geel (CDA):

Dat soort zaken heb ik zelf ook gerelativeerd. Misschien mag ik het geheugen van mevrouw Verdonk opfrissen. In november 2006, een paar dagen nadat deze nieuwe Kamer geconstitueerd was, heeft er een debat plaatsgevonden over het generaal pardon. Wat er gebeurde, was volstrekt helder. Ook toen hebben wij aangegeven dat wij geen voorstander waren van een streep. Dit is dus niet "de heer Van Geel geeft toe", maar "de heer Van Geel refereert aan openbaar, feitelijk stemgedrag van ons als het ging om het generaal pardon".

Ik heb gezegd dat ook de korpschef van Hollands Midden aangeeft dat velen misschien verrast zijn door de mogelijkheden die er zijn voor de burgemeester om te benutten. Ik heb een lijstje bij mij. Het is zo lang dat ik het niet zal voorlezen. Wij kunnen gebruik maken van tal van wetten die wij hebben aangenomen. Ik noem de Gemeentewet, de Wet Victor, noodverordeningen, veiligheidsrisicogebieden, preventief fouilleren, cameratoezicht, bestuurlijke ophouding, sluiting van drugspanden, huisverboden, gebiedsverboden, de meldingsplicht, gezagsmaatregelen voor twaalfminners en doorzettingsmacht naar jeugdinstellingen. Dat zijn allemaal instrumenten die wettelijk door ons, in samenspraak met de minister, in deze Kamer gemaakt zijn en die gewoon kunnen worden toegepast. Dat is de strekking van mijn verhaal. Wij hebben veel bedacht, wij kunnen nog van alles bedenken, maar het gaat nu om toepassen. Ik zou graag willen dat het kabinet massief inzet om te zorgen dat de burgemeester en de gemeente dit ook daadwerkelijk toepassen. Daar zijn goede voorbeelden van. Ik heb de korpschef van Hollands Midden zo-even al genoemd, die dat ook heel duidelijk uitstraalt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Het werd ook wel een keer tijd dat hij dat ging uitstralen, want maandenlang is er helemaal niets gebeurd in die buurten in Gouda, dus ik ben blij dat de heer Stikvoort eindelijk verstandig is geworden. Wat wilt u dat dit kabinet doet tegenover burgemeesters in het land om te zorgen dat zij echt gaan regelen dat het veiliger wordt in die wijken? Wat voor machtsmiddelen mag het kabinet van u gebruiken?

De heer Van Geel (CDA):

De samenleving zit niet zo in elkaar dat wij in Den Haag op een knopje drukken en dat er dan iets gebeurt. Wij mogen het als positief ervaren, ook door de inbreng van u en anderen, dat wij door de wijze waarop wij hier debatteren voor de samenleving maken dat wij zaken urgent vinden en dat wij anderen een stapje verder brengen dan zij oorspronkelijk misschien van plan waren. Dat is ook een discussie die wij hier voeren waarbij het gaat om politieke aandacht en het vertalen van het gevoel van de samenleving. Ik verwacht ook dat het kabinet dat doet. Het kabinet heeft heel veel instrumenten, van overtuigingskracht tot andere, om te zorgen dat deze doelstellingen ook daadwerkelijk bereikt worden, want het kan. Het heeft geen zin – dat moeten wij beseffen – om nu nog meer regels op dit punt te bedenken als er al zoveel maatregelen mogelijk zijn, die gewoon toegepast moeten worden. Daarom roep ik het kabinet op om zich daarvoor massief in te zetten. Ik ben benieuwd naar de reactie van het kabinet op dat punt.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. "Mission accomplished", dat is de boodschap van deze verantwoordingsbrief. Balkenende doet steeds meer denken aan George Bush in 2003, kort na het begin van de Golfoorlog. Dit kabinet speelt mooi weer onder zijn eigen paraplu van pijlers, beleidsprojecten en beleidsdoelen. Onder fraaie tabellen en kleurige taartdiagrammen worden de duimen nog eens naar elkaar opgestoken. Tegelijkertijd zakken de laarsjes die moeten beschermen tegen de stortvloed van slecht nieuws steeds dieper in de modder. "Wat stampen wij lekker door hè? Wij liggen op koers." Dat is wat er op iedere bladzijde van deze verantwoordingsbrief te lezen is. Het is weer een fraai jaartje samen dromen, samen staren.

Het kabinet geeft zichzelf een 8,2 als rapportcijfer over 2008. Je moet wel lef hebben als kabinet om jezelf zo'n rapportcijfer te geven. Een 2,8, dat is hoe de mensen in dit land het kabinet beoordelen. De brochure die het kabinet in 2007 na de 100 dagentournee uitbracht, blijkt steeds meer een politieke woekerpolis te zijn.

Ik begin echter met het kabinet een compliment te maken. Namens velen, ook in het buitenland, wil ik het kabinet feliciteren met het oplossen van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Ik dacht dat er nog enige onenigheid in de regio was, maar goed, deze gun ik het kabinet.

Dit is het kabinet van de politieke woekerpolis, van de defensieve compromissen. Als het even kan, schuift het kabinet zaken door naar de toekomst. De hete aardappel wordt als het ware weer doorgegeven. Het flexibiliseren van de arbeidsmarkt: uitgesteld, afgesteld. De aankoop van de JSF: doorgeschoven. Het parlementair onderzoek naar Irak: eerst maar een commissie ingesteld. De bouw van nieuwe kerncentrales: taboe verklaard. En de verhoging van de AOW-leeftijd: in handen gegeven van een schaduwpremier, mevrouw Jongerius. Dit kabinet laat geen moment onbenut om een moment onbenut te laten.

Dit is ook het kabinet van de woekerpolis, omdat het kabinet, als het wel iets doet, vaak oneerlijk is over de bereikte resultaten. Het kabinet klopt zich op de borst voor het feit dat het voor ondernemers gemakkelijker wordt, omdat er flink in de regels wordt gesnoeid. Geen ondernemer die er iets van merkt! Dat is ook niet zo gek als je als kabinet 1 mln. aan administratieve lasten inboekt voor de verpakkingenbelasting, terwijl uit onderzoek blijkt dat de werkelijke kosten eerder 53 mln. bedragen. De afname van de criminaliteit met 25% zou volgens het kabinet op koers liggen, terwijl het aantal geregistreerde overvallen is toegenomen met bijna 26% sinds het kabinet aantrad. Het aanstellen van 500 extra wijkagenten ligt op koers, terwijl er via de achterdeur 3000 agenten zullen verdwijnen, omdat er minder aspirant-agenten mogen worden aangenomen door de aangekondigde miljoenenbezuinigingen. Het netto resultaat: 2500 agenten minder. Is dit beleid, of is erover nagedacht, zo vraag ik het kabinet. Hoezo ligt de verbetering van de werking van de Vreemdelingenwet op koers? Wat wij op dit moment zien, is dat het aantal asielzoekers dat Nederland binnenkrijgt, is verdubbeld in 2008 en dat Nederland twee maal zoveel asielzoekers accepteert als de rest van Europa.

En dan het jaarverslag van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Daarin wordt gemeld dat de sociale veiligheid in het openbaar vervoer bij zowel de NS als het stads- en streekvervoer in 2008 is verbeterd. In hetzelfde verslag lezen wij dat het aantal incidenten juist is toegenomen. Van het personeel is 69% een of meer keren slachtoffer geweest van een incident. Het kabinet beweert ook dat het op koers ligt met het verminderen van het aantal ambtenaren, maar wat schieten wij daarmee op als tegelijkertijd het aantal externen dat het kabinet inhuurt enorm aan het stijgen is? Alleen al op het ministerie van Justitie blijkt dat het bedrag dat daarvoor wordt uitgegeven, is toegenomen van 296 mln. in 2007 naar 425 mln. in 2008. Dat is meer dan 100 mln. erbij aan externen op één ministerie! Hoezo verkleinen van de overheid? Hoezo een kleine krachtige staat?

Dit kabinet kwam in november 2007 de ondernemers tegemoet, omdat zij in deze zware tijden belang hebben bij een snelle betalingstermijn. Het kabinet zegde toe dat het binnen 30 dagen zou betalen. Wat blijkt uit het rapport van de Algemene Rekenkamer als het gaat om hetzelfde ministerie van Justitie? Het blijkt dat daar voor bijna 5 mln. aan facturen is blijven liggen en dat de betaaltermijn is opgelopen tot 250 dagen. Dit kabinet wil de crisis bestrijden, maar zelfs als het kabinet dat direct kan doen, geeft het niet thuis.

Tot slot. Het kabinet geeft miljarden belastinggeld uit aan subsidies, maar het subsidiebeheer is een grote puinhoop. Leg dan maar eens uit wat er met het geld is bereikt. Het kabinet brengt goed nieuws in slechte tijden, maar wat koop je daarvoor. Wat koop je voor deze valse voorstelling van zaken als je als lesbisch stel wordt weggepest uit een probleemwijk in Utrecht, als je als buschauffeur wordt beroofd en mishandeld, als je als conducteur wordt bespuugd of als winkelier wordt overvallen, zonder dat die overval wordt vervolgd en zonder dat de overvaller wordt opgepakt, zelfs als ze weten wie die overvaller is?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Over de betalingstermijnen van facturen van ondernemers en de vraag wanneer zij hun geld te zien krijgen gesproken: wanneer gaat de heer Rutte de ondernemers vragen om de rekening te betalen die zij nog hebben liggen ten aanzien van hun milieuvervuilende activiteiten?

De heer Rutte (VVD):

Ik moet even schakelen naar aanleiding van deze loop die mevrouw Thieme in het debat probeert aan te brengen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik zal het nog een keertje uitleggen.

De heer Rutte (VVD):

Ja, herhaal het nog even.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mijnheer Rutte, u hebt het erover dat u wilt dat ondernemingen die facturen hebben liggen, snel hun geld zien. Nu hebben deze ondernemingen zelf ook een rekening. Deze moeten wij als overheid of als maatschappij vorderen op de ondernemers die zo ontzettend veel vervuilen. Wanneer gaat u de ondernemingen vragen om deze rekening eens te betalen?

De heer Rutte (VVD):

Wij hebben voorstellen gedaan. Wij hebben gezegd: je zou aan bedrijven die het slechter doen dan de beste bedrijven in hun sector moeten vragen om hiervoor te betalen. Je moet dus een standaard neerleggen, en niet dat rare voorstel dat nu van het kabinet en vanuit Europa dreigt te komen dat iedereen voor al zijn emissies moet gaan betalen. Kijk gewoon welke bedrijven het beste zijn in hun sector. Vraag vervolgens bedrijven die hiervan afwijken of ze willen betalen. Zo zou je het moeten aanpakken. Nu zie je dat bedrijven als Corus in IJmuiden ernstig concurrentienadeel hebben, hoewel ze behoren tot de schoonste staalverwerkende bedrijven in de wereld. Ze dreigen dadelijk in de problemen te komen vanwege het beleid ten aanzien van de CO2-emissierechten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat u zegt klinkt goed, maar wat u wilt is gewoon kernenergie. U wilt investeren in vervuilende energiebronnen. U wilt helemaal geen milieuvriendelijke ondernemingen, u wilt gewoon door op de oude weg waarbij vooral veel ruimte is voor economische groei en voor de meest vervuilende energiebedrijven die er zijn, zoals bedrijven die kernenergie produceren. U draait de kiezer gewoon een rad voor ogen door te suggereren dat u "GroenRechts" bent.

De heer Rutte (VVD):

Als u dat allemaal kunt halen uit het antwoord dat ik zo-even gaf, mevrouw Thieme, dan bent u knap. Op één punt hebt u inderdaad gelijk. Wij zijn namelijk voor kernenergie. Weet u waarom? Wil je aan de energiebehoefte voldoen, dan is het onvermijdelijk dat je naast stevig investeren in alternatieve energie ook kiest voor kernenergie. Als je dat niet doet, kom je uit waar je bij u uitkomt en bij GroenLinks, namelijk bij de bouw van vier zeer vervuilende kolencentrales in Nederland. Dat is het netto-effect van uw beleid.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik geloof dat de fractie van GroenLinks niet erg blij is. Het gaat erom dat u niet inzet op alternatieve energiebronnen, waarbij wij met zonne-energie en windenergie heel veel kunnen laten draaien. U kiest voor de minst duurzame weg en daarmee bent u totaal niet "groen".

De heer Rutte (VVD):

Dit is echt onzin. Ik heb voorstellen gedaan om te investeren in alternatieve energiebronnen, teneinde ervoor te zorgen dat Nederland hierin voorop gaat lopen. Ik ben er namelijk van overtuigd dat Nederland, als wij dat doen, hieruit concurrentievoordeel kan halen, waardoor wij met ons allen meer welvaart kunnen creëren en minder afhankelijk worden van de Poetins en de oliesjeiks van deze wereld; daarom heb ik dat gedaan. Daarnaast zul je – mevrouw Thieme zal dat op enig moment moeten toegeven – er niet aan ontkomen om ook te investeren in kernenergie; het is onvermijdelijk.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Rutte (VVD):

Tegen de minister-president wil ik zeggen: regeren is iets anders dan administreren. Dat is een uitspraak van zijn geestelijk vader, Abraham Kuyper. Jammer is dat noch het regeren, noch het administreren goed van de grond lijkt te komen met dit kabinet. De Rekenkamer heeft het kabinet tegen het licht gehouden en komt tot de volgende conclusie. De Kamer krijgt wel meer informatie, maar kan hier minder mee doen. In de verantwoordingsstukken kan in een derde van de doelstellingen de mate van realisatie niet worden toegelicht. Bij de overige tweederde van de activiteiten is wel bekend waar het geld aan uit is gegeven, maar niet of er ook iets mee is bereikt.

Wij voeren dit debat tegen de achtergrond van een ernstige economische crisis. Deze crisis brengt onzekerheid met zich mee voor mensen. Mensen maken zich zorgen over hun eigen baan, maar ook over die van familieleden en vrienden. Ze maken zich zorgen over hun huis en over hun pensioen. Deze onzekerheid wordt groter naarmate de echte effecten van de crisis voelbaar beginnen te worden. Het aantal faillissementen is in het eerste kwartaal van dit jaar explosief gestegen met bijna 200 bedrijven per week. Tegelijkertijd zijn er gemiddeld 4600 werklozen per week bijgekomen. In tijden van crisis moet een kabinet twee dingen doen: perspectief bieden over de toekomst, het puntje aan de horizon schetsen, en zekerheid bieden op terreinen van grote maatschappelijke problemen waar het kabinet zelf iets aan kan doen, zoals veiligheid en immigratie en integratie.

Keer op keer bemoeit dit kabinet zich met de manier waarop mensen hun leven leiden, zonder zelf de zaakjes op orde te hebben. Moreel leiderschap verwerf je niet door met je vingertje te wijzen, maar door daden te stellen en door eenheid uit te stralen. Mensen in het land zijn niet van suiker. Zij gaan niet binnen kamperen omdat het regent, zoals het kabinet doet. Zij kunnen tegen de waarheid. Zij zullen de schouders eronder zetten in moeilijke tijden. Hardwerkend Nederland koestert belangrijke waarden als standvastigheid, optimisme, lef en ondernemerschap. Deze waarden hebben ons na tijden van crisis er altijd weer bovenop geholpen. Het kabinet spreekt deze waarden niet aan. De VVD gelooft erin dat deze waarden niet weg zijn. Een groot deel van de samenleving heeft ze van huis uit meegekregen, van de generatie die Nederland weer opbouwde na de oorlog. De waarden moeten alleen worden losgetrokken. Daarom moet het kabinet perspectief en zekerheid bieden.

Perspectief bieden begint met het benoemen van de feiten. Toen begin vorig jaar de wolken vanuit Amerika op ons kwamen afdrijven en de eerste waarschuwingen voor een recessie weerklonken, speelde het kabinet mooi weer. Het leek over de crisis te denken zoals kinderen denken over monsters onder hun bed: als je niet kijkt, zijn de monsters zo weer verdwenen. Onze minister van Financiën voorspelde: Amerika heeft er last van, Europa zal er minder last van hebben en Nederland zal er nog minder last van hebben. Wellink, president van De Nederlandsche Bank, adviseerde het kabinet zich voor te bereiden op een "stel dat"-scenario. Stel dat dit gebeurt, hoe kunnen we dan de doelstelling voor 2011 overeind houden? Maar nee, we moeten onszelf geen recessie aanpraten, klonk het uit de mond van onze premier.

Bij de aanbieding van de Miljoenennota 2008 heeft de VVD aangegeven dat omdat dit kabinet meer geld weghaalt bij de mensen en omdat dit kabinet het geld namens de mensen aan het uitgeven slaat, de creativiteit vermindert en mensen minder worden aangespoord om er zelf iets van te maken. Ook hebben wij toen aangegeven dat het kabinet zich rijk rekent, om zo zijn uitgavendrift te kunnen financieren. Wij stonden hierin niet alleen. Ook het Centraal Planbureau en de Raad van State gaven aan dat te veel rekening werd gehouden met eenmalige meevallers. Het kabinet kan wel trots wijzen op het begrotingsoverschot van 2008, maar dat is nu allemaal geschiedenis. Dit overschot was meer gebaseerd op geluk, vanwege het grote aantal meevallers, dan op wijsheid. Ik vraag de minister van Financiën dus hoe hij omgaat met de almaar slechter wordende economische ramingen. Hij gaat inmiddels ook zelf niet meer uit van een economische krimp van 3,75%, maar van een krimp van bijna 5%. Welke gevolgen heeft dit voor het beleid? Wie wordt hierdoor geraakt? Wat is het perspectief?

Kabinet, wees hierbij toch eerlijk. Het is onvermijdelijk dat de crisis ons allemaal zal raken. Roep niet dat miljarden in de economie moeten worden gepompt. We weten namelijk allemaal dat iedere steun vroeg of laat moet worden opgebracht door de belastingbetaler. Iedereen weet dat we met een oplopende staatsschuld problemen doorschuiven naar een volgende generatie. Die schuld groeit nu al van € 35.000 naar € 60.000 per hardwerkende Nederlander. Kabinet, maak keuzes en doe verstandige dingen die we ons wel kunnen permitteren. Leg de wegen aan waarop we al jaren wachten. Het is toch onbestaanbaar dat in de Randstad op de drukste delen de weg vaak nog even breed is als in 1965? Dan vraag je om problemen en kom je in files te staan. Dat is – minister Eurlings heeft daar gelijk in – ook slecht voor het milieu. Kies dus voor maatregelen die leiden tot herstel en tot solide langetermijnoverheidsfinanciën. Geef Nederland uitzicht op een moderne economie met een duurzame energievoorziening, die ons minder afhankelijk maakt. Zorg voor een effectief innovatiebeleid, dat de technologie kan voortbrengen die wij nodig hebben voor zelfstandigheid ten aanzien van energie. Zorg voor een solide basis in de kenniseconomie, via goed onderwijs. Durf slechte scholen te sluiten. Ontgin de kennis die in de samenleving aanwezig is. Onderzoeksinstellingen zouden meer met bedrijven moeten samenwerken. Overheden zouden vaker de eerste consument moeten zijn van nieuwe toepassingen. Dat triggert innovatie. Innovatie koop je niet door lukraak ingewikkelde subsidies te strooien via het SenterNovemloket of via welke andere bureaucratische instelling van de overheid dan ook. Laat de eigen kracht en potentie die in Nederland zitten tot bloei komen. En bied Nederland een eerlijk verhaal, met duidelijke keuzes en heldere afspraken. Minister-president, schets punten op de horizon.

Naast perspectief moet het kabinet in deze tijden zekerheid bieden bij grote maatschappelijke vraagstukken als veiligheid en immigratie. Tijdens de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2008 heb ik al gewaarschuwd voor de gevolgen van het generaal pardon. Ik doe opnieuw het voorstel dat ik toen heb gedaan, om ten minste illegaliteit strafbaar te stellen. Naar schatting verblijven tussen de 75.000 en 185.000 illegalen in ons land. Dat veroorzaakt vooral in de grote steden grote problemen. Het opsporings- en uitzettingsbeleid beperkt zich momenteel tot illegalen die overlast veroorzaken of crimineel zijn en is zelfs voor deze groep weinig effectief. De VVD wil een actief opsporings- en uitzettingsbeleid, gericht op alle illegalen. Niet langer accepteren dat gemeenten afgewezen asielzoekers of andere illegalen in welke vorm dan ook ondersteunen. Beperk de immigratie, zodat diegenen die binnenkomen ook een eerlijke kans krijgen om aan de slag te gaan en om te integreren. Natuurlijk moet Nederland een veilige haven zijn voor hen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld, maar voor profiteurs of mensen met verkeerde bedoelingen is wat de VVD betreft geen plaats in Nederland. Mensen – ik zei het net al tegen mijnheer Van Geel – die misbruik maken van de asielprocedure door leugens en valse documenten moeten wat ons betreft onmiddellijk worden afgewezen.

In tijden van crisis moet het kabinet ook zekerheid bieden op het terrein van de veiligheid. Kortom, geef iedereen die straf verdient ook straf. De VVD heeft tijdens de algemene beschouwingen van 2007 gepleit voor meer aandacht voor repressie in plaats van preventie. Wij hebben voorgesteld het volwassenenstrafrecht op een veel grotere schaal van toepassing te verklaren op 16- en 17-jarigen, zeker als ze ernstige feiten hebben begaan. Ik heb de aanpak geschetst van de winkelcriminaliteit in Arnhem, waar men zwarte lijsten opstelde en een zerotolerancebeleid werd gevoerd. Maar wat is de realiteit waar het kabinet zich ruim anderhalf jaar later mee geconfronteerd ziet? Het kabinet ziet dat er cellen leegstaan en wil gevangenissen sluiten. Het personeel dat over is – 1350 stuks – mag naar huis. Als er werkelijk minder mensen waren die in de cel thuishoren, was dit eigenlijk niet eens zo triest geweest. Maar het kabinet lijkt te hebben bedacht: als wij een boef geen boef meer noemen, is het probleem verholpen. Je reinste etikettenzwendel, noem ik dat.

Er wordt geen aangifte meer gedaan door winkeliers, omdat er niet wordt opgespoord. Ik ben een voorbeeld tegengekomen van een winkelier die op de camera weet wie de overval heeft gepleegd, die drie getuigen heeft die het hebben gezien, en nog steeds wordt geen vervolging ingesteld. Justitie heeft niet eens de beleefdheid om die winkelier te bellen om te zeggen dat geen vervolging is ingesteld. Wat zegt de minister van BZK over het stenen gooien tegen politieauto's? Dat is baldadigheid. Dat is geen baldadigheid. Ik zag in de krant dat de stoere Hagenees Henk Bres heeft gesolliciteerd om burgemeester te worden van Gouda. Ik ben benieuwd hoe die sollicitatie wordt behandeld op het ministerie. Hij heeft in ieder geval een nadeel: hij is geen vrouw.

Het aantal taakstraffen neemt toe en het aantal onvoorwaardelijke gevangenisstraffen neemt af. Dit terwijl het aantal geregistreerde overvallen is toegenomen met bijna 26% sinds het aantreden van dit kabinet. Ook worden mensen die nog gewoon een jaar in de cel thuishoren naar huis gestuurd met een enkelbandje. Ik zou zeggen: Nederland heeft helaas genoeg criminelen om die cellen te vullen zonder ze eerst te sluiten. Ik moet het kabinet wel een ding nageven: na bijna tweeënhalf jaar aandringen van mijn fractie lijkt het erop dat er een wetsvoorstel aankomt om een einde te maken aan het opleggen van taakstraffen bij geweld tegen ambulancepersoneel of andere geweldsmisdrijven en zedendelicten. Dat is op zichzelf goed nieuws. Hopelijk komt er dan ook meer schot in de zaak en wil het kabinet ook de volgende suggestie meenemen. Schud criminelen direct leeg, zodat de slachtoffers ook hun schade vergoed kunnen krijgen. Nu verdwijnt het geld maar al te snel naar een Zwitserse bankrekening, of naar andere uithoeken, om na het uitzitten van de straf te kunnen voorzien in het levensonderhoud. Ook moet er een einde komen aan het slappe optreden tegen winkelcriminaliteit. Hoe staat het met het inzetten van ongeüniformeerde beveiligers? Als een winkelier aangifte doet, moet die aangifte serieus worden genomen, moet die aangifte makkelijk te doen zijn – dus geen eindeloos invullen van formulieren – en moet altijd vervolging worden ingesteld. Wij begrijpen dat dit meer capaciteit kost, en dus wil ik vragen om de rampzalige plannen om te gaan bezuinigen op de politie te schrappen.

In een eerlijk Nederland is de overheid krachtig genoeg om op te treden, maar ook klein genoeg om bescheiden te zijn achter de voordeur van mensen. Kabinet, stop dus met je te bemoeien met de manier waarop mensen hun leven leiden, zonder eerst zelf je zaakjes op orde te hebben. Bied Nederland een eerlijk verhaal, met duidelijke keuzes en heldere afspraken. Dit kabinet doet nu meer denken aan dat lieve dorpje van Asterix en Obelix. Heel Nederland is in de ban van de crisis. Heel Nederland? Nee, een klein torentje op het Binnenhof biedt nog dapper weerstand tegen ieder pleidooi voor visie en realisme. Leid Nederland niet achteruit de toekomst in, zeg ik tegen de minister-president. Schets het puntje op de horizon zodat Nederland ook echt gelooft dat het beter uit deze crisis kan komen. Bied op de weg daar naartoe zekerheid als het gaat om grote maatschappelijke problemen. Alleen op die manier worden de waarden van hardwerkend Nederland weer aangesproken zodat mensen de schouders er zelf weer onder willen zetten. Dat zijn de waarden die ons altijd door crises hebben heengetrokken: standvastigheid, optimisme, lef en ondernemerschap.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil nu niet leerstellig zijn over Asterix en Obelix, maar ik vind het een onhandig beeld. Dat kleine dorpje overwon zelfs het Romeinse keizerrijk; ik denk dat er dan toch beter naar een ander beeld gezocht kan worden. Is die verloedering die u schetste nu in de twee laatste jaren opgetreden en niet in de 25 jaar daarvoor, waarin u zelf regeerde?

De heer Rutte (VVD):

Die verloedering is helaas een situatie die in Nederland al veel langer bestaat. Ik stel wel vast dat sinds 2006 het aantal mensen dat opgepakt wordt wegens geweldmisdrijven gestegen is met een kwart. Ik stel vast dat sinds 2006, toen dit kabinet aantrad, het aantal mensen dat een taakstraf opgelegd wordt, is verdubbeld. Ik stel vast dat sinds 2006 het aantal mensen dat een onvoorwaardelijke straf wordt opgelegd, is afgenomen en dat sinds 2006 in toenemende mate, in soms wel 80% van de gevallen, wordt overgegaan tot vrijspraak omdat de rechters bang zijn voor vormfouten. Dit zijn feiten, maar daarmee loop ik niet weg voor mijn verantwoordelijkheid in eerdere periodes.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is weer zo'n onhandig voorbeeld. U zegt eigenlijk dat de pakkans enorm gestegen is en dat het aantal veroordelingen is toegenomen. Ja natuurlijk: ook het aantal keren dat vrijspraak wordt gegeven stijgt wanneer de pakkans hoger is. Dat is een redenering van niks. Bovendien zou u zich er eens rekenschap van moeten geven dat de economische recessie, de kredietcrisis en de milieuproblemen die wij in Nederland hebben, het effect zijn van 25 à 30 jaar neoliberaal beleid, waarvoor u grote medeverantwoordelijkheid draagt. Wat u nu doet is een gemakkelijke oppositierol aannemen en zeggen: dit deugt allemaal niet maar over wat er de afgelopen twee jaar gebeurde, praten wij nooit meer.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Halsema, het is waar ...

De voorzitter:

Mijnheer Rutte, wilt u via de voorzitter spreken.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Het is waar dat de VVD niet meteen wegrent als zij wordt genood aan de regeringstafel, zoals u deed in 2006.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik zou u willen vragen om dat de volgende keer wel te doen: hard wegrennen.

De heer Rutte (VVD):

Op die manier kunt u hier altijd met schone handen staan. Met schone, maar ook met lege handen. Wij nemen als partij altijd onze verantwoordelijkheid. Wij zijn bereid verantwoordelijkheid te nemen als wij denken in het kabinet onze plannen en ideeën voldoende te kunnen realiseren. Ik daag u uit om dat ook te doen, als u daartoe wordt uitgenodigd bij een volgende gelegenheid. Dat is namelijk leerzaam. Tegelijkertijd zeg ik u: die hele crisis – daar hebben wij eerder over gedebatteerd – heeft te maken met de grote fouten die zijn gemaakt in de financiële sector, het tekort aan toezicht en de fouten die de Amerikaanse banken hebben gemaakt met de rentestelling. Het waren de VVD en VVD-minister van Financiën Zalm die in de vorige kabinetsperiode hebben gewerkt aan het versterken van dat toezicht, het versterken van de AFM, het versterken van DNB en het versterken van de Wet op het financieel toezicht. Wij hebben daaraan gewerkt omdat voor liberalen – en dat zijn wij als VVD'ers, hoe het zit met neoliberalen weet ik niet – geldt dat bij de markt de vrijheid altijd nauw moet samengaan met verantwoordelijkheid. Dat betekent dat de markt niet kan zonder goede marktmeester.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

GroenLinks wil zeker graag gaan regeren en helemaal als dat betekent dat uw plaats in de oppositie nog eens met vier jaar verlengd wordt. Laat ik er kort over zijn: u beschrijft hoe prachtig het is wat de heer Zalm gedaan zou hebben, maar het heeft niet geholpen. Het heeft helemáál niet geholpen. U gaat voorbij aan de medeverantwoordelijkheid die u draagt voor al die jaren waarin er een tekort aan toezicht was, waarin banken gewoon hun eigen gang konden gaan, waarin ons bancaire systeem buitengewoon kwetsbaar is geworden en waarin ons economisch systeem meer de vorm aannam van casinokapitalisme. U draagt daar medeverantwoordelijkheid voor en u loopt daarvoor weg door nu flauw te gaan doen over de pakkans voor kleine criminaliteit.

De heer Rutte (VVD):

Als mevrouw Halsema de vorige keer wel ja had gezegd en haar invloed had kunnen aanwenden op het regeerakkoord, dan hadden wij eens gezien wat dat zou hebben betekend voor de stand van de economie in Nederland. Uiteindelijk leidt dat, als ik naar uw partij kijk, tot een explosie van het toezicht, waardoor ondernemen en risico's nemen onmogelijk worden en mensen ervan afgehouden worden om een klein beetje geld te steken in een goed idee en dat te laten groeien. Dat creëert echter wel welvaart in Nederland. Of u zou ervoor zorgen dat de Staat uiteindelijk alles zou gaan doen.

Ik heb eigenlijk maar één vraag aan u, mevrouw Halsema. Als u een paar schoenen koopt, wie bepaalt dan de prijs: de markt of de overheid? Volgens uw eigen boekje hebt u daar veel ervaring mee. Dus ik vraag u: als u schoenen koopt, wie bepaalt dan de prijs?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit lijkt mij een retorische vraag. Ik heb er overigens inderdaad heel veel ervaring mee. Uiteindelijk bepaal ik echter zelf hoeveel geld ik eraan wil besteden. Dat antwoord hoort er ook nog bij. U vervalt, gemakzuchtig, in heel simpele markt-overheidtegenstellingen. U zou van mij en mijn partij moeten weten dat dat voor ons echt te gemakkelijk is. Wij zouden in het milieubeleid graag meer marktmechanisme willen introduceren en prikkels die ertoe leiden dat bijvoorbeeld de vervuiler gaat betalen. Daar deinst u voor terug. Dat durft u helemaal niet. Natuurlijk, wij aanvaarden dat wij in een geleide markteconomie leven. Wij vinden dat ook heel goed. Wij vinden dat de overheid harde grenzen moet stellen, daar waar bijvoorbeeld de moraal overschreden wordt of het asociaal wordt of ecologisch onverantwoord. Het probleem met u is, dat u nergens verantwoordelijkheid voor neemt, niet voor wat er fout gaat. Niet op het moment zelf, maar alleen achteraf.

De heer Rutte (VVD):

Dit is zo'n onzin die ik hoor, als het gaat om de aanpak van het liberalisme. Wij zijn altijd degenen geweest – dat zou u moeten weten, want u beweert ook enige liberale wortels in uw stroming te hebben – die zeggen dat de markt alleen samen kan gaan met goed toezicht. Wij hebben ook altijd aan dat toezicht gewerkt. Er zijn verschrikkelijke fouten gemaakt, in Amerika, maar ook in het Nederlandse bankenstelsel. Ik heb mij ook uitgesproken over het feit dat bankiers daar maar geen excuses voor hebben willen maken, op eentje na. Ook dat vind ik een ernstige zaak. Maar mevrouw Halsema, u doet de zaak hier echt tekort. Wij zullen over een paar weken op verzoek van mevrouw Kant een debat voeren over de economische ordening. Ik stel voor dat u dat heel goed voor gaat bereiden, zodat wij daar serieus over kunnen debatteren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U vindt het terecht dat bankiers hun excuus aanbieden voor wat er in die periode is gebeurd. Mijn vraag is simpel: biedt u namens de VVD nu eens gewoon uw excuus aan voor de politieke verantwoordelijkheid die er toen lag voor alles wat er is misgegaan.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben er trots op een partij te leiden die altijd bereid is om verantwoordelijkheid te nemen. Dat is een groot verschil tussen ons beiden. Wij zijn altijd bereid om verantwoordelijkheid te nemen en om dingen te doen. Ik ben er trots op hoe in Nederland de afgelopen jaren de hervormingen zijn doorgevoerd, hoe Nederland sterker is geworden. Wij staan er beter voor dan veel andere Europese landen; hoeveel schade er nu misschien ook wordt aangebracht door dit kabinet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik weet niet precies waar u heen wilde met uw vraag over die schoenen, maar u hebt die vast gesteld omdat u gezien hebt dat mevrouw Halsema werkelijk prachtige rode schoenen aan heeft.

De heer Rutte (VVD):

Dat is altijd een eerste punt van aandacht in een debat, net zoals uw haar.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij zullen maar niet over uw stropdas beginnen.

De heer Rutte (VVD):

Liever niet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U hebt een hele verhandeling gehouden. U ging er echter met een sneltreinvaart doorheen. Ik heb geprobeerd om de samenhang in uw verhaal te vinden. Ik hoor u over twee dingen spreken. Als het om de economie gaat, is uw verhaal naar het kabinet: u had veel meer moeten gaan bezuinigen en u had veel meer mensen op zichzelf moeten laten staan. Ik heb in de haast even gemist hoe u dat allemaal had willen doen. Ik begrijp echter dat u nog steeds die 40 mld. wilt bezuinigen.

Het tweede deel van uw verhaal ging over straffen en veiligheid. Ik heb begrepen dat u uw oude liberale standpunt loslaat en nu gewoon permanent op de stoel van de rechter wilt gaan zitten. Heb ik u zo goed verstaan?

De heer Rutte (VVD):

Ik wil met het tweede punt beginnen. Voor liberalen geldt de scheiding der machten, maar het is wel zo dat hier wetten worden gemaakt. Als blijkt dat rechters keer op keer straffen opleggen, waarvan wij hier met elkaar het gevoel hebben dat een groot deel van Nederland zich niet kan vinden in die strafmaat, dan is het zaak dat de wetgever opnieuw kijkt naar die wetten en naar de strafmaat in die wetten. Daarmee doen wij gewoon ons parlementaire werk. Daar ben ik dus voorstander van.

Ten aanzien van de economie is mijn pleidooi: schuif de rekening niet door. U zadelt Nederland op lange termijn op met enorme belastingen. Mensen voelen dat. Dat is ook de reden waarom ze op dit moment minder besteden. Het is de reden waarom mensen op dit moment het geld in de zak houden, terwijl ze vaak zelf de directe effecten van de crisis nog niet voelen. Dat zal waarschijnlijk pas later dit jaar meer het geval worden. Dit geldt natuurlijk niet voor de mensen die de gevolgen nu al wel voelen. Mijn oproep aan het kabinet is: schuif de rekening niet door en schets je visie! Geef aan wat je met Nederland wilt. Ik heb daarvoor mijn voorstellen gedaan.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Die zijn eerlijk gezegd in de haast bij mij niet blijven plakken. De heer Rutte heeft hier ongelooflijk snel staan praten. Ik heb wel goed begrepen dat hij flink wil bezuinigen. Tegelijkertijd wil hij echter dat de werkloosheid wordt aangepakt en dat er van alles met de kenniseconomie gebeurt. Het is natuurlijk van tweeën ene. Je kunt niet tegelijkertijd investeren en bezuinigen. Ik wil dus graag van de heer Rutte weten hoe hij het zelf denkt te combineren. Hoe gaat hij de bezuiniging van 40 mld. precies invullen?

De heer Rutte (VVD):

We hebben daarover in maart een debat gevoerd. Mevrouw Hamer heeft toen de stukken gekregen met daarin onze plannen om de crisis te bestrijden. Ik heb ze hier bij me. Ik kan die plannen herhalen, maar misschien mag ik mevrouw Hamer vragen om ze opnieuw te bekijken. Wij doen met die plannen heel simpel het volgende. Ook bij ons is het onvermijdelijk dat de schuld oploopt, maar we doen er alles aan om te voorkomen dat de zaak uit de hand loopt. Ik verwijt in het bijzonder de CDA-fractie dat zij dit kabinet niet uitdaagt om de schuld niet uit de hand te laten lopen en om ervoor te zorgen dat de rekening niet wordt doorgeschoven. Daarnaast doen wij voorstellen om investeringen naar voren te halen, om ervoor te zorgen dat Nederland op langere termijn sterker staat en onze kennis wordt gebruikt om Nederland op langere termijn een welvarender land te maken. Daarvoor heb ik voorstellen gedaan.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat weet ik en daarop heb ik de heer Rutte de vorige keer ook aangesproken. Ik heb hier gestaan met een heel rijtje en bij elk voorbeeld zei hij dat het niet klopte. Ik raad hem dus aan om de stukken eens wat duidelijker te herschrijven. Inmiddels zijn we verder en heeft de crisis zich – ook volgens de heer Rutte – verdiept. Ik neem aan dat hij nu nieuwe voorstellen en ideeën heeft. Hij zegt nu dat hij eigenlijk ook wil investeren. Dat heb ik zojuist in de snelheid even niet kunnen oppakken. Waarin wil de VVD nu wel investeren? Komen die investeringen bovenop de bezuiniging van 40 mld.? Wat de heer Rutte hier vandaag staat te beweren, is wel heel onduidelijk.

De heer Rutte (VVD):

Ik wil onze plannen van maart best nog eens helemaal toelichten, als dat echt de bedoeling is van mevrouw Hamer. Dat lijkt mij echter niet verstandig.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik wil graag uw plannen van vandaag weten.

De heer Rutte (VVD):

De plannen uit maart zijn van twee maanden geleden. Ze zijn erop gericht om op een serieuze manier deze crisis het hoofd te bieden en Nederland tegelijkertijd sterker te maken voor de langere termijn. Ze zorgen ervoor dat we de rekening niet doorschuiven naar onze kinderen en kleinkinderen en dat Nederland op de langere termijn sterker uit de crisis komt. Ik daag mevrouw Hamer uit om de plannen nog eens goed door te lezen. Er zijn vast onderdelen die haar zullen aanspreken, bijvoorbeeld de structurele hervormingen op het terrein van de aanrechtsubsidie, die ervoor zorgt dat veel vrouwen niet deelnemen aan de arbeidsmarkt. Daar zou mevrouw Hamer voor moeten zijn. Er staan hervormingen in op het terrein van de AOW. Wij schuiven het voorstel niet door naar de FNV en mevrouw Jongerius. Er zijn ook hervormingen op het terrein van de arbeidsmarkt, waar zij dringend nodig zijn. Het zijn allemaal voorstellen om ervoor te zorgen dat Nederland sterker uit deze recessie komt. Dit kabinet doet dat niet. Het kijkt niet onder het bed, in de hoop dat het monster vanzelf weggaat.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik kan mij het voorstel over de arbeidsmarkt inderdaad nog herinneren. De VVD wilde mensen nog minder zekerheid geven dan ze in deze tijden van crisis al hebben. Verder hoor ik de heer Rutte allemaal metataal uitslaan. Ik vroeg hem niet om de plannen van maart. We zijn inmiddels verder; dat zegt de heer Rutte zelf. Ik vroeg om de plannen van vandaag. Ik heb ergens gelezen dat de heer Rutte weer ging wapperen. Nu, dat heeft hij vandaag flink gedaan.

De heer Rutte (VVD):

Als mevrouw Hamer niet in staat is om een voorstel van mijn fractie, dat ik hier in maart serieus heb neergelegd, serieus te bekijken, houdt het natuurlijk op. Mevrouw Hamer zou het echt moeten doen. Zij moet de Handelingen er nog maar eens op naslaan. De plannen zijn van twee maanden geleden, ze staan nog volledig overeind en ze zijn nog volledig actueel. Het lijkt mij weinig zinvol dat we ons in deze debatten blijven herhalen. Ik zeg tegen mevrouw Hamer: kijk naar de voorstellen; ze zullen u interesseren. U kunt er iets uithalen om ervoor te zorgen dat Nederland hier sterker uitkomt, zodat u wel bereid bent om te hervormen waar dat noodzakelijk is.

De heer Pechtold (D66):

Even voor de helderheid; we zijn weer terug in het verhaal van maart en er blijft onduidelijkheid bestaan over de 40 mld. Inmiddels heeft de VVD de 3% toch ook losgelaten? De heer Rutte heeft gezegd dat de 40 mld. gezien de omvang niet meer is te bezuinigen. Dat klopt toch? De heer Rutte had het, meen ik, over een principieel punt dat in de praktijk niet uitvoerbaar is.

De heer Rutte (VVD):

In maart hebben wij gezegd dat de economische recessie zodanig toeneemt, dat je de uitgaven moet schrappen die geen schade berokkenen aan de economie. Wil je echter helemaal vasthouden aan de min 3% in alle jaren, dan zou dat wel schade berokkenen aan de economie. Dus wij gaan één jaar iets over de 3% heen en het jaar daarop gaan wij weer onder de 3%. Daar moeten wij moeilijke maatregelen voor nemen, bijvoorbeeld op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, op het terrein van de gratis schoolboeken of op het terrein van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid, omdat wij geloven dat Nederland daar sterker van wordt.

De heer Pechtold (D66):

In het debat in maart kregen CDA en D66 van u de hoon omdat zij, realistisch kijkend naar de omstandigheden die toen zo zwaar werden, niet vonden dat zij het braafste jongetje van de klas in Europa moesten zijn maar dat zij moesten kijken naar een aanpak. Begrijp ik goed dat u dat nu hebt losgelaten? U zegt alleen dat u het wilt beperken tot een jaar – dus die 40 mld. lukt u ook niet in een halfjaar – en dat u volgend jaar verder kijkt.

De heer Rutte (VVD):

Wij hebben eind maart in het debat over de plannen van het kabinet ten aanzien van het bestrijden van de crisis voorstellen gedaan. Die heb ik voor het debat gepresenteerd. Die plannen behelzen dat wij ervoor zorgen dat het oplopen van de staatsschuld in Nederland zoveel mogelijk wordt ingedamd, zodat wij voorkomen dat mensen in de toekomst – toekomstige bestuurders – die schuld moeten afbetalen. Dat doen wij door hogere belastingen voor te stellen. De VVD en D66 vinden elkaar toch altijd wel als het gaat om de economie. Daarom neem ik aan dat de heer Pechtold het op dit punt met mij eens is.

De heer Pechtold (D66):

Wij zijn het eens over de hervormingen, maar ik houd u even scherp omdat het er in maart op leek dat u blind was voor de realiteit. U hoonde het CDA en D66 over de realistische kijk op de omstandigheden. Ik zie nu dat u zich alsnog aansluit bij dat front. Ik heb dat toen in de NRC gelezen. Principieel wilde u het, maar u zag eindelijk de realiteit onder ogen. Volgend jaar praten we weer verder en ik ben blij dat u zich daarbij gevoegd hebt.

De heer Rutte (VVD):

Ik geloof dat de heer Pechtold nu een aantal debatten die wij dit jaar gevoerd hebben door elkaar haalt. Ik praat hier over het belangrijke debat van eind maart over de plannen van het kabinet. Wij hebben toen voorstellen gedaan die behelzen de staatsschuld in te dammen, te voorkomen dat die te veel oploopt. Ik vraag de heer Pechtold om daar nog eens goed naar te kijken, want misschien kunnen we daar samen in optrekken en dat zou goed zijn voor Nederland.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.45 uur tot 13.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven