Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota 2008 met bijbehorende suppletoire begrotingen (31474, nr. 1).

De voorzitter:

Wij hebben een paar uur beschikbaar voor het debat. Ik hoop dat u met mij de zorg deelt om binnen de beschikbare tijd een goed debat te realiseren. Ik vraag u daarbij enige zelfbeperking te betrachten in het aantal interrupties en niet iedere keer als iemand even ademhaalt vragen te stellen. Als ik zie dat het echt uit de hand loopt, moet ik u quoteren. Dat vind ik een vervelende werkwijze. Ik hoop dus op een spontaan debat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Met uw welnemen begin ik vanavond een beetje in een huiselijke stemming. Toen ik vanochtend in alle vroegte de radio aanzette, kwamen ineens drie aapjes uit de mouw.

Drie coalitiepartijen mogen naar eigen inzicht 150 mln. besteden, zeg maar een soort zak- en kleedgeld voor partijen die snakken naar een electoraal opkontje. Ik snap dat wel en bovendien hebben wij dat al vaker gezien. Ik zei bijna zeggen dat wij het wel beter gezien hebben. Wie herinnert zich niet toenmalig fractieleider Maxime Verhagen die een paar jaar geleden de leiding nam van de coalitie en in de eerste termijn van de algemene politieke beschouwingen de toen voorliggende begroting voor maar liefst 1 mld. vertimmerde? Ik zou zeggen: "those were the days".

Hebben de heren van de coalitie zich niet met een kluitje in het riet laten sturen? Ik stel toch ook nog maar even een vraagje aan de minister van Financiën. Uit de Voorjaarsnota had ik begrepen dat dat bedrag van 150 mln. eigenlijk een soort stroppenpotje was. Dat snap ik, want de uitvoering van de begroting is nog niet helemaal voltooid – het jaar loopt nog – en het was een eenmalig bedrag voor dit jaar. Je laat dat dan staan tot bijvoorbeeld de Najaarsnota. Ik begrijp nu, minister Bos, dat alle remmen los zijn. Hoe zit het nu precies?

Ik heb ook nog wel een paar ideeën voor een goede besteding van die gelden. Gisteravond sprak de Kamer met het kabinet over de nieuwe inkomensregeling voor chronisch zieken en gehandicapten. Die regeling zucht onder het juk van een motie onder leiding van, alweer, een CDA-fractieleider, namelijk de motie-Van Geel bij de algemene financiële beschouwingen van vorig jaar, waarmee een extra bedrag van 250 mln. werd bezuinigd. Weliswaar wordt die bezuiniging van 250 mln. pas volgend jaar echt van kracht, maar met een kasschuif zou in 2009 veel leed bespaard kunnen worden. Is dat ook niet een heel zinvolle besteding van deze 150 mln.?

Anders zou de AWBZ ook een goede bestemming zijn. Morgen spreken wij daar uitvoerig over met staatssecretaris Bussemaker. Er zijn forse overschrijdingen te melden, maar wel mede omdat andere bewindslieden hun budgettaire nood over de schutting hebben gegooid, zoals minister Rouvoet met het jeugdbeleid of staatssecretaris Van Bijsterveldt met het speciaal onderwijs. Mensen zullen nu worden getroffen door harde bezuinigingen, terwijl zij eindelijk ondersteuning hadden voor bijvoorbeeld hun gehandicapte kind. Daar zou 150 mln. een wereld van verschil maken. Vindt de minister dat niet minstens een even adequate besteding?

Ook de kwaliteitsverbetering voor leraren zou een goede optie zijn. Vanochtend hoorde ik in hetzelfde radioprogramma dat minister Plasterk geld tekort komt om de leraren en de onderwijzers en de hbo-docenten mee te krijgen voor zijn plan voor kwaliteitsverbetering. Daar is geldnood. Het gaat niet om bergen geld, maar ook hier zou een gepaste actie van de minister van Financiën zijn partijgenoot en vriend Plasterk zeer kunnen helpen. Is dat geen goede besteding?

Dan kom ik nu bij het budgettaire beeld 2008. Het gaat goed met de schatkist. Dat is echter wel vooral te danken aan de stijgende olieprijzen, waardoor het verwachte overschot in de Miljoenennota 2008 nog verder toeneemt. Dat is op zich prettig. Hoe oordeelt de minister van Financiën overigens over de ontwikkeling van het robuuste saldo, het saldo op de overheidsbegroting, naschoning van de invloed van de conjunctuur en de invloed van de aardgasbaten?

Voor het overige is sprake van een tamelijk relaxte Voorjaarsnota. Ik vind dat niet erg.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ben verbaasd dat u de aardgasbaten aanhaalt. In de Voorjaarsnota staat namelijk dat deze met 0,1 mld. zijn afgeraamd. Er is dus helemaal geen overschot als gevolg van extra aardgasbaten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan ben ik misschien abuis, maar dat heb ik toch echt anders begrepen. Ik heb gekeken naar de inzichten van het Centraal Economisch Plan, dat ik er vandaag nog even op heb nageslagen. Dat maakt wel degelijk melding van het feit dat het overschot van het overheidssaldo in 2008 verbetert als gevolg van de stijgende aardgasbaten. Ik houd me daar maar even aan vast.

De heer Cramer (ChristenUnie):

In de Voorjaarsnota – dat is toch het stuk van de minister waarover wij vanavond spreken – staat dat de aardgasbaten zijn afgeraamd met 0,1 mld., omdat de hogere prijs niet gecompenseerd wordt door extra afzet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat lijkt mij dan een vraag voor de minister van Financiën. Ik heb het echt gelezen in het Centraal Economisch Plan. Dat document, dat in april van dit jaar is verschenen, vormt als het ware het spiegelbeeld van de Macro-Economische Verkenningen. De MEV begeleidt de Miljoenennota en het CEP begeleidt de Voorjaarsnota. Ik heb het gelezen in het CEP. Ik kan niet thuisbrengen wat de heer Cramer naar voren brengt. Hij kan dan waarschijnlijk ook niet thuisbrengen wat ik naar voren breng. Dan stellen wij dus samen de vraag aan onze vriend op Financiën om daar eens even helderheid over te geven.

Zoals ik al zei, is er sprake van een tamelijk relaxte Voorjaarsnota. Ik vind dat niet erg. Het kan vanavond toch nog een boeiend debat worden met de minister van Financiën, want hij maakt opnieuw de keuze om een strenge schatkistbewaarder te zijn met stringente begrotingsregels en zonder al te veel flexibiliteit. Dat levert een aantal politieke problemen op. Ik noem de kinderopvang. De fractie van GroenLinks heeft met het nodige afgrijzen kennis genomen van het feit dat daarop vanaf komend jaar fors wordt ingegrepen. De minister van Financiën heeft al eens eerder een klein beetje het boetekleed aangetrokken en gezegd dat hier waarschijnlijk sprake is van een verkeerde raming, waardoor het succes van de regeling in de boeken ineens verschijnt als een tegenvaller.

Een maatschappelijke tegenvaller is het echter allerminst. Wij snakken naar betere voorzieningen voor mannen en vrouwen om arbeid en zorg te kunnen combineren. Kinderopvang is daarin cruciaal. Er is met mijn fractie altijd een gesprek te voeren over de vraag of de bestaande gelden goed worden gericht en of daarmee het maximale rendement wordt gehaald. Hier vindt echter een bezuiniging plaats die ouders in de portemonnee treft en die het minder aantrekkelijk maakt om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Ik zeg maar eens tegen de minister van Financiën dat dit op termijn ook niet goed is voor dat robuuste saldo, dat een inzicht geeft in houdbaarheid op lange termijn van de overheidsbegroting.

Dit brengt mij op het punt van de AWBZ. Hier vindt een forse overschrijding plaats, die leidt tot grote klappen in 2009. Ook hier had het kabinet een andere keuze moeten maken. Ik zie het probleem van staatssecretaris Bussemaker. Zij heeft last van budgettaire nood, omdat andere bewindslieden hun budgettaire problemen over de schutting gooien. Dit betreft de jeugdzorg, het speciaal onderwijs en zo meer. De reactie van een kabinet van samen leven, samen delen, samen werken, kan echter nooit zijn om de staatssecretaris via een budgettaire klem te verplichten om het tegenovergestelde te doen en haar problemen over de schutting te gooien. Het probleem moet dus kabinetsbreed worden opgelost. Ik zal dit debat morgen graag voeren met staatssecretaris Bussemaker, maar zij kan en mag er niet alleen voor staan. Ik doe een appel op de minister van Financiën om op dat punt een toezegging te doen.

De heer Tang (PvdA):

Ik hoorde de heer Vendrik zeggen dat de bezuinigingen op de kinderopvang niet goed zouden zijn voor het robuuste saldo, omdat het de participatie niet zou bevorderen. Nu heeft het CPB voorgerekend dat de 1,2 mld. die dan niet wordt uitgegeven, gaat om maximaal 10.000 arbeidsplaatsen. Dat komt neer op € 120.000 per arbeidsplaats, vier maal modaal. Denkt de heer Vendrik echt dat dit niet goed is voor het robuuste saldo? Houdt hij dat vol?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Laten wij niet geringschattend doen over 10.000 arbeidsplaatsen. Laten wij daar absoluut de waarde van inzien: 10.000 mannen en vrouwen, die als gevolg van deze bezuiniging mogelijk hun baan verliezen. Ik zie een kabinet dat zeer terecht - er is zelfs een aparte commissie voor in het leven geroepen – alles op alles op alles op álles wil zetten om de arbeidsparticipatie te verhogen. En toch wordt hier genoegen genomen met een verlies van 10.000 arbeidsplaatsen. Dat lijkt mij eerlijk gezegd onverstandig. Zoals ik al zei, kan de heer Tang mij wakker maken voor een betere richting van de besteding van bestaande gelden. Maar het kabinet maakt een verkeerde keuze met een bezuiniging op zo'n gevoelig dossier als dat van de kinderopvang, iets dat fundamenteel is – daar zullen hij en ik het toch wel over eens zijn – voor het bevorderen van de arbeidsparticipatie, die wij allemaal zo bitter hard nodig hebben voor de publieke sector maar ook voor de overheidsbegroting.

De heer Tang (PvdA):

Ik ben blij dat de heer Vendrik en ik het erover eens kunnen zijn dat de regeling misschien beter gericht kan worden. Dat bedrag per arbeidsplaats geeft gewoon aan dat de regeling waarschijnlijk niet goed gericht is. Een van de problemen zijn natuurlijk de opa's en oma's. Ik vraag mij af wat het commentaar van de heer Vendrik is op hetgeen zijn partijgenoot Evelien Tonkens vanochtend in de Volkskrant schreef, namelijk dat het subsidiëren van opa's en oma's, collectief geld aan hen geven, niet de bedoeling kan zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Opa's en oma's vervullen een heel belangrijke rol in de opvang van hun kleinkinderen. Dit maakt arbeidsparticipatie mogelijk. De heer Tang moet het mij niet kwalijk nemen dat ik het niet altijd eens ben met mevrouw Tonkens. Zij is inderdaad een zeer gewaardeerd partijgenoot, maar op dit punt ben ik een andere mening toegedaan dan zij is. Nogmaals, als de heer Tang vanavond bereid is om die bezuiniging van tafel te halen en het budget te behouden dat nu zonder bezuiniging wordt geraamd voor de komende jaren, dan ben ik in voor een heel goed gesprek met hem en met iedereen in deze Kamer en daarbuiten om die gelden zo doelmatig mogelijk te besteden. Prima, maar dan niet eerst bezuinigen en vervolgens roepen dat die maatregel niet doelmatig is, want zo ken er nog wel een paar.

Voorzitter. Ik sprak over de AWBZ en de problemen waarmee staatssecretaris Bussemaker te maken heeft gekregen. Ik vraag de minister van Financiën om in te grijpen.

Eigenlijk geldt mijn opmerking in den brede: wij hebben een strenge minister van Financiën, maar ik zie nog geen kabinet dat op gevoelige dossiers, ook dossiers die belangrijk zijn voor houdbare overheidsfinanciën in de toekomst, echt voortvarend te werk gaat. Wat ik begrepen heb van het debat van vandaag over het rapport van de commissie-Bakker is dat eigenlijk nog niet duidelijk is wat het kabinet werkelijk doet met gevoelige aanbevelingen. Ook dat debat is relevant voor de begrotingspositie van dit land. Ook bij de behandeling van dit onderwerp zie ik het kabinet aarzelen, talmen. De commissie is er uit, maar wij moeten weer een paar maanden wachten. Ik roep deze minister op tot daadkracht, want dat stelt hem in staat om werkelijk de sterke en sociale minister van Financiën te zijn. Ook om een minister van Financiën te zijn die recht doet aan het adagium van dit kabinet. Als wij namelijk in dit land samen willen leven en samen willen werken, dan heb je allereerst met je arbeidsmarkt beleid, maar ook met ander beleid, oog voor de groepen die nu naast de lijn staan: outsiders, laagbetaalden en laaggeschoolden, de mensen die eigenlijk altijd weer belanden aan de rand van de arbeidsmarkt en de samenleving als het fout gaat. Voor die mensen zou dit kabinet zich extra sterk moeten maken.

Ook op het terrein van duurzaamheid valt het nodige te doen. Wij hebben de kwesties al benoemd in het debat met de minister-president over de jaarverslagen. Niet alleen 2007, maar ook 2008 dreigt een jaar van stagnatie te worden. De CO2-uitstoot in Nederland stijgt. Wij zorgen wel voor compensatie in het buitenland, maar hier komt de duurzame economie geen stap dichterbij. De opwekking van duurzame energie stagneert. De vrijblijvende convenanten met het bedrijfsleven leiden niet tot een wezenlijke duurzaamheidsinspanning. Ik roep alweer deze minister van Financiën, die de doelstelling van dit kabinet op het gebied van duurzame productie en consumptie op zijn begroting wil verantwoorden – lof daarvoor! – op om in te grijpen, om verder te gaan. Ik roep hem op om uit zijn stoel te komen. Minister van Financiën, u hoort het: ik verwacht veel van u.

Dan een klein puntje dat voor het jaar 2009 speelt: de btw-verhoging. Daar is gedoe over. Laat ik de minister van Financiën een beetje helpen, want ik snap heel erg goed, zeg ik ook tegen mijn grote vriend van het CDA, dat als je die btw-verhoging afstelt of uitstelt tot ergens in het hiernamaals – die kant lijkt het soms op te gaan – dat een forse deuk van een miljard of twee in de begroting slaat. Voorzitter. Zo zijn wij niet getrouwd. Dat zal de minister graag erkennen. Die btw-verhoging zouden wij kunnen uitstellen met een nobel doel voor ogen: inflatiebestrijding. Daar valt iets voor te zeggen; ik snap dat. Echter, ik stel dan wel voor om die verhoging met één jaar uit te stellen. Dus verwerk het uitstel in het Belastingplan 2009, zodat het in 2010 zijn beslag krijgt. Dan kan het CDA aan zijn afspraken gehouden worden. Dat lijkt mij winst. Zorg verder voor een alternatieve financiering voor die 2 mld. Daarvoor zijn verschillende modaliteiten denkbaar. Ik roep de minister van Financiën in het bijzonder op om vooral aandacht te besteden aan het voorziene lastenbeeld voor het jaar 2009. Ik krijg hierop vanavond graag een reactie. Dat is goed voor een pittig debat. De oorspronkelijke plannen laten namelijk zien dat het lastenbeeld onevenwichtig is. Of dat bewaarheid wordt, weten wij niet. Daarover gaat de Miljoenennota 2009 definitief uitsluitsel geven. Per saldo is sprake van lastenverzwaring voor de gezinnen en per saldo lastenverlichting voor de bedrijven. Er is ruimte voor een meer evenwichtig lastenbeeld. Er is meen ik ook ruimte om een eventueel eenjarig uitstel van de btw-verhoging te financieren. Nogmaals, ik vraag de minister van Financiën om een reactie.

Voorzitter. Wij hebben werkelijk een prachtig amendement ingediend op de suppletoire begroting van Buitenlandse Zaken, de begroting van onze minister van Buitenlandse Zaken de heer Verhagen. Wij steunen zijn agenda voor een scherpe inzet op het mensenrechtenbeleid. Het probleem is alleen: hij komt geld tekort. Wij gaan hem helpen. Zie het amendement-Peters. Graag krijg ik een positieve reactie van de minister Financiën en voordat hij zenuwachtig wordt: het geld komt niet uit die 150 mln.; er is interne dekking.

Dat geldt ook voor het amendement van de heer Duyvendak voor het Google Earthproject. Dat is een prachtig project waarmee men wereldwijd de ontbossing in beeld wil brengen. De heer Van Geel, die destijds staatssecretaris was en nu iets anders doet, heeft hiervoor in 2006 een toezegging gedaan: hij ging het doen, hij zou geld vinden. Echter, hij ging het niet doen en het geld kwam er niet. Dat geld regelen wij met dit amendement: één miljoen. Dat moet toch kunnen, minister van Financiën. Graag een positieve reactie uwerzijds.

Voorzitter. Dan vraag ik aandacht voor de budgettaire nood bij de jeugdzorg. Eindelijk heeft minister Rouvoet toegezegd om de wachtlijsten bij de jeugdzorg weg te werken. Hij heeft echter een probleem. Hij komt met 2 mln. extra en dat schiet natuurlijk niet op. Minister van Financiën, wees een bondgenoot van de heer Rouvoet. Help hem om kansen van jongeren te versterken en om die wachtlijsten weg te werken. Graag krijg ik een reactie. Wat gaat het kabinet doen?

Dan wil ik iets zeggen over de gesubsidieerde rechtsbijstand. Daarvoor geldt de leidraad Bewerkelijke zaken en die leidt naar ons inzicht tot een verkapte bezuiniging van 5 mln. De toegankelijkheid van het rechtssysteem is hiermee in het geding. Ik vraag het kabinet hier opnieuw kritisch naar te kijken. Graag een positieve reactie van de minister van Financiën.

Twee gevangenen op een cel leidt tot de nodige problemen in de gevangenissen. Nu lezen wij in de Voorjaarsnota, althans de suppletoire begroting van het ministerie van Justitie, dat men vervolgens ook uitgaat van minder capaciteit, hetgeen een bezuiniging oplevert van ik dacht 43 mln. in 2008. Dat geld wordt dan weer gebruikt om elders probleempjes in de begroting af te dekken. Er is echter een noodkreet van cipiers, gevangenbewaarders, geweest dat deze toestand niet houdbaar is. Er is dus een extra inzet van middelen nodig, maar zeker niet een bezuiniging van 43 mln. Dat is de kat op het spek binden. Kabinet denk hier opnieuw over na, graag een reactie.

Twee dagen geleden ontvingen wij van de minister van Financiën een boeiend stuk over geluk. Ik ben hem daarvoor erkentelijk. Ik heb het destijds ruim een half jaar een feest gevonden dat financiële woordvoerders wilden nadenken over geluk. Wij zijn bondgenoten, maar eerlijk is eerlijk, ik heb het nog niet helemaal kunnen lezen. Wij gaan op voor het bruto nationaal geluk. Wordt vervolgd na de zomer.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Voorzitter. Enige weken geleden hebben de fractieleiders, de minister-president en de minister van Financiën de toestand van Nederland in en buiten de wereld en in het verleden, heden en de toekomst doorgenomen naar aanleiding van het Jaarverslag 2007. Dit was een boeiend debat waarin voorzichtig vooruitgekeken is naar 2008 en de volgende jaren. Dat geeft enige beperkingen.

Wij leven in onzekere tijden. De gevolgen van de kredietcrisis lijken nog niet geheel en al in beeld te zijn. Ik noem een paar voorbeelden. Er begint twijfel te ontstaan aan de triple A-status, de hoogste kredietwaardigheidsranking, van de zogenaamde monoliners. Tijdens een eerder overleg met de minister van Financiën heb ik hem gevraagd naar de risico's rond deze zogenaamde monoliners. Het zijn verzekeraars die geld verdienen aan het verschaffen van een garantie van betaling van rente en aflossing aan uitgevers van leningen, meestal banken, in afzonderlijke staten, in VS-steden en in counties. De leningen zouden deels zijn gebruikt voor het verschaffen van hypothecaire leningen. Daar zijn wij dan. Ook hebben deze verzekeraars op vrij grote schaal garanties verkocht rond complexe kredietproducten. De verzekerde waarde hiervan bedraagt naar schatting 800 mld. dollar.

De crisis op de huizenmarkt in de VS schijnt nog steeds te verergeren. Als de prijzen nog verder dalen, komen ook de hypotheken van oudere jaargangen van 2005 en vroeger in gevaar. Er is één lichtpuntje. Het schijnt dat men in Californië een zwaluw heeft gezien.

De financiële markten werken nog steeds niet goed. De banken hebben zelf geld nodig. Dit gaat ten koste van de kredietverstrekking, die wordt daardoor duurder. Dit beïnvloedt de financiering van het normale bedrijfsleven en het kan ook grote gevolgen hebben voor private equity maatschappijen en hedge funds. Dat dit de hedge funds wat in moeilijkheden brengt, is voor de CDA-fractie het enige lichtpuntje.

Een laatste ontwikkeling is het zogenaamde short selling, het door sommige investeerders verkopen van aandelen die men niet heeft voor de korte termijn. Zij doen dat om de koers naar beneden te drukken bij banken die claimemissies hebben uitgeschreven. In het Verenigd Koninkrijk heeft de Financial Services Authority verordonneerd dat dit soort investeerders bij een belang van meer dan een kwart procent in het kapitaal van de vennootschap hun short posities bekend moeten maken. Deze Financial Services Authority heeft zelfs gedreigd met verdere maatregelen. Mijn collega's Omtzigt en Blanksma en ik hebben daarover schriftelijke vragen aan de minister gesteld. Ik breng deze zaken namens mijn fractie op, omdat mensen zich ongerust maken. Zij vragen zich af wat er aan de hand is in de wereld en in Nederland, want het komt dichtbij als je ineens berichten leest over Fortis. Wat moeten wij daarmee aan, denken zij. De CDA-fractie wil van deze minister graag weten hoe het kabinet denkt over de huidige situatie en of het kabinet een scenario klaar heeft liggen voor Nederland als de kredietcrisis zich verscherpt, of als sprinkhanen of ander ongedierte zich meester maken van het laatste financiële voedsel. Onder welke toezichthouder valt Fortis eigenlijk: de Belgische of de Nederlandse toezichthouder?

Was de Voorjaarsnota 2007 de nota van "de bomen groeien tot bijna in de hemel" – er waren immers geen uitgavenkaders vastgesteld – de Voorjaarsnota 2008 is de nota van de intertemporele kasschuiven en vervroegde in=uittaakstellingen. Mijn fractie heeft de zoekmachine erop moeten zetten en kwam tot schuiven die deze kabinetsperiode verre overschrijden. Ook is het nog niet eerder voorgekomen dat al zo vroeg in het jaar aanzienlijke bedragen als in=uittaakstelling zijn geboekt. Voor zover kasschuiven plaatsvinden vanuit het heden naar de toekomst zijn de gevaren beperkt. Er bestaan meer gevaren als geld dat staat ingeboekt voor 2013, nu al wordt uitgegeven. Is dat niet je vroegtijdig rijk rekenen? Mijn fractie heeft in het verleden ook meegewerkt aan kasschuiven, geen twijfel daarover, ofschoon het nooit zover is gegaan als nu en ook niet in die omvang. Het ontslaat ons echter niet van de verplichting, toch nog eens goed na te denken over de hele kasschuivenproblematiek, zeker in het huidige economische bestel, waarin prioriteiten kunnen veranderen. Het begint van uitzondering regel te worden.

De heer Weekers (VVD):

Ik ben blij met de kritische noot die wordt gekraakt door de heer De Nerée over de kasschuiven. Ik ben het zeer met hem eens dat het van volstrekt verkeerd financieel beleid getuigt ...

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Weekers (VVD):

... om kasschuiven na deze kabinetsperiode naar voren te trekken. Maar waarom heb ik dan geen amendement gezien van het CDA om dit soort budgettair trapezewerk ongedaan te maken?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb een amendement ingediend om wat ander trapezewerk te verrichten, maar dat ziet niet op het recht breien van de kasschuiven. Mijn fractie is blij dat in ieder geval voor 2008 een oplossing is gevonden, hoewel het geen mooie oplossing is. Moeten wij zo doorgaan?

De heer Weekers (VVD):

Het CDA is met een motie/amendement gekomen voor 150 mln. voor weer nieuwe uitgaven. Was het niet veel verstandiger geweest dat in te zetten, in plaats van zo'n rare kasschuif?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Daar kom ik nog op terug. Overigens heeft de CDA-fractie nog geen amendement ingediend voor 150 mln. Ook daar kom ik op terug.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De Voorjaarsnota is toch het moment om de genoemde taakstelling te boeken? Heeft u er moeite mee dat die taakstelling nu is geboekt, of heeft u moeite met de hoogte van die taakstelling?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb er moeite mee dat ze nu wordt geboekt, althans in die omvang.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het zit de heer De Nerée hoog. Kwalificeert hij die kasschuiven als een vorm van zelfrijzend bakmeel? Als dat zo ernstig ligt bij het CDA, zou het dan niet logisch om over zijn deel in dit stroppenpotje, dus die 50 mln. die het CDA mag besteden, ruimhartig te zeggen: dat doen wij even niet, dat geven wij terug aan de minister van Financiën ter leniging van deze problematiek.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik zou graag willen dat die kasschuiven zelfrijzend bakmeel waren, dan hadden wij meer lucht gehad!

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb met belangstelling naar de opmerking van de heer De Nerée geluisterd over de kasschuif. Is dat een impliciet pleidooi om toch ook voor de rijksfinanciën over te gaan naar een baten-lastenstelsel, waarin dat beter is afgeregeld?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Wij hebben nog niet zo lang geleden ervoor gepleit om bij een paar departementen een proef te starten met een baten-lastenstelsel. Daar staan wij nog steeds achter. Als die experimenten goed uitpakken moeten wij eens kijken of dat niet verder uitgebreid moet worden.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik kan mij niet heugen dat er een departement is met een baten-lastenstelsel. Wel waren er een aantal onderdelen van departementen met iets dergelijks. Volgens mij is er nu echter geen experiment gaande.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Een jaar geleden liep er een experiment op het ministerie van LNV, als ik mij goed herinner, maar misschien weet de minister dat beter. Dan was er nog een departement dat bereid was om naast het normale kasstelsel een boekhouding bij te houden gebaseerd op een soort baten-lastenstelsel.

Minister Bos:

Kan de heer De Nerée tot Babberich specifiek noemen over welke kasschuiven en welke in=uittaakstellingen hij het heeft? Dat zou mij helpen om zijn opmerkingen van commentaar te voorzien.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Namens de minister zijn vragen beantwoord over waar de kasschuiven en in=uittaakstellingen plaatsgevonden hebben. Die antwoorden geven een goed overzicht van wat er precies aan de hand is.

Volgens mijn fractie kunnen in=uittaakstellingen gezien worden als het wegmoffelen van geld aan het begin van het jaar. Dat geld kan bij de Najaarsnota weer tevoorschijn komen naar aanleiding van aanzienlijke onderuitputting. Hiermee kan het parlement echter niets meer doen gezien het late tijdstip van het jaar. Graag had ik een reactie van de minister op het feit dat al zo vroegtijdig aanzienlijke bedragen als in=uittaakstelling worden ingeboekt.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wat stelt u dan voor ten aanzien van die in=uittaakstelling? Stelt u voor om het niet of op een later tijdstip te boeken, of het te reserveren?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Met alles wat je nu weg boekt kun je niets doen. Als je minder in=uittaakstellingen hebt, heb je nu meer ruimte of bij de Miljoenennota. Naarmate je nu meer weg boekt, houd je minder over. Naarmate er aan het eind van het jaar een onderuitputting plaatsvindt – meestal voeren wij het debat over de Najaarsnota eind december – kun je er niets meer mee doen. Dat is mijn bezwaar. Vandaar mijn vraag aan de minister waarom dat zo moet en of dat wel zo verstandig is. Daarmee belemmer je in feite toch een beetje de mogelijkheden van het parlement.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wat stelt u dan voor?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik stel voor om het later in te boeken.

De heer Weekers (VVD):

Zoals minister Bos het nu heeft gedaan, is net een onderdeeltje van conservatief begroten dat mij aanstaat, namelijk die in=uittaakstelling.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Dat is dan de opvatting van de VVD. Wij zouden graag zien dat op een later tijdstip die in=uittaakstelling wordt ingeboekt. De tijd dat ik hier financieel woordvoerder ben, heb ik al drie keer meegemaakt dat in meestal een van de laatste dagen van december, er aanzienlijke bedragen over waren. Hadden wij dat eerder geweten, dan hadden wij ze voor goede dingen kunnen inzetten.

De heer Tang (PvdA):

Dat betekent dus dat wanneer wij die in=uittaakstelling gaan verlagen, wij dat geld nu gaan inzetten? Is dat wat u zegt? Ik kan het namelijk niet helemaal begrijpen want tegelijkertijd maakt u bezwaar tegen de kasschuif. Ik raak het spoor nu even bijster.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik ben blij dat u het spoor bijster raakt. Ik meen dat dit een van de eerste keren is dat in deze omvang de in=uittaakstelling is ingeboekt. Dat beïnvloedt de mogelijkheden voor het parlement om te kijken of er nog nadere uitgaven gedaan zouden moeten worden waarvan het parlement vindt dat ze noodzakelijk zijn. Dan zou er geld aanwezig zijn. Ik heb het al drie keer meegemaakt dat er aan het eind van een jaar aanzienlijke onderuitputting is gebleken, die het parlement niet meer kon inzetten omdat dit geld niet meer in dat jaar besteed kon worden.

Voor 2008 loopt in principe alles rond. Wij wachten met belangstelling de Miljoenennota 2009 af om te zien hoe het kabinet voor de jaren na 2008 structurele dekking vindt voor de in 2008 incidenteel opgeloste problemen. Namens de fractie wil ik wel kwijt dat het ons in hoge mate verbaasd heeft dat, gelet op de ontwikkelingen rond de motie-Van Geel bij de algemene beschouwingen van vorig jaar – daarbij hebben wij moeten zoeken naar dekking – en het gegoochel met het incidenteel rondbreien van de uitgaven in 2008, inclusief de kinderopvang, er toch ineens een beleidsreserve blijkt te ontstaan van 150 mln. Ik moet zeggen dat de CDA-fractie daar uiteindelijk toch blij mee is, met name omdat er nu bij de Voorjaarsnota eens wat geld is om een probleem op te lossen dat in dit huis al een aantal keren aan de orde is geweest, namelijk ons cultureel en industrieel historisch erfgoed. Ik kom daar namens mijn fractie straks op terug.

Nog een paar andere punten, allereerst de administratieve lastenverlichting. Mijn fractiegenote Elly Blanksma trekt daar hard aan, maar het wil niet echt lukken. De CDA-fractie krijgt enorm veel klachten van ondernemers over de enorme papierwinkel en de ingewikkeldheid van de formulieren. Zij moeten bijna een subsidioloog inhuren om tijdig door de bomen nog een beetje bos te zien voordat het bos verdwenen is, want anders is de regeling dichtgedraaid. Wij hebben recent overigens kunnen lezen hoe duur de inhuur van externen is. De heer Irrgang weet daar alles van, want die heeft op dat punt amendementen op de begroting ingediend.

Mijn fractie wil in dit kader een experiment starten. Ieder jaar moeten de departementen die de meeste formulieren ontwerpen, hun deuren een of meerdere dagen openstellen voor een beperkt aantal ondernemers die daar dan met hun formulieren terechtkunnen. Wie moeten die formulieren dan invullen? De ambtenaren die de formulieren ontworpen hebben of liever eigenlijk hun bazen, die de formulieren ongezien goed hebben gekeurd. De CDA-fractie verzoekt de minister van Economische Zaken via de minister van Financiën om deze uitdaging aan te gaan en om in oktober al een dag te laten organiseren, bijvoorbeeld over de subsidie voor innovatieprestatiecontracten. Die subsidie bestaat al een aantal jaren. Daarbij werken 30 tot 35 mkb-bedrijven samen aan een individueel of collectief plan. Ook kan worden gedacht aan het Programma Samenwerking Opkomende Markten. Deze regeling is voor de Nederlandse bedrijven of consortia die projecten willen oppakken samen met het lokale bedrijfsleven in de opkomende landen. Een laatste voorbeeld is een subsidieregeling bij het ministerie van VROM, de bedrijvenregeling bodemsanering. Deze exercitie kan bijdragen aan datgene waarmee mijn fractiegenoot Jan ten Hoopen bezig is, namelijk het stroomlijnen van allerlei subsidies.

De woningbouwcorporaties vallen met ingang van 1 januari 2006 onder de vennootschapsbelasting voor hun commerciële woningbouwactiviteiten en met ingang van 1 januari 2008 ook voor de sociale woningbouw. Er zijn nog steeds geen goede afspraken gemaakt met de Belastingdienst over hoe een en ander uit te voeren is. De CDA-fractie roept de minister en staatssecretaris van Financiën ertoe op om snel met de woningbouwcorporaties tot een nieuw convenant te komen. Daar staat een oproep van mijn fractie tegenover aan de woningbouwcorporaties om de strijdbijl te begraven en het overleg met "open mind" in te gaan. Mijn fractie wil graag van de minister weten wat op dit moment de stand van zaken is met de onderhandelingen met de woningbouwcorporaties.

Dan de tegemoetkoming ouderenbonden. Zoals bekend kan het voor ouderen lastig zijn om hun aangiftebiljet zelf in te vullen. Dat wordt nog gecompliceerd doordat bij de Belastingdienst zelf sprake is van een puinhoop. Zo verstrekt de Belastingdienst een aantal formulieren niet goed, wordt soms uitgegaan van verkeerde gegevens en zijn toeslagen soms niet goed. Ouderen raken hierdoor in paniek en komen in de problemen. Aangiftes moeten opnieuw ingediend worden of er moet bezwaar gemaakt worden. Ouderen worden daar gelukkig bij geholpen door de ouderenbonden. Die bonden ontvangen daarvoor een kleine subsidie om hun kosten goed te maken. Voor deze subsidie heeft de huidige minister Verburg van LNV zich destijds, toen zij nog Kamerlid was, sterk gemaakt. Die subsidie, die door het ministerie van Financiën wordt verstrekt, dreigt te stoppen. Dat is geen goede zaak. De kosten die gepaard gaan met de hulp van en door ouderen voor ouderen wegen financieel gezien vele malen op tegen de kosten die de Belastingdienst anders moet maken om alles weer recht te breien. De CDA-fractie wil graag dat deze subsidie gehandhaafd wordt en verzoekt de minister van Financiën met enige klem om daar nog eens welwillend naar te kijken.

Dan tot slot het in stand houden van ons nationaal cultureel erfgoed. Het vorige kabinet heeft een belangrijke impuls gegeven aan het wegwerken van achterstanden in de restauratie van monumenten. Ook dit kabinet heeft extra geld ter beschikking gesteld. Het wegwerken van achterstanden is een noodzaak, want onder het nieuwe subsidiestelsel is de financiering verschoven van restauratie naar onderhoud. Uitgangspunt van dit nieuwe stelsel is altijd geweest dat de monumenten in goede staat moeten zijn voordat ze erin gaan. Om dit te bereiken resteert in ieder geval nog een aanzienlijk gat. De CDA-fractie wil graag 50 mln. bestemmen om iconen van ons cultureel erfgoed voor verval te behoeden.

Het gaat om restauraties waar vrijwilligers door het hele land vaak al jaren voor actief zijn met voorbereidingen en geld inzamelen, maar waar het Rijk keer op keer niet over de brug komt. Monumenten staan in de rij voor deze impuls. Het betekent extra werk voor vakmensen die gespecialiseerd zijn in restauraties, waar Nederland zo goed in is. Het straalt uit naar de leefbaarheid van de binnensteden. Het gaat om monumenten van nationale betekenis: Kasteel De Haar, de Bavokathedraal in Haarlem, de Pieterskerk in Leiden, maar ook monumenten in kleinere gemeenten. De CDA-fractie is buitengewoon verheugd dat er in de Voorjaarsnota toch nog ruimte is gevonden om, in positieve zin, een vrijwel definitieve zet te geven aan instandhouding van ons nationale culturele erfgoed. Het zal collega Van der Vlies van de SGP goed doen dat hierdoor ook tegemoet gekomen wordt aan zijn motie van enige tijd geleden. De lijst van monumenten waaraan prioriteit gegeven moet worden is in het amendement zelf opgenomen.

De voorzitter:

Fijn, dank u wel. De heer Vendrik heeft nog een vraag voor u.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik snap heel goed dat een moderne, eigentijdse partij als het CDA graag geld geeft aan het opknappen van oude kerken. Dat volg ik.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Monumenten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zojuist noemde de heer De Nerée de motie-Van Geel van vorig jaar over 250 mln. bezuiniging op de buitengewone uitgaven. Gisteravond zagen wij in een moeilijk debat met het kabinet wat de consequenties zijn. Sommige chronisch zieken en gehandicapten gaan er mede als gevolg van die extra bezuiniging van 250 mln. 10% op achteruit. Zou het dan niet chic zijn dat het CDA vanavond een voorstel doet om minimaal een deel van het probleem op te lossen dat het bij monde van fractievoorzitter Van Geel heeft opgeroepen? Kennelijk komt de 50 mln. het CDA toe, in het kader van nationale cadeautjesdag. Zou het CDA dat bedrag niet terugploegen naar de regeling, om een deel van die bezuiniging ongedaan te maken? Zou dat niet chic zijn?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Een eerste opmerking: dit geld is incidenteel. De heer Vendrik weet ook wat dat betekent: dat je het alleen maar voor dit jaar kunt uitgeven en niet voor het volgende, want dat is er niet. Een tweede opmerking. Ik wil inhoudelijk ingaan op het probleem dat gisteren aan de orde is geweest. Als ik het goed heb, is mijn collega Omtzigt daar vrij uitvoerig op ingegaan. Wij staan ook niet te springen om de regeling zoals die nu wordt voorgesteld. De heer Omtzigt heeft kritische geluiden laten horen en een aantal vragen gesteld, waarin hij met name ingaat op de problemen die de heer Vendrik maar ook de Gezondheidsraad en een heleboel andere instanties naar voren brengen. Daar moet goed naar gekeken worden, dat ben ik volstrekt eens met de heer Vendrik. Wij moeten kijken of wij daar een goede oplossing voor vinden. Er zijn vragen over gesteld. Ik weet niet of de antwoorden inmiddels al gegeven zijn. Anders komen zij nog. Wij zullen nog discussiëren over het hele traject van de aanpassing en de tegemoetkoming buitengewone uitgaven.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Vragen zijn gesteld, antwoorden zijn gekomen, en de politieke conclusie gisteravond was dat de regeling niet goed is. Hoe komt dat? Geldgebrek. Hoe komt dat dan weer? De motie-Van Geel. Ik heb een prachtige deal. Het CDA zegt dat dit geld incidenteel is, dus alleen voor dit jaar. Het CDA had net een probleem met het kasschuiven, dat er te veel geld naar voren gehaald werd. Dan schuiven wij dit geld naar achteren. De 50 mln. die het CDA dit jaar mag besteden, schuiven wij door naar 2009. Dat is ook uw punt en ik steun u daarin. Wij besteden het geld niet dit jaar, maar reserveren het voor volgend jaar. Dan maken wij in ieder geval een regeling die beter wordt, met dank aan het CDA en die 50 mln. Voor latere jaren zoeken wij dan samen een oplossing, om te zorgen dat het geld structureel komt. Een en een is twee. Is dat een deal?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De heer Vendrik weet net zo goed als ik dat volgens de regeling in 2007 zeven tot acht miljoen mensen als chronisch ziek of gehandicapt golden. Ik wil die discussie graag met de heer Vendrik aangaan. De kosten die daarmee gepaard gingen zijn uit de pan gerezen. Die liepen op tot 2 mld. Iedereen was het erover eens dat de regeling dusdanig gestructureerd moest worden dat alleen mensen die behoefte hebben aan de regeling tegemoet worden gekomen. Het is niet de bedoeling dat iemand die een bril koopt het veelvoudige krijgt van wat die nodig heeft, ook al is die niet chronisch ziek of gehandicapt.

De voorzitter:

De heer Vendrik een laatste keer, maar wel kort.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De cijfers van de heer De Nerée kloppen niet. Ik heb het ook niet over chronisch zieken en gehandicapten die een bril aanschaffen. Het gaat om mensen die zorgkosten maken en die zij via de buitengewone uitgaven presenteren, straks de nieuwe regeling van het kabinet. Wat is het verschil? Min 10%! Ik daag de heer De Nerée uit om er extra geld bij te doen. Het CDA nam vorig jaar de leiding met een dappere coalitiemotie. Die haalde het geld weg om het te besteden aan visserij, schoolboeken en nog zo wat. Ik vraag de heer De Nerée een deel van het bedrag terug te storten bij de regeling waar het thuishoort.

De voorzitter:

Gaat u rustig zitten en luister naar het antwoord.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De heer Vendrik kan hier niet met droge ogen beweren dat er geen onbedoeld gebruik wordt gemaakt van de regeling. Hij kan hier een mooi stukje toneel opvoeren. Wij waren het er echter allemaal over eens dat de regeling toegespitst moest worden op de mensen waarvoor die bedoeld is: chronisch zieken en gehandicapten. Dat is bij de motie-Van Geel aan de orde gekomen. Er kon een besparing verkregen worden. De nieuwe regeling voldoet nog niet aan de wensen van de heer Vendrik en ook niet aan de wensen van de CDA-fractie. Dat is echter een andere zaak. De discussie gaat verder.

De heer Weekers (VVD):

Ik ben het zeer met collega Vendrik eens. De pot voor chronisch zieken en gehandicapten is vorig jaar meer dan geplunderd door de motie-Van Geel. Daardoor is het budgettaire korset te strak om er een nieuwe regeling op een ordentelijke manier in te persen.

Mijn vraag gaat over iets dat ik in het betoog van de heer De Nerée mis, namelijk de aanwending van het superdividend Schiphol. In het coalitieakkoord is afgesproken dat het bij voorkeur zou worden aangewend voor de ontsluiting van de Noordvleugel van Schiphol. Wij hebben onlangs een brief gekregen. De heer Haverkamp van het CDA heeft dit punt prominent aan de orde gesteld tijdens een notaoverleg. Vandaag zou het verder aan de orde worden gesteld door de CDA-fractie. Ik hoor daar niets over. Volgens mij heeft de CDA-fractie zich laten foppen door de minister van Financiën.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De CDA-fractie is buitengewoon ongelukkig met de wijze waarop het superdividend Schiphol over 2008 is besteed. Er lag een motie om dat geld te besteden aan de Noordvleugel. Ondanks alle mooie woorden van de minister en de beantwoording van de schriftelijke vragen is het de vraag of de motie is uitgevoerd zoals die uitgevoerd had moeten worden. In 2009 komt er weer een superdividend aan. Wij gaan absoluut de discussie nog eens aan. Wij kunnen het in 2008 niet rechtbreien. Wij weten niet wat er met de miljoenennota gebeurd.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb de heer De Nerée niet gehoord over de discussie over de btw en de verlaging van de WW-premies. Is het voor het CDA acceptabel als de btw-verhoging niet doorgaat?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De CDA-fractie zegt bij voortduring dat de doelstelling van het kabinet, de verlaging van de kosten op arbeid, op een breed front uitgevoerd moet worden. Wij hebben bij de Miljoenennota 2008 een pakket gekregen van btw-verhoging plus verlaging van de WW-premie voor werknemers. Wij zetten sterk in op die lastenverlaging. Die heeft heel goede koopkrachteffecten en staat ook in het coalitieakkoord. De minister van Financiën heeft bij het voorjaarsoverleg aan werknemers en werkgevers toegezegd: ik zal eens kijken hoe ik daarmee omga. De bal ligt in de goal van de minister van Financiën. Wij horen in augustus hoe hij de bal weer uit de goal gaat trappen, hopelijk met een goede verlaging van de WW-premies en een solide financiering van deze verlaging.

De heer Irrgang (SP):

Als ik de heer De Nerée goed begrijp, zou hij het goed vinden als de btw-verhoging niet doorgaat. Of heb ik u dat niet horen zeggen?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

U hebt mij horen zeggen dat de CDA-fractie hecht – ik herhaal het nogmaals – aan lastenverlichting voor degenen die werken. Werken moet weer gaan lonen. Ons is een pakket voorgelegd in de Miljoenennota 2008. Het kabinet buigt zich daarover. Nogmaals, wij hechten eraan dat op allerlei fronten de lasten op arbeid worden verlaagd. Dat zal bekostigd moeten worden. De minister van Financiën heeft ons een pakket aangeboden. Hij heeft tegen het bedrijfsleven gezegd: ik zal er nog eens naar kijken. Wij wachten af waarmee hij komt.

De heer Irrgang (SP):

Maar voorzitter, ik vroeg naar de btw.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik blijf daar echter bij zeggen dat wij willen dat de lastenverlaging op arbeid doorgaat.

De voorzitter:

Niet door elkaar heen praten, dan is het niet hoorbaar. Mijnheer Irrgang, net was het al de laatste keer. Nu dan de allerlaatste keer.

De heer Irrgang (SP):

Ik vraag door omdat ik geen antwoord krijg op mijn vraag. De heer De Nerée heeft het over lastenverlaging op arbeid.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

U bent toch ook voor lastenverlaging op arbeid?

De heer Irrgang (SP):

Volgens mij is het zo dat ik nu een vraag aan u stel.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Oké.

De heer Irrgang (SP):

Ik vroeg aan u: zou de CDA-fractie het goedvinden als de btw-verhoging niet doorgaat?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik zeg hier nu voor de derde of vierde keer dat de CDA-fractie sterk hecht aan het doorgaan van de verlaging van de WW-premie, dus van de lasten op arbeid. Die is ons samen met de btw-verhoging aangereikt in één pakket. De minister van Financiën heeft tijdens het Voorjaarsoverleg tegen werknemers en werkgevers gezegd: ik kijk nog eens naar dat pakket. De bal ligt in de goal van de minister van Financiën. Wij wachten af wat eruit komt. Ik denk in ieder geval de verlaging van de WW-premie en een verdere lastenverlaging op arbeid.

De voorzitter:

De laatste vraag is voor de heer Tony van Dijck. Iedereen is nu geweest.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De heer De Nerée heeft het over lastenverlaging op arbeid. Misschien weet hij meer dan ik, maar van dit kabinet zie ik nog niet het minste van lastenverlaging op arbeid, buiten de budgetneutrale schuif van de btw naar de WW; waarvan wij nog maar moeten afwachten of die in 2009 wordt doorgevoerd. Je moet dus niet bij dit kabinet zijn voor lastenverlagingen op arbeid. Mijn vraag gaat echter over iets anders, namelijk over het superdividend. De heer De Nerée laat zich op dat punt gewoon mangelen. Hij heeft altijd gezegd: over my dead body, dat superdividend wordt niet opgesoupeerd aan allerlei onzindingetjes, het moet duurzaam worden ingezet, bijvoorbeeld via het FES, voor Schiphol of voor de Zuidas in Amsterdam. Hij zegt nu: wij kunnen er voor dit jaar niets meer aan veranderen, maar in 2009 starten wij de discussie opnieuw. Hij moet echter nu ook voet bij stuk houden. Zowel in 2008 – nu is het moment want morgen zijn wij te laat – als in 2009 moet het superdividend goed worden besteed. Op een duurzame manier, zoals is afgesproken in vorige kabinetten en het ook deze minister van Financiën betaamt.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik weet niet waar de heer Van Dijck al zijn wijsheid vandaan haalt. Waarschijnlijk uit niet gepubliceerd werk van mij, waarvan ik zelf ook niet weet dat ik het heb geschreven. Tegen de heer Weekers heb ik gezegd dat ik ongelukkig ben met hoe het is gegaan met het superdividend. De minister van Financiën heeft samen met de minister van Verkeer en Waterstaat geprobeerd om aan te tonen dat er wel degelijk een groot bedrag is gegaan naar het project waarvoor het was bedoeld. Wij zijn er ongelukkig over en komen er gegarandeerd op terug voor zover het het superdividend over 2009 betreft. Ik denk dat dit niet het enige superdividend is, dus de discussie zal ongetwijfeld breder worden gevoerd.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Het kan verkeren, ook op de financiële markt. Was er eind 2007 sprake van een ongekend hoge economische groei, viert op dit moment de onzekerheid hoogtij. Gisteren sloot de beurs op het laagste niveau van dit jaar. Dat was het gevolg van een combinatie van factoren, zo heet het. De invloed van de krediet- en hypotheekcrisis in Amerika is nog steeds merkbaar, de hoge olieprijs dempt de verwachting ten aanzien van de economische groei en de inflatie stijgt snel. Als ik die zaken zo achter elkaar zet, levert dat een rijtje op waar men niet zo vrolijk van wordt. Het is dan ook terecht dat de minister in de Voorjaarsnota 2008 constateert dat er sprake is van een onzekere economische situatie.

Wat betreft de kredietcrisis lijkt de weg omhoog nog niet gevonden. Na de banken, zijn nu ook de hedgefondsen aan de beurt. De vraag is of het hierbij blijft. Om dit in te kunnen schatten, is openheid van financiële instellingen van cruciaal belang. Die maakt het mogelijk om risico's in te schatten en daarop te anticiperen. Deelt de minister de analyse dat transparantie van het grootste belang is en, zo ja, hoe wil hij die bevorderen?

Over de olieprijs is ook het nodige te doen. Deze blijft doorstijgen. Van deze ontwikkeling is met meer zekerheid te zeggen dat die niet snel zal veranderen. De oorzaken van de hoge prijzen zijn namelijk van dieperliggende structurele aard, namelijk een grote vraag op de wereldmarkt in het licht van dreigende schaarste. Die schaarste wordt snel werkelijkheid en daarom geloof ik dat wij, helaas, aan de hoge olieprijs zullen moeten wennen. De minister zei dat gisteren tot mijn verrassing ook. Het verlagen van de belasting op brandstof is in dit verband slechts een incidentele oplossing en daarom niet effectief.

Naar mijn overtuiging moeten wij het proces van omschakeling naar andere energievormen bevorderen. Minister Van der Hoeven heeft dit eerder, in een ander debat, in antwoord op een vraag van mij ook voluit erkend. De energietransitie zal steviger dan tot nu toe zijn beslag moeten krijgen. Daarom vraag ik de minister van Financiën vanavond toe te zeggen dat dit kabinet innovatie nog steviger zal ondersteunen, ook in financiële zin, dan tot nu toe het geval was.

De hoge olieprijs en de stijgende voedselprijzen zorgen ook voor een toenemende inflatie. Dat is een zorgelijke ontwikkeling, helemaal als de economische groei stagneert en misschien zelfs wel krimpt. Het risico van stagnatie en zelfs stagflatie wordt dan reëel. De grote vraag is wat moet worden gedaan om deze ontwikkeling om te buigen. Een van de opties zou kunnen zijn om de btw-verhoging vooralsnog niet door te laten gaan. Mijn fractie hecht aan een gedegen onderbouwing van de keuzes die wij hebben en de keuzes die wij nog kunnen maken. Kan de minister daar vanavond al duidelijkheid over geven?

De neiging is aanwezig om nu alleen maar in mineur te vervallen. Op basis van de Voorjaarsnota 2008, constateer ik ook dat het op onderdelen heel goed gaat. Ik noem bijvoorbeeld de werkgelegenheid. Vanmiddag heeft het debat over het rapport van de commissie-Bakker plaatsgevonden. Deze commissie stelt dat de werkloosheid over enkele jaren het probleem niet meer is, maar de krapte op de arbeidsmarkt. Aan die gedachte moeten wij ook wennen. Wij moeten ons voorbereiden op deze situatie en gerichte maatregelen nemen om iedereen een kans te geven op de arbeidsmarkt. Het kabinet gaat hiermee aan de slag. Het verminderen van de krapte op de arbeidsmarkt is ook van belang voor een verantwoorde loonontwikkeling.

Een ander positief punt betreft de ontwikkeling van het EMU-saldo. Het EMU-overschot stijgt verder naar 0,9% in 2008. Daarnaast neemt de staatsschuld af. Sterker nog, die lijkt als een raket omlaag te gaan. In 2009 verwacht het CPB dat het EMU-saldo naar 1,8% gaat. De EMU-schuld, als percentage van het bbp, schiet maar liefst onder de 40%. Dat is inclusief het deel voor de provincies en de gemeenten, waar wij ook al bij het jaarverslag over hebben gesproken. Er is deze kabinetsperiode dus sprake van een positief EMU-saldo en een versnelde daling van de staatsschuld. Dat is een unieke prestatie die in decennia niet is vertoond.

Ik kom tot een aantal concrete punten waar mijn fractie de aandacht op wil richten en waarvoor ik ook geld zou willen vrijmaken. In het afgelopen halfjaar zijn verschillende discussies gevoerd over problemen in onze maatschappij. Ik noem expliciet de discussie over vrouwen de werkzaam zijn in de prostitutie die hieruit zouden willen stappen. In de beleidsbrief van Justitie wordt hier veel aandacht aan besteed, maar concrete middelen hebben hier nog nooit tegenover gestaan. Vandaag willen wij regelen dat de belemmeringen voor ex-prostituees om eruit te stappen, worden weggenomen. Daarom heb ik een amendement ingediend op stuk nr. 6 (31447-VI). De middelen zijn bedoeld voor opvang, huisvesting, psychosociale begeleiding en re-integratie.

Een tweede belangrijk maatschappelijk probleem betreft de tienermoeders en -vaders. Er is mijn fractie veel aan gelegen om een impuls te geven aan preventie en hulpverlening rondom ongewenste zwangerschap bij tieners om zo te komen tot een laagdrempelig hulpaanbod op maat. Wat ons betreft, kan dat ook in samenspraak gaan met de minister voor Jeugd en Gezin. Er liggen voorstellen voor projecten die dit jaar in gang gezet kunnen worden. Om daarvoor de benodigde middelen vrij te maken, heeft mijn fractie amendement 31474-XVI, nr. 6 ingediend.

Het afgelopen halfjaar heeft mijn fractie veelvuldig aandacht gevraagd voor de verbetering van het openbaar vervoer. Zij ziet op dat terrein namelijk veel groeikansen. Inmiddels heb ik van bestuurders van diverse regio's begrepen dat heel veel interessante projecten in het kader van de op handen zijnde mobiliteitsaanpak worden aangemeld. Het zal een behoorlijke puzzel zijn om alle projecten te kunnen honoreren. Wij vinden het belangrijk dat kansrijke projecten snel van start kunnen gaan. Als extra stimulans wil mijn fractie daarvoor een bedrag van 10 mln. beschikbaar stellen. Daartoe heb ik amendement 31474-XII, nr. 7 ingediend. Daarbij zullen de middelen onderdeel zijn van de eerder genoemde mobiliteitsaanpak.

Ik kom op een onderwerp van geheel andere aard. In het hoge noorden, namelijk Friesland, wordt een forse discussie gevoerd over het uitdiepen van vaarweg De Boontjes. Die moet snel uitgediept worden vanwege een voortdurend groeiende zanddrempel. Binnen de huidige begroting zijn echter geen middelen gereserveerd om dat te realiseren. Mijn fractie heeft daarom een amendement ingediend met als doel deze uitdieping nog dit jaar te laten plaatsvinden.

Een paar weken geleden, tijdens het wetgevingsoverleg over de jaarverslagen, is discussie gevoerd over de ombouw van de keersluis bij Zwartsluis tot een schutsluis. De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft tijdens die discussie aangegeven dat MKBA negatief is over de variant die door de regio en mijn fractie wordt gewenst. In dat debat heeft de CDA-fractie naar voren gebracht dat het realiseren van de door de regio gewenste schutsluis veel beter aansluit bij de ontwikkelingen ter plaatse en dat die sluis een vliegwieleffect kan krijgen. Juist vanwege de groeikans voor de binnenvaart in die regio hebben wij daarvoor al eerder gepleit. Ik zie echter ook dat het uit budgettair oogpunt problematisch is om die sluis te realiseren. Vandaar dat ik samen met de CDA-fractie amendement 31474-XII, nr. 8 heb ingediend. Het doel daarvan is de schutsluis alsnog te realiseren.

Wij spreken vaak in macro-economische termen, maar een feit is dat mensen direct in de portemonnee voelen hoe het met de economie staat. De inflatie en stijgende olieprijzen tasten de koopkracht van huishoudens aan. Wij verwachten dat daarvoor aandacht is bij de begrotingsvoorbereiding. Voor dit jaar zou het goed zijn als er ook een vorm van compensatie kwam. Daarom steunt mijn fractie het amendement-Tang/Spekman dat tot doel heeft, het armoedebeleid extra financiële armslag te bieden. Dat geldt ook voor het amendement van de CDA-fractie over het investeren in monumenten. In het verleden heeft mijn fractie daarvoor 100 mln. vrij gespeeld. Het is goed dat er nogmaals een eenmalige bijdrage komt. Vandaar dat wij de amendementen zullen steunen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ken de ChristenUnie als een partij die streeft naar een duurzame samenleving. Wij zijn bondgenoten op dat terrein. Ik heb in mijn inleiding gezegd dat het niet helemaal goed gaat met de stimulering van duurzame energie. Dan druk ik mij nog voorzichtig uit. Wij staan wat dat betreft een beetje stil. Er zijn veel debatten gevoerd, met name met de minister van Economische Zaken, om die schrale Stimuleringsregeling Duurzame Energie te verbeteren. Dat lukt echter niet echt. Ik verwacht van een groene partij als de ChristenUnie dat zij die 50 mln. wil investeren in de ontwikkeling van duurzame energie. Waarom hoor ik dat niet van haar?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Toen wij nadachten over de punten die wij wilden inbrengen tijdens het overleg over de Voorjaarsnota, kostte het ons geen moeite om een giga lijst te produceren met buitengewoon interessante onderwerpen. Zoals gebruikelijk, zullen nooit alle wensen worden vervuld. Dat zal zelfs in je stoutste dromen niet gebeuren. Wij hebben dus gekeken naar onderwerpen die in de afgelopen periode ook door onze fractie aan de orde zijn gesteld. De duurzame energie is inderdaad ook aan de orde geweest. Wij hebben een keuze gemaakt. Naar mijn idee is goed te verantwoorden dat wij deze onderwerpen hebben gekozen. Het lijkt ons behoorlijk duurzaam om in maatschappelijke zaken te investeren. Wij spreken over het investeren in de schutsluis. Dat zal een buitengewoon duurzaam effect hebben op de ontwikkeling van de lokale economie ter plaatse. Ik denk dus dat wij zeer duurzame onderdelen hebben gekozen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik ben toch nieuwsgierig hoe die verdeling van 150 mln. tot stand is gekomen. Er was 150 mln. Toen kwam dat telefoontje van minister Bos met de opmerking dat hij een cadeautje voor jullie had. Alle drie, gelijke monniken... Hij heeft waarschijnlijk gezegd dat het bedrag van 50 mln. vrij te besteden was en dat over de investering goed moest worden nagedacht. Ten eerste vraag ik mij af: wanneer kregen jullie dat telefoontje? Ten tweede vraag ik via u: minister Bos, waarom hebt u niet aan ons gedacht? Wij hebben ook wel wensen die wij in vervulling willen laten gaan voor een leuk bedrag. Vanwaar deze uitdelerij van cadeautjes? Ik begrijp er helemaal niets van! U hebt echt zitten nadenken, mijnheer Cramer: wat kunnen wij nu doen met die 50 mln.? Want dat komt van heel diep, die sluis en die prostituees.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Nee, daar hoefden wij niet zo diep voor te gaan. Dat is mijn antwoord op uw laatste vraag. Het antwoord op de vraag of ik een telefoontje heb ontvangen, is ook: nee. Wij hebben geen telefoontje gehad. Als u de stukken goed had gelezen, had u dit ook kunnen zien. Dan ga je nadenken, mijnheer Van Dijck.

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. Het zijn turbulente tijden voor de mondiale en voor de Nederlandse economie. Het vertrouwen van en in de financiële markten is enigszins hersteld, maar nog wankel. De doorwerking daarvan kan de economie nog direct raken. De heer De Nerée haalde de problemen bij Fortis aan, die daarvan een beangstigende illustratie vormen. Ondertussen heeft het spook van de inflatie weer de kop opgestoken. Op dit moment is de Nederlandse inflatie nog de laagste in de Europese Unie, maar de Nederlandsche Bank voorziet dat in de tweede helft van dit jaar de inflatie omhoog zal schieten.

De oorzaken van de turbulentie liggen overduidelijk buiten Nederland. Onze invloed daarop is nihil. Wij kunnen de olieprijzen wel omlaag wensen, maar niet omlaag krijgen; wij kunnen rotzooihypotheken wel weg wensen, maar niet weg krijgen. De vraag aan de Nederlandse politiek is dan ook hoe Nederland het beste op de turbulentie kan reageren. Ik onderscheid zeker drie reacties op de schokken die de Nederlandse economie treffen: begrotingsbeleid, de loonontwikkeling en prijsverhogende belastingen. Daarna kom ik op de vraag wie het meest door deze schokken kan en zal worden geraakt.

Laat ik beginnen met het begrotingsbeleid. De reacties in Nederland duiden vaak op een vroege fase van rouw, namelijk ontkenning. Dat laatste zien wij vaak en hardnekkig bij collega Rutte. Hij richt zich te pas en te onpas tegen het kabinet maar niet tegen olieafhankelijkheid of tegen de hang naar risico's in de financiële wereld. Hij heeft het over de dieselaccijns maar niet over de olieprijs. Hij heeft het over een behoedzaam pad voor het begrotingsbeleid, maar vergeet dat het financieringsoverschot in 2009 verder omhooggaat en dat de staatsschuld historisch laag is en op het relatieve niveau van 1979 terecht zal komen. Maar ik zag Mark Rutte laatst in de collegebanken zitten bij professor dr. Jacobs, en men zal begrijpen dat ik dat helemaal niet verkeerd vond.

Dan zijn er ook nog collega's die vinden dat het kabinet de tering naar de nering moet zetten, bijvoorbeeld collega Pechtold. Dat is precies de verkeerde reactie, want met extra bezuinigingen kan de economie grotere schade oplopen en kan de vertraging worden versterkt. De grotere schade wordt altijd betaald door mensen met een wankele positie op de arbeidsmarkt. Zij zullen er als eersten uit vliegen. De PvdA wil niet zo'n jojo-economie waarin de werklozen de prijs betalen voor het spelletje.

De begrotingsregels onder Zalm en onder Bos zijn zodanig dat het overschot de schokken moet opvangen. Dat is bedoeld om de pieken en dalen in de economie af te vlakken, om te stabiliseren. Met de verbeterde financiële positie van de overheid is dat meer dan ooit mogelijk. Het kabinet kiest er dus voor om de begrotingsregels het werk te laten doen. Dat is een verstandige reactie. Nogmaals, juist voor de mensen die anders hun baan dreigen te verliezen.

Begrotingsregels zijn goed om de deflatoire schokken op te vangen: de vertraging van de Amerikaanse economie, de inzakkende wereldhandel en de lagere dollar. Ze bieden echter weinig soelaas bij een inflatoire schok door een hogere olieprijs en duurdere kredieten. Daarvoor is juist de loonontwikkeling van groot belang. Helaas zie ik ook daarbij nog rouw en ontkenning, bijvoorbeeld bij Agnes Jongerius en Mieke van der Burg, als zij de bankpresident Trichet kapittelen over zijn oproep tot loonmatiging. Afwenteling van hogere olieprijzen in hogere lonen zal de schade voor de economie alleen maar vergroten. Het is dan ook terecht dat Trichet en anderen zich zorgen maken over een loon-prijsspiraal. Uit de ontkenning spreekt ook een weemoed naar goedkope olie. Tegen zulke nostalgie keerde Den Uyl zich al in de jaren zeventig, door Nederland voor te houden dat de tijden van voor de oliecrisis niet zouden terugkeren. Hij bleef niet steken in de weemoed over de tijd van lage olieprijzen en durfde de Nederlandse bevolking het eerlijke verhaal te vertellen. Bij deze reactie heeft Nederland baat gehad. Samen met andere Europese landen heeft Nederland ervoor gekozen om huizen te isoleren en in zuinige, kleine auto's te rijden. Dit heeft ons minder kwetsbaar gemaakt voor de olieprijs, zeker minder kwetsbaar dan een olieslurpend land als de Verenigde Staten, dat in dit opzicht nog in de jaren vijftig verkeert en dus achterlijk is.

De OESO constateert in juni, in de laatste Economic Outlook, dat de hogere olieprijzen een twee keer zo hoog negatief effect zullen hebben op de Amerikaanse economie als op de Europese economie. Dit heeft te maken met de keuzes die in de jaren zeventig zijn gemaakt. Deze keuze moeten wij nu weer maken. De heer Cramer wees naar mijn mening terecht op de investeringen in energiebesparingen en in duurzame economie. Het kan ons helpen onze afhankelijkheid van olie te verminderen. Niet nostalgie, maar innovatie helpt ons vooruit.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wat de heer Tang vertelt, is bijzonder boeiend. Als wij moeten inzetten op duurzame energie en minder afhankelijk moeten worden van de olie, waarbij ik mij iets kan voorstellen, is het dan niet zaak om versneld richting kernenergie te gaan? De Fransen doen dit nu ook al en bepleiten dit voor heel Europa. Wij zitten een beetje in een verstarde houding ten opzichte van kernenergie. Juist nu is het van belang om daaraan versneld aandacht te besteden.

De heer Tang (PvdA):

Ik weet niet wat u bedoelt met "verstard", maar het is duidelijk dat in de discussie over kernenergie nog steeds dezelfde argumenten klinken. Het gaat over de veiligheid, zeker in een klein land als Nederland. Het gaat juist ook over de duurzaamheid, namelijk de afval. Het wachten is misschien wel op de volgende generatie van kernreactoren, waarbij deze problemen minder zijn. De heer Van Dijck praat over kernenergie, maar er zijn ook nieuwe mogelijkheden. Daar kijken wij op dit moment liever naar.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Met "verstard" doel ik op niets doen en vooruitschuiven. Dit kabinet zegt dat kernenergie misschien iets is voor het volgende kabinet, maar zelf er niets aan zal doen. Dat bedoel ik met "verstard". Er gebeurt niets, terwijl het juist nu zaak is om daarop in te zetten. Anders zijn wij straks te laat. Als de prijs voor een vat olie straks $250 is, wil ik niet weten hoe onze inflatie en onze economie er bij ligt.

De heer Tang (PvdA):

U zegt dat er niets gebeurt. Volgens mij trekt het kabinet juist meer geld uit voor duurzame energie. De PvdA zal altijd proberen om het tempo van besparingen in energie en investeringen in duurzame energie te verhogen. Morgen houden wij een interessant debat over de fiscale vergoeding. Wij denken dat deze vergoeding ook helpt, in tegenstelling tot uw partij, die het principe van "de vervuiler betaalt" niet wil doorvoeren en daarmee mensen eigenlijk een rad voor de ogen draait. U laat het voorkomen alsof de olieprijzen van vroeger in de toekomst hetzelfde zullen zijn.

Ik vind het prima dat u vooruitkijkt. Denkt u dan ook na over het fiscale instrument. Dat heeft in Nederland en Europa geen windeieren gelegd. Daardoor zijn wij veel minder afhankelijk geworden van olie dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten.

De heer Weekers (VVD):

De heer Tang spreekt over ontwenningsverschijnselen vanwege de hoge olieprijzen en vanwege de transfers die plaatsvinden vanuit Nederland in de richting van de olieproducerende landen. Daarop moeten de vakbonden natuurlijk inspelen, door niet alles af te wentelen. Heeft de heer Tang zelf ook geen last van ontwenningsverschijnselen en met hem het kabinet, doordat hij zelf niet de tering naar de nering zet en de belastingen huizenhoog houdt?

De heer Tang (PvdA):

Ik heb net uitgelegd dat de tering naar de nering zetten een buitengewoon riskante reactie is. Dat maakt van de Nederlandse economie een jojo-economie. Om eerlijk te zijn: ik begrijp dat niet. Ik begrijp af en toe niet waar het verstand van de VVD is gebleven. Misschien is dat weggegaan sinds de heer Zalm hierin niet meer actief is. De heer Zalm heeft, misschien wel als zijn beste daad ook ooit, de begrotingsregels geïntroduceerd. Hierdoor is er stabiliteit. De begrotingsregels zijn erop gericht om de economie te stabiliseren. Wat u bepleit, gaat in tegen de begrotingsregels van Zalm.

De heer Weekers (VVD):

De heer Tang is abuis. Als de Partij van de Arbeid, het CDA en de ChristenUnie de begrotingsregels van de heer Zalm als uitgangspunt hadden genomen, waren zij uitgegaan van een voorzichtige economische groei, van een minder ambitieus uitgavenprogramma en waren de lasten niet zo fors verhoogd als zij hebben gedaan. Met andere woorden: ik moet toch echt concluderen dat u zelf last hebt van ontkenningsverschijnselen. U verwijt anderen een aantal zaken, maar u houdt zelf oogkleppen op.

De heer Tang (PvdA):

Misschien moet u maar eens naast de heer Rutte in de collegebanken plaatsnemen, want u weet best dat het behoedzame pad helemaal niets zegt over de lastendruk. De behoedzame regels zeggen dat een meevaller waarschijnlijker is dan een tegenvaller.

Uw reactie is vrij hilarisch, omdat op dit moment de begroting eigenlijk alleen maar meevallers laat zien, voor dit jaar en naar verwachting ook voor volgend jaar. De staatsschuld zal nog zo laag zijn geweest. Wij zitten eigenlijk net voor de tweede oliecrisis; wat dat betreft is die parallel misschien nog wel eens beangstigend.

De voorzitter:

Mijnheer Weekers, wilt u afronden?

De heer Weekers (VVD):

Afrondend zou ik de heer Tang ook willen aanraden bij professor Jacobs in de collegebanken plaats te nemen en zijn interessante boek "De prijs van gelijkheid" eens even door te nemen.

De heer Tang (PvdA):

Dat is heel goed. Ik word nog in het voorwoord van dat boek bedankt voor mijn bijdrage aan discussies met de heer Jacobs.

De voorzitter:

Mijnheer Tang, ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. Ik heb over de loon-prijsspiraal gesproken. Enerzijds is er een de-inflatoire impuls en anderzijds een inflatoire impuls en wij weten niet waar wij staan. Het gevaar van de inflatoire impulsen is dat prijzen en lonen over elkaar heen buitelen, de loon-prijsspiraal. Dat kan schade veroorzaken aan de economie en dat leidt tot de vraag of het kabinet de btw-verhoging in combinatie met de verlaging van de AWf-premie wel door moet laten gaan.

Op zich is het een verstandige combinatie vanwege de lastenverschuiving van arbeid naar consumptie. Dat heeft op de gemiddelde koopkracht niet of nauwelijks effect en tegenover hogere prijzen staan namelijk ook hogere inkomens. Met de oplopende inflatie en dreigende loonsverhogingen kan dit tijdstip echter, in een vergeefse poging om compensatie voor hogere olie- en voedselprijzen te vinden, wel eens ongelukkig gekozen zijn. Het kan een loon-prijsspiraal versterken met banenverlies tot gevolg. De PvdA-fractie vindt dat het kabinet er verstandiger aan doet om in overleg met de sociale partners te treden om afspraken te maken over de btw in combinatie met de AWf-premie en de WW-premie en over de loonontwikkeling en participatiebevorderende maatregelen.

De schokken zijn mogelijk te verzachten maar niet te vermijden. De vraag is echter wel wie die schokken het meest voelen. Ik vraag daarom aandacht voor twee groepen.

Ten eerste realiseert de PvdA zich, meer dan welke partij dan ook, dat er mensen zijn die elke cent moeten omdraaien en die geen buffer hebben om schokken op te vangen. Deze mensen zijn redelijkerwijs niet in staat om extra lasten op te vangen, zonder zich in de schulden te moeten steken of zich nog dieper in de schulden te moeten steken. Voor deze mensen kunnen de verhoging van de elektriciteitsprijzen per 1 juli aanstaande en de hogere prijzen voor groente en zuivel net te veel betekenen.

Bovendien is de overheid direct betrokken bij de betalingsproblemen van veel mensen. Zo gaat het bij de huurtoeslagen om grote bedragen: 70.000 mensen die meer dan € 1000 moeten terugbetalen, alleen al over het jaar 2006; binnenkort volgt de afrekening over 2007, maar die zal niet veel afwijken van die over 2006. Klopt het vermoeden van de PvdA-fractie dat met name die mensen wier inkomen door een eenmalige, onverwachte verhoging net boven de huurtoeslaggrens uitkomt, een schuld van € 1000 of meer hebben? Hoe pakt de betalingsregeling voor deze mensen uit? Kan de minister de Kamer hierover schriftelijk rapporteren, inclusief – als ons vermoeden juist is – een voorstel om de betalingsregeling juist voor deze mensen dragelijker te maken? Overigens heeft de Kamer hierover vorige week al met de staatssecretaris van Financiën van gedachten gewisseld en de PvdA-fractie is blij met zijn toezegging om te kijken naar een vereenvoudiging van de huurtoeslag en om met name het probleem van de bovengrens nog eens goed te bekijken.

In lijn met de constatering dat sommige mensen iedere cent moeten omdraaien en geen buffer hebben, wil de PvdA-fractie nog dit jaar extra middelen voor armoedebestrijding; wij hebben daartoe het amendement-Tang/Spekman (31474-XV, stuk nr. 10) ingediend. De besteding van die middelen loopt via de gemeenten met de uitdrukkelijke bedoeling dat deze gebruikt worden voor de mensen die op de laagste sporten van de inkomensladder staan. Het amendement laat de verdere uitwerking over aan de bewindslieden van SZW en de gemeenten. De PvdA-fractie kan zich overigens goed voorstellen dat deze invulling geschiedt in de vorm van een eindejaarsuitkering aan mensen met een inkomen onder 120% van het wettelijk minimumloon. Deze mensen zijn vaak al met naam en toenaam bekend bij de gemeenten; het is dus een gerichte aanpak, ook van armoede.

Een andere groep die de schokken in de economie hard voelt, is die van de starters op de koopwoningmarkt. Zij hebben zich diep in de schulden gestoken en kunnen in de problemen komen, te meer omdat de banken strenger worden bij betalingsachterstanden. De lening van deze mensen is vaak groter dan de onderliggende waarde van het huis. Tegelijkertijd vermoedt mijn fractie dat deze groep als een van de eerste een economische vertraging zal bemerken. Deze mensen werken pas kort bij een bedrijf of hebben een tijdelijk contract bij het tweede inkomen. Bovendien kan de rente gaan oplopen, want het zou mij niet verbazen als de heer Trichet morgen de rente omhoog gooit, al is het maar met een kwart procent. De lange rente loopt ook al op. Ik heb hierover eerder schriftelijke vragen gesteld, maar heb daarop onvolledig antwoord gekregen. Ik vraag het kabinet daarom om de positie van starters op de koopwoningmarkt beter in beeld te brengen. Kan dit nog voor de algemene financiële beschouwingen?

Het kabinet heeft moeten ingrijpen bij de Voorjaarsnota. Ik heb gesproken over de schokken, maar er zijn ook structurele ingrepen geweest. Er zijn structurele, budgettaire problemen geconstateerd en structureel aangepakt. Er zijn maatregelen genomen om het uitgavenpatroon tot en met 2011 weer goed op de rails te krijgen. Dat brengt duidelijkheid en dat is goed. Dit geldt bijvoorbeeld voor de kinderopvang, waarbij een lastige maar verstandige keuze is gemaakt. Bij de maatregelen is rekening gehouden met de draagkracht. Ik zeg trouwens met nadruk dat het budget voor de kinderopvang gedurende deze kabinetsperiode elk jaar blijft stijgen. Bij de maatregelen wordt rekening gehouden met draagkracht. De overschrijding in de huurtoeslag wordt niet verhaald op huurders en er is extra geld uitgetrokken voor de wijken in deze Voorjaarsnota. Overigens is ook al geld vrijgemaakt voor de politie-cao.

De conclusie is duidelijk: dit kabinet durft in te grijpen en heeft daarbij oog voor de kwetsbare groepen in de samenleving. Ik reken daarom op instemming van de zijde van het kabinet om ook voor dit jaar nog meer middelen vrij te maken voor de bestrijding van armoede.

Tot slot heb ik nog een technische vraag. Er is zojuist al iets gewisseld over dit punt. Er is geld voor de Noordvleugel. Ik begrijp dat minister Eurlings nog 980 mln. tot zijn beschikking heeft. Kan dit geld ook voor de Noordvleugel worden aangewend?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als dat geld dan maar naar het spoor gaat, zou ik daaraan willen toevoegen.

Ik kom even terug op het betoog van de heer Tang over de btw-verhoging en het overleg met de sociale partners. Ik snap dat hij een soort uitruil in de aanbieding doet: de btw-verhoging gaat niet door, op voorwaarde dat de sociale partners iets verstandigs doen met de lonen. Is dat aanbod om die btw-verhoging niet door te laten gaan nog nader gekwalificeerd, zoals ik dat bijvoorbeeld heb gedaan in mijn termijn? Bijvoorbeeld dat het uitstel betreft van de btw-verhoging en geen afstel, en dat er dan in het lastenbeeld compensatie gevonden moet worden. Anders schieten wij een enorm gat in de begroting en wij doen toch niet hetzelfde als de CDA-fractie?

De heer Tang (PvdA):

Wij willen geen gaten in de begroting schieten. Deze minister van Financiën laat zien dat hij een solide beleid wil voeren en dat verwacht mijn fractie ook van hem. Voor ons is de btw-verhoging daarom heel duidelijk gekoppeld aan de AWf-verlaging. Als de een niet doorgaat, zou de ander ook niet door moeten gaan. Wij kunnen niet zomaar een gat van ruim 2 mld. schieten in de begroting. Dat is niet de manier waarop wij gewend zijn te opereren.

Wat de fasering betreft, gaat het in principe om een uitstel van een jaar. Voor 2010 kunnen wij het altijd opnieuw bekijken. Dat gebeurt dan 2009. Die discussie wordt dan volgend jaar gevoerd. Het lijkt mij niet opportuun of verstandig om dat nu te doen, als je ziet hoe hard de inflatie oploopt. Wij zijn van de laagste positie in de Europese Unie naar de hoogste gegaan. Daar moeten wij niet laconiek over zijn.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb hier een nadere vraag over. De heer Tang vraagt de vakbonden dus eigenlijk hun looneisen te matigen. Hij zegt dat hij in dat geval bereid is om mee te werken aan het niet door laten gaan van de btw-verhoging. Tegelijkertijd gaan dan ook de WW-premies niet omlaag. Waarom zouden de vakbonden daarmee instemmen? De heer Tang heeft eigenlijk niet zo veel in de aanbieding. Enerzijds geen btw-verhoging, anderzijds gaan de WW-premies ook niet omlaag.

De heer Tang (PvdA):

Laat ik het zo uitleggen: wij hebben niet in de aanbieding dat wij de werknemers in dit land kunnen beschermen tegen de hogere olieprijzen. Dat heb ik zojuist proberen uit te leggen. Als wij het doen voorkomen dat wij dat wel kunnen, zijn wij niet eerlijk en dan kijken wij niet vooruit. Dan kijken wij achteruit. Dat bedoelde ik dan ook niet te zeggen. Het is prima als met de looneisen wordt gereageerd op de spanningen op de arbeidsmarkt. Die spanningen zijn er ook dit jaar, maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat men ten onrechte probeert om de hogere olie- en voedselprijzen te vertalen in hogere lonen. De oorzaak van die hogere olie- en voedselprijzen ligt buiten Nederland, terwijl wij de gevolgen ervan niet kunnen ontlopen. Dat is de boodschap. Inderdaad, de sociale partners hebben zelf aangedrongen op het niet door laten gaan van de btw-verhoging en omdat zij daar zelf op aandringen, gaat het hier niet om zomaar een aanbod.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb het woord olieprijzen niet in de mond genomen.

De heer Tang (PvdA):

Ik wel.

De heer Irrgang (SP):

Maar ik niet en u moet mij dat woord dan ook niet in de mond leggen. Mijn vraag is: waarom zouden de vakbonden met het niet doorgaan laten gaan van de btw-verhoging instemmen? Het is een beetje een enerzijds-anderzijdsverhaal. Ik heb ze niet horen zeggen dat zij graag willen dat de verlaging van de WW-premie niet doorgaat. Waarom zouden zij hun looneisen verhogen als er uiteindelijk voor het lastenbeeld van dit kabinet niets verandert?

De heer Tang (PvdA):

Ik geloof weer dezelfde uitleg te moeten geven als zo-even. Laten wij beginnen met vast te stellen dat zij hebben aangedrongen op deze maatregel. Dan kan het kabinet hierover ook met de sociale partners spreken en dat gesprek moet vruchtbaar kunnen zijn. Echter, het is niet zo dat inflatie die een gevolg is van de hogere olie- en voedselprijs .... Ik zie u met uw hoofd schudden, mijnheer Irrgang, want daar wilt u niet aan en dat begrijp ik. U zei zojuist: ik heb het niet over die hogere olie- en voedselprijs, maar het is inderdaad zo dat ík het daarover had. Die hogere prijs veroorzaakt namelijk de situatie waarmee wij te maken hebben. De vakbonden hebben zich thans met hun looneisen uiterst verantwoord opgesteld. Wij hebben in dit land altijd verstandige werkgevers en werknemers gehad. Wij moeten echter voorkomen dat de druk zo groot wordt, dat men gaat proberen om de lonen te laten stijgen ter compensatie van de hogere olie- en voedselprijs.

De heer Nerée tot Babberich (CDA):

De CDA-fractie heeft al een paar keer gezegd zeer sterk te hechten aan verlaging van het werknemersgedeelte van de werkloosheidspremie. Waarom? Omdat dat enorme koopkrachteffecten heeft. Ik ben eens achter mijn machientje gaan zitten en ik heb eens uitgerekend hoe groot de effecten zijn. Mijnheer Tang, het koopkrachteffect voor een alleenverdiener met een modaal inkomen die kinderen heeft is 0,8%. Voor bepaalde groepen is dat effect nog groter. U wilt toch niet zeggen dat u het verlies voor uw rekening wilt nemen. Daarom moet u ophouden met allerlei prachtige verhalen en met te zeggen voor u voor allerlei groepen opkomt. Er is nu een mooi pakket. Het kabinet heeft ingezet op lastenverlichting via arbeid. U probeert die lastenverlichting om zeep te helpen met alle koopkrachteffecten van dien. U veroorzaakt een ramp en dan vraagt u ook nog om de lonen te matigen.

De heer Tang (PvdA):

Dit verhaal is buitengewoon eenzijdig, en dat weet u. Aan de ene kant worden de lasten verlaagd en aan de andere kant verhoogd. Dat noemen wij dan ook: verschuiven. Nogmaals, het gemiddelde effect op de koopkracht is ongeveer nul. Tegenover die 0,8% vooruitgang staat zeker 0,16% achteruitgang in koopkracht. Daarover kunt u toch niet met mij van mening verschillen. Alleen als u de ene kant belicht en niet de andere, kunt u dat bestrijden. U bent lid van een partij die altijd zegt: wij moeten solide zijn. U stelt hier lastenverlichting voor, maar waar is dan de dekking voor die lastenverlichting? Ik daag u uit. Dat wil ik graag horen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb in mijn termijn gezegd: het kabinet denkt na en de minister van Financiën heeft de sociale partners toegezegd dat het kabinet over het hele pakket zal nadenken. Ik reken op de wijsheid van dit kabinet en dat er lastenverlichting via een maatregel voor arbeid komt, zodat arbeid blijft lonen en dat daarvoor een deugdelijke dekking wordt gevonden. Ik vertrouw de minister van Financiën, want hij is zeer solide, waarschijnlijk meer solide dan u.

De heer Tang (PvdA):

Wat u doet, mijnheer De Nerée, is een ongedekte cheque uitdelen en dat ben ik niet van het CDA gewend. Uw partij zegt altijd een solide partij te zijn, ook als het om de overheidsfinanciën gaat. Dat blijkt niet uit uw voorstel. Overigens kan ik maar niet begrijpen dat het CDA zeer laconiek is als het om de inflatie gaat. Ik herinner maar aan de uitspraak van Sylvester Eijffinger, een partijgenoot van u. Hij waarschuwde al in april voor de mogelijk schadelijk gevolgen van de loon-prijsspiraal. Toch doet u daarover buitengewoon laconiek. Onlangs deed ik het voorstel om de spaarders en de gepensioneerden te helpen met bescherming tegen inflatie, maar u wuifde het voorstel weg. U bent buitengewoon laconiek als het om inflatie gaat. U ziet niet het gevaar dat op Nederland afkomt.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Het is crisis en het wordt tijd dat wij dat eindelijk eens onder ogen zien. De olieprijs is in een jaar tijd verdubbeld en wij haalden gisteren weer een nieuw record. OPEC verwacht dat de olieprijs eind 2008 op $170 staat, Gazprom heeft het zelfs over $250. Dit kabinet verhoogt de accijnzen.

De beurs ging dit weekend onderuit en zakte naar het laagste punt in 2008. Sinds het begin van dit jaar zijn banken, auto-industrie en detailhandel met een derde in waarde gedaald. Dit kabinet kijkt toe.

De inflatie rijst de pan uit. De eurozone heeft een inflatie met een recordhoogte van 4%, de hoogste sinds de introductie van de euro. Het CPB verwacht dat de inflatie in Nederland oploopt naar 3,5%. Er wordt zelfs gesproken over 4% voor volgend jaar. Dit in vergelijking met 1,6% in 2007. Dit kabinet verhoogt de btw en verhoogt de inflatie daarmee met 0,5% extra.

De economische groei daalt in rap tempo. Groeide de economie in 2007 nog met 3,5%, het CPB voorspelt dat deze zal kelderen naar 1,25% in 2009. De productprijzen zijn dit jaar met 10% gestegen, die van zuivelproducten nog meer. Tel daarbij de stijgende kosten voor lonen, de krapte op de arbeidsmarkt, de onzekerheden rondom de kredietcrisis, voedselcrisis en grondstoffencrisis en je hebt een mooi doemscenario te pakken. Er wordt zelfs gesproken over stagflatie, een nachtmerrie voor elke econoom omdat dit monster moeilijk te bevechten is. Wat doet het kabinet? Het kabinet doet niets.

Terwijl donkere wolken boven Nederland samenpakken, blijft het kabinet met een zonnebril oplopen en houdt het vast aan het coalitieakkoord. Het kabinet zit in de ontkenningsfase, mijnheer Tang, uit angst voor verkiezingen. Minister Bos zei gisteren tijdens zijn wekelijkse vraaggesprek bij RTL Z dat hij zich net een bokser in de ring voelt die niet weet van welke kant de klappen komen. Een echte bokser bokst echter terug. Deze minister incasseert alleen maar totdat hij knock-out neervalt. Hij heeft geen plan, hij negeert de donkere wolken.

De PVV wil dit niet meemaken. De PVV kan niet langer aanzien hoe ons land, onze economie wordt verkwanseld door dit kabinet als gevolg van een gebrek aan daadkracht. Op de vraag wat de minister van plan is te gaan doen, verwijst hij naar de ECB, die morgen waarschijnlijk de rente gaat verhogen. Alsof daarmee alle problemen zijn opgelost. Dit is slecht voor de economie. Oké, het beteugelt de inflatie misschien enigszins, maar de economie, die er toch al slecht voorstaat, krijgt een extra knauw. Daar is meer voor nodig.

In plaats van maatregelen te nemen om het economische tij te keren en de inflatie te beteugelen, gooit dit kabinet olie op het vuur. Dit kabinet komt met extra belastingmaatregelen, zoals de onzinnige milieubelastingen zonder enig effect op het milieu en alleen bedoeld om de schatkist verder te spekken, de accijnsverhogingen, alsof diesel, sigaretten en alcohol in dit land niet duur genoeg zijn en als klap op de vuurpijl is het voornemens de economie een nekslag toe te brengen door de btw te verhogen, waardoor de koopkracht nog verder achteruit holt.

Deze maatregelen zijn noodzakelijk om de linkse hobby's van het kabinet te kunnen financieren. In deze kabinetsperiode wordt hieraan maar liefst 7 mld. extra uitgegeven. En wat zien wij in de Voorjaarsnota? Deze uitgaven worden verder opgeplust. Het is nooit genoeg. Er gaat meer geld naar de onzinnige Vogelaarwijken, 275 mln., zodat minister Vogelaar haar imago kan oppoetsen door trapveldjes en buurthonken te openen. Ook meer geld naar ontwikkelingshulp: 262 mln. Op een bedrag van 6 mld. mag dit geen naam hebben. Ook meer geld naar het generaal pardon. De naïeve staatssecretaris had niet verwacht dat zoveel pardonners een bijstandsuitkering zouden aanvragen, dus moet er weer geld bij. Meer geld naar asielzoekers: 100 mln., omdat 60% meer asielzoekers ons land komen verblijden met hun bezoek. Hoezo geen aanzuigende werking van het generaal pardon? Ook de IND moet verder worden opgeplust met 50 mln. en ook het COA moet meer geld hebben, want er zijn meer vreemdelingen in dit land. Bij elkaar kost het vreemdelingenbeleid de Nederlandse belastingbetaler bijna 1 mld. Een dure grap! Ook meer geld naar de Antillen: 52 mln., bovenop de toegezegde schuldsanering van 2,2 mld. De eilanden mogen wat kosten. Allemaal hobby's waar de Nederlandse burger niet op zit te wachten. Naar wie heeft het kabinet eigenlijk geluisterd tijdens de 100 dagentour?

Alle experts zijn het erover eens: het is nu niet het moment om de overheidsuitgaven te laten stijgen. Dat doe je als de zon schijnt. Misschien scheen de zon vorig jaar tijdens het coalitieakkoord, maar hij schijnt niet meer. Nu zijn er donkere wolken en is het niet de tijd voor lastenverzwarende maatregelen. De enige manier om deze crisis het hoofd te bieden, is lastenverlichting. Door de belasting te verlagen herstellen wij de koopkracht bij de burgers, halen wij de druk van de lonen, herstelt de economische groei en beteugelen wij de inflatie, doordat de druk op de lonen wegvalt. De minister geeft toe dat hij eventueel de inflatie kan beperken door de belastingen te verlagen, maar dat betekent een gat in zijn begroting, of hij moet het begrotingstekort laten oplopen, of hij moet andere belastingen verhogen. Het komt kennelijk helemaal niet in hem op dat hij ook de overheidsuitgaven kan verlagen om dit gat te dichten. De PVV is bereid flink te snoeien in de overheidsuitgaven, die jaar op jaar stijgen. Hier zit wat ons betreft veel overtollig vet: in ontwikkelingshulp, in Europa, in kunst, in cultuur, in publieke omroep, in subsidies enzovoorts. Afslanken dat ambtenarenapparaat! De plannen zijn er, maar wij zien er niets van. Dit kabinet vraagt van alle burgers om de tering naar de nering te zetten, maar geeft zelf het verkeerde voorbeeld. Wij zorgen beter voor de mensen in het buitenland dan voor onze eigen mensen. De gasbaten worden in 2008 begroot op 12 mld., terwijl dat in 2004 nog de helft was. Het gasgeld klotst tegen de plinten, en de minister komt met een zielig verhaal dat ondanks de hoge olieprijs de productie is tegengevallen met 50 mln. De minister gaat uit van een olieprijs van 87 dollar per vat, maar nu is dat bijna het dubbele. Kunnen wij nog een dikke meevaller verwachten dit jaar, als het gaat om de begrote 12 mld. bij een prijs van 87 dollar per vat?

Wij zien thans dat de gasbaten nog slechts voor een klein deel wegvloeien in het FES. De minister heeft eenzijdig besloten voor een vaste voeding. De rest wordt opgesoupeerd of gaat naar aflossing van de staatsschuld indien er nog wat overblijft bij dit kabinet. Mede dankzij de hoge gasbaten groeit het begrotingsoverschot dit jaar zoals voorspeld door het CPB naar 1,2% bbp, en zelfs naar 1,8% bbp. De staatsschuld daalt volgend jaar onder de 40%. Dan nog durft de minister met droge ogen te beweren dat het kabinet niet profiteert van de hoge olieprijs. De PVV stelt daarom voor, een deel van de gasbaten terug te geven aan de burger, ter compensatie van de hoge brandstofprijzen, zodat niet alleen de overheid profiteert, maar ook de burger iets voelt van lastenverlichting in deze moeilijke tijden. Geef het kwartje van Bos terug! Dit is ook goed voor de economie en de inflatie, maar zelfs dit is te veel gevraagd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij is een kwartje sinds de invoering van de euro met een beetje inflatie een duppie geworden, maar voilà. Ik begrijp dat de heer Van Dijck hedenavond de economische crisis heeft uitgeroepen. Is nu de portee van zijn betoog: als iedereen in angst en paniek om zich heen kijkt, gaat de minister van Financiën daaraan van harte meedoen?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij hebben er tot nu toe niet aan meegedaan, omdat wij geen olie op het vuur wilden gooien. De pot verwijt de ketel! Dus vandaar dat wij ons tot nu toe heel rustig hebben gehouden. De problemen stapelen zich nu echter op. Er komen signalen over stagflatie, over een hogere olieprijs – wij moeten rekenen op $200 per vat – over inflatie. Zelfs het CPB komt nu met cijfers waar wij van schrikken. Als het CPB met cijfers komt dan kunnen wij er toch van uitgaan dat die goed doorgerekend zijn? Hoe is het ten tijde van deze Voorjaarsnota mogelijk dat het kabinet niet reageert op signalen dat de inflatie gaat naar 4% en de economische groei naar 1,25%? Het enige waar de minister van Financiën mee komt, is dat de ECB wellicht de rente zal verhogen en dat het kabinet verder met de handen op de rug blijft staan. Daar geloven wij niet in. Doe iets aan die inflatie, doe iets aan die economie en doe iets aan de koopkracht van de burger. Wij hebben er wel degelijk zelf tools voor om dat te regelen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Begrijp ik het goed dat de Partij voor de Vrijheid het trendmatig begrotingsbeleid van dit kabinet gewoon niet steunt? Want dat trendmatig begrotingsbeleid schrijft juist voor dat je je niet gek laat maken door de conjunctuur, dat je er een beetje doorheen kijkt, dat je niet allemaal mensen gaat ontslaan op het moment dat mogelijk de werkloosheid zal oplopen, maar dat je op de lange termijn de focus legt en dat wij elkaar hier niet gek lopen te maken, met de minister van Financiën voorop. Steunt u dat beleid of wilt u dat helemaal overboord gooien?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Wij steunen dat als het gaat om kleine pieken en dalen in de wereldeconomie en in de Nederlandse economie. Als het echter gaat om de tendensen die wij nu zien, zoals Fortis waarvan het aandeel in een half jaar tijd van € 30 naar € 10 zakt, zoals bedrijven, banken, auto-industrie, detailhandel die dit jaar een derde in waarde zijn gedaald, of zoals de beurzen die elke week weer een diepterecord halen, dan zijn er te veel signalen om vast te houden aan het trendmatige karakter van een begroting. Wij vinden dat er nu op zijn minst een plan B moet liggen waarin bijvoorbeeld staat dat als de inflatie stijgt naar 5% de overheid iets gaat doen voor de burgers. Wij hebben het idee dat de minister zich als een bokser in de ring voelt. Als de inflatie oploopt tot 10% houdt hij nog steeds vast aan zijn trendmatige begrotingsbeleid.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Een jaar geleden stonden wij hier ook voor de behandeling van de Voorjaarsnota. Toen was de kredietcrisis nog slechts een vuiltje aan de lucht in een verder zonovergoten economisch klimaat. Inmiddels heeft die kredietcrisis zich ontwikkeld tot een regelrechte bedreiging van de reële economie. Daar zijn een energie- en voedselcrisis bijgekomen, die samen hebben geleid tot de wonderbaarlijke terugkeer van het inflatiespook. Op welke manier houdt de minister rekening met het mogelijk doorzetten van de kredietcrisis? Welke noodscenario's heeft hij achter de hand als het er echt om gaat spannen? Dat was ook een terechte vraag van de heer De Nerée tot Babberich.

In de Verenigde Staten blijven de huizenprijzen wegzakken waardoor het aantal suprime leningen, slechte leningen groeit. De Royal Bank of Scotland waarschuwde de afgelopen week voor een crash op de aandelenmarkt en het lijkt soms alsof die al geweest is. Het Financieele Dagblad opende met de kop "Europa op rand van recessie". Heeft de minister het gevoel dat de juiste maatregelen zijn genomen om de destabiliserende invloed van de financiële markten in bedwang te houden?

De Voorjaarsnota van dit kabinet geeft een beeld dat het voorlopig nog wel even meevalt met de gevolgen voor de Nederlandse economie. Er zijn zelfs flinke meevallers, niet alleen bij de aardgasbaten als gevolg van de hogere olieprijzen die daarmee samenhangen. In de begrotingstaal van dit kabinet is er voor de lopende begroting een in=uittaakstelling van 623 mln. Dat is geld dat vorig jaar is overgebleven en dat normaal gesproken ook dit jaar weer zou moeten overblijven. Dat heet dan met een ander begrotingswoord de taakstellende onderuitputting. Gewoonlijk wordt pas bij de Najaarsnota als het begrotingsjaar al bijna voorbij is, een bedrag ingeboekt. Dat is dan het bedrag dat dan al is overgebleven. Meestal moet er dan nog wat meer geld overblijven om de hele taakstellende onderuitputting te realiseren. Opvallend is dat er nu al in deze Voorjaarsnota pas halverwege het begrotingsjaar een bedrag van 385 mln. opzij gezet is. Het is zeer ongebruikelijk om al in de Voorjaarsnota een taakstellende onderuitputting in te boeken. Op grond van welke overwegingen doet de minister dit? Ligt hieraan een begrotingsregel ten grondslag? Ik ken die regel in ieder geval niet. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de minister kunstmatig een appeltje voor de dorst wil creëren. Als dat zo is, dan moet hij dat gewoon zeggen, want daarvoor is de taakstellende onderuitputting niet bedoeld. Dan houdt hij nog wat geld achter de hand voor nog een rondje geld verdelen onder de coalitiepartijen. Hoe zit dat? De heer Nerée vroeg er overigens ook naar.

Dit kabinet heeft besloten om over te gaan tot een andere voeding van het FES, het Fonds Economische Structuurversterking. De brief die de Kamer heeft ontvangen over de langetermijnvoeding van het FES, is zo onduidelijk dat je er werkelijk alle kanten mee op kan. Schaf dat FES toch af, minister van Financiën! Dat is voor iedereen een stuk duidelijker, in ieder geval wel voor een eenvoudig parlementariër zoals ik. Er is nu bijvoorbeeld aan de gemeente Amsterdam, als medeaandeelhouder in Schiphol, ter genoegdoening 1 mld. extra uit het FES beloofd. Ik heb niet kunnen vinden waar ik had kunnen zien dat die ruimte van 1 mld. er nog was in het FES. Ik heb mij nog laten adviseren, maar ook mijn adviseurs konden mij daarbij niet helpen. Waar had ik dat nou moeten zien? Dat gebrek aan transparantie bij zulke grote bedragen zit mij enorm dwars. Het is budgettaire hocus pocus. Is er nog meer ruimte in het FES? Kunnen wij volgend jaar verwachten dat de minister nog een miljard in het FES vindt voor het een of ander?

De minister lijkt met zijn werkwijze – met de taakstellende onderuitputting en de black box van het FES – een beetje op een eekhoorntje, dat vergeet waar hij de nootjes heeft verstopt. Als hij plotseling honger krijgt, gaat hij echter op zoek en weet hij opeens nog wat verstopte nootjes te vinden. Als de coalitiepartijen nog wat meer kerken willen restaureren of prostituees willen helpen die iets anders willen gaan doen, heeft hij misschien nog wel ergens een potje. Hoe zit dat, minister? Waar liggen de budgettaire peanuts die u nog achter de hand heeft?

Ik kom te spreken over de exorbitant hoge uitgaven aan externen. In de Staatscourant meldt minister Ter Horst van BZK dat de hoogte van de uitgaven in 2007 het plafond vormt voor de komende jaren. Om haar een handje te helpen met die doelstelling, hebben wij een extreme make-over aan amendementen voorgesteld voor de voorliggende rijksbegroting. Met in totaal 34 amendementen willen wij de uitgaven aan de inhuur van externen transparant maken en maximeren op het bedrag voor de uitgaven over 2007. De Tweede Kamer moet niet alleen klagen over het feit dat de inhuur van externen alsmaar toeneemt, maar het machtigste wapen dat zij heeft, het begrotingsrecht, gebruiken om de inhuur van externen terug te dringen. Als minister van Financiën kun je het bijna niet beter krijgen: de oppositie die de spilzucht van departementen wil aanpakken; een beetje zijn werk doen dus. Ik ga er dus ook van uit dat hij alle 34 amendementen van harte aanbeveelt bij alle 150 leden van de Tweede Kamer.

Tekenend is het antwoord op vraag 8 van de schriftelijke vragen die wij hebben gesteld. Daarin geeft de minister aan dat er geen apart budget is voor alle externe inhuur van een departement, maar dat die kosten zijn gerelateerd aan doelstellingen, programma's en projecten. Dat antwoord is precies de reden om de uitgaven transparant te maken in een apart begrotingsartikel en ze te maximeren. De 34 amendementen geven overigens ook uitvoering aan de motie-Schinkelshoek, waarin wordt gevraagd om de uitgaven voor de inhuur van externen stapsgewijs terug te dringen.

Bij het Agentschap Telecom wordt gezegd dat vacatures tijdelijk met flexibele arbeidskrachten bemenst worden, met het oog op de reductie van het personeelsvolume als gevolg van de taakstelling. Dat is in strijd met de toezegging van minister Ter Horst in de nota Vernieuwing Rijksdienst, dat de reductie van ambtenaren niet mag leiden tot een toename van de inhuur van externen, het "communicerende vaten"-effect. Hoe pakt de regering dit fenomeen aan?

Ik kom terug op de financieeleconomische onrust. Wij zien de koopkracht afnemen en de inflatie toenemen. Dat komt vooral door de stijgende voedsel- en olieprijzen. De plannen voor een btw-verhoging die de inflatie alleen maar verder laat toenemen, werken averechts. De afschaffing van de buitengewone lastenaftrek treft vooral de kwetsbaarste mensen. Hetzelfde geldt voor de bezuiniging op de AWBZ. Dit kabinet beloofde in 2008 dat de lage inkomens zouden worden ontzien. Dat gebeurde niet. Zij werden niet ontzien, zij gingen er op achteruit. In 2009 dreigen de mensen met lage inkomens er opnieuw op achteruit te gaan. Voor de SP-fractie is dat onbespreekbaar en onacceptabel. Het kabinet belooft voortdurend zoet, maar de mensen proeven alleen maar zuur. De SP-fractie pleit ervoor dat het kabinet werk maakt van de koopkracht. Het moet stoppen met de btw-verhoging en de verlaging van de WW-premies schrappen. Dat helpt per saldo de mensen met de laagste inkomens. Behoud de ziektekostenaftrek en verlaag de wegenbelasting om kwetsbare mensen en de zwaar getroffen automobilist een beetje tegemoet te komen. Een minister van Financiën die een overschot van, volgens sommige voorspellingen, bijna 2% tegemoet kan zien door de hoge olieprijzen, kan best wat meer compassie laten zien met de portemonnee van de burger. Ook pleit de SP-fractie voor een extra heffing op de winning van olie en gas in Nederland, om de megawinsten van de grote oliemaatschappijen Shell en Esso af te romen. Die winsten worden gemaakt op de winning van ons aardgas, terwijl de burger de eindjes nog nauwelijks aan elkaar kan knopen. Wij zien wereldwijd steeds meer staking en oproer. Maar ook in ons eigen kikkerlandje, minister: de politieagenten, de buschauffeurs, de postbodes. Die stroom rijst al meer en meer. Het volk mort. De minister kan niet met gesloten ogen door blijven rijden en daarbij de afgrond voor zich niet zien. Minister: kijk, hoor, luister en voel. Minister: denk na en pas die begroting voor volgend jaar aan.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de amendementen van de heer Irrgang. Ik heb de zaak ook met enig amusement gelezen. De amendementen komen de CDA-fractie sympathiek over, maar er zit een groot nadeel aan. Men heeft nu een aparte begrotingspost gecreëerd met de maximumbedragen. Bij de externen wordt het maximum opgezocht en dat vind ik jammer. Destijds was er een motie-Bakker, die ook door mijn fractie mee ondertekend werd. In die motie stond dat bij elk rapport dat naar de Kamer komt waaraan externen hebben meegewerkt, de rekening van de externen voorin gevoegd moet worden, zodat de Kamer precies weet hoe duur het is. Is dat niet een mooi alternatief? Als je alleen zegt hoe hoog het mag zijn, vult men de zaak op. Dat heb je gezien met de beleidsreserveregeling, die ineens weg was.

De heer Irrgang (SP):

Dat klopt wel. Daarover zijn wij het eens. Het probleem met de inhuur van externen is dat het steeds blijft stijgen. Er is geen enkel maximum in de begroting. Dan kunnen wij wel de hele tijd klagen en moties aannemen die vervolgens door het kabinet naast zich neer worden gelegd, maar wij moeten gewoon het machtigste wapen dat wij hebben inzetten. Dan stel je dus een maximum. Als u zegt dat het maximum van 1,2 mld. over alle begrotingen te hoog is, wil ik best met u in conclaaf gaan. Dan kunnen wij misschien met een ander maximum komen, dat lager ligt. Daarover valt met mij te praten. In ieder geval is er dan een maximum. Het is nu heel goed mogelijk dat het volgend jaar niet 1,2 mld. wordt, maar 1,3 mld. of 1,5 mld. Dan bent u nog verder van huis.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Dat ben ik helemaal met u eens. Ik denk dat wij de cultuur moeten veranderen. Wij moeten ervoor zorgen dat het kabinet minder externen gaat inhuren, in zijn algemeenheid.

De heer Irrgang (SP):

Ja, maar het probleem is dat hier al jaren van links tot rechts wordt geklaagd over de inhuur van externen. Vervolgens gaat de inhuur het jaar erop weer omhoog. Op een gegeven moment moet de Kamer niet alleen maar klagen. Om er paal en perk aan te stellen, moet de Kamer het instrument inzetten dat zij daarvoor heeft, namelijk het begrotingsrecht.

De heer Tang (PvdA):

Ik ben blij met de behartigenswaardige woorden van de heer Irrgang over de positie van de minima. Zoals men weet gaat de PvdA dat ook aan het hart. Ik reken dan ook op steun voor ons amendement. U stelde op het laatst nog zijdelings het plan aan de orde van uw nieuwe fractievoorzitter. Daar had ik eigenlijk iets meer over verwacht. Ik weet van uw tegenbegroting dat u de lasten van het bedrijfsleven met 15% laat stijgen. Daar bovenop komt nu nog een olietaks. Bent u niet bang dat u de kip met de gouden eieren aan het slachten bent? U wijst zelf al op de inflatie. Bent u ook niet bang dat u die alleen nog maar meer aanwakkert?

De heer Irrgang (SP):

U verwijst denk ik terecht naar onze tegenbegroting, maar daar stond precies dit voorstel ook al in. Dit is dus niet een nieuw voorstel. U had in ieder geval die tegenbegroting beter kunnen lezen. Ik heb het niet zijdelings aan de orde gesteld, maar ik heb ons voorstel toegelicht. Dit is wat wij voorstellen. Misschien dat wij daarover nu ook zaken kunnen doen. Misschien kunnen wij iets aan het rare herenakkoord uit het verleden doen. Shell en Esso verdienen ontzettend veel geld aan ons aardgas, terwijl de burger ontzettend in de knel komt door de stijgende olieprijzen.

De heer Tang (PvdA):

Zegt u dat de oliemaatschappijen de olietaks niet zullen doorberekenen? Dat is eigenlijk mijn vraag. U zegt zich bezorgd te maken over inflatie, maar vervolgens introduceert u een belasting die alleen maar prijsverhogend werkt. U kunt zich niet tegelijkertijd keren tegen de btw-verhoging en aan de andere kant een olietaks invoeren. Dat lijkt mij toch wel tegenstrijdig.

De heer Irrgang (SP):

Dat ben ik niet met de heer Tang eens. Het gaat om een heffing op de winning van aardgas en olie in Nederland. Dat zijn internationale markten met internationale prijsvorming. De ruimte om dat door te berekenen, is dus heel beperkt.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Vorig jaar heb ik de minister van Financiën bij de Voorjaarsnota verweten dat hij de hand niet op de knip wist te houden. Sterker nog, hij had niet eens uitgavenkaders voor 2007 vastgesteld. De heer De Nerée zei het al. De ministers van Balkenende IV konden vorig jaar dus rustig op de pof leven. Dankzij gigantisch meevallende belastinginkomsten vanwege de vorig jaar nog gunstige economische ontwikkeling kan 2007 uiteindelijk toch met zwarte cijfers worden afgesloten. Niet dankzij, maar ondanks het beleid van deze minister. Voor 2008 en verder zijn wel kaders vastgesteld, maar op basis van een veel te rooskleurige inschatting van de economische groeiverwachting voor de komende jaren. Jammer genoeg begint dat zich nu al te wreken, want de economische vooruitzichten zijn niet meer zo rooskleurig.

Het kabinet is gestart met een mooie erfenis van het vorige kabinet, namelijk een robuuste economische groei, laagblijvende inflatie en stijgende koopkracht. Wat zien wij nu, na anderhalf jaar Grijs I? Een stagnerende economie, een snelle en sterk oplopende inflatie en dalende koopkracht. Ik zie de heer Tang al naar voren komen, maar ik verwijt het kabinet natuurlijk niet de kredietcrisis en de effecten daarvan op de reële economie. Ik verwijt het kabinet niet de stijgende voedselprijzen en ook niet de verdubbeling van de olieprijzen. Ik verwijt het kabinet en deze coalitie wel dat zij zich ziende blind houden en horende doof. Wat is er aan de hand? Wij zien dat de effecten van de kredietcrisis op de reële economie, zij het nog niet in volle omvang, beginnen door te sijpelen. Banken vertrouwen elkaar niet meer en lopen tegen solvabiliteitsgrenzen aan. Kredietverlening aan bedrijfsleven en burgers gaat moeilijker worden, namelijk tegen hogere tarieven en moeizamere voorwaarden. Dat heeft een negatieve invloed op de economische groei. De AEX heeft gisteren de laagste stand in drie jaar bereikt. De economische groei is inmiddels door het Centraal Planbureau neerwaarts bijgesteld, wat overigens niet de laatste keer zal zijn, zo vrees ik. De inflatie in de eurozone heeft in de maand juni de 4% bereikt. Hoewel Nederland op dit moment nog onder het Europese gemiddelde scoort, zijn wij hard op weg om gelijke tred te houden. De vrees is zelfs dat wij het tegen het einde van het jaar slechter doen dan het Europese gemiddelde.

Uit een vandaag gepubliceerd onderzoek van huislijn.nl blijkt dat Nederlanders het kopen van een huis uitstellen. Ook is te zien dat de olieprijzen naar de 144 dollar per vat gaan. Er wordt in het Financieele Dagblad van deze week zelfs gespeculeerd over een prijs van 200 dollar. Als gevolg van de hogere voedselprijzen en extreem hoge olieprijzen loopt de inflatie gierend op en is er sprake van nationale verarming als gevolg van transfers naar olieproducerende landen.

Een stagnerende economie in combinatie met een sterk en snel oplopende inflatie, tegen de achtergrond van een gespannen arbeidsmarkt, is de voedingsbodem bij uitstek voor een levensgevaarlijke loonprijsspiraal die onze economie in een langdurig dal zal trekken. Het kabinetsbeleid is de Pokon, de bemesting, voor deze voedingsbodem.

IMF, OESO, economen en analisten wereldwijd, verwachten dat de economie verder stagneert en dat de inflatie in de eurozone tot ongekende hoogte oploopt. Zij geven hiermee ernstige signalen af. Andere sprekers hebben het al genoemd. Wat doet het kabinet? Wegkijken en onder het motto "het hoofd koel houden" de spreekwoordelijke kop in het zand steken. Signalen worden daardoor niet gezien of gehoord. Ziende blind dus en horende doof. Wat doet het kabinet? Het plot van het economische sprookje van dit kabinet is dat het zich rijk rekent. Bij voortduring wordt een te ruim economisch groeiscenario gehanteerd en een te gunstig inflatieniveau. Deze aannames vormen de basis voor de uitgavendrift en belastingenverslaving van dit kabinet. De woorden uitgavendrift en belastingverslaving heb ik geleend van de PvdA-prominenten Vermeend en Van der Ploeg. Dat zijn de vroegere ploegmakkers van deze minister, toen hij nog staatssecretaris was. Ik vraag de minister om een reactie op de uitlatingen van Willem Vermeend en Rick van der Ploeg. Daaraan voeg ik toe: minister, luister naar de wijze lessen van uw prominente partijgenoten en stop met uw uitgavendrift.

Die les wil ik ook voorhouden aan de financieel woordvoerders van de coalitiepartijen. In bijlage 1 van de Voorjaarsnota hebt u 150 mln. beleidsreserve gevonden. U mag kennelijk van de bovenmeester van het kabinet alle drie in de grabbelton graaien. Het CDA gaat kerken restaureren, de Partij van de Arbeid gaat geld uitdelen aan de armen die zij eerst zelf hebben geplukt met de motie-Van Geel c.s. en de ChristenUnie gaat vrouwen uit de prostitutie halen. Daarvoor moest gisteren wel de dieselaccijns omhoog. Dat is diefstal aan de pomp voor partijpolitieke stokpaardjes.

Het kabinet zou moeten anticiperen op de verslechterende omstandigheden door de budgettaire kaders te baseren op een voorzichtig economisch groeiscenario en serieuzer rekening te houden met inflatoire risico's. Ik roep het kabinet op om de kaders bij te stellen, want de tering zal naar de nering moeten worden gezet. Naast een zuinig uitgavenbeleid vraag ik om een analyse van de gevolgen van de uit de hand lopende inflatie. Het inflatiespook – ook de heer Tang sprak daarover – heeft desastreuze gevolgen voor de pensioenen. Die kunnen niet welvaartsvast worden gehouden als de basis door hoge inflatie weg erodeert.

Vervolgens sloopt dit kabinet structureel de koopkracht van de hardwerkende Nederlander door belastingmaatregel op belastingmaatregel te stapelen. De overheid wordt rijker en de hardwerkende Nederlander armer. Hierover stel ik via de minister een vraag aan de staatssecretaris: wat is zijn reactie op de adviezen van Vermeend en Van der Ploeg? Wanneer gaat hij in therapie voor zijn belastingverslaving? Morgen wordt op een aantal plekken de TaxFreedomDay gevierd. Vanaf die dag in het jaar werk je niet meer voor de overheid maar voor jezelf. Ik vrees dat wij die dag volgend jaar pas weer een weekje later kunnen vieren.

Het grote risico is dat door de hoge olie- en voedselprijzen en alle belastingmaatregelen van het kabinet daaroverheen er een proces van afwenteling plaatsvindt, met een desastreuze loon-prijsspiraal als gevolg. Hogere looneisen om de koopkracht op peil te houden, zullen zich vertalen in hogere prijzen per eenheid product, die op hun beurt weer hogere looneisen veroorzaken. De enige manier om dat te doorbreken is lastenverlichting. In dat licht pleit ik voor een nieuw Akkoord van Wassenaar. De sociale partners hebben het kabinet gevraagd om de btw niet zoals aangekondigd te verhogen. Wanneer de minister die handschoen oppakt en van belastingverzwaring afziet, kan hij de sociale partners om loonmatiging vragen. Dan kan hij samen met de sociale partners de ECB helpen om de inflatie in de hand te houden, de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven op peil te houden, de koopkracht van de hardwerkende Nederlander niet aan te tasten en de waardevastheid van de pensioenen veilig te stellen. Gaat de minister dat alsnog doen?

Ik kom op een derde punt voor minister van Financiën Bos. De heer Irrgang heeft hem zojuist al goochelarij verweten. Ik vind hem een handig budgettair trapezewerker, maar daarmee tegelijkertijd een slechte bewaarder van de schatkist. Hij is namelijk de pot aan het verteren. Waar de vorige kabinetten nog de begrotingsregel hanteerden dat inkomsten uit verkoop en superdividenden van staatsdeelnemingen werden ingezet om de staatsschuld af te lossen, gebruikt minister Bos dit tafelzilver om gaten in zijn begroting te dichten en extra uitgaven te doen. Wij zien dit nu bij het superdividend van Schiphol: een knap staaltje trapezewerk dat volgend jaar wordt herhaald. Wij hebben onlangs een debat gehad over staatsdeelnemingen. Mevrouw Vos van de PvdA-fractie heeft daar opgeworpen dat de minister bezig is met de BOS, de Brede Operatie Superdividenden. Wat ligt er naast Schiphol in de toekomst nog in het verschiet als het gaat om te verkwanselen tafelzilver, en over welke bedragen praten wij dan?

Ik vrees ook dat de incidentele meevallers die in de Voorjaarsnota zijn genoemd, zoals het dividend Nederlandsche Bank en EU-afdrachten, structureel worden besteed. De cao politie, het elektronisch kinddossier en gratis schoolboeken kunnen immers niet als incidenteel worden beschouwd. Ook wordt er gegoocheld met intertemporele compensaties of kasschuiven. Geld dat voor de jaren 2011 en 2013 in de boeken staat, wordt nu al door minister Vogelaar uitgegeven. Wat een creatieve penningmeester heeft dit kabinet.

Via het FES gebruikt het kabinet de aardgasbaten voor consumptie als ware het consumptief krediet. Ik wil meteen na het reces een fundamenteel debat over het FES op basis van een goede nota van het kabinet of van de al lang aangekondigde FES-wet. Het is mij veel te schimmig hoe en op basis van welke criteria de aardgasbaten verjubeld worden. De insteek van de VVD-fractie is dat tot op zekere hoogte, van te voren vastgelegd, aardgasbaten moeten worden ingezet voor harde infrastructuur om de economie duurzaam te versterken en voor het overige voor aflossing van de staatsschuld.

De VVD-fractie wil het kabinet graag helpen om nu al de noodzakelijke maatregelen te treffen en daarvoor hebben wij amendementen voorbereid. Het Nederlandse volk is aan zijn taks en de economie lijdt daar schade door, schade door overbelasting. Daarom moeten de vliegbelasting, de verpakkingenbelasting en de verhoging van de dieselaccijns worden teruggedraaid. Dekking vinden wij op de begroting van SZW waarop overtollige re-integratiebudgetten op staan. Wij willen ook de idiote maatregel van gratis schoolboeken terugdraaien. Deze lastenverlichting zal de koopkrachtpositie van de hardwerkende Nederlander verbeteren, de beschadiging van de positie van Schiphol en de regionale luchthavens stoppen en daarmee de werkgelegenheid sparen en de inflatie remmen.

Het superdividend dient te worden aangewend om de staatsschuld te verlagen. Dat kan worden gedekt door de budgetten voor WWI en ontwikkelingssamenwerking niet verder op te hogen. Daarmee wordt weer een begin gemaakt met het voeren van een solide begrotingsbeleid en het wekken van vertrouwen bij de belastingbetaler. Ik zeg tegen de minister en tegen de coalitiefracties: schaam u er niet voor om voortschrijdend inzicht te tonen onder het motto "beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald".

De heer Tang (PvdA):

Ik probeer te begrijpen wat u zegt, mijnheer Weekers. U klaagt erover dat er geen behoedzaam begrotingsbeleid wordt gevoerd, terwijl tegelijkertijd de overschotten zeer oplopen. Ik kan dus het een niet met het ander rijmen. Behoedzaam begrotingsbeleid leidt toch tot heel hoge overschotten? Daarnaast zegt u dat er een inflatoire impuls vanuit gaat. Ik herinner mij uit de tekstboeken dat geen inflatoire impuls kan uitgaan van oplopende overschotten op de rijksbegroting. Hoe moet ik dat nu zien? U zegt bovendien dat het FES wordt gebruikt als consumptief krediet. Wat bedoelt u nu precies?

De heer Weekers (VVD):

In de FES-uitgaven zitten zelfs experimenten als gratis openbaar vervoer. Dat stond in de Miljoenennota. Als dat geen consumptieve besteding is, weet ik het niet meer. Een deel van de FES-uitgaven heeft dus een consumptief karakter. Ik zeg niet dat het hele FES consumptief wordt besteed. Een deel gaat ook naar harde infrastructuur en een deel naar aflossing van de staatsschuld. Ik wil af van die consumptieve elementen in het FES.

Inflatoire impulsen blijken in elk geval uit maatregelen van het kabinet die kostprijsverhogend uitpakken. Er is een flink aantal nieuwe taksen ingevoerd en er zijn kostprijsverhogende taksen ingevoerd. Die wakkeren de inflatie verder aan. De aangekondigde btw-verhoging – ik heb vanavond begrepen dat u daar ook tegen bent, dus ik ben zeer benieuwd of u uit de verhitte discussie met de CDA-fractie komt – zal de inflatie nog eens met 0,5% verder aanjagen. Dat is op dit moment buitengewoon onverstandig beleid.

De heer Tang (PvdA):

Ik heb inderdaad vandaag de vraag opgeworpen of die btw-verhoging verstandig is. Kostprijsverhogende belastingen zijn niet hetzelfde als een begrotingsoverschot. Van dat overschot komt de inflatoire impuls niet. Dat moeten wij dan gewoon vaststellen. Een oplopend begrotingsoverschot kan niet leiden tot een inflatoire impuls. U zult moeten kiezen, uiteindelijk.

De heer Weekers:

Dat heeft de heer Tang dus ook niet in mijn betoog gehoord.

De heer Tang (PvdA):

De heer Weekers heeft gesproken over inflatoire impulsen, omdat er geen behoedzaam begrotingsbeleid is gevoerd en er iets verkwanseld wordt. Op een gegeven moment zal hij moeten kiezen.

De heer Weekers (VVD):

Het is duidelijk dat in de tegenvoorstellen van de VVD-fractie de staatsschuld verder vermindert. Als wij uitgaan van een voorzichtige groeiraming, de inkomsten vervolgens meevallen en wij die in de aflossing van de staatsschuld stoppen, gaat daarvan een dempend effect op de inflatie uit ten opzichte van het kabinetsbeleid. De heer Tang kan niet ontkennen dat, als kostprijsverhogende belastingen worden verhoogd of nieuwe belastingen worden ingevoerd, daarvan ook een inflatoire werking uitgaat.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik stond al een tijdje bij de interruptiemicrofoon, maar ben even teruggegaan naar mijn plaats omdat de voorzitter de heer Weekers wilde laten uitspreken. Ik ben blij dat hij dat gedaan heeft. Ik wilde hem eigenlijk interrumperen op het punt van de economische groei. Het is mij niet duidelijk waar de heer Weekers zijn cijfers vandaan haalt. Ik heb die gekregen van het CPB, de OESO, het IMF en de Nederlandsche Bank. Als je die cijfers tot 2010 bekijkt, zie je dat je al bijna op 2% zit. Dat is een buitengewoon goed gemiddelde. Het kabinet is daarvan ook uitgegaan in zijn begrotingsregels. De heer Weekers heeft gesproken over dat potje. Dat hebben wij allemaal gezien, want dat stond in de Voorjaarsnota als beleidsreserve. De heer Van Dijck heeft dat wat later gezien. Ik heb gewacht op een telefoontje van de heer Weekers met de vraag of wij samen iets zouden doen. Ik heb echter geen telefoontje gehad. En hij verwijt ons dat wij het geld op een gegeven moment uitgeven. Dat begrijp ik niet.

Ik ben blij dat de heer Weekers weer consequent is. De gratis schoolboeken zijn buitengewoon goed voor de mensen met de middeninkomens. En dat mag niet van de heer Weekers. Daarnaast schaft hij een gedeelte van de ontwikkelingssamenwerking af. Ik mis nog de belastingverlaging in alle schijven ten koste van de minima. Als hij dat punt had genoemd, was hij helemaal consequent geweest. Dan hadden wij voor de derde keer het verhaal gehoord waarop wij al zonder briefje kunnen inspelen.

De heer Weekers (VVD):

Ik heb niet de gehele tegenbegroting opnieuw gemaakt voor de behandeling van deze Voorjaarsnota. Ik heb met name kritiek op deze nota geleverd en een pleidooi gehouden om niet ten hele te dwalen maar ten halve te keren. Ik vind dat de budgettaire plafonds omlaag moeten. De reden daarvan is niet dat dan hapsnap kan worden ingespeeld op veranderende economische omstandigheden maar dat wij van mening zijn dat dit kabinet van meet af aan van de verkeerde veronderstelling is uitgegaan. Dat moet de heer De Nerée tot Babberich toch ook weten, want in het verkiezingsprogramma van het CDA staat dat laatstgenoemde zich niet rijk rekent. Het zou uitgaan van een voorzichtige economische groeiraming van 1,75%. Als het CDA zijn poot stijf had gehouden bij de totstandkoming van het coalitieakkoord, hadden wij nu een heel andere discussie gevoerd.

Ik neem de eerste opmerking van de heer De Nerée tot Babberich zeer serieus. Ik beschouw die als het toewerpen van een handschoen. Die neem ik op. Ik verheug mij dan ook op samenwerking bij de Miljoenennota 2009 met als doel, met name de middengroepen eens te ontlasten.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Wat er over de economische groei in ons verkiezingsprogramma staat, is realistisch. Het enige wat ik tegen de heer Weekers heb gezegd, is dat hij zich in al die voorspellingen moet verdiepen. Dan zal hij concluderen dat het door ons genoemde percentage correct blijkt te zijn. De heer Weekers heeft de beleidsreserve ook gezien. Als hij ons verwijt dat wij gebruikmaken van een beleidsreserve die in de officiële stukken staat, is dat onterecht. Hij kon zelf ook kijken of daarvoor een aanleiding was te vinden. Het was voor hem eveneens mogelijk geweest om met diverse Kamerleden te bellen. Of dat een ander resultaat had opgeleverd, weet ik niet. Hij heeft echter niet eens een poging gedaan.

De heer Weekers (VVD):

Ik ben het bijvoorbeeld van harte eens met de bijdrage van de heer Vendrik. Gisteren hebben wij een uitermate boeiend en zwaar debat gevoerd over de compensatie voor chronisch zieken en gehandicapten. De CDA-fractie heeft samen met haar coalitiepartners wat dat betreft een behoorlijke greep in de kas gedaan. Ik ben het er van harte mee eens dat aan vergoeding van de Armanibril door de Belastingdienst een einde wordt gemaakt. Nu zijn er koopkrachteffecten van min 10%. Ik had graag gezien dat het bedrag van 150 mln. als beleidsreserve bleef staan. Als het kabinet problemen zoals die wij gisteravond hebben gesignaleerd, niet binnen de huidige budgettaire kaders kan oplossen, had ik ook graag gezien dat wij in elk geval wat meer tijd en ruimte zouden hebben gehad om naar oplossingen te zoeken.

Als het gaat om de percentages economische groei, denk ik dat ik de heer De Nerée nog wel een paar keer tegenkom. De economische groei in 2008 valt al behoorlijk tegen. Wij hebben geluk dat wij te maken hebben met behoorlijke overloopeffecten uit 2007, maar de reële economische groei is nog maar 0,2% in dit jaar. Volgend jaar ligt die ver onder de 2%. Ik weet niet waar de heer De Nerée zijn cijfers vandaan haalt. Misschien rekent hij 2007 erbij, maar dat zit niet in de kaders van dit kabinet. Dit kabinet zou uitgaan van 2% economische groei van 2008 tot 2011. Ik voorspel de heer De Nerée, dat wij elkaar hier nog wel vaker zullen spreken, want dat gaat hij niet halen. Jammer genoeg, zeg ik daarbij, want ik zou ook liever hebben dat de economische groei hoger was.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wil twee vragen stellen, als u mij toestaat, voorzitter.

De voorzitter:

Jazeker.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dank u. Ik wil het toch even over het superdividend hebben. De heer Weekers spreekt op dat punt krachtige teksten uit in de richting van de minister van Financiën. Herinner ik het mij nu goed dat pak 'm beet in 1998 zijn partijgenoot, de voormalige minister van Financiën, gefinancierd uit een klein superdividendje van 80 miljoen gulden van de Nederlandsche Bank, een schilderijtje kocht? Moeten wij dan nu, tien jaar later, constateren dat de heer Zalm dat beter niet had gedaan?

De heer Weekers (VVD):

De heer Vendrik heeft gehoord wat de lijn van de VVD-fractie is. Deze komt overeen met de lijn die minister Zalm heeft gehanteerd onder de kabinetten-Balkenende I tot en met III. Die lijn zouden wij graag voortzetten. Wat er is gebeurd onder Paars II is al erg lang geleden. Toen was deze minister nog staatssecretaris van Financiën. Ik heb het over de lijn die wij vandaag willen hanteren, en dat is de lijn die wij ook in de afgelopen paar jaar hebben gehanteerd.

De voorzitter:

Vraag twee.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Toen dat schilderij werd gekocht, was de heer Bos nog gewoon Kamerlid, net zoals ik nog steeds.

De heer Weekers (VVD):

Het kan verkeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn tweede vraag is iets serieuzer. Ik hoorde de heer Weekers in zijn termijn spreken over de dieselaccijns als "diefstal aan de pomp". Dat neem ik nogal serieus, wat heet, dat neem ik eigenlijk een beetje hoog op. Ik hoorde hem een pleidooi voeren voor TaxFreedomDay, de dag waarop je niet voor de overheid werkt. Ik heb daar drie vragen over.

In de eerste plaats heb ik van de fiscaal woordvoerder van de VVD-fractie altijd begrepen dat wij er allen belang bij hebben om de belastingmoraal in dit land hoog te houden. Dat heb ik van de VVD-woordvoerder fiscale aangelegenheden altijd zeer gewaardeerd. Dat hoor ik hier vanavond niet. Hoe zit dat?

Vraag twee: zou de heer Weekers bereid zijn om naar TaxFreedomDay te gaan en aan al die hardwerkende Nederlanders duidelijk te maken dat zij van 1 januari tot TaxFreedomDay niet voor de overheid werken maar voor de scholen van hun kinderen, voor de verpleeghuizen van hun ouders, voor goede gezondheidszorg, voor goede woningen voor mensen die het niet kunnen betalen, kortom voor allerlei sociale doelen waarover wij hier spreken en waar veruit het meeste belasting- en premiegeld naar toe gaat?

In de derde plaats: zou de heer Weekers misschien ook nog even de tegenbegroting van de VVD 2008 willen toelichten op diezelfde TaxFreedomDay? In die tegenbegroting van de VVD staan inderdaad minder lastenverzwaringen dan in de begroting van het kabinet, dat klopt, en als de heer Weekers de heer Bos daarop aanvalt, heeft hij een punt. Maar ook in de VVD-tegenbegroting gingen de belastingen per saldo omhoog. Ook met de VVD-tegenbegroting zou TaxFreedomDay weer een dagje later zijn geweest. Het zou het stoer van de heer Weekers zijn om dat de hardwerkende Nederlanders ook een keer voor te houden.

De heer Weekers (VVD):

Zeer veel dank voor deze vragen. Ik zal daar graag op antwoorden.

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Weekers (VVD):

In antwoord op de eerste vraag: ik ben het zeer met u eens, mijnheer Vendrik, de belastingmoraal moet hoog worden gehouden, maar dan moet je ook maat houden in wat je aan de burger vraagt. Dan moet je niet beloven dat na het zuur het zoet komt, als het zoet vervolgens nooit wordt gegeven. Als je aan de burger een bijdrage vraagt voor alle belangrijke collectieve voorzieningen – daarmee kom ik op uw tweede vraag – zoals goed onderwijs en een goede gezondheidszorg en nog een aantal dingen meer, dan moet je niet overvragen. Een goede belastingmoraal staat of valt bij de hoogte van de belastingen. Ik meen dat dit ook min of meer besloten lag in de kritiek die de heren Vermeend en Van der Ploeg afgelopen weekend hebben geuit op dit kabinet. Als je belastingen laag houdt, breed gespreid, op een solide basis, zijn mensen best bereid om te betalen. Dit is niet het geval als er wordt overvraagd. U hebt gisteren ook de aanbieding van de petitie gezien. Een aantal mensen zei toen aan hun taks te zitten.

Het derde punt is de tegenbegroting van de VVD. Ik vraag de heer Vendrik deze nog maar eens heel goed door te nemen. Uit de tegenbegroting van de VVD blijkt dat er sprake kan zijn van een belastingverlaging van 4 mld. in 2008 ten opzichte van de begroting van het kabinet.

Minister Bos:

Het gaat om 3 mld.

De heer Weekers (VVD):

Een bedrag van 3 mld. zou ook kunnen. Er zit ook nog een stukje in de verlaging van de zorgpremie. Maar de minister heeft er gelijk in dat de directe belastingverlaging in de tegenbegroting van de VVD 3 mld. was. Deze verlaging kunnen wij bereiken in de eerste tranche, van vier jaar tijd. Wij komen straks weer met een nieuwe tegenbegroting, waarin wij nog een verdere belastingverlaging zullen bepleiten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wil het nog even hebben over 2008. Hierbij luistert het nauw. Ik heb net gezegd dat in de tegenbegroting van de VVD het saldo van lastenverzwaringen lager was dan in de begroting van het kabinet. Dat klopt. Ik vind het prima als de heer Weekers op dat punt oppositie wil voeren. Dan zit er een helder verhaal onder. Maar kom niet aan met het verhaal dat de VVD ten opzichte van 2007 zelf ook geen voorstellen heeft gedaan om per saldo de lasten te verzwaren. U hebt niet alle lastenverzwaringen van minister Bos weggehaald. U hebt een deel laten staan. Wees dan ook zo eerlijk om dit tegen de burgers te zeggen. Ook de VVD moet in het budgettair ingewikkelde jaar 2008 de lasten verzwaren, omdat de voorganger van deze minister van Financiën in het verkiezingsjaar 2007 net iets te veel geld over de balk heeft gegooid, in de vorm van een ongerichte lastenverlaging.

De heer Weekers (VVD):

De heer Vendrik debiteert hier onzin. Wij hebben in de tegenbegroting van de VVD alle belastingverhogingen en nieuwe belastingen van dit kabinet teruggedraaid. Daarbovenop hebben wij ook nog eens de inkomstenbelasting met een half procent verlaagd. U kunt het nalezen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb drie vraagjes. Deze bestaan, net als bij de heer Vendrik, uit zes onderdelen. Nee, dat is een grapje.

Ik heb drie vragen en daar blijft het ook bij. Ik waardeer altijd zeer in de heer Weekers en de VVD dat zij proberen uit te stralen dat zij zeer grote waarde hechten aan een consistent begrotingsbeleid. In zijn verhaal zegt de heer Weekers toch drie rare dingen, naar mijn stellige overtuiging.

De eerste vraag betreft de uitspraak van de heer Weekers dat je de 150 mln. ook had kunnen besteden aan de buitengewone uitgavenregeling. Waar blijft dan het principe dat je incidenteel geld nooit kunt gebruiken voor een structureel probleem?

De tweede vraag gaat over de koppeling die de heer Weekers heel makkelijk maakt tussen de 150 mln. en de verhoging van de dieselaccijns. Maar dat is ruilvoetverschil. Dit heeft dus niets te maken met accijnsverhoging. Dit is dus ook een raar verhaal.

Mijn derde vraag betreft de amendementen van de VVD. Daar straalt uit dat alleen de dekking van de VVD een solide begrotingsbeleid biedt. De heer Weekers moet eerlijk zijn. Hij maakt een andere keuze. Dat is zijn goed recht, maar dit geeft hem niet het recht om van de oplossing waar de coalitie voor staat, namelijk investeren in de zwakken in de samenleving, te zeggen dat dit een foute dekking is.

De heer Weekers (VVD):

Ik moet de heer Cramer bijvallen op zijn laatste punt. De keuzes die gemaakt worden zijn inderdaad anders. Ofschoon de uitgaven die gekozen zijn voor het bedrag van 150 mln. niet mijn keuzes zijn, heb ik geen bezwaar tegen de dekking ervan. Ik heb alleen gezegd dat wij een andere keuze zouden hebben gemaakt als VVD. Ik heb wel bezwaar tegen de wijze waarop minister Bos bepaalde gaten in zijn begroting dekt. Hij werkt met kasschuiven en zet incidentele baten, zoals de winstafdracht van de Nederlandsche Bank en EU-meevallers, in voor structurele posten. Dat heb ik minister Bos verweten, maar dat is een andere discussie dan over de 150 mln. die u vandaag gedrieën uit de grabbelton hebt gehaald en verdeeld.

De heer Cramer vroeg zich af of bij een consistent begrotingsbeleid past dat incidenteel geld wordt gebruikt voor structurele problemen. Ik heb zojuist namelijk bepleit om de buitengewone uitgavenregeling met een jaartje te verlengen en in alle rust te bekijken hoe je het alternatief van het kabinet zou kunnen implementeren. Daar is verder niets mis mee. Je houdt dan het bestaande beleid. Je zou kunnen bekijken of aan de buitengewone uitgavenregeling nog iets van overtollig vet of overcompensatie zit. De VVD-fractie is ook tegen overcompensatie, maar wij zien dat de huidige budgettaire kaders te krap zijn. Het kabinet heeft tijd nodig om met de CG-raad, het Nibud en andere organisaties de zaak nog eens heel goed tegen het licht te houden. Als wij daar meer tijd voor uittrekken, dan hebben wij uiteindelijk ook de tijd om ander geld te vinden, mocht blijken dat wij meer geld nodig hebben.

De vergadering wordt van 22.55 uur tot 23.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik vraag de Kamerleden om de minister de kans te geven om een fors deel van zijn betoog te houden. Er volgt later gelegenheid voor een aantal interrupties. Ik wil eerst proberen, een behoorlijke stap verder te komen.

Het woord is aan de minister van Financiën.

Minister Bos:

Nu u dat zo zegt, voorzitter, zal ik met de meest provocatieve delen beginnen!

Voorzitter. Ik dank alle leden voor hun bijdragen. Ik begin met de wat grotere onderwerpen die door meerdere leden aan de orde zijn gesteld. Daarna probeer ik om wat dan nog overblijft, rijp en groen, ook van een adequaat antwoord te voorzien.

Het is logisch om te beginnen met de situatie waarin deze Voorjaarsnota gepresenteerd wordt. Er is door een aantal Kamerleden aandacht gevraagd voor de liquiditeitscrisis, de kredietcrisis, de onzekerheid rondom de algemene economische situatie. Ik blijf daarover zeggen wat ik eigenlijk al heel lang zeg, namelijk dat het voornaamste kenmerk van de economische situatie waarin wij ons op dit moment bevinden vooral de onvoorspelbaarheid is. Een paar maanden geleden was ik in Washington bij de jaarvergaderingen van het IMF en de Wereldbank, waar dus eigenlijk alle mensen bijeen zijn van wie je mag verwachten dat zij kennis hebben over het financiële systeem, wat er aan de hand is en waar het toe mag leiden. Ik vond het treffend en in zekere zin ook wel verbijsterend dat zelfs daar eigenlijk niemand in staat was om te voorspellen hoe lang het zou duren, hoe diep het zou gaan en wat de precieze gevolgen zouden zijn.

Dit betekent dat het ook voor mij eigenlijk onmogelijk is om precies te voorspellen in hoeverre wij het einde naderen van wat zich thans in de financiële wereld allemaal aan problemen voordoet, laat staan de mate waarin het doorwerkt op de reële economie en hoe lang wij daarvan nog de gevolgen gaan ondervinden. Op dit punt kan ik niet veel meer of anders doen dan werken met de cijfers die mij worden aangereikt door onafhankelijke instanties zoals het CPB. U kent allemaal de voorspellingen die door hen gedaan worden over de economische groei. Andere instanties komen weer met andere voorspellingen. In zo'n situatie, waarin je niet precies weet wat je gaat raken en wanneer het je gaat raken, moet je vooral je verdediging op orde hebben. Daar kwam de vergelijking met de bokser vandaan, zeg ik tegen de heer Van Dijck. Je moet zorgen dat je ertegen kunt, hoe groot de klap ook is en van welke kant die ook komt. Hier horen ook aanvalsmanoeuvres bij.

De belangrijkste verdediging echter die wij op orde zullen moeten hebben, is dat wij moeten zorgen dat wij een voorzichtig beleid blijven voeren, bijvoorbeeld bij het beheer van de schatkist. Wij moeten zorgen dat er financiële buffers zijn. Als de groei of de belastinginkomsten dan tegenvallen, geraak je niet van de weeromstuit in een situatie waarin er opeens draconische maatregelen genomen moeten worden en enorm moet worden bezuinigd. Het blijft dus belangrijk om financiële buffers aan te leggen en om de doelstelling die het kabinet had en heeft rondom het bereiken van een structureel saldo van plus 1% in 2011 gewoon overeind te houden. Er is ook geen enkele reden om aan te nemen dat wij dat niet zouden kunnen halen. Als de inkomstenkant dan op een gegeven moment in deze kabinetsperiode tegenvalt, bijvoorbeeld omdat bedrijven minder winst maken en er daardoor minder winstbelasting wordt afgedragen, verslechtert het saldo niet in één keer zodanig dat wij in de gevarenzone terechtkomen en er in één keer allemaal buitengewoon nare maatregelen genomen moeten worden. Dat is dus de eerste verdediging die wij op orde moeten hebben: gewoon een degelijk financieel beleid.

De tweede verdediging die wij op orde moeten hebben, is de begrotingsdiscipline. Ik zeg dit nog maar eens tegen de heer Weekers, hoewel ik dit zo ongeveer in elk debat doe dat ik met hem voer. Die begrotingsdiscipline, die onder andere door mijn voorganger en zijn partijgenoot tot stand is gebracht, moet ook in moeilijke tijden gewoon gehandhaafd worden. Ik denk dat mijn voorganger zich omdraait in zijn business seat als hij hoort hoe zijn partij omgaat met zijn begrotingsregels. Het laatste wat je moet doen als de economische inzichten veranderen, is meteen je begrotingsbeleid aanpassen. Je moet gewoon koers houden. Wij spreken een keer per kabinetsperiode af hoeveel geld we gaan uitgeven. We spreken een keer per kabinetsperiode of hoe wij omgaan met de lasten. De ontwikkelingen kunnen meevallen en ze kunnen tegenvallen, maar je houdt koers. Ook in Europa en bij het IMF wordt die werkwijze alom uitgedragen als een best practice dat als voorbeeld voor veel landen zou kunnen dienen. Die best practice houd ik graag in ere.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Weekers wil interrumperen, maar hij kan ook een aantekening maken.

De heer Weekers (VVD):

Dit is bijna een persoonlijk feit. Ik ben het met de minister eens dat je als je op goede gronden en met goede uitgangspunten een bepaalde koers hebt uitgezet, je die niet moet verlaten. Je moet je niet snel van de wijs laten brengen. Ik heb er dan ook niet voor gepleit om bij het eerste zuchtje tegenwind van koers te veranderen. De VVD heeft de minister echter gewaarschuwd en gezegd dat hij van meet af aan de verkeerde uitgangspunten heeft genomen. Als hij in het begin was uitgegaan van een voorzichtige economische groeiraming en van een veel lager uitgavenplafond, dan had hij vanavond een ander verhaal van mij gehoord.

Minister Bos:

Voorspellingen van economische groei zijn nog nooit correct geweest. De werkelijkheid blijkt altijd anders te zijn dan voorspeld werd, of je nu een realistische groeivoet als uitgangspunt voor het begrotingsbeleid neemt of een behoedzame. Het uitgaan van een realistische groeivoorspelling was een aanbeveling van bijvoorbeeld het IMF en werd ook gezien als een best practice. Het uitgaan van een realistische groeivoorspelling zorgt namelijk voor bestuurlijke rust. Die heb je niet als je elk jaar geconfronteerd wordt met een enorme stroom aan meevallers waardoor zich een enorme strijd gaat afspelen. Een realistische voorspelling zorgt dus niet alleen voor begrotingsrust, maar ook voor bestuurlijke rust. Wij doen daarom wat wij hebben afgesproken. Daaraan houden wij vast. Ook dat draagt bij aan het beeld van een betrouwbare overheid.

De heer Weekers (VVD):

Bestuurlijke rust zou je ook hebben als je uitgaat van een voorzichtig scenario en de meevallers niet elk jaar verjubelt, maar gebruikt voor de aflossing van de staatsschuld. Dat hielden de begrotingsregels van de heer Zalm voor de afgelopen kabinetten in. Dat is punt één. Dan punt twee. U verwijst naar de aanbeveling van het IMF. Ik verwijs dan naar de aanbeveling van de studiegroep Begrotingsruimte. Die vindt dat het kabinet had moeten uitgaan van een voorzichtige economische groeiraming. Dat ware verstandiger geweest. Daarom mijn pleidooi: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Als de minister het goede uitgangspunt wil kiezen en koers houdt, zouden wij elkaar kunnen vinden. Elke keer benaderen wij elkaar op deze manier, maar nogmaals ik pleit niet voor het varen van een zwabberende koers. Ik vind dat je aan het begin een goede koers moet uitzetten. Dat heeft u verzuimd, mijnheer Bos.

Minister Bos:

U kunt zeggen wat u wilt, maar ik hoor u vandaag toch pleiten voor het verleggen van de koers. Ik weet dat u voor een ander uitgangspunt gekozen zou hebben en u dringt er in elk debat op aan om alsnog voor dat andere uitgangspunt te kiezen, maar zoiets is het laatste wat je moet doen.

Voorzitter. Onder anderen de heren Irrgang en De Nerée vroegen of scenario's voorhanden zijn voor het geval de economische situatie meer verandert dan met inbegrip van de bandbreedte in de voorspellingen is aangeven. Zijn scenario's voorhanden als het financiële systeem zich anders ontwikkelt dan verwacht? Ik denk hierbij ook aan specifieke financiële instellingen in Nederland. Met de mogelijkheid van verandering in omstandigheden wordt natuurlijk uitgebreid rekeninggehouden. Er vindt de nodige monitoring plaats. Dat toezicht wordt allereerst uitgeoefend door de toezichthouders op het financiële systeem. Wij hebben daarvoor de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Zij houden continu toezicht op het financiële systeem en gaan na of zich al dan niet systeemrisico's voordoen. De toezichthouders beschikken over instrumenten om zo nodig in te grijpen. Recent is op Europees niveau een memorandum of understanding ondertekend, waardoor er ook mogelijkheden voor samenwerking tussen toezichthouders in Europa zijn, inclusief het gemeenschappelijk dragen van de lasten bij een grensoverschrijdende ontwikkeling. Verder wijs ik op het bestaan van de Noodwet financieel verkeer. Als de zaak echt helemaal in de soep draait, hebben wij instrumenten voorhanden om de boel draaiende te houden. Ik heb op dit moment geen enkele reden om te veronderstellen dat wij in bedoelde situatie terechtkomen, maar mocht dat het geval zijn, dan zijn alle scenario's en alle instrumenten voorhanden en dan gelden de verschillende verantwoordelijkheden.

Mede in dat licht stelde de heer De Nerée een vraag over de situatie bij Fortis. Hij vroeg welke toezichthouder daar precies verantwoordelijk is. Ik heb gisteren al op een vraag van de heer Vendrik toegezegd dat ik gaarne bereid ben rond het eind van het reces een update te sturen aan de Kamer over de ontwikkelingen rond Fortis, mede in het licht van het feit dat de Nederlandsche Bank nog steeds bezig is met het verlenen van verklaringen van geen bezwaar van alle tussenstappen rondom de ontvlechting van ABN AMRO. Overigens is de leidende supervisor bij Fortis voor het bancaire gedeelte de Belgische toezichthouder. Voor het verzekeringsdeel is dat de Nederlandse toezichthouder.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wellicht ten overvloede, maar als het goed is heeft de minister van Financiën via de commissie Financiën inmiddels het verzoek bereikt om ons vlak na de zomer per brief bij te praten over de kredietcrisis in termen van regulering, beheersbaarheid en de laatste inzichten van het kabinet.

Minister Bos:

Oké.

Hieraan gerelateerd zijn een paar vragen van de heer Cramer over het belang van transparantie in de financiële wereld. Dat onderschrijven wij. Wij hoeven dat gelukkig niet allemaal als regelmakers en wetgevers te regelen. Ik heb er al eerder op gewezen dat het Financial Stability Forum, met name de toezichthouders, internationaal samenwerken en met een reeks van 76 aanbevelingen is gekomen die natuurlijk allemaal betrekking hebben, of voor een groot deel betrekking hebben, op een grotere mate van transparantie. Dat wordt door ons actief ondersteund. Nederland is op dit moment voorzitter van de zogeheten G10, een groep toonaangevende landen binnen het IMF. Ik zal in oktober tijdens de jaarvergadering van het IMF zelf de G10-vergadering voorzitten. De voortgang die wij maken met het implementeren van de aanbevelingen van het Financial Stability Forum hebben wij centraal gesteld en geagendeerd, met extra nadruk op de prikkels binnen het financiële systeem, inclusief de beloningsstructuren. Dat zal de heer Irrgang genoegen doen.

De heer De Nerée heeft in dit kader gewezen op een aantal ontwikkelingen die zich met name in de VS voordoen rondom de monoliners. Dit is overigens een type bedrijf dat wij in Nederland niet kennen. Ook heeft hij gewezen op de ontwikkeling in de huizenprijzen in de VS. De laatste cijfers wijzen er overigens op dat de daling van de huizenprijzen iets minder is dan in de markt werd verwacht. De credit crunch, de kredietverlening, is aan nieuwe eisen gebonden en kan daarmee duurder worden. Hij heeft erop gewezen hoe dit allemaal uitwerkt. Op de schets van die context valt niets af te dingen. De gemeenschappelijke noemer blijft, zoals ik zojuist mijn verhaal begon, dat de uiteindelijke effecten daarvan vooral buitengewoon onvoorspelbaar zijn en dat de meest verstandige beleidsreactie is, ervoor te zorgen dat je er klaar voor bent, wat er ook precies gaat gebeuren.

In dat kader heeft de heer De Nerée ook gevraagd of het niet goed zou zijn om short sellingposities te publiceren net zoals dat in het Verenigd Koninkrijk gebeurt, mede in het licht van de rol die door hedge funds en andere vergelijkbare clubs in het financiële systeem worden gespeeld. Ik hoop nog dit jaar met de Kamer de behandeling van de wetsvoorstellen te kunnen starten naar aanleiding van de rapportage van de commissie-Frijns van vorig jaar over de meldingsplicht en dat debat dit jaar te kunnen houden, dit alles in de sfeer van het aandeelhoudersactivisme. Het is ieder geval een gelegenheid om hierover te kunnen spreken. Los daarvan begrijp ik dat er schriftelijke Kamervragen over de specifieke maatregelen in Engeland zijn gesteld. Ik zal proberen die zo snel mogelijk te beantwoorden.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb met name de vraag gesteld omdat je ziet dat door short selling claimemissies om zeep kunnen worden geholpen. Je ziet wat er gebeurt met financiële bedrijven die nieuw kapitaal nodig hebben en afhankelijk zijn van claimemissies. Als die zaak op deze wijze onder druk wordt gezet, kunnen wij niet wachten tot het najaar. Wat in Londen gebeurt met de Hong Kong and Shanghai Overseas Banking is heel slecht. Dit type instellingen kan uitsluitend worden overgenomen door dit gemanipuleer van hedge funds.

Minister Bos:

Ik weet niet of uw analyse helemaal accuraat is, maar ik zal proberen in de schriftelijke beantwoording van de vragen – die dus sneller komt dan de behandeling van het wetsvoorstel in het najaar – ook dit aspect op bevredigende wijze te behandelen.

Wij kunnen ons op de volgende manieren voorbereiden op het eventuele geval dat dingen toch erger worden dan wij op dit moment denken. Een manier is een goede uitoefening van het toezicht, ook in Europees opzicht, en een adequate organisatie van alle instrumenten en verantwoordelijkheden. Een andere manier is dat je je begrotingsbeleid en je buffers op orde hebt. De derde manier is dat je probeert minder kwetsbaar te zijn voor het type schokken waaraan ook onze economie onderhevig is. Dit heeft vooral betrekking op twee aspecten: ten eerste dat je probeert spanningen op de arbeidsmarkt waar mogelijk teniet te doen door het aanbod te verruimen, zodat het risico van een loon-prijsspiraal afneemt. Ten tweede moet je als economie proberen minder afhankelijk te worden van het gebruik van fossiele brandstoffen, zodat de olieprijsstijging die zich op globaal niveau voordoet, minder relevant wordt voor de verdere ontwikkeling van de eigen economie. Ik ben het eens met iedereen die zegt dat, hoe ongelooflijk vervelend de hoge olieprijzen ook zijn, het ook kansen biedt om met verhoogde urgentie en met een hoger tempo de omschakeling richting een meer duurzame economie vorm te geven. Daar hoort innovatie bij. Ik denk zeker te weten dat mijn collega Van der Hoeven bij het nadenken over haar begroting voor 2009 dat aspect een plek zal geven.

Er is gesproken over het inflatiespook, waarbij ook het woord "stagflatie" werd gebruikt. Daarbij wil ik wel een waarschuwing laten horen. Wij kennen het begrip "stagflatie" vooral uit de jaren zeventig. Toen was de combinatie van een stagnerende economische groei en een hoge inflatie echt van een andere orde. Wij hebben het nu over een periode van wellicht maar één of twee jaar, waarin de groei onder de 2% zakt en de inflatie zich tussen de 2% en de 4% beweegt. Ik wijs op de duur van de periode, omdat ik meen dat de directeur van het CPB heeft laten vallen dat 2009 in zekere zin al het dal is. Los van de voorspellende kracht daarvan, stamt een begrip als "stagflatie" uit de jaren zeventig. In 1975 was sprake van een inflatie van meer dan 10% en van een groei van het bnp van 0,1%. Uit die tijd komt dat begrip. Een jaar later was de inflatie 8,8%, de groei 4,8%, een jaar later de inflatie 6,7% en de groei 1,9%. Die groei bleef daarna rond de 2%, maar in 1981 was de groei negatief, terwijl de inflatie nog steeds op ruim 6% stond. Daar zitten wij bij lange na niet in de buurt. Ja, wij hebben een probleem met de inflatie, ja, wij hebben een zekere teleurstelling te verwerken voor zover het gaat om een haperende economische groei, maar wij moeten uitkijken met het gebruik van een als "stagflatie", zeker als dat veronderstelt dat de situatie waarin wij ons op dit moment bevinden lijkt op die uit de jaren zeventig en tachtig, uit welke periode het begrip stamt.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb het gevoel dat de minister deze opmerkingen maakt, omdat hij vindt dat dat woord ook buiten dit gebouw te veel wordt gebruikt. Waarom vindt u dat?

Minister Bos:

Ik ben een zorgvuldig mens, zodat ik vind dat wij moeilijke begrippen op een verstandige manier moeten gebruiken. Wij moeten problemen niet groter maken dan ze zijn. Er is bij mij sprake van teleurstelling als het gaat over de voorspellingen van de economische groei, en er is sprake van een probleem als wij kijken naar de inflatie. Maar stagflatie als fenomeen had andere dimensies dan wat wij nu terugvinden in de voorspellingen.

De heer Irrgang (SP):

Betekent dit ook dat u verwacht dat de inflatie teruggaat naar het niveau van om en nabij de 2%, zoals dat overeenkomt met de doelstelling van de ECB op termijn van een of twee jaar?

Minister Bos:

De huidige voorspellingen geven geen reden om te veronderstellen dat het nog een flink aantal jaren doorstijgt. Dat is iets waar nog erg veel debat over is. Een van de grote vragen is of wij nu gewend moeten raken aan een wereld met hoge olieprijzen of aan een wereld met stijgende olieprijzen. In het eerste geval is er geen inflatie en in het tweede geval wel. Dus wij moeten hoge prijzen onderscheiden van stijgende prijzen. Wij zitten nu vooral in een periode van stijgende prijzen. De vraag wanneer dat zijn plateau bereikt en de prijs hoog blijft, kan niemand op dit moment zinnig beantwoorden.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb zelf het woord stagflatie gebruikt en wel om een goede reden, namelijk om te waarschuwen voor de gevolgen van een verdere inflatiegroei. Het CPB voorspelde al 1,25% economische groei ten opzichte van 3,5% vorig jaar. Dat is al een beweging van meer dan 2% naar beneden. Een inflatie van bijna 4% wordt al gebezigd hier en daar. Dus waarop baseert u uw uitspraak dat volgend jaar het dal bereikt zal kunnen zijn?

Minister Bos:

Dat was geen uitspraak van mij. Ik verwees naar een uitspraak van de directeur van het CPB, die zich toen het cijfer van 1,25% in 2009 naar buiten kwam, liet ontvallen dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat dit het laagste punt is in de zeer nabije toekomst.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Als de inflatie doorstijgt naar 6% en de groei naar 0,5% daalt, dan zitten wij in de situatie van de jaren zeventig.

Minister Bos:

Zeker, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat die situatie zich zal voordoen. Ik kan echter niet in de glazen bol kijken. Ik kan slechts afgaan op wat gerenommeerde instituten op dit moment aan voorspellingen doen. Dan zie je nergens een voorspelling die qua laagte van de groeivoet en hoogte van de inflatie in de buurt komt van wat wij in het midden van de jaren zeventig tot begin jaren tachtig hebben meegemaakt.

De heer Tang (PvdA):

Ik ben ook even zoekende met wat u bedoelt met uw opmerking over de stagflatie. Is de les uit de jaren zeventig en tachtig niet dat de reactie op olieprijsschokken en inflatie schadelijker kan zijn voor de economie dan de oorspronkelijke schokken zelf? De echte klap kwam niet zozeer in de jaren zeventig – de groeicijfers waren toen nog best goed, maar de inflatie was heel hoog – als wel op het moment dat de inflatie bestreden moest worden, namelijk toen de Federal Reserve de rente moest verhogen. Hoe kijkt u in het verlengde hiervan aan tegen de waarschuwingen van Trichet voor de loon-prijsspiraal? Of bent u het eens met de Duitse minister van Financiën, dat de rente niet omhoog moet gaan?

Minister Bos:

Die positie ken ik niet van mijn Duitse collega. Wij zijn het in het algemeen eens over dit soort zaken. Die eensgezindheid uit zich in het algemeen ook in steun voor wat de heer Trichet zich allemaal voorneemt. Ik heb de uitlatingen van de heer Trichet zo begrepen dat het waarschijnlijk is dat morgen de rente verhoogd zal worden en dat dit in het licht gezien moet worden van verwachtingen van stijgende inflatie in de eurozone. Hij heeft daarna een andere uitspraak gedaan die suggereert dat die eventuele stap omhoog in de rente niet het begin van een reeks renteverhogingen is. Ik ben heel benieuwd wat er morgen gebeurt en met welke verdere uitleg hij het rentebesluit van de ECB dan zal toelichten. Dat een stijging van de inflatie niet in het belang is van de Europese economie en dat het de taak is van de ECB om daarvoor te waken, ben ik wel eens met de heer Trichet.

De heer Weekers (VVD):

Ik begrijp dat de Kamer door het gebruik van het woord stagflatie bij de minister een gevoelige snaar raakt als daarmee gerefereerd zou worden aan de jaren zeventig toen het kabinet-Den Uyl er zat. Daar wil ik ook niet graag naar terugkijken. De president van de Nederlandsche Bank voorspelt een terugvallende, zo niet stagnerende economische groei, gepaard gaand met een snel oplopende inflatie. Aan het eind van het jaar is die inflatie misschien wel 4%. Als het kabinet vervolgens de btw verhoogt, gaan wij zelfs de grens van 4% over. Dan kun je toch spreken van een economisch fenomeen als stagflatie, zeker als in de tussentijd ook wordt gewaarschuwd voor een loon-prijsspiraal. Ik vraag de minister om daar nader op in te gaan. En welke beleidsconsequenties zou dat moeten hebben? Ik meen dat hij zelf al eens heeft gezegd dat het verstandig zou zijn om de btw-verhoging in elk geval niet 1 januari aanstaande te laten ingaan. Als dat het geval is, ben ik dat met hem eens. Ik denk dat dit signaal ook tijdig moet worden afgegeven, zeker voordat weer nieuwe loonrondes plaatsvinden.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik. Ik mag aannemen dat alle interrupties over hetzelfde onderwerp gaan. Het kan niet zo zijn dat, als er één vraag gesteld wordt, alle sprekers weer aan de beurt moeten komen.

Minister Bos:

Ik vind het wel gezellig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp heel goed dat de minister van Financiën een beetje afstand wil houden tot het begrip "stagflatie". Dat lijken mij wijze woorden. Wij worden niet graag herinnerd aan Nederland onder het kabinet-Van Agt/Wiegel. Ik snap dat.

Minister Bos:

Ik hoef al niet meer te antwoorden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zou het echter waarderen als in september in de Miljoenennota, wanneer het kabinet meer inzicht heeft in de inflatieverwachting in 2009, uitgebreider stil wordt gestaan bij wat de betekenis daarvan zou moeten zijn en bij de onderscheiden elementen. Inflatie uit hoofde van een hogere olieprijs is immers iets anders dan de wereldvoedselcrisis enzovoorts.

Minister Bos:

Dat laatste zeg ik sowieso graag toe. U weet dat elke minister van Financiën traditioneel in de Miljoenennota in één hoofdstuk wat meer zijn eigen gang mag gaan. Afgelopen jaar ging dat over geluk, generatierekeningen, houdbaarheid en dergelijke. Ik heb met genoegen gehoord dat u daar graag uitgebreid op terugkomt; daar werk ik te zijner tijd graag aan mee. Dit jaar zal het gaan over het feit dat een crisis in het financiële systeem zo'n impact blijkt te hebben op de reële economie, inclusief wat daarbij komt rondom de inflatie. Zegt dat iets over verschuivende verhoudingen in de economie of over een andere ordening? Speelt dat zich af in de marges van ons economische systeem of in het hart daarvan en is de door ons geformuleerde beleidsrespons de juiste? Het antwoord op de laatste vraag is uiteraard bevestigend, maar de analyse blijft niettemin heel interessant.

Ik hecht oprecht aan het gebruik van juiste termen en begrippen om situaties te omschrijven. Naar aanleiding van de situatie in de jaren zeventig en tachtig en het gebruik van het begrip "stagflatie" is er ontzaglijk veel gestudeerd over wat er toen aan de hand was met de economie en wat het beleidsantwoord daarop idealiter had moeten luiden. Daardoor is ook een zekere wijsheid ontstaan over hoe je met zo'n situatie omgaat. De enige reden waarom ik nu kanttekeningen plaats bij degenen die wat mij betreft iets te makkelijk het woord "stagflatie" overnemen, is dat wij het stempel "stagflatie" natuurlijk niet moeten drukken op een situatie die nog niet lijkt op de situatie in de jaren zeventig en tachtig. Dat geldt des te sterker als dat zou betekenen dat men denkt dat ook het instrumentarium dat in tijden van stagflatie wellicht aan de orde is, nu aan de orde zou moeten zijn. Dat is de belangrijkste reden waarom ik denk dat wij op een rustige manier moeten blijven kijken wat er precies aan de hand is. De inflatie is te hoog. Dat is een probleem en daar moeten wij iets aan doen. De groei valt tegen. Wij hopen dat het dal in 2009 is. Als dat niet zo is, hebben wij er nog een probleem bij. Wij zullen rustig bekijken hoe die situatie zich voordoet, maar in het antwoord van dit kabinet zitten defensieve en offensieve elementen in. Ten eerste: heb je het toezicht op orde? Ten tweede: heb je de schatkist op orde? Ten derde: zorg dat je economie minder afhankelijk wordt van wat er in de sfeer van olieprijzen gebeurt en probeer de arbeidsmarkt te ontspannen. Dat blijven de hoofdrecepten om in een situatie als de huidige overeind te blijven.

Als je in zo'n situatie zit, kan de vraag wat je doet met de voorgenomen btw-verhoging, inderdaad relevant zijn. Ik hoorde de heer De Nerée, als ik het goed verstaan heb, iets zeggen over afspraken in het coalitieakkoord. Die zijn er niet op dit punt. Er is vorig jaar in augustus afgesproken dat de btw zou worden verhoogd met 1% en dat de opbrengst daarvan gebruikt zou worden om het werknemersdeel van de AWf-premie tot nul te verlagen. Er zou ook een groot voordeel in zitten voor de administratieve lasten, waarbij men kan denken aan de vereenvoudiging van loonbegrip. Dat is een schuif die met name voor middengroepen en leden van vakbonden goed uitpakt.

Vervolgens zijn er twee dingen gebeurd. In de diverse voorspellingen ging de inflatie omhoog. Overigens zat in die inflatieramingen al de veronderstelde btw-verhoging. Als de btw-verhoging doorgaat, betekent dat niet dat de inflatieraming nog een keer omhoog gaat. Die zit er al in. Inflatie werd een issue in het publieke, politieke en economische debat. Verder hebben werknemers en werkgevers zich bij ons gemeld. Zij wisten niet of zij dit nu wel zo prettig vonden. Zij vonden dat ik misschien de btw-verhoging zou moeten uitstellen, mede in het licht van het voorkomen van hoge looneisen.

Heel terecht wees de heer Tang op de vraag of dit dan betekent dat sociale partners bereid zijn om zich te committeren aan een matiging van de looneisen, als het kabinet op enigerlei wijze gevolg zou geven aan dat verzoek. Daar is mij tot op dit moment niets van bekend. Het overleg met de sociale partners zal vast en zeker de komende maanden onder leiding van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid plaatsvinden. Een ander punt is dat wij niet zomaar alles kunnen doen. Keuzes hebben ook nog bepaalde budgettaire gevolgen. De btw-verhoging en de AWf-premieverlaging hebben niet voor niets altijd aan elkaar vastgeklonken gezeten. Als je dat niet zou doen, zou er een gat vallen van 2 mld. Ik kan mij niet voorstellen dat juist de fractie die er een traditie van heeft gemaakt om mij te toetsen op mijn financiële degelijkheid, namelijk de CDA-fractie, nu bij voorbaat die optie – die de grootste budgettaire kwetsbaarheid vertoont – omarmt. Ik wil doen wat wij op dit punt aan de sociale partners toegezegd hebben. Dat is dat als wij in augustus alle relevante cijfers kennen en als wij alle gesprekken, ook met de sociale partners, achter de rug hebben, wij een definitieve beslissing nemen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De minister heeft gelijk als hij zegt dat de verlaging van de WW-premies en de verhoging van de btw niet in het coalitieakkoord staat. Wel staat in het coalitieakkoord de verlaging van de lasten op arbeid. Dit was één van de uitwerkingen van de verlaging van de kosten op arbeid. Daar willen wij de coalitie heel graag aan houden. Ik vertrouw op de inventiviteit van de minister. Als je de koopkrachteffecten van de verlaging van de WW-premie terugdraait, die ook in de CPB-cijfers zitten, krijg je enorme effecten. Dat was de reden dat ik uitviel tegen de heer Tang. Er moet goed op nagezien worden dat dit punt van het coalitieakkoord uitgevoerd wordt, dus dat de lasten op arbeid naar beneden gaan. U kunt niet ontkennen dat gedurende dit jaar die lasten verhoogd zijn. De bedoeling van de coalitiepartners was dat de directe belasting omlaag moest. De indirecte belasting zou dat compenseren. Het kan niet zo zijn dat de indirecte belasting omhoog gaat en de lasten op arbeid niet naar beneden gaan. Dat is de kern van mijn boodschap. Ik wacht af wat u doet in augustus. U bent aan zet en wij wachten af.

Minister Bos:

Het coalitieakkoord staat vol met goede doelen. Voor al die goede doelen geldt echter wel dat wat wij eraan doen financieel deugdelijk gedekt moet zijn. Mede op verzoek van de CDA-fractie geldt dat dus ook wanneer wij met elkaar de lasten op arbeid willen verlagen. Verder heeft niemand hier gesuggereerd – voor zover dat wel zo zou zijn sta ik aan de kant van de heer De Nerée om te bevestigen hoe onverstandig dat zou zijn – dat indirecte belastingen omhoog zouden moeten gaan, zonder dat tegelijkertijd de lasten op arbeid voor hetzelfde bedrag omlaag gaan. Dat is natuurlijk niet aan de orde.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Dat is dus gebeurd gedurende dit jaar. Er zat ook een stuk vergoeding bij. U hoort mij niet zeggen dat de zaken niet deugdelijk gedekt moeten worden. De beslissing ligt bij u. Wij hebben duidelijk aangegeven wat in het coalitieakkoord staat en wat de uitwerking daarvan zou kunnen zijn. Dat wilde ik hier nog een keer herhalen.

De voorzitter:

Gaat dit allemaal over hetzelfde? Mijnheer Irrgang?

De heer Irrgang (SP):

Ja. Ik heb nog een vraag over btw-verlaging in combinatie met verlaging van de WW-premie. Ik moet het doen met de stukken die ik van het CPB krijg. Daarin wordt gesproken van verlaging van de WW-premies voor 2009, waarbij bedragen de ronde doen van 2,5 mld. Er is ook sprake van een inverdieneffect en een pseudo-WW-premie. Wat is nu precies de budgettaire kant van de WW-premieverlaging? Het gaat volgens mij om meer dan 2 mld. Dan zijn de bedragen dus niet gelijk aan elkaar. De AWf-premie wordt verlaagd met 3,5 procentpunt. Dat is 2,5 mld. Ook komt de loon- en inkomstenheffing driekwart miljard hoger uit. Verlaging van de werkgevers-AWf-premie kost een half miljard. De pseudo-WW-premie kost ook een half miljard. Per saldo kom ik dus uit op 3 mld. in plaats van de 2 mld. die de btw-verhoging oplevert.

De voorzitter:

De heer Vendrik over hetzelfde onderwerp.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik doe de minister de suggestie om het CDA te helpen door de lastenverlaging op arbeid door te laten gaan en uitstel van de btw-verhoging te financieren met een sterke vergroening van de belastingen. Ik begrijp dat het CDA daarvan voorstander is als daarmee lastenverlaging op arbeid wordt betaald.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Dit is uitlokking! Er is al een enorme vergroening geweest dit jaar. Laten wij dat eerst verteren. De mensen hebben het er immers al moeilijk mee. Dit jaar hebben wij voor lief genomen. De lastenverlichting voor kosten op arbeid moet er volgend jaar komen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik vraag mij ook af, gezien de huidige voorspellingen van het CPB, wat er nog over is van het voor het volgende jaar beloofde zoet. De heer De Nerée zegt het al. Dit jaar hebben wij voor lief genomen dat er iets wordt ingeleverd in koopkracht. Voor volgend jaar is er een koopkrachtverbetering beloofd. Geldt die belofte nog bij de huidige voorspellingen voor volgend jaar van het CPB?

Minister Bos:

De precieze kosten van de schuif worden nu nagerekend, zodat ik hopelijk nog in deze termijn daarop een reactie kan geven.

De suggestie van de heer Vendrik is interessant. Morgen ligt hier de vergroeningsbrief voor. Ik neem aan dat het debat dan verder wordt gevoerd.

Ik zeg hier aan de heer De Nerée dat verlaging van de AWf-premie gedekt kan worden uit verhoging van milieubelastingen. Afhankelijk van de invulling kan het inflatoire effect lager zijn dan bij dekking door een btw-verhoging. Er zijn allerlei opties. Dat neemt niet weg dat een verhoging van milieubelastingen heel andere nadelen met zich kan brengen in termen van lastenverdeling en koopkrachteffecten voor de allerkwetsbaarste groepen. Wat aan het einde van de dag het meest verstandige is, hangt van een heleboel zaken af. Daarover spreekt de Kamer morgen met staatssecretaris De Jager. In augustus komt het dan allemaal samen.

De heer Irrgang vroeg naar de cijfers. Wij blijven rekenen met een bedrag van 2 mld., namelijk 1,5 mld. AWf-premie en een half miljard uit het referentiemodel. Wij lopen de cijfers echter nog eens na. Die krijgt de heer Irrgang nog van mij.

Ik sta op een aantal punten graag in de traditie van mijn voorganger, maar een ding wil ik hier duidelijk maken. De woorden zoet en zuur zijn door mij nooit gebruikt. Dat is mijn voorganger geweest, in een ander kabinet. Ik heb vorig jaar gezegd dat dit kabinet een aantal moeilijke maatregelen bewust in het eerste jaar van de kabinetsperiode neemt. Zo hebben wij voor de latere jaren een aantal leukere maatregelen voorradig. Volgend jaar komt er een aantal belastingverlagingen voor de mensen aan en wordt ook een aantal belastingkortingen verhoogd. Wat daarvan per saldo het koopkrachteffect is, hangt niet alleen af van het kabinet maar ook van factoren zoals de olie- en de voedselprijzen. Die kan het kabinet helemaal niet beïnvloeden. De heer Van Dijck heeft de cijfers van het CPB gezien in de KMEV van een paar weken geleden. Daaruit blijkt dat er nog steeds sprake is van een gemiddelde koopkrachtvooruitgang in 2009. Het is een kwetsbaar beeld. Het is bovendien extra kwetsbaar voor een aantal groepen. Wij hebben een flinke klus voor de boeg om te proberen daar in augustus iets mooiers van te maken.

Ik kom bij het begrotingsbeleid. Ik dank met name de heer Cramer voor zijn complimenten. Hoe je het ook wendt of keert, wat ook precies de oorzaken en gevolgen zijn, het ziet ernaar uit dat wij erin slagen om vier jaar achtereen met een overschot in plaats van een tekort het jaar uit te luiden. De overheidsschuld daalt daardoor ook veel forser dan ten tijde van het sluiten van het coalitieakkoord werd verondersteld. Zo'n prestatie is in geen 50 jaar geleverd. Daar zijn wij uiteraard blij om. Er kan heel relativerend over worden gedaan: het is niet moeilijk om dat te bereiken als het geld binnenloopt via aardgasbaten en dergelijke. Een oude wijsheid die mij altijd is bijgebleven, is dat het veel moeilijker is om prudent financieel beleid te voeren in tijden van meevallers dan in tijden van tegenvallers. Als je tegenvallers hebt, weet iedereen dat er moeilijke maatregelen moeten worden genomen. Als je meevallers hebt, gaat iedereen vechten om het geld en ontstaat er een enorme druk om het ook uit te geven. Overschotten in tijden van meevallers zijn dus niet alleen maar een kwestie van mazzel hebben. Het betekent ook dat dit kabinet de discipline opbrengt om het geld niet meteen te verjubelen of te potverteren. Dat wij dit niet doen – zeg ik in de richting van de heer Weekers – blijkt uit de ontwikkeling van het saldo en de schuld.

Tegelijkertijd heeft met name de heer De Nerée best een paar kritische opmerkingen gemaakt over het karakter van het begrotingsbeleid.

De heer Weekers (VVD):

De minister betoogt dat zijn goede beleid blijkt uit de ontwikkeling van het saldo en de schuld. De vermindering van de staatsschuld staat echter niet in verhouding tot de meevallers bij de belasting- en aardgasopbrengsten.

Minister Bos:

In zijn eerste termijn maakte de heer Cramer hierover een goed punt. De Voorjaarsnota is iets anders dan het beeld over 2009 dat uit de KMEV naar voren komt. Dat was de basis van het meningsverschil of het verschil van inzicht tussen de heren Cramer en Vendrik. In de Voorjaarsnota hebben wij zelfs moeten afboeken op onze raming over de ontwikkeling van het saldo ten gevolge van de aardgasbaten. Weliswaar steeg de prijs van olie en daarmee van aardgas ten opzichte van wat wij hadden geraamd, maar het effect van dat er minder werd verkocht door de lagere vraag, was veel groter. Wij hebben dus per saldo geen baten uit de sfeer van het aardgas bij de ontwikkeling van het saldo zoals die in de Voorjaarsnota aan de Kamer is voorgelegd. De effecten voor 2009 en 2010 presenteer ik graag in de Miljoenennota van september.

De heer Weekers (VVD):

Als ik mij niet vergis, gaat het in de belastingsfeer om meevallers van ongeveer 4 mld. Daarmee is de staatsschuld niet afgenomen. Bij het aardgas is er een batig saldo van ongeveer 9 mld., terwijl dat enkele jaren geleden beduidend minder was. Ergens begrijp ik dan iets niet, maar misschien kan de minister dit nog eens in een nadere brief aan de Kamer uiteenzetten. Dan gaan wij allemaal van dezelfde feiten uit.

Minister Bos:

Zeker, maar mag ik dat dan gewoon laten meelopen in de Miljoenennota? Daarin schetsen wij toch het verloop van deze beide zaken. Dat is het makkelijkst, want dan kan het ook in de goede context worden geplaatst.

De heer Weekers (VVD):

Als u daar een mooie paragraaf van maakt met heldere cijfers, dan vind ik het goed.

Minister Bos:

Wij zullen uw naam er zelfs bij noemen.

Wat mij eigenlijk het meeste stak – tegen je vrienden kun je soms het eerlijkst zijn – zijn de harde woorden van de heer De Nerée over het begrotingsbeleid. Met "kasschuiven" en "in=uittaakstellingen" wordt een beeld gecreëerd alsof dit kabinet met boekhoudkundige trucs bezig is en allerlei dingen doet die in het verleden nooit zijn gedaan. Niets is minder waar. De manier waarop wij met kasschuiven werken, is allereerst niet anders dan in voorgaande jaren. Veel relevanter is dat financiële degelijkheid niet wordt bepaald door het toepassen van kasschuiven maar door de vraag of je binnen de kaders blijft. Wij zijn daarbinnen gebleven. Als je een zodanig kasschuif maakt dat je buiten een kader uitkomt, moet er een andere kasschuif in een andere richting tegenover staan. Die degelijkheid is gewoon gehandhaafd. Daaraan is niks afgedaan. Er is niets anders gebeurd dan onder mijn voorgangers.

Bij de in=uittaakstellingen vond ik de redenering van de heer De Nerée nog merkwaardiger. De boeking van 385 mln. in het voorjaar is het rechtstreekse gevolg van voorzichtigheid, prudentie in het begrotingsbeleid. Als wij dat namelijk niet hadden gedaan, als die 350 mln. niet nu al bij de in=uittaakstelling was geboekt, was dat potje van de beleidsreserve geen 150 mln. geweest, maar 150 mln. plus 385 mln. Dan had de Kamer waarschijnlijk gedacht dat zij 515 mln. kon uitgeven aan het restaureren van kerken, het bijspijkeren van de minima en het opvangen van tienermoeders. Dat leek ons om allerlei redenen niet verstandig. Juist om prudent te zijn en om ervoor te zorgen dat wij niet nu geld gaan uitgeven en vervolgens in het najaar bedenken dat wij het toch nodig hebben om ten gevolge van de in=uittaakstelling een taakstellende onderuitputting te kunnen realiseren, hebben wij besloten om het nu al apart te zetten zodat er nu niemand aan kan komen. Als het beeld plotseling heel erg zou verslechteren dit jaar, hebben wij daar dan toch al 350 mln. voor weggezet. Dat is juist de prudentie die de Kamer van ons vraagt.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik loop nu inmiddels al een aantal jaartjes mee hier. Die hele kasschuivenproblematiek is allemaal wel mooi, maar wij begroten per jaar. In deze Voorjaarsnota is in grote mate gebruik gemaakt van kasschuiven. Het is de vraag of het wijs beleid is om gelden die aan het einde van de rit staan naar voren te halen. Dan kan immers op een gegeven moment geen rekening meer worden gehouden met veranderende omstandigheden. Ik heb al vaker gezegd dat het punt met die in=uittaakstellingen is dat er tegen het einde van het jaar, eind december, enorme overschotten zijn. Daar kan de Kamer dan niets meer mee doen. Als die nu al worden ingeboekt, weten wij zeker dat als er onderuitputting is aan het eind van het jaar – dat is allemaal prachtig hoor, bestuurlijk loopt het allemaal keurig weg en het gaat weer door – de mogelijkheden van het parlement om op bepaalde onderdelen nog bij te sturen beperkt zijn.

Minister Bos:

Dat ben ik niet met u eens. Als wij het geld nu niet zouden hebben geboekt als in=uittaakstelling, zou het zijn verschenen als ruimte onder de kaders. Dan zou ik een heel moeilijk verhaal hebben moeten houden om de Kamer ervan te weerhouden om het aan allerlei goede doelen uit te geven. Daarnaast zou nog iets anders zijn gebeurd. Het geld zou dus waarschijnlijk uitgegeven worden. Vervolgens lopen wij er tegen het einde van het jaar tegenaan dat wij nog steeds ter waarde van het bedrag dat is doorgeschoven van vorig jaar, een taakstellende onderuitputting moeten realiseren. Als er minder tijd is in het restant van het jaar, wordt dat moeilijker. Als dat niet lukt, hebben wij een tegenvaller en moeten wij allemaal draconische maatregelen nemen. Door het nu al zo te boeken, voorkomen wij dat wij later in het jaar alsnog vervelende maatregelen moeten nemen om die taakstellende onderuitputting te realiseren. Het is een beetje als in goede tijden alvast je reservepotje vullen, zodat je in slechte tijden wat hebt. Daar komt het eigenlijk op neer.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Als de minister bij de Miljoenennota al laat weten wat de onderputting van dit jaar zou kunnen zijn, als er een onderuitputting is, vind ik dat oké. Wij kunnen daar dan immers op voortborduren. Ik heb echter al drie of vier keer achter elkaar gezien dat bij een najaarsnota sprake was van een enorme onderuitputting en dat wij die niet meer konden besteden. Daardoor liepen bepaalde dingen weg en uiteindelijk ging het geld naar de aflossing staatsschuld. Dat is allemaal prachtig. Er kan ook worden gekeken of het in de kinderopvang kan worden gestopt of in iets anders.

Minister Bos:

Daar heb ik net zo'n hekel aan als u, mijnheer De Nerée, dat aan het eind van het jaar geld over is en dat andere beslissingen hadden kunnen worden genomen als dat eerder bekend was geweest. Dat probeer ik te vermijden. U drukte ook uw teleurstelling uit – dat werd later blijdschap – over het feit dat er nog ergens 150 mln. bleek te zijn. Wees nu blij dat u dat nu hoort en niet pas bij de Najaarsnota, want dan hebt u nauwelijks meer de tijd om dat geld in 2008 uit te geven.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik was verrast, vooral omdat zich wel degelijk problemen voordoen in 2008 op diverse gebieden. De vraag was of het kabinet, toen het constateerde dat er wat is, dat niet zelf had moeten besteden om de problemen die zich in 2008 voordoen op te lossen. Daardoor was ik verbaasd.

Minister Bos:

Dat begrijp ik. Het antwoord daarop is dat de problemen die wij dit voorjaar hebben onderkend een hoge mate een structureel karakter hebben richting 2011. Met incidentele ruimte in 2008 kunnen die problemen niet worden opgelost. Daarnaast treden er gedurende het jaar veranderingen op. De begroting is vorig jaar gemaakt en er hebben voorjaarsbesprekingen plaatsgevonden. De indicatoren die uiteindelijk bepalen hoeveel ruimte er echt is, veranderen op een gegeven moment. Het is op zichzelf ook geen nieuw fenomeen dat er wat geld over blijkt te zijn als wij nog eens alle rekensommen maken. Ook om te voorkomen dat de Kamer in het najaar zegt: hé, hadden wij in het voorjaar geweten dat er nog 150 mln. was, dan hadden wij het toen wel uitgegeven, kunnen wij het beter nu melden, nu wij weten dat dit geld er is. Overigens, voor iedereen die het niet gezien had, het stond gewoon met bedrag en al in de bijlage bij de Voorjaarsnota gemeld.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter...

De voorzitter:

De minister gaat nu door met zijn eigen betoog. Dit was een discussie tussen de heer De Nerée en de minister.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter, een punt van orde. Ik neem genoegen met uw ingrijpen maar ik vind het niet terecht. Dit wil ik gezegd hebben. Iedereen krijgt hier de ruimte om zijn punt te maken. Ik maak er bezwaar tegen dat ik dan niet de ruimte krijg als ik een interruptie wil plaatsen. Ik voeg mij naar uw wil, maar ik maak hiertegen wel bezwaar.

De voorzitter:

Ik neem daar kennis van. In dit geval had de heer De Nerée een onderwerp aangekaart en had de minister zijn naam genoemd in de beantwoording. Daarom moest ik dit even laten gaan. Het kan niet zo zijn dat iedereen nog van zijn stoel af komt en dat wij weer een volle ronde houden.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter, dan hoop ik dat u net zo consequent bent tegenover alle andere sprekers die tot nu toe het woord hebben gevoerd.

De voorzitter:

Ik probeer consequent te zijn.

Minister Bos:

Ik kom op een laatste punt met betrekking tot het begrotingsbeleid. De heer Vendrik vroeg naar de ontwikkeling van het robuuste saldo. Dat berekenen wij niet. Het robuuste saldo is een maatstaf die door het Centraal Planbureau wordt berekend. Het is geen maatstaf waarop het kabinet beleid ontwikkelt of ontwikkeld heeft. Wij zullen dit gewoon straks, als de MEV verschijnt en het CPB dit weer berekend heeft, in de stukken meenemen. Op dit moment heb ik geen andere cijfers dan de cijfers die daarover vorig jaar ten tijde van de Miljoenennota aan de Kamer gegeven zijn. Ik bedoelde natuurlijk de KMEV; daar zal het cijfer ook wel in staan. Verder heb ik geen eigen cijfers.

De heer Vendrik heeft geprobeerd om het debat over de kinderopvang dat zich hier een paar weken geleden heeft afgespeeld, nog een keer over te doen. Aan de verleiding om daarin met hem mee te gaan, zal ik niet helemaal toegeven, maar ik plaats wel een paar opmerkingen. Ten eerste spreekt de heer Vendrik consequent over bezuinigingen, terwijl gedurende deze kabinetsperiode de uitgaven van het kabinet aan kinderopvang met 50% structureel toenemen. Van 2007 tot 2011 stijgen de uitgaven van 1,6 mld. naar 2,4 mld. Dat is dus geen bezuiniging; het is 150% meer geld voor kinderopvang dan aan het begin van deze periode.

Ten tweede maakt hij een enorm nummer over de effecten op de arbeidsparticipatie. De heer Tang heeft er in zijn bijdrage al op gewezen – het blijkt ook uit de studies van het Centraal Planbureau – dat het ingrijpen van het kabinet in de sfeer van de kinderopvang geen negatief effect heeft op de realisatie van de arbeidsparticipatie zoals die aan het begin van deze kabinetsperiode ten gevolge van de impuls door kinderopvang voorzien was.

Ten derde zeg ik, evenals de heer Tang, dat wij niet denigrerend doen over arbeidsparticipatie, noch over 10.000 banen. Als hier het debat zou plaatsvinden over de meest doelmatige wijze waarop je 10.000 banen kunt creëren en over de hoeveelheid geld die je daarvoor nodig hebt, dan zou ik zeggen dat dit niet is door 1,2 mld. uit te geven aan de kinderopvang. Dat is een buitengewoon inefficiënte manier om banen te creëren, werkgelegenheid te scheppen of de participatie te verhogen. Dat kan echt beter.

Wat daarachter ligt – dat element heeft in de brief van staatssecretaris Dijksma gestaan en zal, naar ik aanneem, vanmiddag eveneens in het debat over de commissie-Bakker aan de orde zijn geweest – is dat de manier waarop onze kinderopvang in elkaar zit, niet in alle opzichten de participatie bevordert. Als je er extra geld in stopt, leidt dat niet noodzakelijkerwijs tot meer participatie, bijvoorbeeld omdat het geld gaat naar mensen die hun kinderen ook zonder die subsidie al laten gebruikmaken van de kinderopvangfaciliteit, of omdat het geld gaat naar mensen voor wie opa en oma ook al oppassen zonder dat er sprake is van subsidie. Nog een andere reden kan zijn – en dan wordt het echt interessant – dat de regeling op dit moment zo in elkaar zit dat de kinderopvangsubsidie afneemt als de partner meer gaat werken en het gezinsinkomen dientengevolge toeneemt. In plaats van dat er vanuit de kinderopvangregeling een beloning gegeven wordt aan degene die besluit om wat meer te participeren, zet de regeling er in zekere zin zelfs een rem op, omdat meer participeren, met als resultaat meer inkomen, leidt tot minder toeslag. Dat bedoelde Bakker ook toen hij in zijn rapport opschreef dat je misschien eigenlijk niet het gezinsinkomen maar het inkomen van de meest verdienende partner tot uitgangspunt zou moeten nemen, zodat het inkomen dat de tweede partner verdient in ieder geval niet een negatief effect heeft op het bedrag dat een gezin aan toeslag krijgt. Ik heb gezegd dat wij daarnaar gaan kijken. Op dit moment lijkt dit niet uitvoerbaar. Misschien zijn andere dingen wel uitvoerbaar. Daar zullen wij even de tijd voor nodig hebben. Dat is het echte vraagstuk, als je wilt weten in hoeverre de kinderopvangregeling bijdraagt aan arbeidsparticipatie. Daarover hebben wij volgens mijn in heldere taal gesproken.

De heer Vendrik heeft ook nog een enkele snerende opmerking gemaakt over de AWBZ. Dit laat ik nu even lopen, omdat het debat hierover morgen gevoerd wordt. Staatssecretaris Bussemaker is meer dan in staat om op een goede manier te vertellen wat wij wel en niet van plan zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat debat zullen wij morgen zeker voeren. Ik heb deze minister echter gevraagd om zijn budgettair coördinerende verantwoordelijkheid te nemen. Ik begrijp de positie waarin staatssecretaris Bussemaker is terechtgekomen heel goed. Vanuit de belendende percelen, de begrotingen, wordt gewoon een hulpvraag over de heg gegooid. Zij kan niet anders dan het tegenovergestelde te doen, als zijn niet kabinetsbreed geholpen wordt.

Minister Bos:

Ik denk te weten dat zij morgen zal beamen dat hiervoor een kabinetsbrede aanpak nodig is. Het kan niet zo zijn dat zonder enigerlei aanvullende afweging mensen uit de AWBZ gekieperd worden, terwijl zij zorg- of hulpbehoevend zijn en nergens anders terecht kunnen. Als je zoiets doet, zul je dus ook moeten kijken naar de verhouding tussen de AWBZ en het speciaal onderwijs, jeugdzorg en al die gebieden en voorzieningen die wellicht dezelfde jongeren zouden kunnen opvangen, dan wel zouden moeten opvangen. Wij beseffen dit terdege. Ik neem aan dat staatssecretaris Bussemaker morgen iets meer zal vertellen over de manier waarop wij daarmee willen omgaan.

Een ander misverstand over de degelijkheid van het begrotingsbeleid of het fiscale beleid van dit kabinet lijkt ingegeven door een bericht uit De Telegraaf. Vooral de heer Weekers citeerde hier graag uit. Dit bericht ging over een publicatie van de heren Vermeend en Van der Ploeg. Woorden als "uitgavendrift" en "belastingverslaving" werden hierin gebruikt om het fiscaal beleid van dit kabinet te kenschetsen. Ik weet niet of de heer Weekers het betreffende boek gelezen heeft. Wij hebben dit wel gedaan. Het interessante is dat je in dit boek de aangehaalde woorden niet tegenkomt. Dat ten eerste.

De heer Weekers (VVD):

Omdat het in het Engels is geschreven.

Minister Bos:

Wij gaan even afpellen wat dit betekent. Deze woorden zijn ontsproten aan het creatieve brein van de verantwoordelijke Telegraafjournalist, dan wel in toelichtende interviews door de heren Vermeend en Van der Ploeg gebruikt. Wij hebben beide heren proberen te bereiken om het dan maar van henzelf te horen. De heer Van der Ploeg hebben wij uitgebreid gesproken. Hij heeft dit soort woorden absoluut niet gebruikt. Hij heeft geprobeerd om hierop al zondag in de Telegraaf een correctie aan te brengen.

Sterker nog, de heer Van der Ploeg wees ons op passages in het boek, die juist als een ondersteuning van het fiscale beleid van het kabinet gezien kunnen worden, bijvoorbeeld omdat er gezegd wordt dat het goed is om de belasting op milieu en milieubelastend gedrag te verhogen, teneinde de belasting op arbeid te verlagen, precies dat waartegen u protesteert. In dit boek wordt dit geprezen, net zo goed als dat in dit boek wordt geprezen dat je beter een brede grondslag met lage tarieven kunt hebben dan een smalle grondslag met hoge tarieven. Dit is een excellent motief om iets te doen aan de hypotheekrenteaftrek. Daar zult u het vast en zeker ook zeer mee eens zijn. Kortom, de heer Van der Ploeg kon zich niet in deze termen herkennen.

Dan blijft de mogelijkheid over dat de Telegraafjournalist de woorden gebruikt heeft. Of de heer Vermeend heeft ze gebruikt. Hem heb ik niet te pakken kunnen krijgen, maar u kent de beroemde uitspraak van wijlen Maarten van Traa over de heer Vermeend. Hij zei: aan Willem kun je alles overlaten, behalve het socialisme. Ik sluit in dit opzicht dus helemaal niets uit.

Het superdividend is ook naar voren gebracht als goochelarij en hocus-pocus. De heer Weekers heeft er overigens gelijk in dat de begrotingsregels op dit punt veranderd zijn ten opzichte van de begrotingsregels van mijn voorganger. Wij hebben inderdaad een specifieke uitzondering gemaakt, niet op het gebied van normaal dividend en ook niet op het gebied van de verkoop van staatsdeelnemingen. Slechts op het punt van superdividend is de mogelijkheid ontstaan om de opbrengsten uit te geven zonder dat de kaders daarmee belast worden. Bij Schiphol gaat het om 380 mln. en mogelijk een vergelijkbaar bedrag volgend jaar. Dit hangt af van een aantal factoren, die in de brief aan de Kamer ook meegegeven zijn. Daarover is met de Kamer gediscussieerd.

Wij moeten ons wel realiseren dat het geld dat dit jaar als superdividend binnenkomt, volgens de begrotingsregels ook dit jaar uitgegeven moet worden, omdat het anders gewoon de schuld inloopt. Dat is een van de redenen waarom wij het geld niet geoormerkt hebben en toegeschoven hebben naar Noordvleugelprojecten. Als wij dat doen, weten we één ding zeker, namelijk dat het geld dit jaar niet uitgegeven wordt. Heel veel Noordvleugelprojecten zitten in de pijplijn, maar dat is allemaal voor de vele jaren die er nog aankomen. Door FES-gelden daarvoor ter beschikking te stellen, wordt gezorgd voor een effectievere toedeling van noodzakelijke middelen. Wij weten namelijk dat wat er dan niet opgemaakt wordt, gewoon doorgeschoven kan worden naar volgende jaren.

Als wij echter het Schipholdividend ergens aan toedelen en het wordt niet opgemaakt, dan zijn wij het kwijt en loopt het de staatsschuld in. In zekere zin is dus het bedrag van 150 mln. – in dit debat is daar lustig uit geput – dat in 2008 nog als incidenteel bedrag beschikbaar is, iets wat overblijft van die 380 mln. Wij hebben het echter niet geoormerkt; het is gewoon in de grote pot van 2008 gegaan. Wij hebben gekeken wat er uit moet en dan blijft er vervolgens iets over; daar wordt vandaag happig naar gekeken. Het feit dat wij het zo geregeld hebben, kost dus verder niets op de begroting van Verkeer en Waterstaat; het krijgt gelden die het wilde hebben. Dit biedt meer zekerheid dat het geld dat dit jaar binnenkwam, ook dit jaar uitgegeven wordt in plaats van dat het niet opgemaakt wordt.

Ten slotte werd concreet gevraagd naar het bedrag van 980 mln. Ik meen dat de heer Tang deze vraag stelde. Ik zie hem helemaal niet meer; ik weet even niet wat er met hem aan de hand is, maar ik wil best even wachten totdat hij zich hier weer vertoont. Hij vroeg of dat bedrag van 980 mln. – dit wordt genoemd in de brief die ik mede namens collega Eurlings aan de Kamer gezonden heb en kan door de heer Eurlings worden uitgegeven aan "mobiliteit aan den brede" – ook uitgegeven zou kunnen worden aan de Noordvleugel. Ik verwacht dat de heer Eurlings dat verder zal specificeren rond Prinsjesdag, maar het antwoord op de vraag van de heer Tang luidt bevestigend. Het hoeft niet, maar het kan wel. Minister Eurlings zal daar verder informatie over verstrekken.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Mag ik een kleine vraag stellen?

De voorzitter:

Nee, zeker niet.

Minister Bos:

De heer Irrgang vroeg of er nog meer ruimte is in het FES. Ja, dat is het geval, maar dat heeft meer te maken met het feit dat het FES natuurlijk in principe een langlopende reeks van inkomsten of voeding veronderstelt, zonder dat die voeding op dit moment op een specifieke einddatum eindigt.

De begrotingen bieden steeds een beperkt inzicht; op dit moment geven wij bijvoorbeeld alleen maar inzicht in de bestedingen tot en met 2013. Een volgend kabinet zal weer een volgend moment kiezen tot waar het inzicht geeft in bestedingen en in de vraag in hoeverre gelden belegd zijn. Maar als je het inderdaad maar oneindig genoeg doortrekt en kijkt hoeveel er nog in het FES zou zitten tot 2025 of 2030, dan kom je altijd wel een paar miljarden tegen waarover wij nu nog geen beslissing over de bestemming genomen hebben.

Die specifieke systematiek en de vraag hoe het gevoed wordt en vervolgens aangewend wordt, wordt naar ik aanneem onderwerp van debat naar aanleiding van het voorstel van collega Van der Hoeven en ik over hoe wij dat in een volgende kabinetsperiode zouden moeten doen.

De voorzitter:

Mijnheer Irrgang. Ik ben echt consequent. Ik heb al een aantal mensen teruggestuurd. Ik wil de minister echt de kans geven zijn betoog af te ronden. Ik zorg ervoor dat daarna iedereen nog een vraag kan stellen, maar wij kunnen niet bij elk onderwerp een volledige vragenronde tussendoor afwerken.

Minister Bos:

Een aantal leden heeft gevraagd waar dat bedrag van 150 mln. vandaan komt. Zoals gezegd stond dat gewoon genoemd in de bijlage bij de Voorjaarsnota. Dat is geld voor 2008 en dat is ook een van de redenen waarom een heleboel van de goede doelen die de heer Vendrik heeft aangedragen, zich niet lenen voor aanwending van dit bedrag.

Bij die doelen gaat het vaak om structurele bedragen, alsmede om bedragen die geen betrekking hebben op 2008. De BU doet zich bijvoorbeeld vanaf 2009 voor, dus ik neem aan dat wij bij de Miljoenennota het debat zullen voeren of de daarvoor gereserveerde middelen in alle opzichten adequaat zijn. Het gaat nu om geld dat in principe in 2008 onder de kaders beschikbaar is en dus in 2008 uitgegeven moet worden. Ik kan in ieder geval zeggen dat de amendementen die zijn ingediend door de heren Tang, De Nerée tot Babberich en Anker, en ik geloof ook door nog één of twee fractiegenoten van hem, ter aanwending van dat geld in ieder geval niet op financiële bezwaren stuiten. Ik heb de indieners laten weten dat er nog enkele technische mankementen zijn aan het artikel waarin het potje verondersteld werd zich te bevinden, dus de manier waarop de dekking geregeld zou moeten worden, maar ik geloof dat dit nu ook allemaal in orde komt. Daarmee laat ik het oordeel over deze amendementen over aan de Kamer.

Ik heb hiermee de wat meer gestructureerde en grotere blokken behandeld. Ik kom nu nog op wat losse punten. De heer De Nerée tot Babberich vraagt naar de toekomst van de subsidie aan de ouderenbonden. De staatssecretaris van Financiën heeft onlangs aangekondigd, die subsidie niet te zullen verlengen. Die was in een aantal opzichten ook een soort opstartsubsidie teneinde de bonden in staat te stellen, expertise te ontwikkelen om hulp aan ouderen op te zetten. Dat mag je op een gegeven moment als afgerond veronderstellen. Dit werd voldoende reden geacht om die subsidie af te bouwen. Als die subsidie nu toch weer verlengd wordt, roept dat waarschijnlijk vragen op bij een aantal andere intermediaire organisaties die dan om een vergelijkbare behandeling zullen vragen.

De heer De Nerée tot Babberich vraagt ook om snel in overleg te treden met de woningbouwcorporaties, betreffende een aantal fiscale disputen die daar nog aan de orde zijn. Ik geloof dat de heer de Jager de Kamer al heeft laten weten dat de Belastingdienst recent aan de woningbouwcorporaties het signaal heeft afgegeven klaar te zijn voor constructief overleg. Daarbij bestaat de bereidheid om de woningbouwcorporaties maximaal te faciliteren. Dit is ook in een brief van de Belastingdienst aan de woningbouwcorporaties gemeld. Wij wachten nu op antwoord.

De heer Tang vraagt of de positie van starters op de woningmarkt in kaart gebracht kan worden, voorafgaand aan de algemene financiële beschouwingen. Het lijkt mij dat dit mogelijk moet zijn. Ik zal het verzoek doorspelen aan mijn collega, de minister voor WWI.

De heer Tang vraagt ook of het kabinet schriftelijk kan laten weten hoeveel burgers door een eenmalige, onverwachte verhoging van hun inkomen net boven de grens voor de huurtoeslag uitstijgen, waardoor zij hun reeds ontvangen toeslag moeten terugbetalen. Hij vraagt zich af of hierbij aangegeven kan worden of deze burgers in aanmerking komen voor een betalingsregeling. Ik neem aan dat wij die informatie schriftelijk kunnen leveren. Ik zal mijn collega, staatssecretaris de Jager, vragen om dit zo spoedig mogelijk te doen.

De heer Irrgang noemde tussen neus en lippen door het vanochtend ook in de media verschenen plan van de SP om met een zogeheten "olietaks" te komen. Dit is kennelijk een extra belasting op winsten of overwinsten van oliemaatschappijen. Ik weet niet of hij er helemaal mee bekend is, maar op dit moment gaat van iedere euro aan olie of gas al ongeveer 70 eurocent naar de overheid. Dat is een combinatie van het feit dat wij direct participeren in samenwerkingsverbanden met de oliemaatschappijen via energiebedrijf Nederland en het feit dat wij daarnaast ook belasting heffen over de winsten. Het effectieve heffingstarief over de gerealiseerde winsten is dus feitelijk 70%. Het is nog maar de vraag in hoeverre wij het ons kunnen veroorloven om dat percentage nog verder te verhogen, al is het maar omdat een van de effecten van zo'n verhoging zou kunnen zijn dat zij het extra investeren in het zoeken naar en winnen van olie en gas ontmoedigt. Dit zou dan alleen maar een verder prijsopdrijvend effect hebben. Het lijkt mij dat dit het laatste is waarop de SP-fractie zit te wachten. Het is in ieder geval iets waarop ik niet zit te wachten.

De heer Van Dijck vraagt of de minister van Financiën zelf besloten heeft om de FES-voeding los te koppelen van de olieprijs. Dit is niet het geval. In het coalitieakkoord is een vast bedrag, 500 mln., aangemerkt ter voeding van het FES. Daar is dus de koppeling met ontwikkelingen in de olieprijs losgelaten. Er is tevens gezegd dat wij voor de volgende kabinetsperiode en voor alle jaren daarna een nieuwe voedingssystematiek willen ontwerpen. De contouren daarvan heeft u met een recente brief van het kabinet mogen vernemen.

Het enige wat mij nog rest, is commentaar leveren op amendementen die niet noodzakelijkerwijs betrekking hebben op de beleidsreserve. Alle 34 amendementen van de heer Irrgang hebben betrekking op de inhuur van externen. Daarover is door de minister van Binnenlandse Zaken uitgebreid met de Kamer overleg gevoerd. Steeds is gezegd dat deze amendementen niet geweldig zinvol zijn. Allereerst geldt dat wij elkaar aan de hand van begrotingen afrekenen op output. De vraag is dan: wat wordt per begrotingsartikel gerealiseerd? Van echt secondaire aard is de vraag wat de input is, eigen medewerkers of inhuur. Zelfs als de amendementen van de heer Irrgang aangenomen worden, zou nog steeds inhuur van externen via andere begrotingsartikelen mogelijk zijn. Zijn amendementen zorgen dus niet voor een effectieve rem op de inhuur van externen, omdat op grond van elk begrotingsartikel waarmee output gedefinieerd wordt, die mogelijkheid er is zonder dat de input geëxpliciteerd hoeft te worden. Om die reden wil ik aanneming van deze amendementen ontraden.

De heer Vendrik heeft met zijn bijdrage een aantal alternatieve aanwendingen voor de beleidsreserve aangegeven. Daarbij ging het vaak om structurele posten of om onderwerpen die voor 2009 of latere jaren aan de orde zijn. Het zal duidelijk zijn dat ik alle alternatieven niet even gepast vind. Daarnaast heeft de heer Vendrik, zoals het hoort, keurig gemeld dat zijn collega's Duyvendak en Peters bij de behandeling van de begrotingen van respectievelijk VROM en Buitenlandse Zaken amendementen hebben ingediend. Die amendementen kennen een financiële dekking en in die zin kunnen zij uitgevoerd worden, maar zij hebben natuurlijk wel politieke implicaties, omdat zij herprioritering van de aanwending van beschikbare middelen impliceren. Voor zover mijn collega's er nog niet mee bekend zijn, zal ik hen informeren over de indiening van deze amendementen. Dat kan betekenen dat zij morgen nog de gelegenheid te baat willen nemen om naar aanleiding van deze twee amendementen het debat te heropenen. Die heropening zullen zij naar ik aanneem bij het voorzitterschap aanvragen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Hierover is gesproken met de Griffie. Wij zouden proberen om die heropening te vermijden. Ik vraag om medewerking van de minister van Financiën bij het voorkomen van allerlei suppletoire begrotingsdebatjes. Daarom hoop ik op een iets meer inhoudelijk oordeel.

Minister Bos:

Dé manier om met dit debat alles af te ronden, is voorafgaand eraan met de respectieve ministers over hun suppletoire begrotingen te debatteren en daarbij amendementen in te dienen. Dan kan hier het afrondende debat plaatsvinden. Ik weet niet of met de minister van Buitenlandse Zaken en die van VROM over suppletoire begrotingen is gedebatteerd. Mij is het niet gelukt om vanavond een inhoudelijk oordeel te krijgen van mijn collega's op de vraag of deze specifieke amendementen aanleiding geven voor nader overleg. Ik kan alleen maar zeggen dat ik ze die gelegenheid moet bieden. Wij moeten morgen maar zien wat ervan komt.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Vendrik weer wil interrumperen, maar ik wijs erop dat ik ook met zijn collega's heb afgesproken dat ik aan het eind van de inbreng van de minister nog één keer een vragenronde inlas. Iedere woordvoerder is nu een keer teruggestuurd en ik vind dat hij zich ook aan deze spelregel moet houden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik probeer de agenda voor morgen te ontlasten.

De voorzitter:

Dat begrijp ik. U mag straks nog één vraag stellen, maar nu niet.

Minister Bos:

Dan wil ik nog iets zeggen over twee amendementen van het lid Weekers. Met zijn eerste amendement amendeert hij feitelijk het superdividend weg ten behoeve van de staatsschuld. Ik heb net uitgelegd waarom wij denken dat de begrotingsregels ons nu de nodige ruimte bieden en dat wij die op een verstandige wijze gebruiken. Dat wil ik blijven doen. Zijn laatste amendement betekent feitelijk dat hij lastenverlichting wil creëren met de middelen voor re-integratie op de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Met dat amendement bevestigt de heer Weekers datgene waarmee ik vanavond mijn inbreng begon, namelijk dat hij zich niets wenst aan te trekken van de begrotingsdiscipline van mijn voorganger. Als er één ding was die de begrotingsdiscipline niet toeliet, was dat de financiering van de lastenverlichting via een verandering aan de uitgavenkant. Scheiding van inkomen en uitgaven is ook onder dit kabinet een groot goed.

De voorzitter:

U krijgt nog een aantal vragen van de collega's, dat heb ik hun beloofd, en er komt een korte tweede termijn.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Voorzitter. Er is nog één vraag niet beantwoord, althans een verzoek dat ik namens mijn fractie heb gedaan om de ambtenaren die formulieren ontwerpen één dag per jaar die formulieren te laten invullen om aan te tonen wat zij anderen aandoen. Ik heb hierover kort met de minister van Economische Zaken gesproken. Zij vond dit een ludiek plan. Ik vraag hier officieel om dit verzoek over te brengen aan de minister van Economische Zaken om te kijken of dat inderdaad in het najaar kan worden georganiseerd.

Minister Bos:

Dat doe ik uiteraard graag.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Ik heb vragen over het FES gesteld. De minister heeft gezegd dat er een brief naar de Kamer is gegaan over de voeding van het FES. Ik heb een notitie gevraagd om de fundamentele uitgangspunten voor de besteding van het FES te heroverwegen. Daar is de minister niet op ingegaan.

Minister Bos:

Dat klopt, want ik denk dat dat niet nodig is. Wij hebben een brief aan de Kamer gestuurd waarin wij zowel met betrekking tot de voedingssystematiek als met betrekking tot de aanwendingsdoeleinden duiding geven over hoe wij in het licht van de afspraken in het coalitieakkoord met het FES verder willen. Ik neem aan dat er over de brief nog een schriftelijke vragenronde komt. De heer Weekers kan daarin alle vragen kwijt die hij kwijt wil, dan zullen wij antwoorden. Om er nu nog een notitie overheen te sturen, lijkt mij wat overdreven. Het komt volgens mij echt allemaal aan bod.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Kredietcrisis, voedselcrisis, nadere beschouwingen over het economische beeld 2009 en het bruto nationaal geluk komen allemaal in september terug. Daarover nu geen woorden meer. Ik had drie vragen gesteld, namelijk over de jeugdzorg, de gesubsidieerde rechtsbijstand en de gevangenissen en ik ontvang graag op die vragen in tweede termijn antwoord.

Minister Bos:

Kunt u die vragen nog een keer herhalen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat betrof de belofte van de heer Rouvoet om wachtlijsten in de jeugdzorg weg te werken. Wij vermogen niet in te zien dat dit met de bescheiden budgettaire intensivering die in de Voorjaarsnota wordt vermeld, kan worden gerealiseerd. Gaat het kabinet iets extra's doen?

Wat betreft de gesubsidieerde rechtsbijstand is ons onlangs gebleken dat de nieuwe leidraad bewerkelijke zaken feitelijk een verkapte bezuiniging betekent van 5 mln., die naar ons inzicht de toegankelijkheid van het rechtssysteem in het geding brengt. Gaat het kabinet daar opnieuw naar kijken?

Wat betreft gevangenissen is twee op één cel steeds meer de praktijk. Dat leidt tot onveiligheid en onrust onder het gevangenispersoneel. Wij zien in de suppletoire begroting Justitie dat daar 43 mln. wordt bezuinigd op de gevangenissen. Is dit wel zo verstandig?

Dit waren de drie vragen uit de eerste termijn. Naar aanleiding van de beide amendementen van mevrouw Peters en de heer Duyvendak stel ik voor dat wij afspreken dat de minister van Financiën als het even kan in de loop van morgenochtend, straks, een briefje stuurt wat het politieke oordeel is van het kabinet. Wij kunnen dan vervolgens kijken of wij überhaupt een suppletoire begrotingsbehandeling noodzakelijk achten. Dat ontlast de vergadering. Dit was mijn procedurele punt.

Als het verzoek van de heer De Nerée wordt toegekend voor het organiseren van een soort nationale strafdag formuleren invullen, zou ik het op prijs stellen als een half jaar later alle bewindslieden van het kabinet worden opgesloten in de Trêveszaal met hun aangiften IB, waarbij uiteraard de staatssecretaris van Financiën wordt opgesloten in de bezemkast. Dat spreekt voor zich!

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide antwoorden. Ik zal niet meer ingaan op de kasschuiven en de beleidsreserve, behalve dat die hadden kunnen worden weg geboekt onder de in=uittaakstelling. Dan waren er minder problemen geweest, maar hadden wij niets voor de monumenten kunnen doen. Wij zijn blij dat wij dat wel hebben kunnen doen, en dat zullen wij blijven doen.

Mijn fractie is buitengewoon teleurgesteld dat de minister zo negatief antwoordt op de ouderenbonden. Er zijn 700.000 aangiftes zoek geraakt. Wie dienen die dingen altijd het eerste in? Ouderen, want die zijn altijd punctueel. Als ze zoek zijn, moeten ze opnieuw worden ingediend, dan gaat er weer wat fout, moeten er bezwaarschriften worden ingediend enzovoorts. Als ze dat nog allemaal overleven, ben ik blij dat ze kunnen worden geholpen door andere ouderen. De minister is daar negatief over, vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er de afgelopen jaren bij de Belastingdienst veel fouten zijn gemaakt;

overwegende dat bovendien de Belastingtelefoon slecht bereikbaar was;

overwegende dat het voor ouderen lastig kan zijn om zelf hun belastingaangifte in te vullen, bezwaarschriften in te dienen en onvolkomenheden te ontdekken;

overwegende dat de ouderenbonden goed werk verrichten door ouderen te helpen bij deze werkzaamheden;

overwegende dat het noodzakelijk is dat de ouderenbonden hiervoor een tegemoetkoming in de kosten ontvangen;

verzoekt de regering, de subsidie die de ouderenbonden momenteel ontvangen voor bovengenoemde werkzaamheden te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Nerée tot Babberich, Irrgang, Vendrik, Tang, Cramer en Tony van Dijck.

Zij krijgt nr. 3(31474).

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik wil deze subsidie laten bestaan totdat de Belastingdienst op orde is. Dan hebben de ouderen geen hulp meer nodig.

De heer Weekers (VVD):

Ik heb uw motie niet ondertekend omdat het mij een motie met een open einde leek die tot in lengte van dagen doorging. Maar begrijp ik het, gezien de laatste restrictie, goed dat u zegt: als de Belastingdienst straks op orde is, is deze subsidie niet meer nodig? Zo ja, dan kan ik haar graag steunen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Dat was de uitleg.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitstekende beantwoording. Wij hebben een goed debat gevoerd, waarin hij terecht blijf gaf van zijn zorg over en visie op de omgang met de crisis die er speelt, waarvan Nederland wel degelijk een tik meekrijgt. De minister reageert daar alert op, wat mij verheugt. Daarmee is nog niet alles gezegd, dat zal moeten blijken uit de resterende daden, maar tot nu toe stemt mij dit buitengewoon tevreden.

Het was een debat tussen topeconomen, en daartussen loop je dan rond als financieel woordvoerder van de ChristenUnie. Niet dat ik mij daar helemaal ongelukkig bij voel, maar toen had ik eindelijk een vraag, die ik echter niet mocht stellen. Ik kan niet nalaten daarover mijn grief te uiten. Ik stel de vraag daarom nu. De minister maakt een opmerking die de begrotingsdiscipline raakt, namelijk over de in=uittaakstelling. Ik heb als wethouder altijd problemen gehad met het doorschuiven van geld, want dan is bepaald werk niet uitgevoerd, of het wordt niet uitgevoerd. Als wij dat constateren in de Voorjaarsnota, hebben wij een principieel probleem bij de kop. Dan weten wij nu al dat wij bepaalde dingen niet gaan doen. Als het geld is dat is vrijgevallen onder ruilvoet wat wordt doorgeschoven naar volgend jaar, zadelen wij volgend jaar onze organisatie, die toch al onder druk staat, op met een extra probleem. Beleidsmatig moet de minister daar een nadere toelichting op geven.

Over de dekking van de moties het volgende. Wij hebben geprobeerd dat zo zorgvuldig mogelijk te doen met ons Bureau Wetgeving. Daar is contact over geweest, en dan spijt het mij dat het nog niet naar de zin van de minister is. Als hij ze volmondig kan overnemen, schikken wij ons daarin.

Mijn laatste opmerking gaat over energietransitie. Ik dank de minister voor zijn beantwoording op dit punt waarbij hij heeft onderstreept wat minister Van der Hoeven hierover heeft gezegd. Door een paar partijen in deze Kamer is dit onderwerp wat weggezet als een soort angstsyndroom, in de trant van: o, wat zijn die hoge olieprijzen toch een groot probleem. Ik sluit mij dan aan bij wat de heer Tang hierover heeft gezegd. In de jaren zeventig is er met vooruitziende blik op gereageerd door nieuwe kansen te creëren. En dat zou nu zomaar weer aan de gang kunnen zijn. Kijk naar de geweldige energie die onze universiteiten steken in zonne-energie en welke geweldige progressie daarmee wordt geboekt. Het kan een geweldig vliegwieleffect hebben als het gaat om andere energievormen dan onze fossiele brandstoffen. In die zin ben ik blij met de bijdrage van de heer Tang, los van een aantal onderdelen die ik absoluut niet begreep. Ik ben het volstrekt met hem eens dat dit een uitgelezen kans is voor nieuwe werkterreinen en de innovatiekracht van ons Nederlandse bedrijfsleven.

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. Ik ben zeer blij met de inbreng van de heer Cramer. Als wij elkaar op één punt goed begrijpen, is het wel op dit punt. Kiezen voor innovatie, durf tonen en vooruitkijken. Blijf niet hangen in weemoed en kies voor innovatie, zeker door besparing van energie en door te investeren in duurzame energie.

De verdediging van de minister van Financiën toont aan dat dit kabinet durft te kiezen en daarbij de juiste keuzes heeft gemaakt. Er is structureel ingegrepen waar dat moest. Er is rust waar die nodig is om de schokken in de Nederlandse economie op te vangen. Dat stemt ons tot tevredenheid.

Ik puzzel nog wel wat met zijn opmerking over stagflatie. Ik constateer in ieder geval dat hij niet het voorbeeld van zijn Duitse collega volgt die Trichet heeft opgeroepen om de rente niet te verhogen. Ik heb de minister horen zeggen dat het een taak is van de ECB om de inflatie in de gaten te houden. Het blijft toch een zorg dat wij niet goed weten in welke situatie wij verkeren. Of het nu het wegvallen van de vraag is, bijvoorbeeld door de vertraging in de Amerikaanse economie, of dat het de schok is als gevolg van de olieprijsstijging en de kredietcrisis. Dat maakt het lastig om er adequaat op te reageren.

Ten slotte dank ik de minister voor de beantwoording en de toezeggingen die hij heeft gedaan rond de huurtoeslag en de terugbetalingsregeling.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Het is jammer dat de minister de problemen bagatelliseert. Hij gooit het op de olieprijs, de kredietcrisis en de economische groei. Hij heeft het allemaal niet in de hand, maar wij weten ook dat de inflatie voor een groot gedeelte, 50% tot 60%, wordt veroorzaakt door het beleid van dit kabinet van lastenverzwaringen en door lastendruk. Wij lezen dat de belastingdruk in Nederland de laatste twee jaar sneller stijgt dan in elke andere Europese lidstaat. Dus er is toch iets aan de hand als het gaat om de belastingdruk. Mensen in het land voelen het dagelijks in hun portemonnee. De koopkracht loopt zienderogen terug en de minister houdt zich doof. Sterker nog, hij gooit olie op het vuur met allerlei extra belastingmaatregelen.

De heer Tang (PvdA):

U zit nog steeds in de fase van ontkenning.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nee, u zit nog in de fase van ontkenning.

De heer Tang (PvdA):

Waar haalt u die 50% tot 60% vandaan? Waarop baseert u dat?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik heb gelezen dat de inflatie voor ongeveer 40% wordt veroorzaakt door de hoge olieprijs en voor 60% door belastingdruk.

De heer Tang (PvdA):

Waar heeft u dat dan gelezen? Ik heb het nog niet kunnen ontdekken. In de stukken van het CPB staat een keurige decompositie van de inflatie. Daarin zijn opgenomen loonkosten, energie et cetera. Ik daag u uit om uw informatie met ons te delen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik zal het artikel voor u opzoeken.

De minister gooit als het ware olie op het vuur door met extra belastingmaatregelen te komen. Hij zegt dat hij zich houdt aan het begrotingsbeleid. Zijn schatkist is op orde. Dat is inderdaad zo: dankzij de gasbaten en de meevallers in de belastinginkomsten. Zijn toezicht is ook op orde. Het huishoudboekje van de mensen in dit land is echter niet op orde. Daarvoor is de minister ook verantwoordelijk.

Ik dien een motie in om mee te dingen naar het sinterklaaspotje dat is verdeeld onder de coalitiepartijen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Voorjaarsnota een financiële beleidsreserve is opgevoerd van 150 mln.;

verzoekt de regering, dit geld volledig in te zetten voor airco-installaties in onze zorginstellingen waar ouderen en gehandicapten verblijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tony van Dijck en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(31474).

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn bijdrage aan dit uitputtende debat, met name gelet op het tijdstip. Naar aanleiding van zijn antwoorden heb ik nog drie opmerkingen.

Het FES loopt in principe tot in het oneindige door, maar daarmee is mijn vraag nog niet beantwoord. Hoe moet ik nou zien of er nog ruimte zit in het FES? Ik begrijp ook nog steeds niet waar de minister die 1 mld. vandaan heeft getoverd. Als ik ook 1 mld. wil, moet ik dan maar gewoon doorschuiven naar 2027 of zo? Het is mij gewoon totaal niet duidelijk hoe dat in elkaar steekt en hoe wij daar als Kamer controle op kunnen uitoefenen.

Het tweede punt betreft de externen. Ik heb daar heel veel moeite in gestoken, niet alleen via de 34 amendementen. Ik heb mij erin verdiept hoe wij iets kunnen doen met het machtigste wapen van de Kamer, het begrotingsrecht. Wij hebben onze eigen begrotingsspecialist in de Kamer, het Bureau Wetgeving. Ik heb begrepen dat het begrotingsrecht van de Kamer nagenoeg onbeperkt is. Als wij een apart begrotingsartikel maken voor de uitgaven aan inhuur van externen, kan vervolgens dus niet uit andere artikelen worden geput om dezelfde uitgaven weer te financieren. Zo heb ik dat begrepen. Ik begrijp het bezwaar van de minister dus gewoon niet. Daarover krijg ik graag meer uitleg. Volgens mij klopt het ook gewoon niet. Ik handhaaf mijn amendementen dus.

Tot slot een opmerking naar aanleiding van de situatie in 2009. Mijn fractievoorzitter heeft daarvoor inderdaad een plan gepresenteerd. Dat is een heel goed plan; ik heb het ook zelf geschreven. Een onderdeel daarvan is een heffing op de winning van aardgas in Nederland. De minister zei dat de investeringsbereidheid daardoor niet onder druk mag komen te staan en dat men al te maken heeft met een effectieve heffing van 70%. Van de NAM is 50% al in handen van de Nederlandse Staat. De minister zit dus sowieso al op 50%, maar dat is geen eigendom van Shell en Esso. Die 70% geeft in die zin een vertekend beeld, want Shell en Esso zijn maar voor 50% eigenaar. Natuurlijk wordt ook nog vennootschapsbelasting geheven over de winsten van Shell en Esso. Volgens mij worden daar nu wel degelijk grote winsten gemaakt en kan de Nederlandse Staat zich daarvan een groter deel toe-eigenen door middel van een extra heffing. Het doel daarvan is ontzettend belangrijk: volgend jaar moet er echt iets aan de koopkracht gebeuren.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. De minister en ik blijven het oneens over de uitgangspunten van het begrotingsbeleid. De VVD houdt staande dat dit kabinet gewoon te veel uitgeeft en de burgers en het bedrijfsleven daardoor opzadelt met veel te hoge lasten. Daar heeft de VVD het kabinet van het begin af aan op aangesproken. Wij blijven het kabinet daarop bekritiseren en met voorstellen komen. De reactie van de minister daarop, dat dit strijdig zou zijn met de begrotingsdiscipline en het scheiden van het inkomsten- en uitgavenkader, laten wij ons dan ook niet aanleunen. Het zou betekenen dat, als wij het oneens zijn met de uitgangspunten, wij nooit meer oppositie zouden kunnen voeren. Het gaat hier om de oppositie die wij consequent, vanaf dag één, hebben gevoerd. Dat laten wij ons niet aanleunen. Wij laten ons ook niet meezuigen in een verkeerde koers en blijven tot vervelens toe herhalen dat het kabinet beter ten halve kan keren dan ten hele dwalen.

Ik houd ook staande dat deze minister aan budgettair trapezewerk doet. Er is een brede operatie superdividenden op komst. Het blijft dus niet bij het superdividend van Schiphol dit en volgend jaar. Er zitten er ook nog een hoop andere aan te komen. Dat wordt gewoon gebruikt om gaten te dichten en leuke extra wensen in te vullen. Ik heb gewezen op de kasschuiven die plaatsvinden vanuit een volgende kabinetsperiode, 2011-2013, naar deze kabinetsperiode. Volgens mij is dat nog niet eerder voorgekomen. Ik verwijs ook naar het FES, dat schimmig blijft. En last but not least als het gaat om dit blok: incidentele meevallers worden wel degelijk in de Voorjaarsnota aangewend voor structurele zaken. Ik heb onder meer gewezen op de cao politie.

Ik vraag mij ook af waar straks de 980 mln. voor Eurlings uiteindelijk aan zal worden uitgegeven. Gezegd wordt dat het voor mobiliteit in den brede is, maar het zal mij niet verbazen als het ingezet wordt om de kosten voor de kilometerheffing te compenseren of te realiseren. Daar krijg ik graag duidelijkheid over.

Het is jammer dat de minister van Financiën de Europese Centrale Bank niet samen met de sociale partners te hulp schiet door een nieuw akkoord van Wassenaar te sluiten, om daarmee een loon-prijsspiraal en verdere aanwakkering van de inflatie te voorkomen. Tot op heden is het minister Donner niet gelukt. Blijkens zijn starre houding, als het gaat over het onderwerp btw per 1 januari 2009, verwacht ik ook niet dat het hem gaat lukken. Ik wijs erop dat het in de vorige periode de minister van Financiën was die uiteindelijk na impasses die de minister van Sociale Zaken niet kon en wilde doorbreken, wel tot een akkoord liet leiden met de sociale partners. Mevrouw Jongerius van de FNV heeft niet voor niets begin dit jaar haar teleurstelling in deze minister van Financiën uitgesproken. Zij zei dat hij in diezelfde rol zou moeten kruipen. Ik zeg tegen deze minister dat het nog niet te laat is. Hij moet de tijd tussen nu en augustus, wanneer hij knopen gaat doorhakken, gebruiken om dit soort afspraken met sociale partners te maken.

Ik sluit af met een motie die betrekking heeft op de uitspraken van Vermeend en Van der Ploeg. Wij hebben de eerste reactie van Van der Ploeg via de minister gehoord. De minister heeft gezegd dat het boek – dat ik vandaag gekregen heb – in elk geval niet de woorden "uitgavedrift" en "belastingverslaving" zou kennen. Dat kan kloppen, want het is een Engelstalig boek. Ik heb nog niet meer tijd gehad dan het even door te bladeren. Ik zag echter onmiddellijk al een tabel, waarin staat dat de optimale grootte van de Nederlandse en Italiaanse overheid vanuit een economisch perspectief een stuk kleiner is dan de feitelijke. Dus uitgavedrift...

De voorzitter:

Wilt u nu echt afronden?

De heer Weekers (VVD):

Ja, ik rond af met het voorlezen van de motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de volgens De Telegraaf van 28 juni jongstleden, de oud-bewindslieden Vermeend en Van der Ploeg de regering verwijten, de economie te beschadigen door "uitgavedrift" en "belastingverslaving";

overwegende dat dit verwijt wordt onderbouwd met de heden uitgebrachte studie naar belastingen en economie, getiteld: "Taxes and the economy";

verzoekt de regering, het zomerreces te gebruiken om dit boek te bestuderen en de Kamer voor Prinsjesdag van een kabinetsreactie op deze studie te voorzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Weekers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(31474).

De heer Weekers (VVD):

Ik weet dat er een aantal elementen inzit dat ook in onze fractie moeilijk ligt. Ik hoop echter dat de minister, als hij deze motie overneemt, niet alleen aan cherrypicking doet maar alle punten die aan de orde komen aan een nadere beschouwing onderwerpt, zodat wij nog een leuke discussie met elkaar kunnen hebben.

De voorzitter:

Een moment mijnheer Weekers, want er was een vraag vanuit de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mag ik de motie van de heer Weekers zo interpreteren dat hij de minister impliciet verzoekt om hierover een leuke lezing te laten houden en dat hij die misschien door Bas Jacobs kan laten schrijven?

Minister Bos:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun "famous last words".

De heer Vendrik sprak over de jeugdzorg. Op Prinsjesdag wordt de Kamer geïnformeerd door de minister voor Jeugd en Gezin over onze analyse van de aard van de problemen bij de jeugdzorg, met name de vraag of het alleen een kwestie is van meer geld. Dan wordt de Kamer ook geïnformeerd over hoeveel extra geld er door het kabinet gereserveerd wordt om wachtlijsten weg te werken. Het lijkt mij niet opportuun om daarop vooruit te lopen.

Ik kan niet plaatsen wat de heer Vendrik over de rechtsbijstand zegt. Ik heb de kennis niet om dat te beoordelen. Voor zover het een inhoudelijk debat betreft over de vraag of een maatregel die het kabinet voorstelt de facto een onredelijke bezuiniging is die de toegankelijkheid van de rechtsbijstand aantast, moet ik verwijzen naar collega Albayrak. Met haar moet het debat worden gevoerd.

Ik kan wel iets meer zeggen over de gevangenissen. De heer Vendrik spreekt consequent over een bezuiniging van 43 mln. Wij constateren echter dat er middelen vrijvallen omdat de beschikbare capaciteit niet wordt gebruikt. Dan is er gewoon sprake van een meevaller die ingezet kan worden. Dat geld kan op een andere manier ingezet worden in het gevangeniswezen of elders op de Justitiebegroting, als dat in gesprekken met de collega van Justitie naar voren komt. Het kan ook ingezet worden op een andere begroting. Hier is dus sprake van een meevaller en niet van een bezuiniging.

Ik zal mijn uiterste beste doen om de Kamer te informeren of de amendementen van de collega's van de heer Vendrik, Peters en Duyvendak, op politieke problemen stuiten. Ik kan niet beloven dat ik degene ben die het antwoord verstuurt, laat staan dat een eventueel vervolgdebat met mij wordt gevoerd. De Kamer heeft er meer aan als het betreffende bewindspersoon dat doet. Ik zal echter trachten de gevraagde spoed te verzekeren.

De heer Cramer zei het gevoel te hebben in een debat tussen topeconomen te zijn belandt. Ik vroeg mij af wie dan die andere topeconoom was, naast de heer Irrgang met zijn plan voor een olietaks! De concrete vraag van de heer Cramer gaat over de omgang met de in=uittaakstelling en het de facto doorschuiven van problemen. Daarop kom ik schriftelijk nader terug. Dat is zo technisch dat het te ver voert om daarop nu in te gaan.

De heer Van Dijck zegt dat de inflatie voor 50% tot 60% het gevolg zou zijn van bestaand beleid. Ik heb dat nergens gelezen, behalve op zijn website. Het kan ook niet kloppen dat het te maken heeft met belastingdruk. Alleen de indirecte belastingen kunnen een gevolg hebben voor de inflatie. Zo uit mijn hoofd kan ik vertellen dat de inflatie in dit jaar maar voor 0,2% een gevolg is van kabinetsbeleid. Dat ligt volgend jaar, als wij doorgaan met de btw, uiteraard iets hoger. De algemene stelling van de heer Van Dijck klopt echter niet.

De heer Van Dijck verzoekt het kabinet om de 150 mln. volledig in te zetten voor airco-installaties in de zorginstellingen voor ouderen en gehandicapten. Dat moeten wel ongelofelijk dure installaties zijn, wil je daarvoor 150 mln. nodig hebben. Ik vind het een sympathiek doel. Ik kan niet inschatten hoeveel geld hiervoor nodig is. Ik weet niet in hoeveel instellingen airco aanwezig is en wat het kost. Het enige wat ik kan zeggen – dit geef ik de Kamer mee in haar afweging – is dat wij het beschikbare geld maar één keer kunnen uitgeven. Uiteindelijk zal de som van de amendementen moeten optellen tot 150 mln., want anders hebben wij met elkaar een probleem. Het oordeel over het amendement laat ik dus verder over aan de Kamer.

De heer Irrgang vroeg hoe hij kan zien of er nog ruimte is. Ik dacht daarop al antwoord te hebben gegeven. Wij presenteren het beeld rondom het FES tot 2013. Een volgend kabinet zal dus een perspectief schetsen dat vier jaar verder ligt. Hoe het voor de nog langere termijn in elkaar zit en wordt berekend, zal waarschijnlijk aan de orde komen in het debat dat de Kamer ongetwijfeld zal voeren met collega Van der Hoeven en mij over hoe wij op de lange termijn de voeding en aanwending denken te kunnen regelen. De Kamer heeft inderdaad geen inzicht tot in het oneindige met betrekking tot de beschikbare ruimte. Dat is volgens mij uiteindelijk ook niet zo relevant. De Kamer kent wel de relevante kaders. Alles wat er uiteindelijk uit het FES wordt gefinancierd, wordt uitgegeven op een manier die onder de kaders valt. Daar ligt de sleutel van het inzicht van de Kamer in waar nog wel of geen ruimte is. Het creëren van een langetermijnzicht op FES-ruimte betekent niet dat er opeens meer geld kan worden uitgegeven.

De heer Irrgang (SP):

Waar had ik dan kunnen zien dat er nog 1 mld. aan ruimte in het FES zat?

Minister Bos:

Ik weet niet of u dat had kunnen zien.

De heer Irrgang (SP):

Dat is toch een heel vreemde situatie. Een Tweede Kamerlid kan blijkbaar niet zien dat er nog ruimte is voor 1 mld. aan extra uitgaven.

Minister Bos:

Volgens mij was het wel bij de Kamer bekend – ik neem aan dat het debat daarover tot in detail met collega Eurlings zal worden gevoerd bij de behandeling van de begroting van zijn ministerie na Prinsjesdag – dat er 4,5 mld. was gereserveerd en slecht 3,5 mld. toebedeeld. Dat er nog 1 mld. moest komen, was dus wel bij de Kamer bekend.

De heer Irrgang maakte opmerkingen over het begrotingsrecht van de Kamer. Hij vroeg in dat kader of wij recht doen aan zijn amendementen over de inhuur van externen. Ik twijfel niet aan de serieusheid waarmee hij werk heeft gemaakt van die amendementen en aan wat hij daarmee probeert te bereiken. Volgens mij gaat zijn bedoeling – een slot op de deur zetten bij de verdere inhuur van externen – alleen maar op als wij alle begrotingsartikelen omvormen van artikelen die gaan over output naar artikelen die gaan over input. Alle begrotingsartikelen zouden dan moeten gaan over inhuur, aankoop en lonen. Als je het op die manier uitsplitst, kun je met een amendement op een begrotingsartikel ervoor zorgen dat er nooit voorbij een bepaald punt aan inhuur plaatsvindt. Op het moment dat een begrotingsartikel alleen maar specificeert hoeveel er aan een bepaald doel mag worden uitgegeven, blijft daarmee de ruimte open om dat te realiseren door middel van aankoop, inhuur of loonuitbetaling. Ik heb geen zicht op de discussie die de heer Irrgang daarover heeft gevoerd met het Bureau Wetgeving. Op basis van onze kennis zijn dit de implicaties van zijn amendement.

Ten slotte het plan voor de olietaks, het goede plan dat u zelf hebt geschreven, mijnheer Irrgang. In de rekensom dat 70 eurocent van elke euro in de staatskas komt, is rekening gehouden met de manier waarop de Staat participeert in de bedrijven die zijn betrokken bij oliewinning. Ik geloof ook niet dat ter discussie staat of een verdere verhoging van die last technisch kan. De vraag is wel of het in alle opzichten wenselijk is. Een van mijn argumenten is door u in ieder geval niet van een weerwoord voorzien. Als je de belastingdruk voor olie- en gaswinnende bedrijven verder verhoogt, betekent dat volgens alle economisch modellen – topeconomen als uzelf zullen die beheersen – dat de neiging om te investeren wordt ontmoedigd. Die topeconomen weten ook dat dit dan leidt tot een afname van het aanbod van olie en dat die afname leidt tot een verhoging van de prijs. Daar lijkt mij dus uiteindelijk helemaal niemand mee gediend. Daarmee zou dus het effect van uw voorstel precies tegengesteld zijn aan wat u beoogt te bereiken, mijnheer Irrgang.

De heer Weekers heeft grotendeels herhaald wat hij al eerder heeft gezegd. Daar ga ik niet nog een keer op in, anders dan dat ik kan bevestigen dat de heer Eurlings naar ik begrepen heb rond Prinsjesdag verder inzicht zal bieden in hoe het met die 980 mln. gaat. Toen de heer Tang niet in de zaal was, heb ik overigens bevestigd dat dit geld ook aan de Noordvleugel uitgegeven kan worden.

De heer Weekers heeft ook om een nieuw Akkoord van Wassenaar gevraagd. Het Akkoord van Wassenaar is indertijd primair door de sociale partners gesloten waarbij de overheid in een heleboel opzichten faciliterend was. De sturende of regisserende rol lag dus niet primair bij de overheid. Het waren de werknemers en de werkgevers die elkaar in een deal vonden. Los van de vraag in hoeverre die historische analogie opgaat, heb ik al gezegd dat minister Donner deze zomer zal proberen om met de sociale partners over een aantal zaken tot een akkoord te komen, naar aanleiding van bijvoorbeeld de commissie-Bakker en de dilemma's rond btw en het AWf.

Ik wil nog commentaar geven op de twee moties. De heer Weekers heeft een motie ingediend over het boek van de heren Vermeend en Van der Ploeg. Ons is al gevraagd om ook met een reactie te komen op de oratie van de heer Jacobs. Als ik één verhaal kan schrijven waarin ik drie vrienden recht doe, zal ik dat doen. Wij voegen het gewoon allemaal op een creatieve manier samen. Ik kan hier een reactie op geven. De heer Weekers zegt overigens dat een snelle blik in het boek hem al leerde dat de overheid in Nederland in fiscaal opzicht groter is dan zij zou moeten zijn. Ik vermoed dat dit komt doordat de heren Vermeend en Van der Ploeg, topeconomen als zij zijn, ook belastinguitgaven meerekenen bij de grootte van de uitgaven. In dat geval is onder andere ten gevolge van de hypotheekrenteaftrek die conclusie snel getrokken. Ik zeg dat overigens zonder een blik in dat boek geworpen te hebben.

In de motie van de heer De Nerée tot Babberich en vele anderen wordt de regering gevraagd om de subsidie die de ouderenbonden op dit moment ontvangen voor hun werkzaamheden met betrekking tot hulp bij aangifte, te continueren. Ik heb uit de mondelinge toelichting begrepen dat het niet de bedoeling is dat die subsidie oneindig is, maar tot het moment dat de Belastingdienst de zaken weer op orde heeft. Ik geloof niet dat het een goede gewoonte is, zeker niet van de kant van coalitiefracties, dat er moties worden ingediend die niet van een dekking zijn voorzien. Ik denk dat ik met betrekking tot deze specifieke motie en het sympathieke doel dat ermee wordt gediend ongetwijfeld dekking kan vinden in een milde bezuiniging op het budget voor het ondersteunende werk dat wij de CDA-fractie plegen te geven als er moet worden gewerkt aan amendementen. Op die manier denk ik dat wij deze wens van de Kamer vast en zeker van een passende dekking kunnen voorzien. Ik zou er dus mee kunnen leven als de Kamer besluit om die motie aan te nemen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Financiën. Ik heb het gevoel dat ik omringd wordt door collega's die de hele nacht nog wel met hem willen doordiscussiëren. Over de amendementen en moties wordt morgen, waarschijnlijk morgennacht, gestemd.

Tot slot handelen wij de suppletoire begrotingen samenhangend met de Voorjaarsnota 2008 waarvoor zich geen sprekers hebben gemeld en waarop geen amendementen zijn ingediend, af.

Naar boven