Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 maart 2008 over de herziening van de Huisvestingswet.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Op 12 maart is met de minister voor Wonen, Wijken en Integratie gediscussieerd over de door haar gepresenteerde kaders voor de herziene Huisvestingswet. De minister stelt voor om de landelijk vastgestelde maximale prijsgrenzen voor huur- en koopwoningen die onder de Huisvestingswet kunnen vallen, uit de herziene kaderwet te halen. Gemeenten zijn dan vrij om deze grenzen zelf te bepalen. De VVD-fractie vindt dit onwenselijk, omdat als er schaarste is aangetoond, in principe alle huur- en koopwoningen onder de werking van de Huisvestingswet gebracht kunnen worden. Dat is een diepgaande ingreep op het recht op vrije vestiging en de contractvrijheid van huurders, verhuurders, kopers en verkopers. Het is volgens mijn fractie ook in strijd met het oorspronkelijke uitgangspunt van de Huisvestingswet, dat overheidsbemoeienis met de woonruimteverdeling slechts gerechtvaardigd is als de huisvesting van bepaalde groepen in gevaar komt. De minister heeft geen toezegging gedaan op dit punt. Daarom dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ingevolge de huidige Huisvestingswet in de lokale huisvestingsverordening een huisvestingsvergunning mag worden gevraagd voor koopwoningen en huurwoningen die landelijk vastgestelde grenzen niet te boven gaan;

overwegende dat het kabinet nu voorstelt om gemeenten zelf de prijsgrenzen van de huur- en koopwoningen die onder de huisvestingsverordening vallen, vast te laten stellen;

van mening dat het voorstel van het kabinet om gemeenten zelf de prijsgrenzen van de huur- en koopwoningen vast te laten stellen, een inbreuk is op het recht op vrije vestiging en de contractvrijheid van burgers;Van der Burg

verzoekt de regering, het landelijk vaststellen van de maximale grenzen van huur- en koopwoningen in het kader van de Huisvestingswet te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Burg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(29624).

De heer Van Bochove (CDA):

Er is steeds meer sprake van een gedifferentieerde woningmarkt. Er zijn verschillen tussen de Randstad en Zeeuws-Vlaanderen, Limburg enzovoorts en de cirkel daartussen. Hoe kunt u dan pleiten voor één vastgestelde grens?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

U hebt gelijk als u zegt dat er variatie is. Ik vraag ook niet om één vastgestelde grens. Ik vraag alleen om een maximum, zodat het niet mogelijk is om alle huizen onder de Huisvestingswet te plaatsen, wat in theorie kan als er schaarste is aangetoond. Dat is onwenselijk.

De heer Van Bochove (CDA):

U vraagt om een maximum, maar de prijzen in de Randstad zijn vele malen hoger dan in de rest van Nederland. Die zouden met het oog op de schaarste, die er ook in de Randstad is, het maximum moeten zijn. Dat betekent dat in de rest van het land de prijzen waarbinnen die verordening mag gaan gelden, sky high komen te liggen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

In een aantal wetten, bijvoorbeeld de vanmiddag aan de orde komende Wet bevordering eigenwoningbezit, zitten grenzen. Ook in de gereguleerde huurmarkt zit een grens, volgens mij € 615 per woning. Die staat nu ook in de wet. Wij vinden dus dat er gewoon een maximum in behoort te staan.

De heer Van Bochove (CDA):

Wij zijn bezig met het moderniseren van de Huisvestingswet, die in 2010 moet ingaan. Wij zijn ook bezig met een discussie met de minister over de gedifferentieerde woningmarkt en de betekenis daarvan voor andere wetten. Komt uw motie niet gewoon neer op het handhaven van de oude politiek?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dat kunt u zo interpreteren. Wij vinden echter dat de Huisvestingwet er is om bepaalde groepen tegemoet te komen. Dat zou in een situatie van schaarste niet moeten betekenen dat ongeveer elke woning daaronder kan vallen. Daar zijn wij niet voor; laat dat duidelijk zijn.

De heer Jansen (SP):

Ik zou graag een indicatie van u krijgen: aan welk maximum denkt u?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Die indicatie geef ik op dit moment niet. Het overleg is nog gaande. Ik ga op dit moment uit van de huidige grenzen en ik hoor graag voorstellen van de minister als zij andere grenzen voorstelt.

De heer Jansen (SP):

Dan bespeur ik enige inconsistentie bij mevrouw Van der Burg. Ik heb een maand geleden met haar aan een debat deelgenomen in Reek, in Noord-Brabant. Noord-Brabant is niet de Randstad, dus daar liggen de prijzen veel lager dan hier. Een aantal lokale wethouders uit Brabant heeft daar geconstateerd dat zij niet uit de voeten kunnen met die € 158.000. Dat bedrag moet op zijn minst met terugwerkende kracht worden geïndexeerd. Toen zag ik mevrouw Van der Burg ook knikken.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik ben het eens met de indexering. Als prijzen veranderen, zal men moeten indexeren. Dat staat ook in het wetsvoorstel dat wij straks zullen behandelen. Ik wil mij nu nog niet uitlaten over de maximale prijs- en huurgrenzen. Mijn verzoek is wel dat er een maximum in komt.

De heer Jansen (SP):

Ik wil mevrouw Van der Burg een laatste alternatief voorleggen. Als men regionaal gaat differentiëren en de provincie de gelegenheid geeft te toetsen of de Woonvisie behoorlijk onderbouwd is, want men moet haar onderbouwen, zegt ook de minister, wat is er dan op tegen om in Groningen een andere top vast te stellen dan in Brabant of de Randstad?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Op dit moment is het voorstel om helemaal niets vast te stellen. Daarom gaat het.

De heer Depla (PvdA):

Tijdens het debat heeft mevrouw Van der Burg zich gepresenteerd als toen nog koningin, maar het wordt al snel prinses, van minder regels. Zij stelt nu voor het aan de lokale politiek over te laten. Als die het motiveert, is het goed. Nu wil zij weer een landelijke regel. Hoe moet ik dat rijmen?

Zij heeft gezegd dat € 158.000 plus indicatie mooi genoeg is. Hoe moet ik dit uitleggen aan de bewoners van het Groene Hart of van Brabant, waar blijkt dat geen enkele woning onder die prijs valt, behalve een kippenhok. Dit betekent dat geen enkele lokale politiek meer mogelijk is om de eigen bevolking, jongeren, een kans op een woning te geven.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Die regel is er nu al. Men kan zich afvragen of het minder regeldruk oplevert als men die decentraliseert en als ze per gemeente verschillend wordt. Het is ook een kwestie van waar men het regelt. Wat de tweede vraag van de heer Jansen betreft: ik heb gezegd dat dit nu het uitgangspunt is en dat ik eventueel graag van de minister voorstellen zal horen over hoe zij dit anders ziet. Ik heb mij op dit moment niet uitgelaten over de maximale grens.

De heer Depla (PvdA):

Dan is het een motie van niets. Mevrouw Van der Burg heeft enerzijds gezegd: als ik niet oppas, zullen alle woningen onder de regel vallen. De enige indicatie die zij heeft gegeven, is een grens waardoor er bijna geen enkele woning meer onder valt en geen enkele gemeente nog een politiek kan voeren om ook de eigen jongeren een kans te geven op een woning. Als zij zegt dat het niet waar is, kan zij beter de motie intrekken en wachten tot het wetsvoorstel er ligt. Als wij wel gelijk hebben, moet zij de motie vooral indienen, maar dan kunnen wij die allemaal met een gerust hart niet steunen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Depla heeft alleen aangegeven dat de maximale grens voor een bepaald gebied niet goed zou werken. Er bestaat wel een verschil tussen een bepaalde grens zoals die er nu is en een maximale grens waarbij de regel helemaal niet bestaat. Ik steun dat punt dus niet.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Wij hebben tijdens het AO gesproken over verdeling van schaarste. Alle fracties zijn het erover eens dat die schaarste zelf moet worden opgelost. Wij moeten dus eigenlijk iets doen aan die schaarste. Daarover zullen wij binnenkort spreken, want wij hebben daarover veel voorstellen gedaan. Daarover wilde ik aanvankelijk enkele moties indienen, maar wij voeren binnenkort een debat over de woningproductie. Het leek mij passender het daar te doen, dus het indienen van die moties laat ik vallen. Wij hebben echter twee andere problemen aan de orde gesteld. Het debat heeft niet tot een bevredigende oplossing daarvan geleid, dus ik zal daarover twee moties indienen. De eerste betreft het probleem van de voorrangsregeling voor de asielzoekers die onder de pardonregeling vallen. Die krijgen voorrang op de woningmarkt van goedkope huurwoningen. Veel van hen gaan naar Amsterdam, waar de markt helemaal krap is. Dat wordt door heel veel burgers gevoeld als een onrecht, want wij moeten allemaal wachten op een wachtlijst en wij vinden het toch vreemd dat deze groep nieuwe Nederlanders voorrang krijgt op die Nederlanders die hier al wonen en heel lang op de wachtlijst staan. Daarvoor heb ik de volgende motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de asielzoekers die onder de pardonregeling vallen voorrang krijgen bij het verkrijgen van een goedkope huurwoning;

overwegen dat het voortrekken van deze groep mensen onrechtvaardig is tegenover mensen die in veel gevallen al zeer lang op de wachtlijst staan voor een goedkope huurwoning;

verzoekt de regering, de genoemde voorrang van ex-asielzoekers ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Madlener en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(29624).

De heer Jansen (SP):

Voor zo ver mij bekend, was de PVV tot op heden voorstander van een spreidingsbeleid. De voorrangsregeling waar de heer Madlener nu over spreekt, houdt in dat alle Nederlandse gemeenten naar rato een aantal huizen vrijhouden voor asielzoekers. Dit betekent dus een maximale spreiding. Als zij daarna allemaal in Amsterdam willen gaan wonen of in Rotterdam, waar de heer Madlener woont, kunnen zij zich inschrijven en bonnen opsturen uit de woonkrant. Na verloop van tijd komen zij dan in die gemeente terecht. Wat is er tegen spreiding?

De heer Madlener (PVV):

Laat ik vooropstellen dat er op dit moment niet voldoende spreiding is. Er zijn wijken die misschien voor wel 80% uit niet-Nederlanders, nieuwe Nederlanders of allochtonen bestaan, maar er zijn ook dorpen waar er misschien geen een woont. Op dit moment is de situatie in Nederland onevenwichtig. Dat zie je ook terug op de scholen. Toch willen wij het spreidingsbeleid niet heilig verklaren. Die wijken waar het nog leefbaar is, moeten leefbaar blijven. Wij hebben begrip voor de natuurlijke reactie van de dorpen rondom de steden om die mensen niet op te nemen, omdat daarmee vaak problemen worden geïmporteerd. Wij willen die spreiding daarom maar tot op zekere hoogte doorvoeren. Daarover heb ik ook een motie voorbereid, namelijk dat er niet meer dan 50% allochtonen in een straat of wijk mogen wonen. Dit is een soort verlicht spreidingsbeleid.

De heer Jansen (SP):

Ik snap nog steeds niet dat de heer Madlener aan de ene kant zegt dat asielzoekers allemaal in Amsterdam willen gaan wonen of in het algemeen in de grote steden, en aan de andere kant dat hij zich goed kan voorstellen dat de randgemeenten en de dorpen er problemen mee hebben als de asielzoekers daar komen wonen. Hij kan het een willen of het ander, maar niet beide tegelijk.

De heer Madlener (PVV):

Wij spreken nu over het voorrang verlenen bij het verkrijgen van goedkope huurwoningen. Om in aanmerking te komen voor zo'n goedkope huurwoning staan mensen soms wel tien of vijftien jaar op een wachtlijst. In Amsterdam is dit een groot probleem. Wij vinden het onrechtvaardig dat die mensen dan voorrang krijgen. Het is dus niet direct een spreidingskwestie, maar eerder de vraag of wij die voorrang eerlijk vinden ten opzichte van de burgers op de wachtlijst. Ons antwoord op die vraag is nee. Dit raakt dus misschien wel aan het spreidingsbeleid, maar dit is toch een iets ander onderwerp.

De heer Jansen (SP):

Ik begrijp dat de heer Madlener van mening is dat die mensen maar in bijvoorbeeld een asielzoekerscentrum moeten blijven zitten tot zij een keer voldoende op de wachtlijst zijn gestegen om aan een huis waar dan ook te komen?

De heer Madlener (PVV):

Ik denk dat de mensen die een huis zoeken, dat daar moeten zoeken waar zij dat het snelst kunnen krijgen. Dit zal niet in het toch al drukke Amsterdam zijn, verwacht ik.

Dit was een mooie inleiding op mijn volgende motie over het spreidingsbeleid. Willen wij spreiden of concentreren zoals nu het geval is? Dan hopen de problemen zich in een wijk op. Als Rotterdammer weet ik daar alles van. Dit is een dilemma, want het probleem van te veel kansarme bezoekers moet eigenlijk al bij de grens worden opgelost.

De voorzitter:

Wilt u nu de motie voorlezen, want uw spreektijd is op.

De heer Madlener (PVV):

Goed. Wij vinden spreiden dus niet per se een oplossing, want je verplaatst het probleem en de plekken die nog leefbaar zijn, worden daarmee aangetast. Toch vinden wij een bepaalde spreiding belangrijk, want een meerderheid aan allochtonen in een straat...

De voorzitter:

Ik vrees dat u mij niet helemaal begrepen heeft. U bent nu echt door de tijd heen en daarom moet u nu uw motie voorlezen.

De heer Madlener (PVV):

Ik dien dus de volgende motie in mede namens de heer Fritsma.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er steeds meer Nederlandse straten en wijken zijn waar een minderheid aan autochtonen woont;

overwegende dat dit een onwenselijke ontwikkeling is;

verzoekt de regering om te bevorderen dat geen enkele Nederlandse straat of wijk wordt gedomineerd door een meerderheid aan allochtonen en voor 1 september 2008 dienaangaande een voorstel aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Madlener en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(29624).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Vogelaar:

Voorzitter. In het algemeen overleg heb ik al uitgebreid gesproken over het voorstel van mevrouw Van der Burg. Ook toen heb ik erop gewezen dat de woningmarkt inmiddels sterk is gedifferentieerd en dat die ontwikkeling zich in de komende jaren zal doorzetten. Dat was overigens ook de aanleiding om het vaste prijsniveau uit de Huisvestingswet te halen.

Door de differentiatie van de woningmarkt zal in sommige gebieden een overschot op de woningmarkt ontstaan. Dat geldt overigens niet voor de Randstad, want daar zullen wij nog enige jaren met krapte te maken hebben. Disbalans tussen vraag een aanbod leidt tot hogere prijzen. Een en ander betekent dat het huidige uniforme prijsniveau niet langer recht doet aan de verschillen op de markt en dat is ongewenst.

In haar motie stelt mevrouw Van der Burg voor om niet langer over prijsniveau te spreken. In plaats daarvan introduceert zij een maximum. Als wij dat zouden doen, moeten wij de lastige afweging maken hoe hoog dat maximum zou moeten zijn, gelet op de differentiatie van de markt. Ik ga ervan uit dat de lokale democratie in de vorm van de gemeenteraad heel goed in staat is om af te wegen wat een verantwoord maximum is voor zijn regio. De gemeenteraad moet dat overigens ook doen, omdat hij de huisvestingsverordening vaststelt.

Naast de gemeenteraad komt ook de provincie aan bod. De provincie functioneert namelijk als toezichthouder en moet uit dien hoofde bepalen of het prijsniveau in de huisvestingsverordening in overeenstemming is met de ontwikkeling van de huizenmarkt in de desbetreffende regio. Volgens mij zijn er al met al voldoende sturingsinstrumenten. Verder verbaast het mij dat mijn dereguleringsvoorstel voor mevrouw Van den Burg aanleiding is om mij terug te fluiten en mij te vragen vast te houden aan landelijke regelgeving. Ik ken de VVD-fractie namelijk als een groot voorstander van deregulering.

Voorzitter. Tegen deze achtergrond voel ik mij genoodzaakt om de aanneming van de motie van mevrouw Van der Burg te ontraden.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Als u het niet meer wilt regelen, kunt u er ook voor kiezen om gemeenten helemaal vrij te maken en de Huisvestingswet af te schaffen. Waarom haalt u alleen dit aspect eruit? Ik vraag dat, omdat alle Amsterdamse woningen hier wel eens onder zouden kunnen gaan vallen. In Amsterdam zal immers altijd sprake zijn van schaarste.

Minister Vogelaar:

De gemeenteraad beslist hierover. Bovendien houdt de provincie toezicht. Ik denk dat u bezig bent met een theoretische exercitie als u, uitgaand van het begrip schaarste, veronderstelt dat het schrappen van het maximum ertoe leidt dat alle prijsklassen eronder zullen vallen. Het criterium is dat er sprake moet zijn van schaarste en het doel dat bepaalde groepen toegang houden tot de woningmarkt. Het door u geschetste beeld dat in sommige regio's de hele woningmarkt hieronder zal vallen, lijkt mij geen grond in de werkelijkheid te hebben. Ik kan mij dat in ieder geval niet voorstellen. Mocht deze ontwikkeling zich overigens onverhoopt toch voordoen, dan kunnen wij altijd nog bezien of er extra maatregelen nodig zijn. Ik heb zo veel vertrouwen in de lokale democratie dat ik ervan uitga dat men zeer wel in staat is om dit soort afwegingen te maken.

De heer Jansen (SP):

Hoewel ik het ten principale met de minister eens ben, zou ik mij kunnen voorstellen dat de mogelijkheid bestaat om een en ander op een wat flexibeler manier te doen. In de Huisvestingswet zou bijvoorbeeld kunnen worden geregeld dat het voor maximaal de onderste 25% à 35% van de koopmarkt mag. Dat is een relatieve grens, die meeschuift met de ontwikkeling van de gemiddelde koopprijzen. Dat is de ruimte waarbinnen de lokale en regionale overheden kunnen opereren. Zou dat een tussenvariant kunnen zijn?

Minister Vogelaar:

Ik ben bereid om dat in de verdere voorbereiding van de aanpassing van de Huisvestingswet nader te bezien. Ik zal daarop terugkomen in de concrete voorstellen die ik de Kamer zal voorleggen. Vooralsnog zie ik dit op het lokale niveau niet zo snel gebeuren. Ik wil eerst met de gemeenten en de VNG bespreken in hoeverre men verwacht dat dit zich zal voordoen en of een dergelijke bepaling nodig is. Het zou in elk geval tegemoet komen aan mijn bezwaar dat je qua prijsniveau rekening houdt met de differentiatie in de woningmarkt. Daarin hebt u gelijk.

Dan kom ik nu op de moties van de heer Madlener. De eerste motie betreft het voorstel om geen voorrang meer te geven aan de gepardonneerden bij huisvesting ergens in het land op het moment dat zij een asielvergunning krijgen en dus buiten de asielzoekerscentra moeten worden geplaatst. Ten eerste denk ik dat het goed is om op te merken dat er wat betreft de positie van de gepardonneerden geen onderscheid wordt gemaakt ten opzichte van de regeling zoals wij die breder hebben voor asielgerechtigden in dit land. Wat dat betreft geldt er eenzelfde benadering. Als mensen, nadat zij een aantal jaren in een asielzoekerscentrum hebben gezeten, een visum krijgen, regelen wij dat zij ergens in het land gehuisvest kunnen worden. De regeling voor de mensen die onder de pardonregeling vallen sluit daarbij aan. Ik zie geen enkele aanleiding om daar nu van af te wijken. Naar aanleiding van het debat dat wij daarover in de commissievergadering hebben gehad, ben ik bij de taskforce huisvesting, die voor mij de relaties en de begeleiding van het huisvesten van die mensen vanuit de pardonregeling begeleidt in het land, nagegaan of dit zich feitelijk als een groot probleem manifesteert. Zij hebben tot op heden geen enkel signaal gekregen dat dit tot onoverkomelijke problemen leidt. Iedereen is er zich van bewust dat wij als samenleving een verantwoordelijkheid hebben voor mensen die asielgerechtigd zijn, want daar hebben wij het over. Specifiek als het gaat over mensen die onder de pardonregeling vallen, hebben wij het over mensen die meestal jaren in een asielzoekerscentrum hebben gezeten. Als wij het hebben over wachtlijsten, dan hebben zij ook al een behoorlijke wachtperiode in Nederland in meestal niet de meest ideale huisvestingsomstandigheden doorgebracht in een asielzoekerscentrum. Wij hebben wat dat betreft een goed gebruik om op dat moment te zeggen: wij hebben de verantwoordelijkheid om die mensen, op het moment dat zij toegelaten worden tot de Nederlandse samenleving, adequaat te huisvesten. Wat dat betreft sluit ik mij geheel aan bij de opmerkingen die een aantal collega's van de heer Madlener hebben gemaakt, namelijk dat wij nu juist deze afspraak hebben om te voorkomen dat mensen naar bepaalde regio's of steden trekken waar zij bij voorkeur gehuisvest willen worden. Wij willen hen juist op een meer evenwichtige manier over het land spreiden. Tegen de achtergrond van het feit dat de heer Madlener altijd een pleidooi houdt voor spreiding van mensen, begrijp ik het niet. Wij zeggen juist dat elke provincie de verantwoordelijkheid heeft om een aantal mensen op te nemen en daarvoor huisvesting te regelen.

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk. Het woord is aan de heer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

De mensen in de asielzoekerscentra zijn natuurlijk niet zielig; zij zijn heel blij dat zij daar zijn. Zij zijn keurig door Nederland opgevangen, terwijl zij zijn gevlucht uit een land waar zij het kennelijk niet zo naar hun zin hadden. Nu worden die mensen, die "pardonners", eigenlijk beloond met het Nederlanderschap. Dat is natuurlijk fantastisch voor die mensen. Als je echter Nederlander wordt, dien je volgens mij ook alle lusten en lasten te krijgen die daarbij horen. Dat betekent dat je net zoals iedere Nederlander op een wachtlijst moet komen te staan. Ik ken nog wel een paar voorbeelden van schrijnende gevallen op de wachtlijst. Mensen die overbehuisd zijn, krijgen geen voorrang. Dat vind ik onrechtvaardig. Hoe wilt u nu tegen al die mensen die net zo goed lang en vaak ook in een schrijnende situatie op de wachtlijst staan, zeggen dat zij hierdoor nog langer moeten wachten? Wat zegt u tegen die mensen?

Minister Vogelaar:

Natuurlijk moeten wij allereerst proberen, de krapte en de tekorten op de woningmarkt weg te werken. Daar heb ik volgens mij een ambitieus programma voor gepresenteerd. Volgende week gaan wij daar met elkaar het gesprek over aan. Het doel van het programma is dat de tekorten op de woningmarkt zo veel mogelijk worden teruggedrongen. Dat is een. Ten tweede moet je bij schaarste evenwichtig verdelen. Daarvoor hebben wij de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening als instrumenten. Daarnaast hebben wij een specifieke categorie van mensen, namelijk die in een asielprocedure in Nederland zitten. Zij zijn niet zielig, maar zij zijn wel om bepaalde redenen in Nederland. Asiel vraag je in dit land aan als je niet meer veilig in je eigen land, waar je geboren en getogen bent, kunt verblijven. Je hebt dus een reden om hiernaar toe te komen. Vooral "pardonners" hebben een groot aantal jaren in asielzoekerscentra gezeten. Die mensen laten wij toe als zij voldoen aan de vereisten in de pardonregeling. In de schaarste maken wij een afweging. Die schaarste is er, daar hebt u gelijk in, hoe graag ik die ook zou "wegorganiseren". De afweging is dat die mensen een huis krijgen zodra zij uit het asielzoekerscentrum komen. U moet zich realiseren dat wij twee jaar voor de "pardonners" nemen. Zij kunnen het asielzoekerscentrum niet verlaten zodra zij het pasje hebben gekregen. De huisvestingsproblematiek van "pardonners" gaan wij in twee jaar regelen. Wij hebben daar 2008 en 2009 voor. U schetst het beeld dat zij de dag nadat zij hun pasje hebben gekregen, met voorrang in een huis komen te zitten. Dat is niet juist; wij doen er twee jaar over om dat voor elkaar te krijgen, omdat wij inderdaad willen voorkomen dat er ergens ineens een heel grote groep mensen komt. Wij spreiden die groep dus over twee jaar. Ik vind dat wij op dat vlak echt een evenwichtig beleid voeren.

De voorzitter:

Ik wijs de leden en de minister erop dat dit een VAO is. De heer Madlener mag nog een korte, afsluitende opmerking maken.

De heer Madlener (PVV):

Ik denk dat een bepaalde groep Nederlanders positief gediscrimineerd wordt. Zij krijgt meer rechten dan andere groepen Nederlanders. Ik vind dit ten principale onjuist. Ik vind het niet eerlijk tegenover andere Nederlanders die ook in een schrijnende situatie kunnen verkeren. Wij worden het op dit vlak dus niet met elkaar eens.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. De minister zegt dat het feit dat alle provincies en gemeenten asielzoekers moeten opnemen tot spreiding leidt. Bestaat er ook een acceptatieplicht op grond waarvan asielzoekers in die gemeenten en regio's een huis moeten accepteren?

Minister Vogelaar:

Dat weet ik niet uit mijn hoofd, dus daar kan ik u op dit moment geen antwoord op geven. Ik kan u dat schriftelijk laten weten.

De motie van de heren Fritsma en Madlener gaat over een verplicht spreidingsbeleid van maximaal 50% in een straat of een wijk. In het debat over dit onderwerp heb ik al gezegd dat er geen verschil van mening bestaat over de vraag of het belangrijk is om spreiding van mensen met een verschillende sociaaleconomische achtergrond tot stand te brengen. Dat is voor het draagvlak van een wijk of buurt ontzettend belangrijk. Dat valt helaas voor een deel met etniciteit samen, maar gelukkig niet altijd. Daar hebben wij sturing op, doordat ik heel actief probeer een gedifferentieerde woningvoorraad te realiseren in wijken en buurten waar die niet aanwezig is. Dat is een kwestie die je niet met een druk op de knop regelt, want dat betekent dat je huizen moet slopen of aanpassen, zodat er goedkopere huizen komen en voor een deel ook huizen voor de midden- en hogere inkomens in bepaalde buurten.

Daarnaast heb ik gewezen op de specifieke mogelijkheid van de Huisvestigingswet om het inkomenscriterium al toe te passen als je met een huisvestigingsverordening en met toewijzing werkt.

Verder kennen wij de "Rotterdamwet", deze motie vraagt om zuiver op etniciteit toe te wijzen. Dat is iets wat naar mijn idee discriminatie zou zijn. Op grond daarvan rest mij niet anders dan de aanneming van de motie te ontraden.

De heer Madlener (PVV):

Toch delen wij kennelijk wel een beetje de analyse van het probleem. In die zin vinden wij elkaar toch een stukje. Ik benoem het scherp zoals wij het ervaren. Ik reed pas door de Schilderswijk en waande mij daar in Marrakech.

Minister Vogelaar:

Daar gaan heel veel mensen met vakantie heen.

De heer Madlener (PVV):

Naar de Schilderswijk? Ja, dat kan ik mij voorstellen, want je voelt je daar inderdaad in het buitenland. Misschien is dit een gat in de markt voor een reisbureau. Wij hebben in Rotterdam al de stadssafari. Alle gekheid op een stokje, er zijn natuurlijk wijken en straten waar het evenwicht inmiddels totaal zoek is. Dat leidt tot vreemde situaties. Wat ik hier voorstel is een lichte mate van spreiding, want 50% is al heel veel. Zou u deze motie niet toch door een wat positievere bril kunnen bekijken en die uitvoeren?

Minister Vogelaar:

Ik zet er mijn bril voor af. Wij zijn het eens over het doel dat wij moeten realiseren, maar wij verschillen echt van mening over het instrument dat daarvoor gewenst is. Dat is een brug die ik niet samen met u over ga, het spijt mij zeer.

De heer Madlener (PVV):

Over het instrument zijn wij het niet eens, maar kunt u de doelstelling wel onderschrijven? Dan laat ik u de vrijheid om de instrumenten te kiezen. Als u zegt te gaan voor niet meer dan 50% allochtonen in een straat of wijk, laat ik u de vrijheid en rekenen wij elkaar af over een bepaalde tijd.

Minister Vogelaar:

Ik heb gezegd dat ik een gedifferentieerde samenstelling van een wijk of buurt een belangrijk goed vind. Daarbij gaat het wat mij betreft niet alleen of niet primair om etniciteit, maar om differentiatie naar inkomensniveau, want dat versterkt de draagkracht van wijken. Ik vind het ook vanuit integratieoverwegingen belangrijk dat de samenstelling van een wijk gemixt is, maar ik ga niet de doelstelling formuleren dat dit per straat of per wijk 50% moet zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties vinden volgende week dinsdag plaats.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven