Noot 1 (zie blz. 1221 )

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (31 200-XIV) en van het Diergezondheidsfonds (31 200-F) voor het jaar 2008

SP – Van Velzen en Polderman

Vraag 1

Hoe kan het dat de integratiebedrijven de Europese subsidies blijven koppelen aan productie? Via onder andere de voedercontracten betalen zij een vergoeding uit per afgeleverd kalf per jaar? We willen toch juist af van productiesteun!!? Waarom wordt die subsidie überhaupt uitbetaald aan de integraties en niet rechtstreeks aan de boer? Graag een reactie.

Het vorige kabinet heeft besloten de slachtpremie voor volwassen runderen en kalveren tot 2010 gekoppeld te houden. Daarbij is aangegeven dat deze inkomenssteun daarna ook dient te worden ontkoppeld en op te gaan in het algemene systeem van directe betalingen.

Zoals ik al eerder heb aangegeven zal ik begin december a.s. komen met een kabinetsstandpunt over de «health check»-mededeling, die Commissaris Fischer Boel op 20 november a.s. zal presenteren. Daarbij zal ik ingaan op de wijze waarop ik van plan ben om te gaan met de resterende gekoppelde steunverlening.

Wat het tweede deel van de vraag betreft is er sprake van een misverstand. Slachtpremies worden uitbetaald aan de houder van de dier (de kalvermester) en niet aan de integraties.

Vraag 2

Helaas is het lastig praten over de Europese landbouwsubsidies. De overzichten die we ontvangen zijn nog steeds onleesbaar en zelfs de minister kan niet aangeven wie nu de grootste ontvangers zijn. De SP wil heldere overzichten. Graag een toezegging.

Sinds 2005 publiceert LNV jaarlijks alle gegevens van ontvangers van GLB-steun. Per subsidieregeling is precies te zien wie hoeveel krijgt. Per subsidieregeling kan zo een top tien van grootste ontvangers worden samengesteld. Sinds dit jaar is er ook een zoekfunctie toegevoegd waardoor ook per provincie een overzicht kan worden opgevraagd. Ook heb ik dit jaar besloten om alle steun die voortvloeit uit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid te publiceren.

U vraagt heldere overzichten en die zijn dus beschikbaar.

Ik ben trouwens ook blij dat de Commissie zich door Nederland en enkele andere lidstaten heeft laten inspireren. In oktober heeft de Landbouwraad namelijk op voorstel van de Commissaris besloten dat vanaf volgend jaar alle 27 lidstaten hun GLB-subsidiegegevens moeten publiceren.

Vraag 3

In plaats van het eeuwige «kan niet en mag niet» wil de SP een minister zien die tot het uiterste gaat om slecht geproduceerde bulk van de Europese markt te houden. Zowel in discussies in de EU als in de WTO. In de tussentijd moet het voor de consument duidelijk zijn dat sommige producten wel en andere helemaal niet deugen. Daarom stelt de SP gedurfde certificering voor: het plakken van etiketten op producten die niet aan Europese standaarden voldoen.

Zoals bekend voel ik me zeer verbonden met non trade concerns (NTC’s), waar ik mij ook in de discussie m.b.t. de WTO voor blijf inzetten. Het is echter, gelet op WTO-recht en EU-recht, zo goed als onmogelijk om over te gaan tot een verplichte vorm van etikettering voor producten die niet aan de Europese standaarden voldoen. Dit wordt, met name door ontwikkelingslanden, al snel gezien als een vorm van verkapt protectionisme. Op basis van WTO-regels mag geen onderscheid worden gemaakt tussen gelijkwaardige producten: onderscheid maken op basis van productiemethoden levert in beginsel een niet toegestane handelsbelemmering op. De discussie hierover is echter in een beginstadium en nog allerminst gesloten.

Ik voeg hier aan toe dat momenteel verkend wordt welke maatregelen er ten behoeve van NTC‘s getroffen kunnen worden en wijs in dit verband op het voornemen van het kabinet om volgend jaar hierover een standpunt uit te brengen.

Vraag 4

Oud-minister Veerman zou in Europa het dwangvoederen van ganzen aan de orde stellen en de Kamer op de hoogte houden. Wat gaat u tegen foie gras ondernemen?

Mijn voorganger heeft de Vaste Commissie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 14 september vorig jaar geïnformeerd over zijn inzet en de uitwerking hiervan.

De import van foie gras is vanwege WTO-regels en Europese regelgeving omtrent vrije handel niet te verbieden. Diverse acties van dierenbeschermingsorganisaties in het verleden hebben er toe geleid dat verschillende grootwinkelbedrijven, restaurants, supermarkten maar ook financiële instellingen als banken hebben besloten foie gras niet meer te verkopen, op de menukaart te zetten danwel producenten van foie gras te financieren. Dergelijke acties hebben een groot effect.

Vraag 5

In een interview in de Volkskrant stelt de minister dat als biologisch produceren niet doorbreekt, de steun stopt. Ze stelt ook dat dat in 2010 zal zijn. De SP vraagt zich af op welke steun de minister doelt?

Ik bedoel hiermee de extra financiële steun voor de biologische landbouw op het gebied van vraag stimulering. Het is overigens de bedoeling dat de nieuwe nota, die nu in voorbereiding is, tot en met 2011 loopt. In de nieuwe nota zal ik uitgebreid ingaan op mijn ambities en bijbehorende middelen.

Ik ben bezig met een aantal maatschappelijke organisaties, waaronder ketenorganisaties, om middels een convenant hierover afspraken te maken.

Vraag 6

Bent u bereid op een rij te zetten hoe andere Europese landen het beleid voor biologische landbouw aanpakken zodat we goede maatregelen over kunnen nemen?

Bij het vaststellen van mijn beleid kijk ik natuurlijk ook naar andere Europese landen en hoe effectief hun beleid is. Hierbij wil ik opmerken dat de effectiviteit van beleid afhankelijk is van de specifieke omstandigheden in een land. In de nieuwe nota biologische landbouw neem ik de ervaringen van andere landen mee.

Vraag 7

De SP is van mening dat de AID in Kerkrade dient te blijven! De SP gaat niet akkoord met een verdere verslechtering van de werkgelegenheid in Limburg.

Op 17 juli (Aanhangsel van de Handelingen, 2006–2007, nr. 2257) en op 29 oktober jl. heb ik de Tweede Kamer geantwoord op vragen over de AID in Kerkrade.

Kort samengevat: met de vorming van één LNV-inspectieorganisatie wordt invulling gegeven aan het kabinetsbeleid om te komen tot een grotere efficiency in de rijksdienst. Zoals ik u eerder heb gemeld wil ik de bedrijfsvoeringsonderdelen van de drie afzonderlijke diensten, waartoe de stafafdeling van de AID in Kerkrade behoort, op een centrale locatie integreren samen met het hoofdkantoor.

Het gaat in Kerkrade om circa 80 arbeidsplaatsen, waarvan ongeveer 70 mensen in Zuid-Limburg wonen. Naar mijn mening is geen sprake van een onevenredige hoge krimp van werkgelegenheid in Limburg. In de reactie van het kabinet op de motie Weekers c.s. is aangegeven dat het kabinet accepteert dat werkgelegenheid in regio’s verloren gaat bij het realiseren van een effectievere en efficiëntere overheid. Ik zal het sociaal beleidskader, dat nu voor de Rijksdienst wordt ontwikkeld, inzetten om de medewerkers van «werk naar werk» te begeleiden. Daarbij zal o.a. worden gekeken naar de mogelijkheden, die ontstaan door de oprichting van het Centraal Betaalkantoor van Defensie in Kerkrade.

Vraag 8

Het CBL pleit voor een BTW-vrijstelling op biologische producten. Is de minister bereid te onderzoeken waar onze vrijheden liggen wanneer het gaat om het verlagen van de BTW? De minister houdt toch ook al jaren een laag BTW-tarief voor paarden in stand, gesteund door het LTO? De SP daagt de minister uit dit onderwerp in Europa stevig op de agenda te zetten.

Op grond van de BTW-richtlijn is een vrijstelling of een nul-tarief voor biologische producten niet toegestaan. Mijn voorganger is in een brief aan de Kamer (TK 2003–2004, nr. 28 973, nr. 10) uitvoerig ingegaan op de toepassing van de BTW-tarifering op levensmiddelen. Kortheidshalve verwijs ik daarnaar.

Met betrekking tot de toepassing van het verlaagde BTW-tarief voor levende dieren, waaronder paarden, wijs ik u erop dat bij de Kamer een wetsvoorstel is ingediend tot aanpassing van de tariefstelling aan de BTW-richtlijn. De EC heeft Nederland er onlangs op gewezen dat de tariefstelling voor deze dieren binnen twee maanden moet voldoen aan het gestelde in de BTW-richtlijn, en anders naar het Europese Hof van Justitie zal stappen. Het is nu aan de Kamer het bedoelde wetsontwerp te agenderen.

Vraag 9

Hoe duurzaam is mestvergisting?

Zorgt de «bio-industrie koe» met (10 000 kg melk) juist niet voor een mestoverschot?

Mestvergisting is duurzaam. Het is ook mogelijk voor kleinere bedrijven om een gezamenlijke mestvergister te exploiteren. Dat gebeurt ook in de praktijk.

Een koe die 10 000 kg melk produceert zorgt niet voor een groter mestoverschot. Per kg melk is de mestproductie juist kleiner dan bij koeien die minder melk produceren.

Vraag 10

Waarom heeft u uw harde doelstelling dat 10% van het Nederlandse landbouwareaal in 2010 biologisch is verwisseld voor «een slappe streefwaarde»? Gaat u er wel voor?

In de huidige nota staat de doelstelling 10% biologisch landbouwareaal in 2010. Dit komt als streefwaarde terug in de begroting, net zoals voorgaande jaren.

Eind dit jaar zal ik met een nieuwe nota biologische landbouw komen waarin mijn ambities verwoord staan voor de komende beleidsperiode.

Vraag 11

Bent u bereid om met de sector te zorgen voor een etiketteringssysteem met vijf sterren?

En dit geborgd door een wettelijk kader zodat de consument weet dat het deugt?

Ik ondersteun initiatieven op het vlak van etikettering van dierenwelzijn. Het is naar mijn mening zaak om onderscheid te maken tussen het nationale en Europese niveau.

Een systeem met onderscheidende niveaus voor dierenwelzijn (in de vorm van sterren bijvoorbeeld) op nationaal niveau zou in mijn ogen uitsluitend op vrijwillige grondslag kunnen gebeuren. Dergelijke vrijwillige systemen zie ik ook al in het VK en Denemarken. Ook deze landen gaat het om een samenwerking tussen de dierenbeschermingsorganisatie en de sector. Naar mijn idee zijn de reeds lopende initiatieven in de Nederlandse markt er niet bij gebaat als de overheid een sterrensysteem voor dierenwelzijn verplicht gaat stellen. Ik zie mijn rol eerder in het stimuleren van diervriendelijke producten en op het vlak van voorlichting van de consumenten over dierenwelzijn. Overigens wijs ik u op het initiatief wetsvoorstel van Van der Ham dat op 11 oktober 2007 is ingediend bij TK en dat ziet op vrijwillig verschaffen van informatie bij vlees en vleesbereidingen over dierenwelzijn.

Vraag 12

Wil LNV etikettering van producten die niet aan de Europese eisen voldoen?

Ik ondersteun initiatieven op het vlak van etikettering van dierenwelzijn.

De vorm van verplichte etikettering op EU-niveau is van belang. Het etiketteren van producten die niet aan de Europese eisen voldoen ligt lastig. Dit is immers een vorm van negatieve etikettering en in WTO-verband is negatieve etikettering niet toegestaan. Ik zie meer mogelijkheden in het etiketteren van producten die wel aan de EU-eisen voldoen.

Het doet mij dan ook deugd dat in de Landbouwraad van mei besloten is dat de Europese Commissie de mogelijkheden zal verkennen voor een verplicht (en een vrijwillig) etiketteringsysteem voor dierenwelzijn. Nederland ondersteunt de Commissie hierin en zal een actieve inbreng leveren.

CDA – Atsma

Vraag 13

CDA wijst de minister op meerjarenafspraak bij de destructie- en de VWA-tarieven.

Ten aanzien van de VWA-tarieven is op 16 oktober een brief naar de Kamer gezonden waarnaar ik u verwijs. Ten aanzien van de destructietarieven kan ik melden dat deze conform afspraken daarover met uw Kamer sinds begin 2004 op hetzelfde niveau zijn gebleven.

Vraag 14

Kan de minister aangeven of de aangekondigde BTW-verhoging per 1 januari 2009 ook gevolgen kan of moet hebben voor de hoogte van de landbouwvrijstelling?

De aangekondigde BTW-verhoging per 1 januari 2009 kan gevolgen hebben voor de hoogte van het BTW-landbouwforfait. Of en zo ja in welke mate een aanpassing plaats zal vinden, is te zijner tijd onderwerp van beraad van het kabinet.

Vraag 15

Het CDA is van mening dat bij het Diergezondheidsfonds (DGF) geen geld wordt weggehaald bij preventie en wordt toegevoegd bij sanctionering. Wil de minister daarnaar kijken?

Bij het DGF wordt geen geld weggehaald voor preventie ten behoeve van de sanctionering.

Vraag 16

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de CDA-motie om digestaat als kunstmestvervanger aan te merken? (eventueel eigen initiatief)

Als reactie op vermelde motie van het lid Atsma (30 252, nr. 5), heeft mijn voorganger u per brief van 28 juni 2006 (TK 2005–2006, 28 385, nr. 73) gemeld op welke wijze hij zou werken aan een oplossing van het digestaatprobleem.

Ik acht het van groot belang dat dit vraagstuk daadwerkelijk wordt opgelost maar dat kost tijd en raakt de Europese regelgeving.

Binnen enkele weken zal het onderzoek over kunstmestvervangers worden afgerond.

Ik zal u zo snel mogelijk informeren over de resultaten uit dit onderzoek en mijn strategie om tot een oplossing te komen.

Vraag 17

Capaciteit mestopslag. Wil de minister onderzoeken of er fiscale mogelijkheden zijn de investeringen sneller af te lossen?

De thans gangbare vormen van mestopslag vallen niet onder de MIA/Vamil-regeling. Om voor deze regelingen in aanmerking te komen moet er sprake zijn van positief milieueffect. Bezien wordt of nieuwe, innovatieve, nog niet gangbare vormen van mestopslag onder de MIA/Vamil kunnen worden gebracht.

Vraag 18

De CDA-fractie is van mening dat eventuele meevallers binnen de EU-landbouwbegroting niet moeten worden gebruikt om andere projecten op totaal andere beleidsterreinen mogelijk te maken (denk aan Galileo!). Het CDA vindt dat meevallers moeten worden teruggeven aan de lidstaten. Het CDA hecht eraan dat zo’n meevaller moet worden gebruikt om de staatsschuld af te lossen.

De discussie over de financiering van Galileo is binnen de EU nog niet afgerond. Over het Nederlandse kabinetsstandpunt is de Kamer geïnformeerd door de ministers van Verkeer en Waterstaat en Financiën (zie bijvoorbeeld Kamerstukken 21 501-33, nr. 134 en 21 501-07, nr. 579). Het kabinet zal de Kamer vanzelfsprekend op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen rond dit onderwerp en over de Nederlandse positie daarbinnen.

Vraag 19

Het CDA vraagt graag komend voorjaar een notitie over de bollenteelt waarin aandacht wordt besteed aan alle aspecten die de bollenteelt raken.

Medio 2005 is door mijn voorganger een uitgebreide visie op de agrarische sector uitgebracht: «Kiezen voor Landbouw». In deze visie is ingegaan op plaats en relevantie van de agrarische sector in de samenleving, is een uitgebreide analyse gemaakt van markt, milieu en maatschappij resulterende in de opgaven voor de toekomst. In deze uitgebreide analyse is ook ingegaan op de uitdagingen die markt, milieu en maatschappij aan ondernemers in de bollensector stellen. Voor mij heeft deze visie nog niets aan actualiteit ingeboet. Een aparte notitie over de bollensector lijkt mij op dit moment dan ook daaraan niet veel toe te voegen. Dit neemt niet weg, dat ik graag in overleg blijf met de sector over de uitdagingen die in «Kiezen voor Landbouw» zijn geformuleerd.

Vraag 20

Met betrekking tot de paardenhouderij moeten de resultaten van bloedtesten sneller bekend zijn. Waarom mag er in NL slechts worden getest door het CIDC terwijl laboratoria in het buitenland zijn uitgesloten?

Onderzoek op basis waarvan de VWA een gezondheidscertificaat uitschrijft moet van onomstreden kwaliteit zijn. Het CIDC levert deze kwaliteitsgarantie. Daarnaast biedt de Regeling aanwijzing en erkenning veterinaire laboratoria de mogelijkheid private laboratoria te erkennen. Met deze erkenning wordt eveneens voldaan aan de kwaliteitsgarantie voor de VWA. Er is bij LNV tot op heden geen concreet verzoek ontvangen van een ander laboratorium om bepaalde onderzoeken op te nemen in deze regeling. Als hiertoe een duidelijke wens bestaat, hoor ik dat graag.

Vraag 21

Hoe zit het met amendement Koopmans/Wilders (Floriade). Voer dit amendement uit.

Dit amendement had als strekking in 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 een bedrag van € 1 mln. beschikbaar te stellen ten behoeve van de voorbereiding van de Floriade in 2012 (in totaal € 5 mln.) In 2007 is vanuit de LNV begroting reeds € 1 mln. beschikbaar gesteld. Dit zal ook in de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 plaatsvinden waarmee het amendement volledig zal worden verwerkt.

Vraag 22

Het CDA wil de minister vragen wat de stand van zaken is m.b.t. de uitvoering van de motie-Donner/Neppérus (30 522, nr. 11). Dit betreft de aanpassing van normering in het besluit bodemkwaliteit waarbij de normering zodanig moet worden aangepast dat 95% van de aardappeltarra «schoon» is.

Op basis van gezamenlijk onderzoek (overheid en bedrijfsleven) is de nieuwe normstelling van het besluit bodemkwaliteit tot stand gekomen. De verwachting is dat met deze nieuwe normstelling 85% van de tarragrond afkomstig van de aardappel- en bietenverwerkende industrie als schone grond kan worden aangemerkt (is nu 35%).

Met deze nieuwe normstelling wordt de afzet van tarragrond op verantwoorde wijze verruimd.

Vraag 23

Kan de minister aangeven wat het beleid is met betrekking tot het saneren van het verspreid liggend glas. En welk ministerie coördineert dit beleid?

In de «Nota Ruimte» en de beleidsbrief «Nadere uitwerking ruimtelijk beleid» glastuinbouw van september 2005 zet het rijk in op een gebundelde ontwikkeling van de glastuinbouw, wil ze de vestiging van glastuinbouw buiten bundelingsgebieden stoppen en in prioritaire gebieden verspreid liggend glas saneren.

De «Nota Ruimte» vraagt aan provincies om in hun streekplannen aan te geven waar glastuinbouw zich gebundeld kan ontwikkelen. En in de bestuurlijke afspraken Greenport(s) Nederland is overeengekomen dat provincies prioritaire gebieden en gemeenten aanwijzen voor de sanering van verspreid liggend glas. In diezelfde afspraken, die onder andere de rijksoverheid maar ook de provincies met een intentieverklaring hebben bekrachtigd in juni van dit jaar, is afgesproken dat het rijk de provincies en gemeenten kan ondersteunen bij het saneren van verspreid en papieren glas. Dit laatste betreft glasbestemmingen die nog niet zijn gerealiseerd.

Het samen met medeoverheden bundelen en saneren van ongewenste bedrijfsactiviteiten, waaronder verspreide glastuinbouw is aangegeven in mijn brief «Naar een Agenda Landschap». Hierin staat dat het kabinet ook de optie van een saneringsfonds verkent.

Daarnaast is in de Beleidsagenda van de VROM begroting 2008 aangegeven dat er in 2008 een besluit zal worden genomen over het rijksinstrumentarium voor het saneren van ongewenste bebouwing en 100 ha ongewenste (bestemming voor) bebouwing/glas, zijnde 10% van het verspreide glas in rijksbufferzones, nationale landschappen en natuurgebieden;

VVD – Snijder-Hazelhoff

Vraag 24

Waarom wacht de minister met betrekking tot bewakings- en bestrijdingskosten van dierziekten niet op de uitwerking van de Europese diergezondheidsstrategie? Kan de minister aangeven hoever haar financiële verantwoordelijkheid op deze terreinen zal reiken in de toekomst en of dit recht doet aan de bestrijdingsplicht van besmettelijke dierziekten die bij de overheid ligt?

De Nederlandse benadering tot nu toe is geweest het doorberekenen van de toerekenbare kosten van de dierziektebestrijding naar de sector. In dit beleid komt in principe geen wijziging en dit is ook de inzet voor de discussies in Europees verband. Wat betreft financiering van de kosten voor destructie verwijs ik naar mijn brief inzake de beantwoording van de schriftelijke vragen over mijn begroting van 4 oktober jl.

Vraag 25

De VVD wil dat dierlijk eiwit weer kan worden gebruikt als grondstof voor diervoer daar waar dit verantwoord is. Wil de minister zich hiervoor inzetten?

Het verbod is ingesteld als gevolg van de BSE. Over het eventueel weer toelaten van dierlijke eiwitten als grondstof voor diervoeder neemt uiteindelijk de EU een besluit. Een brede maatschappelijke consultatie over dit onderwerp, die ik heb geïnitieerd, is bijna afgerond. In deze kwestie zijn naast de door mevrouw Snijder genoemde schaarste problemen bij dierlijke eiwitten, voedselveiligheid en diergezondheid ook belangrijk ethiek, ecologie, dierenwelzijn en economie inclusief consumentenvertrouwen. De kwestie is maatschappelijk gezien complex. Ik vind het daarom nodig om hierover heel zorgvuldig een standpunt in te nemen.

Ik verwacht binnenkort mijn voornemen voor de Nederlandse inzet in de EU-discussie naar uw Kamer te kunnen sturen.

Vraag 26

De VVD is zeer verbaasd dat wat werd beoogd met het vorig jaar aangenomen amendement voor de afschrijving op kassen in het kader van werken aan winst verdwijnt. De VVD kan zich niet voorstellen dat Brussel dit blokkeert.

Beperking van de afschrijving op gebouwen tot 50% van de WOZ-waarde is een generieke fiscale maatregel, die mede nodig was om de tariefverlaging in de vennootschaps- en inkomstenbelasting te financieren.

In een aangenomen amendement is bepaald dat de afschrijvingsbeperking niet dient te gelden voor grijze kassen, waarmee € 22 mln. gemoeid zou zijn. Bij brief van 6 juli 2007 is de Kamer meegedeeld dat de uitzondering voor kassen gelet op de staatssteun-regeling niet door de Europese Commissie zal worden goedgekeurd. Zoals aangegeven in het Belastingplan 2008 c.a. wordt van het vrijgevallen budget voor grijze kassen € 11 mln. aangewend voor de land- en tuinbouw.

Vraag 27

Kan de Taskforce multifunctionele landbouw een rol spelen in het wegnemen van belemmeringen in het opstarten van verbredingsactiviteiten binnen de agrarische sector? Kan de minister een omschrijving geven van de doelen van deze Taskforce?

In mijn brief van 17 oktober 2007 over multifunctionele landbouw heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken betreffende de instelling van een taskforce multifunctionele landbouw. In deze brief heb ik expliciet de doelstellingen voor de taskforce geformuleerd. Eén van de doelstellingen voor de Taskforce is het bieden van ruimte aan (potentiële) multifunctionele ondernemers bij de ontwikkeling van hun bedrijf. Mijn inzet hierbij is om in samenwerking met andere overheden onnodig belemmerende regelgeving weg te nemen. Naast deze doelstelling zal de Taskforce zich vooral richten op de professionalisering en verdere opschaling van de multifunctionele landbouw middels marktontwikkeling, versterking van ondernemerschap en de inzet van kennis.

Vraag 28

Er lopen veel initiatieven m.b.t. energievoorziening vast op belemmeringen in bijvoorbeeld RO-wetgeving, mestwetgeving en de mogelijkheid om terug te leveren aan het energienet. Kan de minister concrete toezeggingen doen om deze en andere belemmeringen die in dit kader worden genoemd in Schoon & Zuinig weg te nemen op korte termijn?

T.a.v. ervaren belemmeringen en vertragingen in vergunningsprocedures waaronder RO-wetgeving zal landelijk geïnventariseerd worden tot welke procedures en wetgevingsaspecten dit te herleiden is. Vervolgens zal projectmatig aan het stroomlijnen en zoveel mogelijk wegnemen van de problemen gewerkt worden. In de bestuursovereenkomst tussen het Rijk en het VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten), die binnenkort ook door mij medeondertekend zal worden, is een passage opgenomen waarin de gemeenten toezeggen actief mee te werken aan het versnellen en stroomlijnen van procedures voor duurzame energieprojecten zoals mestvergisters.

Vraag 29

Om tot een juiste uitvoering van de motie Slob te komen acht de VVD het noodzakelijk dat de herinvesteringreserve ook van toepassing is indien sprake is van indirect overheidsingrijpen als bedoeld in het Hoge Raadarrest van 17 september 2004. Wil de minister zich samen met haar collega van Financiën hier hard voor maken?

De nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan wordt heden naar de Kamer gestuurd. In de bij de nota gevoegde nota van wijziging wordt een verruiming van het begrip overheidsingrijpen voorgesteld. De oorspronkelijke beperking van het begrip overheidsingrijpen wordt ongedaan gemaakt. Verder vindt er een verruiming plaats van dit begrip in die zin dat voorgesteld wordt ook als overheidsingrijpen aan te merken een besluit of regeling op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur of milieu van een publiekrechtelijk rechtspersoon dat ertoe leidt dat de mogelijkheden om de onderneming of een gedeelte daarvan op de huidige locatie in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden in belangrijke mate wordt beperkt. Onder voorwaarden wordt de regeling dus ook van toepassing op indirect overheidsingrijpen.

Verdere behandeling vindt plaats in het kader van het Belastingplan.

Vraag 30

De VVD vraagt in het kader van de Nationale Landschappen dat het «Nee tenzij», geen «Nee, mits» zal worden! Graag een reactie van de minister.

Het kabinet houdt vast aan het beleid voor Nationale Landschappen, zoals dat geformuleerd is in de Nota Ruimte. Dat beleid houdt in dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het Nationale Landschap worden behouden of worden versterkt (ja, mits-regime).

Tot beleidswijziging is niet besloten. Dit heb ik ook aangegeven in het Wetgevingsoverleg Natuur, dat ik recent met u voerde.

Over het beleid ten aanzien van het landschap heb ik u op 25 oktober jl. een brief gestuurd, getiteld «Naar een Agenda Landschap». Het kabinetsbrede landschapsbeleid zal in de Agenda Landschap worden verwoord. Verder wordt onderzocht hoe wij het beleid van de Nota Ruimte ten aanzien van Nationale Landschappen kunnen borgen in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening.

Vraag 31

Is de minister bereid om onderzoek te doen om de knelpunten omtrent digestaat in de mestwetgeving te verhelpen?

Binnen enkele weken wordt een onderzoek afgerond over kunstmestvervangers.

Ik zal u zo snel mogelijk informeren over de resultaten uit dit onderzoek en de kabinetsvoornemens om Europese erkenning te krijgen.

Zie ook mijn antwoord op vraag 16.

Vraag 32

De VVD wil dat gestopt wordt met natuurcompensatie op landbouwgronden in het kader van N2000. De VVD vraagt waarom mitigatiemogelijkheden vaak geen oplossing bieden? Dragen de plukken compensatienatuur wel bij aan de robuuste natuur die worden nagestreefd? Waarom kan er geen compensatie plaatsvinden door het bieden van extra kwaliteiten in bestaande natuur? Is dit niet effectiever?

Wat betreft het stoppen met natuurcompensatie op landbouwgronden. Bij een ingreep in een beschermd natuurgebied is mitigatie altijd de eerste stap.

Maar dat is niet altijd genoeg om de samenhang, oppervlakte en kwaliteit van de natuur te bewaren. Daarom blijft natuurcompensatie in areaal soms nodig. Juist om te zorgen dat natuurgebieden robuust blijven. Tegelijkertijd wordt gezocht naar gebieden waar de landbouw juist wel perspectief heeft via het landinrichtingsinstrument. In de Spelregels EHS heb ik met de provincies afgesproken dat compensatie moet aansluiten op het aangetaste gebied. Het uitgangspunt is dat de oppervlakte gelijk blijft. Uitsluitend kwaliteitsverbetering van de overgebleven natuur voldoet dus niet.

PvdA – Waalkens

Vraag 33

Wat is de reactie van de minister op de zorgen van de PvdA over vertrek rijksdiensten uit de regio’s?

Zie mijn antwoord op vraag 7.

Vraag 34

Waarom kiest de minister voor de beweging naar tweede lijnstoezicht? Eerste lijnstoezicht heeft volgens de PvdA-fractie internationaal meer vertrouwen.

Tweedelijnstoezicht lijkt mij nu bij uitstek een aspect dat volledig in het coalitieakkoord past. Het geeft immers uiting aan vertrouwen. Vertrouwen dat aan de ene kant verdiend wordt en aan de andere kant gehonoreerd wordt. Eerste en tweedelijnstoezicht zijn de kanten van de zelfde medaille

Tweedelijnstoezicht is geen automatisme maar moet worden «verdiend». Bij Toezicht op Controle dient men immers aan voorwaarden te voldoen, zoals bijvoorbeeld een goedgekeurd systeem van controles en handhaving.

Waar tweedelijnstoezicht kan, heeft dat meerwaarde. Toezicht op controle is dan het leidend kader. Zeker moet dus zijn dat de tweede lijn voldoende borgt dat de regels worden nageleefd.

Aldus kan beschikbare toezichts- en opsporingscapaciteit effectief en efficiënt worden ingezet en tegelijkertijd met vertrouwen elkaar tegemoet worden getreden.

Waar tweedelijnstoezicht niet kan, bijvoorbeeld om moverende redenen als internationale acceptatie of aanmerkelijke risico’s, zal ik daartoe dan ook niet overgaan.

Vraag 35

De PvdA roept de minister op om kaders te stellen voor het ruimtelijk beleid in een Agrarische Hoofdstructuur.

Het kabinet onderschrijft de uitgangspunten van de Nota Ruimte. Daarin is – zoals u weet – geen Agrarische Hoofdstructuur opgenomen. Provincies en gemeenten zijn aan zet voor het planologisch beleid ten aanzien van de landbouw. Wel zijn er in de Nota Ruimte gebieden voor de ontwikkeling van de glastuinbouw opgenomen en wordt aan provincies gevraagd om aanvullende landbouwontwikkelingsgebieden aan te wijzen. Verder zijn er in de reconstructieplannen landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij opgenomen.

Vraag 36

In de begroting staat de doelstelling 10% biologisch areaal genoemd. Hoe denkt de minister deze ambitie te bereiken? Welke rol kan wetenschap en de variabele hectarepremie hierin spelen?

Eind dit jaar zal ik met een nieuwe nota biologische landbouw komen waarin mijn ambities verwoord staan voor de komende beleidsperiode. In de discussie over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zal ook aandacht geschonken worden aan biologische landbouw.

Zie tevens mijn antwoord op vraag 5.

Vraag 37

De PvdA-fractie verzoekt de minister samen met de minister van VROM kwalitatief te sturen op schaalvergroting. Wat is daarop haar reactie?

Voor een uitbreiding van het nationale ruimtelijke ordeningsbeleid ten aanzien van de landbouw zie ik op dit moment geen aanleiding. Schaalvergroting in de landbouw is een proces dat al jaren gaande is. Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor het planologisch beleid ten aanzien van de schaalvergroting in de landbouw en ik sta achter die verantwoordelijkheidsverdeling.

Vraag 38

Waarom kiest Nederland op GMO-toelatingen niet dezelfde lijn als bijvoorbeeld Duitsland?

Wij zijn één van de weinige EU-lidstaten die over deze materie een voldragen maatschappelijk debat hebben gevoerd met als uitkomst een «voorzichtig vooruit» (voor planten: ja, mits). In de Europese Unie is sindsdien een zorgvuldige procedure ontwikkeld voor de beoordeling van aanvragen voor toelating van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). De Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) doet deze beoordelingen. Als de EFSA met een positief advies komt is dat reden voor Nederland om voor te stemmen. De veiligheidsbeoordeling is immers doorslaggevend. Overigens stemt Duitsland in toenemende mate ook voor.

Vraag 39

Eerder is gepleit voor de ontwikkeling van een duurzaamheidsladder: hoe hoger op de ladder, hoe meer men in aanmerking komt voor een beloning. Ook het CLM heeft voorstellen in deze richting gedaan. Is de minister bereid te kijken hoe dit vormgegeven kan worden en bijvoorbeeld met haar collega’s te bekijken of dit via het belastingsysteem geregeld kan worden?

In beginsel spreekt het me aan dat hoe duurzamer geproduceerd wordt, hoe hoger de beloning zal zijn. In het verleden hebben we hiermee echter geen goede ervaringen. Ik wijs hierbij op de fiscale regeling Duurzame OndernemersAftrek (DOA), die bedoeld was voor de biologische landbouw en voor bedrijven met een SDL-certificaat. De DOA kon echter geen genade vinden op grond van het EU-steunkader en is daarom van het toneel afgevoerd. Ik ben daarom huiverig om dit traject opnieuw te gaan bewandelen.

Ik merk nog op dat fiscale stimulering via de MIA/Vamil al plaatsvindt op basis van de maatlat duurzame veehouderij, waarin verschillende duurzaamheidscriteria zijn samengebracht.

Vraag 40

Kan de minister een doorbraak forceren bij het convenant co-existentie?

Voor een overzicht van de stand van zaken van de uitwerking van de Co-existentie afspraken verwijs ik naar het verslag van het schriftelijk overleg biotechnologie van juni 2007. Daarin is een uitgebreid overzicht opgenomen van de bedoelde stand van zaken (Kamerstukken, vergaderjaar 2006–2007, 72 428, nr. 84). Aan dit overzicht wil ik de volgende recente informatie toevoegen.

Een van de afspraken vastgelegd in het Rapport Coëxistentie Primaire Sector betreft de instelling van eenrestschadefonds. Uit dit fonds wordt onvoorziene schadevergoedwaarvoor geen partij aansprakelijk gesteld kan worden(bijvoorbeeld omdat alle partijen zich aan de afspraken houden of omdat niet duidelijk is welke partij de schade veroorzaakt heeft). Is wél duidelijk welke partij voor de schade verantwoordelijk is dan kan deze «gewoon» aansprakelijk gesteld worden conform het Burgerlijk Wetboek.

Ten behoeve van de opzet van dit restschadefonds heeft het Institute for Risk Management in Agriculture (IRMA) van Wageningen UR het risico onderzocht van uitkruising bij de teelt van maïs, aardappelen en suikerbieten. Uit de risicoanalyse blijkt dat de gemiddelde economische schade beperkt is. De schade als gevolg van uitkruising zal per teelt en over een periode van 10 jaar niet meer bedragen dan enkele duizenden euro’s per jaar in geheel Nederland.

Biologica heeft in de Stuurgroep Co-existentie Afspraken aangegeven dat de biologische sector om principiële redenen niet zal bijdragen aan de vulling van het fonds. Wél wil zij voor een nog te bepalen deel bijdragen aan de zogenoemde apparaatskosten. Voor de overige partijen in de Stuurgroep Co-existentie Afspraken is dit vooralsnog niet acceptabel want in strijd met destijds in de Commissie Van Dijk – waar Biologica ook in deelnam – gemaakte afspraak dat alle partijen – dus ook de biologische – bijdragen aan de vulling van het fonds.

Over mogelijke oplossingsrichtingen overlegt LNV nu met de betrokken organisaties. Dit in de verwachting dat een doorbraak wordt gerealiseerd en de problematiek rond het restschadefonds op een voor alle partijen bevredigende wijze uit de wereld zal zijn geholpen.

Vraag 41

Kan de minister alle overheidsrestaurants 100% biologisch maken en andere overheden aanspreken hetzelfde te doen?

De overheid is al actief met het opschalen van biologische catering. Vorig jaar zijn, in het kader van het verduurzamen van het inkoopbeleid van de Rijksoverheid, criteria voor duurzame catering afgesproken.

Hierin is een eis opgenomen van minimaal 40% en een wens van minimaal 60% biologisch assortiment in 2010, naast andere criteria rond bijvoorbeeld verpakkingsmateriaal, sociale aspecten (fair trade) en het minimaliseren van de milieubelasting.

Er is nog steeds een groei zichtbaar van biologische consumptie, op dit moment zelfs groter dan het aanbod. Cateraars en groothandels zijn druk bezig hun assortiment uit te breiden om aan de groeiende vraag te kunnen voldoen.

Vraag 42

Kan de minister ons informeren welke bedrijven onder de schutstalregeling vallen en hoe over de opvang wordt gerapporteerd?

Gaat het alleen om opvang van bijvoorbeeld dieren die in beslag zijn genomen door de AID na bijvoorbeeld een illegaal transport? Of worden er ook hobbydieren opgevangen?

Voor zover bekend krijgen bestaande instellingen als Swieneparredies en Het Beloofde Varkensland geen bijdrage. Waarom is deze keuze gemaakt?

De regeling betreft verwaarloosde dieren die door de Algemene Inspectiedienst of de Landelijke Inspectiedienst in beslag zijn genomen. Het gaat veelal om honden, katten, en exoten, maar ook om paarden, runderen, schapen en varkens.

Het betreft vaak dieren die onvrijwillig zijn weggehaald bij de eigenaar. Gelet op de ervaring met de opvang van pitbulls, zoals bedreigingen aan het adres van opvanghouders, acht ik het onwenselijk dat de adresgegevens van deze opvanghouders breed bekend worden. Het Openbaar Ministerie geeft opdracht tot inbeslagname. Inhoudelijke rapporteert de Dienst Regelingen aan het Openbaar Ministerie. Met ’t Swieneparredies en Het Beloofde Varkensland heeft de Dienst Regelingen geen contract afgesloten omdat er tot op heden nauwelijks aanbod van varkens is geweest bij het in beslag nemen. Wel worden er soms dieren gevonden of aangeboden, zoals hangbuikzwijntjes, maar de opvang van gezelschapsdieren is een verantwoordelijkheid van de gemeenten. De Dienst Regelingen is wel gevraagd te bemiddelen in de opvang van deze specifieke gezelschapsdieren. In dat verband is er contact geweest met ’t Swieneparadies.

Vraag 43

Wat is de stand van zaken Taskforce multifunctionele landbouw?

In mijn brief van 17 oktober 2007 over multifunctionele landbouw heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken betreffende de instelling van een taskforce multifunctionele landbouw. Zoals ik in deze brief heb aangegeven zal ik binnenkort de stuurgroep van de taskforce installeren. Tegelijkertijd zal dan ook de werkorganisatie van de taskforce van start gaan.

Zie ook antwoord op vraag 27.

PVV – Graus

Vraag 44

Wat vindt de minister van gecentraliseerde inspectiediensten in Zuid-Limburg met nationaal alarmnummer voor dieren?

112 is het medium voor spoedeisende hulp aan mens en dier. De aangesloten instanties zijn 24 uur per dag bereikbaar. Het ministerie van BZK is bezig met het opstellen van een nieuwe voorlichtingscampagne voor 112. Hierin zal bezien worden of aandacht besteed kan worden aan dieren in nood. Een aparte voorlichtingscampagne dat het alarmnummer 112 ook voor spoedeisende hulp aan dieren gebruikt kan worden, is niet wenselijk. Daarnaast is het niet nodig om een centrale doorschakelfunctie van 112 naar LID en AID te maken daar deze instanties zich richten op niet-spoedeisende hulp. Ik verwijs u verder voor dit onderwerp naar mijn brieven van 10 mei en 30 oktober jl.

Vraag 45

Wat vindt de minister van een opvoedingsschema basisscholen wat wel/niet diervriendelijke producten zijn?

Maatschappelijke vraagstukken die aandacht verdienen in het (basis)onderwijs worden opgepakt door de overheid, NGO’s, uitgevers e.a. in de vorm van het verzorgen van (additioneel) materialen en/of ondersteuning op andere manieren (excursies, media, ict). Voorbeelden zijn de Smaaklessen, waarin basisscholen extra aandacht kunnen besteden aan voedsel, en in bredere context natuur- en milieueducatie. Daarbij kunnen scholen op veel plekken ook gebruik maken van praktische voorzieningen als lescentra, kinderboerderijen en schooltuinen. In dit geheel is ook aandacht voor de vraag wat wel of niet diervriendelijke producten zijn. Dit kan ook het latere gedrag als consument beïnvloeden.

Het is uiteindelijk altijd de school zelf die de keuze maakt om gebruik te maken van de aangeboden mogelijkheden.

Vraag 46

Wil de minister de dierenambulance professionaliseren?

Krijgen de medewerkers dezelfde opleiding als medewerkers van humane ambulances?

Mogen de dierenambulances zwaailichten voeren?

Het is mijn streven om het kwaliteitsniveau van de hulpverlening aan dieren die met dierenambulances vervoerd worden te verbeteren. Dat kan door medewerkers van de dierenambulances in de gelegenheid te stellen een cursus te volgen om eerste hulp aan dieren te verlenen. De cursusmodule zal worden ontwikkeld door de Faculteit Diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit van Utrecht. Ik zal de opzet van deze module financieren.

Voor de vraag over de zwaailichten van dierenambulances, verwijs ik naar de beantwoording van vragen van de SP (aanhangsel van de Handelingen 2007–2008, 109)

Vraag 47

Wat is de reactie van de minister op een pilot voor een dierenpolitie in Limburg?

Op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren hebben zowel de Algemene Inspectiedienst (AID) als de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden. Via een convenant is geregeld wie primair in welke situaties optreedt om overlap in de werkzaamheden te voorkomen. Daarbij richt de LID zich primair op de gezelschapsdieren en de AID op de landbouwhuisdieren. In mijn ogen volstaat de huidige structuur. Invoering van een dierenpolitie is naar mijn stellige overtuiging overbodig en heeft geen toegevoegde waarde.

Vraag 48

Hoe zit het met amendement Koopmans/Wilders (Floriade)?

Dit amendement had als strekking in 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011 een bedrag van € 1 mln. beschikbaar te stellen ten behoeve van de voorbereiding van de Floriade in 2012 (in totaal € 5 mln.)

In 2007 is vanuit de LNV begroting reeds € 1 mln. beschikbaar gesteld. Dit zal ook in de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 plaatsvinden waarmee het amendement volledig zal worden verwerkt.

CU – Cramer

Vraag 49

Bestaat door de hoge prijzen (aanbod en vraag zijn niet meer in balans) voor biologische producten niet het risico dat consumenten en retail afhaken?

U signaleert een terecht risico. Als vraag en aanbod te veel uit elkaar lopen, zal dat inderdaad van invloed zijn op de prijzen. Dit is de stimulans om ondernemers te bewegen om te schakelen naar biologische landbouw. Zoals recent aan de Kamer gemeld zijn de eerste tekenen hiervan zichtbaar.

Vraag 50

De ChristenUnie vraag de minister of een terugkeer van de omschakelingssubsidie mogelijk is. Als steun in de rug voor overstappers en om de 10% doelstelling te halen. Graag een reactie.

In de Quick Scan Omschakeling naar Biologische Landbouw anno 2007 wordt aangegeven dat er meerdere factoren zijn die omschakeling belemmeren, waaronder onbekendheid met de biologische sector en onvoldoende vertrouwen in de markt. Verder wordt aangegeven dat er in de sector een gevoel van huiver bestaat voor het verstoren van de nog fragiele markt door een te snelle of niet marktgerichte groei van het aanbod. Een terugkeer van de omschakelingssubsidie vinden de primaire ondernemers en ketenpartijen daarom ongewenst. Mogelijke alternatieve oplossingen worden op dit moment nog verkend.

In 2004 is de omschakelingssubsidie, de Regeling Stimulering Biologische Productie (RSBP), geëvalueerd. Hieruit kwam naar voren dat de subsidie slechts een geringe rol bleek te spelen bij het besluit om om te schakelen. Uit onderzoek bij een groot aantal biologische boeren kwamen vooral het marktperspectief op lange termijn en ideële motieven als doorslaggevende factoren naar voren. Bovendien bleek dat voor een aantal deelsectoren de regeling tot een verstoring van de markt heeft geleid.

Uiteraard zie ik ook graag dat het aanbod de vraag volgt. Eind dit jaar zal ik met een nieuwe nota biologische landbouw komen waarin mijn ambities en aanpak verwoord staan voor de komende beleidsperiode. Hierin zal ik ook ingaan op de aanbodkrapte en wat de overheid, ketenpartijen en andere betrokkenen kunnen bijdragen aan een marktgerichte groei van het aanbod.

Vraag 51

Is in de Taskforce multifunctionele landbouw aandacht voor wet- en regelgeving die mogelijk beperkend werkt?

Eén van de doelstellingen voor de Taskforce is het bieden van ruimte aan (potentiële) multifunctionele ondernemers bij de ontwikkeling van hun bedrijf. Mijn inzet hierbij is om in samenwerking met andere overheden onnodig belemmerende regelgeving weg te nemen. Naast deze doelstelling zal de Taskforce zich vooral richten op de professionalisering en verdere opschaling van de multifunctionele landbouw middels marktontwikkeling, versterking van ondernemerschap en de inzet van kennis.

Zie ook mijn antwoord op vraag 27.

Vraag 52

In hoeverre profiteren de kleinere kleinschalige energieprojecten bij de verdeling van subsidiegelden?

Ik ga ervan uit dat dat de heer Cramer doelt op andere projecten dan de relatief grote projecten die investeringssubsidie kunnen ontvangen uit de zogenaamde Marktintroductie Energie Innovaties (MEI)-regeling. Deze MEI-regeling subsidieert relatief kostbare projecten gericht op geconditioneerd telen (semi-gesloten kassen) en overige duurzame energie innovaties in de glastuinbouwsector. De MEI is onderdeel van het Programma Versnelling Energie transitie (PVE).

Dit PVE bestaat naast deze MEI-regeling ook uit de Investeringsregeling Energiebesparing, de zgn IRE-regeling. Deze regeling is voornamelijk bedoeld voor de wat kleinere (< 2 ha), energie-extensieve bedrijven met t.o.v. de MEI-projecten kleinere energiebesparingsinitiatieven.

Naast dit programma vinden er binnen het lopende Convenant Glastuinbouw en Milieu vele demonstratie- en voorlichtingsactiviteiten plaats waar alle bedrijven, groot en klein van kunnen profiteren. En via het programma Kas als Energiebron, een innovatieprogramma met als tijdshorizon 2020 wordt gestreefd naar energieneutraal telen. Grotere en kleinere bedrijven profiteren van dit scala aan activiteiten.

Groen Links – Van Gent

Vraag 53

Wat vindt de minister van het idee voor een publiekscampagne om minstens één dag per week vegetarisch te eten?

Ook ik draag de gezonde en duurzame voedselconsumptie een warm hart toe en het staat daarom reeds op mijn agenda. Ik wil het onderwerp van een duurzame en bewustere vleesconsumptie in het kader van mijn visie op voedsel verder uitwerken. Een publiekscampagne door de overheid om minstens één dag per week vegetarisch te eten, past daar niet in.

D66 – Van der Ham

Vraag 54

Gezien het belang van Galileo voor de agrosector verzoekt D66 de minister van LNV er bij haar collega van Financiën op aan te dringen dat Nederland zich niet langer verzet tegen het voorstel van de Commissie om Galileo te financieren uit het EU-landbouwbudget.

De discussie over de financiering van Galileo is binnen de EU nog niet afgerond. Over het kabinetsstandpunt is de Kamer geïnformeerd door de ministers van Verkeer en Waterstaat en Financiën (zie bijvoorbeeld Kamerstukken 21 501–33, nr. 134 en 21 501–07, nr. 579). Het kabinet zal de Kamer vanzelfsprekend op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen rond dit onderwerp en over de Nederlandse positie daarbinnen.

Zie ook mijn antwoord op vraag 18.

Vraag 55

Wat vindt de minister van het idee om diervriendelijk vlees te gaan belasten met een nul-tarief BTW en ander vlees belasten met het 19% BTW-tarief?

In de brief van mijn voorganger aan de TK (TK 2003–2004, 28 973, nr. 10) staat aangegeven dat voedingsmiddelen die zich bevinden in een concurrentieverhouding, zoals diervriendelijk geproduceerd en op andere wijze geproduceerd vlees, aan hetzelfde BTW-tarief moeten worden onderworpen. Dit vloeit voort uit een uitspraak van het Hof van Justitie in Luxemburg van 3 mei 2001 (zaak C-481/98). De toepassing van een verschillend BTW-tarief zou volgens het Hof het beginsel van de fiscale neutraliteit miskennen. Dit beginsel vormt een cruciaal aspect en is inherent aan het gemeenschappelijk BTW-stelsel. Overigens is toepassing van een nultarief voor biologische producten op grond van de EU-BTW-richtlijn niet toegestaan.

Vraag 56

Hoe staat het met Fresh on Demand en derving in de landbouw?

Het initiatief «Fresh on Demand», consortium van wetenschap en bedrijfsleven gericht op reductie van vermijdbare voedselverliezen bij de consument, retail, de verwerking en distributie, is afgewezen voor het Smart Mix-programma. Op kleinere schaal worden sommige van deze plannen nu verder uitgewerkt of zijn reeds op een andere manier gerealiseerd (bijv. Restaurant van de Toekomst).

Weggooien van voedsel ondervindt in toenemende mate aandacht. Bijvoorbeeld in consumentenvoorlichting, in interdepartementale verkenningen voor de beleidsontwikkeling t.a.v. afval en bij competentieontwikkeling van leerlingen in het beroepsonderwijs.

Vraag 57

Multimodaal transport: op welke wijze investeert de Nederlandse regering deze ontwikkeling?

Het EU beleid op het gebied van goederenlogistiek is gericht op het gebruik van verschillende vervoersmodaliteiten.

Voor de Nederlandse invulling hiervan op het gebied van agrologistiek verwijs ik u naar het actieplan Agrologistiek dat ik onlangs mede namens de minister van V&W naar de Tweede Kamer heb gestuurd. De doelstellingen die met dit Actieplan nagestreefd worden richten zich op:

– Het breder uitdragen van kennis en effecten van agrologistieke pilotprojecten alsmede meer partijen erbij betrekken («Massa Maken»).

– Het initiëren en stimuleren van structurele veranderingen in agrologistieke technologieën, concepten en kennis («Faciliteren Systeemsprong»).

– Het inschakelen /uitbouwen van internationale netwerken.

Uiteraard kunnen we dit actieplan niet alleen realiseren. De inzet van met name het bedrijfsleven, maar ook die van de gemeenten, provincies, onderzoek en onderwijs is hierbij van cruciaal belang.

Vraag 58

Op welke wijze ondersteunt de minister Greenport Shanghai?

Bij het Greenport Shanghai zijn Transforum, WUR, Provincie Limburg, Greenport Venlo en de Grontmij betrokken. Voor de realisatie van Greenport Shanghai achten de Chinese partners samenwerking met Nederlandse ondernemers, wetenschappers en kennismakelaars van groot belang. Door de Nederlandse kennis en ervaring met agroparken te gebruiken, kunnen de Chinezen een aanzienlijk deel van de voedselvoorziening van de stad Shanghai zeker, in een omgeving die duurzaam is voor mens, dier en milieu.

Het clusteren van activiteiten bewerkstelligt vermindering van transportbewegingen, inclusief van het transport van dieren (als dit in het ontwerp is opgenomen). Dit is zowel goed voor milieu, gezondheid (fijn stof) als dierenwelzijn. Clustering is één van de pijlers van de in 2001 door de toenmalige ministers van LNV en V&W opgestelde visie Agrologistiek. Doel van deze visie is het leveren van een bijdrage aan het ontwikkelen van duurzame, vernieuwende en efficiënte logistieke systemen.

PvdD – Thieme

Vraag 59

Wat wil de minister doen aan de hoge mestproductie en de enorme belasting van het milieu door de bio-industrie?

Het Nederlandse mestbeleid is met de invoering van het stelsel van gebruiksnormen in 2006 volledig in overeenstemming met de Europese Nitraatrichtlijn. De afspraken met de Commissie hierover zijn vastgelegd in het Derde Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Uit de resultaten van de Evaluatie Meststoffenwet 2007 blijkt dat de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater de afgelopen jaren aanmerkelijk verbeterd is. De sector heeft al een aanmerkelijke inspanning verricht.

Vraag 60

Het gebruik van antibiotica in intensieve veehouderij leidt o.a. tot MRSA. Wanneer gaat de Minister hier iets aan doen?

MRSA is een probleem dat ik buitengewoon serieus neem. Juist ook vanwege de mogelijke gevolgen hiervan voor de humane gezondheid. Er worden veel antibiotica voorgeschreven in de veehouderij. Dit vraagt om maatregelen. In aanvulling op de al in gang gezette acties, waarover ik u geïnformeerd heb in januari, kom ik over enkele weken met een beleidsstrategie antibioticaresistentie.

Vraag 61

Graag toezegging dat het dierrechtenplafond gehandhaafd blijft.

Op 27 juni van dit jaar heb ik tijdens een Algemeen Overleg met de Vaste commissie voor LNV en de Vaste commissie voor VROM over het mestbeleid, op een vraag van het Kamerlid Cramer van de ChristenUnie, het volgende gezegd over het dierrechtenplafond, en ik citeer hierbij uit het op 31 juli vastgestelde verslag: «De vraag of het stelsel van productierechten blijft bestaan, hangt af van de uitkomsten van de evaluatie van het mestbeleid. Er zijn tot nu toe geen indicaties dat het stelsel zal worden afgeschaft».

Mijn standpunt is sindsdien niet gewijzigd. In de loop van dit jaar zal ik uw Kamer per brief informeren over de uitkomsten van de Evaluatie Meststoffenwet 2007. Het dierrechtenplafond zal deel uitmaken van deze brief.

Vraag 62

Waarom wordt er geen I&R plicht voor katten ingevoerd?

Voor mij is een verplicht I&R systeem voor katten de komende jaren niet aan de orde.

In de eerste plaats is de vertreksituatie voor honden een heel andere. Een deel van de honden is nu al gechipt en de sector heeft hier ervaring mee.

Bovendien moet de impact ten aanzien van de uitvoering en handhaving van een dergelijk systeem niet worden onderschat.

Ik vind dat we eerst de verplichting voor honden goed moeten uitwerken totdat het systeem draait en effect heeft.

Vraag 63

Nederland mag de toegang van GGO-gewassen weigeren, net als Oostenrijk. Hoe gaat de minister met deze mogelijkheid om.

Wij zijn één van de weinige EU-lidstaten die over deze materie een voldragen maatschappelijk debat hebben gevoerd met als uitkomst een «voorzichtig vooruit» (voor planten : ja, mits). In de Europese Unie is sindsdien een zorgvuldige procedure ontwikkeld voor de beoordeling van aanvragen voor toelating van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). De Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) doet deze beoordelingen. Als de EFSA met een positief advies komt is dat reden voor Nederland om voor te stemmen. De veiligheidsbeoordeling is immers doorslaggevend.

Zie ook mijn antwoord op vraag 38.

Vraag 64

Nederland is beter af als er minder dierlijke eiwitten worden gegeten. Waarom laat de minister kansen liggen?

Ook ik draag de gezonde en duurzame voedselconsumptie een warm hart toe en het staat daarom reeds op mijn agenda. Ik wil het onderwerp van een duurzame en bewustere vleesconsumptie in het kader van mijn visie op voedsel verder uitwerken. Een publiekscampagne door de overheid om minstens één dag per week vegetarisch te eten, past daar niet in.

Zie ook mijn antwoord op vraag 53.

Vraag 65

Kalveren worden over lange afstand hierheen getransporteerd. De sector neemt zijn verantwoordelijkheid niet neemt, zeker niet waar sprake is van kalveren met bloedarmoede. Wat gaat de minister hieraan doen?

Ik deel bovenstaande stelling niet, ook voor de kalverhouderij ben ik in de Nota Dierenwelzijn helder in mijn ambities. Wat betreft de langeafstandstransporten is mijn inzet erop gericht een aanscherping zo snel mogelijk in EU-verband te realiseren. Ik heb het dan vooral over de transportduur. In de tussentijd dient gewerkt te worden aan een verbetering van de transportcondities op de wagens waardoor het welzijn tijdens transport verbeterd wordt. Het HB-gehalte maakt wat mij betreft nadrukkelijk onderdeel uit van de welzijnsmonitor kalverhouderij. Zoals ik in de nota stel, wil ik de resultaten van de welzijnsmonitor afwachten en dan bezien of nadere actie nodig is. Tot slot bied ik in de nota een oplossing voor de harde, gladde vloeren binnen de bestaande huisvestingssystemen.

Vraag 66

Hoe kan de huidige productie van vleeskuikens stroken met de vijf vrijheden van dieren?

Ik ben van mening dat het uit oogpunt van dierenwelzijn mogelijk is vleeskuikens voor productie te houden.

Ik onderken dat verdere verbeteringen in de houderijsystemen wenselijk zijn. Daarom ondersteun ik de ontwikkeling van diergericht ontwerpen van houderijsystemen voor vleeskuikens, zodat – naast het verbeteren van andere duurzaamheidsaspecten van de houderijsystemen – beter kan worden ingespeeld op de soorteigen behoeftes.

Vraag 67

Hoe kan de minister verantwoorden om langeafstandstransporten met veel stress en dierenleed in stand te houden?

Zoals u weet, streef ik ernaar stress en dierenleed bij langeafstandstransporten te voorkomen.

Langeafstandstransport van dieren hoeft niet per definitie gepaard te gaan met veel stress en dierenleed. Het gaat om de juiste voorwaarden te scheppen waaronder transport zonder ernstige stress en/of dierenleed kan plaatsvinden. Voor het ontwikkelen van de juiste voorwaarden zet ik me in.

Daarnaast is mijn streven om in Europees verband de transportduur voor slachtvee te beperken tot maximaal 8 uur.

Vraag 68

Wil de minister het GPS systeem voor alle wagens alsnog per 1 januari 2008 in laten gaan?

Uit onderzoek blijkt dat dit onmogelijk is. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 29 oktober 2007.

Vraag 69

Betreffende de huisvesting van vleesvarkens: wanneer gaat de Minister de Europese normen nu eens naleven?

De Europese regels inzake huisvesting van varkens zijn in Nederland doorvertaald in het Varkensbesluit. Nederland leeft dus de Europese normen na.

Vraag 70

Welke bedragen komen ten goede aan dierenwelzijn?

Welke concrete projecten?

Wil de minister volgens een meetbare systematiek dit inzichtelijk maken?

Graag een duidelijke reactie voor de behandeling van de nota.

In de nota dierenwelzijn heb ik aangegeven welke bedragen voor welke onderwerpen ten goede komen aan dierenwelzijn.

In 2008 is inclusief fiscale middelen 40,9 mln. euro beschikbaar voor onderzoek en onderwijs, handhaving en ontwikkeling en stimulering van welzijnsbeleid.

Op het gebied van dierenwelzijn wil ik mijn streven naar duurzame en diervriendelijke stallen en de naleving van welzijnsnormen meetbaar inzichtelijk maken.

Vraag 71

Er vindt handel in wilde dieren plaats. Er is ook een tekort aan opvangplaatsen. Ook m.b.t. handhaving is er van alles mis. Is de minister bereid de AID door te lichten?

Nee, zoals ik de Kamer reeds heb meegedeeld in mijn brief van 19 september jl. (TK 2007–2008, 31 200 XIV, nr. 7) ben ik bezig met het opstellen van het meerjarenprogramma handhaving natuurwetgeving volgens de systematiek van programmatisch handhaven.

In dit programma is volop aandacht voor de handel in wilde dieren. Ik heb uw kamer toegezegd over dat project voor 1 maart 2008 te informeren. Een extra onderzoek naar de AID acht ik daarom niet nodig.

Vraag 72

Via Nederlandse snelwegen worden veel puppies en andere dieren illegaal verhandeld. Waarom doet AID hier niets aan?

De AID beziet op dit moment in hoeverre er sprake is van illegale handel in dieren via Nederlandse snelwegen. Daarbij zal gebruik gemaakt worden van signalen die bij de LID binnenkomen.

Vraag 73

Er zijn veel fouten gemaakt bij de uitvoering van de Regeling Agressieve Dieren (RAD). Is dit geen reden deze RAD per direct op te heffen?

Ik heb met de Kamer voor het zomerreces uitvoerig gediscussieerd over de RAD en ook aangekondigd de RAD te zullen evalueren en een Commissie van Wijzen te zullen installeren. In mijn brief van 17 oktober 2007 heb ik de Kamer geïnformeerd over de leden van de Commissie van Wijzen en het verdere verloop van het proces. Ik heb mijn besluit over de regeling voor de zomer 2008 toegezegd.

Vraag 74

Dierenasielen staat het water aan de lippen. Is de minister bereid te voorkomen dat taken blijven liggen?

In mijn antwoord van 26-7-2007 op uw vragen over noodlijdende dierenasielen heb ik het volgende gemeld. Dierenasielen zijn private ondernemingen die verantwoordelijk zijn voor hun eigen bedrijfsvoering. Daarbij heb ik ook aangegeven dat het niet in het rijksoverheidsbeleid past om private ondernemingen structureel financieel te ondersteunen. Gemeenten kunnen desgewenst beleid voeren ten behoeve van dierenasielen.

Vraag 75

Gaat de minister dierenambulances en asielen eindelijk structureel financieren?

Ik vind het geen rijksverantwoordelijkheid zorg te dragen voor de financiering van dierenambulances, net zo min als de asielen. Daarnaast constateer ik dat veel gemeenten, mede in het kader van hun wettelijke taak om gedurende 14 dagen zorg te dragen voor de opvang van zwerfdieren, gebruik maken van dierenambulances en deze dientengevolge mee financieren. Hoe de financiering van dierenambulances en asielen lokaal is ingevuld, verschilt en doet ook recht aan regionale verschillen.

SGP – Van der Vlies

Vraag 76

De SGP zet ook kanttekeningen bij het besluit om het afschrijven van gebouwen te beperken tot 50% van de WOZ-waarde, inclusief de ondergrond. Dit kost de glastuinbouw 22 miljoen euro. Kassen gaan maar 15 jaar mee en de economische waarde kan dan lager zijn dan de boekwaarde. Kan hier wat aan gedaan worden, met tenminste compensatie voor deze lastenverzwaring?

Beperking van de afschrijving op gebouwen tot 50% van de WOZ-waarde is een generieke fiscale maatregel, die mede nodig was om de tariefverlaging in de vennootschaps- en inkomstenbelasting te financieren.

In een aangenomen amendement is bepaald dat de afschrijvingsbeperking niet dient te gelden voor grijze kassen, waarmee € 22 mln. gemoeid zou zijn. Bij brief van 6 juli 2007 is de Kamer meegedeeld dat de uitzondering voor kassen gelet op de staatssteun-regeling niet door de Europese Commissie zal worden goedgekeurd. Zoals aangegeven in het Belastingplan 2008 c.a. wordt van het vrijgevallen budget voor grijze kassen € 11 mln. aangewend voor de land- en tuinbouw.

Zie ook mijn antwoord op de vraag 26.

77

Het is een onwenselijke situatie dat kunstmest aangewend wordt in plaats van beschikbare dierlijke mest, alleen omdat er onzekerheid is over het nitraatgehalte van dierlijke mest.

Ondernemers hebben allerlei overwegingen om te kiezen voor dierlijke mest, kunstmest of een combinatie van beide. Ondernemers hebben daarbij volop mogelijkheden om binnen de gebruiksnorm voor dierlijke mest nauwkeurig te bemesten. Ik wijs daarbij op de mogelijkheid om mest uit een silo met bekende samenstelling aan te wenden. Ook bestaat er voor afnemers meer zekerheid over de mineralen in de mest als er gebruik gemaakt wordt van vaste relaties met veehouders. Verder kunnen gebruikers van dierlijke mest bij laboratoria binnen een etmaal bemonsteringsresultaten krijgen.

Wat de SGP-fractie wil staat de Europese regelgeving niet toe.

Vraag 78

Kan de Minister op korte termijn inzicht geven in de relatie tussen de innovatieagenda’s in de diverse sectoren, de gesubsidieerde projecten en de rol van de Groene Kennis Coöperatie, het InnovatieNetwerk en de diverse kennisnetwerken.

De innovatieagenda’s van de sectoren vervullen een centrale rol in het LNV-innovatiebeleid. Deze agenda’s bieden een goed handvat voor kennisontwikkeling en -benutting door doelgroepen en daarmee voor de inzet van diverse kennisinstrumenten. Zo worden onderdelen van de innovatieagenda’s die betrekking hebben op kennisverspreiding en scholing verbonden met de programma’s van de Groene kenniscoöperatie waarin groen onderwijs en Wageningen UR samenwerken. Samen met provincies en LTO worden initiatieven ontplooid om kennisdoorstroming in de regio te vergroten. Netwerken zoals Kennis op de Akker, Telen met Toekomst zijn erop gericht om de uitwisseling van duurzame praktijkkennis te ondersteunen.

Als voorbeeld neem ik het innovatieprogramma «Winnen aan Waarde» van de tuinbouwsector. Voor innovatieprojecten kan onder meer gebruik gemaakt worden van de regeling Samenwerking bij Innovatie. Waar het bredere precompetitieve onderzoeksvragen betreft is de WUR in beeld. En er is een tuinbouwprogramma van de Groene Kenniscoöperatie, waar onderwijs, onderzoek en praktijk samenwerken. De invulling van dit programma wordt afgestemd met het programma Winnen aan Waarde. Ook de inzet van Syntens ten behoeve van begeleiding van innovatieve ondernemers in de tuinbouw zal gericht worden op de hoofdlijnen van Winnen aan Waarde.

Een zelfde opzet is ook terug te vinden in andere sectoren.

Het InnovatieNetwerk is door LNV ingesteld om op zoek te gaan met maatschappelijke actoren en kennisinstellingen naar systeemdoorbraken op terreinen van agro en groen. Een mooi voorbeeld is het concept van de energieleverende kas. Niet alles zal slagen, maar enkele van hun doorbraken zullen naar verwachting van grote invloed zijn op de middellange of lange termijn.

Vraag 79

In de moties van het plattelandsparlement wordt verzocht de sociaaleconomische component in het ILG op te nemen.

Wanneer kan het onderzoek naar de plattelandstoets worden afgerond?

Het ILG strekt zich thans uit tot doelen in het «fysiek-groene» domein. Hierover zijn met de provincies concrete afspraken gemaakt.

De voortgang van de uitvoering van de overeengekomen afspraken wordt bezien via de monitoring- en evaluatiesystematiek die in het kader van de Agenda Vitaal Platteland is opgesteld. In 2010 wordt bij de mid-term review bezien of doelen dan wel budgetten dienen te worden bijgesteld.

Bij het eventueel opnemen van nieuwe doelen in het ILG is het volgende van belang:–er moet sprake zijn van een rijksbeleidsopgave;–vertaald naar (substantiële) budgetten en concrete prestaties;–die door de provincies worden gerealiseerd.

In het kader van POP2 is overeengekomen dat de provincies primair aan de lat staan voor de sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland. Een deel van de Europese subsidie uit POP2 wordt daartoe aan de provinciale middelen toegevoegd.

Ik laat het SCP tweejaarlijks een «Sociale Staat van het Platteland» uitbrengen. Hieruit blijkt vooralsnog geen reden voor extra rijksbeleidsopgaven voor het platteland, bovenop het generieke sociaaleconomische en welzijnsbeleid van het kabinet. Eerder onderzoek dat de SER op verzoek van LNV heeft verricht gaf hetzelfde aan voor wat betreft regionaal-economisch rijksbeleid voor het platteland.

In de Agenda Vitaal Platteland zijn los van ILG en POP een aantal rijksacties opgenomen die tot doel hebben sociaal economische ontwikkeling in de regio te ondersteunen en de kennisuitwisseling te faciliteren.

Vraag 80

De SGP fractie is tegen ontpoldering van de Emmapolder bij de Eemshaven. Kan de minister naar een andere oplossing zoeken?

In de Emmapolder is geen sprake van ontpoldering. Er wordt gezocht naar compensatie voor de negatieve gevolgen voor natuurwaarden ten gevolge van de bouw van twee energiecentrales en een LNG terminal. Geen van de opties in het compensatieplan gaat uit van ontpoldering.

Vooruitlopend op het vaststellen van de noodzakelijke compensatieopgave is nu reeds een optie genomen door de bedrijven om gronden aan te kopen om tijdig in de natuurcompensatie te kunnen voorzien. Het is de verantwoordelijkheid van initiatiefnemer zelf om te zorgen voor voldoende compensatie.

Naast compensatie van natuur op landbouwgrond wordt ook gekeken naar compensatie binnen het Natura 2000 gebied Waddenzee zelf, zoals verbetering van de kwaliteit van bestaande natuurwaarden. Andere mogelijkheden voor compensatie zijn afgewogen (zoals grensoverschrijdende compensatie in Duitsland), maar bieden, ook gezien het tempo waarin de bedrijven hun plannen wensen te realiseren, onvoldoende soelaas.

Naar boven