Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet werk en bijstand, de Werkeloosheidswet en enige andere wetten in verband met eenmalige gegevensuitvraag aan burgers (Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen) (30970).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Bij het wegvallen van een inkomen heb je soms een uitkering nodig. Die uitkering moet gemakkelijk verstrekt worden, maar wel op een manier die fraude bijna automatisch uitsluit. Dat moet de kerndoelstelling zijn van dit wetsvoorstel.

Niet zelden zien wij nu dat mensen een A4'tje meekrijgen met daarop een lijst van documenten en bewijsstukken die zij moeten verzamelen. Bureaucratische tijd die mensen echt beter kunnen besteden, bijvoorbeeld om een nieuwe werkkring te zoeken. Dit wetsvoorstel moet in de ogen van de CDA-fractie het aanvragen van een uitkering eenvoudiger maken, allereerst voor de betrokkenen, maar in tweede instantie ook voor de overheid. Daarna moet door koppeling van gegevens voor iedereen onmiddellijk duidelijk worden of iemand wel of niet recht heeft op een uitkering. Dat bespaart een hoop ellende en een hoop geld dat achteraf teruggevorderd moet worden.

De overheid heeft vaak alle gegevens allang in tig administraties opgeslagen. Wij verwelkomen dan ook een wetsvoorstel waarin die gegevens gekoppeld worden. Dat laat onverlet dat wij een aantal vragen hebben over hoe deze wet moet werken in de praktijk, vragen die ook voortkomen uit hoe de overheid in het verleden met ICT en het koppelen van databestanden is omgesprongen. Om het beestje bij zijn naam te noemen: de operatie-Walvis is niet het fraaiste voorbeeld van een goede manier om een ICT-project te implementeren. En dan raakt de operatie-Walvis slechts twee organisaties, terwijl dit project over een tiental organisaties gaat. De gegevens uit de polisadministratie staan centraal in het wetsvoorstel. De gegevens over de inkomens zijn namelijk cruciaal voor het vaststellen van het recht op de uitkering, alsmede de hoogte en duur ervan. Enigszins verbaasd waren wij dan ook toen de regering op 27 juni schreef dat het wetsvoorstel gewoon behandeld kon worden voordat het masterplan-Walvis voor Prinsjesdag aan de Kamer zou worden toegestuurd. Dat masterplan zou kunnen leiden tot aanpassingen in de planning van dit project. Immers, onbetrouwbare gegevens kunnen niet gebruikt worden. Wij willen dan ook een paar waarborgen in deze wet en daarover gaat mijn inbreng.

Wij zien graag een aantal doel- en evaluatiebepalingen in dit wetsvoorstel. Bestandskoppelingen maken het mogelijk om minder gegevens te vragen, bijvoorbeeld bij WW-aanvragen. Verder moet het gebruikt worden voor fraudebestrijding en, belangrijker nog, fraudevoorkoming. Het is natuurlijk ideaal als bij de intake van een WW-uitkering erop gewezen kan worden dat er geen uitkering wordt verschaft aan mensen met een Mercedes op hun naam. Daarom moet het onrechtmatigheidspercentage dalen. Kortom, wij steunen van harte het amendement dat de PvdA-fractie heeft ingediend op dit onderdeel.

Dan kom ik bij een aantal andere zaken, om te beginnen de borging van het inzage- en correctierecht. De burger moet te allen tijde weten hoe zijn gegevens zijn opgeslagen. Hoe is dat precies gewaarborgd in dit wetsvoorstel? Hoe kan de burger op een laagdrempelige en eenvoudige manier erachter komen welke gegevens er zijn opgeslagen en ze corrigeren wanneer ze foutief zijn? Wij zien dat de heer Ulenbelt daarover een kwartier geleden een amendement heeft ingediend. Ik ben buitengewoon benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop.

Een heldere verantwoordelijkheidsverdeling. Kan de minister schetsen waarom dit per ministeriële regeling geregeld wordt? Waarom wordt niet in het wetsvoorstel vastgelegd wie wanneer voor welke data verantwoordelijk is, zodat wij niet achteraf – net zoals bij de operatie-Walvis – twee naar elkaar wijzende instellingen krijgen?

Wij horen dat de Belastingdienst bezig is met een basisregistratie inkomensgegevens. Die lijkt verdacht veel op de polisadministratie die ook alle inkomensgegevens bevat, terwijl de regering in de nota naar aanleiding van het verslag helder stelt dat er voor één set gegevens slechts één basisadministratie is en gebruikt zal worden. Klopt het bericht dat de Belastingdienst een basisregistratie inkomensgegevens opzet? Hoe wordt voorkomen dat dit tot een dubbele administratie leidt: polis bij het UWV en BRI bij de Belastingdienst en, daarop volgend, een onvolledige en onvolkomen samenwerking tussen deze twee diensten? Welke middelen heeft de overheid tegen een ketenpartner die zich niet aan de wet houdt, bijvoorbeeld het UWV, het CWI of de gemeente? Welke middelen heeft een burger om naleving van deze wet af te dwingen indien de ketenpartners de gegevens niet uitwisselen?

Het is heel wijs en juist om niet meteen alle gegevens en bestanden te koppelen en aan alle ketenpartners ter beschikking te stellen. Dat zou met de huidige datakwaliteit en de huidige koppelingen tot veel fouten leiden. Toch lijkt er in de wet en de toelichting daarop een langzaam en onvolledig ingroeipad beschreven en opgenomen te zijn. Waarom worden de administraties van de gemeentelijke sociale diensten niet opgenomen in deze wet? Zij beschikken over veel informatie, vooral over de Wet werk en bijstand. Waarom geeft de staatssecretaris geen duidelijke einddata of eindtermen van waar hij wenst uit te komen? De CDA-fractie begrijpt heel goed dat er bijstellingen zijn als je een plan van vier jaar maakt. Laat de staatssecretaris de Kamer echter inzage geven in het ingroeipad dat hem voor ogen staat. Dan weet zij waarop zij over een aantal jaren kan evalueren. Graag houdt de CDA-fractie een vinger aan de pols wat betreft het moment waarop de administraties worden toegevoegd. Dat moet in het juiste tempo gebeuren. De CDA-fractie heeft dan ook een amendement ingediend waarmee wordt beoogd dat de toe te voegen administraties bij AMvB worden toegevoegd, met voorhangprocedure. De regeling waarin staat welke gegevens uit die administraties gebruikt worden, wordt ook aan de Kamer voorgelegd. Het is namelijk mogelijk dat een administratie wordt toegevoegd, maar dat er vervolgens geen gegevens uit worden gebruikt. Dat wil mijn fractie voorkomen.

Het tweede gedeelte dat het amendement regelt, betreft niet alleen administraties die gebruikt kunnen worden, maar ook moeten worden. De bedoeling is een eenmalige gegevensuitvraag, dus moet er ook op tijd voor worden gezorgd dat het gedeelte van de wet wordt gevuld betreffende de gegevens die het UWV en het CWI verplicht niet meer mogen uitvragen bij de burger, anders wordt het A4-lijstje van documenten dat wordt gevraagd bij een uitkering, niet korter. Mijn fractie zal daarop toezien.

Het andere amendement dat mijn fractie heeft ingediend, wil een sluiproute uit de Invoeringswet Wfsv sluiten. Daarin was bepaald dat de regering bijna alle socialezekerheidswetten kon veranderen via een ministeriële regeling. De regering beloofde bij de behandeling van het wetsvoorstel dat zij maar twee jaar van deze mogelijkheid gebruik zou maken. Die twee jaar zijn op 1 januari aanstaande voorbij. Mijn fractie stelt dus voor om deze mogelijkheid fors in te perken door middel van een voorhangprocedure in de Kamer. Zij realiseert zich namelijk dat het afschaffen van deze mogelijkheid op dit moment ongewenst is, omdat nog niet alle invoeringsproblemen van Walvis/Wfsv opgelost zijn. Dit amendement zorgt er ook en passant voor dat het eerste amendement niet leeg is, want als artikel 49 van de Wfsv zou blijven bestaan, zou je alle andere AMvB's bij ministeriële regeling kunnen wijzigen, dus dan zijn alle andere voorhangprocedures in de Kamer die hiervoor gesteld worden, ook in een keer leeg. Ik kijk hierbij naar de andere leden die deze voorhangprocedures ingediend hebben.

Over de rechten van de burgers merk ik op dat er bij automatiseringsprocessen een duidelijke rol voor de burger is weggelegd. Die moet direct baat hebben bij deze operatie en kunnen controleren of de gegevens kloppen. Dat hebben wij eerder geconstateerd. Maar waarom is er geen verplichting om de burger inzage te geven in zijn gegevens via het klantbeeld? Hoe kan de burger dan weten dat een correct of foutief gegeven in een basisadministratie door de gehele overheid wordt verspreid? De zin "de klant hoeft zijn informatie niet aan te leveren indien deze al beschikbaar is en daaraan zijn geen sancties verbonden" lijkt de CDA-fractie een lege huls. De klant weet niet welke gegevens beschikbaar zijn, op een paar duidelijke uitzonderingen na. Hij weet natuurlijk wel dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer weet dat hij een auto heeft, als dat zo is. Verder bevindt hij zich met een uitkering of een uitkeringsaanvraag in een volstrekt afhankelijke positie. Immers, het UWV of de gemeentelijke sociale dienst kan maatregelen nemen en boetes opleggen indien de burger niet op tijd de gevraagde gegevens aanlevert.

In de brief van 27 juni 2007 van de minister en de staatssecretaris staat dat in het wetsvoorstel wettelijk wordt vastgelegd dat gegevens en bewijsstukken nog maar eenmaal worden uitgevraagd en vervolgens worden gebruikt. Volgens de CDA-fractie is dat nog steeds niet wettelijk verankerd. Waar staat dat in de wet? Graag krijg ik uitleg van de staatssecretaris hoe en wanneer burgers rechten kunnen ontlenen aan het voorliggende wetsvoorstel en wanneer dit duidelijk in wetgeving wordt verankerd. Het lijkt erop dat het inzagerecht uit de Wet bescherming persoonsgegevens niet volledig geborgd is.

In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de staatssecretaris dat sinds 1 september jongstleden een module is ontwikkeld door het Nibud waarbij men van een klant kan zien op welke inkomensafhankelijke regelingen hij recht heeft. Dat schijnen er in dit land al 20 tot 25 te zijn. Stroomlijning daarvan is op zichzelf al een goed idee, maar waarom heeft alleen een professional toegang tot die Nibud-module? Waarom wordt die niet ook beschikbaar gesteld voor de persoon in kwestie, zodat die bij een forse inkomensval van werk naar een WW-uitkering kan zien dat hij recht heeft op huurtoeslag als hij in een huurwoning woont en op bepaalde voorzieningen? Wij hebben in het recente SCP-rapport gezien dat het niet-gebruik van voorzieningen in bepaalde gevallen te groot is. Is de regering bereid om dit instrument op korte termijn beschikbaar te stellen aan de burger zodat hij zelf, of iemand die hem helpt, kan achterhalen waar zijn rechten liggen?

Het juiste gebruik van ICT kan processen versnellen. Dat heeft bijvoorbeeld de vereenvoudiging en harmonisatie van de daglonen wel geleerd. De berekening is nu veel simpeler en uitkeringen worden vaker op tijd verstrekt. Dat is een groot winstpunt. Wij hopen van de staatssecretaris helder te vernemen welke grote winstpunten hij de komende twee jaar van dit wetsvoorstel verwacht.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. De SP-fractie steunt voorstellen om de burger niet lastig te vallen met vragen om informatie die al bij de overheid bekend is. In het digitale klantendossier worden grote gegevensbestanden gekoppeld waarin veel wisselingen plaatsvinden en waarbij veel instanties betrokken zijn. Een complexe operatie dus. Daarom wordt er gekozen voor een groeipad. Dat is terecht, maar zoals de operatie Walvis laat zien, kan het ook helemaal misgaan. De integriteit van eerder verzamelde gegevens kan bij verdere verwerking, of juist door het ontbreken van verwerking, corrupt raken. Wat is en wat wordt er bij de invoering van het digitale klantendossier geleerd van de miskleunen bij de operatie Walvis? Wat zijn de gevolgen voor de opbouw van het digitale klantendossier als de polisadministratie bij het UWV niet op orde is en voorlopig ook niet op orde zal zijn? Wat zijn verder de gevolgen voor het groeipad?

Laat het groeipad niet een gruwelpad worden, een gruwelpad met nieuwe paarse krokodillen. De burger mag niet geconfronteerd worden met foute gegevens in het digitale dossier. Het zou ontoelaatbaar zijn als een burger bij een aanvrage van een uitkering geconfronteerd wordt met een functionaris die zegt dat niet in de computer staat dat de betrokkene bij een bepaalde werkgever heeft gewerkt. Als iets eenmaal fout in de computer staat, is het een hele toer om die fout er weer uit te krijgen. Het is onvermijdelijk dat er foute gegevens in het dossier terecht zullen komen. Daarom moet naar het oordeel van de SP-fractie het inzage- en correctierecht in de wet zelf worden geregeld en moet dat recht ook worden uitgebreid.

De staatssecretaris schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag dat er bij de inrichting van de basisregistratie aandacht moet zijn voor informatie aan de burgers over de gegevens die worden verwerkt en dat de registratie zorg dient te dragen voor het kunnen uitoefenen van de rechten van de burger. Het recht dat wordt bedoeld, is vastgelegd in artikel 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens, maar volgens onze fractie volstaat dat recht in dit geval niet. Het gaat bij gegevens over werk en inkomen niet alleen om eenvoudige gegevens als een fout huisnummer. Daarover zal niet zoveel dispuut ontstaan. Over gegevens die andere personen of instellingen over mij aanleveren, kan dat wel het geval zijn, zeker als die ook nog door andere instanties zijn bewerkt. Ook de Raad van State is van oordeel dat de algemene eisen uit de Wet bescherming persoonsgegevens in dit geval "te weinig houvast bieden" en dat er in de wet "procedurele waarborgen jegens het optreden van de overheid opgenomen moeten worden". De staatssecretaris heeft dat om voor mij onverklaarbare redenen niet overgenomen. Daarom stel ik een amendement voor dat het inzage- en correctierecht in de wet vastlegt, dat de burger – dat is een toevoeging – de mogelijkheid geeft een onafhankelijke derde onderzoek te laten doen naar de herkomst van de vermeende fouten en dat die onafhankelijke derde daarna ook een bindend oordeel geeft over herstel van die fouten. Het is voor de individuele burger vrijwel onmogelijk te bewijzen dat hij of zij in het verleden bijvoorbeeld bij een bepaalde werkgever heeft gewerkt. Daarvoor is meer informatie nodig, van de Belastingdienst, de Kamer van koophandel, pensioenfondsen, of getuigen. Dat wordt een speurtocht voor de burger die ik hem niet toewens. Nu gaat het nog om eenvoudige gegevens, maar in de toekomst gaat het om veel complexere gegevens. De burger heeft dan hulp nodig om die paarse krokodillen te bestrijden. Mijn amendement voorziet daarin.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik heb een vraag over die onafhankelijke instantie in het amendement. Ik ben het eens met een deel van de overwegingen van de heer Ulenbelt. Ik begrijp ook een deel van zijn behoefte om aanvulling. Ook bij de invoering van het burgerservicenummer hebben wij een discussie gehad over de vraag of er een onafhankelijke instantie zou moeten komen, omdat de burger dan misschien nog minder goed weet waar hij zijn moet. Hij gaat natuurlijk naar de instantie waarmee hij een probleem heeft. Welke instantie heeft de heer Ulenbelt voor ogen? Er zijn al heel veel instanties. Ik noem bijvoorbeeld de ombudsman en de rechter.

De heer Ulenbelt (SP):

Die zouden die instantie kunnen zijn. Ik doe dadelijk het voorstel om, als je het digitale klantendossier voor je krijgt, bij ieder gegeven te vermelden waar en hoe je zou kunnen corrigeren. Daar zou die nader vast te stellen instantie kunnen worden genoemd. Het kan de ombudsman zijn, maar ook een andere instantie. Het gaat mij erom dat in deze raamwet een voorziening voor een onafhankelijke instantie wordt opgenomen die de burger helpt krokodillen te bestrijden. Het maakt mij niet zoveel uit welke instantie dat wordt.

Ik doe dat verzoek bij dezen aan de staatssecretaris. Als het klantendossier op de computer van de burger verschijnt, moet per gegeven worden vermeld waar dat vandaan komt, wie er verantwoordelijk voor is en wat de procedure is om dat gegeven, als dat volgens de burger fout is, te corrigeren. Volgens mij moet dit er echt in, willen wij ervoor zorgen dat het digitale klantendossier wordt beschouwd als eigendom van de burger en niet als een middel om hem vast te laten lopen, niet in de normale bureaucratie, maar in de digitale bureaucratie.

De SP-fractie is verbaasd over de introductie van de potentiële werkgever in de wet. Als ik het goed lees, kan een werkgever op basis van dat artikel worden verplicht een administratie van sollicitanten bij te houden. Klopt dat? Welk doel is hiermee gediend? De tekst hierover is niet zo duidelijk. In reactie op opmerkingen van de Raad van State over dit onderwerp schrijft de staatssecretaris dat ook gegevens over de houding in sollicitaties van belang zijn. Dat roept de vraag op of de staatssecretaris serieus van plan is werkgevers systematisch te laten rapporteren over de houding van sollicitanten tijdens het sollicitatiegesprek. Als dit echt de bedoeling is, moet hij er dan niet voor zorgen dat voor het noodzakelijke tegenwicht de sollicitant ook kan rapporteren over de houding van de werkgever? Als wij dat doen, wie bepaalt dan echter de objectieve feiten die in het sollicitatiegesprek hebben plaatsgevonden?

Mijn fractie is voor fraudebestrijding. Sollicitanten moeten serieus zijn, maar het oordeel van de werkgever over gedrag en houding kan niet bepalend worden voor eventuele sancties. Ik voorzie hier een heel grote krokodil, die ik met mijn ingediende amendement wil doden voordat werkgevers worden opgezadeld met omvangrijke administraties en burgers geconfronteerd worden met strijd over wat er is gebeurd tijdens sollicitatiegesprekken.

Een groeipad? Ja. Ik ben het geheel eens met de CDA-fractie dat dit onder betere parlementaire controle moet worden gebracht. Zoals het er nu naar uit ziet, zullen wij de amendementen daarover steunen. Maar een gruwelpad? Nee. Middelen voor de burgers om de nieuwe paarse krokodillen te bestrijden zijn echt nodig.

De heer Heerts (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Over de dienstverlening van de overheid aan de burger wordt veel gesproken. Vandaag behandelen wij in dat kader een wetsvoorstel dat moet bijdragen aan het grotere doel van een e-overheid. Ik heb deze zomer een aantal bezoeken afgelegd in de SUWI-keten, door sommigen de SUWI-kathedraal genoemd. Ik heb uit eigen waarneming mogen ervaren hoe hard men werkt aan het digitaal klantdossier en het verder verbeteren van de onderlinge informatievoorziening.

Bij de voorbereiding heb ik ook geprobeerd om mij voor te stellen wat de effecten zijn van het onderhavige wetsvoorstel. Dat lukte, weliswaar virtueel. Stel dat ik, Ton Heerts, in 2010 onverhoopt werkloos word. Ik word door de werkgever met ontslag naar huis gestuurd, uiteraard met een acceptabele en terechte ontslagvergoeding. Ik meld mij bij de instantie die belast is met de uitvoering van de WW. Laten wij ervan uitgaan dat dit nog steeds het UWV is. Ik kom dus bij de balie en meld keurig mijn persoonsgegevens. Tot mijn genoegen meldt de medewerkster: Meneer Heerts, meer heb ik niet nodig. U hebt 25 jaar gewerkt bij die en die werkgevers en u hebt recht op zoveel maanden WW. Dat betekent dat wij de uitkering – de inkomensverzekering in dit geval – met ingang van volgende maand zullen verstrekken op het volgende banknummer. Mocht u erna nog steeds werkloos zijn, dan zou een bijstandsvoorziening kunnen volgen, maar tegen die tijd gebruiken wij ook andere gegevens, zoals uw vermogenspositie, het bezit van een auto en dergelijke. Maar daar hebben wij het nu niet over. Tegen die tijd ziet een collega wel op een ander scherm wat wij van u weten. Maar nu nog het betere nieuws. Hoogstwaarschijnlijk gaat u die WW-periode niet vol maken, want wij gaan eraan werken dat u zo spoedig mogelijk ander werk heeft gevonden. Vaak lukt dat. Wij helpen u daarbij als dat nodig is. Zo dadelijk vertel ik u wat de mogelijkheden zijn, over een competentietest, scholings- en stagemogelijkheden. Maar dat komt nog. U hebt dat waarschijnlijk ook niet zo lang nodig. Tot zover de virtuele situatie. En natuurlijk doe ik mijn uiterste best, mevrouw de voorzitter, ook vandaag, om nooit werkloos te worden.

Zo stel ik mij de klantvriendelijke overheid voor: behulpzaam, maar ook met passie en betrokkenheid om mij weer aan de slag te krijgen en om, zo lang dat niet is gelukt, mijn inkomensvoorziening of -verzekering netjes te regelen. Daarnaast geeft zij ook het steuntje in de rug, als dat nodig is, bij het vinden van ander werk. In wat deftiger bewoordingen: een keurig digitaal klantdossier, gebaseerd op vertrouwen.

Zo ver is het nog niet. Op weg ernaartoe is het digitaal klantdossier ook van groot belang. De staatssecretaris heeft mijn fractie ervan overtuigd dat het bouwwerk geen verdere vertraging mag oplopen en dat dus deze stappen ook gezet moeten worden. Dat verdient steun. Ik benadruk wel dat zorgvuldigheid en niet de snelheid in het gehele traject vooropstaat. Wij hebben met Walvis inmiddels leergeld betaald. In dat kader sluit ik mij aan bij alle vragen van collega Omtzigt. Ik voeg nog enkele vragen eraan toe. Op bladzijde 5 van de nota naar aanleiding van het verslag wordt melding gemaakt van de gegevens in de polisadministratie: gegevens van het UWV maar voor onderdelen ook van de Belastingdienst. Nu zit de Belastingdienst niet in de SUWI-structuur. Hoe wordt erin voorzien dat deze gegevens ook maar één keer mogen worden uitgevraagd, hoewel waarschijnlijk in veel gevallen de werkgegevens deze gegevens zal moeten aanleveren? Gaan de gegevens van de Belastingdienst op termijn tot een soortgelijk wetgevingstraject behoren en niet alleen de gegevens van de Belastingdienst maar wellicht ook de onderwijsinformatie van de IBG? Ik hoor hierover graag de mening en de visie van de staatssecretaris. Dit heeft alles te maken met het groeipad waaraan zojuist is gerefereerd. Dit beperkt zich immers niet alleen tot Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Met het wetsvoorstel kan stevig worden doorgewerkt aan het digitale klantdossier. Ik zei al dat ik deze zomer op werkbezoek ben geweest bij de mensen die dit allemaal moeten uitvoeren. Ik zeg op voorhand dat ik daarin vertrouwen heb. Toch dient het parlement goed zicht te houden op de privacybelangen van burgers, op de veiligheid en op de doorontwikkeling van de e-overheid. Wij spreken nu alleen over het SUWI-domein en dat is al heel wat, maar uiteindelijk moeten ook andere instanties worden aangesloten.

In dat kader is evaluatie van groot belang. De Kamer moet op de hoogte blijven van de ontwikkelingen – dat geldt ook voor het kabinet – om in de richting van uitvoerders gezonde druk te kunnen uitoefenen. Vandaar dat de reguliere evaluatie niet kan volstaan en daarom heb ik samen met collega Omtzigt een amendement ingediend om de evaluatie op dit onderdeel expliciet vast te leggen.

Hoe zit het met het verwerken van onjuiste gegevens in het digitaal klantendossier? Deze vraag sluit in belangrijke mate aan bij de opmerkingen van collega Ulenbelt van de SP. Voorziet het digitaal klantdossier in een eenduidige elektronische terugmelding voor alle gegevens die eenmalig mogen worden uitgevraagd? De overheid is namelijk wel bezig om alle gegevens bij elkaar te krijgen, maar een burger zal in het negatieve geval dat de computer onjuiste informatie over hem bevat, deze informatie verwijderd willen zien bij alle andere instanties van het digitaal klantdossier. Ik heb zojuist het desbetreffende amendement van collega Ulenbelt gelezen. Mijn opmerking gaat inderdaad in dezelfde richting. Ik wil wel zekerheid dat de burger erop mag vertrouwen dat de overheid de juiste gegevens vermeldt in het klantdossier. Er moet geen strijd ontstaan over de juistheid van de gegevens of over het wijzigen van foutieve gegevens.

Het is een groeitraject. Wij steunen deze belangrijke stap in het proces en wensen de staatssecretaris veel succes op de weg naar een betrouwbare overheid.

De heer Nicolaï (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Een van de grootste ergernissen van burgers in de omgang met de overheid is dat zij eindeloos gegevens moeten aanleveren, steeds weer formulieren moeten invullen en dezelfde gegevens moeten herhalen. Dit wetsvoorstel is bedoeld om dit stevig te verminderen. Ik juich dat zeer toe. Als dit wetsvoorstel werkt, hoeft iemand die eenmaal zijn gegevens over opleiding en werk aan het CWI heeft verstrekt, deze niet nogmaals te verstrekken aan het UWV of aan de gemeente. Ook het aanvragen van uitkeringen zou veel eenvoudiger kunnen zijn als men dat vanuit huis kan doen. Het schijnt per aanvraag ongeveer twee uur sneller te gaan en dat zou veel ergernis kunnen wegnemen bij de burger.

Ik heb echter wel een paar zorgen die ik met de staatssecretaris wil delen, om te beginnen de privacy. Dat is misschien verrassend uit de mond van een woordvoerder van de fractie van de VVD. Ik vind het goed dat deze stappen gezet worden. Ik maak mij ook geen zorgen over de consequenties voor de privacy, maar het blijft voor iedereen een belangrijk aandachtspunt. Ik vraag de staatssecretaris specifiek om te reageren op een onderzoek dat is gedaan door de Inspectie Werk en Inkomen over de beveiliging van persoonsgegevens in de SUWI-keten, het onderzoek "Doel, binding en beveiliging in de keten van werk en inkomen". De IWI constateert daarin dat er veel onzekerheid is over de mate van beveiliging van het SUWI-net en dat veel gemeenten, namelijk zo'n 50%, aantoonbaar niet voldoen aan de wettelijke eisen. Welke lessen zou dat moeten opleveren voor de invoering van het onderhavige traject en voor de wijze waarop in het algemeen met de koppeling van bestanden omgegaan dient te worden ten aanzien van het aspect privacy?

Daarnaast is er nog het interactieve aspect. Dat betreft dan de burger die geïnformeerd kan worden over beter gebruik en de burger die spontaan wijziging van gegevens kan melden. Graag verneem ik daarop een nadere toelichting. Hoe moet ik mij een en ander voorstellen? De burger kan wel iets melden maar hij kan een en ander niet zelf in zijn bestand corrigeren. Bovendien, hoe wordt die burger gemotiveerd om een wijziging van zijn situatie te melden?

Een ander aspect dat winst kan betekenen als het op de goede manier gaat werken, is dat gegevens met andere partijen kunnen worden uitgewisseld en vergeleken, hetgeen met name voor fraudebestrijding heel nuttig kan zijn. Ik heb het dan vooral over uitwisseling van bestanden in andere landen, waarvoor mijn fractie al eerder aandacht heeft gevraagd. Kan de regering aangeven hoe een en ander verloopt en welke stappen worden genomen om ervoor te zorgen dat bestanden met andere landen – dat betreft dan met name uitkeringen – beter uitgewisseld kunnen worden om fraude op te sporen?

Het blijft natuurlijk wel een zorg dat wanneer men thuis vanachter de eigen pc uitkeringen kan aanvragen, de fraudegevoeligheid toeneemt. Dit roept de vraag op aan de staatssecretaris hoe wij ervan verzekerd kunnen zijn dat het niet tot grotere frauderisico's leidt.

Volgens de memorie van toelichting bedragen de incidentele kosten 21 mln. In het algemeen overleg op 17 januari is door de vorige staatssecretaris van SZW aangegeven dat er naast die 21 mln. een bedrag van 9 mln. beschikbaar is gesteld voor de doorontwikkeling van het digitaal klantendossier en de implementatie bij CWI en UWV en dat er wat betreft de gemeenten tevens een bedrag van 9 mln. à 10 mln. aan de orde is. Daarbij merkte hij toen op dat hierdoor het totale financiële plaatje niet rond zou kunnen komen. Mijn vraag aan de huidige staatssecretaris is hoe dat nu zit met die extra bedragen en of dat het dan ook echt is.

Een heel belangrijk punt is de vergelijking met Walvis en het drama dat daar is gebeurd. Hoe dan ook dient voorkomen te worden dat wij weer in zo'n scenario terechtkomen. Wat zijn de precieze lessen die daaruit getrokken zijn, teneinde de garantie te hebben dat het op die manier niet meer fout zal gaan in de onderhavige operatie?

Mijn laatste vraag betreft de meetbare doelstellingen, gekoppeld aan een mogelijke evaluatiebepaling. Die doelstellingen zijn in het wetsvoorstel weliswaar concreet gemaakt maar niet meetbaar. Waar kunnen wij de regering op afrekenen? Hoe wordt nagegaan of de administratieve lasten van de burgers echt verminderen door de voorliggende maatregelen? Hoe wordt dat precies gemeten en aan de hand van welke doelstellingen?

De vergadering wordt van 10.50 uur tot 11.05 uur geschorst.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Voorzitter. De heer Heerts heeft uitvoerig geschetst hoe hij zou kunnen worden ontvangen bij het CWI om een uitkering aan te vragen. Ik hoop uiteraard dat hij nooit met dat doel naar het CWI hoeft te gaan. Het is natuurlijk mooi dat dan gelijk bekend is hoe hoog zijn uitkering zal zijn, maar de eerste reactie moet natuurlijk zijn dat het CWI een baan voor hem heeft. Niet de verstrekking van de uitkering moet centraal staan, maar de dienstverlening bij het vinden van een baan.

Dit wetsvoorstel is een belangrijke ontwikkeling in het kader van de elektronische overheid. Zeer recent heb ik nog eens ervaren hoe het nu kan gaan. Ik ben naar een andere gemeente verhuisd en heb daar een woning betrokken die al van mij was. Aanvankelijk nam men genoegen met de melding dat ik die woning opnieuw zou betrekken. Een paar dagen later kreeg ik echter het hele zwikkie weer teruggestuurd omdat volgens de gemeente niet duidelijk bleek dat het huis mijn eigendom was. De gemeente moet weten dat ik ozb voor die woning betaal en dat ik dus wel degelijk eigenaar daarvan ben. Ik moest echter opnieuw een kopie van mijn koopcontract opsturen; iets wat ik twaalf jaar geleden ook al had gedaan. Ik schaar mij bij die burgers die met enige regelmaat aanstoot nemen aan het feit dat de overheid voortdurend informatie vraagt die al bij haar bekend is.

Staatssecretaris Van Hoof kondigde in 2005 bij het in ontvangst nemen van het eindrapport van de expertcommissie-Keller een verbod op dubbele gegevensuitvraag bij de klant aan. Ik ben verheugd dat de Kamer de doelstellingen van het wetsvoorstel onderschrijft. Het digitaal klantdossier is een eerste belangrijke stap. Dit virtuele dossier ontstaat door samenvoeging en elektronische ontsluiting voor gebruik in ketenprocessen van klantgegevens uit de registratie van gemeenten, CWI en UWV. Daarnaast worden andere bronnen ingeschakeld, zoals de verzekeringsadministratie van de SVB, de bestanden van de IB-groep en de bestanden van de RDW. De gegevens zijn niet alleen te raadplegen door professionals in de keten, maar ook door de burger. Dat laatste is nieuw. De burger kan op het klantportaal met zijn DigiD een beroep doen op elektronische diensten zoals intake WWB, intake WW en inschrijving voor werk. Hierbij worden de bekende gegevens tevoren ingevuld.

De heer Omtzigt (CDA):

Worden ook gegevens van de gemeentelijke sociale diensten betrokken bij het digitaal klantdossier?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Daar kom ik straks op terug.

Vervolgens worden de gegevens gecontroleerd en, zo nodig, gecorrigeerd en aangevuld. De klanten zullen de keten in toenemende mate als een virtuele organisatie ervaren. Met het wetsvoorstel wordt de samenwerking in het kader van het digitaal klantdossier geregeld als instrumenten om de dienstverlening verder te optimaliseren. Partijen worden verplicht tot het in stand houden van elektronische voorzieningen voor gegevensuitwisseling en het raadplegen van gegevens. Hieronder valt ook een voorziening voor klanten om deze gegevens via internet te kunnen raadplegen.

Het wetsvoorstel vraagt betrokkenen, anders te denken en te werken bij het vragen en verzamelen van informatie van de burger. De aankondiging ervan heeft al een belangrijk effect gehad, Dit heeft geleid tot een andere manier van denken in het domein van de sociale zekerheid. De Kamerleden die recent wijkbezoeken hebben gebracht op dit terrein, hebben kunnen zien wat voor inspanningen worden gepleegd om dit mogelijk te maken. Het wetsvoorstel is er nog niet, maar in de praktijk worden administraties al volop in deze richting bijgestuurd. Het is zaak om nu door te gaan met de implementatie. Aanvaarding van dit wetsvoorstel door de Kamer zal een stimulans zijn voor verdere implementatie. Door juridische inbedding in het wetsvoorstel eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen wordt duidelijk dat eenmalige gegevensuitvraag geen vrijblijvende optie is. Irritaties van burgers over het steeds maar weer moeten aanleveren van dezelfde gegevens moeten worden weggenomen. In de top 10 van irritaties van burgers – waar de heer Nicolaï over sprak – staan een ingewikkelde aanvraag en meervoudige gegevensuitvraag hoog genoteerd.

Het wetsvoorstel steekt direct in op de positie van de klant. Deze hoeft bijvoorbeeld bij de aanvraag voor een uitkering geen informatie aan te leveren die al beschikbaar is binnen de overheid. Voor de uitvoerende organisaties betekent dit dat zij de klant niet standaard meer mogen aanspreken als eerste informatiebron. Eerst kijken in de eigen systemen en andere beschikbare gegevensbronnen raadplegen, daarna pas aan de burger de nog ontbrekende gegevens vragen. Dat zou de juiste koninklijke weg zijn. De Wet SUWI en de socialezekerheidswetten die door gemeenten, CWI, UWV en SVB worden uitgevoerd, bevatten reeds verplichtingen voor de klant om informatie te verstrekken als dat nodig is. Het wetsvoorstel regelt dat deze verplichting niet gaat gelden als de organisaties deze informatie ook kunnen verkrijgen uit registraties van de overheid zelf. Dit speelt in het bijzonder bij de aanvraag van een uitkering. Dan is er sprake van omgekeerde intake. Uiteindelijk mag de burger dan ook weigeren gegevens te verstrekken aan uitvoeringsorganisaties die al bekend zijn bij de overheid, zonder dat dit overigens gevolgen mag hebben voor het recht op een uitkering. De snelheid waarmee dit wordt ingevoerd, hangt af van het groeipad waar ik nog het een en ander over zal zeggen.

Een specifiek element in het wetsvoorstel gaat over de intake door het CWI en de overdracht aan UWV en gemeenten. Gedetailleerde bepalingen in de wet en de regeling SUWI over de intake zullen verdwijnen. In de geest van de eenmalige gegevensuitvraag wordt nu op het niveau van de wet geregeld dat informatie die door CWI is uitgevraagd, niet opnieuw door gemeenten en UWV aan de klant zal mogen worden gevraagd.

Er is veel gezegd over de relatie met de polisadministratie. Gewezen is op het feit dat de regering dit wetsvoorstel wil behandelen voordat de integrale probleemanalyse loonaangifteketen aan de Kamer is toegestuurd. Het is op dit moment niet mogelijk om vooruit te lopen op de uitkomsten van die probleemanalyse. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën zijn volop bezig die op te stellen en, zoals beloofd, die ook voor Prinsjesdag aan de Kamer uit te reiken. Duidelijk is wel dat de polisadministratie vooralsnog geen authentieke bron kan zijn voor het digitaal klantdossier. De gegevens uit de polisadministratie kunnen voorlopig niet worden getoond aan klanten en vormen dus ook geen onderdeel van de e-intake. Dit betekent voorlopig minder gemak. Het wetsvoorstel heeft echter ook zonder gebruik te kunnen maken van gegevens uit de polisadministratie meerwaarde. Het gaat er namelijk in dit wetsvoorstel om de infrastructuur te leggen voor het gebruik en dit gebruik via het realistische groeipad te laten lopen. Het groeipad van de polisadministratie zal daarin worden meegenomen. Wij moeten het vergelijken met het aanleggen van een pijpleiding in juridische en territoriale zin. Aan de hand van het groeipad wordt voortdurend bezien hoe het product dat uit de pijplijn komt, is samengesteld. Zodra de polisadministratie een valide bestand is, zal deze worden gekoppeld aan het systeem.

De heer Omtzigt (CDA):

In het wetsvoorstel wordt de polisadministratie vaak genoemd als een van de drie administraties die gebruikt worden. In artikel 1.b.2. staat bijvoorbeeld: voor zover de gegevens verkregen kunnen worden uit de polisadministratie. Daarin worden de GBA, de polisadministratie en de verzekerdenadministratie van de SVB genoemd. Waarom heeft de Kamer geen nota van wijziging ontvangen waarin gesteld wordt dat deze administraties later worden toegevoegd? Zoals het er nu staat, zouden wij een wet aannemen die van het begin af aan niet kan worden uitgevoerd.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Het wetsvoorstel voorziet erin dat wij die registraties gaan gebruiken, maar wij tekenen daarbij aan dat, gezien de ontwikkelingen bij de polisadministratie, deze voorlopig niet als authentieke bron kan worden gebruikt. Zodra die is aangepast en geschikt is gemaakt, gaan wij die wel degelijk gebruiken. U weet dat bijvoorbeeld voor het GBA, die ook een authentieke bron is, ook een groeipad geldt tot en met 2010. Die zal ook niet vanaf dag één het predicaat authentieke registratie krijgen. Het gaat erom dat wij met dit wetsvoorstel de juridische weg aanleggen om bestanden straks te kunnen aanhaken. Dat is de portee van dit wetsvoorstel.

De heer Omtzigt (CDA):

Er staat toch echt in de wet dat ze vanaf de eerste dag gebruikt zullen worden. Dat er straks nog andere administraties aangehaakt worden – u noemde net zelf al de Rijksdienst voor het Wegverkeer en wij komen ook nog op de Gemeentelijke Sociale Dienst – dat begrijp ik. Ik begrijp ook dat er sprake is van een ingroeipad voor de Gemeentelijke Basisadministratie en dat u dus niet alle administraties kunt gebruiken. Maar als u zegt dat u de gehele administratie niet gaat gebruiken als het wetsvoorstel wet is geworden, waarom staat het dan nog in de wet? Als wij deze wet zouden aannemen, wordt die dan feitelijk niet vanaf de eerste dag ook uitgevoerd?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Nee, want wij willen een groeipad afspreken; welke administraties worden vanaf de eerste dag aangehaakt en welke later? Zodra gegevens in de polisadministratie het stempel van authentieke registratie heeft gekregen, wordt zij ook gewoon aangehaakt. In de gewisselde stukken, maar ook in mijn toelichting is volgens mij duidelijk aangegeven hoe het kabinet in dit dossier zit. De polisadministratie wordt dus aangehaakt als gegevens daarin het predicaat authentieke registratie heeft gekregen.

De heer Ulenbelt (SP):

Dan stelt zich natuurlijk de vraag wanneer dat "voorlopig" eraf kan. Hoe lang duurt "voorlopig"? Als u aan de ene kant de burger blij maakt door te zeggen dat niet meer dubbel wordt uitgevraagd, maar de overheid aan de andere kant de polisadministratie niet op orde heeft, dan vraagt de burger natuurlijk tot hoe lang het gaat duren voordat die polisadministratie wel is aangehaakt en de dubbele gegevensuitvraag feitelijk wordt verboden. Wanneer is dat dan?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ik heb u al aangegeven dat wij een realistisch groeipad zullen formuleren zodat ook de burger precies weet wanneer er een einde aan komt. Ik heb net al gezegd dat bijvoorbeeld het GBA tot 2010 een groeipad kent. De minister van SZW en de staatssecretaris van Financiën zullen u zo spoedig mogelijk voor Prinsjesdag de probleemanalyse van de polisadministratie melden en aangeven hoe dat vervolgens getackeld gaat worden. Dat zal mede het tijdpad bepalen van wanneer die registratie een authentieke registratie wordt in termen van deze wet. Als het zo ver is, zullen wij dat natuurlijk ook kraakhelder communiceren.

De heer Ulenbelt (SP):

Dat betekent dus dat, als dit wetsvoorstel wet is geworden, u niet tegen de burger kunt zeggen dat het is afgelopen met dubbele gegevensuitvraag?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Het zal dan – zoals de heer Keller ook in zijn rapport stelt – op een gegeven moment leiden tot een de facto verbod op het uitvragen van gegevens als die bij de overheid bekend zijn. Er zal dan met uw Kamer voortdurend worden gecommuniceerd met tussenrapportages hoe die veranderingen verlopen en wanneer wij zo ver zijn dat wij kunnen spreken van een de facto verbod op gegevensuitvraag.

De heer Ulenbelt (SP):

Nu even heel precies. Iedereen die straks vanuit de WW naar de bijstand moet, moet dubbele informatie geven omdat die polisadministratie waar de WW-gegevens in zitten, niet wordt gebruikt.

Staatssecretaris Aboutaleb:

In termen van de bedrijfsverzamelgebouwen is het eigenlijk al zonder deze wet nu al gebruik dat heel veel gegevens die UWV en CWI verzamelen, gelden als zijnde intake voor de gemeenten. Die dubbele intake is nu al in de bedrijfsverzamelgebouwen voor heel veel gemeenten niet meer aan de orde. Het gaat erom dat dit straks wordt geformaliseerd; als de gegevens bij het CWI bekend zijn, zullen gemeenten die niet meer mogen vragen, want de ene overheid heeft de gegevens en dat geldt dan ook voor de andere overheid, de gemeenten.

De heer Heerts (PvdA):

Ik maak uit de woorden van de staatssecretaris op dat de polisadministratie eigenlijk een aspect is in het groeipad. Als niet direct alles kan worden meegenomen, kan de staatssecretaris dan in elk geval zijn collega's De Jager en Donner vragen om in de probleemanalyse van Walvis een verwijzing op te nemen naar de problemen met de polisadministratie? Uiteindelijk maakt deze echter gewoon deel uit van het groeipad.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Dat is zeker de bedoeling. Ik heb dat ook net betoogd. Ik ben mij zeer bewust van de interactie tussen de validiteit van de polisadministratie en de aanleg van de basisinfrastructuur. Het is zeker de bedoeling om aan dit punt aandacht te besteden in het groeipad, zodat een sluitend systeem wordt gerealiseerd.

De heer Heerts (PvdA):

Er moet dus heel voorzichtig worden omgegaan met de informatie. Als deze wet wordt aangenomen – iedereen is positief – dan moet heel voorzichtig worden omgegaan met het geven van het startsignaal aan burgers dat gegevens nog maar één keer aangeleverd hoeven te worden. Eerst moet het raamwerk staan en de betrouwbaarheid daarvan zijn getest. Pas daarna kan tegen de burgers gezegd worden: wij hebben goed nieuws voor u, want u hoeft in dit kader maar één keer de gegevens aan te leveren.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Dat is volstrekt juist. Degenen die naar de proefneming in Den Haag gaan, zullen zien hoe integraal beproefd wordt hoe het systeem werkt. Ongetwijfeld zullen daarbij kinderziektes blijken. Dat is inherent aan alle elektronische systemen; ik kan daar vanuit mijn verleden als technicus een beetje over meepraten. Altijd doen zich problemen voor. Altijd moet bekend zijn waarom een bepaald gegeven het beste uit een zekere registratie kan worden opgehaald, bijvoorbeeld waarom een postcode het beste uit een bepaalde registratie kan worden gehaald. Het aanmerken van prioriteiten in relatie tot de beste registratie zal dan ook nog best een gevecht worden. Voor het uitproberen is tijd nodig. Het gaat dus niet alleen om het technisch mogelijk maken maar ook om het werkelijk laten zien in de praktijk dat een systeem doet wat het moet doen. Daar gaat tijd overheen, juist uit het oogpunt van zorgvuldigheid. Er is gevraagd naar de lessen van Walvis. Een van die lessen is dat er een balans moet zijn tussen zorgvuldigheid en slagvaardigheid. Bij ICT-systemen kan men niet zorgvuldig genoeg zijn. Tegelijkertijd is er een moment waarop er voldoende gekeken is naar een systeem en tot uitvoering moet worden overgegaan. Door grote softwarefabrikanten worden dan nog bètareleases op de markt gezet om een en ander breed door de bevolking te laten uittesten. Daarna wordt nog een correctieslag gemaakt. Ik heb in elk geval van Walvis geleerd: zorgvuldigheid.

Ik ben ook voor een realistisch groeipad waarbij aangesloten wordt op de beschikbaarheid en kwaliteit van de gegevens. Ik zei al dat het gaat om een goed evenwicht tussen zorgvuldigheid en slagvaardigheid. Ik ben van mening dat het belangrijk is om een begin te maken met de eenmalige gegevensuitvraag en de kwaliteitscyclus in gang te zetten. Een begin maken met het hergebruik van de gegevens is essentieel. Met de ketenpartijen worden afspraken gemaakt over een realistisch groeipad. Bij het bepalen van de reikwijdte van de eenmalige gegevensuitvraag is het belangrijk om aan te sluiten bij de implementatie van het digitaal klantdossier en de ontwikkeling en implementatie van de basisregistraties. Het is de bedoeling om in de eerste fase het hergebruik van het digitaal klantdossier vorm te geven. Ook bij het aanmerken van gegevens als authentieke registraties is het van belang, met enige zorgvuldigheid te werk te gaan en oog te hebben voor een groeipad. Ik heb reeds gememoreerd dat de GBA een groeipad kent tot en met 2010. De volgende fase heeft betrekking op het ontsluiten van andere bronnen. Voor het verbod van uitvraag komen alle gegevens in aanmerking waarvan vaststaat dat zij van voldoende kwaliteit zijn. Deze gegevens kunnen eerder wel voor hergebruik of controle in aanmerking komen, waarbij de juistheid meer nadrukkelijk bij de klant wordt gecheckt.

De heer Omtzigt wil de vinger aan de pols houden bij het aansluiten van nieuwe administraties en bij de invulling van de nieuwe ministeriële regeling met betrekking tot de spontane informatieplicht. Ik zeg toe dat ik de AMvB op korte termijn naar de Kamer stuur. Ik zal de Kamer informeren over de invulling van het groeipad met betrekking tot de aansluiting van de administraties en het bepalen van gegevens uit deze administraties die onder de eenmalige gegevensuitvraag zullen vallen. De heer Omtzigt vraagt hoe een burger kan weten dat een correct of een foutief gegeven in een basisregistratie door de hele overheid wordt verspreid. De heer Ulenbelt is van mening dat belanghebbenden geïnformeerd moeten worden over gegevens die over hen opgenomen zijn. Hij wil ook graag dat belanghebbenden de gelegenheid wordt geboden om onjuiste gegevens te corrigeren.

Voorzitter: Van Haersma Buma

De heer Nicolaï (VVD):

De staatssecretaris gaat heel snel voorbij aan het punt dat de heer Ulenbelt gemaakt heeft in zijn amendement over het kunnen corrigeren. Gaat de staatssecretaris nu al over op een volgend punt?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Nee, ik reageer nog op het punt van de heer Ulenbelt.

Voorzitter. Ik wil graag toelichten hoe wij inzage en correctie in dit verband – dus in het geval van een digitaal klantdossier, eerste fase aanvraag WW- en WWB – hebben geregeld. Het uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat informatie waarover organisaties beschikken, aan de klant worden getoond. In het klantbeeld – dat is dus wat je op het scherm uiteindelijk ziet – worden de gegevens getoond die voor de dienstverlening met betrekking tot de SUWI relevant zijn. De klant krijgt inzicht in zijn eigen gegevens, het klantbeeld.

Uit het oogpunt van klantvriendelijkheid zal een selectie van alle beschikbare gegevens worden gerepresenteerd. Niet alles komt op dat scherm, alleen wat relevant is voor bijvoorbeeld een WW-aanvraag. Het zal daarbij gaan om gegevens die belangwekkend zijn. Dit alles laat overigens onverlet het recht van burgers, op grond van de WBP, om desgewenst op elk moment inzage te krijgen in alle gegevens.

Ik moet overigens hier weer de verwachtingen managen. Ook het presenteren van gegevens in een klantbeeld kent een groeipad. In de proeftuin die wij ingericht hebben in Den Haag, vormt het klantbeeld onderdeel van de evaluatie. Er zal scherp worden bezien hoe dit het beste gerepresenteerd kan worden.

De heer Omtzigt (CDA):

Is in het klantbeeld meegenomen dat op lange termijn alle gegevens op een achterliggend tabblad zichtbaar zullen zijn? Ik begrijp dat aan het begin een selectie van gegevens wordt getoond. Moet iemand die de rest van zijn gegevens wil zien een formele brief aan het hoofdkantoor van het UWV, het CWI, de RDW, de gemeentelijke sociale dienst, het bureau keteninformatie en vijf andere instanties schrijven of kan die ook rechtstreeks inzage krijgen, zodat hij een idee heeft van de juistheid van de gegevens die over hem of haar zijn opgeslagen?

Staatssecretaris Aboutaleb:

De heer Omtzigt gaat mij te snel. Ik kom zo op dit punt, als u mij toestaat.

Het SUWI-domein is een van de eerste die een dergelijk inzicht aan de burger verschaft. De omvang van het klantbeeld neemt toe zodra er meer bronnen zoals de polisadministratie worden ontsloten. Daar is die weer. De gegevens uit het klantbeeld worden benut voor de invulling van e-formulieren, zodat de klant die alleen nog maar hoeft te verifiëren en aan te vullen. Een zorgvuldige uitvoering vergt dat de burger weet welke gegevens een organisatie gebruikt en dat de burger de gelegenheid heeft om het te signaleren als deze niet meer actueel of volledig zijn. Bij de intake weten organisatie en burger samen met welke gegevens de organisatie aan de slag gaat, zodat daar in elk geval geen misverstand over bestaat. De gegevens die worden gebruikt om een aanvraag in te dienen, zijn op het scherm te zien. De professional en de burger kijken samen en kunnen het erover eens worden dat de gegevens juist zijn. Die gegevens worden gebruikt voor de verdere aanvraag.

Het moet voor een burger helder zijn waar die zijn gegevens kan corrigeren. Correctie dient plaats te vinden bij de registerhouder. In het klantbeeld wordt duidelijk gemaakt wie voor de gegevensverwerking verantwoordelijk is en dus tot wie de burger zich kan wenden. Dat neemt niet weg dat de burger ook een loket aangeboden krijgt: het fysieke loket van het CWI of de klantportal. Daarmee nemen wij weg dat de burger moet gaan uitpluizen wie in welk bestand de postcode verkeerd heeft geselecteerd. De burger kan met zijn DigiD inloggen en ziet dan zijn gegevens. Iedereen kan via zijn eigen DigiD thuis in zijn gegevens grasduinen. Mocht blijken dat een of meerdere gegevens niet kloppen, dan kan de burger bij de portal terecht en aanmelden dat zijn gegevens niet kloppen. Die worden al dan niet door de registerhouder gecorrigeerd. Voor degenen die geen internetverbinding hebben of niet weten hoe internet werkt, is er een fysiek loket beschikbaar bij het CWI. Dat dient als front voor het in ontvangst nemen van de vraag of de klacht. Hier wordt vervolgens uitgezocht waar de gegevens precies gecorrigeerd moeten worden. Daarmee nemen we de zorg voor de burgers weg.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Het corrigeren van een postcode zal een eenvoudige aangelegenheid zijn. Wij behandelen hier alleen een wet die een pijpleiding is, zoals de staatssecretaris zegt. Wij weten nog niet precies wat erdoorheen gaat. Ik wil de burger graag de mogelijkheid geven om metertjes in de pijpleiding te steken om aan het kraantje te draaien, zodat daar stroomt wat hij wil dat er stroomt en hij juist vindt. Dat betekent dat er zeer complexe gegevens in komen te zitten. Er wordt gesproken over diploma's en misschien komen er ook wel competenties in. Als ik die in een keer op mijn scherm krijg, kan ik mij afvragen waar die ineens vandaan komen. De staatssecretaris kan wel zeggen dat niet-correcte gegevens worden gecorrigeerd, maar als ik zeg dat ik hoogleraar ben geweest, zal het UWV dat niet onmiddellijk geloven. Het zal er onderzoek naar doen en er zal dispuut over ontstaan. Het wordt dus ingewikkeld. Het gaat niet om eenvoudige dingen. In de Wet bescherming persoonsgegevens gaat het wel om eenvoudige feiten die juist of onjuist zijn zoals de vraag of iemand een of twee zussen heeft. Het gaat niet om complexe dingen zoals diploma's, competenties en dergelijke.

Staatssecretaris Aboutaleb:

De heer Ulenbelt suggereert dat wij iets anders gaan doen dan nu al bestaat, maar nu al kan iemand worden geconfronteerd met het feit dat een registerhouder gegevens over hem of haar heeft die niet helemaal kloppen. Dat kan nu ook al het geval zijn. Nu is er ook al voorzien in een manier waarop de burger dat recht kan zetten. Het College Bescherming Persoonsgegevens kan bijvoorbeeld in een conflict met een registerhouder bemiddelen om een zaak recht te zetten. Ook is er sinds lange tijd in voorzien dat een burger een klacht bij de Nationale Ombudsman kan indienen als die zijn gelijk niet krijgt na een klacht te hebben ingediend over een verkeerd bijgehouden gegeven. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Ulenbelt bedoelt dat een burger thuis gegevens moet kunnen corrigeren die het UWV over hem of haar bijhoudt. Dan komt in beeld waarover de heer Nicolaï sprak. Als men de burger het recht geeft om zelf veranderingen door te voeren in zijn gegevens, kan er fraudegevoeligheid ontstaan. Dat willen wij uitsluiten. Men kan zich melden bij de portal, waarna de machinerie aan de slag gaat om fouten recht te zetten. Bij een gewichtige kwestie kan de betrokkene worden opgeroepen, die zich ook kan melden bij het CWI met de melding dat een gegeven van een bepaalde registerhouder niet klopt en met het verzoek dat dit wordt rechtgezet. Dat moet de weg zijn, maar het recht om de burger zelf te laten schrijven in bestanden, lijkt mij niet de bedoeling.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik wil niet zelf schrijven in bestanden. De gegevens in een bestand komen ergens vandaan. Als een burger ziet dat zijn gegevens niet kloppen, moet hij de strijd tegen de bureaucratie beginnen. Mijn amendement voorziet erin om die strijd voor de burger gemakkelijker te maken, waardoor het systeem sneller veilig en zeker wordt.

Staatssecretaris Aboutaleb:

De heer Ulenbelt vraagt om instrumenten die wij nu al kennen. Straks wordt zichtbaar gemaakt wie de registerhouder is in het bestand. De burger kan zich via de portal bij de registerhouder vervoegen. In veel gevallen zal een fout gecorrigeerd worden. Bij een gewichtige kwestie waarbij sprake is van een ernstig meningsverschil, hebben wij voldoende instituties om de burger in staat te stellen een correctie af te dwingen, dan wel een klacht in te dienen.

Binnen het implementatietraject van het digitaal klantdossier zal in de praktijk ervaring worden opgedaan met de nieuwe elektronische correctie. Dit alles laat echter onverlet dat het recht van de belanghebbende overeind blijft om een correctie te verzoeken als hij van oordeel is dat zijn gegevens onjuist zijn.

Ten slotte verzoekt de heer Ulenbelt om de mogelijkheid te creëren om een meningsverschil over gegevens voor te leggen aan een onafhankelijke instantie. Dat is op dit moment al mogelijk. De burger kan het College Bescherming Persoonsgegevens verzoeken om te bemiddelen bij correctieverzoeken, maar op de achterhand is ook de Nationale Ombudsman beschikbaar als een organisatie volhardt in een weigering om te voldoen aan het verzoek van een burger.

De heer Omtzigt heeft gevraagd welke rechten een burger kan ontlenen aan het wetsvoorstel. In dit wetsvoorstel is het principe vastgelegd dat gegevens waarover de SUWI-organisatie uit met name genoemde basisregistraties kan beschikken voor de uitvoering van de taken, niet aan de klant mogen worden gevraagd. De invulling van dit principe betreft zoals ik heb gezegd een groeipad.

Het wetsvoorstel legt enerzijds de verplichting op aan bestuursorganen tot hergebruik van gegevens en regelt anderzijds het gedeeltelijk vervallen van de spontane informatieplicht voor een klant die voortvloeit uit het recht op een uitkering. Aanvullend wordt vastgelegd dat UWV en gemeenten niet nogmaals gegevens mogen opvragen bij de burger die het CWI reeds heeft uitgevraagd. Tezamen vormt dit pakket van maatregelen het door de expertcommissie-Keller de facto geformuleerde verbod.

Het laten vervallen van de plicht voor de burger om spontaan gegevens te verstrekken krijgt in dit wetsvoorstel een wettelijke basis. Het laten vervallen van de informatieverplichting zal pas op termijn, bijvoorbeeld in 2010 of later, worden ingevuld. De concrete invulling vereist immers dat het stelsel van basisregistraties zodanig is ontwikkeld dat voldoende kwaliteit kan worden gegarandeerd. Dit is een groeipad van jaren. Een burger kan zich op basis van dit wetsvoorstel beroepen op toepassing van het daarin neergelegde principe van eenmalige gegevensuitvraag. In dit geval zal het uitvoeringsorgaan daaraan in eerste instantie geen gevolgen mogen verbinden voor de vaststelling van het recht op een uitkering. Het uitvoeringsorgaan zal moeten motiveren waarom het gegeven in kwestie toch wordt uitgevraagd.

De heer Omtzigt heeft gevraagd om inzicht in de verantwoordelijkheidsverdeling. Er verandert niets in de verantwoordelijkheidsverdeling, zoals opgenomen in de Wet SUWI. In tegenstelling tot de operatie-Walvis worden hier geen taken overgedragen tussen organisaties. Geregeld wordt tevens dat het CWI verantwoordelijk is voor het beheer van de gezamenlijke elektronische voorzieningen. Overigens is dit allemaal niet nieuw. De ketenpartijen wisselen reeds gegevens uit in het kader van het SUWI-net. Men bouwt voort op bestaande infrastructuur, zoals dit netwerk.

De heer Omtzigt heeft gevraagd welke middelen de overheid heeft ten opzichte van de ketenpartners als zij zich niet houden aan de wetsbepaling. Met de ketenpartijen worden realistische afspraken gemaakt over het groeipad van de eenmalige gegevensuitvraag. Deze afspraken vormen de basis voor sturing. Hiervoor geldt het reguliere sturingsinstrumentarium.

Verschillende leden hebben gesproken over de privacy. In overeenstemming met het huidige wettelijke regime wordt informatie over burgers alleen verstrekt, c.q. uitgewisseld als dat noodzakelijk is en als er een wettelijke grondslag voor bestaat of aan te wijzen is. Het gesloten verstrekkingenregime blijft het uitgangspunt. Alleen organisaties die worden genoemd, mogen de gegevens met elkaar uitwisselen. Anderen mogen dat niet.

De heren Heerts en Omtzigt hebben gevraagd om een tussentijds evaluatiemoment van dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel betreft een wijziging van de Wet SUWI. De intentie is om aan te sluiten bij de reguliere evaluatie van de Wet SUWI, maar de eerstvolgende evaluatie is pas over vijf jaar voorzien. Ik kan mij er iets bij voorstellen, mede gelet op de aarzelingen over de polisadministratie, dat men dat moment ver weg vindt liggen. Het lijkt mij goed om tussentijds te komen met een soort voortgangsrapportage, waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de stand van zaken. Daarna kan worden gewacht op de gebruikelijke SUWI-evaluatie. Op die manier kunnen de ontwikkelingen goed worden gevolgd. Ik begrijp, gelet op alle ontwikkelingen, dat de Kamer de vinger tussentijds aan de pols wil houden.

De heer Omtzigt verzoekt de regering een toepassing voor burgers beschikbaar te maken, zodat zij zelf inzicht kunnen krijgen in hun inkomensondersteunende rechten, met het oog op het terugdringen van het niet-gebruik van regelingen. Ik ben het daarmee eens. Uit een recente publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat het niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen zeer fors is. Dat niet-gebruik is mij een doorn in het oog. Mensen moeten kunnen krijgen waar zij recht op hebben. Het kabinet heeft inmiddels tal van acties ingezet om het niet-gebruik terug te dringen. Een van die maatregelen betreft het koppelen van bestanden, met het doel niet-gebruikers te traceren en te informeren. Er loopt een pilot in dit verband. Een andere actie die het kabinet financieel ondersteunt, betreft de tool "Bereken uw recht" van het Nibud en Stimulansz. Het kabinet verwacht dat deze website een positieve bijdrage zal leveren aan het terugdringen van het niet-gebruik. De kern van het project is het ontwikkelen van een website waar zowel burgers als professionals rekensommen op kunnen maken. Ik verwacht dat de website in het najaar wordt ontsloten, ook voor burgers.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik ben onder de indruk van het aantal projecten dat deze staatssecretaris opzet om het niet-gebruik van voorzieningen en daarmee armoede te voorkomen. Mijn vraag was echter zeer specifiek. Op het moment dat de uitkering wordt berekend, zijn alle gegevens bekend, ook de moeilijke, zoals de lonen en de toekomstige inkomsten. Als je nu naar de Nibud-website gaat, moet je zelf schatten wat je inkomen de komende12 maanden is, bijvoorbeeld met het oog op de zorg- en de huurtoeslag. Door de koppeling van een en ander creëer je een wezenlijk betere tool voor mensen dan wanneer zij zelf gegevens moeten invoeren. Is de regering bereid die tool of een aangepaste versie daarvan op korte termijn beschikbaar te stellen voor de klant die via Internet bij het SUWI naar zijn situatie kijkt?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Eigenlijk zou het een eenvoudige verbinding moeten zijn. Je zou gewoon moeten kunnen klikken, dan op een andere site moeten komen en de gegevens moeten kunnen kopiëren. Het lijkt mij verstandig deze aanbeveling mee te nemen. Het is allemaal wel erg ingewikkeld, omdat de inkomensregelingen gemeenteafhankelijk zijn. De ene gemeente regelt iets op het ene niveau, terwijl de andere gemeente het weer op een ander niveau regelt. Als je het dus correct wilt doen, moet je onderscheid maken tussen een burger die in Limburg woont en gebruik maakt van de regelingen in zijn Limburgse gemeente en de landelijke regelingen. Wij gaan daarnaar kijken, want het is een uitdaging om die koppeling te realiseren. Vooruitlopend daarop starten wij alvast met de nieuwe tool, zodat de burgers generiek, op het hogere niveau, in staat worden gesteld hun rechten, voor zover die een landelijk karakter hebben, in beeld te krijgen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik concludeer dat de tool voor de landelijke rechten, bijvoorbeeld op het gebied van de zorg- en de huurtoeslag, voor de klant beschikbaar komt. Ik begrijp heel goed dat het moeilijker ligt als het gaat om de gemeentelijke rechten, maar die komen in het ingroeitraject aan de orde.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Helemaal juist.

De heer Omtzigt heeft ook gesproken over de basisregistratie inkomen en de polisadministratie. Hij heeft gevraagd of het nodig is om deze als authentieke administratie aan te merken. De basisregistratie inkomen en de polisadministratie overlappen elkaar deels, maar niet geheel. Daarom is het nodig dat beide uiteindelijk in de eindfase worden aangemerkt als basisadministraties. De ene administratie bevat soms iets meer of andere gegevens dan de andere, hoewel zij op onderdelen overlap vertonen.

De heer Omtzigt (CDA):

Het hoeft niet nu, maar kan de regering in een brief aangeven waar de overlappen tussen deze administraties zitten en wat de zin ervan is om beide administraties separaat te handhaven?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ik zeg dat graag toe.

De heer Uhlenbelt sprak over de gegevensverstrekking door de potentiële werkgever. Hij vraagt om het schrappen van de mogelijkheid tot gegevensuitwisseling door de potentiële werkgever. Dit onderdeel van het wetsvoorstel heeft geen directe relatie met de eenmalige gegevensuitvraag, maar komt voort uit de discussie met het College Bescherming Persoonsgegevens over de vraag of het CWI wel rechtstreeks gegevens zou mogen ontvangen van een werkgever waarbij de werkzoekende heeft gesolliciteerd. Het kabinet wil dit expliciet geven om ook een einde te maken aan dat verschil van mening. Ik wijs de heer Uhlenbelt erop dat het nu ook al gebeurt. Gemeente sturen mensen in een re-integratietraject en willen uiteindelijk van de potentiële werkgever waar eventueel een re-integratietraject loopt, door een loonkostensubsidie of een detacheringsconstructie, gegevens krijgen die noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld de voortgang van een uitkering. Het is nu ook gebruik. Als het in dit soort omstandigheden aan de orde is en als de gegevens noodzakelijk zijn voor het bepalen van het recht op een uitkering, willen wij dit vastleggen zodat het gewaarborgd is. Daarom is het in het wetsvoorstel opgenomen.

De heer Uhlenbelt heeft vervolgens gevraagd – en ik had die vraag verwacht van de heer Nicolaï – of het betekent dat werkgevers administraties moeten gaan bijhouden. Dat is niet het geval. Het gaat vaak om kortetermijnacties. Een re-integratieprocedure kan soms een aantal weken duren, maar kan soms een aantal maanden duren. Voor een gemeentelijke sociale dienst, het UWV of het CWI is het relevant wat de stand van zaken is bij de werkgever in het gesprek dat daar is gevoerd. Wij hebben te maken met mensen die op gesprek worden gestuurd bij een re-integratiebedrijf of bij een bedrijf, omdat daar mogelijk een baan is. Dan kan blijken dat de persoon in kwestie er helemaal niet op uit is om de baan te aanvaarden. Er moet dus feedback zijn om te weten of het iets was. Die kan aanleiding zijn voor een goed gesprek over de inzet van de persoon in kwestie om een baan te vinden dan wel te aanvaarden.

De heer Ulenbelt (SP):

U kunt dus garanderen dat er in het kader van het digitaal klantdossier geen registratiesysteem komt voor sollicitanten?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Het wetsvoorstel gaat er niet van uit dat werkgevers worden verplicht tot het maken van administraties en het bijhouden van registraties. Werkgevers worden verplicht tot het leveren van informatie over de casus waar het over gaat.

De heer Ulenbelt (SP):

Moet ik het zo zien dat het eigenlijk een foutje uit het verleden is, dat en passant in het wetsvoorstel is opgenomen, en dat mijn zorgen over werkgeversregistraties van sollicitatie en gedrag ten onrechte zijn geweest?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Wetgeving is altijd een zaak van voortschrijdend inzicht. Zie de manier waarop wij de afgelopen twee, drie jaar een aantal zaken rond fraudebestrijding hebben geregeld. Die waren in de jaren negentig niet aan de orde. Een voortschrijdend inzicht brengt ons ertoe om bepaalde zaken wel te willen regelen. Als wij merken dat dit een punt van discussie kan zijn tussen potentiële werkgevers en de registratiehouders, bijvoorbeeld het CWI, dan heb ik liever dat wij het regelen.

De heer Ulenbelt (SP):

Als het aan u ligt, komt er geen verplichting voor werkgevers om sollicitatiegedrag te registreren en om dat op te nemen in het klantdossier?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Dit wordt een semantische discussie. Het gaat erom dat ik wil regelen dat het CWI kan checken hoe een en ander is verlopen, als een klant een sollicitatie-inspanning moet doen en zegt dat hij ergens is geweest. Wij willen regelen dat er feedback komt. De werkgever hoeft daarvoor echter geen uitgebreide bestanden of administraties bij te houden. Wij zullen hen daartoe ook niet verplichten.

De heer Heerts (PvdA):

Het is mij niet meer duidelijk welke informatie wel of niet verplicht in het digitaal klantdossier moet komen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de Kamer op dat punt helderheid krijgt? Ik vind de vraag van de heer Ulenbelt terecht. Moet bijvoorbeeld de informatie dat iemand niet is aangenomen omdat zij een boerka droeg bij de sollicitatie, in het digitaal klantdossier? In een individuele casus om voor het verstrekken van een uitkering te kunnen beoordelen of iemand voldaan heeft aan de sollicitatieplicht, zou dat kunnen, maar dat komt toch niet allemaal in het digitaal klantdossier?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ik wil met alle plezier op dit punt terugkomen in de brief die ik de heer Omtzigt heb toegezegd. Ik hoop wel dat de Kamer mijn zorg deelt. Wij moeten namelijk wel kunnen beoordelen of iemand zijn sollicitatieplicht behoorlijk heeft uitgevoerd. Daar gaat het om.

De heer Heerts vraagt naar het eenduidig elektronisch terugmelden van gegevens. Binnen het implementatietraject van het digitaal klantdossier zal in de praktijk ervaring worden opgedaan met de nieuwe elektronischecorrectie. Dit is ook een groeipad. Dat laat echter onverlet het recht van belanghebbende om correctie te verzoeken als hij van oordeel is dat zijn gegevens onjuist zijn. In het kader van de e-overheid worden generieke gemeenschappelijke voorzieningen ontwikkeld voor het gegevensverkeer tussen basisregistraties die van elkaars gegevens gebruik maken en voor het gegevensverkeer tussen basisregistraties en afnemers. Dit gebeurt binnen het programma Overheidsdiensten Platform. Daarbij is ook een gemeenschappelijke terugkoppelmelding aan de orde.

De heer Heerts vroeg hoe een en ander geregeld wordt met de Belastingdienst die niet in de SUWI-keten meedoet. De gegevens van de Belastingdienst komen automatisch beschikbaar via de polisadministratie. Het gebeurt dus op een indirecte manier.

De heer Heerts (PvdA):

Komt er op langere termijn ook een systeem van authentieke gegevens van de IBG en de Belastingdienst, zodat de burger bij de aanvraag van een uitkering daarnaar kan verwijzen? In dat geval moet in het groeipad worden meegenomen dat naast de socialezekerheidswetgeving ook andere wetgeving onderdeel uitmaakt van die authentieke gegevens die maar eenmalig aan de burger gevraagd mogen worden.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Wij moeten in deze fase niet al heel breed willen gaan. Ik ben blij als wij dit nu kunnen organiseren voor de SUWI-keten en voor de tak van werk en inkomen. De heer Heerts gaat nu breder, maar wat mij betreft past dat meer in de sfeer van de e-overheid en dat debat gun ik hem graag met de minister van BZK.

De heer Nicolaï (VVD):

De staatssecretaris heeft niet gereageerd op mijn vraag over gegevensuitwisseling met andere landen. Het antwoord is belangrijk voor de vraag of ik in tweede termijn daarover een motie zal indienen.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ik ben nog niet helemaal klaar met mijn beantwoording.

De heer Nicolaï sprak over het rapport van de IWI over de beveiliging van de registraties bij gemeenten. Dat is een autonome verantwoordelijkheid van de gemeenten. Zij moeten daarvoor veel werk verzetten. Uit mijn verleden weet ik dat dit een voortdurend punt van zorg is. Gemeenten krijgen daarbij steun van de rijksoverheid, zeker op het domein van werk en inkomen. Het is de bedoeling dat er een éducation permanente aan de orde is om voortdurend alert te blijven op mogelijke haperingen in privacygevoelige systemen. Hoe goed grote bedrijven ook zijn op het terrein van privacybescherming, er bestaat in de sfeer van digitale technieken altijd de kans dat er in een bestand wordt ingebroken. Grote bedrijven hebben daar ook last van. Daarom is er ons alles aan gelegen om met grote frequentie de beveiligingssystemen tegen het licht te houden en up to date te krijgen. Wat gisteren de standaard was, zal morgen niet langer de standaard zijn; je moet er dus voortdurend alert op zijn.

In het kader van de Europese Unie is de koppeling van bestanden in het buitenland met het oog op de fraudebestrijding redelijk goed dekkend gemaakt. De gegevensuitwisselingen komen mede tot stand via de Sociale Verzekeringsbank. Ook gegevens die voor andere uitkeringssoorten relevant zijn, komen via dat kanaal binnen en worden vervolgens doorgeleid naar andere belanghebbenden binnen de keten. Ten aanzien van verdragen die wij afsluiten met andere landen in het kader van de export van uitkeringen, is een belangrijk onderdeel het maken van sluitende afspraken over gegevensuitwisseling inzake rechtmatigheid van de verstrekte dan wel de te verstrekken uitkeringen. Dat is dus een punt van aandacht.

Op basis van de gegevens van mijn voorganger is voor de implementatie van de eerste fase van dit traject het bedrag van 49,5 mln. voldoende. Zeer recent heb ikzelf met de gemeenten afspraken gemaakt over de bekostiging van hun aandeel, te weten 15,1 mln., dat gaat lopen via de weg van het Gemeentefonds. Over het groeipad, inclusief de kosten, zal ik verdere afspraken met de Kamer maken.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn heldere en soms ook openhartige reactie op onze zorgen over het wetsvoorstel inzake eenmalige gegevensuitvraag. De staatssecretaris heeft gezegd dat de burger mag weigeren gegevens uit te leveren zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitkering. Welnu, dat zullen wij in onze oren knopen. De bottom line is dat op een bepaald moment gegevens bij de overheid gewoon beschikbaar moeten zijn en dat zij niet op elk moment kan teruggrijpen op de burger of de werkgever om gegevens die zij al heeft, nogmaals op te vragen. Daar zullen wij de staatssecretaris bij de evaluatie ook aan houden.

Verder zijn wij geschrokken van zijn opmerking dat hij nog niet vooruit kan lopen op de probleemanalyse en dat de polisadministratie voorlopig niet als authentieke bron wordt aangemerkt, terwijl dat wel in het wetsvoorstel staat. Helemaal als een verrassing komt dat niet. Uit het amendement blijkt ook dat ik de staatssecretaris een "haakje" geef om een administratie per AMvB tijdelijk niet meer aan te wijzen als authentieke registratie, maar deze opmerking van de staatssecretaris heeft wel grote gevolgen voor het wetsvoorstel. Het is verschrikkelijk aardig dat je met de Rijksdienst voor het Wegverkeer kunt uitwisselen welke auto je hebt en dat je met de Gemeentelijke Basisadministratie kunt uitwisselen wat je postcode is. Die dingen kun je als werkzoekende vaak best wel melden aan een kantoor. Echt vervelend wordt het als je gevraagd wordt naar je laatste twaalf loonstrookjes. Dat is namelijk wat er in de polisadministratie staat. Die gegevens zijn soms wat moeilijker terug te vinden, zeker als er sprake is van ingewikkelde naberekeningen als gevolg van beëindiging van het werknemerschap. Dat zijn de gegevens die nodig zijn om vast te stellen of men recht heeft op een uitkering. Zij zijn ook van belang voor de hoogte en de duur van de eventuele uitkering. Het is niet zo erg als nog eens om het bankrekeningnummer wordt gevraagd. Het gaat ons juist om die andere cruciale gegevens. Wij zien graag dat de regering aangeeft welke gevolgen de probleemanalyse heeft. Daarom dien ik de volgende motie in.

De OmtzigtKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de invoeringsproblemen van de polisadministratie gevolgen hebben voor de invoering van de Wet eenmalige gegevensuitvraag;

constaterende dat de regering de polisadministratie niet als authentiek kan beschouwen;

verzoekt de regering om bij de probleemanalyse van Walvis aan te geven welke gevolgen deze analyse heeft voor het groeipad van de Wet eenmalige gegevensuitvraag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Heerts, Ulenbelt, Nicolaï en Tony van Dijck.

Zij krijgt nr. 12(30970).

Voorzitter: Ten Hoopen

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Wij verzoeken de regering om die brief snel naar de Kamer te sturen, zodat wij kunnen beoordelen hoeveel haast er met de voortgang van dit wetsvoorstel gemaakt moet worden.

Ik deel de mening van de heer Nicolaï dat de gemeentelijke sociale diensten sneller als bron gebruikt kunnen worden. De staatssecretaris was helder over de verantwoordelijkheidsverdeling. Op het moment dat een van de ketenpartners zijn beloftes niet nakomt, kan een beroep gedaan worden op het bestuursinstrumentarium. Ik hoop dat dit ook op initiatief van een burger kan gebeuren. Gelukkig zie ik de staatssecretaris instemmend knikken.

Het is goed dat op zo kort mogelijke termijn de rekentool van het Nibud beschikbaar komt voor de nationale regelingen. Wij hebben er alle begrip voor dat dit voor lokale regelingen wat langer kan duren, want hieraan liggen gemeentelijke verordeningen ten grondslag.

Wij zijn blij dat er een brief is toegezegd over de basisregistratie inkomensgegevens en de polisadministratie. Het is ongewenst dat deze twee administraties elkaar overlappen. Wij vernemen graag wat de meerwaarde is van het naast elkaar handhaven van beide administraties. Wellicht kan een en ander efficiënter ingericht worden. Als op twee plaatsen hetzelfde "authentieke gegeven" wordt bewaard terwijl er toch verschillen blijken te zijn, ontstaan er problemen bij de uitvraag.

Ik hoop dat over twee jaar uit de evaluatie blijkt dat de burger met deze wet snel de goede uitkering krijgt en ook dat hij snel weer aan het werk kan. Men moet zich kunnen concentreren op het werk omdat het inkomen goed geregeld is, dus zonder bureaucratische ellende.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Mijn angst voor de paarse krokodil is wellicht ongegrond omdat de overheid de polisadministratie niet op orde heeft. Niemand weet hoe lang dat nog kan duren. Zolang die administratie niet gebruikt kan worden, blijft de paarse krokodil weg. Dat is op zichzelf geruststellend. Het betekent echter wel dat er nog steeds sprake kan zijn van dubbele gegevensuitvraag. Het komt mij voor dat het digitale klantdossier niet meer bevat dan een postcode, een straat, een huisnummer en een banknummer. De burger weet die gegevens wel uit het hoofd. Het wordt pas vervelend als opnieuw naar loonstrookjes en dergelijke gevraagd wordt.

Er komt een brief over het correctierecht. Is de staatssecretaris bereid om de ombudsman en het College Bescherming Persoonsgegevens te vragen of zij de burger willen helpen bij het opruimen van paarse krokodillen, dus bij het corrigeren van gegevens? Zij hebben volgens mij een andere opvatting als het om overheidshandelen gaat. Als aan het loket blijkt dat de gegevens fout zijn, is het wel of niet hebben van een werkgever of het beschikken over bepaalde informatie beslissend voor bijvoorbeeld het verkrijgen van een uitkering. Dan moet er snel gehandeld worden. Kunnen de ombudsman of het CBP die rol vervullen? Zolang daarover geen duidelijkheid is, handhaaf ik mijn amendement.

De staatssecretaris schetst met betrekking tot de potentiële werkgever een situatie in re-integratie. Daar is als het ware sprake van een driehoeksverhouding. Het re-integratiebedrijf weet waar het iemand naar toe heeft gestuurd en informeert later bij de werkgever hoe het gaat. Mij gaat het echter om de honderdduizenden mensen die een sollicitatieplicht hebben. Dat traject wordt niet begeleid door een coach. Hoe komt het CWI er nu achter hoe de sollicitaties verlopen? Moet het CWI dan bij alle werkgevers nagaan hoe de sollicitant zich heeft gedragen? Ook wat dat betreft handhaaf ik mijn amendement.

Tot slot wil ik voor het goed laten werken van het systeem de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het digitale klantdossier gegevens uit diverse registraties van diverse instanties zal bevatten;

overwegende dat burgers moeten weten hoe en bij welke instantie zij het correctierecht op onjuiste gegevens kunnen uitoefenen;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat bij ieder gegeven dat in het digitale klantdossier wordt vermeld hoe en waar de burger het correctierecht kan uitoefenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(30970).

De heer Heerts (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitvoerige toelichting en voor zijn toezeggingen op het punt van de evaluatie. Heb ik goed begrepen dat wij schriftelijk aanvullende informatie krijgen naar aanleiding van het amendement van de heer Ulenbelt op stuk nr. 7 over de gegevens die eventueel wel over het sollicitatiegedrag in het Digitale Klantendossier worden meegenomen? Verder zien wij uit naar het groeipad. Wij trappen vandaag opnieuw op het gaspedaal om de e-overheid vorm te geven. Ik heb nog één vraag. Wordt de Kamer geïnformeerd als er onwillige uitvoeringsorganisaties zijn of gemeenten die op de een of andere manier niet mee willen werken? Is de staatssecretaris bereid om zeer proactief te zijn op dit punt? Wij mogen ervan uitgaan dat de staatssecretaris de steun van de Kamer heeft om deze weg op te gaan, maar de Kamer wil natuurlijk wel goed op de hoogte worden gehouden als mensen niet mee willen werken. Dan bedoel ik niet de burgers.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. Om te beginnen dank ik de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Op de meeste punten heeft hij heel helder gereageerd. Ik was en blijf voorstander van dit wetsvoorstel. Enkele zorgen zijn niet weggenomen. In zekere zin is er zelfs een bijgekomen, zoals de heer Omtzigt dat verwoordde. Daar sluit ik mij kortheidshalve bij aan. Ook heb ik zijn motie mede ondertekend.

De staatssecretaris hield een erg algemeen verhaal over de lessen van de Wet Walvis. Op de vraag naar garanties dat dergelijke fouten bij dit grote project niet gemaakt worden, is hij onvoldoende duidelijk geweest. Ik vind de beantwoording over de privacy overtuigend. De heer Ulenbelt heeft een amendement ingediend betreffende de bezwaarmogelijkheden van de burger als er naar het oordeel van de burger iets niet klopt. Heb ik goed begrepen dat de staatssecretaris die zorg over dit punt deelt, maar dat hierin is voorzien in de Wet bescherming persoonsgegevens en dat aanvaarding van het amendement tot een doublure zal leiden? Als ik hem dus goed heb begrepen, ben ik er om die praktische wetstechnische reden niet voor.

De staatssecretaris heb ik niet veel meer horen zeggen over de meetbaarheid van de doelen. Het is voor mij wel een reden te meer om het amendement van collega's Heerts en Omtzigt te steunen over het tussentijds evalueren over twee jaar.

De vergelijking fraudebestrijding en buitenland beschouw ik als een aansporing van de staatssecretaris aan zichzelf om daar met behulp van deze betere gegevensvoorziening meer werk van te gaan maken.

De heer Omtzigt heeft een vraag gesteld over de gemeentelijke sociale diensten. Ik vind het van het grootste belang dat ook zij zo snel mogelijk ten volle zijn aangesloten en er dus niet naar believen van kunnen gebruiken en als ze zin hebben ook gegevens kunnen aanleveren. Ik wil dat graag in een motie vastleggen, omdat gemeenten wel moeten meewerken en daarbij zou deze regering wel eens een steuntje in de rug kunnen gebruiken van deze Kamer als wij dat vastpinnen op een tijd. Dat het technisch lastig zou zijn omdat je met verschillende automatiseringssystemen te maken hebt, is alleen maar reden te meer om er enige druk achter te zetten. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bruikbaarheid van het digitale klantdossier staat of valt met de kwaliteit van de gegevens;

constaterende dat op dit moment gemeentelijke sociale diensten weliswaar gebruik mogen maken van de gegevens van de overige ketenpartners werk en inkomen, maar feitelijk onvoldoende aangesloten zijn op de systemen van de SUWI-keten;

constaterende dat op deze wijze de informatie niet adequaat wordt overgedragen van sociale diensten naar de andere ketenpartners;

van mening dat zo de kwaliteit van de gegevens in het digitale klantdossier in gevaar komt;

verzoekt de regering, uiterlijk 1 april bij AMvB de verplichte aansluiting van de sociale diensten op de systemen van de overige ketenpartners te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Omtzigt en Heerts. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(30970).

Staatssecretaris Aboutaleb:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. Ik denk dat er voldoende argumenten zijn gewisseld over de polisadministratie, maar voordat ik mijn oordeel uitspreek over de moties en amendementen, wil ik er toch nog even op terugkomen.

Zoals ik al heb gezegd, wil ik met alle plezier de minister van SZW en de staatssecretaris van Financiën verzoeken om de gevraagde gevolgen voor dit traject in beeld te brengen, maar wil ik ook nogmaals benadrukken dat wij deze twee zaken niet met elkaar moeten vervlechten. Ik heb al gezegd dat wij vandaag een juridisch wettelijk kader neerleggen voor het gebruik straks van digitale registraties van overheden om de burger ter wille te zijn, belangwekkend maar niet meer dan dat. Ook geven wij hiermee aan welke correctiemechanismen er zijn als de burger straks het gevoel heeft dat hij niet gekregen heeft wat hij had willen krijgen of dat zijn gegevens verkeerd worden beheerd. Ik kan niet genoeg benadrukken dat wij vandaag niet de problemen met de polisadministratie regelen noch hoe de bestanden gekoppeld gaan worden. Het gaat hier uitsluitend om die infrastructuur.

In het licht van de gevoerde discussie in de afgelopen periode over de polisadministratie begrijp ik de gevoelens van de Kamer over dit onderwerp. Toch zou ik de Kamer willen vragen om deze onderwerpen enigszins naast elkaar te zien. De polisadministratie is heel belangrijk, maar wordt gewoon meegenomen op het moment waarop deskundigen zeggen dat het een valide bestand is dat kan worden gebruikt. Dus graag aandacht voor deze scheiding, maar nogmaals, ik wil met alle plezier de collega's vragen hierop nog nader in te gaan in de probleemanalyse die de Kamer mag verwachten.

Allereerst kom ik op de motie van de heer Omtzigt waarin hij constateert dat de regering de polisadministratie niet als authentiek kan beschouwen. Naar mijn mening schiet dat dictum tekort. Ik stel de indieners voor om het dictum te laten luiden: "constaterende dat de regering de Polisadministratie voorlopig niet als authentiek kan beschouwen;". Hiermee wordt de weg niet afgesloten voor een toekomstig aanhaken.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik stem in met deze wijziging.

De voorzitter:

De motie-Omtzigt c.s. (30970, nr. 12) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de invoeringsproblemen van de polisadministratie gevolgen hebben voor de invoering van de Wet eenmalige gegevensuitvraag;

constaterende dat de regering de polisadministratie voorlopig niet als authentiek kan beschouwen;

verzoekt de regering om bij de probleemanalyse van Walvis aan te geven welke gevolgen deze analyse heeft voor het groeipad van de Wet eenmalige gegevensuitvraag,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (30970).

Staatssecretaris Aboutaleb:

De strekking van de motie komt dan overeen met de toezegging die ik eerder heb gedaan om de bewindslieden van SZW en Financiën te vragen om het punt te betrekken bij de probleemanalyse. Ik heb dan ook geen moeite met deze motie.

De heer Ulenbelt heeft een motie ingediend waarin hij de regering verzoekt, ervoor te zorgen dat bij ieder gegeven in het digitale klantdossier wordt vermeld hoe en waar de burger het correctierecht kan uitoefenen. Ik heb uitputtend, en naar mijn mening overtuigend, aangegeven dat dit het doel is dat ik nastreef. Om die reden vind ik de motie overbodig.

De heer Ulenbelt heeft een amendement ingediend waarin dieper wordt ingegaan op de potentiële werkgever. Ik heb eerder aangegeven waarvoor een en ander nodig is, namelijk om het recht op een uitkering te kunnen vaststellen. En passant heb ik in reactie op een interruptie van de heer Heerts aangegeven dat de gestelde nadere vragen betrokken worden bij de brief waar ik zo-even over sprak. Om die reden ontraad ik het aannemen van dit amendement.

In het amendement van de heer Ulenbelt over een derde onafhankelijke instantie wordt mij gevraagd om bij de Nationale ombudsman en het College Bescherming Persoonsgegevens nog eens na te gaan of zij een rol willen spelen in het geheel. Ik vind dat verzoek wat merkwaardig. Ik check ook niet bij mijn waterleidingbedrijf of het water wil leveren. De taak van de ombudsman is om ten alle tijden klachten van burgers in behandeling te nemen. Daarvoor is zijn functie in het leven geroepen. Ook het College Bescherming Persoonsgegevens heeft in dezen een taak. Het lijkt mij voldoende dat in het traject naar het wetsvoorstel uitputtend en positief overlegd is met het College Bescherming Persoonsgegevens en dat adviezen van die instantie in voldoende mate in het wetsvoorstel zijn neergeslagen. Om die reden ontraad ik ook het aannemen van dit amendement.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik begrijp deze redenering geheel, maar kan de staatssecretaris niet toezeggen dat hij een oproep doet aan de instanties waarbij hij betrokken is of waar hij over gaat, om alerter te reageren als burgers verkeerde gegevens constateren, bezwaar maken, enzovoorts? Het is natuurlijk voor een groot deel een probleem van de instanties dat mensen gek worden van het van het kastje naar de muur gestuurd worden. De staatssecretaris gaf net zelf ook al aan dat hij daardoor nauwelijks kon verhuizen.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ik ga op dit punt verder dan de heer Nicolaï. Ik doe niet slechts een oproep aan de organisaties waar ik over ga. Ik stuur die aan. Zij moeten doen waarvoor deze wet in het leven is geroepen. Dat gaat deel uitmaken van de prestatieafspraken die gemaakt worden met de raden van besturen. Ik stuur die met de minister zelf aan. Ik ga dus verder dan een oproep.

De heer Ulenbelt (SP):

Een van de organisaties in de keten is het UWV. Bij de Nationale ombudsman staat die organisatie op nummer twee op het punt van het aantal klachten. Denkt u dat de ombudsman er echt op zit te wachten om die problemen ook nog eens allemaal op te lossen? U bent op deze manier niet burgervriendelijk. De burger moet aan de hand worden genomen, niet om te beoordelen of de klacht al dan niet terecht is, maar om te beoordelen of een klacht wordt opgelost. Daar gaat het om. Daarvoor is wat anders nodig dan de ombudsman of het College Bescherming Persoonsgegevens. Ik handhaaf dus mijn amendement. De burger moet hulp krijgen in de strijd tegen de digitale bureaucratie, mocht die ontstaan.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ik heb een ander beeld van een instituut als de Nationale ombudsman. Ik heb in mijn vorige hoedanigheid ook veel met de gemeentelijke ombudsman te maken gehad. Ik maak onderscheid naar de individuele casus waarin een burger echt het gevoel heeft dat hij niet serieus is genomen door een gemeentelijke instantie of een overheidsinstantie in het algemeen. Relevanter echter is het beeld dat een ombudsman kan destilleren uit een reeks van klachten die ingediend zijn, bijvoorbeeld over het UWV. Het eerste is een individueel verzoek waarbij de ombudsman eventueel kan helpen bij het beslechten van een geschil, terwijl het andere relevant is voor het maken van beleid. Dan kunnen wij zien of er helderheid kan komen naar aanleiding van een reeks van klachten over het UWV, over een diensttak, een regeling of een onhelderheid. Er is geconstateerd dat de ombudsman veel van dit soort klachten krijgt en de vraag is gesteld of men daar bij de ombudsman op zit te wachten. Ik ga ervan uit dat de ombudsman voldoende geëquipeerd is om klachten van burgers in ontvangst te nemen en te behandelen. Mocht de ombudsman onverhoopt toch vinden dat hij er met de beschikbare capaciteit niet uitkomt, dan heeft het kabinet daarover met de ombudsman een gesprek op een andere plek. Wat mij betreft, hoort dat niet bij dit wetsvoorstel thuis.

Dan kom ik op het amendement-Omtzigt/Heerts op stuk nr. 9, waarin een en ander gezegd wordt naar aanleiding van Walvis. De Kamer moet zelf besluiten wat zij goed vindt, maar ik wil toch aangeven dat ik de procedure die dit amendement voorstaat, nogal ongebruikelijk vind. Er is slechts een heel kleine link met wat wij hier vandaag behandelen. Er komt een brief van de minister van SZW en de staatssecretaris van Financiën en daar zal uitvoerig overleg over gaan plaatsvinden. In dat overleg zullen er oplossingen worden bedacht. Ik denk dat de oplossing in dat verband moet worden gevonden. Die zaken moeten daar geregeld worden en niet hier. Ik begrijp echter – dat heb ik al een paar keer gezegd – de zorg van de Kamer op dit punt. Daarom laat ik het oordeel over dit amendement aan de Kamer over.

Het amendement-Omtzigt/Heerts op stuk nr. 10 betreft het gebruik van administraties en gegevens, en de vraag of daar een voorhangprocedure voor gehanteerd moet worden. Ik heb vanochtend betoogd dat de ontwikkelingen op het terrein van de digitale toepassingen in rap tempo plaatsvinden. De toepassingen van vandaag zijn morgen alweer achterhaald, en overmorgen behoren zij tot het rijk der fabelen. Wij moeten elkaar en de mensen die met dit soort systemen aan de slag moeten, niet laten gijzelen door dat feit. Stel dat voortschrijdend inzicht aantoont dat een bepaald gegeven niet langer uit bestand A moet worden opgehaald, maar uit bestand B. Als de technici dat belangrijk en valide vinden, moeten wij kunnen volstaan met het feit dat ik u dat meld en dat ik u daarover tijdig informeer. Ik ben het met de heer Ulenbelt eens dat wij een bureaucratie organiseren waarvan ik mij afvraag of u erbij gebaat bent en of de zorgvuldigheid en slagvaardigheid, waar ik net over sprak, ermee gediend zijn als wij voortdurend voorhangprocedures gaan organiseren. Ik wil de Kamer met alle plezier alle stappen die wij daaromtrent zetten, voorleggen. Ik zal haar informeren. Ook zal ik wat mij betreft zo spoedig mogelijk de AMvB's die hierop van toepassing zijn, tijdig melden, zodat de Kamer daar, zo nodig, nog iets over kan opmerken. Ik denk dat wij ervoor moeten waken, dit allemaal in formele wettelijke bepalingen vast te willen leggen, want dan is er in dat opzicht lastig vooruitgang te boeken. Ik verplaats mij hierbij in degenen die dit moeten uitvoeren.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wil nog wat opheldering over de ministeriële regelingen. Eerst zegt de staatssecretaris dat hij in de wetgeving opneemt dat de administratie zal worden gebruikt. Dat geldt voor de polisadministratie. Vervolgens komt er een ministeriële regeling waarin staat dat geen enkel gegeven uit die administratie wordt gebruikt. Om dergelijke informatie gaat het en niet om technische informatie of een gegeven uit administratie A of administratie B waarvoor de staatssecretaris naar de Kamer moet komen. Het gaat om een lichte, niet-stuitende voorhang, hetgeen betekent dat de staatssecretaris de wettekst twee weken voor publicatie in het Staatsblad naar de Kamer moet sturen. De Kamer zal nooit bezwaar maken tegen technische aangelegenheden, maar wel tegen de eventuele stelling in de wettekst dat bepaalde administraties niet worden gebruikt. Daar wil de Kamer invloed op uitoefenen. Daarom heeft mijn fractie dit amendement ingediend.

Staatssecretaris Aboutaleb:

De vraag is nu alleen of dit wettelijk moet worden vastgelegd of dat de Kamer genoegen met mijn toezegging neemt dat dergelijke veranderingen tijdig aan haar worden gemeld. De Kamer heeft altijd het laatste woord. Zij kan altijd besluiten dat een brief met informatie daarover aanleiding vormt voor overleg met het kabinet. Dan is dat aan de orde. De vraag is alleen of u dit formeel wettelijk wilt verankeren.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik hoor goed dat de staatssecretaris akkoord gaat met de voorhang op de AMvB, maar moeite heeft met de voorhang op de ministeriële regeling. Ik zal het amendement nog eens grondig bestuderen. Ik heb de toezegging van de staatssecretaris goed gehoord dat hij te allen tijde de Kamer informeert over eventuele ingrijpende dingen die in de wettekst komen te staan, zodat de Kamer die niet in het Staatsblad hoeft te lezen. De Kamer gaat al die technische dingen, die ministeriële regelingen, echt niet zelf uitvissen.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Het kabinet zal zijn best doen om tijdig te traceren welke veranderingen echt relevant zijn voor het politieke bestuur en door hem en de Kamer te bespreken zijn. Ik zal ze de Kamer voorleggen. Ik heb ook gezegd dat wij een evaluatie zullen houden. Ik vind alleen wel dat wij een politiek debat moeten vermijden over gegevens die technisch van aard zijn en waarvan mensen in de dagelijkse praktijk vinden dat zij van de een of de andere plek moeten worden gehaald. Dat probeer ik veilig te stellen.

De heer Heerts (PvdA):

In alle vriendelijkheid wil ik graag weten wat wel en niet via de AMvB-procedure kan en wat de staatssecretaris als verantwoordelijk bewindsman zelf technisch wil afdoen. Als wij daarover in de komende dagen helderheid krijgen, zullen wij bezien of wij ons amendement handhaven, dan wel of wij het zullen wijzigen in de zin zoals wij er nu over spreken.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Daarmee stem ik graag in.

Het amendement op stuk nr. 11 betreft de evaluatie, waarover wij voldoende hebben uitgewisseld. Dit amendement kan niet op een bezwaar van de zijde van het kabinet stuiten, hoewel ik erop wijs dat ik niet precies weet of een evaluatie over twee jaar het juiste moment is. Het lijkt mij terecht dat er een tussenevaluatie komt en dat wij in de SUWI-cyclus vervolgens overgaan tot evaluaties.

De heer Heerts (PvdA):

Als er problemen zijn over een halfjaar, willen wij daar ook van op de hoogte zijn. Wij hebben niet de beste ervaringen met de operatie-Walvis. Daarom steunen wij de staatssecretaris erin dat dit juist wel goed gaat.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Mijn politieke antenne dienaangaande is in de afgelopen maanden aanzienlijk verscherpt.

Ten slotte kom ik bij de motie van de heren Nicolaï, Omtzigt en Heerts waarin het kabinet wordt verzocht om uiterlijk 1 april 2008 bij AMvB de verplichte aansluiting van de sociale diensten op de systemen van de overige ketenpartners te realiseren. Ik vind het onhelder wat hiervan het doel is. Ik weet niet of dit in de praktijk realistisch is. Eind 2007 zal ik een beter beeld hebben van de wijze waarop dit past in het groeipad, als wij dit al wenselijk vinden. Ik doe een beroep op de indieners om de datum van 1 april te veranderen in "zo snel mogelijk in 2008".

De heer Nicolaï (VVD):

Daarvoor voel ik niet, maar ik begrijp wel de overweging van de staatssecretaris dat hij nog het groeipad wil bezien. Als deze motie wordt aangenomen en als de staatssecretaris op een later moment de Kamer preciezer kan informeren wat het tijdstip wordt na 1 april 2008, kunnen wij op dat moment constateren of wij dat redelijk vinden.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Met deze kanttekening kan ik leven.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De Kamer zal nog enkele brieven van de staatssecretaris ontvangen. Daarna zal er worden gestemd. Dat betekent dat de stemming niet aanstaande dinsdag zal plaatsvinden.

De vergadering wordt van 12.30 uur tot 13.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van de leden Vedder-Wubben en Huijbregts-Schiedon tot lid in de Interparlementaire commissie inzake de Nederlandse Taalunie. Ik stel voor, deze beschikking voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven