Aan de orde is de voortzetting van het debat over de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet (Pardonregeling).

De voorzitter:

Gezien de tijd, verzoek ik de staatssecretaris, mij een signaal te geven wanneer zij in haar beantwoording aan het einde van een onderwerp is, zodat er vervolgens een ronde interrupties kan plaatsvinden.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik wil de beantwoording van de vragen graag thematisch oppakken. Veel vragen zijn door veel leden gesteld, dus ik zal niet de verschillende woordvoerders langsgaan, maar geef er de voorkeur aan de vragen per onderwerp te beantwoorden. Ik zal uiteraard beginnen met een inleiding. Daarna zal ik zal iets zeggen over de contra-indicaties, de openbare orde en artikel 1F, de twijfel omtrent de identiteit. Dan zal ik ingaan op het ononderbroken verblijf, inclusief de Dublindiscussie. Ik zal iets zeggen over de toelating van gezinsleden. Vervolgens zal ik ingaan op de uitvoering van de regeling, inclusief de afspraken die ik met de gemeenten heb gemaakt, waaronder uiteraard de noodopvang en de opmerkingen die door sommige wethouders zijn gemaakt over de zorgplicht. Ik zal stilstaan bij de terugkeer van de mensen die niet onder de regeling vallen. Uiteraard zal ik ook ingaan op de vragen over de aantallen mensen die onder de regeling zullen vallen en de financiële gevolgen daarvan. Vervolgens zal ik iets zeggen over de manier waarop ik voornemens ben de uitvoering van de regeling te monitoren.

Op 25 mei is de regeling, zoals ik haar heb voorgesteld, inclusief de gemaakte afspraken met de gemeenten, besproken in de ministerraad. De dag daarna kopte een van de Nederlandse dagbladen dat het een historisch akkoord over asielzoekers was. Ik denk dat weinig leden dit zullen bestrijden, al geeft elk lid daar zijn eigen invulling aan. De een noemt het een ramp voor het land. De ander roept dat er eindelijk rechtvaardigheid is en dat het te lang heeft geduurd. Ik zal aangeven dat de regeling niet alleen noodzakelijk is, maar ook goed en uitvoerbaar. Ik dank alle woordvoerders voor hun bijdragen in eerste termijn en constateer daaruit dat er een brede steun is voor de voorgestelde regeling. Die brede steun bleek ook al uit eerdere uitspraken van de Kamer, laatstelijk op 13 december 2006 in de vorm van de motie-Bos. Deze motie was een vertaling van de brede maatschappelijke steun, niet alleen van de organisaties die naast en om asielzoekers heen staan, maar ook van de gemeenten en de democratische lokale bestuurders van Nederland die hier al jaren aandacht voor hebben gevraagd en hebben geroepen om een oplossing.

Ik heb ook in herinnering de vele maatschappelijke acties die er geweest zijn. Ik denk aan het Plein dat elke keer weer volstroomde met mensen, allochtoon en autochtoon, die vroegen om het probleem nu voor eens en altijd op te lossen, die ons vroegen om de oude Vreemdelingenwet achter ons te laten. De wet was dood, maar nog niet begraven. Ik hoop dat wij na vandaag kunnen constateren dat de oude wet, inclusief de nalatenschap, echt tot het verleden behoort.

De complexiteit van de oude Vreemdelingenwet zorgde ervoor dat de groep heeft kunnen ontstaan. Er waren vele procedeermogelijkheden. De IND en andere diensten moesten onder zware omstandigheden werken. Er was een hoge instroom. Er ontstonden steeds meer en steeds grotere achterstanden, die de roep om een nieuwe wet deden ontstaan. Die nieuwe wet is in 2000 aangenomen. Daarmee is een stroomlijning van de procedures geïntroduceerd: kortere procedures, snel duidelijkheid en eventueel snel toegang tot de samenleving, inclusief alle rechten en plichten die daarbij horen. Wie geen rechten aan het asielbeleid kan ontlenen, moet snel terug. Die terugkeer moet snel ter hand genomen worden. Bij de introductie van de nieuwe Vreemdelingenwet kregen de mensen die onder die wet gingen procederen, voorrang. De mensen die onder de oude wet vielen, bleven opgesloten in de achterstanden die er al waren. Door de specificiteit van deze groep is de terugkeer niet voldoende tot stand gekomen, ook niet onder het vorige kabinet.

Nu is het omslagpunt bereikt. Ik ben daar blij om, omdat ik vind dat de situatie onaanvaardbaar was. Allereerst humanitair, want mensen zaten jarenlang in onzekerheid. Deze situatie mocht niet langer voortduren. In de paar maanden dat ik op het departement van Justitie verantwoordelijk ben voor de toelating, heb ik ook gemerkt dat de nalatenschap van die oude wet een grote last legt op de uitvoering van de nieuwe Vreemdelingenwet. Ik heb gemerkt dat alle hakken in het zand staan. Ik denk daarbij niet alleen aan de vluchtelingen zelf die hopen ergens een recht op verblijf te kunnen krijgen, maar ook aan alle mensen die moeten meewerken aan de terugkeer van vluchtelingen, zoals de gemeenten. Het enkele feit dat de noodopvang bestaat spreekt al van een situatie die niet normaal is en die wij nu ook achter ons moeten durven laten. Ik ben dus blij dat de nieuwe Kamer na de verkiezingen van 22 november en daarna de coalitie de stap hebben gezet om daadwerkelijk af te rekenen met de nalatenschap van de oude wet.

De heer Zijlstra heeft gevraagd of ik kan garanderen dat er nooit een meer een generaal pardon of een roep om een generaal pardon zal komen. In deze kabinetsperiode ben ik verantwoordelijk voor het maken en het uitvoeren van de huidige pardonregeling, onder andere omdat ik erin geloof dat de uitvoering van deze regeling, zoals ik die voorzie, een roep om nogmaals een pardon zal weten te voorkomen. Ik kan natuurlijk niet vooruitlopen op wat zich in een volgende kabinetsperiode maatschappelijk en internationaal zal voltrekken. Nogmaals, ik ben nu verantwoordelijk en ik zeg dat ik de uitvoering zodanig ter hand ga nemen dat ik er alles aan ga doen dat er geen situatie zal ontstaan die een nieuw pardon bespreekbaar maakt. Als ik een deel van de groep die onder de huidige pardonregeling valt, zou laten voortbestaan als probleem, wetende dat het om moeilijk uitzetbare mensen gaat, dus als ik onnodig binnen de grenzen van de regeling een beperkte uitleg eraan geef, wordt die discussie gaande de jaren vermengd met de mensen die onder de nieuwe wet hier zijn en procederen, waardoor wellicht wel een nieuwe roep om een pardon zou ontstaan.

De heer Zijlstra (VVD):

Het is in ieder geval eerlijk van de staatssecretaris dat zij toegeeft dat zij de regeling zo ruim mogelijk uitvoert en dat zij eigenlijk wil dat iedereen die er maar voor in aanmerking zou kunnen komen, er ook onder valt, om daarmee in deze kabinetsperiode geen probleem te krijgen. Ik snap ook dat zij zegt alleen deze kabinetsperiode verantwoordelijk te zijn. Kan zij dan wel antwoord geven op mijn vraag of het kabinet er geen bezwaar tegen zal maken als de Kamer de uitspraak doet dat er nooit meer een generaal pardon kan komen, dus niet alleen deze kabinetsperiode maar ook de daaropvolgende? Zij heeft daar dan ongetwijfeld geen bezwaar tegen aangezien zij er in de toekomst niet verantwoordelijk voor is.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb gezegd dat ik niet namens volgende kabinetten toezeggingen en uitspraken kan doen. Wat betreft deze kabinetsperiode tot en met 2011, dus de periode waarin ik de verantwoordelijk bewindspersoon ben, kan ik u zeggen dat er geen andere pardonregeling zal komen.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is duidelijk. Ik vraag u ook niet om een toezegging te doen, maar u kunt wel aangeven dat het bij het kabinet niet op een bezwaar stuit. Dat kunt u gerust doen.

Staatssecretaris Albayrak:

Volgens mij blijven wij hetzelfde zeggen. Kón ik maar in die toekomst kijken!

De heer Fritsma (PVV):

Ik neem aan dat de staatssecretaris weet wie de pardonregeling van 1999 heeft geïnitieerd. Dat waren namelijk de gemeenten. Zij hebben ook de pardonregeling waarover wij nu spreken geïnitieerd. Dus wordt steeds weer het signaal afgegeven: kom naar Nederland, ook al voldoe je niet aan de voorwaarden, ook al lieg je, er wordt met de hand over het hart gestreken, je krijgt een verblijfsvergunning, als je maar volhoudt. Realiseert de staatssecretaris zich dat het met de nieuwe pardonregeling een gebed zonder eind blijft?

Staatssecretaris Albayrak:

Met de pardonregeling van 1999 bedoelt u de regeling voor de witte illegalen, neem ik aan.

De heer Fritsma (PVV):

Ja.

Staatssecretaris Albayrak:

Niet de gemeenten, maar de Tweede Kamer heeft daartoe het initiatief genomen. Ik kan u dat nauwkeurig vertellen, want ik was er zelf bij.

De heer Fritsma (PVV):

De burgemeesters van de vier grote steden hebben destijds aangegeven dat het probleem was dat heel veel vreemdelingen geen opvang hadden. Er werden toen precies dezelfde argumenten gebruikt als nu. Vervolgens is die regeling onder druk van de gemeenten tot stand gekomen. Er werd ook bij gezegd dat het een eenmalige regeling was. Wij hebben het nu over de zoveelste eenmalige regeling.

Staatssecretaris Albayrak:

Deze lezing klopt echt niet. Staatssecretaris Schmitz had aangekondigd, ruimhartig gebruik te zullen maken van haar discretionaire bevoegdheid om witte illegalen een verblijfsvergunning te geven. Die oproep kwam ook uit de Tweede Kamer. Vervolgens is echter geconstateerd dat de discretionaire bevoegdheid daar niet voor bedoeld is. Daarop heeft de Tweede Kamer het initiatief genomen voor een regeling om de maatschappelijke onrust – ook bij gemeenten – weg te nemen. Het is fout om de verantwoordelijkheid daarvoor alleen bij de gemeenten te leggen.

Toen ging het om de regeling voor witte illegalen, maar nu gaat het om de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet. Niet alleen gemeenten, maar ook veel maatschappelijke organisaties hebben zich hard gemaakt voor een regeling. Inmiddels is een ruime meerderheid van de Tweede Kamer het ermee eens.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Wat trof aan toen u aantrad als staatssecretaris? Wat was de erfenis van het vorige kabinet wat betreft de dossiers van degenen die onder het project terugkeer zouden vallen?

Staatssecretaris Albayrak:

De erfenis was dat er tot op dat moment geen gehoor was gegeven aan de oproep om een pardonregeling te maken voor degenen die nog onder de oude Vreemdelingenwet vielen. Er was geprobeerd om mensen uit te zetten en voor een deel was dat ook gelukt. Het was een complex geheel. Mijn voornaamste constatering was dat er over de gehele linie zeer veel wantrouwen was, bijvoorbeeld bij degenen met wie ik moet samenwerken om de terugkeer van uitgeprocedeerde illegalen voor elkaar te krijgen. Ik hoop dat met deze regeling en met de afspraken die in dit kader zijn gemaakt, het vertrouwen terugkeert. Zonder de gemeenten is het niet goed mogelijk om illegalen uit te zetten. Als gemeenten geen politiebijstand willen verlenen, zal zelfs de nieuwe Dienst Terugkeer en Vertrek er niet in slagen om een uitzetting tot een goede einde te brengen. Vanmorgen heeft vrijwel iedereen gezegd dat een goed functionerende terugkeerregeling een voorwaarde is voor een efficiënt asielbeleid en voor een goede werking van de nieuwe Vreemdelingenwet en dat onderstreep ik graag.

De heer Van der Vlies heeft gevraagd of de asielprocedure nu wel goed zal functioneren. De pardonregeling is daar een voorwaarde voor, zoals ik zojuist heb uitgelegd. Het gaat echter om veel meer. Het coalitieakkoord bevat een samenhangend geheel aan plannen en maatregelen voor een goede asielprocedure in de toekomst. De procedure is streng, maar rechtvaardig. Als men recht heeft op verblijf worden betrokkenen richting samenleving geleid. Heeft men daar geen recht op, dan wordt men richting vertrek geleid. Gaat men niet vrijwillig, dan wordt men daartoe gedwongen.

De commissie-Scheltema heeft waardevolle suggesties gedaan voor de aanmeldprocedure. De Kamer kan binnenkort voorstellen van mij ter zake tegemoet zien. Ik wil de mogelijkheid om herhaalde asielverzoeken te doen eens tegen het licht houden. Als er geen sprake is van nieuwe feiten kunnen wellicht de mogelijkheden om door te procederen, worden beperkt. Ook dat staat in het coalitieakkoord. Ik denk dat dit totale pakket ons in staat zal stellen om de nieuwe Vreemdelingenwet de komende jaren uit te voeren zoals zij is bedoeld.

Dan de contra-indicaties. Ik begin met de openbare orde. Ik trof in het coalitieakkoord een pakket afspraken aan die al redelijk concreet waren, maar die ik aan de ene kant nog moest uitwerken en aan de andere kant nog moest invullen. Wat de openbare orde betreft, stond er: "aansluiten bij de grens voor ongewenstverklaring". Artikel 1F is evident. Het is voor het eerst dat wij over artikel 1F, dus over oorlogsmisdadigers, het debat voeren zoals dat vandaag wordt gevoerd. Daar wil ik straks nog iets over zeggen. Bij het kijken naar criminele antecedenten heb ik twee dingen geprobeerd. Ik heb geprobeerd om de geest van deze regeling zo ruim mogelijk te respecteren. Wij praten niet over de toelatingsregels of het asielbeleid, maar over een speciale, specifieke bijzondere regeling voor de mensen die onder de oude Vreemdelingenwet uitgeprocedeerd zijn geraakt. Daar zitten dus mensen bij met wie iets aan de hand is, bijvoorbeeld twijfel omtrent de identiteit. Er zitten ook mensen bij die zich schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten. Bij het kijken naar die strafbare feiten heb ik bekeken wat ons echt tegen de borst stuit. Wat vinden wij nou zo schokkend en zo de openbare orde verstorend dat wij vinden dat die mensen geen verblijfsvergunning zouden moeten krijgen? De grens van de ongewenstverklaring is duidelijk: een maand. Die grens heb ik verder ingevuld, want ik wil ook mensen die zich bij herhaling schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten die bij elkaar opgeteld meer dan een maand onvoorwaardelijke veroordeling opleveren, geen verblijfsvergunning geven. Ik wil immers dat ook de veelplegers, bijvoorbeeld van geweldscriminaliteit, hier niet onder vallen.

De volgende vraag waar ik tegenover kwam te staan, betrof de taakstraffen. Wij denken in Nederland altijd dat taakstraffen een lichtere vorm van straf is, maar dat is niet altijd waar. Rechters beschouwen taakstraffen vaak als een passendere straf. Kijkend naar de achtergronden van het delict, is er soms bijna geen verschil tussen taakstraffen en onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ik wil ook taakstraffen die betrekking hebben op gewelds-, zeden- en drugsmisdrijven, niet onder deze regeling hebben, want ik vind dat gewelds-, zeden- en drugsmisdrijven, zeker als zij bij herhaling zijn begaan maar ook als zij alleen een taakstraf opleveren, uitsluiten van deze regeling. Ik heb dus recht willen doen aan het rechtsgevoel van de bv Nederland. Ik heb dat zo goed mogelijk willen adresseren. Ik heb niet alleen vandaag maar ook in de afgelopen jaren en maanden ook goed geluisterd naar de kritiek van partijen zoals de VVD en de PVV: waar zitten hun daadwerkelijke zorgen? Die zorgen heb ik willen adresseren door deze regeling te maken.

De heer Fritsma (PVV):

De staatssecretaris geeft precies aan wat zij doet. Zij zegt dat zij niets te maken heeft met de toelatingsregels, omdat het nu over een speciale groep gaat. Dat is natuurlijk van de gekke. De staatssecretaris laat alle gangbare toelatingsregels voor immigranten varen, omdat zij vindt dat die groep overal recht op heeft. Ik wil nog steeds weten waarom het gangbare beleid op het punt van de openbare orde wordt losgelaten. Normaal gesproken geldt: je krijgt geen verblijfsvergunning als je een misdrijf hebt gepleegd. Dat wordt nu losgelaten. Waarom wordt dat versoepeld? De staatssecretaris kan wel zeggen dat het om een bijzondere groep gaat, maar als iemand een misdrijf pleegt en drieënhalve week in de gevangenis heeft gezeten, is dat niet niets. Dat moet worden aangepakt. Dat mag nooit tot verblijfsaanvaarding leiden.

Staatssecretaris Albayrak:

Bij het tegenwerpen van criminele antecedenten bij mensen die een eerste verblijf aanvragen, gaat het vaak om mensen die hier nog maar heel kort zijn. Wij hebben het hier over mensen die hier al heel erg lang zijn. Tegenover uw pleidooi staat het pleidooi van de heer De Wit, die zegt: waarom sluit de staatssecretaris niet aan bij de glijdende schaal die wij hebben voor mensen die hier al langer legaal zijn? Deze mensen zijn achteraf legaal. Kan de staatssecretaris voor hen niet wat soepeler zijn? Nee, zeg ik tegen de heer De Wit, die het antwoord nu dus al heeft. Dat "nee" geldt echter ook voor u. Ik heb die grens zo goed mogelijk proberen te trekken. Met een groot gevoel voor rechtvaardigheid heb ik bezien wat wel en niet acceptabel is, zonder de geest van deze regeling teniet te doen. U bent het niet eens met de geest van deze regeling, maar het is nu eenmaal een politieke beslissing.

De heer Fritsma (PVV):

U zegt aan te sluiten bij de criteria van de ongewenstverklaring, maar volgens mij hebt u die overschreden. Iemand die herhaaldelijk misdaden heeft gepleegd, wordt namelijk ongewenst verklaard en met spoed het land uitgezet. Maar u geeft zo'n crimineel een verblijfsvergunning. Wat is de reden dat u ervoor hebt gekozen om de grens van de ongewenstverklaring te overschrijden?

Staatssecretaris Albayrak:

Er zijn twee grenzen overschreden, want taakstraffen leiden ook niet tot een ongewenstverklaring. Ik heb met mijn rechtvaardigheidsgevoel gezocht naar een tussenweg tussen u en de heer De Wit. Ik denk dat ik de mensen die dit pardon hebben gewild, zo het beste bedien. De invulling van de grenzen van de openbare orde heb ik voorgelegd aan de ministerraad, de mensen die het coalitieakkoord hebben geschreven. Op 25 mei zijn zij met mijn voorstel akkoord gegaan.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik begrijp op zichzelf waarom u vindt dat de taakstraffen eronder moeten vallen, maar waarom dan wel taakstraffen voor zedendelicten maar niet voor vermogensdelicten? Uw redenatie is toch zeker op alle taakstraffen van toepassing?

U wilt appelleren aan het rechtsgevoel van de VVD. Ik heb al gezegd dat wij iedereen met een crimineel verleden willen uitsluiten. Maar hoe kunt u appelleren aan iemands rechtsgevoel als mensen in Nederland mogen blijven, ook al hebben ze een gevangenisstraf, zij het korter dan een maand, gekregen voor zware mishandeling? Er is zelfs een geval bekend, waarin het ging om mishandeling van een politieagent. Als dit soort gevallen onder de nieuwe regeling vallen, kunt u toch zeker niet aan het rechtvaardigheidsgevoel appelleren?

Staatssecretaris Albayrak:

De rechter bewaakt het rechtsgevoel in Nederland. Als een rechter een delict strafwaardig vindt en een gevangenisstraf van drie weken oplegt, moet ik mij daarbij neerleggen. Zo werkt het in de Nederlandse rechtsstaat.

De heer Fritsma (PVV):

Ik moet mij daarbij natuurlijk ook neerleggen, maar nu is de vraag aan de orde welke mensen u toelaat. Wij weten dat mensen toegelaten zullen worden die een straf hebben gekregen voor zware mishandeling of de mishandeling van een politieagent. Daarvoor bent u verantwoordelijk en ik denk dat u niet moet willen dat die mensen in Nederland blijven.

Staatssecretaris Albayrak:

De omstandigheden bepalen mede de straf die een rechter oplegt. Ik ken die omstandigheden niet. Ik kan er echt niets anders van maken. Ik heb deze grens getrokken en zowel de heer De Wit en mevrouw Azough als de heer Zijlstra en u hadden liever een andere grens gezien.

De heer De Wit (SP):

Ik vroeg de staatssecretaris nog eens naar de ongewenstverklaring te kijken, omdat het kabinet hiermee zelf een link legt. Ik vind 30 of 36 maanden natuurlijk ook erg veel, maar waarom hebt u besloten tot één maand? Dat is toch wel heel kort. Ik heb er in mijn betoog op gewezen dat de rechter in een aantal gevallen geen taakstraf kon opleggen en dat hij daardoor vaker een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft opgelegd. Ik ga mijn betoog niet herhalen, maar ik krijg hierop graag een duidelijker antwoord. Waarom telt u verder vonnissen mee die nog niet onherroepelijk zijn?

Staatssecretaris Albayrak:

Als ik een verblijfsvergunning geef aan mensen van wie het vonnis nog niet onherroepelijk is, dan kan ik mij echt niet verdedigen tegenover de Kamer als een van hen later toch een gevangenisstraf opgelegd krijgt. De voorzichtigheid staat hier ten dienste van de zorgvuldigheid.

Er is in het coalitieakkoord niets afgesproken over een termijn van één maand bij de ongewenstverklaring, maar ik heb ook aan tafel gezeten met partijen die de voorkeur gaven aan een termijn van zes maanden of een jaar. Ik heb onderzocht welke strafbare feiten je dan zou honoreren met een verblijfsvergunning. Dan kom je uit bij ernstige drugs-, zeden- en geweldsdelicten. Ik wil het niet voor mijn rekening nemen dat mensen met zo'n ernstig crimineel verleden beloond worden met een verblijfsvergunning.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen. In de brief van 27 april hebt u het echter over één maand en niet over een optelsom van verschillende straffen die leiden tot meer dan een maand. Waarom hebt u daarvoor gekozen? U gebruikt het woord "veelplegers". Ik ken ook gevallen waarin mensen een aantal keer winkeldiefstal hebben gepleegd. Zij stalen voedsel voor hun gezin, omdat ze illegaal op straat leefden. In het jargon heet dat overlevingscriminaliteit. Wilt u deze mensen ook uitsluiten? Terwijl zij daarna in noodopvang terecht kwamen en nadien nooit meer problemen hebben veroorzaakt. Dat vind ik uitermate triest.

Staatssecretaris Albayrak:

In de brief van 27 april kondigde ik aan de regeling te zullen uitwerken. Wat nu voorligt, is de uitwerking. In die brief zou je ook kunnen lezen dat er mensen onder vallen die ongewenst zijn verklaard op basis van twee constateringen van illegaal verblijf. Daarvoor heb ik een uitzondering gemaakt, omdat het juist gaat om mensen die hier illegaal zijn. Ik snap dat u selectief bent, maar de invulling van de ongewenstverklaring werkt beide kanten op.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U hebt het over mensen die zich twee keer niet melden. Dat is niet echt crimineel gedrag.

Staatssecretaris Albayrak:

Volgens ons Wetboek van Strafrecht wel. Daarvoor kun je ongewenst verklaard worden.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U hebt het zelf ook over de geest van de motie. Dan moet u uzelf daar ook op aanspreken.

Staatssecretaris Albayrak:

Dit is de wet. Ik erken echter dat het in de geest van de motie is om het mensen niet tegen te werpen als zij ongewenst zijn verklaard omdat zij twee keer illegaal door de politie zijn aangetroffen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb gevraagd waarom u hebt gekozen voor een optelsom. Daarmee impliceert u dat mensen die geen echte veelplegers zijn, ook worden uitgesloten.

Staatssecretaris Albayrak:

Het antwoord daarop is eigenlijk heel simpel. U hebt het over onschuldige feiten die bij elkaar opgeteld misschien meer dan een maand opleveren. Ik sluit niet uit dat het een enkele keer zo zal zijn dat het rechtsgevoel de vraag legitimeert "had deze persoon er niet onder kunnen vallen?". Andersom wilde ik niet voor mijn rekening nemen dat veelplegers er door het soepeler maken van de regels onder zouden vallen. In dat geval doel ik op mensen die zich gewoon niet gedragen. Dan zou ik niet goed bezig zijn. Ik heb willens en wetens voor deze grens gekozen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Mag ik nog een keer kort reageren?

De voorzitter:

Dit is uw vierde vervolgvraag en uw interrupties zijn nooit kort. De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik kom nu op de 1F-discussie inzake de oorlogsmisdadigers. Dit is de andere contra-indicatie. Het was een interessant debat hier. Dinsdag heeft de Kamer ook al met de minister van Justitie gesproken over dit onderwerp. Wat doen wij met oorlogsmisdadigers die naar Nederland komen? Zij kunnen geen verblijf krijgen omdat wij het misdadig vinden wat zij hebben gedaan of waarvan zij worden verdacht, maar zij kunnen hier ook niet veroordeeld worden, omdat er geen bewijs te leveren is. Dit is een interessante discussie die de minister en ik graag met de Kamer willen voeren op basis van de toegezegde notitie die de Kamer vóór de begroting krijgt. Dat doet niets af aan de regels die wij op dit moment kennen, namelijk dat 1F ook volgens het vluchtelingenverdrag gewoon wordt tegengeworpen. Dat geldt ook voor het vermoeden.

Het kan zijn dat er geen strafrechtelijke veroordeling is, bijvoorbeeld omdat er geen bewijs is geleverd. Het vermoeden dat iemand een oorlogsmisdadiger is, is voldoende om verblijf te ontzeggen. Het is een complex geheel. Wij moeten vooral uitgebreid discussiëren over de manier waarop wij met 1F omgaan. Vooruitlopend op die discussie zeg ik dat het wat mij betreft niet de bedoeling is om oorlogsmisdadigers hier uiteindelijk gemakkelijker toe te laten omdat zij er nu eenmaal zijn. Die discussie zal vooral gericht zijn op de vraag hoe je mensen kunt straffen en hoe je het bewijs kunt leveren, ook als strafbare feiten in een ander land zijn gepleegd. Die discussie gaan wij nog voeren. Op dit moment zeg ik dat dit de regels zijn.

De consequentie daarvan is dat gezinsleden die afhankelijk verblijf zoeken bij de hoofdaanvrager die 1F tegengeworpen heeft gekregen, ook niet geaccepteerd worden. Dat kan ik verdedigen. Ik volg de discussie al erg lang. Wij hebben vaak gesproken over kinderen van asielzoekers, kinderen van reguliere migranten en alleenstaande minderjarigen. Als je kinderen zelfstandig verblijf geeft omdat er een kinderrecht bestaat, kan er geen juridische scheiding worden aangebracht. De heer Pechtold vroeg mij om dat te onderzoeken. Op grond van artikel 8 EVRM moeten zodra een kind een zelfstandig verblijfsrecht in Nederland krijgt, de ouders in het kader van de eenheid van het gezin en het respecteren van het gezin ook worden toegelaten. Als dat een ticket is om oorlogsmisdadigers hier te laten blijven, pas ik daarvoor.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb er niet voor gepleit om oorlogsmisdadigers hier uiteindelijk asiel te verlenen. Ik heb de complexe situatie proberen te schetsen die de staatssecretaris zelf ook geeft beschreven, van zowel kinderen als partners. Als het gezin ervoor kiest om mee te gaan met een eventueel uit te zetten vader – laten wij toch maar even over die mannen praten – dan is dat duidelijk. Maar misschien kan de moeder van het gezin er uiteindelijk voor kiezen, niet als hoofdaanvrager, om met de kinderen hier te blijven. Ik verzoek om dit nu niet af te kaarten. Het denkproces zou moeten worden voortgezet, waarbij met name moet ingegaan op de casuïstiek van partners of partners met kinderen die hier willen blijven terwijl de oorlogsmisdadiger wordt uitgezet.

Staatssecretaris Albayrak:

Een dergelijk verzoek zal worden behandeld als een eigenstandig asielverzoek en zal conform de toelatingsregels worden beoordeeld. Het kan ook zijn dat het gezin heeft geleden onder de oorlogsmisdadiger en dat er sprake is van een feitelijke scheiding. Natuurlijk is de praktijk ingewikkelder dan ik nu schets. Een zelfstandig beroep op het recht op asiel zal als zodanig worden beoordeeld. In de beantwoording heb ik geschreven dat er nog 500 gevallen in onderzoek zijn. Als blijkt dat artikel 1F uiteindelijk niet wordt tegengeworpen en mensen voldoen aan alle andere criteria van deze regeling, vallen zij er alsnog onder.

De heer De Wit (SP):

Wij gaan dus nog een discussie voeren over dit onderwerp en er vinden nog onderzoeken en heronderzoeken plaats. Is het denkbaar dat naar aanleiding hiervan toch een splitsing kan worden aangebracht tussen de verdachte van oorlogsmisdaden en zijn gezinsleden zodat die laatsten toch onder het pardon kunnen worden gebracht of een andere oplossing voor hen kan worden gevonden? Houdt de staatssecretaris die deur open?

Staatssecretaris Albayrak:

Dit wordt een beetje een hypothetische discussie omdat de discussie over 1F nog niet is gevoerd. Wij zullen echt eerst moeten kijken naar het beleid met betrekking tot artikel 1F, de wijze waarop dit is toegepast en hoe wij dit artikel in de toekomst willen toepassen. Dat debat moet worden gevoerd voordat wij dit soort conclusies kunnen trekken. Ik kan daar op dit moment niet op vooruit lopen. Als ik dat wel had gekund, had ik dat onderwerp bij dit debat betrokken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Maken 1F'ers die in de komende in de procedure alsnog worden vrijgesproken, deel uit van die overweging?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb het niet gehad over strafrechtelijke vrijspraak.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik doelde op de procedurele.

Staatssecretaris Albayrak:

Als artikel 1F niet meer wordt tegengeworpen door de IND en zij voldoen aan alle andere criteria, lijkt het me evident dat er geen belemmeringen zijn om deze mensen onder de regeling te laten vallen. Hiermee denk ik voldoende te hebben gezegd over artikel 1F en daarmee over de openbare orde.

Er is veel te doen geweest over de identiteit. Dit onderwerp spreekt tot de verbeelding. Degenen die het coalitieakkoord schreven en degenen die op 13 december de motie-Bos ondersteunden om een pardonregeling te maken, wisten voor welke groep deze regeling was bedoeld, namelijk uitgeprocedeerden die onder de oude vreemdelingenwet vallen, mensen die niet terug kunnen keren naar hun land van herkomst, mensen die hier jarenlang zijn, kinderen hebben en deels zijn ingeburgerd. Wij wisten ook dat bij een deel van die groep sprake is van twijfel omtrent de identiteit, wat soms ook een reden geweest om mensen af te wijzen. Dat is inherent aan deze groep. Accepteren wij dat? Het antwoord daarop is "nee". Ik heb bekeken hoe het rechtsgevoel ook op dit terrein zo goed mogelijk kan worden gediend. Dat heb ik op twee manieren gedaan. De ene is de volgende. Hierbij gaat het om mensen die evident kwaadwillend herhaaldelijk de boel bedonderd hebben in verschillende procedures door andere namen en andere identiteiten te geven. In de dossiers staat wat hun is tegengeworpen. Bij dit soort kwaadwillende mensen zie ik geen reden om ze een verblijf toe te kennen.

Iets anders is de groep waarbij er ook twijfel omtrent de identiteit is, maar waarbij men vasthoudt aan één identiteit. Misschien is de twijfel omtrent die identiteit hun ook tegengeworpen. Die mensen houden ook vast aan één vluchtverhaal. Enkele Kamerleden hebben hierover gesproken. Dit is zo inherent aan de restgroep van de oude Vreemdelingenwet dat ik heb besloten dat wij hun dit niet gaan tegenwerpen. Anders zouden wij het probleem laten voortbestaan. Ik doel op de mensen die in Nederland zijn neergestreken onder de oude Vreemdelingenwet. Het verhaal is bekend.

De vraag die hierbij een rol speelt, is: wat doe ik ermee, wil ik accepteren dat zij voor de rest van hun leven op basis van de identiteit waar wij over twijfelen, worden ingeschreven? Nee. Wij bieden evenwel de mogelijkheid om te verschonen. Wij kunnen tegen hen zeggen: u valt onder de regels, maar wij twijfelen aan uw identiteit; u kunt dat nu voor eens en voor altijd recht zetten; u krijgt dus deze gelegenheid zonder dat het u wordt tegengeworpen. Mijn verwachting is dat hier veel mensen op reageren. Welk bewijs heb ik daarvoor? Dat is de ervaring in andere landen, bijvoorbeeld Zweden. Toen mensen daar de kans kregen om op basis van hun echte identiteit een verblijfsvergunning te krijgen, zijn zij daarop ingegaan. Dat is immers in hun voordeel.

Veel asielzoekers hebben echter geen documenten. De verwachting is wel dat sommigen toch met het echte document op de proppen komen. Wij geven de asielzoekers twee maanden de tijd om hun identiteit te bewijzen en de echte documenten te overhandigen. Als zij dat niet kunnen, mogen zij na die periode van twee maanden een verklaring ondertekenen, waarmee zij bevestigen echt te zijn wie zij zeggen te zijn.

Op basis van die identiteit worden de asielzoekers in Nederland opgenomen. Op het moment dat zij ergens tegen de lamp lopen, dus als later blijkt dat zij toch niet hun echte identiteit hebben opgegeven, bijvoorbeeld wanneer zij zich willen naturaliseren, wordt hun alsnog tegengeworpen dat zij geen juiste identiteit hadden opgegeven. Zo doe ik hier weer maximaal recht aan de eigenheid van deze groepen.

De heer Zijlstra (VVD):

U zegt dat u die mensen de gelegenheid geeft om hun echte identiteit aan te geven. Wij vinden overigens dat die mensen dat direct hadden moeten doen. Ik kan uw redenering volgen, als u zegt dat die mensen naar Nederland zijn gekomen en dat zij in een eerste opwelling een verhaal doen waarvan zij denken dat dat nodig is. Kort daarna denken zij: ik zit nu in Nederland en ik ben veilig, dus vertel ik het verhaal zoals het echt is. Dat is in eerste instantie fout, maar daar kan je begrip voor opbrengen. Mensen die echter jaren in Nederland verblijven en die in de procedure hebben gehangen, onder andere omdat zij geen duidelijkheid verschaften over hun identiteit of nationaliteit, zijn toch niet te goeder trouw? Die groep heeft toch bewust de regels ontdoken? Zij moeten aan het eind daarvoor toch niet beloond worden?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb eerst gezegd dat deze regeling bedoeld is voor die groep waarbij wij ons ervan bewust zijn dat mensen over hun identiteit gelogen hebben. Ik heb verteld hoe ik daar tegenaan kijk, alweer in de geest van de regeling waarvoor die bedoeld is. Dat is dus echt het afrekenen met de nalatenschap van de oude wet. Wij willen ervoor zorgen dat nieuwe Vreemdelingenwet in de toekomst functioneert zoals dat moet. Daarmee proberen wij nieuwe problemen zoveel mogelijk uit te sluiten. Daar wordt ook herhaaldelijk om gevraagd. Welnu, daar heb ik dit echt voor nodig.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik kan best begrijpen dat de staatssecretaris zoekt naar mogelijkheden om zo goed mogelijk door dit dossier heen te komen. Dat credit heeft zij van mij, hoewel mijn fractie een andere opvatting had over het generaal pardon. De werkelijkheid is dat er in meerderheid een beslissing is genomen, dus dan moet het goed geregeld worden. Toch moeten wij proberen om de verschillen niet te groot te laten worden tussen degenen die nu nog een kans krijgen en degenen die aanvankelijk over hun identiteit gelogen dan wel gezwegen hebben en er daarna op zijn teruggekomen, waarna het ze is tegengeworpen met daarvan de consequenties. Er ontstaat dan een groeiend gevoel van onbehagen over de onrechtvaardigheid die er toch is, mogelijkerwijs op onderdelen onontkoombaar, in het huidige systeem. Het kan toch niet zo zijn dat iemand die uiteindelijk binnen de termijnen waar wij het over hebben, alsnog de waarheid gesproken heeft, zwaarder getroffen wordt dan degene die dat maar heeft laten bungelen.

Staatssecretaris Albayrak:

Voor zover die laatste groep hier ook nog is en voor 1 april 2001 asiel heeft aangevraagd, valt zij onder dezelfde regels en wordt de regeling dus niet versoepeld voor mensen bij wie er twijfel is omtrent hun identiteit. Het is precies deze redenering die ik in de laatste maanden heb gevolgd om uiteindelijk, zowel vanwege de rechtvaardigheid als vanwege de uitvoerbaarheid, te komen tot de regeling die ik de Kamer nu voorstel.

De heer Fritsma (PVV):

Denkt de staatssecretaris echt dat zij het probleem van valse identiteiten kan ondervangen door iemand bij de Dienst Burgerzaken een verklaring te laten tekenen? Een vreemdeling die zijn identiteitspapieren heeft vernietigd en die bij de Dienst Burgerzaken verklaart dat hij een bepaalde naam en een bepaalde geboorteplaats heeft, kan nog steeds een leugenaar zijn. Gelooft de staatssecretaris hem op grond van zo'n leugenachtige verklaring dan wel?

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Fritsma doet alsof het bijzonder is dat de overheid een dergelijke coulance betracht tegenover een specifieke groep. Ik wijs erop wat de Belastingdienst eerder heeft gedaan toen het ging om Nederlanders met een vakantiehuis in het buitenland dat zij nooit hadden opgegeven en waarover zij dus nooit belasting hadden betaald. In dat geval is eenmalig een verschoningsrecht toegepast. Het is dus helemaal niet zo bijzonder wat hier gebeurt, in een situatie waarin iets niet had moeten gebeuren maar waarin er een maatschappelijke roep is om het probleem op te lossen.

De heer De Wit (SP):

In het eerdere voorbeeld van de staatssecretaris gaat het om iemand die de meest wilde verhalen vertelt. Dat kan ik mij heel goed voorstellen, maar waarom legt zij nu de grens bij één keer liegen? Het is mogelijk dat iemand dat door omstandigheden twee keer doet. Hiermee trekt zij een grens.

Staatssecretaris Albayrak:

Als iemand één keer een verkeerde identiteit of nationaliteit heeft opgegeven en als hij dat in verschillende procedures jarenlang heeft volgehouden, wordt hem dat niet tegengeworpen.

Het ononderbroken verblijf is een van de harde criteria uit het coalitieakkoord. Iemand die uitgeprocedeerd is en die Nederland heeft verlaten, hoe en onder welke omstandigheid dan ook, heeft volgens deze regeling geen recht meer op een verblijfsvergunning. Als wij dat niet deden, zouden wij alle grenzen openzetten voor eenieder die ooit hier asiel heeft aangevraagd, die jarenlang weg is geweest en die terugkomt. Dat is de aanzuigende werking waarop veel partijen terecht wijzen. Dit is ook voor mij een zorg. Ik zou dit niet alleen onrechtvaardig vinden maar ook onwerkbaar voor mijn diensten. De IND en andere organisaties hebben de laatste jaren al van alles over zich heen gekregen, zij hebben zorgvuldig gewerkt aan dossiers en zij hebben nu te maken met de consequentie van een politiek besluit waaraan zij loyaal meewerken. Ik neem mijn petje voor hen af. Wat ik daar heb aangetroffen aan voorbereiding, meedenken, flexibiliteit en professionaliteit mag hier ook wel eens worden gezegd, naast alle andere, negatieve redenen om in dit huis over deze organisaties te spreken. Ook voor hen is dit een nieuwe start, waarvan ik meen dat die ook voor de toekomst de last die op deze diensten ligt zal wegnemen. Als het gaat om het ononderbroken verblijf, willen wij dus niet weer een onwerkbare situatie binnenhalen door mensen die weg zijn geweest toch ook onder deze regeling te laten vallen.

Als iemand uitgeprocedeerd is geraakt, uit eigen beweging naar Zwitserland is gegaan – dat niet de Dublinovereenkomst heeft ondertekend – en nu is teruggekomen, is dat voor mij hetzelfde als iemand die is weggegaan en die door een ander Europees land is teruggestuurd. Als iemand het risico neemt om te gaan "asylum-shoppen" is dat risico voor hem. Dan staat die persoon in mijn boeken als vertrokken. Wanneer er een Dublinclaim komt, kan ik dus geen onderscheid aanbrengen in het criterium dat vertrek geen recht meer geeft op verblijf. Ik zie geen rechtvaardiging waarom ik die man uit Zwitserland en die man uit Spanje anders zou behandelen.

De heer Spekman (PvdA):

Ik kan de redenatie van de staatssecretaris volgen, op een ding na dat niet klopt. Er staat niet in het coalitieakkoord dat sprake moet zijn van een ononderbroken verblijf. Dat staat in de regeling. Dat is overigens een te begrijpen voorwaarde.

Staatssecretaris Albayrak:

In het coalitieakkoord staat: "... niet uitgezet zijn." Dat lijkt mij redelijk ononderbroken.

De heer Spekman (PvdA):

Dat is toch net iets anders.

Staatssecretaris Albayrak:

Hm...

De heer Spekman (PvdA):

De vraag is of de regeling juridisch dicht te maken is als wordt voorgesteld de Dublinclaimanten eronder te brengen. Dat is de kernvraag, want het is volgens mij een geïsoleerde groep. Ik hoor daarover graag de afweging van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Albayrak:

Het is een principiële keuze om eenieder die weg is uit Nederland, omdat hij of zij is uitgeprocedeerd, niet onder de regeling te laten vallen. Zo heb ik het voorgesteld en zo wil ik dat blijven verdedigen.

De heer Spekman (PvdA):

De staatssecretaris stelt niet dat dit kan leiden tot een werking die per definitie juridisch niet dicht te schroeien is, dus ook niet in de richting van allerlei andere groepen die binnen zijn te halen. De staatssecretaris noemde zojuist een aantal voorbeelden dat de achterkant van deze beweging weer toont, ook als het gaat om het voorstel over de Dublinclaimanten. Feitelijk zou dit dus wel kunnen als de politiek ervoor kiest.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat geldt ook voor alle andere onderwerpen die wij tot nu toe hebben besproken, dus ook voor de openbare orde en voor de kinderen van 1F'ers. Juridisch kan dat allemaal. Dat kun je zo regelen, maar of je dat wilt, is een tweede.

De heer Spekman (PvdA):

Dat zijn twee verschillende zaken. Enerzijds gaat het om de politieke wil, sommige zaken aan te passen. Anderzijds wijs ik op de feitelijke consequenties van politieke aanpassingen. Ik richt mij daarop. Als de politiek iets aanpast dat leidt tot de komst van een heel grote groep waarvan het niet de bedoeling is dat die hier binnenkomt, dan is dat effect niet goed. Dat is het verschil. Volgens mij richt de staatssecretaris zich op het eerste. Ik respecteer dat en ik kan mij dat ook voorstellen vanuit de opbouw van de regeling. Dat leidt er echter niet toe dat veel meer groepen daar bepaalde rechten aan kunnen ontlenen, bijvoorbeeld op basis van een politieke keus de Dublinclaimanten hier toe te laten.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik herhaal dat het een principiële keuze is, waarbij het mij niet gaat om het aantal mensen dat daardoor verblijf zou krijgen. Die keuze heb ik ook gemaakt ten aanzien van gezinnen van 1F-vluchtelingen. Dan gaat het ook niet om duizenden mensen.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik heb begrip voor deze keuze en vind die zeer goed. De heer Spekman heeft het over het niet ononderbroken zijn. Als je het regeerakkoord heel ruim leest, zou je het op zijn manier kunnen zien. Ik herinner hem echter wel aan de motie-Bos, waarin onomwonden wordt gesproken over "ononderbroken".

De heer Spekman (PvdA):

Ik ken de motie-Bos, maar wij constateren dat de regeling het effect beoogt een eind te maken aan de nalatenschap van de oude wet, dus om schoon schip te maken. Dan is het een politieke afweging op welke groep je dat van toepassing laat zijn en op welke niet. Wij staan nu voor die keuze en die moeten wij vandaag maken.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik heb in eerste termijn gevraagd in hoeverre de redenering opgaat dat wij op grond van het Dublinverdrag verantwoordelijk zijn voor de mensen die ergens anders hebben geprobeerd asiel te vragen, maar naar ons terug zijn gestuurd. Zij zijn eerst in Nederland geweest, maar zagen geen kans op terugkeer naar hun thuisland. Vervolgens hebben ze geprobeerd ergens anders asiel aan te vragen, maar zijn teruggestuurd. Verschilt hun situatie met die van mensen die in Nederland zijn gebleven en geen actie hebben ondernomen op het gebied van asylumshoppen?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik refereerde zojuist aan de zorgvuldige asielprocedure in Nederland die deze mensen hebben doorlopen, voordat zij uitgeprocedeerd raakten en het besluit namen weg te gaan uit Nederland. De heer Anker stelt dat ze niet terug konden naar het land van herkomst. Deze zorgvuldige asielprocedure behelst ook het zogenaamde buitenschuldcriterium. Als mensen kunnen aantonen dat ze er alles aan hebben gedaan om te vertrekken, maar dat toch niet konden, dan zijn daar ook regels voor in Nederland. Die pas ik toe en dat wil ik ook, maar de suggestie dat mensen naar een ander Europees land moesten, leidt wat mij betreft niet tot welke verplichting dan ook om mensen die hier zijn uitgeprocedeerd weer terug te nemen en onder deze regeling te laten vallen.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik heb het in eerste termijn over respectabele en niet-respectabele redenen gehad. Bij de respectabele redenen had ik een verhaal over mensen die volgens de regels misschien terug hadden gemoeten, maar niet zagen dat zij terug konden en daarom in Nederland zijn gebleven. Zij hebben dat blijkbaar niet meer officieel aangekaart of zij kregen telkens nul op het rekest. Zij zijn er nog. Het is niet gelukt om terug te gaan.

Op basis van hetzelfde motief zouden die mensen het in België of een ander land kunnen proberen. Het gaat dan niet meer om het buitenschuldcriterium, maar om de omstandigheid dat zij geen andere mogelijkheden meer zagen. Ik probeer het voor mijzelf duidelijk te krijgen, maar er waren ook mensen die nu wel onder het generaal pardon vallen die met dezelfde wetenschap maar in Nederland bleven, omdat zij ook niet goed wisten wat zij moesten, of omdat zij wisten dat zij met de Dublinregeling niet veel verder zouden komen.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik snap de redenering goed. Ik snap ook het gevoel van recht dat de heer Anker wil betrachten. Ons asielbeleid gaat ervan uit dat je moet vertrekken als je hier uitgeprocedeerd bent. Wij moeten goed kijken of men terug kan naar het land van herkomst. Artikel 3 EVRM kan bijvoorbeeld een reden zijn waarom men toch hier moet blijven. Er zijn ook andere redenen denkbaar. Zijn die er niet, dan is het toch echt de eigen verantwoordelijkheid van vluchtelingen om te vertrekken. Wij hebben er heel vaak geen zicht op waar zij dan vervolgens naartoe gaan. Als zij naar een ander Europees land zijn gegaan, is dat ook hun eigen verantwoordelijkheid.

Er zijn natuurlijk ook mensen die wel terug zijn naar het land van herkomst. Als ik de weg openmaak om mensen die weg zijn gegaan terug te nemen, ligt het in de rede om te verwachten dat andere vreemdelingen die naar niet-Europese landen zijn weggegaan ook terugkomen. Daarom zeg ik dat de keuze principieel is. Wij moeten hier helder over zijn.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dan zou ik toch een andere principiële keuze maken. Nederland heeft een duidelijke juridische verantwoordelijkheid, omdat men de claim heeft geaccepteerd en de mensen heeft teruggenomen.

De grens valt volgens mij ook niet zo gemakkelijk te trekken. Ik heb bijvoorbeeld gehoord dat mensen naar een consulaat in België moesten worden gebracht om een laissez-passer aan te vragen, begeleid door de Nederlandse overheid. Er zijn ook mensen uitgezet met het vliegtuig, die bij aankomst in het land van bestemming geen vergunning kregen om uit te stappen. Zij moesten weer terugvliegen. Vallen die mensen nu niet onder het generaal pardon, omdat zij een onderbroken verblijf hebben gehad?

Staatssecretaris Albayrak:

Wij kunnen nu wel alle varianten van vertrek en de consequenties daarvan bespreken, maar iemand die geweigerd wordt en terugkomt in Nederland kan een beroep doen op het buitenschuldcriterium. Die kan zeggen dat hij op het vliegtuig is gestapt, maar er niet uit mocht. Het is allemaal casuïstiek. Ik snap wel waar mevrouw Azough naartoe wil. Als een claim geaccepteerd is, bekijken wij of de betrokkene, nu wij hem terug hebben genomen, uit hoofde van onze asielregels nog een ander recht op verblijf kan hebben. Ik kan haar op een briefje geven dat het antwoord vaak "nee" zal zijn. Het enige dat ik nu zeg is dat ik geen reden zie om deze groep onder de regeling te laten vallen. Dat zegt niets over de juridische claim.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Volgens mij hebben niet alle mensen asiel aangevraagd in een ander Dublinland. Zij komen echter in precies dezelfde situatie terecht als de mensen die volgens de staatssecretaris wel onder het generaal pardon vallen. Zo maken wij toch geen schoon schip? Om hoeveel mensen gaat het dan?

Staatssecretaris Albayrak:

Schoon schip maken is niet alleen de nalatenschap opruimen, maar ook ervoor zorgen dat er geen nieuwe problemen ontstaan. Mevrouw Azough zegt dat het om een beperkte groep gaat, maar op het moment dat ik voor die beperkte groep het principe loslaat, komt er een veel grotere groep binnen. Dat wil ik niet voor mijn rekening nemen.

De heer Pechtold (D66):

Ik luister goed naar de staatssecretaris. Zij begon haar betoog vandaag met de opmerking dat het pardon naar haar gevoel rechtvaardig en uitvoerbaar is. Nu introduceert zij voor het eerst, zowel voor de kinderen van oorlogsmisdadigers als voor de Dublinreclamanten, het argument dat het om een politieke keus gaat. Dat is wel de crux van het debat.

Staatssecretaris Albayrak:

Het heeft ook met rechtvaardigheid en uitvoerbaarheid te maken.

De heer Pechtold (D66):

Ja, maar voor de Dublinclaimanten zou ik ook de positie van Nederland ten opzichte van deze groep scherp willen bekijken. Nu de staatssecretaris zegt dat het een politieke keuze is, komt het op mij zo over dat het voor sommige coalitiepartijen wel ergens moest ophouden en dat zij het tot hier kan verdedigen. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris. Ik wil dat de staatssecretaris, omdat zij het begrip politieke keuze gebruikte, specifieker aangeeft waarom het juridisch niet zou kunnen.

Staatssecretaris Albayrak:

Deze regeling kan op een ruime meerderheid rekenen en niet alleen van de Kamer. Zij kan in het geheel en integraal op de steun van de coalitie rekenen. Wij hebben het nu over een heel klein stukje van de regeling, dat u opblaast alsof sommige coalitiepartijen er bezwaren tegen zouden hebben.

U probeert in uw betoog de suggestie te leggen dat het politiek is om dit niet te willen. Het heeft echter alles met rechtvaardigheid en uitvoerbaarheid te maken. Mensen die in een ander land asiel hebben aangevraagd nadat zij hier uitgeprocedeerd waren geraakt, hebben zich soms willens en wetens onttrokken aan de Nederlandse overheid om niet uitgezet te worden. Zij wisten dat hen uitzetting stond te wachten. Als u zegt dat die mensen via een ander land toch weer terugkomen en onder deze regeling kunnen vallen, is mijn antwoord dat wij hen misschien hadden kunnen uitzetten als zij zich niet hadden onttrokken. Als dat geen rechtvaardigheid is, wat dan wel?

De heer Pechtold (D66):

U gebruikte zelf het begrip "politieke keuze". U zegt zelf: soms. Het gaat mij niet om een kleine groep. Al zou het maar om één persoon gaan, het gaat mij om de zorgvuldigheid. Het gaat waarschijnlijk om een paar honderd mensen. U zegt dat er een brede meerderheid voor is. Stel dat u straks voor dit voorstel een 76/74-meerderheid heeft, een hagelslagmeerderheid, wat doet u dan? Voorzitter, dit is een duidelijke vraag en ik vind dat de staatssecretaris er helder op moet antwoorden.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat zal de staatssecretaris zeker proberen. Volgens mij heb ik dat al een keer of vier gedaan in het Dublindebat. Wat u voorstelt, is voor mij niet werkbaar en ook niet wenselijk. Als wij voor die kleine groep het principe loslaten, komt er wellicht een grote groep die ook weg was – vreemdelingen uit niet-Dublinlanden – naar Nederland met het bewijs dat zij ergens zijn geweest. Dan moet je daarvoor dezelfde redenering hanteren. Ik heb een paar keer gezegd dat het alles te maken heeft met werkbaarheid en rechtvaardigheid van deze regeling, die ik hier verdedig zoals ze is.

De heer Fritsma (PVV):

Wat betreft het aantonen van ononderbroken verblijf geeft de staatssecretaris de macht uit handen aan de burgemeesters. Dat is zeer onverstandig, want juist deze burgemeesters hebben aangetoond een loopje te nemen met de Vreemdelingenwet. Ik vraag mij af wie de burgemeesters controleert, want dat is hard nodig.

Staatssecretaris Albayrak:

Over de burgemeesters en de uitvoering van de regeling kom ik straks nog uitgebreid te spreken.

De voorzitter:

Hoeveel blokjes hebt u nog te bespreken?

Staatssecretaris Albayrak:

Een stuk of vijf. Ik ga gewoon door en we zien wel hoever wij komen.

De voorzitter:

Ja, maar ik wil graag voor 18.00 uur dit debat hebben afgerond.

Staatssecretaris Albayrak:

Ja. Ik heb begrepen dat u een hoorzitting over Europa hebt. Ik wil er graag aan meewerken dat u dat haalt.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb nog die idiote situaties – ik geef het zelf toe – van onafgebroken verblijf genoemd.

Staatssecretaris Albayrak:

Mensen die honden uitlaten over de grens in Duitsland.

De heer Pechtold (D66):

Ja, dat daar een bewijs van is, omdat iemand een boete heeft, met een gebroken been in een ziekenhuis ligt of dergelijke. Die gevallen zitten er vast tussen. Hoe gaat u daarmee om? Hebt u de ruimte om daar individueel mee om te gaan?

Staatssecretaris Albayrak:

Het is puur hypothetisch. Ik ben ze nog niet tegengekomen. Als er in een dossier een onacceptabele individuele schrijnende situatie is, kijken wij daar heus wel naar. Dit soort hypothetische uitzonderingsgevallen zijn voor mij echter geen reden om de regeling aan te passen.

Over de gezinsleden kan ik kort zijn. Het kan, want ik vind dat ik met deze regeling een toelating heb gecreëerd voor gezinsleden van mensen die onder de regeling vallen die echt heel royaal is. In de vorige specifieke regeling waren gezinsleden uitgezonderd. Zij moesten een mvv aanvragen en leges betalen om in aanmerking te komen. Wij hebben voorgesteld om het anders te doen. Er zijn veel relaties, gezinnen, partners of kinderen die hier al zijn. Laten wij daar ook zo mee omgaan. Het zijn dus mensen die niet de mvv en niet de leges tegengeworpen krijgen. Het gaat om mensen die gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben. Waarom leg ik daar de grens en heb ik het niet over exclusieve en duurzame relaties? Dat is omdat het voor mij objectief te toetsen moet zijn. Een geregistreerd partnerschap en een huwelijksakte kan ik toetsen. Ik kan niet toetsen of mensen even doen alsof zij partners zijn, omdat zij er dan ook onder vallen. Het geldt ook niet voor mensen die bijvoorbeeld op hetzelfde adres ingeschreven zijn. Er zijn wel meer mensen die bij elkaar ingeschreven zijn of die op hetzelfde adres wonen en die niets met elkaar hebben. Om aan te tonen dat het om een gezin gaat, kan ik alleen die objectief toetsbare elementen gebruiken. Het gaat dus niet om degenen die zeggen: ik was altijd al in een relatie met deze persoon.

Mevrouw Thieme (PvdD):

U hebt eerder gezegd dat mensen vaak geen papieren hebben en dat het daarom moeilijk is in het huwelijk te treden of een geregistreerd partnerschap aan te gaan. Wij hebben het dan over een heel grote groep mensen die een duurzame relatie hebben, maar die niet onder deze regeling kunnen vallen.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik zal er in de uitvoering naar kijken, maar er is mij geen groot probleem bekend met het niet kunnen bewijzen dat je getrouwd bent. Ik ben het althans nog niet tegengekomen. Mocht het er zijn, dan kijk ik er uiteraard naar. Het gaat erom dat je alleen degenen die officieel getrouwd zijn of met een geregis­treerd partnerschap nu formeel accepteert als onderdeel van deze regeling. Dit betekent niet dat wij de overige personen niet accepteren als behorend bij het gezin of bij degene die verblijf krijgt, maar wel dat wij de gewone regels op hen toepassen voor mvv en leges.

De heer Spekman (PvdA):

Ook deze redenering kan ik volgen; misschien is mijn gebrek wel dat ik te begripvol ben. Kan de staatssecretaris niet volgen dat in sommige gevallen mensen toch onomstotelijk kunnen aantonen dat zij een duurzame relatie hebben? Stel u voor dat twee mensen een relatie hebben en niet getrouwd of samenwonend zijn, maar dat zij dat wel onomstotelijk kunnen aantonen. Dat hoeft misschien niet eens in de regeling te staan, want ik kan mij voorstellen dat de bewijslast dan ingewikkeld is. Maar als je het zelf onomstotelijk kunt aantonen en als de IND het redelijk vindt, is het toch ook niet meer dan redelijk dat zij voor dezelfde regeling in aanmerking komen?

Staatssecretaris Albayrak:

Dit is vergelijkbaar met het antwoord dat ik net heb gegeven. Dergelijke mogelijke uitzonderingen en concrete individuele omstandigheden maken niet dat ik de hoofdregel loslaat dat ik het objectief wil kunnen toetsen. Als je op basis van dit soort verwachtingen de hoofdregel loslaat, trek je iets open wat je niet wilt weten. Als je met de samenstelling van het gezin en de bewijslast anders omgaat dan ik heb voorgesteld, is de fraudegevoeligheid enorm. Dat zult u toch ook wel accepteren?

De heer Spekman (PvdA):

Ik ben zeer gevoelig voor fraude en ik wil ook geen naïeve regelgeving. Daarom snap ik dat die hoofdregel er is. Maar ik zoek naar de ruimte om toch een gevoel van rechtvaardigheid te krijgen voor een groep die weliswaar niet getrouwd is of geen geregistreerd partnerschap heeft, maar die wel een duurzame relatie heeft. Het is staand beleid om die groepen gelijk te verklaren. Ik zoek naar de ruimte om met behoud van de regeling toch ruimte te creëren voor de mensen van wie dat onomstotelijk vaststaat. Ziet u die ruimte?

Staatssecretaris Albayrak:

Hoe kan dat onomstotelijk vaststaan? Dan gaan wij met u een debat voeren over het onomstotelijke bewijs dat er een relatie is. Wij achten het samen hebben van kinderen onomstotelijk bewijs. Dat kunt u er al in lezen. Die groep halen wij er dus ook al uit. Ik probeer ervoor te zorgen dat dit een fraudebestendige regeling is. Ik wil dat kunnen toetsen. Het is echt een heel ruime regeling voor gezinsleden.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb aan het begin van mijn bijdrage gezegd dat ik waardering heb voor strakke regels – "hoofdregels" worden ze hier genoemd – omdat ik denk dat de staatssecretaris daar wat mee moet. Wij willen dat wordt voorkomen dat er wordt gezegd: u hebt geen boterbriefje, u bent niet getrouwd, dus u gaat op een andere stapel. Wij hoeven hier niet aan casuïstiek te doen, maar het hebben van bijvoorbeeld een gezamenlijke bankrekening zou mij, samen met andere dingen, veel meer zeggen over een relatie dan sommige stellen met een boterbriefje. De staatssecretaris heeft een hoofdregel die wij steunen, maar volgens mij vragen wij allemaal of zij bereid is een dergelijk geval niet klakkeloos op de stapel "nee" te leggen, maar om open te staan voor de argumentatie van deze mensen zodat zij kunnen aantonen dat zij wel degelijk een relatie Albayrakhebben die te vergelijken is met een huwelijk.

Staatssecretaris Albayrak:

Ook hier moet ik wijzen op de werkbaarheid. Met zulke bewijsvoering bij de uitvoering van deze regeling komen wij er niet meer uit. Wij hebben toetsbare criteria opgesomd zoals een huwelijk, een geregistreerd partnerschap en het hebben van kinderen. Volgens mij hebben wij het over een non-probleem. Ik kan er niets anders op zeggen dan dat ik nu geen redenen zie om uitzonderingen op de hoofdregel te maken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat het hebben van kinderen een voorwaarde kan zijn om voor de pardonregeling in aanmerking te komen. Ik begrijp uit de tekst van de regeling dat de kinderen juridisch moeten zijn erkend. Het probleem is dat dit voor deze mensen heel moeilijk kan zijn, juist omdat zij die bewijzen niet hebben. Zij hebben de papieren niet om die kinderen juridisch te erkennen. Is dat niet nog een valkuil die ertoe kan leiden dat de problemen groot zijn? Die problemen worden niet door ons verzonnen, maar komen echt vanuit het maatschappelijk middenveld.

Staatssecretaris Albayrak:

Juridisch of biologisch, is dat voldoende? Stel je voor dat iemand zegt dat hij nog zes kinderen op zijn naam wil laten inschrijven. Dan zul je dat moeten toetsen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Gaat de staatssecretaris dan het DNA onderzoeken?

Staatssecretaris Albayrak:

Dat is de uitvoering van de regeling. Als ik objectieve redenen heb om te twijfelen of een kind bij de ouders hoort, terwijl zij zeggen dat het hun biologische kind is, dan is het toch logisch dat ik om bewijzen vraag? Dit gaat echter vele lagen dieper in de uitvoering van de regeling. Op het moment dat er zich zulke individuele gevallen voordoen, loop je daar tegen een grens aan en dan moet je bekijken hoe je daarmee omgaat. Ik geef aan wat de hoofdregel is en wat mijn eerste toets zal zijn. Ik zie in al deze mogelijke individuele zaken geen reden om deze regeling op dit moment aan te passen.

De heer De Wit (SP):

Hanteert de staatssecretaris dan een soort hardheid of gebruikt zij wellicht de discretionaire bevoegdheid op zulke moeilijke dossiers? Met artikel 1 loopt zij natuurlijk het risico dat zij getrouwde mensen anders behandelt dan mensen die niet zijn getrouwd.

Staatssecretaris Albayrak:

Die discretionaire bevoegdheid is er voor mensen die onder welk beleid dan ook in Nederland niet onder de regels vallen. Ik zal de discretionaire bevoegdheid in ieder geval beperkt invullen. Na het maken van deze royale regeling zie ik daar ook alle reden toe. Het is geen verkapte beroepsmogelijkheid: ga naar de staatssecretaris en je haalt je gelijk wel. Bij alle regels, regulier of op asiel betrekking hebbend, zal ik bekijken of het onevenredig hard en schrijnend is dat de regels de persoon tegengeworpen worden.

De heer Fritsma (PVV):

De staatssecretaris zegt af te rekenen met de oude Vreemdelingenwet, maar waarom doet zij ook de nieuwe wet geweld aan? Wij hebben het over gezinsleden die bijvoorbeeld vorig jaar tegen de regels in zonder mvv naar Nederland zijn gereisd om zich tegen de regels in bij een partner of familielid te vestigen op grond van de nieuwe Vreemdelingenwet. De staatssecretaris laat het mvv-vereiste en het inkomensvereiste vervallen. Daarmee doet zij de nieuwe Vreemdelingenwet geweld aan, terwijl zij zegt dat zij hier staat om af te rekenen met de oude.

Staatssecretaris Albayrak:

13 december 2006 is een harde grens. Vóór die tijd was er geen pardon. Mensen die voorafgaand aan de motie die het pardon mogelijk heeft gemaakt, naar Nederland zijn gekomen, heb ik in Nederland willen laten. Na de jarenlange discussie over een mogelijk pardon en de mogelijke inrichting ervan, wil ik de hoofdaanvragers niet in een situatie brengen waarin zij jarenlang van hun gezin worden gescheiden. Daar heb ik niet voor gekozen.

De heer Fritsma (PVV):

Maar 13 december 2006 is toch niet de ingangsdatum van de nieuwe Vreemdelingenwet? Maar het is wel de grens die u stelt voor de gezinsleden. Zij zijn binnengekomen op grond van de nieuwe Vreemdelingenwet.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb er voor gekozen om deze gezinnen niet te scheiden.

Voorzitter. Op de datum van de inwerkingtreding van de pardonregeling zal de IND de zaken ter hand nemen. Daar bedoel ik wel uitdrukkelijk mee het sturen van brieven naar mensen die ambtshalve een verblijfsvergunning kunnen krijgen. Dat betekent dus niet dat de IND op genoemde datum pas begint met het uitvoeren van deze regeling. Er zijn natuurlijk al vele voorbereidingshandelingen getroffen. Degenen die hebben gevraagd hoe de piek in de werkzaamheden opgevangen kan worden tijdens de komende zomervakantie waarin er heel veel mensen op vakantie zijn, kan ik zeggen dat daarop is geanticipeerd. De IND is al heel lang bezig met het voorbereiden van deze dossiers. Waar het mogelijk was om na de aanneming van de motie-Bos de regeling al procedureel in te bedden, is dat gebeurd. Twee dagen na publicatie van de regeling in de Staatscourant zal de regeling in werking treden en zullen zeer snel, bij wijze met een druk op de knop, de eerste brieven uitgedraaid worden. Door de capaciteit die wij op dit moment bij de IND en andere diensten hebben gereserveerd voor het uitvoeren van de regeling, voorzie ik geen problemen.

Er ligt een uitspraak van de Raad van State die aangeeft dat wanneer het gaat om ambtshalve verlening men daar niet in rechte tegen kan opkomen. Dat is mede de basis van mijn uitspraak dat ik verwacht dat het wel zal meevallen met de juridisering.

De IND heeft een projectorganisatie opgericht die ervoor moet zorgen dat de gehele afhandeling zo snel mogelijk plaatsvindt. Begonnen wordt met de beoordeling van de vreemdelingen die reeds bij ons bekend zijn. Dat betreft dan mensen wier aanvraag voor een verblijfsvergunning nog in behandeling is of mensen die nog in het project Terugkeer zitten. Dat is de eerste fase. Ook voor Justitie is dat een betrekkelijk overzichtelijk geheel. In de zaken waarin de beoordeling heeft plaatsgevonden zullen mensen door middel van een brief worden ingelicht. Daarin zal dan worden aangegeven dat de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, op voorwaarde dat lopende procedures worden ingetrokken en de fotokaart ingeleverd wordt.

Gevraagd is of dit betekent dat de advocatuur daardoor inkomsten misloopt. De bekostiging van de advocatuur voorziet ook in de bekostiging van procedures die niet zijn afgerond.

Verder is het belangrijk dat de vreemdeling snel reageert op de brief die hem wordt gestuurd. Het is mede afhankelijk van de samenwerking hoe snel mensen zekerheid hebben. Nadat de vreemdeling gereageerd heeft, wordt er een document aangemaakt. Gevraagd is of die procedure niet te lang gaat duren, waardoor mensen bijvoorbeeld een studiefinanciering mislopen. Ik wijs erop dat het verwerkingsproces volledig is geautomatiseerd. Afhankelijk dus van de snelheid van de reactie van de vreemdeling wordt het verblijfsdocument inclusief code geautomatiseerd aangemaakt. Volgens de informatie die ik gekregen heb, zit daar niet veel licht tussen. Ik wil degenen die deze mensen begeleiden erop wijzen dat het van groot belang is dat betrokkenen snel na het verkrijgen van de eerste brief zelf meewerken aan het verkrijgen van de vereiste documenten.

De gemeenten krijgen nauwgezet te horen welke vreemdelingen een verblijfsdocument hebben gekregen. Als men een burgemeestersverklaring aanvraagt, moeten gemeenten weten of er mensen bij zijn die al een verblijfsvergunning hebben.

Ik heb al gezegd dat de eerste fase binnen drie maanden afgerond kan zijn. Aan het eind van de zomer kunnen degenen met de minst gecompliceerde dossiers zekerheid hebben. Parallel hieraan komen de burgemeestersverklaringen over het jaar 2006 binnen. Het is mogelijk dat er per individu meerdere verklaringen zijn afgegeven die op elkaar aansluiten, namelijk als betrokkene in meerdere gemeenten heeft verbleven. De eerstverantwoordelijke is dan de gemeente bij wie de verklaring is aangevraagd.

Ik heb de burgemeesters verzocht om de lijsten voor 30 september aanstaande aan te leveren. Er is natuurlijk ruimte voor gegevens die worden nageleverd, maar voor het werkproces is het van belang dat de meeste gegevens op genoemde datum binnen zijn. Nadat de gegevens zijn binnengekomen, wordt er bij de IND een contra-indicatiecheck uitgevoerd om na te gaan of het bijvoorbeeld geen oorlogsmisdadigers zijn of mensen die Nederland al zijn uitgezet.

Hoe meer evident kansloze aanvragen worden ingediend, des te langer het proces voor de kansrijken zal duren. Als advocaten of andere begeleiders massaal mensen aanmelden die onder de nieuwe Vreemdelingenwet zijn uitgeprocedeerd, loopt het geheel enorme vertraging op. Ik wil deze begeleiders hiermee op hun verantwoordelijkheid wijzen.

Het is niet uitgesloten dat mensen die geen brief hebben ontvangen of geen verklaring van de burgemeester hebben gekregen zich toch bij de IND melden om een aanvraag in te dienen. Dat wordt dan beschouwd als een reguliere aanvraag waarvoor leges is verschuldigd en die bij de N50-loketten worden afgehandeld.

De heer Van de Camp (CDA):

U hebt het over de eerste fase. Is er ook een tweede fase?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik had het over de eerste fase om de periode aan te duiden waarin ik zelf actief grip op de situatie heb. Een aantal procedures loopt daaraan parallel. De burgemeesters zitten ook niet stil en zijn al bezig, gegevens te verzamelen. Er is geen sprake van een aantal fases die elkaar in de tijd opvolgen. De procedures worden gelijktijdig afgewerkt. Ik heb het over de eerste fase om aan te geven dat wij het de eerste drie maanden in eigen beheer hebben.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het afgeven van de burgemeestersverklaring gaat niet via de stempelmachine. Daarvoor moet een afweging worden gemaakt. De gegevens moeten worden geïnterpreteerd. U legt daarvoor geen criteria aan: u zegt dat dat de verantwoordelijkheid van de burgemeester is. De betrokkene kan het echter oneens zijn met het uiteindelijke oordeel van de burgemeester als dat afwijzend is. Hoe gaat het dan precies?

Staatssecretaris Albayrak:

Wij hebben de burgemeesters een lijst van bewijsmiddelen doen toekomen die zij kunnen gebruiken om te beoordelen of het bewijs geleverd is dat mensen gedurende 2006 in Nederland waren en in hun gemeente gewoond hebben. Dat is een vrij uitvoerige lijst die niet alleen op basis van de GBA-inschrijving et cetera is vastgesteld. De basis is heel breed: van verkeersboetes tot en met onderwijsgegevens. Vaak zal het bewijs ook cumulatief zijn. Ik denk dat het in het voordeel van de vreemdeling is om niet met één bewijsstuk aan te komen zetten, maar met meerdere bewijsstukken. Het is uiteindelijk aan de burgemeesters – zij zijn niet voor niets betrokken bij de uitvoering hiervan – om te bekijken wat de positie van een vreemdeling binnen hun gemeente is en of zij bewezen achten dat die positie gedurende het jaar 2006 intact is gebleven.

De heer Van der Vlies (SGP):

Wij moeten voor mogelijk houden dat de burgemeester naar aanleiding van die checklist vindt dat dat, hoe je het ook wendt of keert, niet over die persoon te verklaren valt. De betrokkene zal het daar niet mee eens zijn. Wat kan hij dan doen?

Staatssecretaris Albayrak:

De verklaring van de burgemeester is een advies aan ons, het ministerie van Justitie. Het is geen bestuursrechtelijk besluit waartegen beroep of bezwaar open staat.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat is nou juist mijn probleem. Bij een blijvende onenigheid over de interpretatie van de beschikbare feiten zou de betrokkene ergens moeten kunnen aankloppen omdat hij het daarmee oneens is. Of is dit discretionair in de zin van: wat de burgemeester vindt, is de waarheid?

Staatssecretaris Albayrak:

Wanneer burgemeesters lijsten aanleveren van de mensen van wie zij bewezen achten dat zij in 2006 in hun gemeenten hebben verbleven, zullen zij ook doorgeven – dat zal in dat nauwe contact ook moeten gebeuren – welke mensen zich gemeld hebben voor wie zij geen verklaring hebben kunnen afleveren. Voor die mensen geldt dat wij het vertrek, dus de uitzettingshandeling, snel ter hand nemen. Ik kom straks terug op de rol van de Dienst Terugkeer en Vertrek, een nieuwe dienst. In nauwe samenspraak met de gemeente zal geprobeerd worden om de mensen die recht hebben, vanuit de noodopvang de regeling in te laten gaan en om de mensen die denken recht te hebben maar dat niet hebben, richting vertrek te laten gaan. Er zal een groep bij zitten die geen verklaring krijgt van de gemeenten. Wij zullen proberen om hen, net als alle anderen, richting vertrek te bewegen, eventueel gedwongen. U bent ervaren genoeg om te weten dat mensen rechtsmiddelen kunnen inroepen tegen de uitzettingshandeling. Dat is echter het uiterste geval. Ik moet nog maar zien of zo'n beroep kans van slagen heeft. Dat verwacht ik eerlijk gezegd niet.

De heer Pechtold (D66):

Volgens mij is het punt nog niet duidelijk. U zegt dat het een advies van de burgemeester is. Kunt u ons aangeven op welke moment men weet hoe de burgemeester adviseert en hoe daarmee moet worden omgegaan? Bij een koninklijke onderscheiding geeft de burgemeester ook advies, maar de decorandus weet echt niet dat dat zo is. Als er geen decoratie plaatsvindt, weet hij zelfs niet wie waarom negatief geadviseerd heeft. Wat is dus dat moment? De heer Van der Vlies vroeg heel terecht wat de beroepsmogelijkheid is. Ik heb in eerste termijn bovendien gevraagd wat er gebeurt als de ene burgemeester iets ziet en de andere niet. Hoe gaan wij ermee om als burgemeesters eenzelfde feit anders wegen?

Staatssecretaris Albayrak:

Wanneer een burgemeester een verklaring naar Justitie stuurt, is voor de personen die een verklaring hebben gekregen, duidelijk dat er een advies van de burgemeester aan Justitie is. Zij kunnen dat verder volgen. Zij horen dan heel snel dat het advies is overgenomen en krijgen ambtshalve een brief met het verzoek om langs te komen ofwel zij horen dat het advies niet is overgenomen omdat er contra-indicaties zijn. In dat laatste geval houdt het daar op, bij de IND. De andere mogelijkheid is dat iemand zich aanmeldt voor een verklaring, maar dat de burgemeester die niet afgeeft. Als een verklaring uitblijft, is het natuurlijk ook aan de vreemdeling zelf om na te gaan wat er over hem is besloten.

De heer Pechtold (D66):

Ik wil niet de uitvoering voor u regelen, maar volgens mij moet de burgemeester de vreemdeling op een gegeven moment aangegeven hoe hij heeft geoordeeld. De vreemdeling moet volgens mij verder de mogelijkheid krijgen om dan beroep aan te tekenen, want als je dat niet doet, gaat iedereen de burgemeester bellen om erachter te komen of hij al iets gedaan heeft.

Staatssecretaris Albayrak:

Alleen de mensen die een ambtshalve verlening krijgen, worden daarvan op de hoogte gesteld. Ik ga niet iedereen die een contra-indicatie krijgt, een brief sturen met een uitleg waarom zij zijn afgewezen. Het is ook helemaal geen afwijzing! Er ligt immers geen aanvraag. Datzelfde geldt voor de burgemeestersverklaring. Het is uw verwachting dat het mensen tot rechtsmiddelen zal dwingen. Het enige middel dat ze kunnen inroepen is een beroep tegen de actieve uitzettingshandeling. Het is door mijn juristen nagegaan en de rest is niet voor beroep vatbaar.

De heer Pechtold (D66):

Ik krijg nog graag een antwoord op mijn vraag over de verschillen in oordeel tussen burgemeesters en de mogelijkheid om beroep aan te tekenen.

Staatssecretaris Albayrak:

Wij hebben de weging nadrukkelijk aan de burgemeesters overgelaten. Zij zijn onderdeel van de uitvoering van de regeling, waar ze zelf jarenlang om hebben gevraagd.

Mijnheer Zijlstra ging hierin het verst, maar wat een wantrouwen hebben sommige woordvoerders in het lokaal bestuur! Alle partijen, van VVD tot en met GroenLinks, hebben burgemeesters en wethouders. Ik vond het bijna schrikbarend dat de heer Zijlstra er op voorhand van uit lijkt te gaan dat het lokaal bestuur misbruik zal maken van de regeling. Zijn kritiek richt zich op de linkse helft van het bestuur, want die gaan de regeling natuurlijk gebruiken als een open poort om maar zoveel mogelijk mensen door te laten. Maar anderen zullen zeggen: er zijn ook VVD-burgemeesters en die vinden natuurlijk dat die mensen het maar moeten uitzoeken. Ik vertrouw ze. Ik heb afspraken gemaakt met de VNG. Dat neemt niet weg dat de weging van het bewijs iets subjectiefs zal houden. Ik heb de burgemeesters een handreiking gedaan door een lijst met acceptabel bewijs op te stellen. Het is nu aan de burgemeesters en ik heb daar het volste vertrouwen in.

De heer Zijlstra (VVD):

Op bladzijde 22 van de beantwoording staat: er is niet gekozen voor een limitatieve lijst met bewijsmiddelen, zodat recht kan worden gedaan aan elke individuele situatie. Daarmee geeft u aan dat iedere burgemeester zijn eigen afweging maakt. Het heeft niets met wantrouwen te maken, maar met mijn ervaring met de lokale politiek. Het is ook lokaal een ontzettend gevoelig politiek onderwerp. Heel veel gemeenteraden bemoeien zich hier actief mee. U plaatst een burgemeester echt in een onmogelijke situatie als hij zijn afweging moet maken, wetend dat de gemeenteraad een bepaalde richting op wil. Hoe moet hij dan verantwoording afleggen en aan wie? Dat kunt u hem toch niet aandoen?

Staatssecretaris Albayrak:

De regeling is opgezet als een lokale verantwoordelijkheid. Het is een gezamenlijke opdracht, een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dat is ook de reden dat ik een positieve burgemeestersverklaring alleen maar onderwerp aan een contra-indicatie. Ik ga echt het bewijs niet nog eens nalopen of onderzoeken hoe het bewijs is gewogen. Ik vertrouw de gemeenten en u doet dat waarschijnlijk niet. Geloof mij maar: Nederland bestaat niet alleen uit linkse lokale bestuurders.

De heer Zijlstra (VVD):

U hebt gelijk als u zegt dat het twee kanten op werkt. Mijn probleem is dan ook dat er rechtsongelijkheid kan ontstaan. Een linkse gemeenteraad zal de burgemeester onder druk zetten om A te doen en een rechtse om B te doen. Daarom is het principieel verkeerd om met een burgemeestersverklaring te werken. U kunt wel zeggen dat er geen beroepsmogelijkheden zijn, maar dat neemt niet weg dat er straks sprake kan zijn van willekeur. En wat gebeurt er dan? Tot nu toe is de advocatuur ons altijd te slim afgeweest en ik heb er wel vertrouwen in dat zij dat wederom zullen zijn. Wat gebeurt er dan? Wij hebben dan twee gevallen in twee gemeenten die precies vergelijkbaar zijn. In het ene geval is wel toegewezen en in het andere niet. U gaat dan toch niet volhouden dat dit geen stand houdt bij een rechtbank?

Staatssecretaris Albayrak:

Dus?

De heer Zijlstra (VVD):

Daarmee is sprake van willekeur en rechtsongelijkheid. Daarmee wordt aangetoond dat de burgemeestersverklaring een slecht middel is. U moet het op rijksniveau doen of helemaal niet.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb nauwkeurig met de VNG besproken waarmee gemeenten kunnen werken en wat zowel realistisch als haalbaar is. De gemeenten hebben lang om deze regeling gevraagd. Zij krijgen de regeling nu. Ik ga ervan uit dat zij zorgvuldig met deze regeling zullen omgaan en willekeur zullen bestrijden. Wij leggen duidelijk een verantwoordelijkheid bij het lokaal bestuur, dat zelf om deze regeling heeft gevraagd. Dat is een feit. U kunt nu wel over de mogelijke consequenties daarvan beginnen, maar de verantwoordelijkheid voor die weging hebben wij bewust en in samenspraak met de VNG bij de burgemeesters gelegd.

De heer Zijlstra (VVD):

Dit is de achterdeur van de regeling.

De voorzitter:

Mijnheer Zijlstra, ik geef nu anderen de gelegenheid om te reageren.

De heer Zijlstra (VVD):

Dit is wel een essentieel punt, want dit is precies waar de regeling op gaat spaak lopen. Dit is de open achterdeur.

Staatssecretaris Albayrak:

Het beeld moet niet zijn dat dit een open deur is waardoor iedereen onder de regeling kan vallen. Ook de burgemeestersverklaring moet betrekking hebben op mensen die voor 1 april 2001 een aanvraag hebben ingediend. Denkt u werkelijk dat er daarvan nog 200.000 à 300.000 in Nederland rondlopen? Dat is gewoon niet het geval.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb nog twee vragen naar aanleiding van dit blokje. Mijn eerste vraag heeft betrekking op de snelheid waarmee alles gaat. U zegt dat de eerste fase in september is afgerond. Daarna kunnen mensen aan de slag. Betekent dit inderdaad dat mensen wier zaak is afgerond, dan kunnen beginnen met inburgeren en studiefinanciering kunnen krijgen? Kunt u dat toezeggen? Mijn tweede vraag is de volgende. Wij zitten niet op procedures te wachten. Niemand in deze zaal zit daarop te wachten. Hebben wij genoeg lessen uit het verleden getrokken? Bij de Regeling schrijnende gevallen – de 14/1-brieven – werd er ook van uitgegaan dat er geen beroepsmogelijkheid zou zijn. De Raad van State heeft echter anders geoordeeld. Denkt u niet dat u nu in precies dezelfde valkuil trapt?

Staatssecretaris Albayrak:

De 14/1-brieven vallen echt in een andere categorie. Als je deze regeling ergens mee wilt vergelijken, dan moet je dat doen met de vorige specifieke regeling waarbij ook sprake was van ambtshalve toekenning. De 14/1-brieven worden nu allemaal als aanvraag behandeld en dat is echt een andere categorie. De Raad van State heeft over die eerdere regeling gesproken en daarvan gezegd dat er geen rechtsmiddelen tegen open staan. Daar moet u het mee vergelijken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U zei dat het een advies is. Vervolgens vertelde u dat mensen kunnen opbellen om te vragen wat de burgemeester heeft besloten.

Staatssecretaris Albayrak:

Vervolgens is het aan de burgemeester om te zeggen: ik heb geen verklaring voor u doorgestuurd. Dat is dus geen bestuursrechtelijk besluit van de burgemeester.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Mijn tweede vraag was of een groot deel van de mensen in september kan beginnen.

Staatssecretaris Albayrak:

Sterker nog: zij kunnen meteen beginnen. Zij beginnen al in de COA-centra met inburgering en taalcursussen. Er is in voorzien dat mensen die wat langer moeten wachten op uitplaatsing naar een woning, tijdens de centrale opvang al met de inburgeringsinspanningen kunnen beginnen. Wij regelen dat met mevrouw Vogelaar.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De rechtspraak heeft zelf al moeite om rechtseenheid te bewerkstelligen. Dat zijn onafhankelijke rechters. Nu hebben wij te maken met burgemeesters die er niet in thuis zijn om te zorgen voor rechtseenheid. Vroeger was er in het vreemdelingenrecht een rechtseenheidskamer om rechtseenheid te waarborgen. Is het wel conform de rechtsbescherming die wij in Nederland kennen, als je burgemeesters zelf over een casus laat beslissen zonder dat er beroep mogelijk is? Hoe kun je de eenheid dan bewaren?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik sta hier namens het ministerie van Justitie. Denkt u dat ik hier zou staan als ik zou denken dat mijn voorstel juridisch niet houdbaar is? Er zullen altijd uitzonderingen zijn. De regeling is juridisch gecheckt. Ik verwacht geen onoverkomelijke problemen met betrekking tot de beroepsmogelijkheden. Wij moeten niet vergeten dat dit geen algemeen beleid is waarbij rechtsmiddelen openstaan. Dit is een heel speciale regeling voor een groep mensen die eigenlijk nergens meer recht op had. Er is voor gekozen om de burgemeester adviezen te laten geven. Dat zijn geen juridische besluiten. Het was de bedoeling om geen individuele aanvragen uitlokken. Bij een aanvraag, treedt immers de hele procedure in werking. Er is besloten om het ambtshalve af te wikkelen door middel van een soort ambtshalve verklaring van de burgemeester, een advies. Dat hoort bij het karakter van deze regeling en is juridisch getoetst door het ministerie.

De heer Fritsma (PVV):

De staatssecretaris beklaagt zich over het wantrouwen richting de burgemeesters. Dat wantrouwen is gegrond. Juist de burgemeesters hebben al laten zien dat zij lak hebben aan de regels en aan het vreemdelingenbeleid, bijvoorbeeld door mensen op te vangen die daar helemaal geen recht op hebben omdat zij allang hadden moeten vertrekken. Ik wil weten wie de burgemeesters controleert, want dat is echt hard nodig.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat brengt mij bij de opmerkingen die ik wilde maken over de noodopvang en de zorgplicht en de houding van sommige wethouders daarbij tot nu toe. Ik heb gesprekken gevoerd met burgemeesters en ik ben geen burgemeester tegengekomen die blij is met de huidige situatie, de noodopvang zoals die is ontstaan. Zij koppelen het ontstaan daarvan allemaal aan de wijze waarop is omgegaan met de oudewetters, met de nalatenschap van de oude vreemdelingenwet. Zij willen het liefst allemaal het liefst morgen nog af van die structurele noodopvang. Die noodopvang bestaat niet uit prefabgebouwen die zijn neergezet. Er zijn vele vormen van noodopvang, bijvoorbeeld door het financieren van maatschappelijke organisaties die in opvang voorzien. Gemeenten zijn ook niet blij met de situatie die is ontstaan. De uitspraak dat gemeenten de bestaande situatie met betrekking tot noodopvang zullen beëindigen en in de toekomst niet zullen meewerken, direct noch indirect, aan de financiering van nieuwe vormen van noodopvang staat zwart op wit in het convenant dat ik met de gemeenten heb gesloten.

De heer Fritsma (PVV):

Ik had het niet over noodopvang, maar over het aantonen van ononderbroken verblijf. Dat kunnen burgemeesters doen met de bekende verklaringen. Dat is link omdat het willekeur in de hand werkt. Burgemeesters kunnen een verklaring geven aan wie zij maar willen. Het is nodig om die burgemeesters te controleren en ook om de verklaringen te controleren. Ik wil weten hoe dat wordt gedaan.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Fritsma spreekt duidelijk uit dat hij de burgemeesters wantrouwt. Ik zie geen grond voor dat wantrouwen. Het zijn bestuurders van Nederland. Het gaat om lokaal democratisch bestuur. Het betreft mensen die professioneel zijn en weten waar zij mee bezig zijn. Zij zullen de wet echt niet aan hun laars lappen, zoals de heer Fritsma verwacht. Het is ook niet in hun voordeel om iedereen gewoon door te laten. Die bewijsmiddelen zijn er niet voor niets. U kijkt toch over hun schouders mee, mijnheer Fritsma?

De voorzitter:

U hebt uw antwoord gehad, mijnheer Fritsma. Of hebt u nog een andere vraag?

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb nog een vraag. De staatssecretaris spreekt over lessen trekken uit het verleden. Dat doe ik ook. De burgemeesters hebben zich in het verleden niet aan het vreemdelingenbeleid en aan de Vreemdelingenwet gehouden door mensen op te vangen die allang weg hadden moeten zijn en dus geen recht hebben op opvang. Het verleden heeft dus al bewezen dat zij die wet aan hun laars lappen.

De voorzitter:

Ik vind dit geen vraag, maar een opmerking.

De heer Fritsma (PVV):

Ik wil weten wie de burgemeesters controleert zodat wordt voorkomen dat zij dat weer doen.

De voorzitter:

Die vraag stelde u net ook al.

De heer Fritsma (PVV):

Daar heb ik nog geen antwoord op gekregen.

De voorzitter:

U hebt wel een antwoord gekregen.

De heer Zijlstra (VVD):

Het gaat niet om wantrouwen, maar om de politieke context waarin burgemeesters opereren. Officieel zijn zij benoemd en zijn zij onafhankelijk in de gemeenteraad. De staatssecretaris zei net zelf al dat wethouders bepaalde dingen roepen. Hoe denkt zij dat een burgemeester moet opereren in een gemeente waarin wethouders dat soort zaken roepen? Welke druk denkt zij dat wethouders gaan uitoefenen? Hoe beschouwt zij in dat licht de neutraliteit en de objectiviteit van de burgemeester? De burgemeester moet natuurlijk ook aan zijn eigen positie denken. Dat heeft niets met wantrouwen te maken, maar met politiek realisme. Hoe gaat zij dat op één lijn krijgen?

Staatssecretaris Albayrak:

Het afgeven van de verklaring is echt een bevoegdheid van de burgemeester. Dat is dus gescheiden. Het andere vraagstuk betreft de wijze waarop lokaal wordt omgegaan met mensen die de afspraken die zijn gemaakt aan hun laars lappen. In het betoog van de heer Zijlstra liepen die twee zaken volgens mij een beetje door elkaar.

De heer Zijlstra (VVD):

Ja. Wat kunnen wij verwachten van een burgemeester die geconfronteerd wordt met een college en een gemeenteraad die zeggen "gij zult zoveel mogelijk mensen onder de pardonregeling laten vallen"? Als je in die situatie terecht komt, hoe gaat een burgemeester zich daaruit redden? Hij zit namelijk in een politieke klem.

Staatssecretaris Albayrak:

Dit is een bekende als-danvraag. Ik ga ervan uit dat, wanneer een burgemeester problemen heeft met een wethouder, die burgemeester dat zelf oplost. De regels die ik met de burgemeesters heb afgesproken, zijn in ieder geval duidelijk.

De heer Zijlstra (VVD):

Dit is geen als-danvraag. U geeft zelf aan dat die situatie zich nu al voordoet. Wij hebben dat ook allemaal in de media kunnen lezen.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat is een andere kwestie, namelijk de beëindiging van de noodopvang.

De voorzitter:

Mijnheer Zijlstra, u had zojuist geen toestemming voor nog een interruptie.

De heer De Wit (SP):

Ik wil twee vragen combineren. De staatssecretaris liep namelijk al vooruit op de kwestie van de noodopvang. Wat verstaan wij daaronder? Is dat ook de particulier? Dat is mij even ontgaan. Wil zij hier nog op reageren?

In verband met de verklaring van de burgemeester heb ik de volgende vraag. Stel dat iemand in aanmerking komt voor het pardon en dat die persoon niets hoort. Die persoon informeert bij de burgemeester of die een verklaring heeft afgegeven. Voor die verklaring is een aantal bewijsstukken overgelegd. Het kan zijn dat de burgemeester met "nee" antwoordt. Het kan ook zijn dat hij "ja" zegt. Men komt dan bij de IND. Vervolgens wordt er aan de IND om een ambtshalve beschikking gevraagd. Daarop reageert de IND met "nee". Men heeft dan dus te maken met een weigering of een afwijzing. Is dat niet toch een voor beroep vatbare beslissing? Het is immers een afwijzing, zij het dat die niet op schrift staat. Men kan evenwel vragen dat die afwijzing op schrift wordt gezet.

Staatssecretaris Albayrak:

Het is niet de bedoeling dat de IND verklaringen gaat verstrekken waarin staat dat men ambtshalve geen verblijfsvergunning krijgt. De effecten die de mensen zullen ondervinden die een dergelijke verklaring niet krijgen, zijn dat de IND aangeeft dat men al lang uitgeprocedeerd is en dat er tot uitzetting wordt overgegaan. Daaruit kan men opmaken dat men ambtshalve geen aanbieding krijgt en dat er inspanningen worden gedaan om die mensen dan daadwerkelijk uit te zetten. Op die manier zal men met de IND te maken krijgen en niet anders.

De vraag over de noodopvang betreft inderdaad de ruime definitie zoals die tot op heden in het project terugkeer gold.

In dit verband hecht ik eraan om het volgende te herhalen. Er wordt niet gewezen naar de hele grote groep van honderden bestuurders die de regeling in het convenant prima vinden. Hun redenering is: wij blijven erbij en wij gaan die regeling samen uitvoeren; wij geloven erin, want dit is wat wij wilden. In dit debat worden er echter met een pincet enkele wethouders uitgehaald die op de vingers van een hand, misschien twee handen, te tellen zijn. Aan de hand van dat voorbeeld is de redenering: ziet u wel dat de VNG niet meewerkt aan de uitvoering van de regels die u hebt afgesproken?

De voorzitter:

Wij waren net toe aan het volgende onderdeel. U moet niet zelf een stap terug zetten.

Staatssecretaris Albayrak:

Op dit punt is expliciet ingegaan door veel woordvoerders. Zwart op wit is afgesproken dat de noodopvang voor de toekomst niet meer gestart wordt. Dat betreft een proces waarin er tot en met 2009 gezamenlijk aan wordt gewerkt dat de noodopvang overbodig wordt. Welnu, een deel ervan haal ik eruit voor de onderhavige regeling en voor een ander deel worden de handelingen voor uitzetting gestart. Voor de rest, dus voor zover er mensen overblijven, ga ik met de gemeenten na op welke wijze rechtmatig verblijvenden maximaal opgevangen kunnen worden in de vreemdelingenbewaring of ergens anders, bijvoorbeeld de onderdaklocatie, als het om gezinnen gaat. Dat pakket moet mij het vertrouwen geven dat deze discussie in 2009 niet gevoerd wordt en dat de noodopvang dan gesloten kan worden, ook door wethouders die nu zeggen dat zij het allemaal nog maar moeten zien.

De heer Zijlstra (VVD):

Allereerst gaat het niet om enkele wethouders. U kunt bijna elke krant in Nederland openslaan en zien dat daarin een wethouder wordt aangehaald die dat roept. Het gaat dus om tientallen wethouders. Ook geldt dit voor de VNG. Wim Kuiper, directielid van de VNG, zegt dit ook in de Volkskrant. Dit gaat wel om de organisatie waarmee u hebt onderhandeld.

Staatssecretaris Albayrak:

U doelt op de zorgplicht.

De heer Zijlstra (VVD):

Ja. Dat wordt als excuus gebruikt om de noodopvang open te houden. Ik herhaal dat ook de partij waarmee u om de tafel hebt gezeten, de VNG, er onderuit probeert te komen. Nogmaals, u kunt wel het vertrouwen hebben en dat is prima – laten wij ook het vertrouwen uitspreken – maar u moet ook een stok hebben om mee te slaan op het moment dat het mis gaat. Welke stok gaat u inbouwen die u kunt gebruiken, wanneer gemeenten zich niet aan de afspraak houden? Is dat een korting op het Gemeentefonds?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik constateer dat gemeenten op geen enkele manier een zorgplicht hebben voor uitgeprocedeerde illegalen in dit land. Voor die mensen geldt namelijk een vertrekplicht. Wij moeten hier niet een kip-of-eidiscussie voeren. Wij zijn in een situatie beland die is zoals zij is. Wij proberen dit nu samen met de gemeenten op te lossen door deze regeling te maken en uit te voeren. Dat betekent dat de gemeenten voor de toekomst ook gewoon gehouden zijn aan de uitvoering van de regels en dus moeten meewerken aan het uitzetten van uitgeprocedeerde illegalen. Ik blijf met de gemeenten in gesprek, zoals ik heb toegezegd, over rechtmatig verblijvenden die ook op straat belanden. Dat is een proces dat ik bestuurlijk de komende jaren op basis van het vertrouwen dat er nu is, zal vormgeven.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik ga ervan uit – en ik meen dat de staatssecretaris daar ook van uitgaat – dat geen enkele gemeente echt noodopvang wil. Dan is het belangrijk dat er oplossingen worden gevonden. De staatssecretaris spreekt van mensen die rechtmatig in Nederland verblijven. Doelt zij dan ook op alleenstaanden en op mensen die bijvoorbeeld door ziekte uitstel van vertrek moeten vragen? Doelt zij dan verder op de mensen die met trage ambassades te maken hebben en die daardoor niet weg kunnen uit Nederland? Voor deze mensen moet opvang worden geregeld. Dat is het probleem van de gemeenten en is dus ook het probleem van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik ben bezig met een beleidsreflectie terugkeer, waarin deze onderwerpen terugkomen. De Kamer zal daar zo snel mogelijk informatie over ontvangen.

Sinds januari van dit jaar is de Dienst Terugkeer en Vertrek operationeel, die de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale vreemdelingen intensief gaat faciliteren. Het streven is om de omstandigheden waaronder deze dienst werkt optimaal te maken, zodat de terugkeer ook daadwerkelijk kan worden gerealiseerd. Ik bezie hiertoe of de vertrektermijn van 28 dagen als onderdeel van een traject van intensieve terugkeerfacilitering, vrijheidsbeperkende maatregelen en daaraan gekoppeld tijdelijk verblijf in een onderdaklocatie kan bijdragen aan de daadwerkelijke terugkeer. Ik zie de verlengde opvang dan ook in dienst daarvan.

Vooruitlopend hierop zal de Dienst Terugkeer en Vertrek prioriteit geven aan het faciliteren van de terugkeer van verwijderbare afvallers van de regeling en bewoners van de noodopvang. In de media heeft men mij na 25 mei jongstleden al horen zeggen dat dit wat mij betreft een parallel proces is. Ik ga niet wachten tot 2009. Voor de mensen van wie nu evident is dat zij kansloos zijn, zal de vertrekfacilitering worden gestart. Het behoeft geen betoog dat de Dienst Terugkeer en Vertrek zich ook bij voorrang gaat richten op de groep asielzoekers die onder de nieuwe wet naar Nederland is gekomen en die uitgeprocedeerd is.

Er is met verbazing gereageerd op het feit dat ik geen precies aantal mensen wil noemen. Na dit debat hoop ik dat het de Kamer duidelijk is dat het ook niet verstandig zou zijn om wel zo'n precies aantal te noemen. Dat is ook niet mogelijk. Een deel zit bij de IND in het project Terugkeer in de centrale opvang, een ander deel moet uit de gemeenten komen. Wij weten al dat van de mensen die onder de oude Vreemdelingenwet hier ooit asiel hebben aangevraagd niet nog honderdduizenden in Nederland of elders in de wereld rondlopen. Mijn verwachting is dat de schatting dat 25.000 tot 30.000 mensen onder de regeling kunnen vallen een ruime schatting is.

Natuurlijk staat ook nog niet vast wat de achtergronden zijn van al deze mensen. Hoeveel mensen zijn eigenlijk al ingeburgerd? Dat is een van de argumenten om überhaupt te pleiten voor dit pardon. Vaak zullen in een gezin de hier geboren kinderen wel perfect Nederlands spreken en niet een andere taal, terwijl dat voor de ouders misschien minder geldt. Verder noem ik de aansluiting op de arbeidsmarkt. De behoeften van de groep die wordt toegelaten, zullen dus heel divers zijn. De een zal moeten beginnen met een alfabetiseringscursus, terwijl de ander na een lichte omscholing meteen aan de slag kan in een ziekenhuis. Ik werp dan ook verre van mij dat wij nu 25.000 tot 30.000 criminelen, bedriegers en leugenaars zouden toelaten. Dat doet echt geen recht aan het feit dat het overgrote deel van deze groep mensen zijn die al jaren staan te popelen om nu een formele start te kunnen maken in deze samenleving en die ook hun best zullen doen om niet in de bijstand te blijven hangen maar zo snel mogelijk aan de slag te gaan.

Niet alleen over de omvang, maar ook over de samenstelling is nu nog niet veel met zekerheid te zeggen. De gegevens over deze samenstelling heb ik echter wel nodig om antwoord te geven op de vragen die zijn gesteld over de kosten.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter...

De voorzitter:

Ik stel voor dat de staatssecretaris eerst haar betoog helemaal afrondt. Daarna houden wij nog een ronde.

Staatssecretaris Albayrak:

Over het bedrag van 55 mln. is veel gezegd, met name in de media. Er is gezegd dat dit bedrag niet zou kloppen, dat het allemaal veel duurder zou zijn en dat de werkelijke kosten zouden worden verdoezeld. De 55 mln. is het extra bedrag dat ik met de gemeenten heb uitonderhandeld en waarvoor ik naar Wouter Bos ben gegaan. Dat bedrag heb ik nodig voor de extra uitvoeringskosten van deze regeling. Daaronder vallen de administratieve kosten voor de burgemeesters, die een verklaring moeten geven en de inrichtingskosten van mensen die een huis krijgen, een start moeten maken en in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

Ik heb steeds gezegd dat mensen daarnaast, als zij ingezetenen zijn geworden, dezelfde rechten en plichten hebben als alle andere Nederlanders. Vanaf het moment dat zij ingezetenen zijn geworden, hebben zij recht op bijstand en op inburgering. Daarvoor hebben wij in Nederland keurige stelsels die ook voorzien in een automatische compensatie van hogere aantallen. Daarvoor heb ik mijn hand niet hoeven ophouden bij Wouter Bos omdat Ella Vogelaar en het ministerie van Sociale Zaken dat al in hun stelsels hebben zitten. In het laatste geval gaat het om de bijstand.

De hogere aantallen worden dus automatisch gecompenseerd. Als er bijvoorbeeld massaontslagen plaatsvinden omdat er ergens in Nederland een bedrijf moet sluiten, is er ook ineens een piek van mensen die op de een of andere manier steun moeten krijgen. Onze stelsels voor inburgering en bijstand voorzien in hogere aantallen. Daarbij moet ik nog zeggen dat ongeveer 45% van de groep die nu een verblijfsvergunning krijgt, ook zonder deze regeling een verblijfsvergunning zou hebben gekregen. Dat blijkt uit cijfers die zijn gebaseerd op de praktijk in de vorige kabinetsperiode en onder de vorige minister. Het is dus onredelijk om te denken dat dit allemaal kosten zijn die voortkomen uit deze regeling.

De voorzitter:

Bent u klaar met uw betoog?

Staatssecretaris Albayrak:

Nee. Ik heb het gehad over de extra uitvoeringskosten. Voor de inburgeringskosten is in de begroting van minister Vogelaar voor de komende jaren 60 mln. opgenomen. Een klein deel daarvan, ongeveer 4 mln., is bedoeld voor de eerste start in de COA-voorzieningen. De rest is al gewoon in de begroting opgenomen. Dit zijn dus geen extra kosten.

Het spreekt voor zich dat ik en het departement er alle belang bij hebben om deze regeling goed te monitoren. Hoeveel mensen doen een beroep op de regeling? Hoeveel mensen krijgen vervolgens een ambtshalve vergunning? Hoeveel verklaringen komen er van de burgemeesters? Hoeveel afwijzingen na de verklaringen van de burgemeesters vinden er nog plaats omdat er contra-indicaties zijn? Hoeveel inburgeraars zijn er? Hoeveel mensen krijgen er bijstand? Zulke vragen moeten aan de orde komen in een alomvattende monitor die ik sowieso periodiek ga uitvoeren en die ik uiteraard ook naar de Kamer zal sturen.

Ik heb afgesproken dat er aan het einde van 2009 een evaluatie zal worden gehouden met de VNG. Dat staat ook te lezen in het convenant. Dit is een belangrijk moment waarop wij moeten bezien of gemeenten daadwerkelijk meewerken aan het beëindigen van de noodopvang. Op deze manier heb ik dit ook gewisseld met de gemeenten. Het is ook een moment waarop wij bezien hoe er bijvoorbeeld gedeclareerd is voor de 55 mln. uitvoeringskosten van de gemeenten.

De heer Pechtold stelde nog een vraag over de informatievoorziening. Hij vroeg hoe heel Nederland informatie zal krijgen over wat ik aan het doen ben. Ik maak een onderscheid in de informatievoorziening aan de betrokken organisaties en gemeenten die bij de uitvoering zijn betrokken en de informatievoorziening aan de doelgroep. Door de VNG en mij wordt op korte termijn een brief aan de gemeenten en belangenorganisaties opgesteld. Die brief voorziet in een uitgebreide handleiding voor de uitvoering van het proces van de regeling. Een aantal van de vragen die zojuist zijn gesteld, komt daarin aan de orde. Deze handleiding is tevens bedoeld om de vreemdelingen in de gemeenten adequaat te kunnen voorlichten. Daarnaast worden naar behoefte regionale voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor lokale bestuurders en ambtenaren die bij de uitvoering van de regeling zijn betrokken.

Op de internetsite van zowel het ministerie als de IND zal zowel de regeling als een uitgebreide toelichting in de vorm van meest gestelde vragen met de daarbij behorende antwoorden worden geplaatst. Dat betreft onder andere vragen die ook in dit debat zijn gesteld. Het informatienummer van de IND, 0900 1234561, is beschikbaar. Ik constateer dat de leden dat nummer niet kennen. Ik meende dat er leden zijn die dit nummer regelmatig bellen om te kijken hoe het functioneert. Achter dit informatienummer zitten medewerkers die antwoorden zullen kunnen geven op de vragen die bij de doelgroep leven.

In zaken waarin de vreemdeling positief is beoordeeld, zal hij actief worden ingelicht door middel van een brief waarin wordt aangegeven dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Bij deze brief zal een bijsluiter worden gevoegd waarin de regeling wordt uitgelegd en waaraan de voorwaarden waaraan men dient te voldoen zijn opgenomen.

De heer Zijlstra (VVD):

Wij krijgen uiteindelijk toch geen antwoord over de aantallen en kosten. Ik snap dat de staatssecretaris niet precies weet hoeveel mensen het zullen gaan worden. Maar zij is niet ingegaan op onze vraag om te kijken naar de schatting. In de stukken stelt zij dat deze schatting is gebaseerd op de mensen die in het project Terugkeer zitten plus de mensen waarvan de de gemeenten hebben opgegeven dat zij binnen hun grenzen aanwezig zijn. Ik heb het voorbeeld genoemd van de gemeente Den Bosch, waar het al drie keer zo veel lijkt te gaan worden, terwijl men daar dacht de situatie heel goed in kaart te hebben gebracht. Hoe kan de staatssecretaris zeggen te verwachten dat het aan de lage kant zal zijn, terwijl nu al blijkt de bron waaruit de informatie komt, meldt dat het veel hoger wordt?

Ten aanzien van de kosten zegt de staatssecretaris dat het bij 50 mln. blijft en dat de rest in de reguliere begrotingsvoorstellen zal worden opgenomen. Zij trekt de vergelijking met een massaontslag. Dit is echter wel een overheidsmaatregel. Tot deze maatregel wordt door de politiek besloten. Bij een politieke maatregel hoort een dekking. De staatssecretaris kan wel zeggen dat het een gewone bijstandsuitkering of een gewone huursubsidie wordt, maar ik heb haar voorgerekend dat als 40% in een bijstandsuitkering komt en ik de laagste schatting van de staatssecretaris aanhoud, wij al 130 mln. per jaar verder zijn. Op basis van de cijfers van VluchtelingenWerk mag je verwachten dat het minstens 40% zal zijn. Waarom legt zij de kosten niet openlijk op tafel, maar probeert zij deze onder het tapijt te schoffelen?

Staatssecretaris Albayrak:

De berekening van de heer Zijlstra klopt niet. Als wij uitgaan van 30.000 mensen, neemt hij daarvan 40% maal € 13.000 per bijstandsuitkering. Dat klopt gewoon niet. Van de 30.000 moet hij eerst alle kinderen aftrekken, tenzij hij van plan is om peuters en baby's ook een bijstandsuitkering te geven. Mij lijkt dat een beetje sterk. Dat is ongeveer een kwart van de groep. Vervolgens moeten ook de contra-indicaties ervan worden afgetrokken. De berekening van de heer Zijlstra klopt in ieder geval niet. Ik zal pas gaande het proces nauwkeurig kunnen zeggen welk percentage van de mensen op de bijstand zal zijn aangewezen en hoe lang zij in de bijstand zitten. Dat zal ik ook doen.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Dit is toch echt te gemakkelijk. De staatssecretaris voert de motie-Bos uit. De heer Bos is op dit moment minister van Financiën. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Bos als een rechtgeaard minister van Financiën die de vinger op de knip houdt, zegt dat het allemaal prachtig is en dat hij in de toekomst wel ziet hoeveel de kosten zullen gaan worden. Mevrouw Albayrak heeft gelijk wat betreft de kinderen, maar het kan ook nog meer worden dan 130 mln. Deze groep is zo lang uit de roulatie dat het nog maar de vraag is of wij 40% zullen kunnen halen. Die discussie wil ik ook nog aangaan met de staatssecretaris.

Staatssecretaris Albayrak:

Maar zij zijn hoger opgeleid en beter geëquipeerd.

De heer Zijlstra (VVD):

Ook mevrouw Albayrak moet de cijfers goed interpreteren. VluchtelingenWerk stelt ook dat deze groep heel moeilijk aan een baan komt ondanks hun hoge opleiding. Dat is de realiteit. Dat vinden wij niet leuk...

Staatssecretaris Albayrak:

Daar kun je wel wat aan doen.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is prachtig, maar dit is de realiteit. Waarom komt mevrouw Albayrak niet met een dekkingsvoorstel dat de heer Bos in zijn begroting moet versleutelen? Hij gaat toch niet achteraf berekenen hoeveel het hem heeft gekost om dat bedrag net zoals bij de gezondheidskosten dan maar weer een jaar door te schuiven?

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Zijlstra denkt kennelijk dat ik nog niet met dit verhaal bij de heer Bos ben langs geweest. De heer Bos zit inderdaad met zijn hand op de knip en dat is maar goed ook. Hij doet dat niet alleen voor dit onderdeel van het coalitieakkoord, maar ook voor alle andere onderdelen. Als u er zoveel vertrouwen in hebt dat minister Bos de hand op de knip houdt, moet u er ook van uitgaan dat hij er met al zijn experts goed naar heeft gekeken. Het is geen openeinderegeling die miljarden aan kosten met zich mee zal brengen. Ik heb de elementen aangegeven, ik heb vermeld hoe er in de stelsels in de kosten voorzien wordt, en om welke aantallen het naar verwachting gaat. U kunt het zo wild maken als u wilt, maar wilder dan dit is het niet!

De voorzitter:

Mijnheer Zijlstra, ik merk dat het antwoord u niet bevalt, maar u heeft antwoord gekregen van de staatssecretaris, dus ik geef nu voor een interruptie het woord aan de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, het verhaal van de staatssecretaris over het kostenaspect is echt bizar, want zij zegt dat het weliswaar gaat om mensen die illegaal zijn, maar dat het nu niet erg meer is dat zij geld kosten, omdat zij nu een verblijfsvergunning krijgen. Zij doen immers gewoon een beroep op de reguliere bijstandsregelingen. Dit is natuurlijk onzin. Als je tienduizenden mensen extra toelaat, dan geeft dat natuurlijk extra druk op uitkeringen, gezondheidszorg, politie-inzet, onderwijs enz. Ik wil een beeld van de kosten daarvan, dat is toch het minste wat wij van de staatssecretaris mogen verwachten.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik zeg niet dat het niet erg is, ik zeg dat er een politiek besluit is genomen door een meerderheid in de Tweede Kamer. Daarna heeft het kabinet in het coalitieakkoord vastgelegd dat deze regeling gemaakt zou worden. Wij wisten dat mensen die toegelaten zouden worden, vanaf dat moment ingezetenen zouden zijn, met alle rechten en plichten van dien. Het is voor mij geen verrassing, ik heb een schatting gemaakt en ik weet wat de bestanddelen van de kosten zijn. De exacte bedragen zijn afhankelijk van een aantal aspecten die gelet op de achtergronden van deze groep niet nauwkeurig aan te geven zijn.

De heer Fritsma (PVV):

Ik zal u een handje helpen en ik hoop dat minister Bos een grote knip heeft. Het Centraal Planbureau heeft in 1999 uitgerekend dat elke asielzoeker € 20.000 per jaar kost, in verband met onderwijs, politie-inzet en dergelijke. Dit betekent dat de dertigduizend asielzoekers over wie wij het nu hebben, al meer dan 0,5 mld. per jaar hebben gekost. Dit gaat natuurlijk door, omdat er extra kosten komen voor uitkeringen, terwijl het onderwijs ook doorgaat. Het is dus een kwestie van miljarden, waarom zegt u dat niet gewoon?

Staatssecretaris Albayrak:

Als u heel eerlijk bent, moet u ook de besparingen noemen. Zodra deze groep niet meer in de centrale opvang verblijft, bespaart dat het Rijk 85 mln. per jaar. Zodra het project Terugkeer niet meer bestaat, bespaart dat geld. Die besparingen heb ik niet gekwantificeerd, omdat ook daarbij de achtergrond en de omvang van de totale doelgroep belangrijk is. Ik ben hier eerlijk over, dus als u zich ook eerlijk opstelt tegenover mij, dan kunnen wij in de loop van het proces praten over wat de monitor zal opleveren, zowel voor de uitvoering van de regeling als op het punt van de financiële gevolgen.

De heer Van de Camp (CDA):

Kunt u aangeven op welke punten u de regeling en het convenant zult monitoren en wat in dit verband "periodiek" is? Eén keer per kabinetsperiode is ook periodiek, en dat zou ik wel erg weinig vinden.

Ik heb ook nog een vraag over de eventuele sancties bij de uitvoering van het bestuursakkoord. De heer Van der Vlies en ik hebben hierover een vraag gesteld en ik besef dat dit buitengewoon achterdochtig overkomt. De burgemeester van Den Haag zal zijn volle gewicht in de strijd gooien – en u weet dat dit gewicht toeneemt... – om het bestuursakkoord uit te voeren. Ik vind ook dat het bestuursakkoord moet worden uitgevoerd op basis van vertrouwen; dat zijn overheden aan elkaar verplicht. Maar wat als het onverhoopt niet lukt? De heer Zijlstra gooide er al een korting op de uitkering uit het Gemeentefonds tegenaan, hoe staat u hier zelf tegenover?

Staatssecretaris Albayrak:

Dit laatste lijkt mij wat moeilijk, ik kan me niet voorstellen dat wij de gemeenten minder geld zouden geven voor bijvoorbeeld onderwijs omdat zij de regeling niet goed uitvoeren. Het lijkt mij dat dat wat ver zou gaan. Ik heb gezegd dat de uitspraken van de heer Deetman als voorzitter van de VNG mij het vertrouwen hebben gegeven dat de regeling wordt uitgevoerd zoals wij dat hebben afgesproken, inclusief het beëindigen van de noodopvang. Ik heb ook gezegd dat ik tijdens het hele proces veel wantrouwen ben tegengekomen, zeker in het bestuurlijk overleg met de VNG. Men had niet zoveel redenen meer om Den Haag te vertrouwen en om te veronderstellen dat een oplossing gevonden zou worden voor de problemen waarmee men geconfronteerd werd. Nu is er echter nieuw vertrouwen. Ik wil dan ook niet vooruitlopen op de situatie die in 2009 zou kunnen ontstaan en niet nu al met een pakket aan sancties zwaaien. Ik wil ook niet tegen de paar wethouders die bepaalde uitlatingen hebben gedaan zeggen dat ze moeten weten wat ik kan doen. Zoiets is voor die paar wethouders misschien heel adequaat en ik zal ook niet schromen om maatregelen te nemen als dat voor die paar wethouders nodig is, maar als ik nu zou dreigen zou ik blijk geven van wantrouwen en mij verkeerd opstellen tegenover al die anderen die zich zeer loyaal hebben gedragen en die constructief overleg hebben gepleegd. Zij hebben aan de totstandkoming van deze regeling meegewerkt en ervoor gezorgd dat de afspraken over de beëindiging van de noodopvang konden worden gemaakt.

Betekent dit dat ik geen sancties heb? Natuurlijk niet. Zal ik aarzelen om gemeenten aan te spreken en zal ik geen gebruik maken van sanctiemogelijkheden als dat wel nodig is? Natuurlijk niet. Echter, ik wil het momentum gebruiken. Ik wil degenen die op een gegeven moment verantwoordelijk zijn voor wangedrag aanspreken en niet nu al de hele groep het stempel geven dat uitdrukt: u bent niet te vertrouwen, u gaat waarschijnlijk de afspraken niet nakomen.

Het gaat hierbij dus echt om een andere vorm van samenwerking. Aan die andere vorm van samenwerking hecht ik. Wij hebben afgesproken om over kwesties als de terugkeer en de beëindiging van de noodopvang nauw met elkaar in contact te blijven. Dat geldt niet alleen voor mijn diensten, maar ook voor mij. Deze vorm van samenwerking is nog nooit eerder vertoond. De DT&V gaat met de gemeenten werken aan de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers. Het COA gaat werken aan de opvang van de mensen die mogelijk rechtmatig hier zijn. Dat is dus een heel andere benadering. Hiermee heb ik het startpunt aangegeven. In 2009 komt er een evaluatie, maar ik zal niet tot 2009 wachten als ik gaandeweg zie dat er gemeenten zijn die zich niet aan de afspraken houden. U kunt ervan op aan dat als ik dat morgen merk dat zij zich niet aan de afspraken houden, ik ze morgen zal aanspreken. Ik ga ervan uit dat u allen ook nagaat hoe het proces verloopt. Als ik in voorkomende gevallen niets doe, kunt u mij hier naar toe roepen en ervoor zorgen dat ik wel wat doe.

Over de monitor heb ik al iets gezegd. Elementen van de monitor zijn: de ambtshalve toetsing, het verloop van de burgemeestersverklaringen, het terugkeertraject, de huisvesting en de inburgering van statushouders. Ik kan de Kamer een meer uitgebreide opzet van de monitor doen toekomen. Zij kan dan nagaan of zij zich daarin kan vinden. De monitor is in ons aller belang, niet het minst omdat ik de eerste moet zijn die weet of alles gaat zoals het behoort te gaan. Ik verbind mij zelf aan dit proces. Ik zal zeker goed monitoren hoe het proces verloopt en de Kamer periodiek inlichten. Je moet ook weer niet te vaak rapporteren, maar dat doen als er nieuws te melden is. Ik denk hierbij aan de halfjaarlijkse rapportages over de vreemdelingenketen. U weet dat wij de opzet van die rapportages willen veranderen. Ik zal evenwel nagaan of informatie daaraan gekoppeld kan worden of dat een afzonderlijke rapportage nodig is.

De heer Spekman (PvdA):

Ik wil nog een vraag stellen over het geld. Ik merk dat het gaat om hapklare brokken en hoge kosten. U hebt iets gezegd over de besparingen bij de rijksoverheid. Hebt u enig inzicht in de kosten die in de afgelopen vier, vijf, zes jaar door lokale overheden zijn gemaakt om met de consequenties te kunnen omgaan van het op-straat-beleid? Als u die kosten weet, probeert u die dan ook eens te vergelijken met de besparingen die voortvloeien uit het beleid dat wij nu in gang willen zetten, een beleid van vertrouwen, opvangen en mensen hier houden of daadwerkelijk uitzetten naar het land van herkomst.

Staatssecretaris Albayrak:

Zeker, er zijn torenhoge kosten gemaakt. Bij de ontstane situatie hebben wij vandaag lang stilgestaan. De gemeenten hebben de wet niet uitgevoerd en mensen opgevangen vanwege de zorgplicht. Zij waren het namelijk niet eens met het landelijke beleid. De hoge kosten zijn gemaakt op verantwoordelijkheid van de gemeenten. Dat er hoge kosten zijn gemaakt, weet ik ook doordat ik in de bestuurlijke onderhandelingen met de VNG geconfronteerd ben met de vraag of die kosten met terugwerkende kracht vergoed konden worden. Dat vond ik iets te ver gaan. Dat zult u begrijpen, maar dat die kosten zijn gemaakt, onderschrijf ik.

De heer Spekman (PvdA):

Ik doelde op het laatste aspect. Ik verwacht niet anders dan dat de gemeenten allerlei verzoeken gaan doen. Het gaat mij erom dat men niet moet doen dat het beeld zwart of wit is. Men moet niet denken dat nu er een pardonregeling komt, de kosten vele malen hoger zijn dan voorheen. Voorheen waren er ook kosten. Alleen, die werden op andere posten weggeschreven. Zij werden wel door het land opgebracht, hetzij lokaal hetzij landelijk.

De vergadering wordt van 16.50 uur tot 17.10 uur geschorst.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. De PVV was, is en blijft tegen het generaal pardon, want een pardonregeling betekent niets meer en niets minder dan het belonen van wangedrag. Mensen worden beloond voor hun weigering om uit Nederland te vertrekken, mensen worden beloond voor het negeren van regels, mensen worden beloond voor het eindeloos doorprocederen, en daarbij is van jarenlange onzekerheid, waar de staatssecretaris de regeling nog steeds op lijkt te baseren, echt geen sprake. De mensen om wie het gaat zijn afgewezen, hebben het eenvoudigweg vertikt om uit Nederland te vertrekken, en dat is gewoon onacceptabel. Los daarvan heb ik een ontluisterend beeld gekregen van hoe slecht de regeling van de staatssecretaris is uitgewerkt. De staatssecretaris weet nog steeds niet om hoeveel mensen het gaat, omdat onbekend is met hoeveel verklaringen burgemeesters gaan strooien, de staatssecretaris weet niet hoeveel criminelen binnen de regeling vallen, de staatssecretaris weet niet hoeveel gezinsleden er op grond van vervolgmigratie binnen zullen komen, de staatssecretaris weet niet wat het kost, de staatssecretaris weet niet wat de gevolgen zijn voor de huisvesting. Kortom, de staatssecretaris heeft haar huiswerk gewoon niet gedaan. Ik heb zelden zo'n slecht uitgewerkt plan gezien. Ik denk dat de meeste voorstellen, plannen en regelingen van vergelijkbare aard van andere bewindspersonen niet door de Kamer zouden zijn gekomen. Ik wil hierover drie moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het asielverzoek van de vreemdelingen die binnen het door het kabinet voorgenomen generaal pardon vallen, is afgewezen en dat hun weigering om uit Nederland te vertrekken nooit en te nimmer mag worden beloond met een verblijfsvergunning;

overwegende dat de in de Vreemdelingenwet gestelde toelatingsvoorwaarden te allen tijde moeten worden gehandhaafd, om te voorkomen dat vreemdelingen anders niet meer vrijwillig uit Nederland zullen vertrekken en om te voorkomen dat er een aanzuigende werking ontstaat;

overwegende dat de Nederlandse samenleving, gelet op de enorme bestaande problemen die vreemdelingen met zich meebrengen, niet is gebaat bij het legaliseren van tienduizenden andere vreemdelingen die nota bene geen echte vluchtelingen zijn en niet aan de gangbare toelatingscriteria voldoen;

constaterende dat de pardonregeling zeer slecht is uitgewerkt, omdat bijvoorbeeld niet bekend is om hoeveel mensen het gaat, hoeveel criminelen er worden toegelaten en wat de kosten zijn;

verzoekt de regering om het voorgenomen generaal pardon definitief af te blazen en nooit meer met nieuwe pardonregelingen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(31018).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat wij dat generaal pardon absoluut niet willen, maar als wij naar de huidige uitgewerkte plannen kijken, wil ik daarover twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse samenleving niet is gebaat bij de toelating van criminele vreemdelingen;

overwegende dat vreemdelingen die een misdrijf hebben gepleegd, conform het gangbare vreemdelingenbeleid daarom niet in aanmerking mogen komen voor een verblijfsvergunning;

constaterende dat het kabinet dit logische principe vreemd genoeg los wil laten en criminelen die wegens het plegen van een misdrijf of misdrijven een gevangenisstraf hebben gekregen van minder dan één maand, toch toe wil laten in het kader van het generaal pardon;

verzoekt de regering om iedereen die een misdrijf Fritsmaheeft gepleegd, ongeacht de strafmaat, uit te sluiten van de pardonregeling,

en gaat over tot de orde van de Fritsmadag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(31018).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ongewenst is dat burgemeesters in het kader van de afhandeling van het generaal pardon een rol krijgen bij de beoordeling of vreemdelingen ononderbroken in Nederland verbleven sinds 1 april 2001;

verzoekt het kabinet, de verklaring van de burgemeester uit de regeling te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(31018).

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik geef niet vaak een compliment aan een bewindspersoon, maar ik maak daarop nu graag een uitzondering. De staatssecretaris staat naar mijn idee namelijk voor datgene wat zij in eerste termijn heeft gezegd. Ik hecht er waarde aan dat zij de door de Kamer gestelde vragen heeft beantwoord. In de voorgaande jaren was dat anders. Nu is het mogelijk om een debat te voeren met de regering, wat ik als een verademing ervaar.

Ik ga in op de criminele antecedenten. De uitleg van de staatssecretaris over die ene maand heb ik goed begrepen. Naar mijn idee hebben wij elkaar niet goed begrepen op het punt van de onherroepelijkheid van de uitspraken van de rechter. Ik heb niet bepleit dat wij mensen voor wie geldt dat er nog geen onherroepelijk vonnis is, op basis van de pardonregeling toch een status verlenen. Mijn pleidooi is erop gericht om de zaak op te schorten indien er nog geen onherroepelijke uitspraak van de rechter is. Het is niet de bedoeling om die zaken alvast mee te tellen, terwijl de mogelijkheid van appel openstaat en er dus ook een andere uitkomst mogelijk is.

De discussie over de oorlogsmisdadigers is tot op dit moment duidelijk. In antwoord op de vragen van de fractie van GroenLinks heeft de staatssecretaris gezegd dat iemand alsnog onder de pardonregeling kan vallen, als die verdenking op een gegeven moment wegvalt. Er zal discussie worden gevoerd over de positie van de verdachten van oorlogsmisdaden, alsmede over de gezinsleden. Graag wil ik wat duidelijkheid over die kwestie. Vandaar dat ik de volgende motie voordraag.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet", gezinsleden van een vreemdeling aan wie bij beschikking artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen, van de regeling worden uitgesloten;

overwegende dat op afzienbare termijn door de Kamer over dit onderwerp zal worden gesproken;

van mening dat deze groep vreemdelingen, voor de uitslag van dit overleg bekend is, niet al mag worden uitgesloten van de regeling;

verzoekt de regering, in het kader van de regeling een voorbehoud te maken ten aanzien van deze groep, zodat zij mogelijk op een later tijdstip alsnog onder de regeling kan vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(31018).

De heer De Wit (SP):

Ik ga in op de leugens over de identiteit en de nationaliteit. Ook de antwoorden op de vragen daarover zijn duidelijk. Er is een groot verschil tussen de persoon die eenmaal gelogen heeft en de pathologische leugenaar. Daartussen zit een behoorlijk aantal varianten. Ik pleit ervoor om in ieder geval voor het grijze tussenveld na te gaan wat de achtergrond is en wat de omstandigheden zijn van de persoon die over zijn identiteit of zijn nationaliteit heeft gelogen. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat, wanneer in het kader van de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet", door vreemdelingen in verschillende procedures verschillende identiteiten of nationaliteiten zijn opgegeven waarvan in rechte is vastgesteld dat hieraan geen geloof kan worden gehecht, zij worden uitgesloten van de regeling;

overwegende dat er hierbij geen afweging plaatsvindt van omstandigheden in individuele gevallen;

van mening dat hierdoor ten onrechte geen rekening wordt gehouden met mogelijke rechtvaardigheidsgronden;

verzoekt de regering, de regeling op dit onderdeel aan De Witte passen zodat een individuele afweging van feiten en omstandigheden plaats kan vinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit, Azough en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(31018).

De heer De Wit (SP):

Ik doe een poging om de duurzame relaties in de regeling onder te brengen. Ik vind dat er moet worden gehandeld naar analogie van de reguliere verzoeken waarvoor geldt dat er een vrij bewijs mogelijk is. Daarbij maak ik de aantekening dat in veel gevallen mensen niet kunnen trouwen of dat zij hun relatie niet kunnen laten registreren vanwege het feit dat zij niet over papieren beschikken. Daarom draag ik de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het kader van de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" onder gezinslid onder andere wordt verstaan "de vreemdeling van achttien jaar of ouder die met de hoofdpersoon een naar Nederlands recht, waaronder het in Nederland toe te passen internationaal privaatrecht, geldig huwelijk of een in Nederland geregistreerd partnerschap is aangegaan";

overwegende dat hierdoor andere vormen van duurzame relaties van de regeling worden uitgesloten;

overwegende dat bij reguliere gezinsvorming deze andere vormen van duurzame relaties wel worden toegestaan;

overwegende dat bij de procedure van reguliere gezinsvorming toetsing aan de hand van bestaande criteria plaatsvindt en dat deze toetsing ook plaats zou kunnen vinden in het kader van deze regeling;

van mening dat andere vormen van duurzame relaties ook binnen de regeling zouden moeten vallen;

verzoekt de regering, de regeling op dit onderdeel aan te passen en andere vormen van duurzame relaties in het kader van deze regeling te erkennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit, Azough en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(31018).

De heer Van der Vlies (SGP):

De heer De Wit maakt een duidelijk punt. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van dat verzoek in het debat echter gesteld dat het voor haar niet te handhaven is. Dat vind ik een serieus punt. Ik mag dan ook van de heer De Wit een begin van een oplossing vragen bij deze motie. Die heb ik nog niet gehoord.

De heer De Wit (SP):

Dat heb ik wel gezegd, maar ik wil het graag herhalen. Ik heb gezegd dat er bij de reguliere aanvraag een soort vrij bewijs mogelijk is in het geval van mensen die niet trouwen, geen geregistreerd partnerschap hebben, maar wel een relatie hebben. Dat is te bewijzen in alle mogelijke vormen. Dat heb ik ook in de motie vastgelegd. Vervolgens moet men bedenken dat mensen in bepaalde gevallen kunnen aantonen dat zij een serieuze relatie hebben, bijvoorbeeld door middel van getuigen of door middel van bankafschriften die al jarenlang op gemeenschappelijke naam staan. Wij gaan dan weliswaar in op de individuele gevallen, maar het moet wel mogelijk zijn.

Voorzitter. Tot slot de positie van de kinderen. In deze Kamer is een- en andermaal gesproken over het belang van het kind en over de eigen positie die kinderen innemen in het vreemdelingenrecht. Als er sprake is van kinderen die recht hebben op een verblijfsvergunning, dienen wij dat te onderzoeken en te toetsen. Dit staat los van de rol van de ouders die met contra-indicaties geconfronteerd worden. Op het moment dat kinderen als zelfstandig worden erkend, rechthebbend op een vergunning, dient vervolgens de positie van de ouders aan de orde te komen. Dat is een kwestie van afweging door bijvoorbeeld de IND en de rechter. Op dit punt dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wanneer in het kader van de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" als gevolg van een contra-indicatie ouders van de regeling worden uitgesloten, ook de kinderen niet onder de regeling zullen vallen;

overwegende dat de overheid op grond van onder andere artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en resolutie 1483 van de Raad van Europa, verplicht is de belangen van deze kinderen ook bij deze regeling voorop te stellen;

overwegende dat deze kinderen geen schuld hebben aan de daden van de ouders;

van mening dat deze kinderen daarom ten onrechte van de regeling worden uitgesloten;

verzoekt de regering, de regeling uit te breiden en deze kinderen een zelfstandig verblijfsrecht toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31018).

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik hoop dat wij een mooie regeling tot stand kunnen brengen waarmee een groot aantal problemen worden opgelost in deze samenleving.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Vanochtend begon ik met te zeggen dat het vandaag een mooie dag is. Ik dank de staatssecretaris mede daarvoor. Het mooie is dat de meerderheid van Nederland het eens is met mij en met alle mensen die dit ook een mooie dag vinden. Zelfs een meerderheid van 55% van de VVD-kiezers is voor deze regeling, blijkt uit een TNS NIPO-peiling die vandaag is verschenen. Laat de trompetten schallen, zou ik zeggen. Ik zie een kleine kloof tussen de VVD in deze Haagse kaasstolp en de VVD-kiezers.

Ik heb nog een paar punten. Ik vind het heel jammer dat de staatssecretaris zich op het gebied van de Dublinclaimanten enigszins star opstelt. Mensen die terecht deel uit zouden moeten maken van de regeling, worden uitgesloten. Ik deel niet de angst van de staatssecretaris dat hiermee de deur naar vele andere groepen wordt opengezet. Ik ben bang dat zonder een pardon voor deze specifieke groep de lei niet echt wordt schoongeveegd. Daarom dien ik hierover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vreemdelingen die op grond van de Overeenkomst van Dublin zijn overgedragen aan een ander land, niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning krachtens de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet";

overwegende dat het bij Dublinclaimanten gaat om vreemdelingen die in een ander Dublinland verbleven hebben en dat daarmee nog niet gezegd is dat zij ook daadwerkelijk asiel in een ander Dublinland hebben aangevraagd;

overwegende dat Nederland de juridische verantwoordelijkheid heeft voor vreemdelingen waarop een Dublinclaim is gelegd;

overwegende dat het hier gaat om een strikt afgebakende groep Dublinclaimanten, waardoor de door de staatssecretaris van Justitie veronderstelde rechtsongelijkheid niet zal optreden;

verzoekt de regering om Dublinclaimanten onder de werking van de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" te laten vallen indien zij reeds teruggeleverd zijn aan Nederland en, als zij in een ander Dublinland verblijven, er vóór 13 december 2006 een beroep op Nederland is gedaan om deze vreemdelingen terug te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31018).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het tweede punt vormt de contra-indicatie. Verschillende straffen kunnen bij elkaar opgeteld een maand of meer zijn. Dat is voor ons een te krappe grens. Daarom dien ik hierover de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vreemdelingen op grond van de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning indien er sprake is van één of meer veroordelingen tot een gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel van meer dan een maand;

overwegende dat het bij de toepassing van deze contra-indicatie ontbreekt aan een hardheidsclausule om de specifieke individuele omstandigheden van de veroordeelde vreemdelingen op waarde te schatten;

overwegende dat daardoor de kans bestaat dat veroordeelden voor meer misdrijven die als overlevingscriminaliteit kunnen worden beschouwd, niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van deze regeling;

verzoekt de regering om toepassing van cumulatie van opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen achterwege te laten en daarmee een onvoorwaardelijke aaneengesloten straf van een maand of meer als grens te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31018).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Mijn derde punt gaat over de verklaring. Wij hebben een geweldig vertrouwen in de burgemeesters en het lokaal bestuur, maar wij willen voorkomen dat asielzoekers die terdege bewijzen hebben van verblijf in 2006 en voldoen aan de verdere criteria, buiten de boot vallen. Daarom dient er een zekere check and balance te zijn. Dat kan door maatschappelijke organisaties en hun oordeel mee te laten wegen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vreemdelingen onder omstandigheden het ononderbroken verblijf in Nederland sinds Azough1 april 2001 aannemelijk kunnen maken door een verklaring van de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling feitelijk verblijft;

overwegende dat het voorstelbaar is dat een burgemeester weigert om een verklaring van ononderbroken verblijf af te geven, terwijl een vreemdeling tóch ononderbroken verblijf in Nederland heeft gehad en dat ook aannemelijk zou kunnen maken door ondersteunende verklaringen van maatschappelijke organisaties zoals kerken, vluchtelingenwerkgroepen en dergelijke;

verzoekt de regering om aan vreemdelingen toe te staan dat zij, ingeval hun burgemeester weigert om een verklaring van ononderbroken verblijf af te geven, hun ononderbroken verblijf in Nederland aannemelijk maken door overlegging van verklaringen van maatschappelijke organisaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azough, Pechtold en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(31018).

De heer Zijlstra (VVD):

Ik zie hier een tegenstelling. Eerst wordt het enorme vertrouwen in de burgemeesters uitgesproken, maar als een burgemeester "nee" zegt, moet er een extra check zijn. Daarmee geeft u toch gewoon aan dat u daarin geen vertrouwen hebt? U zwijgt. Ik begrijp daaruit dat u "ja" zegt.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Nee, ik probeer even mijn geduld te bewaren om u een goed antwoord te geven.

Het komt erop neer dat wij in het lokaal bestuur in het algemeen vertrouwen hebben. Wij gaan ervan uit dat het lokale bestuur deze regeling op een goede manier wil uitvoeren en dat het daarbij goed zal samenwerken met het ministerie van Justitie en andere diensten. Dat neemt niet weg dat het een enkele keer kan voorkomen dat een asielzoeker terdege bewijs kan leveren, maar dat een burgemeester daarop niet de verklaring afgeeft. Als dit optreedt, moet er een zekere mate van check and balance zijn. Door maatschappelijke organisaties moet aannemelijk gemaakt kunnen worden dat een asielzoeker, man of vrouw, in 2006 in Nederland verblijf heeft gehad.

De heer Zijlstra (VVD):

Aannemelijk is heel iets anders dan keihard bewijs, laten wij dat even vooropstellen. Een betere onderbouwing dat de burgemeestersverklaring geen goed instrument is, zoals de VVD-fractie al heeft gezegd, had ik niet kunnen geven. Daarmee onderstreept u dat burgemeesters in een onmogelijke positie zitten. Dank daarvoor.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U wilt het hele generale pardon niet, inclusief de burgemeestersverklaring, dus ik kan mij voorstellen dat u elk puntje aangrijpt wat ook maar in de buurt komt om gelijk te krijgen, maar dat is volstrekte onzin. Dat is niet het doel van deze motie. Ik hoor graag de verklaring van de staatssecretaris of zij dit probleem ziet en of zij deze oplossing ook naar voren wil brengen.

De voorzitter:

Uw tijd is om.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dan dien ik alleen nog een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ambtshalve verleende verblijfsvergunningen op grond van de pardonregeling terugwerkende kracht hebben tot twee dagen na de publicatie van de regeling in de Staatscourant en dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de regeling op korte termijn gepubliceerd zal worden;

overwegende dat tussen publicatie van de regeling en de daadwerkelijke verlening van de verblijfsvergunningen een periode ontstaat waarin asielzoekers formeel beschouwd geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben, waardoor ze geen toegang krijgen tot de arbeidsmarkt en het hoger onderwijs en nog geen recht krijgen op inburgering;

overwegende dat bijvoorbeeld jongeren die dit jaar dertig jaar worden en in aanmerking komen voor het generaal pardon, nu geconfronteerd worden met het probleem dat ze, als ze zich dit jaar niet kunnen inschrijven voor hoger en wetenschappelijk onderwijs, hun recht op studiefinanciering verliezen;

verzoekt de regering, overbruggingsmaatregelen te treffen onder voorwaarde dat er ook daadwerkelijk een verblijfsvergunning op grond van de pardonregeling zal worden verleend, waardoor de rechtspositie van deze asielzoekers tijdens de periode tussen de publicatie van de regeling in de Staatscourant en de verlening van de verblijfsvergunning niet afwijkt van de rechtspositie die asielzoekers na statusverlening zullen krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azough, Pechtold en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(31018).

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Allereerst bedank ik de staatssecretaris voor de uitvoerige beantwoording. Het is in ieder geval duidelijk dat zij met oprecht gevoel en met de beste intenties probeert de regeling, waar wij op tegen zijn, op een goede manier uit te voeren. Na dit debat rijst wel de vraag of het dan nooit genoeg is. Het lijkt wel of de nationale sport in dit debat is om zo veel mogelijk mensen onder deze regeling te laten vallen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Deze regeling is een uitstap uit de normale asielwetgeving, maar asielwetgeving is waar het om gaat. Politieke vluchtelingen moeten Nederland in kunnen en degenen die dat niet zijn, niet. Dat wordt in deze regeling al met voeten getreden. Als wij dan ook nog iedereen erin proberen te fietsen, vindt de VVD-fractie dat geen goede zaak, maar een schande.

Ik noem de Dublinclaimanten, duurzame relaties en het oprekken van de criteria diefstal en liegen. De SP-fractie maakt het nog het bontst, omdat zij zelfs oorlogsmisdadigers wil gedogen, omdat er een moeilijke situatie ontstaat als de kinderen zijn toegelaten. Als het moeilijk is, gedogen wij de oorlogsmisdadiger. Het is toch te idioot voor woorden, dat een partij als de SP oorlogsmisdadigers gedoogt? Waar haalt zij dat vandaan?

De voorzitter:

Ik vind het wel vreemd dat u dit niet als een interruptie bij de heer De Wit naar voren hebt gebracht.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik was door mijn interrupties heen.

De heer De Wit (SP):

De SP gedoogt geen oorlogsmisdadigers en is er ook voorstander van dat oorlogsmisdadigers Nederland uit gaan. Maar wij spreken hier over mensen die worden verdacht op grond van artikel 1F. Daar moet u buitengewoon voorzichtig mee zijn. Ik heb helemaal niet gezegd dat wij oorlogsmisdadigers willen gedogen. Ik zeg nogmaals dat zij Nederland dienen te verlaten, maar de praktijk is dat er niets gebeurt aan het stempel dat op dat dossier zit. De heer Zijlstra heeft de motie verkeerd gelezen of verkeerd begrepen of wil deze niet begrijpen. In de motie bepleit ik dat wij in afwachting van het debat in de Kamer over de brieven van de twee bewindslieden over artikel 1F en de gevolgen voor de gezinsleden een uitzondering maken in de regeling, zodat die mensen er mogelijk naderhand wel onder kunnen vallen, als dat opgelost is.

De heer Zijlstra (VVD):

Die motie is prachtig, maar ik refereer gewoon aan uw eerste termijn.

Voorzitter, u verzocht mij om zo weinig mogelijk te interrumperen en de tweede termijn te gebruiken. Nu doe ik dat, maar is het kennelijk weer niet goed...

En meneer De Wit, u antwoordde letterlijk op een vraag dat je op die manier in een gedoogsituatie komt. Zo gedoogt u oorlogsmisdadigers!

De heer De Wit (SP):

Dit is complete onzin. Waar zijn al die oorlogsmisdadigers, waar zijn al die mensen die zijn veroordeeld wegens artikel 1F? We komen op dit moment niet verder dan de verdenking van duizend mensen. Ten aanzien van vijfhonderd mensen loopt een onderzoek. Er zijn dus geen veroordeelden die gedoogd worden; als dat het geval was, zouden we een probleem hebben.

Ik heb wel gewezen op de andere kant van de zaak: u moet duidelijk maken dat u mensen uitzet die zijn veroordeeld wegens oorlogsmisdaden. Maar waarheen? Voor dat dilemma heeft elke regering gestaan bij veroordeelden wegens artikel 1F; je kunt deze mensen niet uitzetten.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik ben blij dat u nu een beetje op de terugtocht bent. Maar uw woorden waren duidelijk, en echt te gek voor woorden. En verder suggereerde u dat liegen soms geen liegen is. In mijn vocabulaire is "liegen" gewoon liegen, ik kan er niks anders van maken.

Een bijzondere bijdrage dus van de SP-fractie. Maar ook van de CDA-fractie, die altijd heeft gerept van een afgebakende groep. Hoezo afgebakend? De burgemeestersverklaring is de ultieme achterdeur van deze regeling. Het is geen achterdeur, want er kan een complete mammoettanker doorheen. En toch gaat de CDA-fractie akkoord. Er zijn geen eenduidige criteria en de burgemeester zit in een onmogelijke positie. De bewijslast ligt duidelijk bij de overheid. De IND schat dat vanaf 1994 tot en met 1 april 2001 200.000 tot 240.000 mensen Nederland in zijn gekomen. In theorie kunnen deze mensen allemaal binnen deze regeling vallen. Het zal het werkelijke aantal niet zijn, maar hiermee geef ik aan dat het aantal van 30.000 vele malen kan worden overschreden. Het zullen er veel meer zijn; kijk naar de signalen uit Den Bosch.

Ik wil hierover een aantal moties indienen. De eerste is dat wij geen generaal pardon willen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aan iedere specifieke asielaanvraag alleen recht wordt gedaan door middel van een individuele en zorgvuldige behandeling;

overwegende dat de asielwetgeving als primair doel heeft, politieke vluchtelingen te identificeren en toe te laten en gelukszoekers uit te sluiten en dit alleen bereikt kan worden door middel van een individuele en zorgvuldige behandeling;

overwegende dat een heldere en eerlijke rechtsgang vereist dat de overheid geen generieke regelingen toepast;

overwegende dat de voorliggende regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" niet voldoet aan de criteria van individuele en zorgvuldige behandeling en daarmee het primaire doel van de asielwetgeving met voeten wordt getreden;

verzoekt de regering, de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" in te trekken en terug te keren naar een individuele en zorgvuldige behandeling van alle asielaanvragen inclusief de daarbij behorende terugkeer van uitgeprocedeerden naar het land van herkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31018).

De heer Zijlstra (VVD):

De staatssecretaris heeft Zijlstrageen vrees voor juridisering. Zij zegt dat het een advies betreft, zonder mogelijkheid tot beroep. Zij gaat ervan uit dat er geen gelijke gevallen zullen zijn. Maar natuurlijk zijn die er wel: als de burgemeester in de ene plaats toegeeft en in de andere niet – de fractie van GroenLinks dient er al een motie over in – dan ontstaan er natuurlijk ongelijke gevallen. Natuurlijk gaat men dan naar een rechter. In Nederland kent de rechtspraak het gelijkheidsbeginsel. Dat is al aanleiding geweest voor veel juridische affaires, dat zal het ook in de toekomst zijn. De advocatuur is er klaar voor: in nrc.nl gaf een advocaat gisteren aan dat hij al in zijn handen zat te wrijven, want hij zou gaan procederen op alle mogelijke gronden en het zou hem wederom gaan lukken. Het zal dus wederom misgaan.

Ik kom tot de conclusie dat er nooit meer een generaalpardonregeling mag komen na dit generaal pardon; daarom de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aan iedere specifieke asielaanvraag alleen recht wordt gedaan door middel van een individuele en zorgvuldige behandeling;

overwegende dat de asielwetgeving als primair doel heeft, politieke vluchtelingen te identificeren en toe te laten en gelukszoekers uit te sluiten en dit alleen bereikt kan worden door middel van een individuele en zorgvuldige behandeling;

overwegende dat generieke pardonregelingen niet voldoen aan de criteria van individuele en zorgvuldige behandeling en daarmee niet voldoen aan het primaire doel van de asielwetgeving;

overwegende dat is aangegeven dat de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" een eenmalige regeling is;

spreekt als haar mening uit dat de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" eenmalig is en er in de toekomst in Nederland nooit meer een generieke pardonregeling mag worden toegepast,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31018).

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Ik sprak over al die criteria en hoe die zich verhouden tot het regeerakkoord en de regeling. Er is sprake van licht tussen het VNG-bestuursakkoord, de regeling en de regeringsverklaring. Daar zit gewoon licht tussen. De coalitiepartijen proberen dat een beetje weg te praten maar ik heb het opgeschreven. Ik ben alleen bang dat het een heel verhaal is. U wilt ongetwijfeld dat ik dat hele verhaal oplees.

De voorzitter:

U moet zich gewoon aan de regels houden die hier gelden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het regeerakkoord aangeeft dat asielzoekers voor de regeling in aanmerking kunnen komen indien zij blijkens een uitdrukkelijke verklaring van de burgemeester van een gemeente daar bekend waren en aantoonbaar sinds begin 2006 verbleven in het kader van noodopvang – zoals gedefinieerd in het kader van het project Terugkeer – dan wel daarin terecht zijn gekomen in de loop van 2006 in onmiddellijke aansluiting op hun uitstroom uit het project Terugkeer;

overwegende dat de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" aangeeft dat de burgemeestersverklaring dient te bevestigen dat de vreemdeling aantoonbaar ononderbroken sinds 1 januari 2006 – of sinds enig moment voor 13 december 2006 aansluitend op zijn uitstroom uit het project Terugkeer – in het kader van noodopvang in die gemeente is verbleven;

constaterende dat de burgemeestersverklaring zoals gedefinieerd in het bestuursakkoord inzake vreemdelingenbeleid tussen de staatssecretaris van Justitie en de VNG aangeeft dat de verklaring van de burgemeester enkel een feitelijke verklaring omtrent het ononderbroken verblijf van een vreemdeling in Nederland sinds 1 januari 2006 is en hier dus geen koppeling wordt gemaakt met verblijf in noodopvang, noch met het project Terugkeer;

constaterende dat de staatssecretaris van Justitie op 5 juni 2007 in antwoord op de schriftelijke ronde aangeeft dat er slechts een beoordeling plaatsvindt op de vraag of een vreemdeling gedurende het jaar 2006 in Nederland is geweest en ook hier geen koppeling wordt gemaakt met verblijf in noodopvang, noch met het project Terugkeer;

constaterende dat het bestuursakkoord inzake vreemdelingenbeleid tussen de staatssecretaris van Justitie en de VNG op een cruciaal punt als de burgemeestersverklaring niet overeenkomt met de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" en het regeerakkoord;

spreekt als haar mening uit dat de staatssecretaris van Justitie opnieuw met de VNG dient te onderhandelen om het bestuursakkoord inzake vreemdelingenbeleid in overeenstemming te brengen met de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(31018).

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Ik kom op de Zijlstrapositie van de burgemeesters. Ik gaf al aan dat de burgemeester niet in een vacuüm zit. Hij heeft te maken met de politieke context van de gemeenteraad waar hij of zij in opereert. Dat heeft niets met wantrouwen te maken maar met politieke realiteit. De staatssecretaris stelt dat de gemeenten om een akkoord hebben gevraagd. Hoeveel gemeenten zeiden daar echter "nee" tegen? Bovendien zijn er genoeg burgemeesters die deze rol helemaal niet willen spelen. Die burgemeesters spreken wij ook en zij zeggen dat zij deze verantwoordelijkheid niet willen dragen. Ik dien daarom een motie in over de rol van de burgemeester.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet burgemeesters in een onmogelijke positie plaatst door hen te laten beslissen wie in aanmerking komt voor de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet";

overwegende dat het zeer wel mogelijk is dat vanwege de grote politieke lading gemeenteraden zich actief zullen bemoeien met het afgeven van burgemeestersverklaringen en hierdoor de onafhankelijke positie van de burgemeester in gevaar kan komen;

overwegende dat het zeer wel mogelijk is dat de politieke kleur van de meerderheid van de gemeenteraad van invloed zal zijn op het al dan niet afgeven van een burgemeestersverklaring en hierdoor rechtsongelijkheid binnen de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" niet uitgesloten kan worden;

verzoekt de regering, de burgemeestersverklaring uit de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" en uit het bestuursakkoord inzake het vreemdelingenbeleid met de VNG te schrappen en daarmee besluitvorming over toelating tot de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" plaats te laten vinden op rijksniveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(31018).

Uw tijd is ruim verstreken.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik heb nog twee moties dus die zal ik bij u neerleggen. De eerste gaat over de noodopvang. De staatssecretaris zegt dat zij vanuit het vertrouwen opereert...

De voorzitter:

U kunt uitsluitend uw moties oplezen want uw spreektijd is verstreken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uitgeprocedeerde asielzoekers een vertrekplicht hebben en Nederland moeten verlaten;

overwegende dat gemeentelijke noodopvang tegenstrijdig is met deze verantwoordelijkheid en daarmee een effectieve en sluitende asielprocedure verhindert;

overwegende dat deze notie ook is vervat in het Bestuursakkoord tussen Rijk en VNG, waarin wordt bepaald dat de gemeentelijke (financiering van) noodopvang van uitgeprocedeerde asielzoekers in samenhang met de uitvoering van de regeling wordt beëindigd in 2009;

constaterende dat de uitspraken door de VNG en van wethouders uit gemeenten zoals Den Haag, Den Bosch en Amsterdam over continuering van de noodopvang linea recta in strijd zijn met het bestuursakkoord;

constaterende dat het evenwel essentieel is dat de afspraak in het bestuursakkoord tussen Rijk en VNG over sluiting van de noodopvang wordt nageleefd;

verzoekt de regering, hiertoe dwingende afspraken tussen Rijk en gemeenten te maken, waarbij een korting op het Gemeentefonds als expliciete sanctie op het niet-beëindigen van de noodopvang zal worden opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(31018).

De heer Zijlstra (VVD):

Ten slotte ga ik het hebben over de financiën. De staatssecretaris heeft niet geantwoord op mijn vragen daarover, terwijl zij in haar brief van 27 april wel over besparingen praat. Wij blijven ook eerlijk. Wat zijn de kosten?

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ieder wetsvoorstel, amendement of regeling voorzien dient te zijn van een degelijke financiële dekking;

constaterende dat een degelijke financiële dekking voor de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet", onder andere bevattende de dekking voor de kosten ten behoeve van bijstand, bijzondere bijstand, huisvesting, huursubsidie, onderwijs, gezondheidszorg, re-integratieprojecten, maatschappelijk werk en zorgtoeslag, tot op heden volstrekt ontbreekt;

spreekt als haar mening uit dat er geen goedkeuring wordt verleend aan de regeling "Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet" totdat er een degelijke financiële dekking is verstrekt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het Zijlstralid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(31018).

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Mijn slotzin...

De voorzitter:

Nee, geen slotzin. Ik vind echt dat uw tijd meer dan verstreken is. Ik beveel u aan om, als u tijd hebt, nog eens te kijken naar artikel 66, lid 3.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. U bent de baas.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik heb vanochtend complimenten gemaakt aan de staatssecretaris en ik moet zeggen dat de eerste termijn van de staatssecretaris voor mij een bevestiging was van mijn eerste compliment: gedegen voorbereid, duidelijk, helder. Strakke regels voor de uitvoering, dat wel. En daar zit voor mijn fractie ook het knelpunt. In de moties die ook ik ondersteund heb, zien wij nog wel ruimte zitten voor de staatssecretaris om de komende maanden nog eens goed na te denken. Ik heb getwijfeld of ik dat helemaal zou dichttimmeren of dat ik toch met die moties zou meegaan.

Het gaat mij om de Dublinclaimanten. Ik vind het jammer dat zij spreekt van politieke wil. Ik zou het toch ook als juridisch recht willen zien. Het gaat mij ook om de kinderen en partners van oorlogsmisdadigers, de zogenaamde 1F'ers. De staatssecretaris heeft aan het adres van de GroenLinks-fractie een toezegging gedaan, als een en ander de komende maanden anders blijkt te zijn. Ik zou dat als een lichte tegemoetkoming van de staatssecretaris willen zien en ga dat nu ook niet verder verengen. Ik hoop dat de staatssecretaris die ruimte houdt.

Voor de burgemeesters ben ik blij als er ook de mogelijkheid is om daar op zijn minst wat tegenover te stellen. Ook ten aanzien van de beroepsmogelijkheden bij de relaties ten opzichte van het gewone huwelijk moet mijns inziens meer mogelijk zijn. Ik ben blij dat de staatssecretaris over voorlichting het nodige heeft gezegd.

Ik sluit af. Ik dacht vanochtend: de PvdA gaat hier laten zien dat zij nog wat ruimte ziet. De heer Spekman gaf alle ruimte in de pers. Wij werden al gebeld met de vraag of wij dat dan gingen steunen. Op het moment dat ik hier de fractievoorzitters Tichelaar en Slob binnen zag lopen, dacht ik: Spekman wordt voor de kar van de coalitie gespannen. Hij mag het hier nog een keer vertellen, de staatssecretaris heeft het niet gedaan en wij zullen hier dadelijk zien: er gebeurt niets. De PvdA heeft even laten zien dat zij het pardon echt fantastisch wilde maken, maar gaat onder druk van het CDA nu de puntjes niet op de i zetten. Jammer.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van alle vragen en ik dank iedereen in deze zaal voor het debat dat wij hebben gevoerd. Wij hebben een uitgebreid debat gevoerd en de pardonregeling binnenstebuiten gekeerd. Voor de staatssecretaris was het geen enkel probleem daarover op een fatsoenlijke manier te spreken.

Het was al met al een mooi debat. Het was ook lang, maar dat past bij het memorabele karakter ervan. Het is bijzonder dat wij het eindelijk voor elkaar hebben gekregen dat er een regeling ligt die op voldoende steun in de Kamer, en waarschijnlijk ook op voldoende steun in de samenleving kan rekenen. Daarmee zijn wij erg blij.

Op een aantal punten hebben wij stof tot nadenken gekregen. Onze fractie is dan ook nog lang niet klaar met de stapel moties die langzamerhand op ons tafeltje ontstaat. Daarover moeten wij ons nog beraden. Op dit moment zijn wij echter vooral erg blij, heel erg blij met waar wij nu zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik zeg de staatssecretaris hartelijk dank voor de beantwoording. Die was inhoudelijk en correct.

De SGP-fractie was tegen het generaal pardon. De reden daarvoor heb ik vanmorgen nog eens herhaald. In de verkiezingscampagne hebben wij daarvoor veel steun gekregen, maar ik zeg eerlijk dat wij op dit punt ook wel kritiek hebben gekregen. Direct na de beëdiging van de Kamer in de huidige samenstelling was er de motie-Bos. Ook daartegen hebben wij gestemd. De Kamer was echter in meerderheid vóór. Het coalitieakkoord heeft dit punt opgenomen en er komt een generaal pardon. Dit is een politiek feit.

Nu komt het dan ook aan op een gezaghebbende, scherpe en daadkrachtige uitwerking. Er zijn best nog wat risico's; die hebben wij vandaag langs zien komen. Ik noem bijvoorbeeld – dit is het risico dat ons het zwaarst weegt – het risico op effecten van rechtsongelijkheid. Wij zullen zien.

Ik heb nog een enkel punt en een motie. Het punt gaat over de gezinnen. Wij spraken over de casus waarbij de man wordt uitgewezen en vrouw en kinderen in Nederland kunnen blijven. Ik heb mij er een beetje over verbaasd hoe hierover door sommigen werd gesproken. Het was alsof wij zomaar in gezinnen kunnen gaan knippen. Dat doe je toch niet? Wel val ik de staatssecretaris bij als zij zegt dat zij de criteria van huwelijk en geregistreerd partnerschap wil aanhouden, en niet de duurzame relatie erbij wil betrekken die niet aan deze twee kenmerken voldoet. Dit vanwege de handhaafbaarheid, maar ook vanwege het principiële motief.

Ik hoop dat wij nooit meer geconfronteerd worden met zo'n regeling. De staatssecretaris zegt dat dit in haar ambtsperiode ook niet meer zal gebeuren. Je weet het echter maar nooit. Waarom de vinger dan toch maar niet aan de pols gehouden? Daarop richt zich de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een doelstelling van de Van der Vliesnieuwe Vreemdelingenwet is, dat mensen snel duidelijkheid krijgen over hun verblijfsstatus;

van mening dat het, om in de toekomst een generaal pardon te voorkomen, belangrijk is dat de Kamer zo snel mogelijk en expliciet op de hoogte wordt gesteld indien mensen langdurig en ononderbroken in Nederland verblijven zonder dat zij een verblijfsvergunning hebben gekregen, en drie jaar na een eerste aanvraag nog steeds in procedure zijn;

van mening dat het goed is om tijdig te signaleren welke (uitvoerings)problemen in de praktijk onverhoopt een snelle afhandeling van asielzaken belemmeren;

verzoekt de regering, de Kamer onverwijld op de hoogte te stellen van de aantallen, oorzaken en kenmerken van de gevallen waarin de procedure na een periode van drie jaar nog niet beëindigd is, alsmede de in dit verband te nemen maatregelen om snel definitieve duidelijkheid te bieden over het verblijf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(31018).

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Het is mij een genoegen om een keer aan te kunnen sluiten bij de woorden van de heer Pechtold. Ik sluit mij aan bij zijn complimenten aan de staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik ben zeer onder de indruk van de manier waarop zij de diverse mapjes heeft afgewerkt.

Verder ben ik er wel een beetje trots op dat wij, ondanks de instructie van de minister-president, toch nog een heel belangrijk onderwerp afhandelen vóór 14 juni. Alles moet immers wachten op de grote presentatie van 14 juni, maar het generaal pardon is vandaag al netjes behandeld.

De staatssecretaris noemde het generaal pardon een noodzakelijke regeling die goed uitvoerbaar is. Daar ben ik het zeer mee eens. Zij zei ook dat het een oude last is die op dit moment een grote last is voor de uitvoering van de huidige Vreemdelingenwet. Ook daarmee ben ik het zeer eens. En ik heb met belangstelling kennisgenomen van haar opmerking dat het wantrouwen bij de gemeentebesturen in de afgelopen weken in de onderhandelingen over het bestuursakkoord is weggenomen.

Ik denk dat de toezeggingen over de mensen in de 1F-categorie die de minister en de staatssecretaris in samenspraak hebben gedaan, helder zijn. De kwesties van de strafmaat en de identiteit hebben wij voldoende besproken en ik ben ook vrij gelukkig met de opmerking van de staatssecretaris over de instelling waarmee de ambtenaren van de IND de regeling zullen uitvoeren. Ik denk dat het inderdaad in deze nieuwe fase een bepaalde instelling vergt om het generaal pardon op een nette manier uit te voeren.

Verder heb ik kennisgenomen van de opmerkingen van de staatssecretaris over de gezinssamenstelling. Zij houdt vast aan toetsbare criteria, om fraudegevoeligheid uit te sluiten.

Ik ben er buitengewoon content mee dat de regeling zo snel zal worden uitgevoerd. In de eerste fase zullen wij in de niet-complexe gevallen de mensen waarschijnlijk binnen drie maanden aan een verblijfsvergunning kunnen helpen. Ook met de studiebeurzen zal het redelijk goed op z'n pootjes terechtkomen, zodat deze mensen ook echt kunnen gaan studeren.

Ik markeer even dat de burgemeestersverklaring een beslissing zonder de mogelijkheid van appel is. Ik denk ook dat wij er heel voorzichtig mee moeten zijn om beroep hiertegen mogelijk te maken. Het gaat om een feitelijke verklaring, afgegeven door de burgemeester.

Ook de opmerking dat hoe meer kanslozen er worden aangemeld, des te meer vertraging de kansrijken ondervinden, heb ik goed in mijn geheugen vastgelegd.

Voorzitter: Ten Hoopen

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Ik dacht even dat ik in een studie sociologie terecht was gekomen: wij krijgen een terugkeerreflectie! Tjonge, ik zie de heer Wilders al hoofdschuddend kijken. Ik neem aan dat het hierbij gaat om een duidelijk stuk waarin wordt uiteengezet hoe de Dienst Terugkeer en Vertrek zijn taak opvat en welke middelen men daarbij gaat gebruiken.

Ik markeer ook nog even dat wij een conceptmonitor krijgen, of in ieder geval een notitie waarin de ijkpunten voor de monitor worden aangegeven.

Ten slotte wens ik de staatssecretaris veel sterkte bij de voortgangsgesprekken met de heer Deetman.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. De heer Van de Camp is buitengewoon content. Dit is wel een beetje in tegenspraak met eerdere uitlatingen van hem. Hij heeft aangegeven dat de CDA-fractie alleen met de regeling zou instemmen als er sprake was van een afgebakende groep. Er is vandaag duidelijk gebleken dat er geen vaste lijst van criteria voor de burgemeestersverklaring is. Er is dus een ruime achterdeur voor deze regeling, zodat er een veel grotere groep voor in aanmerking kan komen dan nu is aangegeven. De staatssecretaris zegt ook dat zij niet weet hoeveel het er worden; zij denkt dat het er minder zullen zijn, wij denken dat het er meer zullen worden. Hoe kan de heer Van de Camp nu volhouden dat dit een goede regeling is, terwijl aan de enige eis van zijn fractie – een afgebakende groep – niet tegemoetgekomen wordt?

De heer Van de Camp (CDA):

Ik herhaal maar wat ik in eerste termijn heb gezegd: de generaalpardonregeling omvat een afgebakende groep. Wij weten precies welke mensen er aan de criteria voldoen. Het punt is alleen dat u per se een exact getal wilt horen, maar dat is in deze fase niet te noemen. Bij de voorbereiding, ook in de vorige kabinetsperiode, is er voortdurend gesproken over een afgebakende groep. En als het aan de CDA-fractie ligt, blijft het ook een afgebakende groep.

En wat die burgemeestersverklaringen betreft, u maakt daar buitengewoon veel lawaai over. Ik heb begrepen dat de VNG met een aantal gemeenten in contact is getreden en dat er een richtlijn komt voor het afgeven van burgemeestersverklaringen en voor de toetsing. Ik vind het dan een beetje goedkoop om alle burgemeesters over één kam te scheren. Dat doet u, want u zegt: die zullen wel massaal burgemeestersverklaringen afgeven. Dan doen die burgemeesters niet. Gelukkig worden in dit land de burgemeesters nog steeds door de Kroon benoemd. Zij hebben een wettelijke taak en die zullen zij consciëntieus uitoefenen.

U gebruikte het woord "juichend". Ik ben juichend als het gaat om de dag van vandaag. Echter, ik herhaal: de uitvoeringsconsequenties van het generaal pardon zijn zeer complex. Wij tikken die vandaag niet even weg, hoeveel moties u ook indient.

De heer Zijlstra (VVD):

U zegt wederom dat u denkt aan een afgebakende groep en dat wij kabaal maken vanwege die burgemeestersverklaringen. Dat doen wij echter niet voor niets. Ook de staatssecretaris heeft in haar beantwoording aangegeven dat er geen lijst is met vastomlijnde criteria. Dat betekent dat de burgemeester de ene keer x en de andere keer y kan besluiten. Dus de achterdeur staat open. De groep is niet afgebakend. Nogmaals: hoe kunt u dan content zijn?

De heer Van de Camp (CDA):

De burgemeestersverklaring is niet een openstaande achterdeur. Als de burgemeester een verklaring afgeeft over een ononderbroken verblijf in 2006, zal hij heel goed weten dat hij dat moet staven. Ik heb heel goed gehoord wat de staatssecretaris zei. Volgens mij staat dat ook in de regeling, namelijk dat de IND zodra die de burgemeestersverklaring ontvangt, een check doet. Voor de rest geldt wat ik vanochtend al tegen u heb gezegd: het is maar net wat je wilt lezen.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Die was heel duidelijk en bewogen. Tegen de heer Pechtold zeg ik dat ik geen motie ga indienen. Zo meteen zal ik zeggen waarom ik dat niet doe. Hij kan zijn kans dan grijpen en om uitleg vragen.

Vandaag vind ik het een cruciale dag. Iedereen kan er lacherig over doen dat ik geen motie indien, maar vandaag gaat het niet om moties, maar om de regeling. Die pardonregeling wilde ik heel graag, al heel erg lang. Ik wil die regeling omdat ik al die gezichten van de mensen voor mij heb die al heel lang in onzekerheid verkeren. Ik sta voor die mensen en ik blijf voor die mensen staan, omdat ik geloof dat die mensen een goede kans behoren te krijgen om hier een nieuw leven op te bouwen. Dat is mijn diepe overtuiging. Ik ben er ook van overtuigd, altijd geweest en ik zal er altijd van overtuigd blijven dat het generaal pardon niet de oplossing voor alles is. Er is meer aan de hand en er zijn meer verbeteringen nodig. Ook aan die verbeteringen zal ik blijven werken.

Ik ga de puntjes op de i zetten en ik noem dan eerst de duurzame relaties. Misschien vinden anderen dat stompzinnig, maar ik heb echt de gewoonte om in een debat te luisteren naar de argumenten. Soms zeg ik dan ook dat ik geen gelijk heb, hoe vervelend ik dat ook vind en hoe moeilijk ik dat ook vind voor een bepaalde groep. Ik wil dan iets zeggen over die eerste groep, de groep van de duurzame relaties, waarbij het bijvoorbeeld gaat om vriend en vriendin. De vraag is of je de definitie kunt uitbreiden en of de regeling controleerbaar en handhaafbaar is. Kun je fraude met de regeling voorkomen? Ik ben ervan overtuigd dat het niemand lukt, ook niet het ministerie, om een regeling te maken die als het ware alles dichtschroeit. Daarom dien ik op dit punt geen motie in. Ik heb mij namelijk met argumenten laten overtuigen.

De heer Pechtold (D66):

Het zou u sieren als u zou zeggen: hierop heb ik ingezet, maar het lukt mij gewoon niet. Zo'n uitspraak zou ik veel overtuigender vinden. Als u die deed, zou ik u niet langer op het rooster leggen. Echter, nu gaat u per puntje aangeven overtuigd te zijn.

De heer Spekman (PvdA):

Niet per puntje.

De heer Pechtold (D66):

Nee, u bent bij het eerste puntje. U begint met iets te zeggen over de groep gehuwden versus de samenwonenden. U komt nog te spreken over de groep van artikel 1F, over de Dublinclaimanten enzovoorts. Dat worden uw volgende punten en aan de hand van al die punten gaat u vertellen waarom u overtuigd bent.

De fractie van de PvdA heeft gisteravond zwaar ingezet door tegen heel Nederland te zeggen: er ligt een goede regeling, maar wij kunnen die misschien nog een beetje oprekken. Alle partijen zijn gebeld met de vraag of zij mee wilden doen. De hagelslagcoalitie van 76 zetels zou u waarschijnlijk geholpen hebben, maar Tichelaar kwam naast u zitten en wat u wilde, bleek niet te mogen. De fractievoorzitters van de drie coalitiepartijen zijn bij elkaar geweest: dat is politiek. Het zou u sieren als u dat toegaf. Maar houd nu niet een tranentrekkend verhaal met de opmerking dat u al die gezichten voor u ziet en dat u ze in de ogen kijkt. Die laatste punten op de i zet de PvdA-fractie niet en als zij dat wel wil doen, steunt zij de moties van de leden De Wit, Azough en Pechtold.

De heer Spekman (PvdA):

De heer Pechtold doet iets waarvan ik niet zo gecharmeerd ben. Gisteren is mij op de gang gevraagd of ik van plan was om iets te doen. Ik ben gewend om een eerlijk antwoord te geven en heb dus gezegd dat wij vraagtekens plaatsen bij twee belangrijke groepen. Dit is inderdaad de eerste groep en later in mijn betoog kom ik op de tweede groep. Ik vond het best dat vervolgens direct hijgerig naar alle andere Kamerleden werd gebeld met de vraag of daarvoor een meerderheid was. Dat was echter niet mijn verantwoordelijkheid. Het is mijn verantwoordelijkheid om te beoordelen of er zaken aan de orde komen die mij ertoe brengen om mijn standpunt te herzien.

De heer Pechtold (D66):

Ik ga in op het eerste punt, namelijk of het niet mogelijk is om een paar te laten bewijzen dat het een relatie heeft gehad die gelijk staat aan het huwelijk. De heer Spekman heeft in eerste termijn gezegd dat hij elf jaar lang heeft samengewoond, dat hij vervolgens is getrouwd, dat hij drie kinderen heeft en dat hij het keurig voor elkaar heeft. Voor hem was er echter geen verschil tussen samenwonen en het huwelijk. Ik heb gezegd dat ik van mening ben dat de staatssecretaris en de IND bepaalde zaken ontvankelijk zouden moeten verklaren. Iemand moet immers kunnen aantonen dat hij de facto in dezelfde situatie verkeert als een gehuwde. Zojuist heeft de heer Spekman gezegd dat hij overtuigd is, terwijl de staatssecretaris feitelijk heeft gezegd dat het een politieke wil is en dat zij het niet wenst te doen. Dat kan de heer Spekman niet volhouden.

De heer Spekman (PvdA):

Er is gesproken over de wenselijkheid van iets en ook over de uitvoerbaarheid. De wenselijkheid is in dit geval naar mijn oordeel niet belangrijk. De uitvoerbaarheid echter wel. Op het laatste baseer ik mijn oordeel.

Ik kom op de Dublinclaimanten. Ook in relatie tot dat onderwerp hebben wij gesproken over de wenselijkheid en de werkbaarheid. De wenselijkheid doet er wat mij betreft ook in dit geval niet toe. Het tegendeel geldt voor de werkbaarheid. Op voorhand ben ik er niet van overtuigd dat datgene wat wij hebben voorgesteld, niet werkbaar is. Ik verzoek de staatssecretaris dan ook dringend om een en ander te onderzoeken en de Kamer over de uitkomst te rapporteren. In haar betoog is de staatssecretaris met betrekking tot de werkelijkheid ingegaan op de juridische componenten van de vergelijkbaarheid. Daarmee heeft zij mij niet overtuigd. Ik ben er wel van overtuigd dat de staatssecretaris oprecht meent wat zij heeft gezegd over de wenselijkheid. Dat neemt niet weg dat het mogelijk is om daarover een andere opvatting te hebben.

Ik vind het van belang dat er een werkbare regeling komt en dien niet zomaar een motie in.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat is een ietwat flauwe opmerking van de heer Spekman.

De heer Spekman (PvdA):

Het is een ingewikkeld onderwerp. In de coalitie is veelvuldig over het generaal pardon gesproken. Daar is toch niets geheimzinnigs aan? Bij het vorige punt was dat helemaal niet aan de orde, dus daarover hoefde ik niets te zeggen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De heer Spekman doet alsof degenen die achter de interruptietafel staan alleen bezig zijn met vliegen afvangen. Dat is niet het geval. Dinsdagochtend vroeg heb ik in De Telegraaf gelezen dat de heer Spekman van plan was om over de Dublinclaimanten een aantal moties in te dienen. Ik was op dat moment zeer verheugd en ik vermoed dat ook veel mensen uit het maatschappelijk middenveld – ik doel ook op personen die de heer Spekman goed kent – daarmee gelukkig waren. Het was voor mij dan ook teleurstellend om te horen dat de heer Spekman de niet overtuigende argumentatie van de staatssecretaris zomaar overnam. Dan moet de heer Spekman toegeven dat hij politiek heeft verloren. Dat kan gebeuren.

De heer Spekman (PvdA):

Volgens mij heb ik de argumentatie van de staatssecretaris niet overgenomen. Ik heb gezegd dat het een ingewikkelde regeling is en dat een en ander uit politiek oogpunt lastig is. Tevens heb ik gezegd dat het punt van de wenselijkheid en de argumentatie daarover voor mij niet doorslaggevend zijn geweest. Ik heb de staatssecretaris verzocht om de Kamer duidelijkheid te geven op het punt van de werkbaarheid door een juridisch onderzoek te laten doen.

Mevrouw Azough heeft dat artikel overigens niet dinsdagochtend in De Telegraaf gelezen, maar woensdagochtend.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Mocht de argumentatie die de staatssecretaris op papier gaat stellen aangeven dat het in haar ogen nog steeds niet uitvoerbaar is, terwijl u die wenselijkheid wel van belang acht, dan kunt u op korte termijn alsnog overgaan tot een discussie over dit punt. Ik wijs erop dat het hier wel gaat om een belangrijke groep mensen.

De heer Spekman (PvdA):

Deze hele regeling gaat over een ontzettend belangrijke groep mensen. Ieder individu telt voor mij. Ik vraag dat onderzoek met redenen omkleed, namelijk omdat ik gerede twijfel heb aan de woorden van de staatssecretaris over de werkbaarheid. Ik wacht eerst dat onderzoek af.

De heer Pechtold (D66):

In Den Haag om een onderzoek vragen, betekent meestal "uitstel is afstel". Ik vind dat wij eerlijk moeten zijn. Ik zie dat de coalitiegenoten al een beetje onrustig bij de interruptiemicrofoons staan. Die denken natuurlijk: hé, wat gaat die Spekman nu doen; dat was niet de afspraak. De staatssecretaris heeft met betrekking tot de Dublinclaimanten gesproken over een politieke keuze. U hebt het over wenselijkheid. Daar zijn wij het over eens. Wij willen dat. Nu vraagt u om een onderzoek naar werkbaarheid aan de staatssecretaris. Dan vind ik dat u nu helderheid moet geven. Wilt u er geen politieke show van maken? Als Dublinclaimanten werkbaar zijn, dan is het wensbare werkbaar. Dan is dat de politieke wil van de PvdA en gaan wij het doen.

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb precies gezegd hoe ik in deze discussie sta, ook in eerste instantie. Ik heb de staatssecretaris gevraagd naar een onderbouwing van haar argumenten. Die neem ik serieus. Dat doet niets af aan al mijn andere opmerkingen.

De heer Van de Camp (CDA):

Om te voorkomen dat de heer Pechtold voortdurend gaat roepen wat wel en niet mag van het CDA, merk ik op dat ik er helemaal geen bezwaar tegen heb als er een brief komt van de staatssecretaris waarin een en ander nog eens keurig uiteengezet wordt. Dat wilde ik maar even gemeld hebben.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik wil graag mijn steun betuigen aan de heer Spekman. Ik heb in eerste termijn duidelijk gemaakt dat ik dit een lastig punt vind. Ik sta ook voor een dilemma. Ik heb mijn motieven om sympathie te hebben voor de beweging in de richting van de Dublinclaimanten. Tegelijkertijd heeft de staatssecretaris vierkant aangegeven waarom zij daar niets in ziet. Ik zou het fantastisch vinden als de staatssecretaris dat op papier wil zetten.

De voorzitter:

Op verzoek van de staatssecretaris schors ik de vergadering kort.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Ik ben ontzettend enthousiast over het VNG-akkoord. Dit akkoord is heel waardevol. Wij hebben daar jarenlang op gewacht. Het zorg ervoor dat het wantrouwen weg is. Ik heb echt een volwaardig vertrouwen in het college van burgemeester en wethouders. Zij zullen dit werk goed doen. Ik snap de twijfel die de fracties van GroenLinks en de VVD oproepen niet. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het aantal mensen echt niet zoveel van de 25.000 tot 30.000 zal afwijken. Daarbij komt dat alle maatschappelijke instellingen aangeven dat het ongeveer om zo'n groep zal gaan. Dat was eigenlijk al bekend voor de motie over het pardon. Ik zou het heel ruiterlijk vinden als de VVD-fractie het verhaal over de 150.000 terugtrekt. Zij komt daar overigens pas in tweede instantie mee. Misschien was zij dat in eerste instantie vergeten, maar dat verhaal klopt niet.

Bij de afspraken moeten wij twee dingen van belang niet vergeten. Het eerste. Wij verwachten iets van de gemeenten. Zij moeten stoppen met de noodopvang. Daartegenover staat de plicht van het Rijk om zijn werk goed te doen. Dat betekent opvang voor rechtmatig verblijvenden. Dat is een ontzettend goede verbetering van de situatie van alle mensen die creperen op straat, die ziek zijn of van allerlei dingen mankeren. Die laten wij nu allemaal maar buiten lopen. Het tweede. Ik wil graag dat wij de daadwerkelijke terugkeer scherp in de gaten houden. In de afgelopen jaren was het desbetreffende streefpercentage ongeveer 70. Uiteindelijk kwam het erop neer dat 60% een onbekende bestemming had. Ik vraag de staatssecretaris graag of zij een streefpercentage in haar hoofd heeft.

Dit is niet de oplossing van alles en zal ook niet de oplossing van alles worden. Ook de moties die zijn ingediend zijn niet de oplossing van alles. Gelet op de groep asielzoekers die nog in Nederland is, op de mensen die nog zullen komen en op de 19 miljoen vluchtelingen internationaal, mensen op de vlucht voor oorlog, zijn wij nog lang niet van dit probleem af. Er is nog een wereld te winnen. Dat moeten wij echt doen, en wel met elkaar.

De heer Zijlstra (VVD):

De heer Spekman zegt dat het met de aantallen wel meevalt. In 's-Hertogenbosch heeft een casemanager van de IND samen met de gemeente geprobeerd inzichtelijk te maken om hoeveel mensen het ging. Zij kwamen op 118. Inmiddels verwacht men er daar 300. Hoe komt de heer Spekman erbij dat hij de aantallen kent? Als je ziet hoeveel mensen voor 1 januari 2001 asiel hebben aangevraagd en hoeveel er met onbekende bestemming zijn vertrokken, dan blijkt dat het om meer dan 200.000 mensen gaat. Die zullen het echt niet allemaal zijn, maar wij weten dus niet hoeveel het er wel zullen zijn. Door het burgemeesterscriterium en het ontbreken van vastomlijnde criteria waaraan de burgemeester moet toetsen, kan het iedereen zijn die voor 1 april 2001 een asielaanvrage heeft gedaan en op een of andere wijze kan bewijzen – bijvoorbeeld door twee getuigen – dat hij of zij in Nederland was. Die groep kan dus enorm groot worden.

De heer Spekman (PvdA):

Die angst is onterecht. De informatie die de LOGO-gemeenten tot nu toe hebben verzameld, blijkt keer op keer te kloppen. Het blijkt dat zij daar niet over fantaseren. Er heeft landelijk een illegalenonderzoek plaatsgevonden. Daarbij is aangetoond hoeveel illegalen er ongeveer in Nederland zijn en welk percentage van hen asielzoekers of ex-asielzoekers zijn. Er zijn ooit heel veel mensen met onbekende bestemming vertrokken. Een bepaald percentage van hen is nog in hun land. De groep die voor de regeling in aanmerking komt, is een afgebakende groep. Dat worden er nooit meer dan tussen de 25.000 en 30.000. Dat kan niet en dat weet de heer Zijlstra heel goed. Ik zou het goed vinden als hij dat zou erkennen.

De heer Zijlstra (VVD):

Dit is een beetje een jij-bak. Er is een hele discussie geweest in dit huis over het illegalenonderzoek. Toen was het standpunt van uw fractie precies andersom. De cijfers over illegalen klopten vast niet. Het kon niet dat het er zo weinig waren. Nu gebruikt u dit rapport om te bewijzen dat het gebruik van de generaalpardonregeling niet erg groot kan worden. Wij kennen de feiten. Doordat er geen vastomlijnde criteria zijn, kan een heel grote groep in Nederland asiel krijgen. De toekomst zal uitwijzen hoe groot deze is. Wij voorspellen dat deze groter is dan 30.000.

De heer Spekman (PvdA):

Groter dan 30.000 is alvast minder stoer dan destijds bij indiening van de motie, toen er constant sprake was van 150.000 of 200.000. Laat ik dat dan maar als winst beschouwen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik hoor de heer Spekman zeggen dat hij er in principe ook vanuit gaat dat de uitzondering voor Dublinclaimanten wenselijk en uitvoerbaar is. Ik heb hierover een motie ingediend die ik aanhoud totdat de staatssecretaris antwoord heeft gegeven. Dat moet voor het eind van deze periode kunnen. Dan kunnen wij nog eens kijken.

De voorzitter:

Dit is meer een stemverklaring over de motie die u hebt ingediend.

De heer Spekman (PvdA):

Ik stel een serieuze vraag over een serieus onderwerp, voor een regeling waarmee ik heel erg blij ben. Ik kan mij voorstellen dat u dat doet. Dat is uw goed recht. Ik wacht gewoon de uitkomst af van wat de staatssecretaris hopelijk zal toezeggen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering in het kader van het debat over de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet, ook wel de pardonregeling genoemd. De staatssecretaris zal achttien ingediende moties behandelen. Als het antwoord van de staatssecretaris op een bepaalde motie niet bevredigend is, kan daarover één vraag worden gesteld. Daar beperkt het zich toe, mede gelet op het debat dat hieraan vooraf is gegaan en de interrupties die hebben plaatsgevonden.

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun bijdrage in tweede termijn. Gezien hun bijdragen waren de door hen ingediende moties geen verrassing voor mij. Het aantal moties was ook geen verrassing, want ook dat was eigenlijk al aangekondigd. Ik zal de moties langslopen en mijn reactie daarop geven. Dat is de meest efficiënte manier om mijn tweede termijn in te vullen.

De heer Fritsma heeft namens de PVV-fractie een aantal moties ingediend. Ik reageer op zijn moties in de wetenschap dat, ongeacht welke regeling ik gemaakt zou hebben, wij het hier nooit met elkaar eens zouden zijn geworden. Daar heeft hij ook geen onduidelijkheid over laten bestaan. Hij is tegen een pardon, ongeacht hoe zo'n pardon eruit zou zien en door mij voorgesteld zou worden. In zijn motie op stuk nr. 4 wordt uitgesproken dat de regeling afgeblazen dient te worden. Het zal hem niet verbazen dat ik de Kamer de aanvaarding van deze motie ontraad, ten strengste ontraad.

In de motie op stuk nr. 6 van de heer Fritsma wordt de regering verzocht, de verklaring van de burgemeester uit de regeling te schrappen. Ook de aanvaarding van deze motie moet ik ontraden. De heer Fritsma zal, gezien het debat en gezien mijn voorstellen, wel begrijpen dat de burgemeestersverklaring een integraal onderdeel van de regeling is. De afspraken die ik met de VNG heb gemaakt, vormen een integraal onderdeel van deze regeling. De burgemeesters heb ik uitdrukkelijk nodig voor de uitvoering van de regeling. Dat geldt ook voor de verklaring die zij gaan afgeven.

In de motie op stuk nr. 5 van de heer Fritsma wordt de regering verzocht, iedereen die een misdrijf heeft gepleegd, ongeacht de strafmaat, uit te sluiten van de pardonregeling. Dat zou in strijd zijn met een van de belangrijkste uitgangspunten van het coalitieakkoord, namelijk aansluiten bij de ongewenstverklaring zijnde één maand onvoorwaardelijke veroordeling. Ik heb die ene maand nader gepreciseerd, maar ik heb ook aangegeven dat ik daarmee recht wil doen aan de geest van deze regeling. Het uitsluiten op basis van alle misdrijven waarop een veroordeling of een taakstraf is gevolgd, zou wat mij betreft niet in lijn zijn met de geest van die regeling. Ik moet de Kamer dus ook de aanvaarding van deze motie ontraden.

Ik kom te spreken over de moties van de heer De Wit. In zijn eerste motie wordt de regering verzocht, in het kader van de regeling een voorbehoud te maken ten aanzien van de groep 1F'ers, zodat zij mogelijk op een later tijdstip alsnog onder de regeling kunnen vallen. Ik heb in het debat zelf ook al gezegd dat een dergelijke houding ernstig zou vooruitlopen op de discussie die wij nog moeten gaan voeren over de manier waarop moet worden omgegaan met 1F'ers. Wij zouden daarmee ook vooruitlopen op de mogelijke uitkomsten van zo'n discussie. Daar ben ik op dit moment zeker niet toe bereid. Ik denk dat een goede volgorde is om eerst die discussie te voeren. Tot die tijd voer ik de regels uit zoals ze zijn. Ik ontraad de Kamer dus de aanvaarding van de motie op stuk nr. 7.

In de motie op stuk nr. 8 vraagt de heer De Wit de regering, de regeling zodanig aan te passen dat een individuele afweging van feiten en omstandigheden kan plaatsvinden als het gaat om het vaststellen van de identiteit en de nationaliteit. Die individuele toets heb ik bekeken toen ik aan het nadenken was over de vormgeving van de regeling op dit punt. Het zou een totaal onwerkbare situatie opleveren als ik nu de IND zou moeten opdragen om in alle gevallen waarin twijfel omtrent de identiteit is, een individuele afweging van feiten en omstandigheden te laten plaatsvinden. Ik heb gekozen voor het redelijke objectieve verschil tussen de notoire kwaadwillende leugenaars die herhaaldelijk in verschillende procedures met verschillende identiteiten de boel hebben willen bedonderen, en de andere mensen bij wie ik dat gevoel niet heb. Dat is een werkbaar onderscheid voor mij. Ook de aanvaarding van deze motie moet ik op die grond ontraden.

De heer De Wit vraagt de regering ook om de regeling in die zin aan te passen dat andere vormen van duurzame relatie in het kader van deze regeling worden erkend. Ik heb als criteria genoemd het huwelijk, het geregistreerd partnerschap en het hebben van kinderen. Als ik daaraan alle andere vormen van duurzame relatie zou toevoegen, levert dat een situatie op die niet objectief kan worden getoetst en die zeer fraudegevoelig is. Ik ontraad dus ook de aanneming van deze motie; in het debat heb ik hier uitgebreid bij stilgestaan.

De heer De Wit verzoekt de regering verder de regeling uit te breiden met de kinderen van mensen die op basis van een contra-indicatie zijn uitgesloten. Hiervan heb ik gezegd dat het geven van een zelfstandig verblijfsrecht automatisch gepaard gaat met het accepteren van het verblijf van ouders. Zoiets zou de contra-indicatie een wassen neus maken, waardoor iedereen met contra-indicaties in Nederland zou kunnen blijven. Ik heb niemand horen pleiten voor het scheiden van gezinnen; ik teken daar in ieder geval niet voor. Het huidige beleid is dat tegenwerpen van contra-indicaties, bijvoorbeeld oorlogsmisdadiger zijn, consequenties meebrengt voor het gezin. Ik ontraad dus ook de aanneming van deze motie.

De heer De Wit (SP):

Over dat laatste wil ik het volgende zeggen. Er bestaat natuurlijk een discrepantie tussen hetgeen in het verdrag en in de resolutie staat. Je moet kijken naar de positie van kinderen, zeker van kinderen die hier zijn geboren, hier zijn opgegroeid en geworteld. Dat is een apart element en in al die regelingen wordt benadrukt dat hiermee rekening moet worden gehouden.

Het is iets anders als ouders op basis van de status van hun kinderen zouden vragen om gezinshereniging. Dat is een aparte afweging en voor mij is niet zeker dat dit in alle gevallen zou moeten worden gehonoreerd. Hoe wil je anders de positie van kinderen waarborgen? Zonder dat is het een wassen neus, een lege huls, een dode letter.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik geloof niet dat ik in strijd handel met welk verdrag dan ook als ik zeg dat als er contra-indicaties zijn op basis waarvan de ouders geen verblijf krijgen, dit consequenties kan hebben voor de kinderen. U zegt terecht dat het twee gescheiden procedures zijn: eerst het kind een zelfstandig recht, vervolgens een beroep op respect voor het gezin, dus op gezinshereniging door de ouders op grond van artikel 8 EVRM. Als ik kinderen eerst een verblijf toeken en vervolgens de ouders het recht onthoud om hier bij hun kinderen te zijn, weet ik zeker dat ik op basis van artikel 8 EVRM een veroordeling aan mijn broek krijg. Ik wil helemaal niet in de situatie terechtkomen dat al die mensen van wie wij democratisch hebben besloten dat zij geen recht hebben op verblijf in Nederland, omdat het oorlogsmisdadigers zijn, of zware criminelen, via hun kinderen toch in Nederland kunnen blijven omdat we de kinderen een zelfstandig verblijf hebben toegekend. Ik kies daar uitdrukkelijk niet voor.

Ik kom bij de moties van mevrouw Azough. In haar motie op stuk nr. 11 verwijst zij naar de Dublinclai­manten. We hebben vanmiddag uitgebreid gedebatteerd over mijn visie hierop. Ik heb gezegd dat ik het niet wenselijk acht om Dublinclaimanten onder deze regeling te brengen en dat het ook niet werkbaar is, omdat er risico's aan vastzitten als de aanzuigende werking van anderen die met onbekende bestemming zijn weggegaan. Ik ontraad dus de aanneming van deze motie van mevrouw Azough.

Ik heb geluisterd naar het debat dat ontstond naar aanleiding van de tweede termijn van de heer Spekman en goed tot me laten doordringen wat hij precies vraagt. De heer Van de Camp hoorde ik daarover zeggen dat hij tegen de vraag van de heer Spekman om verduidelijking geen bezwaar heeft. Ik vat diens vraag zo op: ik zeg dat het niet werkbaar is en zie een risico vanwege de juridische vergelijkbaarheid tussen Dublinclaimanten en andere mob'ers; hij wil dat ik een en ander nog eens uitzoek en op papier verduidelijk. Ik begrijp dat hij na mijn antwoord in eerste termijn nog onvoldoende overtuigd is geraakt van het feit dat dat een niet-werkbare situatie oplevert. Aangezien ook andere leden dit punt graag nader willen bekijken, heb ik er geen bezwaar tegen om een brief te sturen waarin ik de juridische vergelijkbaarheid van de gevallen nog eens uiteenzet. Ik hoop wel dat hij met deze actie niet wil dat de uitvoering van de regeling vertraging oploopt. Het is mijn bedoeling om zo snel mogelijk na de stemming over de moties aanstaande dinsdag de regeling te publiceren in de Staatscourant. Twee dagen daarna kan de regeling in werking treden. Dat zou aan het einde van volgende week kunnen zijn. Die duidelijkheid wil ik aan alle betrokkenen geven. Dat kan ik ook, afhankelijk van de stemmingen in de Kamer. Ik hoop dus niet dat deze brief wordt gebruikt om de inwerkingtreding te vertragen.

De heer Spekman (PvdA):

Natuurlijk wil ik dat niet want ik ben ontzettend gelukkig met die regeling. Hoe eerder wij daarmee starten, hoe beter.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik hoor graag wanneer die toelichting naar de Kamer kan worden gestuurd. Natuurlijk geldt ook voor mijn fractie dat er geen sprake mag zijn van vertraging van de regeling. Dat is volgens mij ook niet nodig.

De heer Anker (ChristenUnie):

Als een van de indieners van het verzoek geef ik aan dat ik natuurlijk niet graag zie dat de regeling wordt opgeschort. Begin daar alstublieft zo snel mogelijk mee. Ook ik hoor graag zo snel mogelijk duidelijkheid op dit punt.

De voorzitter:

De staatssecretaris zei: ik heb er geen bezwaar tegen om een brief te sturen. Ik neem aan dat zij bedoelt: ik zal de Kamer een brief sturen.

Staatssecretaris Albayrak:

Uiteraard.

De voorzitter:

Dan is deze toezegging vastgelegd.

Staatssecretaris Albayrak:

Er is gevraagd naar het moment waarop de Kamer die brief tegemoet kan zien. Gelet op de discussie lijkt het mij goed om de brief vóór de stemmingen van aanstaande dinsdag, ervan uitgaande dat dan over de ingediende moties gestemd wordt, naar de Kamer te sturen. Ik doe mijn best om de Kamer voor die tijd die informatie te geven zodat zij voor de stemmingen haar oordeel daarop kan baseren.

De voorzitter:

Ik stel vast dat de staatssecretaris een brief stuurt in het kader van de Dublinclaimanten en dat die voor dinsdag 12.00 uur bij de Kamer ligt.

De heer Pechtold (D66):

Ik verzoek de staatssecretaris om een brede brief waarin wordt ingegaan op de juridische aspecten en de internationale Europese context. De staatssecretaris kwam zelf met het voorbeeld van Zwitserland maar dat vond ik niet zo sterk.

Staatssecretaris Albayrak:

Zo heb ik het verzoek opgevat.

In een motie van mevrouw Azough wordt de regering gevraagd om de toepassing van cumulatie van opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraffen achterwege te laten. Ik heb gezegd dat ik beoog om veelplegers die de openbare orde echt schokken en schaden zoveel mogelijk uit te sluiten van een verblijfsvergunning. Als ik deze motie overneem, dan krijgen veel veelplegers die ik geen verblijfsvergunning wens te geven toch een verblijfsvergunning. Ik moet het aannemen van deze motie derhalve ontraden.

In de volgende motie van mevrouw Azough wordt de regering verzocht om vreemdelingen toe te staan om, in geval hun burgemeester weigert om een verklaring van ononderbroken verblijf af te geven, dat verblijf aannemelijk te maken door overlegging van verklaringen van maatschappelijke organisaties. Ik heb verklaringen van maatschappelijke organisaties uitdrukkelijk gezien als onderdeel van het materiaal waarover de burgemeesters kunnen beschikken om te beslissen of zij al dan niet een verklaring willen afgeven. Zij kunnen dat in hun oordeel betrekken, maar ik werk alleen met het advies dat zij naar mij sturen. Ik ben niet van plan om daarnaast nog een opening te bieden omdat dat onderdeel uitmaakt van die waardering van de burgemeesters. Ik heb dat ook op deze manier aan de burgemeesters gecommuniceerd. Ook het aannemen van deze motie moet ik daarom ontraden.

Ik kom te spreken over de laatste motie van mevrouw Azough. Zij vraagt daarin om overbruggingsmaatregelen onder voorwaarde dat daadwerkelijk een verblijfsvergunning op grond van de regeling wordt verleend. Het gaat dan over de rechtspositie van asielzoekers in de periode tussen publicatie van de regeling en verlening van de verblijfsvergunning. Mevrouw Azough heeft hier eerder ook Kamervragen over gesteld. Op de eerste set vragen heb ik reeds geantwoord. Ik heb haar laten weten dat ik haar voorstel niet overneem. Zij voegt nu toe dat die overbruggingsmaatregelen genomen dienen te worden ten aanzien van een groep vreemdelingen waarvan ik nu al weet dat zij onder de regeling vallen. Daar zit hem nu juist het probleem. De voorwaarden van de regeling zijn bekend, die heb ik de Kamer op 25 mei toegezonden. Ik kan dus niet van tevoren weten of een individuele vreemdeling wel of niet onder de regeling gaat vallen. Daar komt nog eens bij dat de uitvoering van de regeling zeker tot eind 2008 zal duren. Van sommige vreemdelingen zal ik dus pas medio 2008 weten of zij in aanmerking komen voor verblijf op grond van deze regeling. Ik heb dat niet alleen in de hand. Ik ben ook afhankelijk van burgemeesters en van de vreemdelingen zelf. Dat heb ik allemaal al uitgelegd. Ik vind het om al deze redenen niet wenselijk om nu maatregelen te nemen ten aanzien van vreemdelingen van wie niet vaststaat of zij voor verblijf in aanmerking komen. Ik vind het heel lastig om nu te bepalen wie ik wel en wie ik niet van zo'n overgangsregeling zou moeten voorzien. Ik heb de Kamer wel toegezegd dat, zodra bekend is dat er een vergunning verleend zal worden, de werkwijze zo zal zijn – met betrekking tot de automatisering, de koppeling van systemen – dat de rechtsgevolgen direct ingaan. Daar zullen dus niet nog maanden tussen zitten. Ook de aanneming van deze motie moet ik dus ontraden.

Dan kom ik bij de moties van de heer Zijlstra. In zijn eerste motie verzoekt hij de regering, de regeling in te trekken en terug te keren naar een individuele en zorgvuldige behandeling van alle asielaanvragen, inclusief de daarbij behorende terugkeer van uitgeprocedeerden naar het land van herkomst. Die motie is vergelijkbaar met de eerste motie van de heer Fritsma. De aanneming daarvan heb ik ontraden. Die motie zegt: doe het pardon toch maar niet, terwijl wij hier nu al een hele dag met elkaar zitten te praten over de vraag waarom ik vind dat de regeling moet en wenselijk is, waarom zij noodzakelijk is en uitvoerbaar. Het zal dus geen verrassing zijn dat ik ook de aanneming van deze motie ontraad.

Dan de tweede motie van de heer Zijlstra. De Kamer spreekt uit dat de regeling eenmalig is en dat er in de toekomst in Nederland nooit meer een generieke pardonregeling mag worden toegepast. Ik heb tegen de heer Zijlstra in het debat gezegd dat als hij zich had beperkt tot de periode waar ik verantwoordelijkheid voor draag, dat wij er dan nog over hadden kunnen praten. Maar hij vraagt mij nu om alle toekomstige kabinetten vast te leggen, waarvan ik nog niet eens weet hoe zij samengesteld zullen zijn. Als de Kamer deze uitspraak wil doen, dan is dat aan de Kamer. Dan is het vooral een opdracht aan de Kamer zelf. Ik kan geen bindende uitspraken doen voor toekomstige coalities. Ook de aanneming van deze motie ontraad ik dus.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Dat is vreemd, want er staat duidelijk: de Kamer spreekt als haar mening uit. Ik verzoek dus helemaal niets aan het kabinet. Waarom ontraadt het kabinet een motie, terwijl men het ermee eens is voor zover het de eigen kabinetsperiode betreft? Wat er in de toekomst gebeurt, gebeurt in de toekomst. Waarom ontraadt de staatssecretaris de aanneming van deze motie?

Staatssecretaris Albayrak:

Om de redenen die ik al herhaaldelijk heb gegeven. U zegt dat de motie aan de Kamer is gericht. Dan had u haar niet aan mij moeten voorstellen. Ik ontraad de aanneming van deze motie. Dat is duidelijk.

Dan kom ik bij de volgende motie van de heer Zijlstra. De Kamer spreekt uit dat de staatssecretaris opnieuw met de VNG dient te onderhandelen om het Bestuursakkoord inzake vreemdelingenbeleid in overeenstemming te brengen met de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet. Ik zeg hier tegen de heer Zijlstra dat het totaal niet aan de orde is dat ik de onderhandelingen met de VNG openbreek, met welk doel dan ook. Er is nu een overeenkomst die ik werkbaar vind en die de VNG werkbaar vindt. Met de uitvoering daarvan ga ik nu aan de slag. Ik ontraad dus ook de aanneming van deze motie.

Vervolgens vraagt de heer Zijlstra mij om de burgemeestersverklaring uit de regeling te schrappen.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. De regeling en het bestuursakkoord zijn niet met elkaar in overeenstemming. Ik neem toch aan dat de staatssecretaris beide graag met elkaar in overeenstemming wil hebben. Daar vraagt die motie om.

Staatssecretaris Albayrak:

U kunt mij aanspreken op de regeling en de afspraken die ik met de VNG heb gemaakt over de afwikkeling van de oude vreemdelingenwet. Begrijp ik het goed dat u nu spreekt over het brede bestuursakkoord? Nee? Dan snap ik de strekking van de motie inderdaad niet. Volgens mij haalt u nu een aantal zaken door elkaar.

De heer Zijlstra (VVD):

In de overwegingen staat duidelijk aangegeven dat er licht zit tussen de letterlijke teksten en definities die er staan in het regeerakkoord, in het bestuursakkoord met de VNG over de Asielwet en in de Regeling afwikkelen oude Vreemdelingenwet. Dat zorgt voor extra ruimte. Wij vragen de staatssecretaris ervoor te zorgen dat het akkoord met de VNG wordt opengebroken en dat de regeling en het VNG-akkoord eenduidig zijn. Nu is dat niet het geval. Er is bovendien ook nog een verschil met het regeerakkoord.

Staatssecretaris Albayrak:

In het regeerakkoord wordt mij gevraagd de regeling te maken nadat de afspraken met de VNG zijn gemaakt. Zo heb ik het volgtijdelijk gedaan. Ik heb de afspraken met de VNG gemaakt. Daar heeft men de regeling, de hoofdlijnen en de uitwerking ervan gezien. U kunt nu zeggen dat een en ander niet in lijn is omdat er definitieverschillen zijn, maar geen van de partijen die toegezegd hebben dit te willen uitvoeren, heeft enige twijfel over definities of wat er met deze regeling wordt beoogd. Ik zie dus geen enkele reden om welke onderhandeling dan ook open te breken. De VNG ziet die reden ook niet, anders had u dat vóór dit debat nog vernomen. Derhalve ontraad ik het aannemen van deze motie.

Ik kom op de motie-Zijlstra op stuk nr. 18, waarin wordt verzocht de burgemeestersverklaring uit de regeling te schrappen. Deze motie is vergelijkbaar met eerdere moties en mijn reactie erop is gelijkluidend. De burgemeestersverklaring is een integraal onderdeel van de regeling en de uitvoering ervan. Ik heb die ook nodig om de regeling uit te kunnen voeren op de manier die ik u heb voorgesteld. Derhalve ontraad ik ook het aannemen van deze motie.

In de motie van de heer Zijlstra op stuk nr. 19 wordt de regering verzocht dwingende afspraken te maken tussen Rijk en gemeenten voor als de afspraken niet worden nagekomen, en wordt daaraan de sanctie verbonden van een korting op het Gemeentefonds. Ik kan hiermee helemaal niks. Er wordt gesproken over "een" korting op het Gemeentefonds. U zult hierover op z'n minst specifieker moeten zijn. Welke korting? Welk onderdeel van het Gemeentefonds wilt u als straf inzetten als men zich niet aan de afspraken houdt? Ik heb al gezegd: u gaat toch niet de onderwijsgelden terughalen omdat gemeenten zich niet aan deze regeling houden? Ik vind dit een vage motie. Ik heb gezegd hoe ik tegen de samenwerking met de VNG aankijk. Ook het aannemen van deze motie ontraad ik.

In de laatste motie van de heer Zijlstra, op stuk nr. 20 spreekt de Kamer als haar mening uit dat er geen goedkeuring wordt verleend aan de Regeling afwikkeling oude Vreemdelingenwet totdat er een degelijke financiële dekking is verstrekt. De motie impliceert dat er geen degelijke financiële dekking is op dit moment. Ik heb geprobeerd u tijdens dit debat voldoende duidelijk te maken dat die degelijke dekking er mijns inziens wél is. Ik heb gewezen op de stelsels die daarin voorzien en op de regeling voor de compensatie van de extra kosten waarmee de gemeenten te maken krijgen. Ik heb er geen enkele behoefte aan om via deze motie impliciet te erkennen dat ik hier de hele dag al met de Kamer in een debat over de uitvoering van de pardonregeling zou spreken, zonder dat ik voor die regeling de financiën op orde had. Ook het akkoord van de ministerraad met deze regeling laat zien dat tijdens de ministerraad de financiële aspecten nog eens goed zijn bekeken. Ik kan u verzekeren dat dit aspect ook in de voorbereiding een belangrijk punt is geweest. Volgens mij is de deugdelijke dekking er dus wel. Derhalve ontraad ik ook het aannemen van deze motie.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Zijlstra voor het stellen van een verhelderende vraag. Ik wil geen nieuw debat.

De heer Zijlstra (VVD):

Kan de staatssecretaris toezeggen dat de kosten op lokaal en nationaal niveau dan in ieder geval wel meegenomen worden in de monitoring? Verder vraag ik mij af of het toeval is dat deze week de verhoging van de ozb en de 1,1 mld. extra voor de VNG...

De voorzitter:

Nee, nee, u treedt met de laatste vraag weer geheel buiten de orde. Ik had u alleen het stellen van een verhelderende vraag over de motie toegestaan. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Albayrak:

Het antwoord op de eerste vraag van de heer Zijlstra is ja. In mijn eerste termijn had ik al gezegd dat ik de kostenontwikkeling wil monitoren aan de hand van gegevens over bijvoorbeeld hoeveel mensen er in de bijstand komen en hoeveel mensen er gaan inburgeren.

De heer Van der Vlies verzoekt de regering in een motie, de Kamer onverwijld op de hoogte te stellen van de aantallen, de oorzaken en de kenmerken van de gevallen waarin de procedure na een periode van drie jaar nog niet beëindigd is, alsmede van de in dit verband te nemen maatregelen om hierbij snel duidelijkheid te bieden. Nu weet hij dat ik de Kamer al periodiek op de hoogte houd van de realiseerde doorlooptijden. Het betreft hierbij uiteraard asielaanvragen. Ook licht ik in voorkomende gevallen de obstakels voldoende toe. In eerdere debatten heb ik op verzoek van een aantal Kamerleden al toegezegd, de rapportage over de vreemdelingenketen anders te zullen inrichten. Het is op dit moment een cijferbrij die veel mensen niet begrijpen; het geheel is voor velerlei definities en interpretaties vatbaar. De rapportage leidt tot veel ingewikkelde debatten met de Kamer over cijfers, waarbij cijfers op verschillende manieren worden uitgelegd. Ik zal proberen om voor elkaar te krijgen dat de cijfers zullen worden uitgelegd op de manier die de heer Van der Vlies volgens deze motie belangrijk vindt. Ik zeg er wel bij dat ik nu geen signalen heb dat er op enige schaal sprake zou zijn van overschrijding van termijnen. Bij de asielaanvragen in 2006 is 90% van de beslissingen binnen de wettelijke termijn genomen. Derhalve ontraad ik de Kamer, deze motie aan te nemen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik begrijp heel goed dat de staatssecretaris geen behoefte heeft aan moties die niet door een van de coalitiefracties zijn ingediend, maar als zij zegt dat zij eigenlijk al doet wat er in de motie gevraagd wordt, dan snap ik niet waarom zij de Kamer ontraadt om deze motie aan te nemen. Dan zou de motie een ondersteuning van het beleid zijn of ze zou overbodig zijn. Zij houdt een heel verhaal om aan te geven dat zij bezig is om de rapportage anders in te richten en tegemoet te komen aan wat ik vraag.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik ontraad u, deze motie in stemming te laten komen omdat het wat mij betreft een overbodige motie is. Zeg ik het zo goed?

De voorzitter:

En verbindt u hier nog consequenties aan, mijnheer Van der Vlies?

De heer Van der Vlies (SGP):

Daar moet ik eens heel goed over nadenken...

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ten slotte zou ik nog een enkel woord tot de Kamer willen richten. Ik heb van een aantal woordvoerders gehoord dat zij het een goed debat over de inhoud van deze kwestie vonden. Ik hechtte er ook sterk aan, een debat over de pardonregeling te voeren dat Nederland waardig is, ook gelet op de voorgeschiedenis en omdat ik echt het gevoel heb dat heel Nederland nu meekijkt wat er besloten wordt en of de regeling uitvoerbaar en wenselijk is. Ik heb hiervoor complimenten gekregen, ik wil de woordvoerders complimenteren voor de wijze waarop zij dit debat hebben gevoerd. Ik hoop ook dat ik degenen die het pardon nooit hebben zien zitten, van inhoudelijke, deugdelijke antwoorden heb voorzien. Ook al zijn zij het misschien niet met alle antwoorden eens, ik heb in ieder geval geprobeerd om de reële zorgen die met name de heren Fritsma en Zijlstra hebben uitgesproken, niet weg te wuiven onder het motto dat zij maar moeten slikken wat er besloten is. Nee, ik heb geprobeerd om er zo goed mogelijk op in te gaan, omdat ik vind dat zij, ook al zijn zij het niet met de regeling eens, recht hebben op de antwoorden waarom zij gevraagd hebben.

Nu hebben wij misschien allen het gevoel dat dit de finale is: er is zes jaar over gesproken en nu is het klaar, er is een regeling, zij het uiteraard pas volgende week dinsdag na de stemmingen. Maar nee, het is geen finale, het is een start voor heel veel mensen die op deze regeling hebben gewacht. Zij willen een start maken, een formele start, een echte start met hun toekomst in Nederland. Voor die mensen is dit echt een start, maar ook voor eenieder die de regeling vanaf volgende week moet gaan uitvoeren. Op de hierbij betrokken diensten van Justitie, de burgemeesters, advocaten en alle anderen die om de vluchtelingen heen staan, op ons allen rust een heel grote verantwoordelijkheid om de regeling niet alleen snel, maar ook zorgvuldig uit te voeren. Dit slaat weer terug op de mensen die ik zojuist noemde. Deze regeling is deze mensen gegund door de overgrote meerderheid van de Nederlanders. Ik wil dat onderstrepen. Dit is in dit debat aangetoond en ik ben daar blij mee, omdat ik geloof niet alleen een wenselijke en noodzakelijke, maar ook een werkbare regeling te hebben gemaakt. Ik sta te popelen om die in de praktijk te brengen. Ik hoop dat u de komende jaren op grond van uw verantwoordelijkheid daaraan zult meewerken. Niet op een naïeve manier, maar wel vol vertrouwen. De regeling is een genereus, maar zeker geen grenzeloos pardon.

De heer Spekman (PvdA):

Ik meen dat een kleine vergissing is begaan. Ik heb u iets horen zeggen over contra-indicaties. Ik heb natuurlijk de regeling gelezen. Er wordt gesproken over het gevaar voor de openbare orde en de punten a, b en c worden genoemd. Er staat uitdrukkelijk dat voor degenen die vallen onder artikel 1F, de gezinsleden zijn uitgesloten van de bepaling, maar niet in het geval van a. Bij navraag bleek dat ook. Dat kwam verder naar voren in uw eerste termijn. Toen u het echter over de motie-De Wit had, ontstond verwarring. Ik neem aan dat de regeling klopt.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb in de eerste termijn uitvoerig gezegd dat als gezinsleden een zelfstandig recht op asiel hebben, de aanvragen in behandeling worden genomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik herinner aan de afspraak dat de brief over de Dublinclaimanten er dinsdag voor twaalf uur is.

De vergadering wordt van 19.00 uur tot 20.00 uur geschorst.

Naar boven