Aan de orde is het debat over de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet (Pardonregeling).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. De PVV vindt het generaal pardon een regelrechte ramp. Het pardon is doorgedrukt onder het mom van mensen helpen die na een asielaanvraag langdurig in onzekerheid zouden zitten, maar dit is simpelweg flauwekul. De asielaanvragen van deze vreemdelingen zijn namelijk al lang afgewezen, maar zij vertikten het gewoon om uit Nederland te vertrekken en hielden zich in plaats daarvan eindeloos in procedure, met vele verschillende verblijfsaanvragen. Het is triest dat deze procedurestapelaars, die dus geen echte vluchtelingen zijn en die lak hebben aan de Nederlandse wet, door dit kabinet worden getrakteerd op een verblijfsvergunning. De staatssecretaris kan dit onmogelijk uitleggen.

Wat zij ook niet kan uitleggen, is hoe zij het in haar hoofd heeft gehaald om zelfs criminelen toe te laten. Ik heb die vraag eerder gesteld maar er tot nu toe nooit een duidelijk antwoord op gekregen. Sterker nog, de staatssecretaris heeft de Nederlandse bevolking juist wijsgemaakt dat criminelen niet binnen de regeling zouden vallen. Dat misdadigers die in totaal minder dan één maand gevangenisstraf hebben uitgezeten wel binnen het pardon vallen, heeft zij toen verzwegen.

Maar nu is dus duidelijk dat vele geweldplegers, inbrekers, tasjesdieven en andere straatterroristen door dit kabinet aan een verblijfsstatus worden geholpen. Zelfs recidivisten, mensen die herhaaldelijk misdrijven hebben gepleegd, worden welkom geheten in onze samenleving. Omdat bij misdrijven een verjaringstermijn wordt gehanteerd, maakt het ook niet uit als iemand zich elf jaar geleden bijvoorbeeld schuldig heeft gemaakt aan doodslag. Dit is allemaal in één woord schandalig. Vindt de staatssecretaris soms dat het nu wel meevalt met criminaliteit onder vreemdelingen en dat wij dus wel wat meer criminele vreemdelingen kunnen gebruiken?

Leugenaars mogen ook blijven, ook een groep waar wij kennelijk nog niet genoeg van hebben in onze samenleving. Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen waarom liegen mag? Dat is ook een vreemde boodschap van een kabinet dat normen en waarden hoog in het vaandel zegt te hebben.

Het generaal pardon blijkt nog veel erger te zijn dan in eerste instantie werd gedacht. Niet alleen de asielzoekers in kwestie worden beloond met een verblijfsvergunning, terwijl zij niet aan de normale toelatingsvoorwaarden voldoen, maar dat geldt ook voor hun gezinsleden. Deze vreemdelingen zijn tegen de regels naar Nederland gekomen om bij partners of familieleden te komen wonen die hier dus geen verblijfsrecht hadden. Ook deze brutaliteit wordt beloond met een verblijfsvergunning. Het is echt verbijsterend. Waarom veegt de staatssecretaris het gangbare gezinsvormings- en gezinsherenigingsbeleid van tafel? Het lijkt erop dat zij het vervelend vindt dat er überhaupt nog voorwaarden worden gesteld aan immigranten en dat zij die voorwaarden daarom maar gewoon laat vervallen. Als zij denkt dat het nu wel mooi is geweest met het oprekken van de criteria om nog meer vreemdelingen te laten meeprofiteren van het pardon, komt er een nieuwsbericht naar buiten waarin staat dat de PvdA-fractie honderden extra mensen een verblijfsvergunning wil geven, zelfs mensen die na hun asielaanvraag uit Nederland zijn vertrokken.

Dat het pardon behalve voor de asielzoekers in ieder geval ook voor hun gezinsleden blijkt te gelden, die tot en met 13 december vorig jaar zijn binnengekomen, betekent natuurlijk dat de zogenaamde afgebakende groep vreemdelingen waarvoor het pardon zou gelden, namelijk de groep die voor 1 april 2001 een asielaanvraag had ingediend, niet zo afgebakend was als het leek, nu vele anderen ook mogen blijven die daarna zijn binnengekomen. En zo wordt de samenleving voortdurend op het verkeerde been gezet. Ik krijg hier graag opheldering over. Ik heb het dan nog niet eens over de partners, familie- en gezinsleden die in de toekomst via de normale gezinsvorming en hereniging naar Nederland zullen komen om zich bij de mensen te vestigen die nu worden getrakteerd op een verblijfsvergunning. Ik wil van de staatssecretaris weten hoeveel mensen er precies binnen het generaal pardon komen te vallen, inclusief de gezinsleden, en hoeveel mensen er daarna ongeveer zullen volgen via de normale gezinsvorming en -hereniging. De staatssecretaris heeft schriftelijk aangegeven dat zij hier geen zicht op heeft, maar daar neemt mijn fractie geen genoegen mee. Als je met een generaal pardon komt, moet je ook weten hoeveel mensen je binnenhaalt. Je kunt de samenleving niet met iets opzadelen waarvan je zelf de gevolgen niet overziet. Aan de hand van het aantal toe te laten vreemdelingen wil ik weten wat de kosten zijn die met dit verschrikkelijke pardon gepaard gaan. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan de kosten voor inburgering, maar ook aan die welke voortvloeien uit de extra druk op huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en uitkeringen. Dat dit een veelvoud is van de eerdergenoemde 55 mln. mag duidelijk zijn. Is al bekend waar al dat geld vandaan wordt getoverd? Hoe groot is de rekening die door de belastingbetaler moet worden voldaan?

De belangrijkste voorwaarde van het generaal pardon is dat de asielzoekers in kwestie vanaf 1 april 2001 ononderbroken in Nederland hebben verbleven, maar dat de staatssecretaris van die voorwaarde al een enorme wassen neus heeft gemaakt, blijkt uit haar vreemde opvatting over hoe dat ononderbroken verblijf wordt aangetoond. Zo wordt ononderbroken verblijf sinds 2001 aangenomen als de vreemdeling op 13 december 2006 in een verblijfsprocedure zat of in opvang zat. Met andere woorden, of de vreemdeling tussen 2001 en 2006 echt in Nederland was, interesseert de staatssecretaris geen biet. Waarom zegt de staatssecretaris niet meteen dat ononderbroken verblijf sinds 2001 niet meer hoeft te worden aangetoond? Dat is wel zo eerlijk. Dan kun je tenminste op een minder stiekeme manier je doel bereiken om zoveel mogelijk vreemdelingen in Nederland te houden.

Ononderbroken verblijf kan ook worden aangetoond met de verklaring van een burgemeester. Het is erg handig om het Nederlandse vreemdelingenbeleid uit handen te geven aan een groep mensen die al heeft bewezen zich niets aan te trekken van dat beleid. Dat hebben zij immers al laten zien door opvang te verzorgen voor mensen die daar geen recht op hebben, omdat zij uit Nederland hadden moeten vertrekken. Burgemeesters die vreemdelingen graag aan verblijfsrecht willen helpen, gaan nu natuurlijk met verklaringen strooien als waren het pepernoten. Ik vraag de staatssecretaris waarom zij de burgemeesters deze verantwoordelijkheid heeft gegeven, terwijl zij weet dat zij daar gemakkelijk een loopje mee kunnen nemen.

Ik wil ook weten of de staatssecretaris zich realiseert dat zij met dit pardon het vertrekbeleid gigantisch ondermijnt. Er zijn niet veel vreemdelingen meer die vrijwillig uit Nederland zullen vertrekken nu voor de zoveelste keer is bewezen dat het loont om tegen de regels in Nederland te blijven, dat het loont om je eindeloos in procedure te houden en dat het loont om de illegaliteit in te duiken en daar weer uit te komen als de volgende pardonregeling in zicht is. De vreemdelingen die na 1 april 2001 Nederland zijn binnengekomen, en hun advocaten, zullen de zaak dus net zo lang traineren tot ook zij een verblijfsvergunning hebben. Zo opereren ze al jaren en zo tuint de politiek er al jaren in. Steeds weer beweert de politiek dat het legaliseren van een grote groep vreemdelingen een eenmalige actie is, met een afgebakende groep vreemdelingen. In werkelijkheid is het verlenen van een verblijfsstatus aan mensen die dat niet verdienen, een gebed zonder eind, met steeds weer nieuwe afgebakende groepen vreemdelingen. In de jaren negentig ging het bijvoorbeeld om Job Cohen die met een zogenaamde eenmalige regeling kwam om mensen te legaliseren die tussen 1992 en 1998 ononderbroken in Nederland verbleven. Nu gaat het om een eenmalige regeling voor mensen die het tussen 2001 en 2006 vertikten om te vertrekken. Ik voorspel dat naïeve linkse politici over vijf jaar beginnen te blèren om een nieuwe groep vreemdelingen hier te houden die het dan heeft vertikt om uit Nederland te vertrekken. Met een PvdA- of CDA-bewindspersoon lijkt succes gegarandeerd.

De staatssecretaris heeft een bijzonder vage deal gesloten met de gemeenten. De gemeenten worden bediend met het ook door hen gewenste generaal pardon. In ruil daarvoor houden de gemeenten op met het verlenen van opvang aan uitgeprocedeerde vreemdelingen. De gemeentebestuurders verschuilen zich nu al achter de boodschap dat zij een zorgplicht hebben voor een ieder die zich in een van hun gemeenten bevindt. Daarmee geven zij eigenlijk te kennen dat zij gewoon door kunnen of willen gaan met het verlenen van opvang aan uitgeprocedeerde vreemdelingen.

Kan de staatssecretaris garanderen dat de gemeenten geen opvang meer zullen geven aan uitgeprocedeerde vreemdelingen? Daarbij wil ik graag weten wat de gevolgen zijn voor de gemeenten die toch doorgaan met het verlenen van opvang. Blaast de staatssecretaris de pardonregeling af als nu al blijkt dat de gemeenten dit doen? Afspraak is afspraak, toch?

Ik kan nog uren doorgaan om de grote misleiding van het generaal pardon verder te belichten, maar één ding is duidelijk. De Nederlandse samenleving is de grote verliezer van het idee van het kabinet om vreemdelingen die dat niet verdienen te legaliseren. Zoals gewoonlijk worden de mensen die toch al dag in dag uit te lijden hebben onder overlast en criminaliteit van allochtonen op een gruwelijke manier in de steek gelaten. Hun problemen worden nog erger. Daarbij maakt het het kabinet niks uit dat zij nog meer criminele allochtonen in hun wijk krijgen. Mensen die snakken naar een goede woning, kunnen daar nog langer op wachten, omdat er tienduizenden vreemdelingen op de woningmarkt bij komen, die waarschijnlijk ook weer voorrang krijgen. De werkzoekenden krijgen na de binnenkomst van de Polen nog meer concurrentie op de arbeidsmarkt. De belastingbetaler mag nog meer uitkeringen ophoesten. De integratieproblemen worden nog erger, met het binnenlaten van tienduizenden vreemdelingen.

De gewone man en vrouw in de grote stad betalen zoals gewoonlijk het harde gelag van dit onzinnige generaal pardon. Het is allemaal echt de wereld op zijn kop. Het is ongelofelijk dat het kabinet mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan liegen, bedriegen en crimineel gedrag aan een verblijfsrecht helpt. Het generaal pardon is daarom in de ogen van de PVV puur verraad aan de Nederlandse samenleving. Dit kabinet en deze staatssecretaris zouden zich daar kapot voor moeten schamen.

De toezegging van de staatssecretaris dat zij een streng vreemdelingenbeleid zal voeren, is met de regeling niets meer en niets minder dan lachwekkend. De toezegging van premier Balkenende bij de regeringsverklaring misbruik van het toelatingsbeleid te zullen aanpakken, is dat ook. In plaats daarvan wordt dat misbruik nu simpelweg beloond. Mijn slotvraag is dan ook of de staatssecretaris bereid is om het generaal pardon af te blazen. Dát is wat nodig is en dát is in het belang van de Nederlandse samenleving. De PVV wil geen generaal pardon.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter. Vandaag spreken wij over "de regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet". Normaal gesproken is de afwikkeling van een nalatenschap een droevige zaak. Je hebt dan immers te maken met iemand die overleden is. Hoe anders is dat met de afwikkeling van deze nalatenschap. Voor duizenden asielzoekers en ex-asielzoekers wordt het een feestelijke aangelegenheid. Maar er is wel een nalatenschap, namelijk die van de vorige minister voor Vreemdelingenzaken, die zei af en toe haar hart te laten spreken, maar die vier jaar lang een hardvochtig en inhumaan asielbeleid heeft gevoerd, daarin gesteund door de VVD, het CDA en aanvankelijk ook D66.

Die erfenis gaan wij vandaag opruimen. Al voor de verkiezingen van 2002 pleitte de SP voor een generaal pardon. Het probleem van de grote onzekerheid voor de mensen die onder de oude Vreemdelingenwet waren binnengekomen werd niet opgelost. Wij hebben jammer genoeg moeten wachten tot na de verkiezingen van november 2006 voordat er in de Kamer een meerderheid te vinden was voor een generaal pardon. In de verkiezingstijd is gebleken dat de kwestie van het generaal pardon voor veel mensen een belangrijk onderwerp was. Het is dan ook de Kamer geweest die vorig jaar zelf heeft besloten niet langer te wachten. Zij heeft het initiatief genomen om door middel van een motie een generaal pardon af te dwingen.

Hoewel het uiteindelijk erg lang heeft geduurd, overheerst nu toch vooral de opluchting. Veel mensen hebben veel te lang in onzekerheid geleefd, maar hebben nu weer perspectief gekregen. Zij kunnen eindelijk een nieuw leven opbouwen. Het generaal pardon biedt ons de gelegenheid om schoon schip te maken. Wij zouden dan ook die gelegenheid moeten aangrijpen om dat te doen en om vooral nu voor eens en voor altijd een goede, maar ruimhartige uitvoering mogelijk te maken van dat generaal pardon.

Alvorens in te gaan op de regeling van het generaal pardon past mij een woord van dank. Allereerst natuurlijk aan de staatssecretaris die deze regeling heeft uitgewerkt en in elkaar heeft gezet, vervolgens aan de gemeenten die jarenlang bij de Kamer en bij de regering hebben aangedrongen op het treffen van een maatregel, op een generaal pardon, en die een belangrijk aandeel hebben gehad in de totstandkoming van dat generaal pardon en ten slotte aan alle burgers en maatschappelijke organisaties die zich jaar in, jaar uit hebben ingezet voor de vluchtelingen. Zij hebben voorkomen dat mensen in de goot terechtkwamen en in de praktijk laten zien wat in Nederland zoiets als christelijke naastenliefde in de praktijk brengen, betekent.

Ondanks het feit dat wij blij zijn dat nu een generaal pardon in de maak is, zitten er nog een aantal haken en ogen aan de regeling. Laat ik beginnen te zeggen dat ik geen geloof hecht aan door de verschillende partijen en mensen en ook door de voorgaande spreker geschetste doemscenario's. Van een aanzuigende werking is bijvoorbeeld niets gebleken. Sterker nog: in vergelijking met de cijfers van de eerste vier maanden van 2006 is sprake van een daling van het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt en een eerste aanvraag doet. Ook de door sommige partijen aangekondigde Spaanse en Zweedse toestanden zijn, zoals wij vooraf al betoogd hebben, niet meer gebleken dan stemmingmakerij. Laten wij ons dus vandaag inspannen om een regeling tot stand te brengen die daadwerkelijk de problemen oplost en ze niet vooruitschuift.

De reactie van de staatssecretaris op onze schriftelijke inbreng geeft aanleiding tot een aantal vragen en opmerkingen. De eerste vraag die onbeantwoord is gebleven, is of onder noodopvang ook opvang door particulieren en maatschappelijke organisaties is begrepen. Naar onze mening is de regeling zo uit te leggen dat om in aanmerking te komen voor de regeling, alleen het verblijf in Nederland relevant is en niet de vorm van de opvang. Graag hoor ik daarover de mening van de staatssecretaris.

Wij onderschrijven het voornemen van de staatssecretaris om de burgemeesters niet te beperken in de bewijsmiddelen die zij kunnen betrekken bij het oordeel over de vraag of een vreemdeling in 2006 in Nederland heeft verbleven. Op deze wijze wordt de burgemeesters de mogelijkheid geboden rekening te houden met de individuele situatie van iedere vreemdeling. Wij spreken het vertrouwen uit in de burgemeesters en verwachten dat zij tot een zorgvuldige afweging zullen komen.

In de regeling wordt in het kader van gezinsvorming alleen gesproken over een geldig huwelijk of een in Nederland geregistreerd partnerschap. Naar onze mening moeten ook andere vormen van duurzame relaties daarmee gelijkgesteld worden. Dit gebeurt immers al bij reguliere gezinsvorming. Bij twijfel kan dit gewoon worden getoetst. Wij verzoeken de staatssecretaris toe te zeggen dat ook andere vormen van duurzame relaties in het kader van gezinsvorming gelijkgesteld worden aan een geldig huwelijk en een geregistreerd partnerschap.

De heer Zijlstra (VVD):

Hoe wilt u duurzame relaties anders dan een huwelijk of samenlevingscontract toetsen? Is vrijen in het openbaar, op straat, een toetsingscriterium? Hoe ziet u dat?

De heer De Wit (SP):

Dit kan er ook nog wel bij, na het betoog van de heer Fritsma, die de suggestie wekte dat alle 30.000 mensen die hier komen, criminelen en leugenaars zijn en er alleen maar op uit zijn om procedures te stapelen. De mogelijkheid is er ook in het reguliere vreemdelingenrecht voor mensen die kunnen aantonen dat zij een duurzame relatie hebben. Dat kan door middel van getuigen, door middel van foto's en door middel van allerlei andere mogelijke bewijsmiddelen. Waarom kan het niet bij dit pardon? Ik kan ook zeggen waarom het noodzakelijk is in een aantal gevallen. Veel asielzoekers hebben geen paspoort of papieren en kunnen dus niet officieel trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan, maar zij hebben wel een duurzame relatie.

Een ander onderdeel waarop de regeling aanpassing behoeft zijn de Dublinclaimanten. De regeling sluit Dublinclaimanten uit omdat er sprake is van aantoonbaar verblijf buiten Nederland. Wij vinden dat niet terecht. Het gaat om vreemdelingen die na verloop van tijd fysiek zijn overgedragen aan Nederland, die onder Nederlandse jurisdictie zijn komen te vallen en vervolgens weer niet zijn uitgezet. Wij vinden dat er in redelijkheid moet worden gekeken naar waar de vreemdelingen in het buitenland heeft verbleven en hoe lang die periode heeft geduurd. Wij pleiten ervoor, te bekijken of het mogelijk is de Dublinclaimanten onder de regeling te brengen. Ik hoor graag de mening van de staatssecretaris op dat punt.

De in de regeling genoemde grens van één maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf of vrijheidsbeneming voldoet naar de mening van de SP-fractie om verschillende redenen niet. De staatssecretaris geeft aan dat bij het opstellen van het coalitieakkoord is bepaald dat voor de uitwerking van de regeling het beleid inzake ongewenstverklaring uitgangspunt zal zijn voor het openbare-ordecriterium. Het betreft hier de vreemdelingen die allemaal zes jaar of langer in Nederland verblijven. Om in aanmerking te komen voor de regeling moet er immers vóór 1 april 2001 een asielaanvraag zijn geweest. Hoe de staatssecretaris vervolgens bij een verblijf van minimaal zes jaar een grens van één maand kan hanteren, is mijn fractie niet duidelijk. Zij laat hier juist de aansluiting bij het beleid inzake de ongewenstverklaring los. Ik wil graag opheldering en een reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Bij die criminele antecedenten is verder een principieel bezwaar dat in de regeling geen rekening wordt gehouden met individuele omstandigheden die bij een veroordeling een rol hebben gespeeld. De staatssecretaris heeft in antwoord op onze vragen aangegeven dat de individuele aspecten reeds door de Nederlandse strafrechter zijn betrokken bij de strafoplegging. De staatssecretaris geeft aan dat het staand beleid is dat het niet past om in het kader van het vreemdelingenrecht te treden in het oordeel van de strafrechter. Toch is hier een nuancering op haar plaats. De bijzondere positie van vreemdelingen, waaronder veel illegalen zonder vaste woonplaats, is zonder twijfel van invloed op de strafbepaling. Zo is het niet mogelijk voor rechters De Witeen taakstraf op te leggen aan een vreemdeling zonder vaste woonplaats. Ook worden veel vreemdelingen bij gebrek aan vaste woonplaats bij verstek veroordeeld. Gevolg hiervan is dat waar normaal gesproken voor de bestraffing van het misdrijf niet zijnde drugs-, gewelds- of zedenmisdrijf door de rechter gekozen wordt voor een taakstraf, de rechter hier door de omstandigheden gedwongen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet opleggen. Een taakstraf zou voor de regeling niet meetellen maar een veroordeling tot gevangenisstraf wél. Terecht meent de staatssecretaris dat taakstraffen een ander karakter hebben dan gevangenisstraffen. Als de rechter een taakstraf oplegt, betekent dit dat de rechter gelet op de aard van het gepleegde misdrijf alsmede de persoonlijke omstandigheden, een taakstraf passender acht dan een gevangenisstraf. Dit zou dus een rol kunnen spelen met name bij de zogeheten overlevingscriminaliteit. Ik doel dan op mensen die geklinkerd op straat rondlopend noodzakelijkerwijs op een andere wijze dan wij allemaal in het leven moeten zien te blijven.

Daarnaast is het zeer de vraag of een rechter, wanneer hij de op de hoogte zou zijn geweest van de gevolgen die in het kader van deze regeling nu aan de opgelegde gevangenisstraf zouden worden verbonden, wél tot een strafoplegging zou hebben besloten. Wij hebben hierbij grote twijfels. Wij vinden dan ook dat de grens van één maand te krap gekozen is. Wij pleiten voor het oprekken van de regels en voor het maken van een koppeling met de ongewenstverklaring bij een verblijf van minimaal zes jaar.

In onze schriftelijke inbreng hebben wij bezwaar geuit dat de opgelegde gevangenisstraffen niet onherroepelijk hoeven te zijn om als contra-indicatie te dienen. Ook hier laat de staatssecretaris de aansluiting met het beleid inzake ongewenstverklaring los. In dat beleid is immers nadrukkelijk sprake van onherroepelijk geworden rechtelijke vonnissen. Waarom laat de staatssecretaris de aansluiting die zij zegt te zoeken ook op dit onderdeel los? De staatssecretaris schrijft verder in haar reactie dat het feit dat een uitgesproken veroordeling niet onherroepelijk dient te zijn om als contra-indicatie te dienen, niet betekent dat de vreemdeling binnen het strafrecht de kans wordt ontnomen zijn onschuld te bewijzen. Wij zouden van de staatssecretaris wel willen horen hoe een vreemdeling die wordt uitgezet, zijn zaak in hoger beroep moet voeren. Wat zijn de gevolgen wanneer een vreemdeling die in eerste instantie is veroordeeld en inmiddels uitgezet, bijvoorbeeld bij verstek in hoger beroep wordt vrijgesproken? Mag deze vreemdeling wanneer die contra-indicatie van het criterium van de openbare orde is vervallen, dan naar Nederland terugkeren? Wij zijn erop tegen dat veroordelingen die niet onherroepelijk zijn geworden, meetellen bij de beoordeling van het openbare-ordecriterium. Ook voor vreemdelingen moet de normale rechtsgang worden gewaarborgd. Zij moeten in staat worden gesteld onder normale omstandigheden hun mogelijke onschuld te bewijzen.

Een ander probleem vormt de kwestie van de vreemdelingen die worden verdacht van oorlogsmisdaden, de zogeheten artikel 1F-mensen. De staatssecretaris wijst er in haar antwoord op dat voor dit onderdeel van de regeling aansluiting wordt gezocht bij het staand beleid bij artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Zij verwijst naar een brief van 28 november 1997 van de toenmalige staatssecretaris. Wij ontvangen berichten dat te snel tegenwerping van artikel 1F plaatsvindt. Inmiddels is door de minister van Justitie een notitie toegezegd naar aanleiding van het debat afgelopen dinsdag in de Kamer over dit onderwerp. Wij willen daarom met dit debat niet een discussie over de hele problematiek van de oorlogsmisdadigers, althans de verdenking van 1F.

Wel vinden wij het belangrijk te melden dat wij er grote zorgen over hebben dat, nadat aan personen artikel 1F is tegengeworpen, dit zelden tot daadwerkelijke vervolging leidt. De staatssecretaris schrijft in antwoord op de vraag naar het daadwerkelijke aantal vervolgingen dat zij dat aantal niet kent. Vreemdelingen aan wie artikel 1F is tegengeworpen blijven verdacht, zelfs nadat zij van het Openbaar Ministerie een verklaring hebben gekregen van niet-vervolging. Naar onze mening kan een strafrechtelijke verklaring van niet-vervolging bestuursrechtelijk niet zonder gevolgen blijven. Dat wil zeggen dat dit ook voor de asielprocedure consequenties dient te hebben. Deze verdenking van oorlogsmisdaden mag naar onze mening niet levenslang duren; een standpunt dat inmiddels ook door de Raad van State is ingenomen.

De heer Zijlstra (VVD):

Het is een bestuursrechtelijke situatie en de bewijslast ligt bij degene die 1F opgelegd heeft gekregen. Het Openbaar Ministerie kan wel zeggen dat die persoon in Nederland niet zal worden vervolgd, maar dat betekent nog niet dat er geen sprake is van mogelijke misdaden in het land van herkomst. Bent u niet met ons van mening dat het aan de personen die 1F opgelegd krijgen is om zichzelf vrij te pleiten? Als dat lukt, komen zij volgens mij in aanmerking voor de regeling. De staatssecretaris zal dat ongetwijfeld bevestigen.

De heer De Wit (SP):

Ik heb al gezegd dat wij op een ander moment uitgebreid moeten spreken over de kwestie van de verdenking van oorlogsmisdaden, ook naar aanleiding van de door de minister toegezegde notities. Van de Afghanen die in Nederland verblijven, heeft 99% een verklaring van het Afghaanse Openbaar Ministerie waarin staat dat zij in Afghanistan niet vervolgd worden. Er zijn ook mensen in Nederland die van het Nederlandse Openbaar Ministerie een verklaring hebben waarin uitdrukkelijk staat dat zij niet zullen worden vervolgd. Strafrechtelijk kunnen wij geen bewijs leveren dat er sprake is van overtreding van 1F, dus dat er sprake is van een terechte verdenking van oorlogsmisdaden. Desalniettemin blijft op dat dossier van die persoon het stempel "1F" staan. Wie moet nu bewijzen? Als in dit geval de IND vindt dat deze persoon in verband moet worden gebracht met oorlogsmisdaden, dan moeten deugdelijke bewijzen daarvoor worden aangedragen door de IND volgens het oude principe: wie beweert, bewijst. De betrokkene moet natuurlijk wel tegenbewijs kunnen leveren. Het probleem dat zich in heel veel dossiers voordoet is dat eenmaal dat stempel erop is gezet en dat er vervolgens niets meer gebeurt.

De heer Van de Camp (CDA):

U zegt dat een heel grote groep uit Afghanistan een verklaring heeft van het Openbaar Ministerie dat zij daar niet vervolgd zullen worden. Waarom gaan zij dan niet terug naar Afghanistan?

De heer De Wit (SP):

U vraagt mij naar individuele beslissingen waarom zij niet teruggaan. U kent de situatie in die landen ook. Veiligheid hoef je niet alleen af te meten aan de vraag of iemand zal worden vervolgd. Veiligheid heeft een ruimere betekenis dan alleen een mogelijke arrestatie op verdenking van oorlogsmisdaden. Ik zou de situatie in Afghanistan niet als veilig willen betitelen. Er spelen ook allerlei andere mogelijke argumenten, bijvoorbeeld dat een persoon in dat land door andere personen naar het leven wordt gestaan. Op zichzelf is dat een individuele afweging die moet worden gemaakt. Alleen het feit dat iemand nu niet vervolgd zal worden, is dus niet doorslaggevend.

De heer Van de Camp (CDA):

De situatie in Afghanistan is niet veilig. Dat ben ik met de heer De Wit eens. Daarnaast is het een illusie dat Nederland de problemen in Afghanistan kan oplossen, bijvoorbeeld door heel veel vluchtelingen uit dit land hiernaartoe te halen. Wat mij in zijn inbreng opvalt, is dat deze mensen een verklaring hebben van het Openbaar Ministerie in Afghanistan. Met alle respect voor de gebrekkige overheid in Afghanistan, dat vind ik nogal wat. Dan valt men niet meer onder het Vluchtelingenverdrag.

De heer De Wit (SP):

Nee, dan kun je alleen zeggen dat het ten onrechte de verdenking genoemd in artikel 1F betreft en dat er dus niet langer sprake van een verdenking van het plegen van oorlogsmisdaden is. Dat wil niet zeggen dat deze persoon, die naar Nederland is gekomen, dan veilig kan terugkeren. Dat is een vraag waarbij andere factoren een rol spelen.

Voorzitter. De Raad van State vindt ook dat dit label van artikel 1F aan een dossier niet ten eeuwigen dage mag duren. De raad heeft gezegd dat dit niet duurzaam kan zijn en dat daarvoor dus een oplossing moet worden gekozen. Laat er overigens geen misverstand over bestaan dat de SP-fractie van mening is, net als ieder ander in deze Kamer, dat oorlogsmisdadigers geen onderdak dienen te krijgen in Nederland. Wij dienen er dus op aan te dringen – dat is ook in het debat deze week gebeurd – dat deze kwestie wordt opgehelderd. Als mensen deze verdenking op zich hebben, dan moet daarover duidelijkheid komen. Het Openbaar Ministerie moet desnoods meer mankracht krijgen om deze zaken te onderzoeken, maar er moet duidelijkheid over komen. Die duidelijkheid moet ook consequenties hebben in de zaken op dit dossier van het generaal pardon.

Ik heb nog een ander punt over de problematiek van artikel 1F. Volgens de regeling worden de gezinsleden van verdachten van oorlogsmisdaden uitgesloten van het generaal pardon. Wij hebben daartegen bezwaar. Wij vinden het straffen van kinderen voor de mogelijke misdrijven van in de meeste gevallen de vader, geen passende oplossing. Naar onze mening komt deze kinderen een zelfstandig verblijfsrecht toe. Zij zijn in Nederland opgegroeid en in onze samenleving geworteld. Wij wijzen de staatssecretaris er voor de zoveelste keer op dat de Nederlandse overheid op grond van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind verplicht is, de belangen van kinderen te betrekken bij de beslissing die ten aanzien van een gezin wordt genomen, zeker wanneer het generaal pardon aan de orde is.

Wij wijzen de staatssecretaris ook graag op resolutie 1483 van de Raad van Europa, waarin wordt aangedrongen op toelating van kinderen die in de loop der jaren in de Nederlandse samenleving geworteld zijn geraakt.

De heer Zijlstra (VVD):

Een van de argumenten die de afgelopen jaren veel gebruikt is om een pardonregeling te treffen, is dat wij die gezinnen niet uit elkaar kunnen trekken omdat bijvoorbeeld één persoon uit een gezin wel mag blijven en de rest niet. De heer De Wit zegt dat hij oorlogsmisdadigers niet in Nederland wil hebben, maar hun kinderen wel. Dan heeft dit toch de consequentie dat je het gezin uit elkaar trekt als je alleen de gezinsleden van deze oorlogsmisdadiger toelaat? Dat is een vreemde redenatie gezien alle argumenten die hij de afgelopen jaren heeft gebruikt. Als het gezin dan in Nederland mag blijven, wordt deze persoon dan alsnog in het kader van gezinshereniging toegelaten? Hoe ziet de heer De Wit dit voor zich?

De heer De Wit (SP):

Zolang er sprake is van de verdenking van 1F, wordt er geen verblijfsvergunning verstrekt. Dan valt men niet onder het generaal pardon. Waar het hier om gaat, is dat wij de realiteit onder ogen moeten zien. Het merendeel van de mensen die het stempel van de verdenking van oorlogsmisdaden op hun dossier hebben, kan niet worden teruggestuurd op grond van artikel 3 van het Vluchtelingenverdrag (het verbod van refoulement). In de praktijk worden deze mensen ook niet teruggestuurd. De gezinsleden moet je niet bestraffen voor datgene wat de vader mogelijk heeft gedaan. Ten aanzien van de vader blijft een vacuüm bestaan. Hij krijgt geen verblijfsvergunning en kan niet worden uitgezet. Het is een situatie die in feite al jarenlang onoplosbaar is. Ik pleit er niet voor om gezinnen uit elkaar te halen. Op het moment dat de vader niet uitgezet kan worden vanwege het gevaar dat hij loopt als hij wél teruggestuurd wordt, moet je de kinderen en de partner apart behandelen en in aanmerking laten komen voor een verblijfsvergunning.

De heer Zijlstra (VVD):

Als de situatie in het land van herkomst dusdanig is dat zij niet kunnen terugkeren, dan vallen zij onder de criteria die wij voor vluchtelingen hebben vastgesteld. Stel dat een van de personen onder het 1F-criterium valt. Vindt de heer De Wit dan dat het gezin uit elkaar moet worden getrokken? Of is hij consequent en vindt hij dat ook in dit geval de eenheid van het gezin voorop moet staan?

De heer De Wit (SP):

Ik ben er niet voor dat gezinnen uit elkaar getrokken worden. Wij zullen de beslissing aan het gezin moeten laten. Zolang de verdenking met betrekking tot artikel 1F bestaat, zul je onderscheid moeten maken, zul je de verdachte los moeten maken van de rest van het gezin. Als het gezin een verblijfsvergunning krijgt en de vader nog steeds de verdenking op zich heeft, dan is de situatie niet op te lossen. Die zul je moeten gedogen.

De heer Zijlstra (VVD):

Met het woord "gedogen" geeft u aan dat u officieel vindt dat oorlogsmisdadigers niet mogen blijven, maar dat u gedoogt dat zij toch blijven. Dat is toch te gek voor woorden?

De heer De Wit (SP):

Op het moment dat u kunt aantonen dat iemand die verdacht wordt van oorlogsmisdaden veilig kan terugkeren naar het land van herkomst, zal ik de laatste zijn die dat zal verhinderen of zal vinden dat dit niet moet. Maar de realiteit is anders. Die is dat deze mensen niet kunnen worden teruggestuurd, juist vanwege het gevaar dat ze lopen in het land van herkomst. Ik vraag de staatssecretaris dan ook naar haar mening over de splitsing tussen de verdachte en de rest van het gezin, zoals door mij bepleit.

Vreemdelingen die in meerdere procedures verschillende identiteiten of nationaliteiten hebben opgegeven worden van de regeling uitgesloten. Hierbij wordt niet inhoudelijk gekeken naar de omstandigheden van het individuele geval. Wij vinden dit niet terecht en vragen ons af waarom voor deze aanpak in de regeling wordt gekozen. Nu de staatssecretaris bij zo veel onderdelen van de regeling aansluiting zoekt bij staand beleid, had zij op dit onderdeel kunnen kijken naar artikel 14, lid 1, van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Hierdoor zou er een afweging van feiten en omstandigheden kunnen plaatsvinden. Nu leidt iedere situatie waarbij er twee maal gelogen is of meer, tot uitsluiting van deze regeling. Waarom wordt er geen rekening gehouden met de feiten en omstandigheden van het afzonderlijke geval? Iemand kan zeer plausibele redenen hebben om te liegen over identiteit of nationaliteit. Wat als iemand heeft gelogen om familieleden in het land van herkomst te beschermen tegen represailles? In het schriftelijk overleg is door de SP-fractie de door de staatssecretaris gekozen aanpak betiteld als de bottebijlmethode. Deze benaming hebben wij ontleend aan professor De Groot die in zijn rapport voor de minister van Justitie over identiteitsfraude deze term hanteert voor het automatisch verlies van de nationaliteit bij een leugen over de identiteit. Hij pleit voor maatwerk waarbij alle omstandigheden van het geval worden meegewogen. Nu praten wij vandaag niet over de Rijkswet op het Nederlanderschap, maar wij kunnen ons voorstellen dat de staatssecretaris naar analogie ervan dezelfde methodiek toepast ten aanzien van de mensen die hierbij aan de orde zijn. Het betreft hier namelijk vreemdelingen die op weg zijn naar een mogelijk Nederlanderschap.

De staatssecretaris heeft een tijdspad aangegeven waarbinnen zij denkt de regeling te kunnen uitvoeren. Met name voor de eerste maanden waarin de IND de bij hem bekende gevallen wil afhandelen, voorzien wij problemen.

De heer Fritsma (PVV):

Mensen kunnen ook heel plausibele redenen hebben om de belasting te ontduiken met gesjoemel, list en bedrog. Vindt de SP dat ook goed?

De heer De Wit (SP):

Wij zijn er voorstander om mensen die fraude plegen aan te pakken. Daarover geen misverstand. Wat hier echter aan de orde is, is dat mensen redenen kunnen hebben om niet de juiste naam en/of nationaliteit op te geven. Dat is iets geheel anders dan wanneer je de belasting tilt. Ik heb het nu over mensen die uit vrees voor vervolging van familie of bekenden een andere nationaliteit of naam opgeven. In het kader van de gehele discussie over het Nederlanderschap waarvan ook fraude rond identiteit en nationaliteit onderdeel uitmaakt, is ook door de Hoge Raad aangegeven dat er gekeken moet worden naar de bijzondere omstandigheden. Dat is het gehele debat rond Ayaan Hirsi Ali dat hier in deze Kamer gevoerd is. Het gaat dus om de systematiek dat je kijkt of er bijzondere omstandigheden zijn en welke dat zijn, teneinde na te gaan of een afwijking mogelijk is van het principe "fraude, wegwezen".

De heer Fritsma (PVV):

Wat ook moet gebeuren, is kijken naar de realiteit. De realiteit is dat er heel veel asielzoekers naar Nederland komen op valse gronden, die bijvoorbeeld uit Nigeria komen en zeggen dat ze uit Liberia komen zodat ze meer kans hebben om een status te krijgen, of die bijvoorbeeld uit Egypte komen maar zeggen uit Irak te komen. Er is altijd wel een reden om te liegen, maar liegen is liegen. De boodschap moet zijn dat list en bedrog niet geaccepteerd worden. Het valt mij tegen dat de SP niet zo logisch kan denken.

De heer De Wit (SP):

Ik zeg juist dat liegen niet liegen is, ook al klinkt dat misschien vreemd voor de heer Fritsma. De IND onderzoekt het vluchtverhaal en gaat na waar de mensen vandaan komen. Bij het beantwoorden van de vraag of liegen liegen is, moet je zoeken naar de achtergronden: waarom is een verkeerde nationaliteit of een valse naam gebruikt? Daar pleit ik voor en dat zit niet in de regeling. Twee keer of meer gelogen over de nationaliteit betekent dat men niet voor het pardon in aanmerking komt. Dat vind ik te grof. Dat moet anders.

Ik was bij de vraag hoe het in de praktijk moet. De IND heeft tijd nodig om een beslissing te nemen. De beslissingen worden verwacht in – laten wij het maar zo noemen – de vakantieperiode. De IND heeft daar waarschijnlijk last van, maar ik heb gehoord dat ook de gemeenten, die de bevolkingsadministratie in orde moeten maken, en de Belastingdienst, die te maken krijgt met het sofinummer, te maken krijgen met de vakantieperiode. Ik voorzie dus dat tussen het moment van publicatie van het generaal pardon en het moment waarop de mensen uiteindelijk aan de slag kunnen, ingeschreven kunnen worden in de gemeentelijke administratie en een sofinummer krijgen, een hele tijd zal verstrijken en zij dus heel lang zullen moeten wachten. Daar krijg ik vanuit de samenleving ook al berichten over. Iemand bij de Belastingdienst deed mij de volgende suggestie, die ik graag aan de staatssecretaris voorleg. Voor de afgifte van een sofinummer is een verblijfscode in de gemeentelijke administratie noodzakelijk. Dat leidt in het algemeen tot grote vertraging. De suggestie die gedaan wordt, is of het mogelijk is dat de IND bij de beschikking waarin de verblijfsvergunning wordt afgegeven, meteen de verblijfscode vermeldt en aangeeft dat op basis van de brief door de Belastingdienst meteen een sofinummer kan worden afgegeven. Dan hoeven de betrokkenen niet langs alle loketten, met al die wachttijden. Graag hoor ik het oordeel van de staatssecretaris daarover.

Mijn fractie is verheugd over dit generaal pardon. Wij hebben daar altijd voor gepleit, zoals ik aan het begin van mijn bijdrage al heb gezegd. Ik hoop dat wij in staat zullen zijn om samen met de staatssecretaris tot een pardonregeling te komen die alle problemen oplost die nu rond de regeling gerezen zijn en die ik door middel van een aantal vragen aan haar heb voorgelegd.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Het had eerder moeten gebeuren; dat had veel menselijk leed bespaard. Dat stelde burgemeester Deetman bij de ondertekening van het akkoord. Ik ben dat hartgrondig met hem eens. Dit had jaren geleden moeten gebeuren. Al in 1999 en de jaren daarna pleitte GroenLinks voor dit pardon. Toch is dit een mooie dag, wat GroenLinks betreft een grandioze dag. Dit is een Nederland waar ik trots op ben, een Nederland dat eindelijk recht doet aan de jaren van onzekerheid waarin tienduizenden asielzoekers hebben geleefd, een Nederland waarin duizenden vrijwilligers en actievoerders op hartverwarmende wijze streden voor een beter lot van deze asielzoekers, een Nederland waarin vele burgers en organisaties, zoals "Een royaal gebaar", "Ons pardon", vele burgers die op individuele basis mensen opvingen, kerken, gemeentebesturen en politieke partijen, lang moesten vechten om dit voor elkaar te krijgen. Dit is ook een dag waarop de staatssecretaris, haar ambtenaren op het ministerie en de ministers van de regerende partijen ervoor hebben gekozen om schoon schip te maken. Dit is een goede dag, een dag waarop de veilige toekomst van deze asielzoekers pas echt begint, niet alleen als een administratieve afhandeling, maar vooral ook als het rechtzetten van de fouten van een falende overheid. Dus onze dank voor alle mensen die zich daarvoor hebben ingezet en voor al die organisaties die zich daarvoor hard hebben gemaakt.

Ook een generaal pardon dat door GroenLinks zou zijn ingevuld, had grenzen gekend en dus ook grensgevallen. Zo simpel is het! Essentieel is echter dat de uitsluiting van het generaal pardon op goede gronden gebeurt en proportioneel is. Daarom heb ik nog wel een aantal vragen.

Ik ben blij met deze ruimhartige regeling. Gezinsleden vallen er grotendeels onder, burgemeesters spelen een centrale rol in samenwerking met hun lokale partners. Een zorgvuldige beoordeling van bewijzen en achtergronden zal hierbij van groot belang zijn. Voor gemeenten is dat natuurlijk ook belangrijk omdat ook zij graag schoon schip willen maken. Uit de regeling en het akkoord komt naar voren dat in principe iedereen die voldoet aan de criteria onder het pardon valt. Probleem is wel dat mensen die niet in aantoonbare noodopvang hebben gewoond en in Nederland soms dakloos rondzworven, moeilijker kunnen aantonen dat zij in 2006 in Nederland hebben gewoond. Het zou zuur zijn als juist die groep van vaak jonge mensen die zichzelf hebben weten te redden niet of veel moeilijker boven komt drijven. GroenLinks en haar afdelingen zullen dan ook zeker een oogje in het zeil houden en bezien of er geen al te grote verschillen zijn in de wijze waarop gemeentebestuurders met deze grote verantwoordelijkheid omgaan. Vluchtelingen- en kerkelijke organisaties spelen daar een grote rol bij, maar ik zou ook graag van deze staatssecretaris willen weten hoe asielzoekers die voldoen aan de criteria van onafgebroken verblijf maar toch nul op het rekest krijgen bij een wellicht onwillige of onredelijke burgemeester, op andere manieren toch hun recht kunnen halen. Graag een reactie hierop.

Een ander aspect zijn de Dublinclaimanten. Om echt schoon schip te maken moeten deze mensen mee. Stel dat je na jarenlang verblijf in Nederland na afloop van je asielprocedure het bevel krijgt om Nederland te verlaten. Je doet dat, vaak zonder reispapieren, en komt bijvoorbeeld in België terecht, wordt daar opgepakt en opgesloten. België legt terecht een claim op Nederland op grond van het Schengenakkoord. Nederland accepteert de claim en je wordt vervolgens terug naar Nederland gebracht. Dan mogen wij de ogen toch niet dicht doen!

De heer Zijlstra (VVD):

Even terug naar de burgemeestersverklaring. U zei dat er een onwillige burgemeester kan zijn die geen verklaring afgeeft, maar het omgekeerde kan ook gebeuren. Een burgemeester kan ook geen problemen met zijn raad willen en zou daarom wat ruimhartiger kunnen zijn dan de regeling aangeeft. Deelt u niet onze mening dat het gebruiken van een burgemeestersverklaring totale rechtsongelijkheid met zich kan brengen en geen goed criterium is om te bepalen of men wel of niet binnen een pardonregeling moet vallen?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Neen, mijnheer Zijlstra, die deel ik niet. Ik weet dat u dit vanmorgen in een landelijk dagblad nog naar voren hebt gebracht, maar u vergeet dan wel dat de burgemeesters enkele heel duidelijke criteria hebben waaraan de asielzoeker in kwestie moet voldoen, dat er bewijzen moeten worden overlegd en dat die ook moeten worden gewogen. Je kunt als burgemeester echt niet zo maar zeggen dat die of die persoon gewoon niet voldoet. Er zijn mensen, met name jonge, die van stad naar stad hebben gezworven, die vaak geen bekende noodopvang hebben gezeten. Die mensen moeten zichtbaar worden gemaakt. Ik vraag de staatssecretaris of zij daar problemen mee verwacht en of zij daar dan ook een oplossing voor ziet.

De heer Zijlstra (VVD):

U spreekt zelf over een onwillige burgemeester en daarmee geeft u toch zelf al aan dat het aan het subjectieve oordeel van een burgemeester kan liggen of iemand wel of niet een verklaring krijgt? Dat betekent dat de burgemeester dan ook een heel vage invloed heeft op het wel of niet toekennen. U bent het dus met ons eens!

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Neen, u moet mij geen woorden in de mond leggen. Op zich hebt u dat recht natuurlijk wel, maar ik spuug ze dan bij wijze van spreken direct weer uit. De burgemeester heeft een grote verantwoordelijkheid. Ik ga ervan uit dat de meeste gemeenten en de meeste gemeentebestuurders dit probleem dat ook uw partij jarenlang heeft laten voortduren – mensen die op straat leefden, kinderen die hier in Nederland opgroeiden – echt graag zullen willen oplossen. Dat betekent dat zij daarom goed zullen kijken naar de bewijzen. Ik heb alleen maar willen zeggen dat duidelijk moet zijn dat de richtlijnen worden gevolgd, dat mensen van gemeente naar gemeente zijn getrokken en daarom misschien moeilijker kunnen aantonen dat zij heel het jaar 2006 in Nederland hebben verbleven en ik heb de staatssecretaris gevraagd hoe zij daarmee denkt om te gaan en welke bewijzen daarbij van toepassing zijn. Het zijn vaak jonge mensen, zonder gezin, zonder kinderen die anders misschien regelmatig bij het consultatiebureau, bij een huisarts of op school zijn gekomen. Dat zijn de problemen waarop ik doelde. Het zijn geen onzichtbare problemen en ik ga dan ook zeker niet mee met uw suggestie om de burgemeestersverklaring maar overboord te gooien. Ik ben juist heel blij dat die rol bij de burgemeester is gelegd en niet alleen bij de IND.

Als Nederland de claim accepteert en betrokkene wordt teruggebracht naar Nederland, kunnen wij niet opnieuw onze oogkleppen opdoen. Dan past de principiëlere lijn dat hij in aanmerking moet komen voor de status als hij voor 1 april 2001 asiel heeft aangevraagd, geen contra-indicaties heeft en voor 13 december 2006 een claim heeft opgelegd gekregen door Nederland.

Ik ben blij dat de fractie van Partij van de Arbeid hierover een motie wil indienen. Wij zullen die zeker steunen. Kan de staatssecretaris zeggen hoeveel mensen tot die categorie van al overgedragen dubbele clai­manten behoren en hoeveel mensen in een ander "Dublinland" vastzitten maar wel voor 13 december jongstleden een claim door Nederland opgelegd hebben gekregen? Ik heb begrepen dat dit ongeveer 300 à 400 mensen zijn. Ik vind dit een relatief klein aantal en wij moeten nu niet net doen alsof de Rode Zee alsnog wordt openspleten.

In de kranten zijn veel berichten verschenen over identiteit. Een paar weken geleden spraken grote krantenkoppen dat leugenaars en bedriegers zouden mogen blijven. Ik heb zelden zo veel boter op het hoofd van bepaalde politici gezien en dan denk ik eerlijk gezegd met name aan leden van de VVD. Nog geen jaar geleden stonden onder andere de liberalen pal achter Ayaan Hirsi Ali die een onjuiste naam opgaf toen zij asiel in Nederland aanvroeg. Het verhaal van mevrouw Hirsi Ali toont aan dat het opgeven van een onjuiste naam vaak meerdere redenen heeft. Of betrokkenen krijgen te horen dat het beter is dat zij hier hun naam niet noemen of zij zijn bang dat achtergebleven familieleden in moeilijkheden komen. Ik vraag me af of er echt iemand is die denkt dat je het regime van Saddam Hussein kunt ontvluchten door een paspoort en een visum aan te vragen. Dat is toch ridicuul! Het is een ander verhaal als een Nigeriaan zich voordoet voor een Liberiaan. Dat is bedrog en moet zeker tegengeworpen worden. Het is van groot belang dat de afweging die wordt gemaakt, ook uitgaat van de achtergronden van betrokkene. Daarom vraag ik aan de staatssecretaris of zij duidelijker kan aangeven waar de grens ligt en of de IND een belangenafweging maakt.

De heer Zijlstra (VVD):

Het debat over Ayaan Hirsi Ali ging over het feit dat haar de nationaliteit zou worden ontnomen die zij eerder verkregen had. Ik citeer uit de Handelingen wat de fractievoorzitter van de VVD toen heeft gezegd: "De VVD-fractie vraagt geen uitzondering voor Ayaan. De wet is de wet en die dient in gelijke omstandigheden gelijk te worden toegepast." Waar ziet mevrouw Azough hier dan licht tussen schijnen? De VVD was, is en blijft duidelijk.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Er schijnt wel degelijk licht tussen, want onder de mensen waar wij vandaag over spreken, zijn onder anderen andere Somaliërs die eveneens op basis van het familierecht in Somalië een andere naam hebben opgegeven. Ik heb eraan herinnerd dat mevrouw Hirsi Ali destijds een andere naam opgaf en daar een bepaalde reden voor had. Dat kan de heer Zijlstra toch niet ontkennen? Dat kon de VVD toen niet ontkennen en zij zou dit nu ook niet moeten doen.

Het is voor de fractie van GroenLinks duidelijk: voor echte criminelen is in Nederland geen plek. Dit is ook de strekking van de motie-Bos c.s. die vorig jaar november is ingediend en die heeft geleid tot de regeling die vandaag voorligt. In die motie staat immers dat ernstige delicten een uitzonderingsgrond vormen. Ik moet zeggen dat ik het criterium dat in de regeling is opgenomen, wel erg krap vind. Een langdurig verblijf in een asielzoekerscentrum veroorzaakt veel spanningen. Mensen mogen niet werken, leven jaren zonder privacy en leefden, zeker buiten het AZC, vaak onder het bestaansminimum. Om dan mensen en hun gezinsleden van een pardon uit te sluiten nadat zij misschien twee keer voor twee weken straf zijn veroordeeld en deze straf hebben uitgezeten, is in onze ogen onevenredig zwaar. Het klemt dat het meermaals stelen van bijvoorbeeld voedsel kan leiden tot afwijzing. Soms is het kind over de schreef gegaan en terecht gestraft, maar is het dan echt de bedoeling dat het hele gezin een vergunning krijgt en het kind wordt uitgezet? Ik mis hier de nuancering. Ik vind dat een aantal factoren moet worden gewogen. Het feit dat er vaak geen sprake is van een vast adres of dat er sprake is van verstek laten gaan, leidt bij rechters tot een andere strafmaat.

Bovendien staat er iets raars in de regeling: buitenlandse veroordelingen kunnen meetellen. Waar doelt de staatssecretaris op? In Iran kun je voor een politiek pamflet opgepakt worden, maar de cel ingaan op andere gronden en dit kunnen gronden zijn die ook naar het Nederlandse recht misdrijven vormen. Gaan wij dergelijke strafrechtelijke veroordelingen nu tegenwerpen? Het zal wel niet en dit is waarschijnlijk klinkklare onzin, maar ik krijg hier graag een reactie van de minister op.

Voor mijn fractie staat op het punt van de contra-indicatie voorop dat het optellen van straffen tot een maand onevenredig zwaar is. Dit is te rigide en moet geschrapt worden. Ik vraag dat met des te meer klem, omdat vandaag om één minuut voor half elf bekend is geworden dat het Europees Hof van Justitie Nederland heeft veroordeeld voor dit onderdeel van de vreemdelingenwetgeving. Dat onderdeel blijkt niet in overeenstemming te zijn met de eisen van het Europees recht. De rechters hebben bepaald dat EU-burgers, of ze nu legaal of illegaal in Nederland verblijven, alleen uitgezet mogen worden als ze een reële en voldoende ernstige bedreiging vormen en een fundamenteel belang van de samenleving aantasten. Een strafrechtelijke veroordeling volstaat daarvoor volgens het Europees Hof van Justitie niet.

De GroenLinks-fractie vindt dat oorlogsmisdadigers uitgezet of vervolgd moeten worden. Ons asielrecht is geen vrijhaven voor dit soort lieden. Maar de situatie rond artikel 1F is niet helder. Er worden ongeveer duizend mensen verdacht van oorlogsmisdaden, en dus niet veroordeeld, maar er wordt slechts in 0,5 tot 1% van de gevallen overgegaan tot vervolging. Zo'n 60 tot 80% van deze mensen zou niet eens uitgezet mogen worden, omdat ze het gevaar lopen vervolgd en gemarteld worden.

Een en ander betekent dat er op dit moment sprake is van een juridisch limbo, aangezien deze mensen niet mogen blijven, maar ze ook niet uitgezet mogen worden. In het bestuursrecht hebben ze bovendien beperkte mogelijkheden tot verweer. Hiervoor moet een oplossing worden gevonden, zeker ook omdat de onschuldige kinderen en partners ook uitgezet worden. De staatssecretaris stelt in de schriftelijke antwoorden dat zij uitgezet moeten worden, vanwege de openbare orde. Nu vraag ik u! Hoe kunnen onschuldige minderjarige kinderen een gevaar voor de openbare orde vormen?

Wij pleiten ervoor dat de discussie over artikel 1F wordt geparkeerd en dat wij de notitie van minister Hirsch Ballin en staatssecretaris Albayrak afwachten. Zij moeten deze notitie voor de behandeling van de justitiebegroting naar de Kamer sturen. Het is namelijk van groot belang dat deze problematiek op een goede, redelijke en vooral zorgvuldige manier wordt opgelost. Het is nu wel de vraag wat er met mensen gebeurt die in de komende maanden alsnog vrijgesproken worden van 1F-tegenwerping of strafbare feiten. Het zou toch zeker vreemd zijn dat deze mensen, die langer dan zes jaar in Nederland hebben verbleven en volledig voldoen aan de criteria van het generaal pardon, het pardon mislopen? Is het mogelijk om het pardon met terugwerkende kracht op deze groep mensen toe te passen?

Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer De Wit over mensen die ongehuwd zijn, maar wel een duurzame relatie hebben. Het is essentieel dat de controle goed is en dat deze mensen bewijzen overleggen, maar dat neemt niet weg dat een aanzienlijke groep mensen niet kon trouwen. Verder zijn er mannen die hun kinderen niet konden erkennen, omdat ze niet beschikten over een paspoort of andere bewijzen. De staatssecretaris behoort nog steeds tot een progressieve partij en ik ben dan ook nieuwsgierig naar haar oordeel over deze vreemde situatie.

In de beantwoording stelt de staatssecretaris dat mensen die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning, daarvan geen bericht krijgen. Zij gaat er blijkbaar van uit dat ambtshalve genomen beslissingen niet appellabel zijn. Dat dacht haar ambtsvoorganger, minister Verdonk, ook over haar beslissing op schrijnende gevallen, de 14-1-brieven. De minister is daarop destijds terecht teruggefloten. Het is immers een belangrijk beginsel dat betrokkenen uiteindelijk een beroep moeten kunnen doen als ze er met het openbaar bestuur niet uitkomen. Wij moeten lessen trekken uit het verleden. Dat bespaart ons een hoop gedoe. Dat bespaart ons een hoop juridische procedures, die er anders toch wel komen. Oogkleppen zijn ook hier geen oplossing. Welke oplossing gaat de staatssecretaris ons alsnog voorstellen? In de regeling wordt hieraan volledig voorbijgegaan en dat is gewoon een beetje dom.

Mijn fractie vindt dat mensen die onder het pardon vallen, zo snel mogelijk hun nieuwe leven moeten kunnen beginnen: studie, werk, inburgering, alles wat hoort bij een normaal leven. Dat nieuwe leven begint op het moment dat de regeling van kracht wordt. Doe je dat niet, dan dupeer je mensen die nu 29 zijn en voor hun 30ste studiefinanciering moeten aanvragen, omdat ze anders te laat zijn. Is het mogelijk om een overbruggingsregeling te treffen voor mensen die met zo'n deadline worden geconfronteerd? Zij hebben daarop recht, omdat de vergunning formeel terugwerkende kracht heeft.

Het is van groot belang dat de komende maanden alles op alles wordt gezet om de dossiers zo snel mogelijk af te handelen. Maar de vakanties komen er aan! Nederland ligt dan over het algemeen iets platter dan normaal en Den Haag al helemaal!

Daarom is mijn voorstel om in de komende drie tot vier maanden op tijdelijke basis extra mankracht in te zetten van de gereserveerde 160 fte voor de komende twee jaar, om de bulk aan dossiers die de komende maanden moet worden behandeld zo snel mogelijk te kunnen afhandelen. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris daarmee al voldoende rekening heeft gehouden in de cumulatie van de dossiers die moet worden behandeld. Als dat niet het geval is, overweeg ik hierover een motie in te dienen. Mensen moeten aan de slag kunnen, gaan studeren en inburgeren, in plaats van nog eens maandenlang te moeten wachten.

De mensen om wie het gaat, zijn verzekeringsplichtig en premieplichtig vanaf de beschikkingsdatum, zo is geantwoord op eerdere vragen van de heer De Wit, maar zij hebben nog geen inkomen. Zij komen dus in financiële problemen. Straks krijgen duizenden mensen tegelijk de formele beschikking en zijn zij verzekeringsplichtig en premieplichtig zonder dat zij een inkomen hebben. Dat probleem moet worden opgelost. Ik zie hiervoor verschillende oplossingen, maar ik laat het aan de staatssecretaris en vooral aan het ministerie van Sociale Zaken over om hiervoor een oplossing te vinden.

Uit de asieladvocatuur krijgen wij het signaal dat men voor de cliënten de procedures graag wil intrekken als dat ook goed is voor hen, maar dat dat tot grote financiële problemen kan leiden bij de advocatenkantoren, die bij het niet tot en met de zitting voltooien van een zaak maar de helft van de vergoeding krijgen. Hierop krijg ik graag een toelichting. Dit kan leiden tot allerlei problemen.

Voor de toekomst zijn twee zaken van groot belang. Het is essentieel dat er zeer zorgvuldig en zeer alert toezicht wordt gehouden, zodat wij weten hoe veel mensen wel en niet onder het pardon vallen, wat de afwijzingsgronden zijn geweest per categorie en vooral hoe veel mensen daadwerkelijk zijn teruggekeerd en hoe veel wellicht met onbekende bestemming zijn vertrokken. Wat gebeurt er vervolgens met de mensen die met onbekende bestemming zijn vertrokken? Dat is een probleem dat al jaren speelt en dat ook het vorige kabinet niet heeft weten op te lossen, ondanks vaak stoere spierballentaal. Zeker omdat dit generaal pardon sterk wordt gekoppeld aan het sluiten van de noodopvang moet er een sluitende aanpak komen. Dat betekent dus ook dat er verbeteringen moeten komen in het terugkeerbeleid en dat niet nu al kan worden gezegd dat de sluitende aanpak er komt en dat de noodopvang moet sluiten. Daarvoor dienen nog nadere maatregelen te worden genomen. Asielzoekers die wel terug kunnen, moeten op een waardige manier terug, maar asielzoekers die niet terug kunnen en die door falend overheidsbeleid op straat belanden, kunnen niet op straat blijven maar moeten ergens terecht kunnen. Geen enkele zichzelf respecterende gemeentebestuurder wil dat gezinnen met kinderen in zijn of haar straten zwerven. Zoals burgemeester Deetman al zei: als er een asielzoeker met zijn gezin op je stoep ligt, vraag je niet naar zijn status maar help je hem.

De heer Zijlstra (VVD):

Met die sluitende aanpak rond het vertrek kan de VVD het eens zijn. Natuurlijk moet je de mensen die uitgeprocedeerd zijn, uitzetten. Nu is de praktijk dat mensen die een negatieve beslissing zien aankomen de deur uit wandelen met onbekende bestemming. Dat kunnen wij maar op één manier voorkomen, namelijk door geen noodopvang te verlenen, waardoor mensen die de deur uit wandelen niet door de gemeente worden opgevangen en dus wel het land wel uit moeten bij gebrek aan voorzieningen. U zegt dat u dat niet wilt. Dan is er nog een andere oplossing, namelijk het voor deze mensen onmogelijk maken om een asielzoekerscentrum uit te lopen. Dat lijkt mij een nogal rigide oplossing. Wij vinden de noodopvangoplossing veel beter, maar ik hoor graag welke keuze u maakt. Als u de noodopvang wilt behouden, trekt u dan ook de consequentie dat er prikkeldraad om de asielzoekerscentra heen komt?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik ben verbaasd om te horen dat de VVD voor noodopvang is. Dat is nieuws, want dat is de afgelopen jaren niet naar voren gekomen. Wat mij betreft, moet er een beter terugkeerbeleid komen. De afgelopen jaren hebben wij gezien dat men wel zei dat mensen vertrokken, terwijl dat onzin was. Hun dossier verdween gewoonweg in de kast en dat was het vertrek. Mensen waren en bleven in Nederland en kwamen op straat terecht met hun gezinnen. Bij de problemen die spelen gaat het vaak niet zozeer om onwilligheid als wel om het feit dat mensen niet terug kunnen. Dat weet u ook. Mensen kunnen bijvoorbeeld niet terug naar China, dat haar onderdanen niet terugneemt. GroenLinks sluit daar de ogen niet voor. Wij pleiten voor een duidelijker, effectiever en pragmatischer terugkeerbeleid, waarin rekening wordt gehouden met dit soort situaties en waarin het buitenschuldcriterium ook vaker wordt toegepast. Noodopvang is niet voor niets noodopvang. Ik pleit ervoor mensen die rechtmatig in Nederland verblijven recht te geven op voorzieningen en dat recht te laten houden.

De heer Zijlstra (VVD):

Het is van tweeën een. Of je stopt met de noodopvang, maar als je daar niet toe bereid bent – dat geldt voor GroenLinks – moet je ervoor zorgen dat mensen asielzoekerscentra niet meer uit kunnen. Kiest mevrouw Azough daar ook voor?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik pleit voor een sluitende aanpak en voor een terugkeerbeleid dat echte terugkeer betekent. Als mensen hier blijven, moeten ze worden opgevangen.

Het is van wezenlijk belang dat het asielbeleid een grondige herijking krijgt, waardoor procedures sneller en zorgvuldiger verlopen. De rechterlijke toetsing mag niet langer marginaal zijn. Het begrip "eigen verantwoordelijkheid" mag voor mensen niet leiden tot kafkaëske toestanden.

Voorzitter: Van Gent

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Ik krijg zo langzamerhand de indruk dat dit een wedstrijd "hoe krijgen wij zoveel mogelijk mensen onder deze regeling?" wordt. Volgens mij is het asielzoekersrecht echter vooral bedoeld om echte politieke vluchtelingen te identificeren.

Voordat ik Kamerlid werd, heb ik veel over de wereld gereisd en toen heb ik ook veel ellende gezien. Ik kan mij dus goed voorstellen dat mensen proberen naar Nederland te komen. Laten wij eerlijk zijn: Nederland wordt door heel veel landen gezien als een soort Walhalla. Je krijgt een gegarandeerd inkomen, er is goed onderwijs en er is een goede gezondheidszorg. Ik kan mij dus goed voorstellen dat mensen proberen hier een vluchtelingenstatus te krijgen. Dat zal iedereen zich kunnen voorstellen, maar dat maakt het ook ontzettend belangrijk dat wij heel heldere regels hebben voor wanneer iemand een echte politieke vluchteling is en wanneer niet. Het gaat om de laatste categorie. Iedereen in dit huis is het erover eens dat een echte politieke vluchteling toegang moet krijgen tot Nederland. Mensen die hier om economische redenen komen, hoe begrijpelijk dat ook is, komen daar echter niet voor in aanmerking.

Nederland is een fantastisch land. Ik wens het iedereen toe hier te kunnen wonen, maar dat kan niet, want Nederland heeft een beperkt opnamevermogen. Dat is gewoon een feit. Daarom zijn er duidelijke regels afgesproken. Daarom moeten wij oppassen dat wij de problemen die Nederland de laatste jaren op dit gebied heeft niet nog groter maken door in een keer een heel grote groep kansarme migranten toe te laten. Daarom vindt de VVD de voorliggende generaalpardonregeling zo slecht. Het is een aanslag op de kwaliteit van de Nederlandse samenleving. Mensen die volgens onze eigen regels duidelijk geen politieke vluchteling zijn, mogen nu dus toch blijven. Dat is schadelijk voor de Nederlandse samenleving en in strijd met de principes van onze rechtsstaat. Wij vinden dat iedereen die een asielaanvraag indient dezelfde individuele en zorgvuldige behandeling dient te krijgen. Alleen op die wijze is een gelijk, eerlijk en rechtvaardig rechtsproces te waarborgen. Alleen op de wijze wordt recht gedaan aan iedere specifieke asielaanvraag en wordt de samenleving tegen misbruik beschermd. Alleen op die wijze beschermen wij de echte politieke vluchtelingen en weren wij de gelukszoekers.

Bij recht doen hoort echter ook de uitvoering van een vonnis. Er moet dus worden uitgezet als de rechter heeft bepaald dat iemand geen politieke vluchteling is. Bij recht doen, hoort ook dat wij gelijke gevallen gelijk behandelen. Daarom is het zo belangrijk dat mensen die volgens de afgesproken regels niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning niet alsnog een vergunning krijgen door middel van dit pardon. Het alsnog verstrekken van een vergunning aan mensen die bewust hebben geweigerd om terug te keren naar het land van herkomst, is het belonen van slecht gedrag. Mensen die drie, vier, soms acht keer te horen hebben gekregen dat zij niet in aanmerking komen voor een vergunning krijgen, omdat de overheid zwakke knieën heeft, krijgen nu toch een verblijfsvergunning.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. De heer Zijlstra slaat de spijker op zijn kop. Het is een enorm probleem dat vreemdelingen procedure op procedure stapelen, inderdaad soms wel vijf, zes, zeven, acht, negen, tien keer. De VVD heeft de motie die ik heb ingediend om dat tegen te gaan, echter niet gesteund. Als de heer Zijlstra dit een groot probleem vindt, waarom heeft zijn fractie mijn motie dan niet gesteund?

De heer Zijlstra (VVD):

Op welke motie doelt de heer Fritsma?

De heer Fritsma (PVV):

Een motie die ik heb ingediend om tegen te gaan dat vreemdelingen eindeloos reguliere procedures kunnen aangaan. Ik heb voorgesteld om dat één keer mogelijk te maken. Het vorig jaar heeft de fractie van de VVD de motie ondersteund. De motie is niet uitgevoerd door de minister. Zij is toen nog een keer ingediend, om haar kracht bij te zetten. De VVD heeft de motie toen niet ondersteund. Ik vind dat inconsequent.

De heer Zijlstra (VVD):

De heer Fritsma heeft de motie ongetwijfeld op een PVV-manier opgesteld. De VVD is in dezen altijd heel consequent geweest. De heer Kamp heeft eind jaren negentig al geroepen dat de VVD voor één procedure is. Wij willen een procedure die het mogelijk maakt een keer tegen de uitspraak van de IND in beroep te gaan. Wordt men dan afgewezen: weg! Ik heb de tekst niet voor mij. Ik kan mij voorstellen dat de heer Fritsma de motie zodanig heeft opgesteld, dat ieder weldenkend mens denkt: laat maar.

De heer Fritsma (PVV):

Maximaal één reguliere verblijfsaanvraag; dat is precies wat in de motie stond. De VVD heeft de motie de eerste keer ondersteund en de tweede keer niet. Ik snap helemaal niets meer van de lijn binnen de VVD. Komt het misschien doordat Rutte de ene keer de partijlijn uitzet en Verdonk de andere keer? Leg het mij eens uit!

De heer Zijlstra (VVD):

Als er nu één punt is waarover de VVD altijd duidelijk is geweest, is het hierover. De heer Kamp heeft eind jaren negentig altijd al geroepen: een procedure. De VVD heeft dat consequent geroepen. Wij hebben een eerdere motie daarover gesteund. Ik heb de tekst van de motie waarop de heer Fritsma doelt niet voor mij liggen, maar zoals altijd zal hij wel heel hard hebben geroepen, maar dan zodanig dat hij weet dat het doel dat hij zegt te willen bereiken niet bereikt wordt. Dat is het probleem met de PVV.

De heer Fritsma (PVV):

Dit is echt bijzonder flauw. De motie had een duidelijke inhoud. Het gaat om de inhoud. Het is onzin om dat af te doen met de opmerking dat wij hard roepen. De tekst was duidelijk. Het probleem werd ermee opgelost. De heer Zijlstra is kennelijk niet bereid, ten eerste om het probleem te onderkennen en ten tweede om het op te lossen. Dat is slecht.

De heer Zijlstra (VVD):

De VVD is altijd helder geweest. Wij zijn voor één procedure. Wij hebben geen moties nodig om dat verder duidelijk te maken.

De heer De Wit (SP):

De heer Zijlstra spreekt over het stapelen van procedures. Kent hij de uitspraak van het Europese Hof van twee weken geleden, in het geval van een Somaliër? Nederland is veroordeeld wegens schending van de mensenrechten. Na vijf jaar en na ettelijke procedures is vastgesteld dat deze persoon niet had mogen worden uitgezet. Hoe kan de heer Zijlstra nu zeggen dat het stapelen van procedures moet worden verboden, terwijl internationaal wordt uitgemaakt dat dit wel is toegestaan? Je mag zelfs niet op voorhand aannemen dat mensen door tot het uiterste te gaan ongelijk hebben.

De heer Zijlstra (VVD):

Wij hebben het over een pardonregeling die ontstaat doordat mensen steeds procedures hebben gestapeld. Ik hoor de heer De Wit feitelijk zeggen dat wij daar vooral mee moeten doorgaan. Dat betekent dat hij toegeeft dat dit niet de eerste pardonregeling is en dat wij gewoon een volgende krijgen. Wij gaan door met procedures stapelen. De mensen zullen in Nederland blijven omdat zij een herkansing, nog een herkansing en nog een herkansing uitproberen. De heer De Wit bewijst hiermee onze stelling dat er een volgende pardonregeling komt. Ik dank hem daarvoor.

De heer De Wit (SP):

Ik laat dat soort gevolgtrekkingen graag voor rekening van de heer Zijlstra. Het gaat mij erom dat hij, net zoals zijn voorganger Kamp altijd heeft verkondigd, ervan uitgaat dat mensen die proberen gelijk te krijgen, die proberen aan te tonen dat de IND fout zit en ook de rechter niet goed geoordeeld heeft, iets doen dat niet mag. Hoe komt hij daar bij? Er is rechtsbescherming in Nederland. Je moet tot het uiterste kunnen gaan om je gelijk aan te tonen bij de rechter.

De heer Zijlstra (VVD):

Er is rechtsbescherming. Als de IND een beschikking uitvaardigt die betrokkene niet aanstaat, kan hij naar de rechter. Dat is rechtsbescherming. Op een gegeven moment is het echter genoeg. De VVD is er helder over. Als de rechter in beroep heeft uitgesproken dat iemand niet mag blijven, moet die persoon wat ons betreft ook weg. Daar zit geen woord Spaans bij volgens mij.

Voorzitter: Verbeet

De heer Zijlstra (VVD):

Wij vinden dat de overheid in een eerlijke rechtsgang nooit zwakke knieën mag hebben. Er ontstaat anders rechtsongelijkheid voor de mensen die zich wel hebben neergelegd bij de beslissing van de overheid, de mensen die het land zijn uitgegaan na een negatieve beschikking. Zij hebben keurig de regels gevolgd, maar zij staan dan buiten het land. Wie niet luisterde, krijgt alsnog een vergunning. Dat vinden wij een rechtsstaat onwaardig.

De heer Pechtold (D66):

Nu de heer Zijlstra praat over eerlijke rechtsgang, wil ik academisch met hem doorpraten of hij ook voor andere rechtsgangen vindt wat hij nu zegt over vreemdelingen. Als een rechter eenmaal iets heeft gezegd, vindt de VVD dan dat in Nederland geldt dat er nooit meer op kan worden teruggekomen? Dat zou namelijk raar zijn in het licht van alle discussies die wij hier voeren over alle mogelijke zaken, waarbij blijkt dat zo nu en dan de Nederlandse rechtsgang een steekje laat vallen. Zijn wij niet blij dat wij in een beschaving leven waarin wij dat kunnen rechtzetten?

De heer Zijlstra (VVD):

Daarom is er de eerste uitspraak van de IND met vervolgens een beroep bij de rechter. Er is keurig een beroepsmogelijkheid ingebouwd. Zo hoort het ook. Als uitspraak is gedaan en mensen zijn het land uitgegaan, zoals het ook hoort, en als een andere groep mensen naar de uitspraak van de rechter niet heeft geluisterd en daarvoor achteraf wordt beloond, dan is dat toch rechtsongelijkheid?

De heer Pechtold (D66):

U begon goed, maar toen nam u een zijpad om mijn vraag te ontwijken. De afgelopen tijd is meermalen niet alleen in het vreemdelingenrecht, maar ook in ander recht in Nederland vastgesteld dat fouten zijn gemaakt, dat wij mensen zijn. Zegt de VVD nu dat de strakke lijn die kennelijk al vanaf Kamp, vanaf de jaren negentig, geldt, blijft gelden dat wij altijd moeten gehoorzamen als er eenmaal een uitspraak van de rechter ligt en dat wij daarop niet meer kunnen teruggekomen? U sluit het dus uit en ziet niet meer de werkelijkheid waarin dat helaas vaak gebeurt?

De heer Zijlstra (VVD):

De VVD is voor een heldere procedure. Nogmaals: eerst is er een uitspraak van de IND, vervolgens is er een beroepsmogelijkheid en daarna is het klaar. Als mensen kunnen doorgaan met procederen is de volgende pardonregeling weer in de maak. Ook u bevestigt nu dat u die kant op wilt.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De heer Zijlstra geeft aan dat hij de toetsing door de rechter belangrijk vindt. Dan moet hij het met de fractie van GroenLinks eens zijn dat de toetsing marginaal is en uitgebreid moet worden. De zaak-Salah Sheekh, die door de heer De Wit is genoemd, is niet voor niets direct bij het Europese Hof neergelegd. Het Europese Hof stelde namelijk dat deze zaak in Nederland nooit een eerlijke kans had kunnen krijgen, juist omdat de Raad van State slechts marginaal toetst. Wilt u daarin iets veranderen? Vindt u dat niet ook onrechtvaardig?

De heer Zijlstra (VVD):

De oplossing is dan niet om een volgende beroepsgang te maken. Als er zaken zijn waaruit blijkt dat in het beroep bij de rechter zaken niet genoeg getoetst worden, moet je misschien kijken of die procedure uitgebreid moet worden. Je moet niet – dat is de valkuil waar men in Nederland elke keer in valt – zeggen dat de rechter een uitspraak heeft gedaan dat iemand niet legaal in Nederland is en geen echte politieke vluchteling is om weer een nieuwe procedure te willen starten. Dan is men eindeloos aan het procederen en is iemand weer heel veel jaren in Nederland, zijn er weer kinderen gekomen en praten wij over een aantal jaren hier over de volgende pardonregeling.

De voorzitter:

Ik vraag de leden om zich wel een beetje te houden aan het onderwerp van vandaag. Dit komt zeker nog wel vaker aan de orde. Alles hangt met alles samen, maar het gaat vandaag wel over de pardonregeling.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het gaat zeker over de pardonregeling. De heer Zijlstra doet het voorkomen alsof deze mensen allen economische gelukszoekers zijn die geen pas hebben in Nederland. Juist deze mensen worden door de rechter niet inhoudelijk getoetst. Het gaat puur om de procedures. Als u dat voor de toekomst wilt veranderen, zou u daaruit ook lessen moet trekken voor het verleden.

De heer Zijlstra (VVD):

Wij praten over een groep die aanvankelijk uit 26.000 mensen bestond. Van die 26.000, die individueel getoetst zijn, hebben er ruim 12.000 een vergunning gekregen. Zeg dus niet dat het niet zorgvuldig is. Het gebeurt juist heel zorgvuldig. Van de andere mensen is dus gebleken dat zij juist geen politiek vluchteling zijn. Wij mogen ook vaststellen dat de asielwetgeving er is om vast te stellen of iemand politiek vluchteling is. Als iemand dat niet is, moet hij of zij gewoon worden uitgezet.

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb een probleem met het beeld, dat niet helemaal klopt. Naar onze overtuiging en naar uw overtuiging is het duidelijk dat van deze groep mensen die valt onder het generaal pardon, een groot deel nog een procedure heeft lopen en hier volstrekt legaal is. De ervaring is dat 40% in de vervolgprocedure, die u verfoeit, gelijk krijgt van de rechter. Hoe oordeelt u op basis van deze feiten over (a) deze groep, (b) de kwaliteit van de eerste beschikking van de IND en (c) het belang van de beroepsmogelijkheid, nu 40% van deze mensen alsnog in het gelijk wordt gesteld door de rechter en hier definitief mag blijven?

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is het dus. Er is een beroepsmogelijkheid bij de rechter. Dat vinden wij prima. Ik kan mijzelf nog wel zes keer herhalen: uitspraak, beroep bij de rechter, als het dan nogmaals "nee" is geworden, dan het land uit.

De heer Spekman (PvdA):

Even voor de duidelijkheid, er is ook sprake van nieuwe procedures. De heer Zijlstra kent misschien het voorbeeld van dat meisje uit Utrecht dat aangereden is door een bus en daardoor ernstig gehandicapt is. Op basis van dat nieuwe feit is een nieuwe procedure gestart met gevolg dat zij mag blijven van de rechter.

De heer Zijlstra (VVD):

Het gaat hier om een nieuw feit. De heer Spekman geeft een prachtig voorbeeld. Het gaat om iemand die bij de originele aanvraag niet beschouwd is als politiek vluchteling. Vanwege dat ongeluk is om humanitaire redenen tot toelating besloten. Dat vind ik een totaal andere kwestie. Het is heel simpel. Het is getoetst door de rechter. Die concludeert dat iemand geen politiek vluchteling is en moet worden uitgezet.

De heer Spekman (PvdA):

De heer Zijlstra erkent dus dat een stapeling van de procedure mogelijk is als sprake is van nieuwe feiten. Hij erkent ook dat een substantieel deel van de groep waarover wij spreken bestaat uit mensen die hier waarschijnlijk ook van de rechter hadden mogen blijven.

De heer Zijlstra (VVD):

Nee, ik zeg dat de originele toetsing correct geweest is. De persoon waarover het gaat, is niet toegelaten op het criterium politiek vluchteling maar op basis van een ander criterium. Nogmaals, wij zijn heel duidelijk daarin. Als iemand politiek asiel aanvraagt, dient de rechter vast te stellen of dat terecht is. Als de rechter vaststelt dat het niet terecht is, moet die persoon het land uit.

De heer Spekman (PvdA):

De heer Zijlstra heeft erkend dat die extra procedure op basis van het nieuwe feit nuttig en belangrijk was.

De heer Zijlstra moet zich ook realiseren dat van de groep die onder het generaal pardon valt nog een groot deel van de mensen procedures hebben lopen op basis van nieuwe feiten. Uit ervaring blijkt dat 40% sowieso gelijk krijgt van de rechter.

De heer Zijlstra (VVD):

Nogmaals, ik erken helemaal niet dat dit een toegevoegde waarde is. Ik zeg dat dit bewijst dat de originele beroepsprocedure goed heeft gewerkt. Deze persoon is niet op basis van de originele aanvraag toegelaten. De originele beroepsprocedure heeft goed gewerkt, want de afwijzing bleek terecht te zijn.

De heer Spekman (PvdA):

De heer Zijlstra gaf toch duidelijk aan, dat het goed is dat in het voorbeeld van het door die bus aangereden meisje, de rechter uiteindelijk heeft geoordeeld dat zij op basis van dat nieuwe feit mocht blijven.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat heeft u mij niet horen zeggen, mijnheer Spekman.

De heer Spekman (PvdA):

Dus u vindt het slecht dat de rechter dat gedaan heeft?

De heer Zijlstra (VVD):

Ik constateer dat de rechter in de eerste procedure op basis van de originele asielaanvraag heeft geconcludeerd dat het niet terecht is om deze persoon een asielvergunning te verlenen. Dan werkt het systeem dus goed. Later heeft zij ook niet op basis van datzelfde criterium een asielvergunning gekregen. Nogmaals, u haalt dingen door elkaar, mijnheer Spekman. Ik kan mijzelf blijven herhalen, maar misschien is het beter om dan een cassettebandje af te spelen.

De voorzitter:

Nee, dat doen wij zeker niet. U vervolgt uw betoog, mijnheer Zijlstra.

De heer Zijlstra (VVD):

Het is vreemd dat deze pardonregeling veel verder gaat dan de motie-Bos van 30 november 2006. In de motie-Bos werd gevraagd om een generaal pardon voor alle asielzoekers die vóór april 2001 hun eerste asielaanvraag indienden en Nederland sindsdien niet hebben verlaten. De voorliggende pardonregeling gaat echter verder. Ook de mensen die zich vóór 1 april 2001 alleen maar gemeld hebben bij de IND vallen onder de regeling. Verder vallen ook de gezinsleden onder de regeling en ten slotte hebben wij de burgemeestersverklaring. Volgens de regeling dient de burgemeester een verklaring af te geven indien een persoon vanaf 1 januari 2006 ononderbroken in het kader van noodopvang in de gemeente verbleef. In dat geval komt die persoon in aanmerking voor de pardonregeling. Dat is natuurlijk wel vreemd. Wat is er gebeurd met het criterium: "vanaf 1 april 2001"?

De staatssecretaris heeft aangegeven dat het moeilijk zou zijn om aan die eis te voldoen. Dat is toch geen reden om die eis te laten vallen? Die eis is toch niet voor niets gesteld? De Kamer heeft zelf bevestigd dat het een belangrijke eis is. Wij zijn niet tevreden met het antwoord. Wat ons betreft blijft het criterium vanaf 1 april 2001. Wij zijn überhaupt tegen, maar als de staatssecretaris het wel doet, moet zij bij de uitspraak van de Kamer blijven.

Het bestuursakkoord met de VNG zorgt voor een nog verdere verruiming, want in dat akkoord staat letterlijk: de status van de verklaring van de burgemeester is enkel een feitelijke verklaring omtrent het ononderbroken verblijf van een vreemdeling in Nederland sinds 1 januari 2006. Hier wordt dus helemaal niet gesproken over het criterium dat mensen in noodopvang in een gemeente moeten hebben gezeten. Sterker nog, er zijn helemaal geen duidelijke criteria op basis waarvan een burgemeester een verklaring dient af te geven. De staatssecretaris geeft in haar schriftelijke beantwoording heel helder aan dat er geen eenduidige lijst van criteria is opgesteld. Zij zegt letterlijk: er is niet gekozen voor een limitatieve lijst met bewijsmiddelen, zodat recht kan worden gedaan aan elke individuele situatie. Dat klinkt mooi, maar dat is het natuurlijk niet. Feitelijk zegt u hiermee dat er een oneindige hoeveelheid redenen kan zijn die aanleiding geeft tot het afgeven van een burgemeestersverklaring. Dit betekent dat de burgemeesters volledige vrijheid hebben om aan te geven wie mag blijven en wie niet. Dat betekent dat u de poorten van Nederland gewoon wijd open zet, want u legt ook nog eens de bewijsvoering bij de overheid. Op bladzijde 2 van de regeling staat letterlijk: de verblijfsvergunning wordt niet verleend indien de vreemdeling na 1 april 2001 aantoonbaar vertrokken is uit Nederland. Daarmee wordt impliciet gezegd: dit betekent dat een verblijfsvergunning wel wordt verleend indien niet aangetoond kan worden dat de vreemdeling Nederland heeft verlaten. Wat gebeurt er als een vreemdeling aankomt met twee getuigen die zeggen dat deze man of vrouw inderdaad vanaf 1 januari 2006 in Nederland is? Kan een burgemeester dan weigeren om een verklaring af te geven? Gezien uw antwoorden, denk ik dat niet. Hoe denkt u dat de rechter ermee zal omgaan, als de burgemeester weigert een verklaring af te geven op deze basis en de vreemdeling in beroep gaat? Ik garandeer u een ding: dit gaat zich voordoen. Ik garandeer u een tweede ding: de advocatuur gaat hier weer ontzettend blij van worden.

Het is daardoor volstrekt onduidelijk hoeveel mensen onder deze regeling zullen vallen. Het kabinet stelt dat het om 25.000 à 30.000 personen gaat en baseert deze schatting op de gemeenten. Ik wijs op een artikel in het Brabants Dagblad van 30 mei jongstleden, waarin de Bossche wethouder Jetty Eugster verklaart dat de gemeente Den Bosch aanvankelijk dacht dat het aantal asielzoekers goed in beeld was. Dat hebben zij samen met een casemanager van de IND inzichtelijk gemaakt. Men dacht dat het 118 personen zouden zijn. Maar nu wij al een paar maanden bezig zijn en iedereen druk bezig is te inventariseren, blijkt in Den Bosch dat dit aantal wel eens kan oplopen tot 300. Zo is het natuurlijk niet alleen in Den Bosch. Het kan overal gebeuren. De VVD heeft altijd voorspeld dat het om een veel grotere groep zal gaan dan de 25.000 à 30.000 die u noemt. Het lijkt erop dat wij nu al ons gelijk gaan krijgen. Hoe gaat het kabinet dit onder controle houden? Wat blijft er eigenlijk van uw schatting over die is gebaseerd op de gemeenten, nu de gemeenten zelf al aangeven dat er veel meer mensen komen?

Een volgend punt zijn de contra-indicaties. Het is natuurlijk te gek voor woorden dat mensen die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf tot een maand onvoorwaardelijk toch een verblijfsvergunning krijgen. Er worden hier verhalen gehouden: ach, dan heeft hij misschien een brood gestolen. Dat is ook criminaliteit, maar dat is het natuurlijk niet alleen. Het betekent dat mensen die een eerste keer aan mishandeling of openbare geweldpleging hebben gedaan, mogen blijven. Het betekent dat mensen die meerdere keren diefstal hebben gepleegd, mogen blijven. Het zijn niet mensen die een keer iets hebben gedaan, wat ik al fout vind. Het zijn mensen die meerdere keren diefstal hebben gepleegd; het gaat om recidive. Die groep moet toch geen vergunning krijgen? Stel je voor, je bent het slachtoffer van mishandeling en je zit met een gebroken neus thuis. En wat hoor je dan? De dader krijgt een verblijfsvergunning. Dat moeten wij niet doen. Het is ook te idioot voor woorden dat verjaarde misdrijven niet meetellen. Dat kan toch niet waar zijn? Ik hoor graag hoe de staatssecretaris tot dat punt is gekomen. De VVD heeft een heldere lijn: mensen die zijn veroordeeld voor een misdrijf komen niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning.

Dan kom ik bij de identiteit en nationaliteit. Wij hebben het gezegd bij het debat over Ayaan en ik zeg het hier weer: mensen die hebben gelogen over hun identiteit of nationaliteit zouden niet in aanmerking moeten komen voor een verblijfsvergunning. In uw schriftelijke beantwoording lijkt u zelfs te zeggen dat mensen die hun leugen tot op heden hebben volgehouden nu nog twee maanden de tijd krijgen om alsnog de waarheid te spreken. Klopt dat en zo ja, waarom laat u dat toe? Dit zou ook niet moeten.

Wij willen weten wat deze pardonregeling de Nederlandse samenleving gaat kosten, want de staatssecretaris draait daar continu omheen. Zij geeft aan dat zij verwacht dat de groep in ieder geval beroep zal doen op bijstand, inburgering en huur- en zorgtoeslag en dat die kosten worden meegenomen bij de reguliere wettelijke ramingsmechanismen. Er vinden op dit moment begrotingsonderhandelingen binnen het kabinet plaats, dus de staatssecretaris is bezig met die wettelijke ramingsmechanismen. Hoeveel geld heeft zij dus aan de minister van Financiën gevraagd? Hoeveel geld moet minister Bos vrijmaken voor de uitvoering van de motie-Bos?

Deze pardonregeling is dusdanig ingrijpend dat de staatssecretaris natuurlijk verplicht is om met een dekking te komen. Minister Bos zal amendementen en wetsvoorstellen zonder dekking afwijzen, en zo hoort het ook. Hoe veel geld heeft zij hem gevraagd? Zij moet dat hebben gedaan, want anders zou de minister van Financiën zich niet aan zijn begrotingsregels houden. Over deze regels zegt hij overigens, dat hij de zuivere leer van Gerrit Zalm zal volhouden. Als de minister de staatssecretaris niet om een dekking heeft gevraagd, dan heeft hij de begrotingsregels van de heer Zalm niet goed meegekregen. De staatssecretaris kan dus ook aan de Kamer vertellen wat de kosten zullen zijn. Ik ben al blij als zij een raming doet op basis van 25.000 mensen. Het is prima als zij het niet op de komma weet, maar ik denk dat wij het over heel veel geld hebben.

Ik zal het even voorrekenen. Stel dat de groep 25.000 mensen telt. Volgens de IntegratieBarometer van VluchtelingenWerk is het de verwachting dat 40% daarvan in de bijstand terecht zal komen. Een bijstandsuitkering plus bijzondere bijstand kost € 13.000 per jaar. Vermenigvuldig je dit aantal met 10.000, dan heeft de staatssecretaris de eerste 130 mln. per jaar al te pakken. Dan heb ik het alleen nog maar over de bijstand. Ik heb de huur- en zorgtoeslag nog niet eens genoemd. Ik vraag de staatssecretaris dus om aan te geven wat het kost. Daar heeft de Nederlandse samenleving gewoon recht op. De woordvoerder van de GroenLinks-fractie zei dat de mensen aan de slag moeten. Ik hoop ook dat dit gebeurt, maar de werkelijkheid gebiedt ons te zeggen dat de kans daarop niet enorm groot is.

Naast de financiële kant willen wij ook de sociaaleconomische kant van deze regeling zien. Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de wachtlijsten op de woningmarkt? De mensen die onder de pardonregeling vallen, dienen met urgentie een huis te krijgen. Er is al een grote krapte op de woningmarkt. Hoe gaat de staatssecretaris dat probleem oplossen? Moeten de Nederlandse burgers van haar de komende twee jaar maar even wachten? Wat betekent dit voor de 40 wijken die zij gaat omtoveren tot prachtwijken? Daar is dan nog woningaanbod, dus de kans is vrij groot dat deze groep juist in die probleemwijken terechtkomt. Dat moeten wij toch niet willen? Dat moet de staatssecretaris die mensen en die wijken niet aandoen.

De staatssecretaris stelt een task force in om deze kwestie te onderzoeken. Dat is de wereld op zijn kop. Wij treffen eerst een regeling om vervolgens de effecten ervan te onderzoeken. Nee, eerst dient onderzocht te worden wat de effecten van iets zijn en dan ga je nadenken of het verstandig is om het toe te passen.

Dan kom ik op het bestuursakkoord met de VNG. Daarin staat één punt waar de VVD-fractie blij mee is, namelijk dat de noodopvang wordt stopgezet. Dat blijkt een enorme fopspeen te zijn, want de staatssecretaris geeft in haar beantwoording aan dat hierbij sprake is van een bestuurlijke overeenkomst. Als de gemeenten zich daar niet aan houden, dan zal de staatssecretaris bestuurlijk en ambtelijk overleg plegen. Overleg is leuk, maar het is geen dwangmiddel. Die dwangmiddelen heeft zij wel nodig, want als er afgelopen week één ding duidelijk is geworden, dan is het wel dat de gemeenten de noodopvang niet zullen stopzetten. Ik noem maar wethouder Van Alphen uit Den Haag, de stad van de voorzitter van de VNG. De heer Van Alphen was in een uitzending van NOVA uitermate duidelijk: de gemeenten gaan door met de noodopvang, want zij hebben een zorgplicht. In het Brabants Dagblad van 3 mei jongstleden staat dat wethouder Eugster uit Den Bosch er niet over piekert om de noodopvang van uitgeprocedeerde asielzoekers stop te zetten. Zo zijn er nog veel lokale politici die dat hebben geroepen. Dat is compleet in strijd met het akkoord met de VNG, dus wat is dit akkoord eigenlijk waard? Ook de VNG zelf is niet betrouwbaar. Directielid Wim Kuiper zegt in de Volkskrant van 1 mei dat de Nederlandse gemeenten zullen doorgaan met de opvang van al dan niet uitgeprocedeerde asielzoekers. Op 25 mei stuurt de VNG een brief naar de staatssecretaris waarin staat dat de vereniging wat aandachtspunten heeft, zoals zij het zelf noemt.

De heer Pechtold (D66):

Het is nogal een tirade van de heer Zijlstra. Bestaat er in zijn ogen ook nog zoiets als lokale democratie? Hij noemt de voorbeelden van Den Haag en Den Bosch. Ik weet vrij zeker dat de VVD in het college van Den Haag zit. Volgens mij geldt dat ook voor Den Bosch.

De heer Zijlstra (VVD):

Het eerste weet ik zeker, het tweede zou zomaar kunnen.

De heer Pechtold (D66):

Kijk eens aan. Wat gaat u met die wethouders van de VVD doen? Of zijn het gewoon vertegenwoordigers van een lokale democratie, waar de bevolking vorig jaar 7 maart voor gekozen heeft? Die mensen voeren het beleid uit zoals de bevolking het wil. Is het niet goed dat op elk niveau wordt geregeld wat men daar kan en wil regelen?

De heer Zijlstra (VVD):

Ik kom zelf uit de lokale democratie, dus ik weet precies hoe het gaat. Het is heel simpel. Er is een bestuursafspraak tussen het Rijk en de gemeenten. De VVD is daar helder in: afspraak is afspraak. Dat geldt ook op lokaal niveau. Als je het als gemeente niet wilt, dan moet je de afspraak niet maken. Dat is waar het hier om gaat.

De heer Pechtold (D66):

In het lokaal bestuur hebben wij allebei de nodige ervaring. Ik vraag lokaal bestuurder Zijlstra: wat doe je als lokaal bestuurder, als VVD'er, als die gezinnen er zijn? Laat je ze op het perron slapen of onder een brug? Het lukt uw minister niet om die mensen uit te zetten. Wij hebben er allemaal bij gezeten en verantwoordelijkheid voor gedragen. Wat betekent dat voor het lokaal bestuur? Wij leggen de mensen niet in de Tweede Kamer neer, de lokale bestuurders zitten met het probleem. Wat zegt u tegen die lokale bestuurders?

De heer Zijlstra (VVD):

Als je als lokaal bestuurder een afspraak met het Rijk maakt, dan moet je die gewoon nakomen. De afspraak die gemaakt is, is dat er gestopt wordt met noodopvang. De heer Pechtold wijst terecht op de eigen verantwoordelijkheid. Inderdaad, men heeft uit eigen verantwoordelijkheid een afspraak gemaakt. Je moet niet eerst een afspraak maken en vervolgens zeggen: bij nader inzien vinden wij dat toch misschien niet zo'n heel goed punt. Afspraak is ook op lokaal niveau afspraak. In de brief van 25 mei schrijft de VNG dat gemeenten uiteraard een zorgplicht hebben. Een zorgplicht? Waar staat dat in de wet? Kan de staatssecretaris dat aangeven? Kan men zich daar eigenlijk wel op beroepen? Wij horen graag een antwoord op deze vraag, voordat de VNG afspraken gaat verbreken. Het is echt een fopspeen. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat gemeenten inderdaad stoppen met noodopvang? Is zij bereid op het Gemeentefonds te korten als het niet gebeurt? Ik ben zeer nieuwsgierig.

Een generaalpardonregeling heeft men al in diverse landen geprobeerd. Spanje, Italië, Zweden, Frankrijk en er zijn er nog veel meer te noemen. Iedere keer was er hetzelfde motief: wij moeten met een schone lei beginnen en iedereen die buiten de boot valt in één keer afhandelen. En het heeft nergens gewerkt. In al deze landen heeft men steeds een nieuwe groep die buiten de boot valt. En in al deze landen denkt men alweer aan een nieuwe pardonregeling. Waarom zou het dan in Nederland anders zijn? Omdat het een andere groep mensen is? Dat is natuurlijk onzin. Een generaal pardon is geen oplossing. Iedere pardonregeling heeft haar eigen schrijnende gevallen. Wij hebben zo-even een discussie gehad over de procedures. De meningen van de linkse partijen zijn weer duidelijk. Wij weten nu al dat de volgende pardonregeling er gewoon gaat komen.

De heer De Wit (SP):

De heer Zijlstra moet wel zuiver zijn in zijn betoog. Dat betekent dat hij niet kan zeggen dat er in Spanje een generaal pardon is geweest. In Spanje ging het om het legaliseren van massa's mensen die illegaal in Spanje waren gekomen, geen asiel hadden aangevraagd en daar verbleven. Idem dito in Italië. Idem dito in Zweden. Het gaat om het legaliseren van mensen die niet de asielprocedure hebben gevolgd. Waar wij hier over spreken in Nederland zijn mensen die in de asielprocedure hebben gezeten. Is de heer Zijlstra dat met mij eens?

De heer Zijlstra (VVD):

Zoals ik al aangeef, heeft het niet gewerkt. Het was namelijk bedoeld om de illegalen te legaliseren en er dan in één keer van af te zijn. Vervolgens had dat zo'n aanzuigende werking dat er weer nieuwe illegalen kwamen. In Zweden is er een duidelijke asielzoekersprocedure geweest. Ook daar is besloten om de mensen die nog in die procedure zaten, te laten blijven. En in één keer kwamen ze uit alle hoeken en gaten tevoorschijn. Ook nemen de cijfers in Zweden weer toe. Dus ik zie duidelijk bewijs voor de stelling die ik hier neerleg.

De heer De Wit (SP):

Bent u het met mij eens dat uit de cijfers van het eerste kwartaal van dit jaar blijkt dat er minder instroom is in Nederland en dat de aanvragen beduidend lager zijn dan in het eerst kwartaal van vorig jaar? Verder vraag ik u om het generaal pardon voor asielzoekers en uitgeprocedeerde asielzoekers niet te verwarren met mensen die illegaal een land binnenkomen, geen asiel aanvragen en rekenen op de in dat land bestaande praktijk dat om de zoveel jaar alle illegalen gelegaliseerd worden.

De heer Zijlstra (VVD):

De heer De Wit geeft toch ook toe dat onder de pardonregeling zoals die nu geformuleerd is, hele groepen mensen vallen die ook volgens zijn definitie geen asielzoeker meer zijn en niet meer in de procedure zitten?

De heer De Wit (SP):

U gooit het nu door elkaar. U zegt dat het voorbeeld van Spanje en nog een aantal ander landen bewijst dat een generaal pardon niet werkt. Ik vind dat u dan zuiver moet zijn. Wij praten hier over een generaal pardon voor (ex-)asielzoekers. Dat was in die landen niet aan de orde. Daarbij ging het over mensen die illegaal binnengekomen zijn en juist geen asiel hebben aangevraagd. Dat is dus een geheel andere situatie.

De heer Zijlstra (VVD):

En die inderdaad voor een groot deel illegaal in Nederland verblijven. Dus ik zie die overeenkomsten zeer duidelijk wel. In Zweden is sprake van exact dezelfde situatie en daar werkt het dus ook niet. Men steekt zijn hoofd gewoon in het zand. Wij gaan in de toekomst wel zien wat dat gaat opleveren. Een generaal pardon is geen oplossing. Elke pardonregeling heeft namelijk haar eigen schrijnende gevallen. Er liggen grenzen waar iemand binnen kan vallen maar ook buiten kan vallen.

De voorzitter:

Voordat ik mevrouw Azough een interruptie toesta, nog het volgende. Ik vraag uw aller begrip voor het feit dat wij slechts bij de vierde spreker zijn, terwijl het al twaalf uur is. Vanavond heeft u een Europa-hoorzitting. U wilt dan ook graag dat daar aandacht voor is. Ik zit nu echt zo langzamerhand wat naar de tijd te kijken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik begrijp uw probleem dat ook ons probleem is, maar de ronkende retoriek van de heer Zijlstra kan ik toch niet aan mij voorbij laten gaan. Mijnheer Zijlstra, is het niet een beetje gemakkelijk na vele jaren in de regering te hebben gezeten, de afgelopen vier jaar nota bene met uw partijgenoot mevrouw Verdonk als minister voor vreemdelingenzaken, om dan nu te zeggen dat u het heel anders zou doen? U biedt ook geen oplossingen, ook niet in dit debat.

De heer Zijlstra (VVD):

De VVD is heel consequent geweest. Wij wilden nooit een pardonregeling. Die willen wij nog steeds niet. Dus ik weet niet waar u op doelt, want wij zijn er tot nu toe heel duidelijk in geweest. Als u nu de VVD gaat verwijten dat wij tegen de pardonregeling zijn, dan heeft u de afgelopen jaren niet opgelet, lijkt mij.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Wat u doet, is de problemen ontkennen. Oogkleppen op en verder maar. Dat is ook wat minister Verdonk deed. Dat kunt u vandaag niet volhouden. Wat is uw oplossing voor al die duizenden mensen die in Nederland zitten, vaak niet terug kunnen, hier op straat leven etc.? Dat is ook een probleem waar uw eigen VVD-wethouders en -burgemeesters mee te maken krijgen.

De heer Zijlstra (VVD):

De VVD heeft gewoon een heel principiële benadering, namelijk dat iedere asielaanvraag individueel en zorgvuldig moet worden behandeld. Dat hebben wij de afgelopen jaren gedaan en dat moeten wij ook in de toekomst doen. Ik zal in tweede instantie een motie indienen om dat zo te blijven doen, want ik denk dat ik al weet wat voor antwoord er komt.

Is dit eenmalig? Ik heb gehoord dat dit eenmalig zal zijn. Dat wil de VVD-fractie graag vastleggen. Ik hoor graag wat de staatssecretaris daarvan vindt, maar kan alvast aankondigen dat wij in tweede termijn een motie zullen indienen waarin wij de politieke uitspraak van de Kamer vragen om vast te leggen dat, als er op dit moment een pardonregeling komt, dat de laatste keer zal zijn en dat in Nederland dus nooit meer een pardonregeling kan worden ingesteld. De woorden dat de regeling eenmalig zal zijn, kunnen dus meteen worden waargemaakt door voor deze motie te stemmen. Gelet op de bijdragen, heb ik er groot vertrouwen in dat die motie het gaat halen.

Deze regeling zit vol losse eindjes. Het akkoord met de VNG is een fopspeen. Het beëindigen van de noodopvang gaat niet gebeuren. De burgemeestersverklaring is omgeven met onduidelijkheden en de hele regeling is financieel gezien een compleet ongedekte cheque. Het is nog steeds onduidelijk wie onder de regeling vallen. Daarom is ook volslagen onduidelijk om hoeveel mensen het gaat. De rest van de wereld heeft in ieder geval wél een duidelijke boodschap gekregen, namelijk dat de Nederlandse overheid zwakke knieën heeft gekregen en dat er iets te halen is.

Een pardonregeling zorgt voor een aanzuigende werking. De cijfers vertonen een knik omhoog, precies toen de pardonregeling heftig in discussie kwam. Deze pardonregeling, die gewoon slecht en veel te ruim is – wij zien in dit debat bovendien allerlei bewegingen om haar nog veel ruimer te maken – is helemaal een grote uitnodiging. Ik vergelijk het met een automobilist die over de weg rijdt en een liftster ziet staan; hij denkt "goh, dat is een leuke juffrouw", hij stopt en dan komt de aap uit de mouw: er komt een hele groep uit de bosjes en er willen dus veel meer mensen mee dan de automobilist in eerste instantie dacht. Zo is het ook met deze pardonregeling: zij lijkt leuk, maar is een ramp en een aanslag op de Nederlandse samenleving. Nederland zit niet te wachten op een groeiende stroom kansarme gelukszoekers en toch zet dit kabinet de poorten wijd open. Met deze regeling wordt ons duidelijke en stevige asielbeleid te grabbel gegooid.

De heer Van de Camp (CDA):

Voordat wij aan het generaal pardon begonnen, had het vorige kabinet het project Terugkeer. Weet u hoeveel mensen in het kader van dat project zijn teruggegaan?

De heer Zijlstra (VVD):

Vrijwillig en in sommige gevallen onvrijwillig hebben 8000 mensen het land verlaten.

De heer Van de Camp (CDA):

En hoeveel mensen hebben een vergunning gekregen in het kader van dat project?

De heer Zijlstra (VVD):

12.000. Is dit een soort overhoringshow of gaat dit nog ergens naar toe?

De heer Van de Camp (CDA):

Ik constateer alleen dat beide cijfers niet juist zijn.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik moet nog even denken aan die liftster. Ik weet niet wie vandaag de smakeloosheidsprijs zou winnen, de PVV of de VVD. Misschien was het echter onwetendheid toen de heer Zijlstra, toen hij het over Spanje had, zei dat er altijd mensen buiten de boot vallen. Ik weet niet of hij toen de Canarische Eilanden voor zich zag.

Ik word bij dit debat heen en weer geslingerd tussen gevoelens van blijdschap en van schaamte: van blijdschap, omdat er eindelijk een oplossing komt voor de onzekere situatie en moeilijke omstandigheden waarin vele mensen buiten hun schuld jarenlang hebben geleefd, maar zeker ook van schaamte. Wij hebben het immers laten gebeuren dat dit probleem zich meer dan vijf jaar heeft voortgesleept. In plaats van een helder beleid, zoals afgesproken, was sprake van een steeds verdergaande incidentenpolitiek. Het moet mij van het hart dat die gevoelens van schaamte ook worden veroorzaakt door het feit dat er ook in dit huis mensen zijn die nog steeds doen alsof het zou gaan om parasieten en profiteurs. Zojuist werd het begrip "straatterroristen" geïntroduceerd door de PVV. Verder sprak de VVD zojuist over een Nederland met zwakke knieën waar mensen kijken wat er te halen valt. Maar goed, de gevoelens over tevredenheid over de voorliggende regeling overheersen. Het is een ruimhartige regeling geworden die in brede kring met veel instemming is ontvangen. Daarom complimenten – alweer zou ik bijna zeggen – voor deze staatssecretaris onder wier verantwoordelijk nu eindelijk wordt gedaan wat drie kabinetten geleden al gedaan had moeten worden. U zal de ironie niet ontgaan dat een staatssecretaris van PvdA-huize nu een probleem oplost dat nooit had bestaan als een pardonvoorstel van onder andere D66 zes jaar geleden steun had gekregen van diezelfde PvdA. De cirkel is voor ons beiden rond, zullen wij maar zeggen!

Complimenten ook voor het CDA dat lang tegen een pardonregeling was maar uiteindelijk toch heeft ingezien dat wij met deze groep mensen op een dood spoor zaten. Maar complimenten vooral voor al die vluchtelingenorganisaties, asieladvocaten, vrijwilligers, actievoerders en alle anderen die de afgelopen jaren niet aflatend hebben gestreden voor een eerlijke en menswaardige oplossing voor al die uitgeprocedeerde asielzoekers in uitzichtloze situaties. Dat zij vandaag een toekomst krijgen, is bovenal uw verdienste, waarvoor alle lof!

Voorzitter. Ondanks alle tevredenheid is er nog een aantal punten dat wij graag onder de aandacht willen brengen. Laat ik vooropstellen dat D66 zich realiseert dat een pardonregeling eigenlijk weinig moois is, het is een regeling die er eigenlijk nooit had mogen zijn. Bovendien is het een buitengewoon lastige constructie die al gauw verwordt tot een juridisch gedrocht. Daarom hebben wij er begrip voor dat de staatssecretaris zo veel mogelijk heeft gekozen voor duidelijk afgebakende grenzen. Toch wringt daar wel de schoen met deze regeling. Laat ik een aantal punten – ze zijn al eerder genoemd – er even uitlichten.

Het criterium ononderbroken verblijf. De stelligheid waarmee dit criterium wordt toegepast kan volgens mij tot onwenselijke situaties leiden. De Dublinclaimanten zijn daar een goed voorbeeld van, maar als ik het goed begrijp, vallen er meer mensen buiten. Je zult als asielzoeker die vlakbij de grens woont maar je hond uitlaten en bijvoorbeeld een boete krijgen, of in een ziekenhuis komen omdat je wat overkomt, of een uitwedstrijd spelen met je voetbalteam en scoren! Het zijn allemaal voorbeelden van hoe toevallig kan worden geregistreerd dat je op dat moment in het buitenland verblijft. Ik geef toe dat het misschien wat gezochte voorbeelden zijn, maar deze mensen krijgen in ieder geval geen verblijfsvergunning omdat zij aantoonbaar uit Nederland is geweest. Dat is toch wel heel onredelijk? Bovendien, deze mensen zijn in Nederland en maken deel uit van het probleem dat wij met deze regeling proberen op te lossen. Als wij echt schoon schip willen maken, moeten wij ervoor zorgen dat wij geen plekken overslaan. Ik wil de staatssecretaris daarom enkele vragen voorleggen.

In hoeverre is het mogelijk de Dublingroep onder deze regeling te laten vallen? Klopt het dat men in het voorbeeld van de man die net bij de grens woont een vergunning misloopt? Hoe is het mogelijk om uitzonderlijke gevallen op basis van het reguliere beleid ten aanzien van schrijnende gevallen te helpen?

Een tweede punt is het tegenwerpen van criminele antecedenten. Laat duidelijk zijn dat D66 het uitgangspunt deelt dat criminelen niet van deze pardonregeling zouden mogen profiteren, maar ook hier is de werkelijkheid minder zwart-wit dan de regeling het doet voorkomen. Ik was verbaasd om te zien dat in de uiteindelijke regeling toch wat anders wordt omgegaan met criminele antecedenten dan in de brief van 27 april werd aangekondigd. Daarin werd namelijk gesteld dat aangesloten zou worden bij het staande beleid inzake ongewenstverklaringen. Dat lijkt nu niet het geval. Ik denk dat de oorspronkelijke opzet een stuk redelijker was. Ik wil graag van de staatssecretaris vernemen op welke manier haar uiteindelijke voorstel afwijkt van het beleid inzake de ongewenstverklaringen en waarom zij daarvan is afgeweken. Ook wil ik graag weten welke mogelijkheden haar discretionaire bevoegdheden bieden om mensen die op onredelijke gronden buiten de boot vallen alsnog aan een vergunning te helpen.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Het antwoord op die vraag is al duidelijk en ook al bekend. Als een crimineel herhaaldelijk misdrijven pleegt, dan wordt hij onder het staand beleid ongewenst verklaard en met spoed het land uitgezet. De staatssecretaris geeft recidiverende criminelen een verblijfsvergunning! Dat is het verschil!

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. In de ogen van D66 zijn criminelen soms wat anders dan voor de Partij voor de Vrijheid. Uw fractievoorzitter pleitte er vorige week nog voor om met scherp te schieten op de benen van voetbalvandalen. Dat staat zo ver van mijn wereld waarin ik onder criminaliteit bijvoorbeeld niet zou willen verstaan, al praat ik het ook niet goed, het in nood stelen van een pak luiers, wat ik zou willen noemen overlevingscriminaliteit. Dat is iets totaal anders en daarom vraag ik de staatssecretaris om nog eens naar het criterium van een maand voorwaardelijk te kijken. De spanningen kunnen in een asielcentrum zo hoog zijn opgelopen dat een jongen aan een opstootje heeft meegedaan. Als hij daarvoor veroordeeld is, valt hij dan niet onder de pardonregeling? Ik heb het dus niet over zware criminelen.

De heer Fritsma (PVV):

U realiseert zich toch zeker ook dat je voor het stelen van een pak luiers niet meer dan een maand gevangenisstraf krijgt? Dat is echter wel de grens. Je moet echt heel veel hebben gedaan om drie en een halve week in de cel gezet te worden. Dan moet je je schuldig gemaakt hebben aan geweldsdelicten, diefstal of herhaaldelijke diefstal.

De heer Pechtold (D66):

Ik krijg hierover graag duidelijkheid van de staatssecretaris. Misschien dat een tweede pak luiers of het stelen van een brood iemand alsnog over die grens heen kan tillen. Ik heb het over overlevingscriminaliteit en dat is volgens mij een erkend begrip. Ik kan mij daar in uitzonderlijke gevallen iets bij voorstellen. Verder denk ik aan geweldsdelicten die voortkomen uit de spanningen in een opvangkamp. Deelnemen aan een opstootje is niet goed te praten, maar het zou te zwaar bestraft zijn als daarvan het pardon zou afhangen.

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij mijn collega's die willen voorkomen dat gezinsleden van oorlogsmisdadigers, de 1F'ers, in een juridisch moeras terechtkomen. Mag je deze mensen wel straffen voor wat hun vader of man misschien heeft misdaan? Is het juridisch mogelijk om gezinsleden van 1F'ers die op eigen kracht voldoen aan de criteria van de pardonregeling, een vergunning te geven zonder dat hieruit automatisch een recht op verblijf voortvloeit voor de verdachte vader of man?

De drie punten die ik heb behandeld, laten zien dat het stellen van rigide grenzen ertoe leidt dat mensen niet onder de pardonregeling vallen, terwijl wij wel vinden dat ze eronder zouden moeten vallen. Mijn fractie Pechtoldvindt daarom dat wij de grenzen van de regeling wat minder rigide moeten stellen en ruimte moeten laten voor een individuele belangenafweging. Om te voorkomen dat dit leidt tot politieke discussies over randgevallen, stel ik voor een onafhankelijke instantie te laten beslissen over deze gevallen.

Mijn fractie maakt zich zorgen over de burgemeestersverklaring. Wij vrezen dat de criteria hier juist te ruim zijn. Om de burgemeester te helpen beoordelen of iemand geheel 2006 in Nederland heeft verbleven, is een lijst met criteria opgesteld. De staatssecretaris zegt echter nadrukkelijk dat die lijst indicatief is. Ik begrijp de achterliggende redenering, maar ik maak mij toch zorgen over de mogelijke consequenties. Is het mogelijk dat wat voor burgemeester A voldoende bewijs is, voor burgemeester B onvoldoende is? Kan dit tot juridische ellende leiden?

Verder vraag ik mij af of de burgemeester de verklaring kan of moet weigeren als hij weet dat iemand in de grensstreek zijn hond over de grens heeft uitgelaten. Er zijn overigens ook andere voorbeelden genoemd, zoals mensen die lid zijn van een sportvereniging die net over de grens ligt. Hoeveel gewicht heeft de verklaring overigens? Als een burgemeester verklaart dat iemand in 2006 in Nederland verbleef en de IND heeft geen contra-indicaties, kan de staatssecretaris dan alsnog een vergunning weigeren?

Ik sluit mij aan bij hetgeen is gezegd over de monitoring. Om onze controlerende functie goed te kunnen uitoefenen, hebben wij frequente en adequate informatie nodig. Ik hoor dan ook graag de toezegging dat de staatssecretaris volledig aan de informatiebehoefte van de Kamer zal voldoen.

De fractie van D66 hoopt van harte dat de noodopvang gesloten kan worden, omdat zij niet meer nodig is. Als noodopvang nog wel nodig is, dan vinden de gemeenten D66 aan hun zijde wanneer zij besluiten om de deuren weer te openen.

Bij mijn fractie komen veel e-mails en brieven binnen van mensen met vragen over de pardonregeling. Hoe heeft de staatssecretaris de informatievoorziening opgezet? Ik denk dan niet alleen aan diegenen die onder de regeling vallen, maar ook aan diegenen die erbuiten vallen en het algemene publiek. Is er een hulplijn of een helpdesk en, zo ja, is daaraan dan voldoende bekendheid gegeven?

Resumerend: de D66-fractie is blij met deze regeling en hoopt dat wij vandaag de laatste plooien glad kunnen strijken. De D66-fractie hoopt dat deze regeling het begin is van een cultuuromslag in het asielbeleid en dat wij hiermee een dikke vette streep zetten onder het rigide beleid en het incidentenbeleid van de voorgangster van deze staatssecretaris. Als de staatssecretaris daarvoor in de plaats rechtvaardigheid en ruimhartigheid brengt, dan vindt zij de D66-fractie aan haar zijde.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is bijzonder om dit memorabele debat al zo'n drie maanden na de beëdiging van het nieuwe kabinet te mogen voeren. Het is binnen deze korte tijd gelukt om tot een pardonregeling te komen voor de vreemdelingen die nog onder de oude Vreemdelingenwet vallen. Het gaat om mensen die in Nederland hun toevlucht hebben gezocht en om uiteenlopende redenen nog immer in onzekerheid over de toekomst in Nederland zijn. Bij dezen breng ik graag de complimenten over voor de voortvarendheid waarmee dat is opgepakt.

Wij zijn in de eerste plaats blij voor de mensen die het betreft. Wij voeren in Nederland een restrictief toelatingsbeleid. Wie zich als vluchteling meldt, wordt streng getoetst en daar staan wij ook achter. Een rechtvaardig toelatingsbeleid impliceert ook een rechtvaardig afwijsbeleid. Streng moet echter ook gepaard gaan aan humaan en rechtvaardig. Juist vluchtelingen hebben recht op een humane behandeling. Dat is ook ons motief om tot deze pardonregeling te komen. De nalatenschap van de voorgaande kabinetten sinds Paars II moest geregeld worden met oog voor rechtvaardigheid, maar ook met oog voor humaniteit. Het gaat dan niet primair om aantallen vluchtelingen voor wie het pardon geldt, maar het is goed te beseffen dat het om een overzichtelijk aantal gaat. Het gaat om mensen die al die tijd in het vizier zijn gebleven en om mensen die hier simpelweg al zijn. Ze wonen of verblijven hier al, want ze konden veelal immers niet weg.

Wij spreken niet over een nieuwe toevloed en evenmin over omvangrijke nieuwe kosten. Het is daarbij goed te beseffen dat er nu eindelijk kansen komen voor mensen, die vaak nog behoorlijk goed opgeleid zijn ook, om zich nuttig te maken voor de Nederlandse samenleving. In mijn omgeving kom ik bijvoorbeeld heel wat mensen tegen die, als de omstandigheden anders zouden zijn, heel wel onder de versoepelde toelatingscriteria zouden kunnen vallen die voor kenniswerkers zouden gaan gelden.

Wij beseffen dat er respectabele en minder respectabele redenen zijn voor in eerste instantie afgewezen vluchtelingen om pogingen te doen om alsnog verblijf in Nederland te verkrijgen. Met het generaal pardon willen wij diegenen bereiken die met gegronde redenen nog hier zijn. De mensen hebben daar respectabele redenen voor. Terugkeer naar het land van herkomst is simpelweg niet mogelijk of terugkeer valt strikt genomen niet geheel samen met de gronden uit het vluchtelingenverdrag, maar hangen daar wel heel sterk mee samen. Wij denken daarbij aan terugkeer naar landen in wanorde of terugkeer van bekeerlingen naar landen waar zij vervolgd worden om hun geloof. Dit zijn landen waar de overheid mensenrechten als de godsdienstvrijheid formeel niet zelf aan de laars lapt, maar anderzijds bar weinig doet om geloofsvervolging in de praktijk tegen te gaan. Voor anderen waren er goede gronden om de procedure, ondanks afwijzing in eerste aanleg, voort te zetten. Het Nederlandse rechtssysteem bood hiertoe nu eenmaal de mogelijkheden. Het is niet laakbaar daarvan gebruik te maken.

Zes jaar na de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 verblijft er zodoende nog steeds een grote groep vreemdelingen in Nederland. In al die jaren is het niet gelukt om verblijf of terugkeer definitief en goed te regelen waardoor ook een verantwoordelijkheid bij de Nederlandse overheid komt te liggen om om te zien naar deze mensen. De ChristenUnie heeft er samen met andere partijen in de vorige periode voor geijverd dat dit dossier tot een eind komt. Wij zijn dan ook erg blij dat wij in goed overleg met de beide coalitiegenoten tot een regeling konden komen die echt iets betekent voor deze mensen, maar ook voor alle mensen die er omheen staan. Ik denk daarbij speciaal aan de vele belangeloos vrijwilligers die zich, al dan niet in georganiseerd verband, het lot van deze mensen hebben aangetrokken. Het resultaat is een regeling waarmee in relatief korte tijd duidelijkheid ontstaat voor deze mensen. Eindelijk weten zij waar zij aan toe zijn.

Er zijn ook niet respectabele motieven voor vreemdelingen om het verblijf in Nederland te proberen voort te zetten ondanks een gegronde afwijzing. Wij realiseren ons dat heel goed. Het is voor het draagvlak van het vreemdelingenbeleid in den brede belangrijk dat wij duidelijk maken dat dit pardon niet betekent dat je in dit land zomaar een vergunning krijgt. In het recht komt het erop aan om een goed onderscheid te maken en om een rechtvaardige beslissing te nemen, ook en juist als het moeilijk en complex wordt zoals in het vreemdelingenrecht vaak het geval is. De regeling biedt daarvoor ook voldoende en goede aanknopingspunten. Er is een reeks contra-indicaties opgenomen op grond waarvan kan worden vastgesteld of het voortgezet verblijf in de grond te wijten is aan misbruik van procedures of dat de vreemdeling een voortgezet verblijf wegens eigen wangedrag in feite niet toekomt.

Deze contra-indicaties zijn hier en daar scherp, maar dat is goed te verdedigen. Er moet ook een krachtig signaal van uitgaan. Ik noem een voorbeeld. Anders dan wel wordt gesuggereerd, is er ook in deze regeling geen plaats in Nederland voor de draaideurcriminelen onder de vreemdelingen die potentieel onder de doelgroep vallen, en terecht. Herhaalde veroordelingen worden immers bij elkaar opgeteld. Wie dus herhaaldelijk over de schreef is gegaan of wie een keer goed over de schreef is gegaan, komt simpelweg niet in aanmerking voor de pardonregeling.

Deze regeling zet de Kamer ook aan het denken over de gevolgen voor mensen en gezinnen die onder artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag vallen. Wij hebben begrepen dat wij daarop nog zullen terugkomen. Dat doet mijn fractie deugd. De problematiek van vervolging maar ook de omgang met oorlogsmisdadigers moeten wij niet in een pardonregeling behandelen; daarvoor is dit gewoon een te groot probleem.

De regeling biedt ook soelaas aan diegenen die voor 13 december 2006 een gezin hebben gevormd met een vreemdeling die onder deze regeling valt. Hun wordt het mvv-vereiste niet tegengeworpen, de overige gezinsvormingsvereisten overigens wel, om een soepele afhandeling van deze dossiers te bewerkstelligen. Er zijn echter ook heel wat vreemdelingen die met een Nederlander getrouwd zijn in dezelfde periode, tijdens hun asielstatus. Indien die vreemdelingen niet zelf onder de pardonregeling vallen, is het dan wel redelijk om hun wel het mvv-vereiste tegen te werpen? Dan ontstaat toch ook een ongelijke behandeling in vergelijking met degene die gehuwd is met iemand die onder de pardonregeling valt? Ik heb begrepen dat hierover in dit huis al vaker is gesproken. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Wij vonden het belangrijk dat mensen die een andere identiteit hebben opgegeven niet louter vanwege dat feit buiten de regeling zouden vallen. Er kunnen soms heel goede redenen voor zijn geweest om dat te doen, zoals wij al uitgebreid hebben besproken. Aan de andere kant moeten de echte identiteitsfraudeurs niet kunnen profiteren, zoals mensen die zeggen uit een bepaald land te komen, louter en alleen vanwege de grotere kans op een verblijfsvergunning. Graag krijg ik een toelichting op de uitwerking van het criterium onder contra-indicatie d op dit punt. Simpel gezegd, lijkt de strekking daarvan te zijn dat wie herhaaldelijk onjuiste persoons- of nationaliteitsgegevens heeft opgegeven buiten de pardonregeling valt. Dat is een formeel criterium, maar materieel gaat het natuurlijk om een uitzuivering tussen goede redenen om de onjuiste identiteit of nationaliteit op te geven en ongegronde redenen om dat te doen.

De regeling wordt ambtshalve toegepast, terecht naar onze mening. Wel is het de vraag hoe groot de kans is dat toch nog procedures ontstaan omdat de rechter op enig moment aanneemt dat in dit verband voor beroep vatbare beslissingen worden genomen. Hoe ziet de staatssecretaris de kans hierop?

Ik vraag de staatssecretaris voorts een nadere reactie op de zogenaamde Dublinclaimanten die Nederland heeft moeten terugnemen. Er is een intentie voor een motie van de heer Spekman. Wij stellen deze vraag ook omdat wij simpelweg een dilemma voelen. Enerzijds lopen wij een risico om een groep aan deze pardonregeling toe te voegen, maar anderzijds hebben wij ook een verantwoordelijkheid voor deze mensen. Waar komen zij terecht als de Nederlandse overheid geen verantwoordelijkheid voor hen neemt? Ik ben heel benieuwd naar de visie van de staatssecretaris hierop en naar haar antwoord op de vraag waarom zij deze groep niet in de regeling heeft opgenomen.

De VNG heeft ingestemd met de regeling, maar burgemeesters krijgen een cruciale rol om vast te stellen of men in Nederland heeft verbleven in het afgelopen jaar. Dat is een lastig punt in de regeling, waardoor een grote verantwoordelijkheid bij de burgemeesters ligt. Wij willen graag meer informatie over de instrumenten die zij hebben om de verklaring op te stellen dat de betrokkenen in Nederland hebben gebleven.

Het hoogste recht is het hoogste onrecht, schijnt in de juridische wereld een bekend adagium te zijn. Dat betekent dat soms van wettelijke regels moet worden afgeweken om tot een rechtvaardige, humane beslissing te komen. Het recht dient de mens, niet andersom. Wij zien deze regeling als een toepassing van dat adagium. Soms moet humaniteit voorrang krijgen boven de toepassing van regels die, gelet op de lange duur, hun zin en hun verband met rechtvaardigheid hebben verloren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Bij de behandeling van de Vreemdelingenwet is er destijds bewust voor gekozen geen generaal pardon in te stellen. De breed gedeelde opinie was toen dat op grond van een inhoudelijke beoordeling van individuele zaken met een uitgebreide rechterlijke toets zekerheid moest worden geboden. Een generaal pardon verliest de individuele asielzoeker veel te veel uit het oog. Om die reden waren en zijn wij tegen een generaal pardon.

In een goed asielbeleid horen barmhartigheid en rechtvaardigheid samen op te trekken. Eenzijdig barmhartigheid betrachten, levert problemen op. Eenzijdig rechtvaardigheid betrachten, kan ook uitmonden in een ongewenst beleid. Een generaal pardon lijkt vooral uit te gaan van het principe van barmhartigheid, maar in werkelijkheid is het een vorm van willekeur en rechtsongelijkheid. In een werkelijk barmhartig en rechtvaardig beleid moet een zorgvuldige en grondige beoordeling van de aanvraag van de asielzoeker centraal staan; dus niet een kille datum als norm, maar een vlotte en grondige beoordeling van individuele situaties. Om die reden heeft de SGP-fractie steeds gepleit voor het ruimhartig gebruik maken van de discretionaire bevoegdheid van de minister als noodzakelijke correctie op mogelijke onbedoelde consequenties van regels. Voor schrijnende gevallen is altijd een uitweg mogelijk via een individuele beoordeling. De SGP-fractie is dus voor maatwerk.

Een generaal pardon ondergraaft in belangrijke mate het eigen democratisch vastgestelde beleid van de overheid. Zo'n pardon trekt immers de uitspraken van de rechter en de IND in twijfel. Veel situaties zijn in de afgelopen jaren opnieuw grondig bekeken en tot een nauwkeurig oordeel van de rechter gekomen. Ook staat een generaal pardon op gespannen voet met de rechtsgelijkheid. Het is immers een beloning op lang aanhouden in de procedures, terwijl anderen die in vergelijkbare omstandigheden volgens de normale procedures zijn behandeld al wel gewillig zijn vertrokken. Dat wringt.

Het generaal pardon geeft ook valse hoop. De term "generaal" lijkt immers te zeggen dat iedereen ervoor in aanmerking komt, terwijl ook deze regeling laat zien dat er altijd grenzen moeten worden getrokken. Ook nu vallen er dus weer mensen buiten de boot. Elk generaal pardon draagt het risico in zich weer een nieuw generaal pardon op te roepen. Wij kennen de voorgeschiedenis. Het besluit is gevallen. Wij weten dat met elkaar. Als zo'n pardon er dan toch komt, moet het vervolgens wel een zo duidelijk mogelijke regeling zijn, geen rafelranden. De regeling moet voor iedereen in dezelfde omstandigheden gelijk uitpakken. Er moet zo min mogelijk rechtsonzekerheid zijn er moet sprake zijn van een goede controleerbaarheid en handhaafbaarheid.

Vanuit deze benadering heeft mijn fractie diverse kritiekpunten op de uitwerking van deze regeling. Als wij de stukken lezen, blijkt dat eigenlijk nog heel veel onduidelijk is. Het aantal is gebaseerd op een schatting. Het is nog niet bekend hoeveel mensen een verklaring van de burgemeester zullen krijgen. Het aantal mensen dat geen vergunning krijgt als gevolg van een veroordeling is nog niet bekend. Het aantal gezinsleden dat nog aan de genoemde 25.000 tot 30.000 mensen zal worden toegevoegd, is ook nog onbekend. Waarom kan er niet beter worden geschat om hoeveel mensen het gaat? Dat verwijt uit de fractie waaraan deze staatssecretaris zich verwant weet, heeft in de richting van de vorige bewindspersoon herhaaldelijk geklonken hier. Van een deel van de mensen die alsnog een verblijfsvergunning zullen krijgen, is niet voldoende bekend bij de IND. Zij zullen een verklaring van de burgemeester moeten krijgen of ze sinds 1 januari 2006 ononderbroken in Nederland verblijf hebben gehad. Het is wel vreemd dat voor de groep die bij de IND wordt beoordeeld, duidelijk moet zijn dat die sinds 1 januari 2001 in Nederland is, terwijl anderen slechts voor een of anderhalf jaar een bewijs hoeven te leveren. De regeling betekent voor de vreemdeling van wie vaststaat dat hij tussen 1 april 2001 en 1 januari 2006 in het buitenland is geweest, maar die wel een verklaring kan krijgen van de burgemeester, omdat hij in 2006 het gehele jaar in Nederland was, dat hij een vergunning krijgt, maar iemand van wie bij de IND duidelijkheid bestaat over het feit dat hij tijdelijk in het buitenland is geweest, krijgt geen vergunning. Vanwaar deze ongelijkheid? De burgemeester beoordeelt of iemand sinds 1 januari 2006 ononderbroken in Nederland is geweest. Hoe is nu te controleren of er wel sprake is van een zekere uniformiteit in de beoordeling en van rechtsgelijkheid voor iedereen in dezelfde situatie? Hoe houdt de staatssecretaris daar zicht en toezicht op? Kan men in beroep komen tegen een weigering van zo'n verklaring?

Het opgeven van een verkeerde identiteit in de loop van de procedures heeft niet altijd hetzelfde effect. Er zijn twee verschillende procedures voor het vaststellen van de identiteit. Het lijkt er nu op dat onderscheid wordt gemaakt tussen mensen die hun identiteit een keer hebben verzwegen, maar alsnog toestemming krijgen om hun juiste identiteit te laten vaststellen en mensen die in tweede instantie al hun juiste identiteit hebben gegeven. Graag ontvangen wij ook hierover nog een duidelijke uitleg. Als er een regeling komt, moet die helder en gezaghebbend zijn. Dan moeten al deze onduidelijkheden er eigenlijk uit.

Er wordt een opmerkelijk onderscheid gemaakt tussen mensen die wegens een misdrijf korter dan wel langer van hun vrijheid beroofd zijn geweest. De eerste groep krijgt wel, de tweede geen vergunning. Dat maakt de procedure toch nodeloos ingewikkeld? Waarom is daarvoor gekozen? Waarom laten wij dit onderscheid niet vervallen en zien wij niet elk misdrijf als een contra-indicatie? Ook het voorstel om misdrijf na vijf of tien jaar als contra-indicatie te laten vervallen, roept vragen op over de procedure. Waarom wordt deze extra regel ingesteld? Maakt het hierbij nog uit of iemand een of meer keren een misdrijf heeft begaan? Zeker voor mensen die een meervoudig ernstig delict hebben begaan, ligt het toch voor de hand dat zij geen gebruik kunnen maken van de regeling van verjaring?

Mensen die als gevolg van de regeling ambtshalve te horen krijgen dat zij een verblijfsvergunning krijgen, zullen in het algemeen tevreden zijn en geen bezwaar en beroep instellen. Anderen krijgen weliswaar geen beslissing in handen, maar zullen zich natuurlijk afvragen waarom zij niet ambtshalve een beslissing krijgen dat zij mogen blijven. Vanwege die onzekerheid kan het risico groot worden dat zij alsnog een nieuwe procedure beginnen, om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Leidt dit niet tot een ongewenste juridisering? Hoe kan dat worden voorkomen?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Mag ik een beroep doen op een zekere redelijkheid? De heer Van der Vlies had het over: elk misdrijf. Hij weet toch dat bijvoorbeeld het op een verkeerde moment buiten zetten van een vuilniszak kan leiden tot een veroordeling wegens een misdrijf?

De heer Van der Vlies (SGP):

Die redelijkheid wil ik graag betrachten, maar een veroordeling wegens een begaan misdrijf is natuurlijk een ernstig feit.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb het over het op een verkeerd moment buiten zetten van een vuilniszak. Dat is officieel een misdrijf. Dat is toch vreemd?

De heer Van der Vlies (SGP):

Kan mevrouw Azough zich voorstellen dat men daarvoor een maand in de bak moet? Ik niet.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter, nu wordt er een beeld geschetst...

De voorzitter:

Dat heeft de heer Van der Vlies al beantwoord.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb gezegd dat mevrouw Azough zich niet zal kunnen voorstellen dat men voor dit type misdrijf een maand de bak in moet.

De heer Zijlstra (VVD):

Het is geen misdrijf, het is een overtreding.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat is zo, maar ook los daarvan!

Een van de afspraken is dat de noodopvang moet worden afgeschaft. Diverse gemeenten zeggen dat zij hier niet aan meewerken. De voorbeelden zijn langs gekomen. De staatssecretaris lijkt in de beantwoording uit het oog te verliezen dat het VNG-akkoord weliswaar breed werd gedeeld, maar niet door alle gemeenten is toegejuicht. Hoe is die regel nu te handhaven? Wat betekent het verbod van noodopvang voor mensen die onder de huidige wet opnieuw in een situatie zullen raken waarin zij uitgeprocedeerd zijn? Ook onder de nieuwe Vreemdelingenwet zullen mensen net niet onder het generaal pardon vallen. Hoe kan worden geborgd dat zij nu wel het land zullen kunnen verlaten om een nieuw bestaan op te bouwen? Biedt de rijksoverheid hier wel goede faciliteiten voor?

In het kader van een goede asielprocedure is het van belang dat ook in de toekomst uiteraard zorgvuldig, maar ook snel wordt gehandeld. Dit project zal weer veel beoordeling en inzet vragen van de IND en dus consequenties hebben voor mensen die het land binnenkomen voor een asielprocedure. Misschien moeten die langer wachten. Begint dan de misère niet opnieuw? Hoe wordt dit voorkomen? Wij moeten voorkomen dat de steken – ik ontken die niet – die in het verleden zijn gevallen in de traagheid van de procedure niet opnieuw een rol gaan spelen en ons blijven achtervolgen. Een asielbeleid dat herbergzaamheid, barmhartigheid en rechtvaardigheid centraal stelt, moet verwijtbare traagheid met alle kracht tegengaan. Daarover verneem ik graag de reactie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Ik vind het niet prettig om te doen, maar met het oog op de tijd wil ik bepalen dat de laatste sprekers maximaal tweemaal door de andere woordvoerders geïnterrumpeerd mogen worden. Zo hebt u allen een beetje inzicht en kan ik ook de vergadering plannen. Er kan dus maximaal achttien keer geïnterrumpeerd worden. De heer Van de Camp kan zijn borst natmaken.

De heer Van de Camp (CDA):

Het is dat het mijn persoon betreft, maar anders zou ik bijna twijfelen aan uw neutraliteit!

Mevrouw de voorzitter. Op 25 mei heeft de staatssecretaris de pardonregeling, die zo netjes heet de regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet, openbaar gemaakt. Met deze regeling komt er duidelijkheid voor de groep asielzoekers die al langere tijd in Nederland verblijft. De afgelopen jaren is er over deze groep veel te doen geweest. Voor de CDA-fractie moet de regeling een einde maken aan de discussie over deze groep. De criteria van de regeling zijn helder. Wie eraan voldoen mogen in Nederland blijven, wie er niet aan voldoen moeten het land verlaten. Voor degenen die mogen blijven is het van belang dat zij snel kunnen inburgeren, van huisvesting worden voorzien en aan het werk komen.

Zowel voor de blijvers als voor de vertrekkers is het met de VNG gesloten akkoord erg belangrijk. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de afzonderlijke gemeenten hebben immers een belangrijk aantal verantwoordelijkheden en taken op zich genomen. De CDA-fractie is van mening dat met de regeling en het VNG-akkoord op een goede wijze uitwerking wordt gegeven aan hetgeen in het coalitieakkoord is vastgelegd. De CDA-fractie staat voor een loyale en faire uitvoering van de regeling. De CDA-fractie verwacht dit ook van de overige partners in het proces, zoals VluchtelingenWerk Nederland, de gemeentebesturen en niet in de laatste plaats de zogenaamde LOGO-gemeenten. Vanuit die geledingen is overigens waardering uitgesproken voor de regeling, zo hebben wij maandag jongstleden nog kunnen vernemen in een constructief overleg dat wij met een groot aantal betrokkenen en organisaties hebben gehad. Natuurlijk zijn er in dat overleg ook enkele kritische kanttekeningen geplaatst en wensen geuit, maar de sfeer was positief.

De heer Zijlstra (VVD):

Het CDA is natuurlijk al gedraaid door akkoord te gaan met een generaal pardon. Hoe komt u erbij dat deze pardonregeling in overeenstemming is met het regeerakkoord? Het bestuursakkoord met de VNG geeft een veel ruimere interpretatie dan het regeerakkoord. In het regeerakkoord wordt een koppeling gelegd met het project Terugkeer en wordt aangegeven dat er sprake moet zijn van verblijf in noodopvang, terwijl in het VNG-akkoord dit alles niet wordt gesteld. Sterker nog, zelfs op uw schriftelijke vraag geeft de staatssecretaris uitdrukkelijk aan dat er geen sprake is van verbondenheid aan noodopvang. Dat is toch heel gek. Waarom blijft het CDA niet bij het regeerakkoord?

De voorzitter:

Ik had nog verzuimd te zeggen dat de interrupties ook kort en duidelijk moeten zijn.

De heer Van de Camp (CDA):

Het gaat er ook om wat je wilt lezen. Ik lees het convenant of de bestuursovereenkomst, zoals het heet, met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op een manier dat het in overeenstemming is met het regeerakkoord. De noodopvang zal worden beëindigd, maar dat heeft ook alles te maken met de manier waarop wij de regeling de komende jaren uitvoeren. De intenties van het regeerakkoord en bestuursakkoord zijn wat ons betreft hetzelfde. Ik weet wel, mijnheer Zijlstra, en dat viel mij ook op in uw inbreng: u hebt de wijsheid in pacht! Op 7 juni weet u al precies wat er gaat gebeuren. Nog erger, u veroordeelt het ook al meteen. Daar doet ik dus niet aan mee. Ik ben ervan overtuigd dat de heer Deetman en de zijnen dit bestuursakkoord zullen uitvoeren op basis van het regeerakkoord. Wij als CDA-fractie zullen dat zeer kritisch volgen en u waarschijnlijk ook!

De afspraken die zijn neergelegd in het met de VNG gesloten akkoord, zijn voorgelegd aan de VNG-leden, zijnde de gemeenten. Vanuit de gemeenten, zo zeg ik ook tegen de heer Zijlstra, is er brede steun voor de bestuurlijke afspraken. Gemeenten hebben zich derhalve duidelijk gecommitteerd aan de uitvoering van de regeling en van het akkoord. De staatssecretaris verwacht veel van de samenwerking met de VNG en de gemeenten en heeft daarin alle vertrouwen.

Wij hebben uiteraard waardering voor de opstelling van de VNG en de gemeenten. Toch zien wij de wat verder verwijderde toekomst niet geheel zonder argwaan tegemoet. De afspraken met de VNG zien op een aantal randvoorwaarden die essentieel zijn, niet alleen voor een zorgvuldige en snelle uitvoering van de regeling maar ook voor een goed uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000.

Gemeenten zijn akkoord gegaan met de afspraak dat de noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers per eind 2009 zal worden beëindigd. Toch heeft een enkele gemeente al aangekondigd niet met de noodopvang te zullen stoppen. Dit is een cruciaal punt, want van noodopvang gaat een belangrijke verkeerde signaalwerking uit. Elk aanbod schept immers zijn eigen vraag. De staatssecretaris gaat ervan uit dat gemeenten zich aan de afspraken houden. Wij moeten dat afwachten, maar wij kijken kritisch mee.

Inmiddels is wel gebleken dat het begrip zorgplicht waarop gemeenten zich beroepen, in de praktijk een eigen leven is gaan leiden. Immers, zo blijkt ook uit de antwoorden in het schriftelijke overleg, de zorgplicht is niet op enige wettelijke of andere juridische grondslag gebaseerd. Er is noch voor het Rijk noch voor de gemeenten een plicht tot het bieden van onderdakvoorzieningen aan vreemdelingen die geen toelating tot Nederland hebben gekregen en die een zelfstandige vertrekplicht hebben. Wat dat betreft wordt een beroep op die zorgplicht dus veelal lichtvaardig gedaan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik begrijp heel goed dat het CDA licht argwanend is en scherp zal toezien op hoe de gemeenten zich gedragen. Er ligt weliswaar een bestuursakkoord met de VNG maar dat is niet bindend voor elke autonome gemeente. Dus kunnen er best wat ongehoorzame gemeenten zijn. Dat vreest de heer Van de Camp ook en dat moet niet gaan gebeuren, zo zegt hij. De vraag is echter wat valt er te doen als bepaalde gemeenten ongehoorzaam blijven.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik word nu door de heer Van der Vlies in de verleiding gebracht om nu het einde van mijn betoog al te onthullen. Ik zou hem willen vragen of ik zijn interruptie aan het eind van mijn betoog mag beantwoorden. Want daar krijgt hij heel concreet antwoord en houd ik een beetje de structuur van mijn betoog vast.

De heer Van der Vlies (SGP):

Zo nodig interrumpeer ik weer.

De heer Van de Camp (CDA):

Licht argwanend vind ik overigens wel een heel mooie omschrijving. Dat is bijna erger dan argwanend.

Natuurlijk is het begrijpelijk dat gemeenten zich het lot aantrekken van degenen die zich binnen hun gemeentegrenzen bevinden. Zoals gezegd: elk aanbod schept zijn eigen vraag. Daarvan gaat een verkeerde signaalwerking uit. Eenmaal in de noodopvang, blijft men veelal zitten waar men zit en gebeurt er verder niets. Wat moet er dan wel gebeuren? Ik benadruk dat een sluitende oplossing niet bestaat, zo wijst de praktijk uit, niet alleen in Nederland maar in alle Europese landen. Uiteindelijk staat of valt de mogelijkheid van terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers en andere illegalen met de mate van medewerking van de betrokken vreemdeling zelf om aan zijn terugkeer en aan het vaststellen van de juiste identiteit en nationaliteit mee te werken. Gebeurt dat niet, dan houdt het op een gegeven moment op, hoe tragisch dat ook is. Dan verspeelt men alle rechten. De eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling is iets wat een ieder zich goed zou moeten realiseren. Ik verwijs nog maar eens naar de artikelen 61 en 62 van de Vreemdelingenwet 2000, waarin zelfstandig vertrek wordt opgelegd.

In verband met terugkeer is bij de uitvoering van de regeling een belangrijke rol weggelegd voor de nieuwe terugkeerorganisatie, de Dienst Terugkeer en Vertrek, in het jargon DT&V genoemd. Deze dienst moet ervoor zorgen dat degenen die niet voor de regeling in aanmerking komen Nederland daadwerkelijk verlaten. In het VNG-akkoord staat dat DT&V nauw gaat samenwerken met de gemeenten. Daarnaast is er samenwerking met het COA, de vreemdelingenpolitie, de Koninklijke Marechaussee en de IOM (Internationale Organisatie voor Migratie). De CDA-fractie hoopt dat hiermee een nieuwe start voor een effectiever terugkeerbeleid wordt gemaakt, opdat in de toekomst alleen al de gedachte aan, laat staan het bieden van noodopvang tot het verleden zal behoren.

De regeling kent een aantal duidelijke criteria om te bepalen wie er onder de regeling vallen. De CDA-fractie wil het gebouw van de regeling intact laten. De praktijk zal echter uitwijzen – zie bijvoorbeeld de witte-illegalenregeling van 1999 – dat elke regeling leidt tot grensgevallen. Die geven aanleiding tot discussie en pleidooien om die mensen ook onder de regeling te laten vallen. Maar met het honoreren daarvan begeven wij ons op een hellend vlak, want dan krijgen wij weer de uitzondering op de uitzondering enzovoort en houdt de discussie nooit op. Ook de pardonregeling die wij vandaag bespreken – ik zeg het hier maar voluit – kent zijn rechtsongelijkheidsaspecten. Als bijvoorbeeld wordt bepleit om de Dublinclaimanten onder de regeling te laten vallen, kun je ook stellen: waarom dan ook niet de mensen die in het verleden al zijn teruggekeerd? Iemand kan net buiten de termijn van aantoonbaar verblijf in Nederland vallen tussen 1 januari en 13 december 2006. Of iemand voldoet net niet aan de verplichting om binnen de gestelde termijn zijn juiste identiteit aan te tonen. Daarnaast zal er sprake kunnen zijn van zeer bijzondere gevallen. Enkele daarvan hebben wij in de bijeenkomst van afgelopen maandag gehoord. Die hadden bijvoorbeeld betrekking op zeer langdurig verblijf, 22 jaar, in Nederland: bewijsnood inzake ononderbroken verblijf omdat een werkgever die iemand illegaal in dienst heeft niet bereid is daarvoor een verklaring af te geven. Zo zullen er nog meer zijn.

Niettegenstaande dit soort bijzondere gevallen pleit de CDA-fractie voor acceptatie en uitvoering van de regeling zoals die er nu ligt. Geen uitgebreide discussies meer hoe het allemaal anders zou kunnen of moeten gaan; laten wij nu alsjeblieft beginnen met de uitvoering van de regeling. Het feit dat wij vandaag dit debat al hebben, is daarvoor een goed signaal.

De heer Fritsma (PVV):

Ik hoor de heer Van de Camp toch een aantal kritische opmerkingen maken, bijvoorbeeld dat de criteria in het regeerakkoord helder zijn en dat hij er niet gelukkig mee is om Dublinclaimanten binnen de regeling te laten vallen. Betekent dit dat, als de PvdA volhoudt om dat wel te doen, het CDA de steun voor de pardonregeling intrekt?

De heer Van de Camp (CDA):

Mijnheer Fritsma, het is nu donderdagmiddag tien voor een. Ik ben net aan mijn inbreng begonnen. Wij krijgen eerst de zeer gewaardeerde inbreng van de heer Spekman. Dan krijgen wij een uitgebreide beantwoording van de staatssecretaris. Dan kunnen wij nog schorsen voor fractieoverleg en coalitieoverleg. U stelt echt vragen die pas tegen het middernachtelijk uur zijn te beantwoorden. Ik heb overigens om zeven uur een afspraak.

Mevrouw de voorzitter. Na deze algemene opmerkingen maak een paar opmerkingen over een enkel aspect van de regeling en het VNG-akkoord. Degenen die niet voor de regeling in aanmerking komen, zullen Nederland moeten verlaten. Hier ligt een belangrijke taak voor de Dienst Terugkeer & Vertrek, in samenwerking met de gemeenten. Ik heb daar zojuist al iets over gezegd. Kan de staatssecretaris aangeven of en, zo ja, waarom zij denkt dat het terugkeerbeleid onder haar verantwoordelijkheid beter zal verlopen dan onder haar voorgangers? Ik begrijp dat dit een wat uitdagende vraag is, maar wij moeten een stap verder zetten. Met alle respect voor de vorige minister, bij een eerlijk asielbeleid hoort een uitzettingenbeleid. Daar is deze staatssecretaris van overtuigd. Ik zal nooit haar woorden vergeten dat zij streng moet zijn om rechtvaardig te kunnen zijn. Als je bent uitgeprocedeerd, dan moet je het land verlaten. Daarin zijn wij de afgelopen tien tot vijftien jaar wat te slordig geweest. Ter bevordering van daadwerkelijk vertrek zullen de ervaringen worden betrokken van gemeenten met kleinschalige projecten gericht op de individuele vreemdelingen. Kan de staatssecretaris aangeven welke projecten dit zijn en hoe het in dit verband staat met bijvoorbeeld de resultaten van het Bureau Maatwerk van Cordaid?

De staatssecretaris heeft aangegeven dat zich in de noodopvang grofweg drie groepen bevinden: oudewetters, waarvan een aantal op grond van deze regeling een verblijfsvergunning krijgt, oudewetters die geen vergunning krijgen en nieuwewetters die zijn uitgeprocedeerd. Het is opvallend dat ten aanzien van de tweede groep wordt gesteld dat DT&V hun uitzetting ter hand zal nemen. Ten aanzien van de derde groep zal DT&V bevorderen dat zij het land vrijwillig en begeleid kunnen verlaten. De mededeling dat het vertrek van de nieuwewetters zal worden bevorderd, is wat ons betreft te mager. De formulering moet zijn: DT&V zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat zij het land zullen verlaten. Gebeurt dat niet, dan zijn de gevolgen te raden. Ik ontvang hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Dan heb ik nog een vraag over die tweede groep. Als ik het goed begrijp, valt deze groep onder een ander terugkeerregime dan de derde groep van de nieuwewetters. Wellicht is dat de verklaring voor de door de staatssecretaris gebezigde formuleringen waarover ik zojuist sprak. De staatssecretaris geeft aan dat het voor de vreemdelingen die niet onder de regeling vallen, mogelijk is, in het kader van de feitelijke terugkeer en de daartoe te verrichten handelingen, rechtsmiddelen in te stellen. Ik neem aan dat het hierbij gaat om rechtsmiddelen die kunnen worden aangewend in het kader van het stappenplan onder de oude wet voor de beëindiging van voorzieningen en het ontruimen van de woning van uitgeprocedeerde asielzoekers. Daarnaast kan men, in het geval van vreemdelingenbewaring, procederen. Kortom, al die rechtsmiddelen kunnen leiden tot uitstel van vertrek en tot het rekken van het verblijf in Nederland met maanden en wellicht jaren. Dat is niet goed. Ik ontvang graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt van de rechtsbescherming voor de mensen die niet onder de regeling vallen.

Ik kom op de huisvesting van degenen die een verblijfsvergunning krijgen. De staatssecretaris zegt dat de doelstelling om hen uiterlijk twee jaar na de toekenning van de verblijfsvergunning adequaat te huisvesten, ambitieus is. Inderdaad, dat is zeer ambitieus, gezien de ervaringen met de achterblijvende resultaten inzake de gemeentelijke taakstellingsverplichtingen tot nu toe. Oké, er komt een geregionaliseerde aanpak, er komen toezichthouders, er komt onderzoek, er komt zelfs een task force die de huisvestingsresultaten moet bewerkstelligen. De omvang en de samenstelling van de doelgroep zijn echter nog niet bekend. Het onderzoek moet nog worden verricht. Hoe lang gaat dat duren? Pas daarna kan de task force met de onderzoeksresultaten aan de slag. De IND en de burgemeesters doen er naar verwachting ongeveer een jaar over om het traject af te handelen. Dat betekent dat het medio 2008 wordt. Daarna gaan de vreemdelingen het huisvestings- en inburgeringstraject in. Dat mag twee jaar duren, dus tot medio 2010. Eind 2009 moet de gemeentelijke noodopvang zijn beëindigd. Hoe moeten wij een en ander in relatie tot elkaar zien?

De staatssecretaris stelt dat de uitvoering van de regeling vanaf de start nauwlettend zal worden gevolgd. Indien er risico's dreigen voor de uitvoering, zullen deze onmiddellijk worden geadresseerd. Wat betekent dat concreet? Op welke aspecten van de uitvoering van de regeling heeft deze opmerking betrekking? Hoe dan ook, de CDA-fractie hecht sterk aan monitoring van de uitvoering. Ik overweeg om daarover in tweede termijn een motie in te dienen.

De heer Fritsma (PVV):

Ik mis iets in het betoog van de heer Van de Camp. Het CDA zegt altijd dat het criminaliteitsbestrijding erg belangrijk vindt. Hoe is dat te rijmen met het toelaten van criminelen? Waar in het CDA-partijprogramma staat dat je criminele vreemdelingen een verblijfsvergunning moet geven?

De heer Van de Camp (CDA):

Mijnheer Fritsma, ik ben ontzettend blij dat u mij deze vraag stelt. Als asielzoeker ben je als het ware gast, heb je je netjes te gedragen en heb je geen strafblad. Wij hebben hier echter met een groep mensen van doen die al zeer lang in Nederland verblijven. Gaandeweg loop je dan wel eens een krasje op. Ik wil niet zeggen dat het de vuilniszak van mevrouw Azough is, maar voor de overlevingscriminaliteit waar de heer Pechtold over sprak, hebben wij uiteindelijk begrip getoond.

Waar leg je de grens? Wij hebben verschillende modellen bestudeerd, ook intern. Ik ben daar heel open in. Moesten wij een koppeling leggen aan een halfjaar, moesten wij een koppeling leggen aan de regeling bij ongewenstverklaringen? Uiteindelijk hebben wij ervoor gekozen dat men gecumuleerd een maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf mag hebben. Dat is een arbitraire grens, maar zoals de heer Fritsma zijn betoog vanochtend begon, alsof al die 25.000 mensen crimineel zijn... Ik dacht: ik ga Fritsma niet interrumperen, die man is zó subjectief bezig.

De heer Fritsma (PVV):

In het recent uitgebrachte rapport "Criminaliteit en asielzoekers" staat duidelijk dat 10% van alle uitgeprocedeerde asielzoekers die illegaal in Nederland zijn gebleven, wordt verdacht van een misdrijf. Dat is een ongelofelijk hoog percentage. Dus onder deze pardonregeling gaan heel veel criminelen vallen. U mag dat bagatelliseren, maar ik zou dat zelf niet doen. Daarnaast vraag ik u waarom u zelfs de criteria voor ongewenstverklaring loslaat. Recidivisten worden normaal gesproken ongewenst verklaard. U zegt zelf dat de criteria worden gevolgd zoals ze in het regeerakkoord zin opgenomen. In dat regeerakkoord staat dat wordt aangesloten bij de ongewenstverklaring. Wat echter gebeurt, is dat mensen die ongewenst worden verklaard nu toch een verblijfsvergunning krijgen. Ik wil weten of het CDA daar echt achter staat.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik ben mijn antwoord aan de heer Fritsma niet voor niets begonnen met de stelling dat ik vind dat asielzoekers, in welk land dan ook, toch een gast zijn en zich wat dat betreft aan de wet te houden hebben. Ze moeten wat dat betreft de asielprocedure ook op een fatsoenlijke manier gehonoreerd krijgen. Over het algemeen zijn de asielprocedures in Nederland te lang. Over het algemeen komen mensen, zeker als ze uit de noodopvang worden gezet maar niet worden uitgezet, op straat te staan. Je kan bijvoorbeeld via vechtpartijen in een asielzoekerscentrum – daar hangen spanningen – in de problemen komen. Ik bagatelliseer niets. Ik vind een maand op zichzelf acceptabel, maar wat u vanochtend deed in uw termijn door iedereen tot crimineel te verklaren is buitengewoon onzuiver.

De heer Zijlstra (VVD):

U kunt het wel proberen weg te schuiven met de beschuldiging dat gezegd zou zijn dat iedereen crimineel is, maar dat laatste is zeker niet het geval. Ik heb nog wel een andere vraag. Hoe gaat het CDA recht praten dat één keer mishandeling van een politieman of één keer zware mishandeling, na een uitspraak door de rechter heeft geleid tot een straf van nog net geen maand? Dit zijn toch zaken waar het CDA in het verleden bezwaar tegen heeft gemaakt? Op de een of andere manier is het nu om. Wat is daarvan de reden?

De heer Van de Camp (CDA):

Zeker onze fractie accepteert de uitspraken van de rechter. Daarvoor hebben wij nu eenmaal dat mooie systeem van de trias politica. Als de rechter een straf oplegt van drie weken voor een mishandeling, dan leg ik mij daar in eerste instantie bij neer. Dat is mijn taak als Kamerlid. Dan kan de advocaat of het Openbaar Ministerie in beroep gaan, maar dan blijf ik er verder even van af.

Natuurlijk is er eindeloos nagedacht over de vraag welke criminaliteit je wel en niet toelaat. Als iemand die hier langer dan zeven jaar verblijft, op een gegeven moment een kras oploopt, dan vinden wij dat je hem dat niet onherroepelijk en steeds mag nadragen.

De heer Zijlstra (VVD):

Er is gewoon een helder criterium, waar het CDA in het verleden ook helder over was, namelijk: geen criminaliteit.

De heer Van de Camp (CDA):

Dan moet ik de heer Zijlstra vragen de stukken van het vorige kabinet na te kijken. Mevrouw Verdonk heeft – ik prijs haar daarin, geen misverstand – meer dan 10.000 mensen toegelaten in het kader van het project Terugkeer. En onder die 10.000 mensen zaten helaas ook mensen met een krasje.

De staatssecretaris gaat ervoor zorgen dat de uitvoerende diensten regelmatig met de VNG aan tafel zitten om knelpunten in de uitvoering te bespreken en weg te nemen. Daarnaast heeft zij zelf regelmatig bestuurlijk overleg met de VNG. Als gemeenten niet meewerken aan de uitvoering van de regeling zal zij in overleg met het VNG-bestuur en de VNG-delegatie die aan de basis staan van de afspraken met de gemeenten, die gemeenten aanspreken op hun gedrag. Dat hebben wij ook kunnen lezen in het schriftelijk overleg. Zelfs de commissaris van de Koningin werd in het geheel betrokken. De staatssecretaris gaat ervan uit dat op deze manier geen sancties hoeven te worden toegepast, maar wat gaat de staatssecretaris doen als het tegendeel blijkt? Welke sancties kunnen gemeenten dan tegemoet zien? Op die vraag willen wij een helder antwoord, want ook op dat punt heb ik een motie in voorbereiding.

De heer De Wit (SP):

Ik heb u aangehoord en ik moet zeggen dat uw betoog heel aannemelijk en heel menselijk klinkt, in tegenstelling tot de afgelopen vier jaar. In de vorige periode is tot drie keer toe gevraagd om een generaal pardon te realiseren. Als u toen zo goed had nagedacht als u nu in uw genuanceerde betoog overkomt, hadden wij dan niet een groot aantal problemen die wij nu voor onze kiezen krijgen, kunnen oplossen?

De heer Van de Camp (CDA):

Mijn antwoord bestaat uit drie elementen. Ten eerste maak ik mij nog steeds behoorlijke zorgen over de uitvoeringsperikelen van dit generaal pardon. In dat opzicht sta ik nog achter mijn betoog van 30 november 2006, maar wij zullen zien. Ten tweede zijn als-danvragen zó gemakkelijk. Dan kun je inderdaad met een dubbeltje de wereld rond. Ten derde: ik hoef u toch niet uit te leggen dat er vier jaar geleden andere politieke omstandigheden waren? Toen zijn wij juist begonnen met het project Terugkeer. Velen, met name u, vonden dat project onvoldoende, maar het heeft wel tot 10.973 verblijfsvergunningen geleid. Het heeft overigens ook geleid tot het vrijwillige vertrek van 5493 asielzoekers. Ik vind die vraag dus zó gemakkelijk. Ik zou mijn voorgangers, maar ook mijn collega's en mevrouw Verdonk onrecht doen als ik zou zeggen dat wij in 2006 beter De Wit hadden kunnen volgen. Ik volg u niet graag en zeker niet op dit punt.

De heer De Wit (SP):

Het gaat om 2002.

De heer Van de Camp (CDA):

Excuus. Toen was ik er al helemaal niet aan toe.

De heer De Wit (SP):

U kunt het afdoen met de als-danvraag, maar hoe is het mogelijk dat u nu zo'n genuanceerd betoog hebt over de oplossing van dit probleem en over de wenselijkheid van een generaal pardon en dat u dat idee niet had in 2002? Dat kan toch niet?

De heer Van de Camp (CDA):

Er is een regeerakkoord gesloten. Daarin is het economische hervormingsbeleid van de kabinetten-Balkenende I, II en III grotendeels overeind gebleven. Daarin is het zorgstelsel grotendeels overeind gebleven. Daarin is het beleid inzake topinkomens overeind gebleven. Daarin is het beleid inzake het Irak-onderzoek overeind gebleven. Daarin gaan wij 40 prachtwijken maken en daarin wordt de maatschappelijke stage geregeld. Daarin wordt ook het generaal pardon geregeld.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik had gevraagd welke sancties u in petto hebt. U geleidt die vraag door naar de staatssecretaris. U wilt graag van de staatssecretaris horen welke sancties zij in gedachte heeft en als dat te weinig is, komt u met een motie. Ik begrijp dus dat u op dit onverhoopte punt een scherp beleid, met sancties, ingezet wilt zien worden.

De heer Van de Camp (CDA):

Dat klopt helemaal.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor deze regeling. Het is niet voor iedereen een feestdag – niet alle feesten vieren wij allemaal – maar voor mij in ieder geval wel. Ik moest echter wel even terugdenken aan alle getallen en die kaartjes van de wereld die zo vaak door mijn hoofd gaan. Er zijn zo'n 19 miljoen mensen op de vlucht voor oorlog en geweld, maar er zijn wereldwijd maar 2 miljoen erkende vluchtelingen. De afgelopen jaren zat ik in een andere positie, maar toen zag ik niet alleen onder het vorige kabinet maar ook daarvoor dat de meeste mensen niet daadwerkelijk uit Nederland vertrokken, maar hier bleven en met onbekende bestemming verdwenen. Het terugkeerbeleid was een wassen neus. Dat leidde tot mensonterende toestanden in steden en ook tot overlast. Dat was inderdaad een uitwas van het beleid. Dat leidde tot het meisje met aids in Utrecht die zich openlijk prostitueerde en ik vond het terecht dat de gemeente haar verantwoordelijkheid naam en haar opving. Het leidde ook tot heren als de heer Diabi die nu terug is in Sierra Leone die niet werd uitgezet door het Rijk en keer op keer op straat belandde. Dankzij gemeenten en instellingen zijn dit soort heren uiteindelijk teruggegaan. Dat waren de afgelopen jaren, daar komen wij vandaan. Velen hebben zich hiervoor ingezet, gemeenten en vrijwilligers, en vanuit het diepst van mijn hart wil ik hen daarvoor bedanken!

Vandaag spreken wij dan over de pardonregeling. Wij zijn daar al lang voorstander van. Het betreft de groep asielzoekers die asiel hebben aangevraagd onder de oude Vreemdelingenwet. Wij vonden en vinden dat er een einde moet worden gemaakt aan de onzekerheid voor deze groep mensen. Het gaat om mensen die hier kinderen hebben gekregen. Die kinderen zijn hier opgegroeid, zitten hier op school en op een voetbalvereniging. Het jongetje Raymond ken ik toevallig erg goed. Hij woont hier al twaalf jaar, is geboren in Utrecht en voetbalt nu bij RUC. Als je een milde bui hebt – en die heb ik – zou je misschien inderdaad kunnen zeggen dat die moeder best wel eerder terug had gekund naar het land waar zij vandaan kwam, maar als het zo lang duurt, moet je je toch afvragen of je mensen die hier zo volledig geworteld zijn nog wel terug zou moeten willen sturen. De overheid moet dus veel sneller opereren en juist deze pardonregeling biedt de kans om die les uit het verleden te leren, om schoon schip met dat verleden te maken en om er uiteindelijk voor te zorgen dat de procedures niet meer zo lang duren, maar snel lopen en wij energie kunnen steken in de echte problemen waar steden mee zitten, met name het illegalenvraagstuk dat vaak wel leidt tot grote criminaliteit en dan vooral door veelplegers!

Voorzitter. Deze kwestie heeft een lange voorgeschiedenis, ook in de Kamer. Uiteindelijk was het de motie-Bos, maar eerder de motie-Dijsselbloem die breed in de Kamer werd gesteund door SP, GroenLinks, ChristenUnie, D66 en de Partij voor de Dieren. Er zijn vele moties en wisselende posities geweest. Ik weet dat ook mijn partij op deze plaats wel eens anders heeft geredeneerd. Ik heb deze opvatting altijd wel gehad, maar ik zat, zoals gezegd, ergens anders. Ik weet dat de heer Pechtold gedwongen door omstandigheden ook wel eens anders heeft geredeneerd. Iedereen heeft zo zijn eigen positie, maar nu zitten wij hier en is die regeling er. Ik vind het geweldig knap van het kabinet dat die regeling er met collegiale steun van het CDA zo snel is gekomen. Ik wijs dan vooral op de door mij meest gewaardeerde staatssecretaris Nebahath Albayrak die het zo snel voor elkaar heeft gekregen.

Ik wil nog een andere opmerking maken over de mensen waarom het gaat. Ze worden zo vaak weggezet als leugenaar, als crimineel. Maar ik heb zo ontzettend veel van deze mensen gesproken die staan te popelen om mee te doen, die klaar staan, die het heel erg vinden dat ze geen stage mochten lopen in afwachting van deze regeling. Ze willen zo graag. Het gaat ook om heel veel kinderen die nu mogen blijven. Weet u hoe veel daarvan op dit moment stage lopen in de zorg? Het zijn uiteindelijk krachten die wij in de Nederlandse samenleving toch goed kunnen gebruiken als je kijkt naar het tekort aan mensen die in de verpleging willen gaan werken. Wij mogen ons zegenen dat er in deze groep ook veel van dit soort mensen zitten.

De heer Zijlstra (VVD):

En gelukkig maar! Daaraan twijfelt ook niemand, maar u moet ook erkennen dat een grote groep het moeilijk zal krijgen. U zegt nu dat het allemaal sneller moet, maar in een interruptie vroeg u mij of ik ook vind dat er vervolgprocedures moeten komen. Hoe gaat u zorgen voor een snelle afhandeling met al die vervolgprocedures en hoe voorkomt u dat wij over twaalf jaar weer over een jongetje moeten spreken dat in Nederland is geboren?

De heer Spekman (PvdA):

Daarom noemde ik in die interruptie ook meerdere kabinetten. Ook wij hebben afspraken gemaakt in een coalitieakkoord en ook wij zullen die afspraken nakomen. Eén van die afspraken is dat de Vreemdelingenwet herijkt zal worden. Daarbij zal gekeken worden naar de duur van de procedures, omdat de coalitie vindt dat die korter en sneller kunnen. Deze regeling heeft als voordeel dat de ambtenaren die werken met de mensen die onder het generaal pardon vallen, ingezet kunnen worden voor de afhandeling van die nieuwe procedures en mensen die zo snel mogelijk uit Nederland weg moeten.

De heer Zijlstra (VVD):

Het klinkt allemaal mooi, maar u hebt wel gezegd dat u een voorstander bent van herhaalde procedures. Als je herhaalde procedures toestaat, gaat het langer duren. Hoe wilt u dat probleem oplossen?

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb niet gezegd dat ik een voorstander ben van herhaalde procedures. Ik wees u er alleen maar op dat er herhaalde procedures zijn. U bent daar overigens ook niet altijd op tegen, want u hebt zelf gezegd dat een herhaalde procedure redelijk is als er nieuwe feiten zijn. De inzet van de PvdA is gelijk aan die van het CDA en de ChristenUnie en daarom hebben wij afgesproken dat de procedures korter moeten en dat de uitzettingen snel moeten plaatsvinden. Er komt met andere woorden een eind aan het beleid om mensen maar met onbekende bestemming te laten vertrekken. In de toekomst mogen mensen hier blijven of ze keren terug naar het land van herkomst.

De heer Fritsma (PVV):

U bent blij dat die kinderen eindelijk in Nederland mogen blijven. Realiseert u zich eigenlijk wel hoe gevaarlijk die gedachtegang is, want u stuurt de boodschap de wereld in: ga naar Nederland, krijg een kind en je mag blijven. Als wij u volgen, is het hek toch zeker van de dam?

De heer Spekman (PvdA):

Het pardon betreft de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet. Het is dus een afgebakende groep. Ik heb ook geen verhalen meer gehoord over 150.000 mensen die zouden mogen blijven en die verhalen hoorde ik in eerdere debatten wel. Het is een afgebakende groep die voor 25% uit kinderen bestaat. Een groot deel van die kinderen is in Nederland geboren. Kinderen zijn geen ticket voor verblijf. Daarover was ook ik het met de vorige staatssecretaris eens. U moet het mij echter niet kwalijk nemen dat ik een bijzonder gevoel heb bij kinderen die hier twaalf jaar geleden zijn gekomen. Ik ben blij dat die kinderen niet naar het geboorteland van hun ouders worden uitgezet.

De heer Fritsma (PVV):

Die mensen voldoen niet aan de toelatingscriteria. Iemand die weet dat hij geen toekomst heeft in Nederland, omdat hij hier niet mag blijven, gedraagt zich onverantwoordelijk als hij toch kinderen op de wereld zet. De ouders grijpen die kinderen aan als pressiemiddel om in Nederland te mogen blijven. U zegt de praktijk te kennen en dan moet u dat ook weten. Het werkt misbruik in de hand. Vindt u echt dat de Nederlandse samenleving de prijs moet betalen voor onverantwoord gedrag van hun ouders?

De heer Spekman (PvdA):

Nee, nooit. U hoeft mij hierover niets te vertellen. Mensen verschuilen zich heel vaak achter hun kinderen. Dat geldt voor de schuldhulpverlening, dak- en thuisloosheid en de zorg voor zwangere, verslaafde vrouwen. Ik ken de realiteit, maar ik geef er echter de voorkeur aan om voor het kind te kiezen en de ouders op hun lazer te geven. Het is een afgebakende groep en daarom ben ik niet bang dat hiervan een gevaar voor morgen uit zou gaan. Ik ben blij dat kinderen die hier geboren en getogen zijn, hier hun vriendjes hebben en hier naar school gaan, nu eindelijk duidelijkheid hebben. Zij zijn eindelijk de spanning kwijt dat ze misschien nog wel eens uitgezet kunnen worden.

Voorzitter! Veel mensen uit deze groep zijn legaal in Nederland. Ik benadruk dat, omdat iedere keer weer wordt gezegd dat het illegalen en uitgeprocedeerden zouden zijn. Een groot gedeelte van deze mensen zou daadwerkelijk in alle gevallen gelijk krijgen van de rechter en hier alsnog blijven. Bij alle verhalen over kosten en zaken wordt niet gedacht dat de meeste mensen hier waarschijnlijk toch zouden blijven en dat alleen de procedures worden weggehaald. Daarmee besparen wij ook veel kosten.

Ik kom nu op de regeling zelf. Wij zijn ontzettend gelukkig met de regeling. Het feit dat ik hier vragen stel over de regeling, betekent niet dat wij ineens ongelukkig zijn met de regeling als wij onze zin niet krijgen op een of ander punt. Wij zijn gelukkig met deze regeling. Wij zijn ook hartstikke trots dat de moties zijn ingediend en op een meerderheid konden rekenen. Bovendien zijn wij trots dat wij een collegiale samenwerking hebben met CDA en ChristenUnie en zo snel een akkoord hebben bereikt. Alles wat ik zeg, doet daar niets aan af. Ik ben daar simpel in. Het ontslaat mij echter niet van de plicht om kritisch over deze regeling te oordelen en mij af te vragen of er punten zijn die belangrijk genoeg zijn om eventueel te veranderen. Daar pleit ik dan ook voor.

De heer Pechtold (D66):

Ik weet natuurlijk nog niet precies wat er komt, maar ik heb natuurlijk wel de kranten gelezen. U doet nu een intrigerende uitspraak. U zegt dat u trots bent op degenen die mede hebben mogelijk gemaakt dat de motie op 30 november kwam en u zegt dat u trots bent op uw coalitie. De meerderheid bedroeg 76 tegen 74 en u hebt nu ook de coalitie. Vervolgens gaat u een betoog houden over zaken die u extra wilt. De heer Van de Camp heeft aangekondigd dat er nog coalitieoverleg komt, want dat weet hij nu al. Ik wil graag van u horen of u gaat volhouden dat u meer wilt of niet. De fracties van GroenLinks, SP en D66 hebben hiervoor tenslotte al steun uitgesproken.

De heer Spekman (PvdA):

Ik kom daar nog op. Alleen wil ik beginnen met iets dat hier misschien niet gebruikelijk is, namelijk zeggen dat je ergens tevreden mee bent. Het is hier vaak de cultuur om geïnteresseerd te zijn in het kleine verschil. Dat merk ik overigens ook vaak bij de media. Het gaat mij erom dat ik de overtuiging heb dat er nu al een regeling ligt waar ik trots op ben. Dat ontslaat mij echter niet van de verplichting om te kijken naar de achterkant van het gelijk van die regeling. Vervolgens zal daar weer een achterkant aan zitten. Ik zal daarvoor pleiten en daarover ga ik het debat aan met de staatssecretaris en de andere fracties in de Kamer. Vervolgens wacht ik het antwoord van de staatssecretaris af en dan hebben wij volgens mij een tweede instantie.

Ik kan de redenaties in de regeling over 1F en onvoorwaardelijke veroordeling tot meer dan een maand goed volgen. Wij kunnen ons daarbij neerleggen. Dat is een goede weerslag van hetgeen is afgesproken in het coalitieakkoord. Overigens heb ik begrepen dat de regeling betreffende onvoorwaardelijke veroordeling tot meer dan een maand niet van toepassing is als er sprake is van verschillende procedures in het kader van verschillende identiteiten, bijvoorbeeld als gevolg van een vals paspoort. Er zijn echter twee punten waar ik toch vraagtekens bij zet. Het gaat dan om de Dublinclaimanten en de duurzame relatie. Dit zijn twee verschillende punten. Ik kan de redenatie volgen. Daarom kan ik ook niet tegen de heer Van de Camp en de staatssecretaris zeggen dat het voorstel op beide punten afwijkt van het coalitieakkoord. Je kunt het echter op twee manieren interpreteren en het hangt er maar van af naar welke kant je de weegschaal laat doorslaan.

Met betrekking tot de Dublinclaimanten kan ik mij de redenatie voorstellen. Zij zijn inderdaad in het buitenland geweest. Dat is helemaal waar. Aan de andere kant zijn zij wel altijd onder de juridische verantwoordelijkheid van Nederland gebleven. Deze groep wijkt daarin duidelijk af van de andere groep. Ik heb het dan niet over de tijd dat zij in het buitenland zijn geweest. Sommigen zijn er maar heel kort geweest. Feitelijk vallen zij echter onder de juridische verantwoordelijkheid van Nederland. Juist omdat dit een vrij principieel punt is en het samenhangt met het opruimen van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet zodat wij daadwerkelijk schoon schip kunnen maken om echt te werken aan een nieuw terugkeerbeleid en de aanpak van illegaliteit, vind ik dat het redelijk is om de weegschaal over te laten slaan. Maak daarom een uitzondering voor de Dublinclaimanten. Ik hoor graag wat de staatssecretaris daarvan vindt.

De heer Zijlstra (VVD):

De heer Spekman vraagt of het niet redelijk is dat deze mensen onder de juridische verantwoordelijkheid van Nederland blijven. Asielwetgeving is bedoeld om ervoor te zorgen dat politieke vluchtelingen worden geïdentificeerd en in Nederland mogen blijven. Dublinclaimanten hebben er bewust voor gekozen om naar een ander EU-land te gaan omdat zij dachten dat zij daar meer kans hadden. Die groep voldoet daar dus niet aan. Een echte politieke vluchteling is blij als hij in Nederland is aangekomen en zal dan niet zo berekenend zijn om te bezien of hij het misschien in Ierland moet proberen omdat hij daar meer kans heeft. Waarom bepleit u om deze groep onder de regeling te laten vallen? Het is bij uitstek een groep die er níét onder zou moeten vallen.

De heer Spekman (PvdA):

Ik ken vele voorbeelden van Dublinclaimanten. Ik sluit niet uit dat sommige van hen zijn zoals de heer Zijlstra beschrijft. Ik weet ook zeker dat er mensen zijn die een andere waarheid hebben. Dat zijn mensen die hier kwamen, die dachten hier te kunnen blijven, die bang werden, besloten om hun toevlucht te zoeken in een ander EU-land en er al snel achter kwamen dat dit niet ging doordat de claim op Nederland lag. Het gaat mij om de kern, namelijk dat wij een einde willen maken aan de nalatenschap. Dat doen wij door keuzes te maken. Dat zijn keuzes die soms discussies met zich meebrengen, omdat zij misschien niet altijd zo een-twee-drie helemaal dicht te regelen zijn. Wij moeten afweging maken. Ik kies ervoor om te bezien hoe wij echt een einde kunnen maken aan de nalatenschap van de oude vreemdelingenwet. Daarmee slaat bij mij de weegschaal door naar het juridische argument dat zij feitelijk altijd in juridisch-technische zin onder de verantwoordelijkheid van Nederland zijn blijven vallen.

De heer Zijlstra (VVD):

De kern is dat het gaat om de asielwetgeving. Ook als Dublinclaimanten buiten de regeling vallen, is de duidelijkheid die de heer Spekman zoekt er. Het is van belang om naar het doel van de asielwetgeving kijken, namelijk dat echte politieke vluchtelingen hier moeten kunnen blijven. Dat betreft deze groep duidelijk niet.

De heer Spekman (PvdA):

Wij spreken vandaag niet over de asielwetgeving alleen, maar vooral over de pardonregeling. Het doel van de pardonregeling was om schoon schip te maken. Een van de manieren om schoon schip te maken is door te kijken naar de verschillende groepen. Ik snap de keerzijde van mijn voorstel, maar wat ik voorstel is ook niet idioot. De argumenten ervoor zijn heel goed houdbaar en ik houd die dan ook.

De heer Van de Camp (CDA):

Is de heer Spekman het met mij eens dat er vrijwillige Dublinclaimanten zijn, mensen die het land vrijwillig hebben verlaten, en Dublinclaimanten die min of meer zijn begeleid naar een ander EU-land?

De heer Spekman (PvdA):

Natuurlijk bestaan er heel veel verschillen binnen deze groep. De kern is dat het uiteindelijk mensen betreft die hier gekomen zijn, die weg zijn gegaan, soms heel kort en soms iets langer, maar die onder de juridische verantwoordelijkheid van Nederland zijn blijven vallen.

De heer Van de Camp (CDA):

Wat is het uiteindelijke verschil tussen een Dublinclaimant die vrijwillig is vertrokken en iemand die met onbekende bestemming is vertrokken?

De heer Spekman (PvdA):

Voor deze regeling komen ook mensen in aanmerking die met onbekende bestemming zijn vertrokken en die in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 aantoonbaar in Nederland hebben verbleven.

De heer Van de Camp (CDA):

Waarom houdt u dat criterium dan ook niet aan voor de Dublinclaimanten, mijnheer Spekman?

De heer Spekman (PvdA):

Dat zou ook nog kunnen. In die redenatie zouden wij echter de periode daarvoor, die van 2001 tot 1 januari 2006, kunnen laten vallen. Er zijn heel veel verschillende redeneringen die kunnen worden gebruikt en die allemaal een eigen keerzijde hebben. Dat hebt u in uw betoog ook aangegeven. Het gaat om de vraag naar welke kant wij de weegschaal laten doorslaan. Ik vind dat de weegschaal op zich zou kunnen doorslaan naar het onder de regeling brengen van deze groep omdat deze mensen altijd juridisch onder de Nederlandse verantwoordelijkheid zijn blijven vallen.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik heb in mijn eigen termijn al gezegd dat mijn fractie ook nog niet helemaal uit deze kwestie is. Het argument tegen het voorstel van de heer Spekman is dat als er eenmaal wordt begonnen met morrelen aan deze regeling, die heel evenwichtig is, de deur open wordt gezet voor weer andere groepen. Zet dit voorstel niet juist die deur open?

De heer Spekman (PvdA):

Dat is niet de bedoeling. Het is overigens niet de eerste redeneertrant. De eerste vraag moet altijd zijn wat wij rechtvaardig vinden. Daar begint het mee. Dit voorstel lijkt mij rechtvaardig gezien de kenmerken van de groep. Het is volgens mij juridisch een nogal uitzonderlijke groep. Geen enkele andere groep asielzoekers is immers constant onder de juridische verantwoordelijkheid van Nederland blijven vallen. Ik ben daar dus niet bang voor. Ik denk dat voor deze groep echt een ander beleid kán gelden als wij dat willen. Het blijft een groep binnen de afgebakende groep van 25.000 tot 30.000 mensen, dus de groep als geheel wordt er niet groter door. Het is alleen een kleine groep waarvoor wij de weegschaal zo laten doorslaan, in plaats van andersom. Dezelfde discussie hebben wij gevoerd over andere contra-indicaties.

Voor een andere groep is de situatie nog moeilijker, namelijk gezinsleden. Ik vind dat wij in deze Kamer toch moeten bedenken wat wij willen met de definitie van het begrip "gezinslid". Ik begrijp ook in dit geval dat het gemakkelijker valt aan te tonen of mensen getrouwd zijn of een samenlevingscontract hebben dan of zij als vriend en vriendin samenleven. Ik heb zelf elf jaar ongehuwd samengewoond met mijn vriendin, met wie ik nu drie kinderen heb en keurig getrouwd ben. Die stadia kunnen zo in elkaar overgaan. Een duurzame relatie kan zijn dat men met elkaar samenwoont. Deze mensen worden echter van deze regeling uitgesloten. Ik begrijp dat wel, omdat het één technisch veel gemakkelijker valt te controleren dan het ander en omdat wij in de regeling geen fraude moeten toelaten. Ik zou er sterk op tegen zijn als er misbruik kan worden gemaakt van regelgeving die wij hier bedenken. Ziet de staatssecretaris kans om de definitie van het begrip "gezinslid" enigszins uit te breiden voor mensen die elkaar in Nederland hebben gevonden, op voorwaarde dat moet worden voldaan aan de peildatum en dat niet de overheid de bewijslast op zich neemt maar de betrokkenen, net als dat overigens geldt voor het aantonen van huwelijk of geregistreerd partnerschap?

De heer Fritsma (PVV):

Wilt u dat de PvdA nog kleiner wordt?

De heer Spekman (PvdA):

Dat maakt mij helemaal niets uit.

De heer Fritsma (PVV):

De autochtone bewoners van de grote stadswijken die dag in, dag uit worden geconfronteerd met de problemen van de multiculturele samenleving lopen namelijk gillend bij uw partij weg. U maakt hun problemen nog erger. U laat nog meer mensen toe. U bent niet tevreden met de huidige regeling, waar u de Dublinclaimanten bij wilt en partners van wie niets eens valt aan te tonen dat zij partner zijn. Misbruik ligt dus op de loer. Ik vind dit ongelofelijk. Realiseert u zich dat u de autochtone inwoners van grote stadswijken gruwelijk in de steek laat omdat u hun problemen nog erger maakt met het steeds maar weer versoepelen van de gangbare toelatingsregels?

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb een vraag aan de staatssecretaris gesteld en daarbij de opmerking gemaakt dat wij niet moeten uitgaan van naïviteit maar van zaken die controleerbaar zijn en die in een wet, in een regel of in beleid zijn om te zetten opdat de situatie niet fraudegevoelig is. Ik ben niet bij de PvdA gegaan om die partij per definitie groot te laten zijn, maar omdat ik in de idealen van de PvdA geloof. Als niemand anders er nog in gelooft dan ik, ben ik maar de enige, maar dat interesseert mij geen snars.

Ik woon in zo'n wijk die u noemt. Ik voel iedere dag de ellende die sommige mensen daar hebben, maar ik vind het veel te gemakkelijk om die ellende alleen maar te wijten aan de multiculturele samenleving. Die zit wel wat dieper. Weet u hoeveel huiselijk geweld er is in veel gezinnen, ook van autochtone komaf en ook in Utrecht? Weet u hoeveel alcoholmisbruik er is in die gezinnen, waaraan kinderen kapot gaan? Uw redenering is dus veel te gemakkelijk. Zo vind ik het ook veel te gemakkelijk om de groep die u noemt weg te zetten als potentieel overlast gevend. In deze groep zit veel talent. Hier zitten veel meiden en jongens tussen die nu een opleiding volgen voor de verpleging, van wie ik zeker weet dat wij uiteindelijk dankbaar zijn dat onze moeders door hen kunnen worden verpleegd. Dat is ook de realiteit. Dit zijn ook mensen die hierbij zitten. Het is dus niet allemaal ellende. Voor degenen die wel voor ellende zorgen, moeten wij hard zijn en blijven, net als voor iedere crimineel of iedereen die afwijkend gedrag vertoont in de Nederlandse samenleving.

De heer Fritsma (PVV):

Dit antwoord klopt gewoon niet. Kijk naar de cijfers, naar de uitkeringsafhankelijkheid, de criminaliteitscijfers en de overlastcijfers onder allochtonen. Dat blijkt uit alle lijstjes. Dit zijn problemen die, of wij dat willen of niet, echt samenhangen met immigratie en met het toelaten van vreemdelingen. U wilt de regels versoepelen om die criminelen toe te laten. U sleutelt nu aan de pardonregeling. U maakt al die probleem alleen maar erger.

De heer Spekman (PvdA):

Ik sleutel nergens aan. Ik neem mijn verantwoordelijkheid als volksvertegenwoordiger door voorstellen van het kabinet, ook als ik in de coalitie zit, te beoordelen op hun merites. Ik vraag naar aanleiding daarvan of het niet redelijk is er ook een andere groep onder te laten vallen, zonder dat de groep als zodanig veel groter wordt. Vervolgens moet het kabinet investeren in de zaken die de heer Van de Camp heeft aangegeven. Daar sta ik ook voor. Ik ben van mening dat wij de komende jaren heel veel kunnen verbeteren in de wijken en buurten en het ook veiliger kunnen maken voor de mensen. Het klopt dat in sommige buurten sprake is van overlast van Marokkaanse jongeren, soms heel dominant. Het gaat echter lang niet altijd om Marokkaanse jongeren, dus ik wil geen zwart-witdiscussie. Het gemiddelde opleidingsniveau van de desbetreffende groep jongeren is overigens vrij hoog. De wil om vooruit te komen, is gigantisch.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter...

De voorzitter:

Het spijt mij.

De heer Zijlstra (VVD):

De twee grootste partijen hangen aan het eind van debat, terwijl zij een belangrijke inbreng hebben in de discussie, maar als ik niets meer mag zeggen, wordt die discussie wel heel erg bekort.

De voorzitter:

Dat gebeurt niet, want wij zijn al vanaf 10.15 uur bezig.

De heer Zijlstra (VVD):

De heer Spekman zet hier beelden neer die onjuist zijn.

De voorzitter:

U staat aan de top wat betreft het aantal interrupties, maar aan het eind van het betoog van de heer Spekman mag u nog een interruptie plaatsen. U heeft zojuist overigens geen bezwaar gemaakt tegen mijn voorstel, mijnheer Zijlstra.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. De vragen van de heer De Wit over de sofinummers onderstreep ik kortheidshalve. Veel mensen willen al in september studeren. In dat kader is ook een vraag over de zorgverzekering gesteld.

Dan het VNG-akkoord. De crux in het VNG-akkoord en in het kabinetsakkoord is dat wij weer gaan werken vanuit vertrouwen in plaats vanuit wantrouwen. De afgelopen jaren was dat vertrouwen er onderling niet. Het werd ook niet waargemaakt. Keer op keer werden afspraken geschonden. Dat leidde tot het beleid van het op straat zetten, waardoor gemeenten zich uiteindelijk gedwongen voelden om over te gaan tot noodopvang. Ik heb wat dat betreft enig recht van spreken, omdat ik als wethouder verantwoordelijk was voor de opening van de eerste noodopvang in Nederland, naar aanleiding van een besluit van de gemeenteraad. Dat gebeurde bij ons recht voor zijn raap. Ik kijk nu even naar de heer Zijlstra. Ik kan nu wel iets in zijn richting zeggen, want hij mag toch niets terugzeggen.

De voorzitter:

Ik geef de heer Zijlstra nu het woord. De tijd die hij nodig heeft, gaat af van de spreektijd van de heer Spekman.

De heer Zijlstra (VVD):

Dank u, voorzitter. Ik heb de tijd, begrijp ik.

Het beeld dat de heer Spekman neerzet, is dat het allemaal fantastisch is, maar dat is niet correct. Een groot aantal asielzoekers is hoog opgeleid, maar volgens de integratiebarometer blijkt toch 40% afhankelijk te zijn van een uitkering en blijkt bijna 50% op de armoedegrens te leven. De heer Spekman kan een heel positief verhaal houden over de asielzoekers – wij zijn ook blij dat een bepaalde groep het goed doet – maar hij mag ook best zeggen dat het grootste deel van de asielzoekers het niet gemakkelijk heeft en het dus niet goed doet. Daar loopt hij steeds voor weg.

De heer Spekman (PvdA):

Ik loop nergens voor weg. Overigens is 40% nog altijd minder dan 60%. Ik zie alleen dat veel mensen staan te popelen om mee te doen. Het gaat erom dat wij deze mensen de kans moeten bieden om verder te komen. Ik ben ervan overtuigd dat, als wij hen die kans geven, zij die kans voluit zullen pakken en ook wij daar veel aan zullen hebben.

Dan kom ik terug op het VNG-akkoord. Ik sprak al over het vertrouwen in plaats van wantrouwen. Ik vind het knap dat dit is gerealiseerd. Nu moeten wij onze afspraken nakomen op het gebied van de regeling, al is niet iedereen hier daar gelukkig mee, de VNG wel trouwens. Hetzelfde geldt voor de afspraken als het gaat om de rijkskant van het VNG-akkoord, dus het in gesprek gaan over de opvang van degenen die hier legaal zijn, mensen niet zo maar op straat zetten en geen genoegen nemen met zo'n hoog percentage aan mensen dat met een onbekende bestemming vertrekt. Ook de Kamer zou ontevreden moeten zijn over het laatste, want dat gaat zelfs in tegen de begrotingsdoelstelling die wij met elkaar hebben geformuleerd. Uitgaande van dat vertrouwen en ervan uitgaand dat het Rijk zijn verantwoordelijkheid neemt, hoeft er geen noodopvang meer te zijn. Daar durf ik mijn hand voor in het vuur te steken. Ook de opmerkingen op televisie van lokale bestuurders beoordeel ik op hun merites, want ik heb zelf ook lang rondgelopen in een gemeente. Vaak werd er feitelijk gezegd dat zou worden gestopt met de financiering van de noodopvang. Dat moeten de bestuurders ook doen, want zij moeten hun afspraken nakomen.

Door nu schoon schip te maken komt bij de IND, het COA en de rechtbanken veel capaciteit vrij om snel te beslissen over nieuwe aanvragen. Daardoor worden toekomstige problemen met langdurig in Nederland verblijvende asielzoekers voorkomen. Wij wachten de antwoorden van de staatssecretaris op de door ons gestelde vragen af. Wij zijn buitengewoon tevreden over de regeling. Dat neemt niemand ons af, ook niet als wij niet op alle punten onze zin krijgen.

Het generaal pardon is niet een oplossing voor alles, maar wel alles voor de mensen die het betreft, voor mensen die kunnen blijven in de stad waar zij zijn geboren, op school zitten of voor iemand die voetbalt bij RUC, een leuke club.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De heer Spekman zei dat hij tevreden was met wat in het generaal pardon staat, met de regeling volgens 1F. Er is een juridisch vacuüm, een limbosituatie. Is de heer Spekman bereid het debat aan te gaan over de gezinsleden, maar ook over de 1F'ers zelf, zeker als zij zich kunnen laten vrijspreken? Er zijn 500 mensen in procedure. Kunnen zij alsnog deel gaan uitmaken van het generaal pardon? Dat debat moeten wij wel voeren.

De heer Spekman (PvdA):

Wij hebben afgelopen dinsdag over 1F gedebatteerd. Zelfs de heer Fred Teeven van de VVD zei toen dat het wel erg zuur was voor kinderen van 1F'ers dat zij moesten lijden onder de daden van hun ouders. Het is een ontzettend moeilijk dilemma. Ik was blij dat de minister een brief toezegde, waarover wij een debat kunnen voeren. De eerste vraag is of het wel wenselijk is dat iemand eeuwig verdacht is. De tweede vraag is die over de situatie van de kinderen. Dat debat moet echter dan worden gevoerd en niet nu.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat is wat lastig, want het gaat vandaag over het generaal pardon. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij dat debat apart voeren, want het is ingewikkeld, maar het moet dan wel mogelijk zijn om deze mensen met terugwerkende kracht alsnog een pardon te verlenen. Is de heer Spekman dat met mij eens?

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb de motie die de heer Dijsselbloem met ook de steun van mevrouw Azough heeft ingediend, gezien. Daarin was een uitzondering gemaakt voor de 1F'ers. Het staande beleid was toen en is nu dat de gezinsleden daar bij horen. Dat is anders dan het geval waarin een veroordeling met een maand aan de orde is. Daarbij worden de gezinsleden gelukkig individueel beoordeeld. Daar ben ik blij mee. Wij hebben afgesproken dat wij het debat op zijn merites beoordelen. Dat doe ik ook, want ik vind het moeilijk voor de kinderen om eeuwig in dezelfde situatie te verkeren. Ik sluit mij aan bij de woorden van Fred Teeven. Dat debat gaat plaatsvinden. Het is toegezegd voor de behandeling van de begroting van Justitie, dus dat is vrij snel.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Is de heer Spekman het met mij eens dat deze mensen, zeker als zij vrijgesproken zijn, alsnog met hun gezinsleden in de pardonregeling kunnen worden opgenomen?

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb gezegd wanneer wij het debat hierover voeren. Ik vind het een heel lastige groep, maar ik loop er niet voor weg. Ik heb daarom dinsdag ook als een van de eersten om een brief gevraagd. Wij moeten onze ogen niet sluiten voor de situatie van de betrokken gezinnen en mensen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De Partij voor de Dieren is blij met de brief van de staatssecretaris. Eindelijk komen er duidelijkheid en een oplossing voor een grote groep asielzoekers die al jarenlang wacht op een mogelijke pardonregeling. Het is goed die regeling ruimhartig toe te passen, zodat schoon schip gemaakt kan worden met een periode waarin mensen in toch al moeilijke omstandigheden jarenlang tussen hoop en vrees geleefd hebben.

Ook zijn wij het eens met de uitsluiting van vluchtelingen die opgeteld een maand of langer gevangenisstraf hebben gekregen wegens wetsovertredingen. Wij vragen voorts om ruimhartig om te gaan met de belangen van kinderen van 1F'ers. Zij mogen niet de dupe worden of verantwoordelijk gesteld worden voor de oorlogsmisdaden van hun ouders. Zeker kinderen die zelfstandig voldoen aan de eis van minstens zes jaar onafgebroken verblijf in Nederland zouden niet uitgesloten mogen worden van de regeling wanneer zij nu of binnenkort zelfstandig zouden kunnen functioneren.

Verder vragen wij de staatssecretaris oog te hebben voor de problematiek van mensen die in Nederland verblijven, maar geen recht hebben op opvangvoorzieningen. Wij pleiten voor een streng maar rechtvaardig asielbeleid, dat betrokkenen zo snel mogelijk helderheid verschaft. In de fase van afronding van het generaal pardon zal er aandacht moeten zijn voor mensen die tussen wal en schip dreigen te vallen. Graag krijgen wij van de staatssecretaris een inventarisatie voor welke mensen deze kwalificatie zou kunnen gelden en op welke wijze zo veel mogelijk voorkomen wordt dat de randen van de regeling rafelen en nog steeds kennelijk onbillijkheden bevatten.

Graag krijgen wij ook de visie van de staatssecretaris op de positie van de zogenaamde Dublin-2-verordening. Hoe ziet de staatssecretaris de terugnameverplichting en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid van ons land voor deze mensen?

Ik hoop dat het mededogen dat spreekt uit het generaal pardon, zich niet zal beperken tot deze regeling die tot stand kwam met wat indertijd de hagelslagcoalitie genoemd werd. Wij hopen dat in termen van mededogen deze hagelslagcoalitie nog vaker blijk zal geven van het feit dat mededogen een belangrijkere waarde in onze samenleving vertegenwoordigt dan het primaat van de economie, het dichttimmeren van het regeerakkoord of het eigenbelang. Wij hopen van harte dat ook de coalitiepartijen er blijk van zullen geven dat op dit en andere dossiers het belang van de zwakste zwaarder zal moeten wegen dan het recht van de sterkste. Dat is een opdracht voor een zich beschaafd noemende samenleving waarvoor krachten gebundeld zullen moeten worden.

Voorts zijn wij van mening – en dat zal u niet verbazen – dat er een eind moet komen aan de bio-industrie.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.45 uur tot 14.30 uur geschorst.

De voorzitter:

De ontvangen brieven en wetsvoorstellen staan op een lijst die op de tafel van de griffier ligt. Op die lijst staan voorstellen over hoe de Kamer deze stukken kan gaan behandelen. Als aan het einde van de vergadering geen bezwaar is gemaakt tegen deze voorstellen, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven