Noot 1 (zie blz. 272)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Financiën op vragen gesteld in de eerste termijn van de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2007 (30 800)

Vraag van de geachte afgevaardigde Verhagen (CDA)

Nu moeten werkgevers nog eens per maand hun belastingopgave doen bij de Belastingdienst. Het CDA stelt voor dat bedrijven ervoor kunnen kiezen dat eens in het kwartaal te doen.

Antwoord

Dit voorstel van geachte afgevaardigde Verhagen oogt sympathiek en gaat uit van de veronderstelling dat dit een administratieve lastenverlichting zou betekenen. De facto betekent het echter een lastenverzwaring.

De maandaangifte voor werkgevers is per 1 januari 2006 ingevoerd. De werknemersgegevens van de loonaangifte worden opgenomen in de polisadministratie van UWV en worden ook gebruikt door andere overheidsinstanties dan UWV en Belastingdienst (het «één keer uitvragen»-principe). Met betrekking tot de gegevens voor de loonaangifte wordt aangesloten bij de gegevens die de werkgever in zijn loonadministratie heeft en gebruikt om het maandelijks loon te bepalen voor zijn werknemers. Naarmate er meer tijd verstrijkt voordat de loongegevens van de werknemers in de polisadministratie worden opgenomen, zullen deze instanties tot afzonderlijke uitvraag van gegevens bij werkgevers moeten overgaan. Hiermee wordt het doel van de SUB-operatie teniet gedaan: een kwartaalaangifte zou in veel gevallen juist een extra administratieve slag noodzakelijk maken. Alle loonsoftwarepakketten zijn klaar voor het doen van de loonaangifte. In de diverse pakketten zijn de specificaties van de loonaangifte verwerkt. Een druk op de knop zorgt er vervolgens voor dat de gegevens naar de Belastingdienst worden verzonden. Om een kwartaalaangifte technisch mogelijk te maken, moeten niet alleen de loonsoftwarepakketten worden aangepast maar ook de automatiseringssystemen bij de Belastingdienst en het UWV. Dit brengt zeer grote risico’s voor de stabiliteit van het systeem met zich, het systeem zou helemaal opnieuw moeten worden ontworpen en een dergelijke operatie zal ten minste tientallen miljoenen euro’s bedragen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Verhagen (CDA)

Het CDA vindt dat er iets gedaan moet worden aan de woningmarkt: het oplossen van het woningtekort; het verder versoepelen van de regelgeving rond bouw en ruimtelijke ordening; woningbouwcorporaties moeten meer ruimte krijgen om huizen te verkopen aan andere beleggers (zoals pensioenfondsen).

Antwoord

Bij aanvang van het kabinet zat de woningmarkt op slot. De woningproductie in de nieuwbouw en herstructurering was laag en traag. Het kabinet heeft verschillende maatregelen genomen om het woningtekort op te lossen. Er zijn woningbouwafspraken gemaakt die zullen leiden tot het terugbrengen van het tekort op de woningmarkt tot 1,5%. Ook die visie op de woningmarkt is gericht op vergroting van het aanbod. De woningproductie is inmiddels sterk aangetrokken. (Was op het dieptepunt in 2003 op 65 000 woningen) In 2005 zijn 74 370 woningen aan de voorraad toegevoegd. De productie lijkt in 2006 nog hoger te worden, naar verwachting boven de 80 000.

Wat betreft het versoepelen van de regelgeving rond bouw en ruimtelijke ordening wijst het kabinet op het wetsvoorstel dat momenteel bij de Eerste Kamer ligt dat een vereenvoudiging van procedures van regelgeving rond de bouw bewerkstelligt.

Het is uit financieel oogpunt niet nodig voor woningcorporaties om woningen te verkopen aan beleggers, het vermogen van corporaties is dermate groot dat er geen extra financiële middelen nodig zijn om investeringen te kunnen doen. Verkoop aan beleggers is nu al mogelijk, mits er toestemming is verkregen van de Minister van VROM. Tot op heden wordt hier echter terughoudend mee omgegaan. Verkoop door corporaties is vooral gericht op de huurder c.q. de individuele koper. Uitgangspunt bij de verkoop van woningen door corporaties is altijd dat de voorraad voldoende omvang moet hebben voor het huisvesten van de aandachtsgroepen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Verhagen (CDA)

Het CDA vraagt aandacht voor de IJsseldelta, greenports en de innovatieve glastuinbouwsector.

Antwoord

Het Kabinet onderschrijft het belang van de greenports als een innovatieve kans voor de glastuinbouwsector. Voorstellen in dit kader kunnen daarom meedingen naar de FES-enveloppe voor de Nota Ruimte, die het kabinet heeft verhoogd met € 100 miljoen tot een totaalbedrag van € 1 miljard. Voor de komende jaren is uit dit bedrag € 250 miljoen versneld beschikbaar gesteld.

Binnenkort wordt u door de Minister van VROM geïnformeerd over de procedure rond deze enveloppe. Over het greenportcomplex rond Venlo, Klavertje 4, kan het Kabinet naar verwachting al dit jaar beslissen.

Het project IJsseldelta heeft ook meegedongen naar FES-gelden deze zomer, maar is door het Centraal Planbureau ongunstig beoordeeld. Het kabinet ziet daarom nog geen reden om hiervoor middelen beschikbaar te stellen via het FES.

Vraag van de geachte afgevaardigde Verhagen (CDA)

Het CDA vraagt aandacht voor een snel tracébesluit over de A74, voor de bereikbaarheid van het Noorden, verbetering van de A6, A1 en A10, en knelpunten op de A7, de N69, de N59 en de N35.

Antwoord

In de Nota Mobiliteit is een samenhangend maatregelenpakket geformuleerd voor bereikbaarheid in de toekomst. Dit pakket bestaat uit de aanleg van wegen, de introductie van het betalen naar gebruik, verkeersmanagement en verbetering van andere vormen van vervoer, waaronder openbaar vervoer. Daarmee worden de reistijden in 2020 korter en beter voorspelbaar.

Om beter inzicht te krijgen in de huidige en toekomstige ontwikkelingen van mobiliteit en knelpunten in verkeer en vervoer zijn het afgelopen jaar in samenwerking met de regio’s netwerkanalyses opgesteld. Momenteel vindt overleg plaats met bestuurders in de regio over de uitkomsten van deze analyses en wat deze betekenen voor het MIT. De Tweede Kamer zal vóór de MIT-behandeling (gepland op 30 oktober a.s.) schriftelijk over de uitkomsten worden geïnformeerd. In de Kamerbehandeling van het MIT kan dan ook nader worden ingegaan op alle genoemde concrete wegenprojecten.

Het kabinet doet zijn best om de A74 zo spoedig mogelijk te realiseren. Momenteel worden hernieuwde luchtonderzoeken uitgevoerd. De Tweede Kamer wordt voor het einde van dit jaar op de hoogte gesteld van de uitkomsten daarvan en hoort dan wanneer een tracébesluit genomen kan worden.

Het kabinet bevordert de bereikbaarheid van het Noorden door aandacht voor wegenprojecten zoals de N31 Zurich-Harlingen, Knooppunt Joure, de N33 Assen-Zuidbroek en Rijksweg 31 Haak om Leeuwarden. Ten slotte de Zuidelijke ringweg bij Groningen, de A7, waarvan het uitvoeringsbesluit van de 1e fase onlangs is genomen en waar voor de 2e fase eind 2006 een besluit wordt genomen.

Het oplossen van de bereikbaarheidsproblemen op de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere (A6, A1 en A10) heeft voor het kabinet hoge prioriteit. Voor de Noordvleugel van de Randstad zijn door het kabinet integrale besluiten genomen, over de bereikbaarheid maar ook over de economische ontwikkeling, wonen, en natuur en recreatie. Deze besluiten zijn onlangs in de Noordvleugelbrief aan de Tweede Kamer meegedeeld. Op 5 oktober praat het kabinet hierover met de Kamer. Het debat zal hopelijk leiden tot een duidelijke richting voor het vervolgproces, zodat de tweede fase van de planstudie kan worden aangepakt.

Vraag van de geachte afgevaardigde Marijnissen (SP)

Voorgesteld wordt om de huurliberalisatie niet voor de verkiezingen door het parlement te drukken.

Antwoord

Het wettelijke traject rond de modernisering van het huurbeleid is het sluitstuk van alle in gang gezette maatregelen om de stagnatie van de woningmarkt te doorbreken. Zoals de visie «Ruimte geven, bescherming bieden; een visie op de woningmarkt» aangeeft wil het kabinet meer ruimte gegeven aan een flexibelere, meer ontspannen woningmarkt. Daarnaast biedt het kabinet bescherming: de voorgestelde maatregelen borgen dat er voldoende woningen in het gereguleerde segment blijven voor de doelgroep en dat door middel van de huurtoeslag de huurwoningen betaalbaar blijven voor mensen met een lager inkomen.

De invoering is aan de volgende voorwaarden verbonden:

– de huurliberalisatie is beperkt tot maximaal 25% van het huurwoningenbestand;

– de invoering zal geleidelijk zijn en pas in 2008 beginnen;

– voorwaarde voor de invoering hierbij is dat de afgesproken woningbouwaantallen zijn gerealiseerd;

– deze aantallen liggen vast in convenanten;

– voor alle zittende huurders loopt het beschermingsregime door ook na 2010.

Momenteel liggen de stukken voor de huurliberalisatie bij de Tweede Kamer. Het kabinet meent dat de plannen voor huurliberalisatie van groot belang zijn en hoopt op een spoedige parlementaire behandeling. De Tweede Kamer bepaalt echter zelf haar agenda en hiermee ook of de huurliberalisatie voor of na de verkiezingen door haar behandeld wordt.

Vraag van de geachte afgevaardigde Marijnissen (SP)

Pleidooi om de bus en de trein voor 65-plussers en kinderen tot 12 jaar gratis te maken.

Antwoord

Het voorstel van de heer Marijnissen gaat véél verder dan de initiatiefnota «Gratis openbaar vervoer» van mevrouw Dijksma, die recent in de Tweede Kamer is behandeld. Mevrouw Dijksma beperkte haar voorstel tot de daluren en tot bus, tram en metro. Verder liet zij de kinderen tot 12 jaar buiten beschouwing. Mevrouw Dijksma ging er nog vanuit dat haar voorstel relatief goedkoop kan worden uitgevoerd door lege stoelen te vullen. Het is maar zeer de vraag in hoeverre dat echt zo is. Bij het voorstel van de heer Marijnissen is op voorhand duidelijk dat er in de spits extra materieel nodig zal zijn. We praten dus niet over enkele tientallen miljoenen euro’s exploitatiekosten per jaar, maar over honderden miljoenen euro’s.

Ouderen en kinderen krijgen in de bus al 33 procent korting. In de trein hebben ouderen korting en voor kinderen bestaan er Railrunner-kaartjes van twee euro.

De prijs is maar in beperkte mate een drempel om van het OV gebruik te maken. Het kabinet vindt het voor ouderen veel zinvoller om te investeren in de toegankelijkheid van voertuigen, haltes en stations. Dit kabinet heeft hiervoor € 87 miljoen extra beschikbaar gesteld.

Vraag van de geachte afgevaardigde Marijnissen (SP)

De fractie van de SP stelt voor om werkgevers te verplichten om gedeeltelijk arbeidsgeschikten in dienst te nemen.

Antwoord

De regering zet verschillende instrumenten in om werkgevers te stimuleren gedeeltelijk arbeidsgeschikten in dienst te nemen. Voorbeelden hiervan zijn de no-riskpolis, premiekorting of subsidie voor arbeidsplaatsvoorzieningen.

Op deze wijze worden werkgevers positief gestimuleerd gedeeltelijk arbeidsgeschikten in dienst te nemen.

De regering is geen voorstander van een verplichting omdat dit zou leiden tot hoge administratieve lasten voor werkgevers en tot hoge handhavingslasten.

Vraag van de geachte afgevaardigde Marijnissen (SP)

We krijgen extra ruimte als het kabinet ervan afziet om JSF-bommenwerpers te kopen.

Antwoord

Jachtvliegtuigen vervullen een essentiële rol in crisisbeheersingsoperaties. De huidige acties in Afghanistan getuigen daarvan. Een opvolging van de F-16 is dan ook noodzakelijk. In 2002 werd beoordeeld dat de JSF het beste toestel was voor de beste prijs en dat dit vliegtuig tevens de beste mogelijkheden bood voor industriële participatie. Er zijn geen aanwijzingen dat dit oordeel zou moeten worden herzien. De besluitvorming over de bestelling van jachtvliegtuigen wordt overgelaten aan het volgende kabinet. Wel zal nog deze regeerperiode een besluit worden genomen over de ondertekening van het MoU over de productie, instandhouding en doorontwikkeling van de JSF. Wanneer het kabinet een besluit tot ondertekening van dit MoU heeft genomen, zal dit aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

Vraag van de geachte afgevaardigde Marijnissen (SP)

Er staan steeds meer onbevoegden voor de klas.

Antwoord

Inderdaad is het aantal onbevoegden voor de klas in de jaren van 2002 tot 2004 gestegen van 9% naar 11%. Dit heeft overigens niet geleid tot een daling van de kwaliteit. De Onderwijsinspectie heeft immers in het algemeen geconstateerd dat het onderwijs aan hoge eisen voldoet. Ook in internationaal verband scoort Nederland goed qua kwaliteit in het onderwijs, zie ook de OESO rapportage «Education at a glance, 2006». Bovendien is de kwaliteit de afgelopen jaren stabiel gebleven. De stijging van het aantal onbevoegden voor de klas is deels te verklaren door een toename in het aantal zij-instromers. Dit zijn veelal vrouwen, die we graag zien deelnemen op de arbeidsmarkt.

Tot slot is besloten dat elke school een register opstelt waarin wordt aangegeven welke docenten geen lesbevoegdheid hebben, zodat de Onderwijsinspectie dit bij haar verscherpte toezicht van de school kan meenemen. Daarnaast wordt geld beschikbaar gesteld voor de bijscholing van leraren.

Vraag van de geachte afgevaardigde Marijnissen (SP)

De regering wordt gevraagd of de vervuiling van het ODA-budget zoveel mogelijk ongedaan wordt gemaakt.

Antwoord

Nederlandse ontwikkelingsuitgaven kwalificeren alleen als ODA als deze in overeenstemming zijn met de criteria van de OESO DAC. De regering onderstreept dan ook dat er geen sprake kan zijn van vervuiling van het ODA-budget.

Vraag van de geachte afgevaardigde Marijnissen (SP)

Verleen een generaal pardon aan de 26 000 asielzoekers. Het gaat goed met Nederland, dus zij kunnen hier dan ook blijven.

Antwoord

Over het toelatings- en terugkeerbeleid ten aanzien van de groep asielzoekers die onder de oude Vreemdelingenwet Nederland is binnengekomen, is in de Tweede Kamer vele malen en heel uitvoerig gesproken. Het beleid is steeds door de Tweede Kamer aanvaard.

Er is een eenmalige regeling getroffen voor mensen die langer dan 5 jaar moesten wachten op een beslissing in hun eerste procedure. Die regeling heeft geleid tot het verlenen van bijna 2 100 verblijfsvergunningen. In de andere zaken is wel binnen 5 jaar beslist op de asielaanvraag, maar veel mensen zijn vervolgprocedures begonnen.

Naast de eenmalige regeling zijn ook honderden verblijfsvergunningen verleend op grond van discretionaire bevoegdheid. Dat gebeurt nog steeds. Daarnaast wordt, indien tijdens de asielprocedure objectief is vastgesteld dat de vreemdeling Nederland niet kan verlaten om redenen die buiten zijn schuld liggen, een buitenschuld vergunning verleend.

Toegezegd is om de 26 000 zaken die niet onder de eenmalige regeling vielen en ook niet anderszins voor inwilliging in aanmerking kwamen binnen drie jaren projectmatig af te handelen. De afdoening van dit project ligt op schema. De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft in het kader van de motie Lambrechts toegezegd zich te zullen inspannen om ook de resterende groep vreemdelingen, van wie een aanvraag nog openstaat, duidelijkheid te geven vóór 1 oktober aanstaande. Hierover is uitvoerig gesproken tijdens het debat op 21 juni jl. De Kamer wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd. Daar zullen de vragen van geachte afgevaardigde Lambrechts bij betrokken worden.

Vragen van de geachte afgevaardigden Marijnissen (SP) en Rouvoet (ChristenUnie)

Het voorstel is om middelbare scholen gratis schoolboeken ter beschikking te stellen.

Antwoord

Het voorstel om gratis schoolboeken ter beschikking te stellen heeft aantrekkelijke kanten, zoals lastenverlichting voor ouders. Het kabinet heeft ten aanzien daarvan al maatregelen genomen en heeft met ingang van het schooljaar 2005–2006 het lesgeld afgeschaft voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Het kabinet heeft binnen de begroting van 2007 geen ruimte om schoolboeken gratis ter beschikking te stellen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Halsema (GroenLinks) en Bos (PvdA)

Er is aandacht gevraagd voor de positie van diverse kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt.

Antwoord

Er is terecht zorg om kwetsbare groepen die moeilijk aan de slag komen. Niemand mag langs de kant blijven staan. Juist kwetsbare groepen verdienen aandacht van beleidsmakers. Mevrouw Halsema heeft ook in een overzicht laten zien dat een kentering in de ontwikkeling van de werkloosheid onder kwetsbare groepen in 2005 nog niet zichtbaar was. Dit is het gevolg van de economische crisis in eerdere jaren. De goede resultaten die op het terrein van de werkgelegenheid rond de eeuwwisseling waren geboekt, bleken niet duurzaam. Daarom hebben we in de eerste jaren van deze kabinetsperiode een stijging van de werkloosheid gezien, waarvan we nog niet zijn bekomen. Juist de kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt worden dan geraakt. Nu de economie weer een hoge groei kent, zien we ook de werkloosheid weer afnemen. Die is nog niet op het oude niveau, maar de ontwikkeling van de werkloosheid reageert altijd met enige vertraging op de ontwikkeling van de economische groei. Het ligt dan ook in de verwachting dat de werkloosheid de komende jaren nog verder terug zal lopen, ook van kwetsbare groepen.

Het kabinet heeft er aan gewerkt om de voorwaarden te bieden dat juist ook deze groepen kunnen profiteren van de aantrekkende werkgelegenheid.

Daarom heeft het kabinet de Wet Werk en Bijstand geïntroduceerd, zodat gemeenten zelf maatwerk kunnen bieden bij reïntegratie en ook worden afgerekend op hun prestaties.

Daarom investeert het kabinet in kinderopvang en verlof, zodat de combinatie van arbeid en zorg geen beletsel vormt om te werken.

Daarom investeert het kabinet in scholing. In totaal wordt er de komende twee jaar voor € 229 mln geïnvesteerd in de combinatie van werken en leren.

Daarom investeert het kabinet in maatschappelijke initiatieven die juist deze groepen ondersteunen. Het kabinet werkt samen met groeperingen in de samenleving juist om kwetsbare groepen een extra steuntje te geven. Denk aan de Regiegroep Grijs Werkt, denk aan de Taskforce Jeugdwerkloosheid, denk aan een Breed Initiatief Maatschappelijke Binding. Veelal in nauwe samenwerking met sociale partners en andere stakeholders zijn bijvoorbeeld een aantal initiatieven ontwikkeld die aangrijpen bij mogelijke belemmeringen die minderheden ondervinden bij het betreden van de arbeidsmarkt (onder meer op het vlak van taalbeheersing en opleidingsniveau, werkzoekstrategieën en relevante sociale netwerken). Er wordt tevens gewerkt aan het tegengaan van negatieve beeldvorming en discriminatie van etnische minderheden op de arbeidsmarkt, en waar nodig wordt tijdelijk, aanvullend specifiek beleid gevoerd.

Als sluitstuk geeft het kabinet aan gemeenten de mogelijkheid om mensen, voor wie de weg naar de arbeidsmarkt op dit moment nog te lang is, een «terugkeerbaan» aan te bieden. Hierdoor kunnen uitkeringsgerechtigden gedurende langere periode blijven werken met behoud van uitkering. De plaatsing is maximaal twee jaar en begeleiding is een belangrijk aspect bij de invulling van de baan. De «terugkeerbaan» is geen eindstation, maar stap 1 in de re-integratieladder. Dat is dus wat anders dan de Melkertbaan. Die vormde vaak de laatste stap. Doorstroom naar de arbeidsmarkt gebeurde niet. De «terugkeerbaan» kent prikkels die ervoor zorgen dat een echte baan het uiteindelijke perspectief blijft.

Vraag van de geachte afgevaardigde Halsema (GroenLinks)

Stelling van GroenLinks: het kabinet staat toe dat er naar gas wordt geboord in de Waddenzee.

Antwoord

Het kabinet houdt vast aan het uitgangspunt dat er geen nieuwe locaties (buiten de bestaande concessie op de Zuidwal) voor opsporing en winning van gas in de Waddenzee mogen komen. Er zijn geen wetenschappelijke of ecologische gronden om af te zien van winning. In 2004 heeft het kabinet daarom, naar aanleiding van het rapport van de commissie-Meijer, besloten dat winning van gas onder de Waddenzee kan worden toegestaan binnen de randvoorwaarde van een onafhankelijke en adequate monitoring van de effecten op bodemdaling («hand aan de kraan»). Het gas wordt gewonnen vanaf bestaande (schuin geboorde) boorlocaties achter de dijk.

Het kabinet heeft in combinatie met het voorgaande ook besloten om de voor de natuur schadelijke mechanische kokkelvisserij in 2005 te beëindigen. Voorts heeft het kabinet vanuit de nationale aardgasbaten het Waddenfonds gecreëerd. Dit wordt de komende 20 jaar gevoed met € 750 mln. om projecten voor ontwikkeling en herstel van natuurwaarden mogelijk te maken en om in het gebied een duurzame economische ontwikkeling te bevorderen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Halsema (GroenLinks)

Stelling van GroenLinks is: Er zijn meer files, er is minder stads- en streekvervoer en de treinen rijden langzamer.

Daarnaast pleidooi voor de aanleg van lightrail in de stedelijke regio’s en elke vijf minuten een trein.

Antwoord

Meer files?

De economische groei van de afgelopen jaren heeft geleid tot groei van de vervoersprestatie. Grosso modo betekent 1% economische groei 1% groei van het verkeer. Op het reeds zwaar belaste wegennet leidt dit op zijn beurt tot meer files. Vooruitgang leidt tot stilstand. Tenminste als we er niets aan doen. In de Nota Mobiliteit is deze problematiek onderkend, en is een samenhangend maatregelenpakket geformuleerd voor de toekomst. Deze bestaat uit aanleg van wegen, introduceren van het betalen naar gebruik, verkeersmanagement en het verbeteren van andere modaliteiten, waaronder openbaar vervoer. Daarmee worden de reistijden in 2020 korter en beter voorspelbaar.

Naast de Nota Mobiliteit zijn extra maatregelen geformuleerd om ook de problematiek op de korte termijn aan te pakken. Concreet gaat het bijvoorbeeld om:

– Het programma Filevermindering, waarin goede ideeën voor vermindering van files zijn omgezet in maatregelen. Hiervoor is € 135 miljoen beschikbaar gesteld.

– Verkeersmanagement en reisinformatie, waarbij € 50 miljoen is uitgetrokken voor maatregelen op de korte termijn.

– Ten slotte is in het kader van gebiedsgerichte aanpak van de netwerkanalyses een bedrag van € 66 mln beschikbaar gesteld voor het behalen van quick wins in 2007, onder meer gericht op het verbeteren van het Openbaar Vervoer en de aansluiting van het hoofdwegennet en het onderliggend wegennet.

Minder stads- en streekvervoer?

In de afgelopen 10 jaar is het gebruik inderdaad met totaal 3,8% gedaald. In Nederland is de bijdrage aan de regio’s reëel gelijk gebleven. In de komende jaren tot 2020 is in de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer een reële stijging van ruim 30% voorzien. Er zijn weinig sectoren die zóveel financiële ruimte hebben gekregen. Dit kabinet maakt dus een forse vervoergroei mogelijk, maar vervoerders, beheerders en decentrale overheden moeten het wel waar maken. Verder heeft dit kabinet gekozen voor extra investeren in betrouwbaarheid, kwaliteit en veiligheid: € 87 miljoen voor toegankelijkheid bijvoorbeeld.

Langzamere treinen?

Doelstelling van het kabinet was het verbeteren van de punctualiteit van het spoor van 81% in 2002 naar 87–89% in 2007 voor dagelijks één miljoen spoorreizigers. In 2005 was de punctualiteit 84,7%. In het eerste half jaar van 2006 bedroeg de punctualiteit 87,3%.

Lightrail in de stedelijke regio’s

Het rijk gaat niet over lightrailprojecten in stedelijke regio’s. Daar gaan de steden, de WGRplus-regio’s en provincies primair over. De regio’s beschikken daartoe over de financiële middelen via de Gebundelde DoelUitkering en de Brede DoelUitkering voor aanleg van infrastructuur en exploitatie van OV.

Daarnaast is in het kader van de Nota Mobiliteit € 1 miljard gereserveerd voor grote projecten die de GDU-grens te boven gaan. De netwerkanalyses geven inzicht in te verwachten ontwikkelingen op mobiliteitsgebied in de regio en alle mogelijke oplossingen, inclusief lightrail. Over die analyses vindt thans bestuurlijk overleg plaats, over de uitkomsten daarvan zal de TK in oktober worden geïnformeerd.

Elke vijf minuten een trein

Het kabinet heeft veel geïnvesteerd in het betrouwbaarder maken van het spoornetwerk. Dit geeft namelijk meer capaciteit en daarmee de mogelijkheid dat er meer treinen kunnen rijden als er voldoende reizigers zijn. Op enkele belangrijke spoorverbindingen zijn hoge frequenties (elke 10 minuten een IC en elke 10 minuten een Sprinter) denkbaar, zoals blijkt uit de landelijke analyses die recentelijk aan de Tweede Kamer zijn gezonden.

Er circuleren echter zeer uiteenlopende marktverwachtingen voor het OV en spoor (Nota Mobiliteit, NS, WLO-studie, regio’s), dus zal het kabinet dat eerst nader bezien. Dit vergt nader onderzoek, ook samen met de betrokken regio’s en de spoorsector; hierover worden in de lopende bestuurlijke overleggen over het MIT gerichte afspraken gemaakt. Op basis daarvan ontstaat duidelijkheid over de marktontwikkeling, de mogelijke alternatieve maatregelen en effecten daarvan (extra infrastructuur, intensiever bediening/frequentie). Het volgende kabinet kan op basis van het nadere onderzoek haar afwegingen en prioriteiten stellen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Halsema (Groenlinks)

Voorstel om scholen extra te geven voor elke achterstandsleerling.

Antwoord

Over dit onderwerp hebben wij al uitgebreid met uw Kamer gesproken tijdens de behandeling van de herijking van de gewichtenregeling. Bij dit debat is aangegeven dat het Kabinet de huidige drempel zal verlagen van 9% naar 6%. Met het verder verlagen van de drempel is een forse investering gemoeid. Deze middelen zijn op dit moment niet beschikbaar.

Vraag van de geachte afgevaardigde Halsema (GroenLinks)

GroenLinks wil dat Nederland initiatiefrijke vrouwen ondersteunt en kansen geeft. Dankzij de economische groei is er 220 miljoen euro extra voor ontwikkelingssamenwerking. Het is niet teveel gevraagd om de helft van dat geld in te zetten voor vrouwen. Voor onderwijs voor meisjes, voor microkredieten voor vrouwen. Voor projecten die hen helpen om zelf te beschikken over hun lichaam en seksualiteit. Tegen verkrachtingen, tegen de verspreiding van AIDS.

Antwoord

De extra vrij gekomen middelen zullen aangewend worden om onze prioriteiten voor ontwikkelingssamenwerking uit te voeren, zoals aangegeven in de Begroting op Hoofdlijnen. Meer middelen komen automatisch ten goede aan vrouwen en meisjes. De meeste van onze ontwikkelingsactiviteiten integreren het verbeteren van de positie van vrouwen en meisjes in hun resultaten. In het geval van onderwijs en water is dit zelfs een expliciete doelstelling. De aandacht voor meisjes is hierin cruciaal. Vastleggen op 50% van 220 mln. is niet gewenst.

Vraag van de geachte afgevaardigde Halsema (GroenLinks)

Ziet de Minister-president de kansen die investeringen in duurzaamheid en energie-innovaties bieden?

Antwoord

Duurzame economische groei, dat wil zeggen blijvende groei, met evenwichtige aandacht voor mens, milieu en welvaart, is nodig om welvaart en welzijn voor nu en in de toekomst te behouden. Om tot duurzame economische groei te komen is een hogere arbeidsproductiviteit en ontkoppeling tussen economische groei en milieubelasting nodig. Uit de Milieubalans 2006 blijkt dat die ontkoppeling is gerealiseerd. Ook de sociale pijler van duurzaamheid is van belang, omdat het bij ondernemen ook gaat om een uitdagende werkomgeving en ruimte voor creativiteit en ontwikkeling. Innovatie is de sleutel tot duurzame economische groei.

De visie van het kabinet op eco-efficiënte innovaties treft u aan in de kabinetsreactie op het SER-advies «Milieu als kans». De adviesaanvraag van het kabinet vloeide voort uit het initiatief «Clean, Clever and Competitive» dat Nederland tijdens zijn EU-voorzitterschap in 2004 had genomen.

Naast een gunstig algemeen innovatieklimaat gaat het in het kabinetsbeleid om een evenwichtige combinatie van het stimuleren van het aanbod van eco-efficiënte innovaties (via subsidies, garanties, kredieten, voorlichting) en het stimuleren van de vraag (voorlichting voor consumenten, normstelling en emissierechten). Daarnaast kan de overheid via overheidsopdrachten, als launching customer of via de SBIR-aanpak (het rechtstreeks aanbesteden van subsidies of R&D-opdrachten bij het MKB), eco-efficiënte innovaties in het bedrijfsleven versterken.

De inzet van het kabinet is ook zichtbaar in de recente FES-begrotingen. Een aanzienlijk deel van de FES-projecten voor kennis en innovatie draagt bij aan duurzaamheid. Zo heeft het kabinet uit de FES-begroting 2007 € 35 mln. beschikbaar gesteld voor het technologisch topinstituut watertechnologie, dat onderzoek doet naar drink- en proceswater en het zuiveren van afvalwater. Daarmee wordt onze kennis uitgebreid en beschikbaar gemaakt voor praktische en duurzame toepassingen.

Ook vanuit de FES-begroting 2006 is geïnvesteerd in duurzaam innoveren. De bijdrage uit het FES aan de voeding van het Waddenfonds van in totaal € 750 miljoen bedraagt met ingang van 2006 jaarlijks € 37,5 miljoen. Er wordt daarnaast extra geïnvesteerd in een meer duurzame energiehuishouding om in de toekomst minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen en de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Een bedrag van 250 miljoen euro is gekoppeld aan de besluitvorming over het openhouden van de kerncentrale Borssele, die eind van dit jaar moet worden afgerond. De middelen worden ingezet voor energiebesparing, schoon fossiel (CO2-opslag) en hernieuwbare energiebronnen (waaronder innovatieve biobrandstoffen). Beoogd wordt het klimaatvoordeel – beperking van CO2-uitstoot – van het openhouden van Borssele te verdubbelen. Als onderdeel van deze besluitvorming voert het kabinet gesprekken met energiebedrijven over een substantiële bijdrage van hun kant.

De enveloppe voor innovatieprogramma’s en toponderzoek van € 141 miljoen uit 2006 is onder meer ingezet voor de uitbreiding van het Wageningen Center for Food Sciences (33 miljoen), een publiek-privaat onderzoeksprogramma voor scheidingstechnologie (15 miljoen), het Technologisch Topinstituut Groene Genetica (20 miljoen), de ontwikkeling van een duurzame Phytophtora resistente aardappel (9,9 miljoen) en een programma Ruimte voor water én ontwikkeling in Haaglanden (3 miljoen).

Deze investeringen sluiten aan bij de vijf dynamische, sterke en veelbelovende sleutelgebieden die door het Innovatieplatform zijn onderscheiden: Flowers & Food, High-tech systemen en materialen, Water, Creatieve Industrie en Chemie. ICT en Energietransitie zijn daarnaast benoemd als innovatie-as. Deze gebieden zijn van belang voor duurzaamheid.

Op het vlak van energie voert EZ al langere tijd programma’s uit gericht op een duurzame energiehuishouding. Deze richten zich op energieonderzoek, energiebesparing, duurzame energiebronnen en CO2-emissiereductie. Daarnaast wordt in het kader van het energietransitiebeleid gewerkt aan het bevorderen van die energie-activiteiten waar Nederland in internationaal perspectief de beste kansen heeft. Daartoe zijn zes platforms, bestaande uit stakeholders van bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties, opgericht, onder andere gericht op Ketenefficiency, Duurzame Mobiliteit en Groene Grondstoffen. Op aanbeveling van het Innovatieplatform en de VROM- en AER-raad is begin 2005 de Task Force Energietransitie ingesteld. Deze Task Force versterkt initiatieven die vanuit de verschillende platforms van de grond komen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Halsema (GroenLinks)

Stelling: Borssele blijft langer open.

Antwoord

De sluiting van Borssele zou tot grote schadeclaim leiden als gevolg van de vergunning voor onbepaalde tijd. Daarom heeft het kabinet een overeenkomst gesloten voor het langer openhouden van Borssele in ruil voor investeringen in duurzame energie. De discussie met het parlement hierover heeft geresulteerd in het besluit om de kerncentrale Borssele tot 2033 open te houden onder de voorwaarde dat zowel van de zijde van het bedrijf als de overheid een aanzienlijke extra investeringen (beide 250 miljoen euro) in duurzame energieopwekking gedaan zouden worden. Deze afspraken zijn vastgelegd in een convenant tussen de regering en de aandeelhouders van kerncentrale Borssele.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rutte (VVD)

Een pleidooi voor het opstellen van een projectwet («één-besluit-wet») die het mogelijk moet maken om grote projecten sneller uit te voeren dan nu het geval is.

Antwoord

De afgelopen jaren zijn versnellingen in de Tracéwet aangebracht en zijn de rijksprojectenprocedure in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Spoedwet wegverbreding tot stand gebracht.

Uit de evaluatie van de Tracéwet en de Spoedwet wegverbreding blijkt dat de meeste tijdwinst niet is te boeken met aparte wetgeving, maar door te investeren in procesmanagement en besluitvaardig politiek-bestuurlijk optreden.

Overigens is het, gezien de rol die de Grondwet en internationale verdragen toekennen aan de rechter bij de besluitvorming over infrastructuur, onmogelijk direct aan de slag te gaan op de dag na het nemen van een besluit over een groot project.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Laan (D66)

Voorstel van D66: projecten die sinds 18 augustus 2006 geen MEP-subsidie meer kunnen ontvangen doorgang laten vinden met dekking uit het FES, ten koste van infrastructuur.

Antwoord

Het kabinet heeft de Tweede Kamer aangeboden om – naar aanleiding van het sluiten van de MEP – een kostenvergoedingsregeling en een geplafonneerde overgangsfaciliteit te creëren. Hiervoor trekt het kabinet € 340 mln. uit (€ 70 mln. voor een kostenvergoedingsregeling en € 270 mln. voor een overgangsfaciliteit voor co-vergistingsinstallaties). Van dit bedrag komt reeds € 150 mln. uit het FES.

De minister van EZ heeft in de Tweede Kamer reeds aangegeven bereid te zijn om binnen het kader van de € 270 mln. voor de overgangsfaciliteit verschillende oplossingen te overwegen. Een uiteenzetting van de diverse opties is dinsdag jl. naar de Tweede Kamer gestuurd.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Laan (D66):

Er is geen aandacht voor het uitvoeren van de aanbevelingen van het Innovatieplatform.

Antwoord

Het Innovatieplatform heeft dit kabinet stevig aan het werk gezet. En overigens niet alleen het kabinet, maar ook het bedrijfsleven en kennisinstellingen. De aanbevelingen richten zich immers niet alleen op de overheid maar op alle deelnemers van de kenniseconomie.

Op tal van punten kunt u in de begrotingen van EZ en OCW de resultaten zien van de maatregelen die het Kabinet genomen heeft op voorspraak van het Innovatieplatform. Enkele voorbeelden zijn:

– Internationale kenniswerkers krijgen gemakkelijker toegang, sinds 1 oktober 2004 is aan 3800 kennismigranten een vergunning verleend.

– Het vestigingsklimaat is verbeterd, onder meer door verlaging van de VPB en de introductie van de octrooibox;

– Er zijn 7100 innovatievouchers uitgegeven;

– Er is een actieplan aan de Kamer gestuurd om de overheid meer als launching customer in te zetten om innovatie te bevorderen.

– De sleutelgebiedenaanpak is door het Kabinet overgenomen.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Ik zal u in het najaar een overzicht sturen van de resultaten en de uitvoering van de aanbevelingen van het Innovatieplatform. Tot slot wil ik erop wijzen dat Nederland op de Global Competitive Index weer stijgt. In 2006 is Nederland gestegen naar plaats 9, terwijl we in de jaren daarvoor op plaats 13, 12 en 11 stonden. Op de mondiale Networked Readiness Index (NRI) van het World Economic Forum zijn we in vier jaar gestegen van de 16e naar de 12e plaats.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Laan (D66)

D66 verzet zich tegen de doorgeschoten anti-terrorismewetgeving en het klakkeloos verstrekken van passagiersgegevens op internationale vluchten. D66 zet in op preventie i.p.v. repressie. Graag reactie.

Antwoord

Het is een illusie om te denken dat terrorisme enkel kan worden bestreden met preventieve maatregelen, er moet ook repressief worden opgetreden om aanslagen te voorkomen en de veiligheid van de samenleving te beschermen, maar, preventie is belangrijk. Het kabinet staat dan ook een evenwichtige wijze van terrorismebestrijding voor wat zowel preventieve als ook repressieve maatregelen inhoudt. De wetgeving en maatregelen in het kader van de terrorismebestrijding zijn zorgvuldig opgesteld, met oog voor de grondrechten, uiteraard met instemming van het parlement. Heel gericht is gekeken naar het doel dat met het opstellen van deze regels wordt gediend en de effectiviteit daarvan. Zo ligt er momenteel een wetsvoorstel voor behandeling bij uw Kamer: Bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid. Het wetsvoorstel introduceert hier nu juist maatregelen die zich heel direct richten tot personen die in verband kunnen worden gebracht met terroristische activiteiten. De maatregelen kunnen bestaan uit een omgevingsverbod, een meldingsplicht of een omgangsverbod. De maatregelen hebben een preventief karakter:daarmee kan een uiterste poging worden gedaan een aanslag te voorkomen, al kunnen garanties in dit kader helaas nooit worden gegeven. Het nader verslag is onlangs aan de Tweede Kamer gezonden. Gehoopt wordt dat uw Kamer de verdere behandeling van het wetsvoorstel snel ter hand neemt. Ook zal in het kader van preventie van onder andere terrorisme worden gewerkt aan een rijksbrede aanpak radicalisering waarbij op alle relevante beleidsterreinen wordt samengewerkt om radicalisering binnen de samenleving tegen te gaan en te keren. Het is een realiteit dat er passagiergegevens moeten worden verstrekt aan de VS bij vluchten van en naar de VS, waar men begrijpelijkerwijs juist bij de luchtvaart het mogelijke doet herhaling van onheil te voorkomen. Indien ervoor zou worden gekozen om dit niet te doen, zou dit inhouden dat er geen vluchten van en naar de VS kunnen plaatsvinden: op dit moment wordt onderhandeld met de VS over een nieuwe overeenkomst ten aanzien van de verstrekking van passagiergegevens bij vluchten naar de VS; u zal daarover binnenkort worden bericht.

Vraag van de geachte afgevaardigde Herben (LPF)

Wanneer is de beloofde evaluatie van de 80-km zones gereed?

Antwoord

De evaluatie is net gereed gekomen en zal binnen enkele dagen aan de Tweede kamer worden gezonden.

Vraag van de geachte afgevaardigde Herben (LPF)

Wat is de mening van de minister-president om kleuters verplicht naar groep 1 te sturen?

Antwoord

De leerplicht geldt voor kinderen vanaf 5 jaar. Op dit moment gaan nagenoeg alle kinderen op vierjarige leeftijd naar school. De ervaring leert dat vooral voor kinderen met een taalachterstand het wenselijk is als zij zo vroeg mogelijk deelnemen aan een programma voor voor- en vroegschoolse educatie, bij voorkeur al in de voorschoolse periode vanaf 3 jaar. Het verplichten van groep 1 vanaf 3 of 4 jaar is op dit moment niet aan de orde en zou een wijziging van de leerplichtwet vragen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Herben (LPF)

Het is zinvol om het tekort aan leraren in het voortgezet onderwijs gerichter aan te pakken. Geef docenten in de exacte vakken een salarisverhoging, net zoals voor docenten in andere schaarse vakken, zoals Duits.

Antwoord

Het lerarentekort in het voortgezet onderwijs gaat in de komende jaren oplopen. Dat vraagt om een gerichte aanpak, waarbij de scholen mogelijkheden voor beloningsdifferentiatie volop kunnen benutten, juist voor schaarse vakken. Binnen de beloningsstructuur is daar nu al ruimte voor functie- en beloningsdifferentiatie. Het kabinet zal spreken met het onderwijsveld over verdere stimulering daarvan. In de reactie op het VVD voorstel voor onderzoek naar een nieuwe beloningssystematiek wil het kabinet tevens verder bezien welke bijdrage onderzoek kan leveren aan verdere differentiatie.

Vraag van de geachte afgevaardigde Herben (LPF)

Hoe staat de minister-president tegenover het stimuleren van bedrijfsscholen?

Antwoord

Het kabinet onderschrijft het belang van een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven heeft daar een cruciale rol in, waarbij de ervaring heeft geleerd dat het goed werkt als men niet afhankelijk is van één bedrijf maar dat meerdere bedrijven samen verantwoordelijkheid dragen voor stages en begeleiding van leerlingen. Het kabinet zet zich dan ook in op het versterken van aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven. Er zijn ook extra middelen uit de FES-meevaller 2006 ingezet voor het programma «Beroepsonderwijs in Bedrijf». Veel scholieren hebben baat bij het combineren van leren met werken in de praktijk. De combinatie van leren en werken c.q. theorie en praktijk wordt door de overheid gestimuleerd via beroepspraktijkvormingsplaatsen (stages). Bij de uitvoering van de beroepspraktijkvorming spelen stage verlenende bedrijven een belangrijke rol. In de «leren en werken» brief van het kabinet wordt dan ook gewezen op de noodzaak van goede regionale arrangementen tussen alle betrokken partijen bij scholing en onderwijs in een regio.

Vraag van de geachte afgevaardigde Herben (LPF)

Wat vindt de MP van de gedachte een Staatscommissie in te stellen die het onderwerp «vergrijzing» in al haar aspecten in kaart brengt? Er liggen nu deels tegenstrijdige visies van bijv. CPB, REA en ABP.

Antwoord

– Over het onderwerp vergrijzing zijn veel analyses verschenen. Vaak (CPB, Studiegroep begrotingsruimte, REA, ABP) met name ten behoeve van een nieuw kabinet.

– De vraag welke conclusie aan deze analyses verbonden moet worden is primair een politieke vraag. Dit kabinet heeft bij de vormgeving van het beleid nadrukkelijk rekening gehouden met de problematiek die samenhangt met de vergrijzing.

– De vraag welke eventuele maatregelen – bovenop het reeds voorgestelde beleid – nodig zijn, is ook een vraag voor nieuw kabinet.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

Extra investeren in het herstel van monumentale gebouwen.

Antwoord

Het Kabinet heeft zich tot doel gesteld de restauratieachterstand in de monumentenzorg in te lopen en heeft daarvoor al de nodige extra middelen beschikbaar gesteld. Aan het eind van dit jaar zal worden bezien of er financiële ruimte is voor een extra inspanning op dit gebied.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

Hoe staat het met de toezegging van de minister-president over het opstellen van een handvest van burgerplichten? Is een opdracht aan de Conventie wellicht een idee?

Antwoord

Dit kabinet vindt ook dat er burgerplichten zijn. Respect en solidariteit zijn waarden die nodig zijn om een samenleving leefbaar en houdbaar te laten zijn. Waarden zijn nodig voor samenhang en publieke moraal. Dit kabinet heeft er niet voor gekozen om van overheidswege een handvest burgerplichten op te stellen. In april 2005 heeft het kabinet een visie op burgerschap en civil society uitgebracht. Daarin wordt gesproken over «algemene beginselen van behoorlijk burgerschap». Het kabinet stelde voor deze verder uit te laten werken door de adviesraden ROB en RMO, maar daar had de Tweede Kamer geen behoefte aan.

In het algemeen vindt het kabinet dat burgers ruimte hebben om zelf vorm te geven aan hun verantwoordelijkheid als deelnemers aan het maatschappelijk verkeer. Dit ligt mede ten grondslag aan het programma «Bruikbare rechtsorde» van de Minister van Justitie.

Het kabinet heeft ervoor gekozen zijn energie vooral te richten op het ondersteunen van al die verbanden waarin burgers met elkaar werken aan hun burgerschap. Dat is een belangrijk onderdeel van het kabinetsbeleid aangaande waarden en normen.

De Nationale Conventie waar u op doelt, brengt op 5 oktober haar eindrapport uit en houdt per 1 november op te bestaan. Er is dus geen ruimte voor extra adviesaanvragen aan de Nationale Conventie.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

De ambities van de Nota Mobiliteit op het gebied van spoor zijn te laag en het accent ligt op wegen.

Antwoord

In de Nota Mobiliteit is de investering in OV en wegen bepaald op basis van wat er nodig is aan maatregelen voor deze twee netwerken. De verhouding is dan een uitkomst en geen keuze vooraf.

OV is bovendien zeker niet onderbedeeld. De verhouding van investeringen in wegen en in openbaar vervoer is 50–50, terwijl minder mensen met het OV reizen dan over de weg (verhouding 4:1).

In Nederland is de afgelopen tijd aanzienlijk geïnvesteerd in spoor, bijvoorbeeld Amsterdam-Utrecht, Nationale Sleutelprojecten, HSL-Zuid, Betuweroute, Hanzelijn, Vleugel/Randstadspoor, herstelplan spoor. Dat loopt de komende jaren door.

Dit kabinet heeft dus wel degelijk oog voor het OV en voor spoor. Voor de toekomst wil het kabinet die dingen het eerst doen die het eerst nodig zijn. De strategie van het kabinet is eerst onderhouden, dan bouwen. Betrouwbaar en goed onderhouden spoor legt – zoals aangegeven in de Nota Mobiliteit – de basis om verdere groei te kunnen verwerken en meer treinen punctueel te laten rijden. Hiervoor is in de Nota Mobiliteit ruim 15,5 mld. euro gereserveerd in de periode 2011–2020. Over wat nodig is in de regio’s in de toekomst wordt momenteel in het kader van de netwerkanalyses met de provincies en gemeenten constructief samengewerkt.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

Werkgevers worden ontmoedigd een lease-auto ter beschikking te stellen. Een werkgeversheffing kan hierbij helpen. Voorts wordt de leaseregeling budgetneutraal vergroend. De bijtelling voor «minder milieuvervuilende» auto’s wordt verlaagd en de bijtelling voor «meer milieuvervuilende» auto’s wordt verhoogd (200 miljoen).

Antwoord

Het regime van de auto van de zaak is de afgelopen jaren een aantal keren gewijzigd. Met ingang van 1 januari 2006 vindt de bijtelling van het voordeel in de loonbelasting plaats. Deze ingrijpende wijziging is in goed overleg met het parlement en het bedrijfsleven tot stand gekomen.

De opzet van de regeling is ook zo eenvoudig mogelijk gehouden via een uniform forfait van 22% om de administratieve lasten van werkgevers zoveel mogelijk te beperken.

Het opleggen van een heffing bij de werkgever acht het kabinet niet wenselijk. De regeling betreft een bijtelling in verband met het privé-genot dat de werknemer ontleent aan de ter beschikking gestelde auto. Een werkgeversheffing rijmt niet met dit uitgangspunt en zou de financiële lasten ten onrechte bij de werkgever leggen.

De gedachte van de heer Rouvoet om de regeling verder te vergroenen oogt sympathiek, maar zou de uitvoering en de administratieve lasten ervan enorm verzwaren. Het is ongewenst de huidige regeling opnieuw overhoop te gooien en te verzwaren met allerlei verfijningen. Het is belangrijk de praktijk de gelegenheid te geven goed te kunnen inspelen op de nieuwe regeling.

Het kabinet heeft er via een accijnsdifferentiatie voor gezorgd dat er zwavelvrije diesel op de markt is gekomen. Per 1 juli van dit jaar stimuleert het kabinet de aankoop van zuinige auto’s via de BPM. Ook stimuleert het kabinet bedrijven om via het zorgplichtbeginsel meer aan vervoermanagement te doen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

Hoe kijkt de minister-president aan tegen de resultaten van zijn waarden en normencampagne?

Antwoord

Het kabinet heeft zich als doel gesteld om «het besef in de samenleving over waarden en normen te vergroten». Dat doel is gerealiseerd. Toen dit kabinet startte was er ontevredenheid bij burgers over onder meer de balans tussen rechten en plichten en over het handhaven van regels. Dat heeft het kabinet aangepakt. Cijfers van de Belevingsmonitor wijzen uit dat burgers eind 2005 positief waren, en positiever dan begin 2004, over het elkaar aanspreken op gedrag en over het bevorderen van begrip en respect tussen verschillende culturen.

Het kabinet heeft voeding gegeven aan een politiek en maatschappelijk debat, mede door het WRR-rapport «Waarden, normen en de last van het gedrag» en zijn reactie daarop.

De inzet van dit kabinet op het terrein van waarden en normen is daarnaast zichtbaar geworden in concreet beleid op het terrein van integriteit, grondrechten, veiligheid, jeugd, onderwijs en integratie. Enkele voorbeelden zijn de volgende. Burgerschap is kerndoel geworden in het onderwijs: scholen pakken dit op hun eigen manier op, maar het staat bij alle scholen op het programma. Maatschappelijke stages zijn geïntroduceerd in het voortgezet onderwijs, inmiddels zijn 400 van de 650 scholen met de maatschappelijke stage aan de slag gegaan Gedragsregels in het openbaar vervoer en op de openbare weg zijn aan de orde gesteld, met campagnes als «I love verkeersregels» en nu «Rij voor je hart». Er is meer opvoedingsondersteuning gekomen: ongeveer 50 gemeenten ontvangen middelen om de opvoedingsondersteuning uit te breiden of verder te ontwikkelen. Arbitrage en alternatieve geschillenbeslechting worden bevorderd. Er is in deze kabinetsperiode extra geld voor sport, als bindmiddel, ter beschikking gesteld.

In 2005 is het kabinet gestart met het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding in reactie op de spanningen na de moord op Van Gogh. In februari 2006 is deze aanpak geëvalueerd en is besloten ermee door te gaan, met name gericht op het tegengaan van de gevolgen van segregatie op de woningmarkt, landelijke dekking van antidiscriminatiebureaus en extra input voor inburgeringcursussen. Voor de uitbreiding van voorzieningen wordt in dit kader structureel zes miljoen euro beschikbaar gesteld.

Naast de concrete vormgeving in kabinetsbeleid blijken de resultaten uit talloze maatschappelijke initiatieven waarin burgers oog hebben voor elkaar. Op de site www.zestienmiljoenmensen.nl zijn inmiddels negenhonderd van dergelijke initiatieven te vinden. Dit maatschappelijk kapitaal wordt nu door de Universiteit van Amsterdam onderzocht en de website en database zullen binnenkort aan de samenleving worden overgedragen.

Ik concludeer dat het thema is opgepakt, vertaald in concreet beleid en vooral vorm heeft gekregen in het denken en handelen van individuele burgers.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

Het kabinet had meer agenten en meer veiligheid beloofd (...), meer agenten zijn er in ieder geval niet gekomen. Wat doen we er aan?

Antwoord

De uitvoering van het omvangrijke veiligheidsprogramma vordert gestaag en levert effect op. Het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt is gedaald van 30,8% naar 24%.

De landelijke sterktedoelstelling 2010 van 52 500 fte’s is nog steeds realistisch. Dat is inclusief de 4000 extra fte zoals afgesproken in het veiligheidsprogramma en vastgelegd in het Landelijk kader 2003–2006. De minister van BZK heeft, tegenover de Tweede Kamer in juni van dit jaar, deze doelstelling nogmaals bevestigd.

Per 30 juni 2006 is de sterkte met ca. 150 fte’s gestegen ten opzichte van die van eind 2005. De neerwaartse tendens van de afgelopen jaren blijkt daarmee doorbroken. Ook constateer ik dat korpsen alles in het werk stellen om de sterktedoelstelling in 2010 te realiseren. Dit blijkt onder meer uit het hoge aantal aanmeldingen van korpsen bij de politieacademie voor het jaar 2007.

Een aantal beleidsintensiveringen die in de begroting 2007 zijn opgenomen heeft een opwaarts effect op de personele capaciteit van de Nederlandse Politie. Opleidingsduur en -capaciteit hebben het effect dat deze intensiveringen gefaseerd tot stand komen, maar niet later dan 2014. Het totaal van deze intensiveringen betekent budgettaire ruimte voor ruim 1 500 extra fte’s in 2014. Het betreft de volgende beleidsintensiveringen:

– de invoering van het nieuwe Budget Verdeelsysteem (BVS);

– het Programma Verbetering Opsporing en Vervolging (PVOV);

– de vorming van de Dienst Speciale Interventies (DSI) en de TBS-unit bij het KLPD.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

Niet alle begrotingen geven blijk van terughoudendheid en prudentie om een volgend kabinet niet voor voldongen feiten te stellen. Een voorbeeld hiervan is de begroting van BZK (nationale politie), terwijl de begrotingsbehandeling is voorzien ná de verkiezingen.

Antwoord

Het wetsvoorstel voor een nieuw politiebestel is reeds tijdens het kabinet-Balkenende II voor advies aan de Raad van State gezonden. De ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zullen na ommekomst van het advies van de Raad van State, een Nader Rapport voorbereiden en het wetsvoorstel alsdan aan de Tweede Kamer zenden. Het is te allen tijde aan de Tweede Kamer te besluiten over de wijze en het tijdstip van behandeling. Dat geldt ook voor de overige in de ontwerp-begroting van BZK genoemde voorstellen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

Wat doen we aan vorming criminele vermogens?

Antwoord

De door de heer Rouvoet geschetste problematiek rond de aanpak van criminele vermogens is bekend. Uiteindelijk gaat het criminelen om het maken van winst, dus criminelen die winsten ontnemen is van groot belang. De Minister van Justitie zal mede naar aanleiding van de evaluatie van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT), in samenwerking met politie en openbaar ministerie, een «verbeterprogramma bestrijding financieel-economische criminaliteit» opstellen. Kernpunt zal een stevige handhavingsstrategie zijn op de terreinen van ontneming, fraude, witwassen en corruptie. Het gaat daarin onder meer om bevordering van deskundigheid in het financieel rechercheren en het sneller beslag leggen op criminele vermogens.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

Wil het kabinet meedenken over hogere accijnzen, maatregelen als een verbod op breezers in supermarkten enzovoorts?

Antwoord

Alcoholmisbruik onder jongeren is inderdaad verontrustend. Minister van VWS heeft eerder diverse voorstellen gedaan: hogere accijns, minder alcoholreclame, hogere leeftijdsgrens etc. De Kamer heeft die maatregelen toen geblokkeerd. Maar het kabinet wil nog steeds met de Kamer meedenken over effectieve maatregelen die in dit huis wél haalbaar zijn. De alcoholproblematiek is ernstig genoeg.

Vraag van de geachte afgevaardigde Rouvoet (ChristenUnie)

Wat hebben ouders aan het ingewikkeld maken van de tussenschoolse opvang, als dat onder andere betekent dat de kosten omhoog gaan in de richting van € 7,50 per dag?

Antwoord

Scholen zijn per 1 augustus 2006 zelf verantwoordelijk voor de tussenschoolse opvang. De invulling daarvan is een zaak tussen scholen en ouders. De ouders hebben instemmingsrecht over de wijze waarop de tussenschoolse opvang wordt ingericht. Over het algemeen kunnen scholen hiermee goed uit de voeten. De maatregel geldt nog maar sinds kort. Er zal dus ongetwijfeld nog sprake zijn van gewenning. Het Kabinet houdt een vinger aan de pols. Uit voorlopig onderzoek blijkt dat 50% van de scholen geen enkel probleem heeft. Kostenstijging is in een aantal gevallen aan de orde, met name als de opvang wordt uitbesteed aan professionele organisaties. Dit is ongeveer 10% van de scholen.

Vraag van de geachte afgevaardigden Van der Vlies (SGP) en Rouvoet (ChristenUnie)

Graag een reactie op het voorstel van de SGP van een kindgebonden budget voor alle ouders met kinderen tot 6 en reactie op kindgebonden budget ChristenUnie.

Antwoord

De heer Van der Vlies wil naast de bestaande kinderbijslag en kinderkorting (vanaf 2008 kindertoeslag) een kindgebonden budget voor ouders met kinderen tot 6 jaar. Het gaat daarbij om het geld dat op dit moment via de subsidies voor kinderopvang en de combinatiekorting naar een deel van de ouders gaat.

De heer Rouvoet stelt een kindgebonden budget voor, ter vrije besteding door de ouders.

Het geld voor kinderopvang en de combinatiekortingen is bedoeld om de financiële belemmeringen te verminderen bij het combineren van arbeid en zorg.

Het kabinet zorgt er op deze manier voor dat voor ouders met kinderen financiële argumenten niet de doorslag geven bij de keuze om wel of niet te gaan werken.

Met het oog op de vergrijzingsproblematiek acht het kabinet het ook verstandig om de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te bevorderen. Dit maakt dan ook onderdeel uit van het regeringsbeleid,waarvoor extra en specifiek geld beschikbaar is gesteld.

Een kindgebonden budget draagt op zichzelf niet bij aan de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Vlies (SGP)

Kan het Kabinet een voorstel doen voor media-educatie, heldere markering en informatie over programma’s en aanscherping van het strafrechtelijk kader om ongewenste uitingen aan te pakken?

Antwoord

Om binnen de opvoeding verantwoord om te kunnen gaan met media, hebben ouders met name kennis nodig over mogelijke risico’s van media. Via het NICAM biedt Kijkwijzer aan ouders dan ook de informatie op basis waarvan ze kunnen bepalen of iets voor hun kind schadelijk is.

Daarnaast is het NICAM gevraagd om samen met de branche te komen tot een systeem van geschiktheidinformatie over audiovisuele producten. Deze informatie stelt ouders in staat beter om te gaan met media-inhoud en hun kinderen. Ook waar het gaat om nieuwe media zoals internet wil het Kabinet dat via verschillende kanalen ouders, opvoeders en scholen worden geïnformeerd, bijvoorbeeld het Digibewust Programma en Kennisnet/ICT op school.

Om ouders te ondersteunen bij de opvoeding en dus ook bij het verstandig omgaan met media heeft de staatssecretaris van VWS de afgelopen jaren veel initiatieven ondernomen om de opvoedondersteuning in Nederland te versterken:

– VWS heeft samen met Justitie met de Impuls opvoeden gezinsondersteuning voor de periode 2005 tot en met 2007 € 35 miljoen euro uitgetrokken om bij de 50 gemeenten met het grootste aantal risicogezinnen de opvoedondersteuning te versterken.

– In de gezinsnota die het vorige kabinet in het voorjaar heeft gestuurd, staat een groot aantal andere acties en plannen voor de toekomst op het gebied van opvoedondersteuning.

Wat betreft strafrechtelijke maatregelen: men kan in geval van een overtreding aangifte doen van het plegen van een strafbaar feit bij de politie. Het verruimen van het juridisch kader, bijvoorbeeld door op voorhand programma’s of onderdelen daarvan te belemmeren of te verbieden, raakt aan de vrijheid van meningsuiting en draagt het risico van censuur in zich. Daarom kiest het Kabinet daar niet voor.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Vlies (SGP)

Moet de discussie over waarden en normen niet overtuigd en overtuigend worden vervolgd?

Antwoord

De discussie over waarden en normen, over fatsoen en respect heeft inmiddels breed ingang gevonden. Deze discussie als zodanig is van betekenis omdat het burgers helpt naar hun eigen gedrag en uitingen te kijken en elkaar aan te spreken. Deze maatschappelijke discussie is door dit kabinet bevorderd en er mag op worden vertrouwd dat deze zich, mede gelet op de brede aandacht die hiervoor in de maatschappij en in uw Kamer is gebleken, ook na de huidige kabinetsperiode zal voortzetten.

Voor zover het gaat om kabinetsbeleid blijft de aandacht voor waarden en normen onderdeel van het beleid van de verschillende departementen. Dat gaat van de aandacht voor schadelijk mediagebruik door kinderen (de Kijkwijzer) tot burgerschap in het onderwijs. Veranderingen in het onderwijs bijvoorbeeld komen enkele jaren na hun start volledig tot uitvoering en zullen juist de komende jaren hun volle betekenis hebben.

Tenslotte gaat het bij waarden en normen om een politieke discussie. Deze wordt nu gevoerd door politieke partijen met het oog op de volgende kabinetsperiode. Op dat moment kan het thema waarden en normen opnieuw zijn beslag krijgen in het kabinetsbeleid en het beleid van de verschillende ministeries. Zie ook het antwoord op een desbetreffende vraag van de heer Rouvoet.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Vlies (SGP)

Hoe zit het met gewetensbezwaren van ambtenaren van de burgerlijke stand bij de sluiting van huwelijken van mensen van hetzelfde geslacht?

Wat is bereikt?

Antwoord

In de beantwoording van verschillende Kamervragen is dit onderwerp aan de orde geweest. De resultaten hiervan zijn de volgende.

In het Hoofdlijnenakkoord was verwoord dat zorgvuldige omgang met gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand met zich brengt dat, in plaats van de gewetensbezwaarde, een andere ambtenaar van de burgerlijke stand een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht voltrekt. Dat kan door bij de organisatie van de werkzaamheden rekening te houden met serieuze gewetensbezwaren door benoeming van (buitengewone) ambtenaren zonder gewetensbezwaren dan wel door ambtenaren van andere gemeenten in te schakelen.

Het vinden van een praktische oplossing wordt in elk geval al vergemakkelijkt door het feit dat de wet in artikel 16, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek voorschrijft dat er in elke gemeente tenminste twee ambtenaren van de burgerlijke stand dienen te zijn. Een gemeente moet ervoor zorgen dat ieder huwelijk kan worden voltrokken en dat er voldoende ambtenaren aanwezig zijn ter uitvoering van deze taak. Deze beleidslijn wordt ook gesteund door de VNG.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Vlies (SGP)

Graag een reactie op het voorstel om de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar terug te draaien.

Antwoord

Bij de invoering van de Wet werk en bijstand zijn de categoriale ontheffingen van de sollicitatieplicht afgeschaft, ook die voor alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar. Categoriale ontheffingen bleken vaak tot een categoriale uitsluiting te leiden. Naar mate men langer niet deelneemt aan het arbeidsproces blijkt het moeilijker later te re-integreren.

Voor de categoriale ontheffing is de tijdelijke individuele ontheffing in de plaats gekomen, die de gemeenten de mogelijkheid biedt om maatwerk te leveren. Voorts dient de gemeente bij de tijdelijke ontheffing een afweging te maken tussen het belang van de arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgplicht. En de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de betrokkene.

Individueel maatwerk in vorenstaande context doet naar de mening van het kabinet meer recht aan de belangen van de alleenstaande ouders dan categoriaal beleid.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Vlies (SGP)

Veiligheid op straat moet omhoog. Terreur moet zoveel mogelijk bij de bron worden aangepakt. Wij leven in een rechtstaat, wat ons dwingt tot zorgvuldigheid in het afwegen van zaken. Met het zaaien van haat tegen de medemens moet niet zoetsappig worden omgegaan. Hoe ziet deze agenda eruit in de ogen van het kabinet?

Antwoord

Het kabinet ondersteunt de gedachte dat terrorismebestrijding bij de bron moet worden aangepakt en een zorgvuldige afweging binnen de grenzen van de democratische rechtsstaat vordert. Van belang is dat bij de bestrijding van terrorisme de grondrechten in het oog worden gehouden en bij elke voorgestelde maatregel of wetswijziging zorgvuldig wordt beoordeeld in hoeverre rechten van personen worden beperkt. Tegelijkertijd houdt terrorismebestrijding ook juist in dat grondrechten van burgers worden beschermd. Laat duidelijk zijn dat nooit lichtvaardig met de beginselen van onze democratische rechtstaat wordt omgegaan. De bestrijding van terrorisme vindt plaats op repressieve en op preventieve wijze. Dit kabinet zal ook veel aandacht besteden aan een brede aanpak van radicalisering binnen de samenleving, een aanpak waarbij op alle relevante beleidsterreinen wordt samengewerkt om radicalisering binnen de samenleving tegen te gaan en te keren. Haatzaaien kan en wordt nu al strafrechtelijk aangepakt. Het Kabinet deelt de mening dat hiermee niet zoetsappig moet worden omgegaan; dat gebeurt ook niet. Specifiek ten aanzien van haatzaaien zal de komende periode versterkt worden gekeken naar mogelijkheden om dit op het internet te beperken. De activiteiten ter bestrijding van haatzaaiende, radicale en terroristische uitingen op het internet zullen gericht zijn op versterking van de inspanningen van OM, AIVD en Politie en de effectiviteit van hun inspanningen. Behalve implementatie van de bevindingen, voortkomend uit trajecten die het afgelopen jaar door de betrokken instanties op dit vlak zijn uitgevoerd, zullen mede op basis van informatie en analyse, nieuwe trajecten en prioriteiten voor komend jaar worden benoemd.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Vlies (SGP)

Wanneer kan de kamer concrete voorstellen verwachten over het mantelzorgforfait?

Antwoord

Bij het Belastingplan is door u een amendement aanvaard dat erin voorziet een fiscale korting van € 250 toe te kennen aan mantelzorgers. Deze korting is bedoeld als blijk van waardering voor de inzet van mantelzorgers voor hun naasten. Nadere uitwerking bracht echter aan het licht dat dit amendement niet uitvoerbaar is.

De rechtmatigheid van het toekennen van een fiscale korting aan individuele mantelzorgers is vooraf niet vast te stellen en achteraf niet te controleren. Daarnaast zullen ook veel mantelzorgers een te laag inkomen hebben om voor de korting in aanmerking te komen.

De intentie van het amendement – te weten waardering van mantelzorgers – blijft natuurlijk staan. Daarom is met de indieners van het amendement gesproken over een alternatieve uitvoering van het amendement. Dit is gevonden in een uitgavenregeling. Deze regeling zal zo spoedig mogelijk in 2007 in werking treden. De staatssecretaris VWS werkt momenteel aan de uitwerking van de regeling. Vóór eind november 2006 zullen u de contouren van de uitgavenregeling worden gepresenteerd.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van der Vlies (SGP)

Wat mijn fractie al geruime tijd eigenlijk helemaal niet bevalt, is het budgettaire perspectief voor defensie. We zijn meer gaan doen voor minder geld. Na de Tweede Wereldoorlog is nog nooit zulk een zwaar beroep gedaan op onze krijgsmacht als nu gebeurt. Hoe lang is dit met een krimpend budget vol te houden? Daar moet dan toch echt een schep bovenop? Je kunt niet altijd voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Graag een concrete reactie.

Antwoord

De krijgsmacht is de afgelopen jaren ingrijpend gereorganiseerd om deze een meer expeditionair karakter te geven. Die operatie, «Nieuw Evenwicht» geheten, is nu in een vergevorderd stadium. De uitgaven voor de Nederlandse deelname aan crisisbeheersingsoperaties zijn de afgelopen jaren flink gestegen. Nog in het voorjaar werd structureel € 20 mln extra bestemd voor dit doel. Ook is eerder dit jaar € 25 mln incidenteel beschikbaar gesteld voor de aanschaf van pantservoertuigen die nodig waren voor de operatie in Afghanistan. Uit de HGIS en het Stabiliteitsfonds worden bepaalde extra kosten van operaties betaald.

Er wordt door de regering dus reeds een «schep erbovenop» gedaan als dat nodig is om de uitvoering van operaties mogelijk te maken. Maar de krijgsmacht moet ook structureel goed in elkaar zitten om die operaties uit te kunnen voeren. Daartoe zijn met de operatie «Nieuw Evenwicht» reeds forse en soms pijnlijke stappen gezet.

Vragen van de geachte afgevaardigden Van der Vlies (SGP), Van der Laan (D66), Halsema (GroenLinks)

Van der Vlies (SGP)

Bij alles dat wij hier vandaag en morgen bespreken, moeten we wel in het oog houden dat er een schril contrast is tussen hoe wij het hier hebben en de vele schrijnende noden elders in de wereld. Ik noem slechts de vreselijke toestand in Darfur. Daar worden dagelijks heel veel mensen het slachtoffer van honger en oorlogsgeweld. Als dit ons onberoerd laat, dooft eerst recht het licht.

Van der Laan (D66)

Mijn fractie zal een motie indienen over grotere betrokkenheid van Nederland bij het oplossen van het conflict in Darfur.

Halsema (GroenLinks)

Bovendien is het noodzakelijk dat de VN een no-fly-zone instellen boven Darfur, zodat bommenwerpers van het Sudanese leger geen dorpen meer kunnen platbombarderen. Ik roep de regering op zich hiervoor in te zetten.

Antwoord

Nederland maakt zich grote zorgen om de verslechterende situatie in Darfur. De Sudanese regering lapt het vredesakkoord aan haar laars. Dorpen worden gebombardeerd en er vinden gevechten plaats tussen het leger en de rebellen, met als gevolg nog meer onschuldige slachtoffers en nieuwe stromen vluchtelingen. Het conflict gijzelt bovendien het Noord-Zuid vredesakkoord en leidt tot instabiliteit in Tsjaad en de Centraal Afrikaanse Republiek.

Nederland veroordeelt dit geweld scherp, en heeft er mede voor gezorgd dat deze in EU-kader krachtig en publiekelijk zijn veroordeeld. Wij blijven de Sudanese regering oproepen de bombardementen te staken.

Met humanitaire hulp proberen we daarnaast de bevolking een hart onder de riem te steken. Door voedsel, water en broodnodige medicijnen te leveren. Nederland alleen al gaf vorig jaar ongeveer € 50 miljoen aan hulp, dit jaar staat de teller op € 46 miljoen.

Tegelijkertijd helpt Nederland de Afrikaanse Unie bij het bereiken van enige mate van veiligheid in Darfur: Nederland is met dit jaar € 20 miljoen één van de grootste donoren van de Afrikaanse vredesmissie in Darfur, AMIS. AMIS kampt echter met grote problemen.

Uiteindelijk is een VN-missie in Darfur de enige realistische optie. Daarom is momenteel een brede internationale lobby gaande om Soedan te overtuigen een VN-missie in Darfur te accepteren (UNMIS). In dit kader heeft Nederland bilateraal en binnen EU-verband op politiek niveau druk uitgeoefend op Soedan.

Maar ook de komst van een VN-missie zal niet automatisch tot vrede leiden.

Een no-fly zone afkondigen boven Darfur heeft alleen zin als deze onderdeel uitmaakt van een groter pakket van afdwingbare en implementeerbare maatregelen en dus moet dit in het kader van een missie van de VN.

Nederland probeert daarnaast het vredesakkoord nieuw leven in te blazen en een duurzame basis te leggen voor vrede en ontwikkeling. In Europees en internationaal verband probeert Nederland de niet-ondertekenaars van het vredesakkoord te overtuigen zich aan te sluiten bij het vredesakkoord. Ook leggen we de voordelen van het akkoord aan de soms argwanende bevolking uit.

Nederland zal bovendien een voortrekkersrol vervullen om het vredesdividend zichtbaar te maken, bijvoorbeeld door de bouw van scholen, ziekenhuizen, wegen. Door het huidige gebrek aan veiligheid ontbreekt echter momenteel een realistisch wederopbouwperspectief voor Darfur. De in Nederland geplande donorconferentie zal daarom worden gehouden zodra de situatie dat toelaat.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van Schijndel (groep Van Schijndel)

Kan de regering de dreigende verdubbeling van het aantal asielmigranten (± 18 000 in 2006 t.o.v. 8 à 9000 in 2005) verklaren?

Welke maatregelen worden genomen om dit een halt toe te roepen?

Antwoord

Tot en met augustus zijn in 2006 in totaal (eerste- en vervolgaanvragen) 10 940 asielverzoeken ingediend. De laatste 3 maanden betreft het gemiddelde ongeveer 1 000 aanvragen per maand. De verwachting van 18 000 aanvragen dit jaar, zoals verwoord door de heer van Schijndel, deel ik dus niet. In de recente Justitiebegroting wordt de asielinstroom geraamd op 14 200 voor het jaar 2006.

Als aanvulling kan ik u melden dat in de eerste maanden van 2006 sprake is geweest van een verhoogde instroom van asielzoekers met de Iraakse nationaliteit (1 636 in de eerste 4 maanden van 2006 versus 463 in dezelfde periode in 2005). Overigens betrof het hier voor een groot deel asielzoekers die al enkele jaren eerder in Duitsland een aanvraag hadden ingediend. Veel van deze aanvragen zijn dan ook afgewezen hetgeen meestal heeft geleid tot terugkeer in het kader van de Dublin-procedure. In de afgelopen vier maanden hebben 533 Iraakse asielzoekers een aanvraag ingediend (mei tot en met augustus 2006).

Aanvullende maatregelen zijn dan ook niet aan de orde.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van Schijndel (Groep Van Schijndel)

Kan het kabinet een bevestiging geven dat er geen islamitisch ziekenhuis wordt gebouwd met gemeenschapsgeld?

Antwoord

Iedereen die in Nederland een ziekenhuis of andere zorginstelling wil opzetten en financieren, moet daarvoor toestemming voor toelating hebben. De Wet Toelating Zorginstelling (WTZi) heeft daarvoor inhoudelijke criteria; transparantie-eisen over de bestuursstructuur en de bedrijfsvoering. Er worden geen ideologische criteria gehanteerd. Het is aan de zorgverzekeraars of zij productieafspraken met een nieuwe instelling maken.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van Schijndel (Groep Van Schijndel)

Komst van Poolse arbeiders in Nederland tegengaan.

Antwoord

Het kabinet heeft in het voorjaar met de Kamer van gedachten gewisseld over het openstellen van de Nederlandse arbeidsmarkt voor werknemers uit de acht in 2004 toegetreden midden-Europese lidstaten.

Daarbij heeft het kabinet aangekondigd de arbeidsmarkt voor deze groep fasegewijs voor bepaalde sectoren open te stellen, waarbij gelijktijdig wordt gewerkt aan een aantal flankerende maatregelen, zoals controle op goede naleving van CAO’s en beschikbaarheid van goede huisvesting. Inmiddels is in juni en september een aantal sectoren open gesteld en zijn flankerende maatregelen getroffen.

Het kabinet zal binnenkort aan de Kamer verslag doen van de voortgang bij de implementatie van de flankerende maatregelen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van Schijndel (Groep Van Schijndel)

Welke actie kan de regering ondernemen om de toetreding van Roemenië en Bulgarije met een jaar uit te stellen? Hoe voorkomt de regering de toestroom van werknemers uit die landen?

Antwoord

Volgens het Toetredingsverdrag met Roemenië en Bulgarije kan tot uitstel worden besloten op basis van een daartoe strekkende aanbeveling van de Commissie, en wanneer daarvoor tevens unanieme steun bestaat bij de lidstaten. In de gisteren verschenen voortgangsrapporten en mededeling geeft de Commissie aan dat beide landen voldoende zijn voorbereid om op 1 januari 2007 aan de verplichtingen van het lidmaatschap te voldoen, ook al moet er in de komende periode op onderdelen nog verder werk worden verricht. De commissie doet geen aanbeveling tot uitstel, maar komt met een streng systeem van toezicht na toetreding en de mogelijkheid van (vrijwarings)maatregelen. Een appreciatie van de regering van het voortgangsrapport over Bulgarije en Roemenië zal binnenkort aan de Kamer worden toegezonden.

Ook zal de regering binnenkort zijn standpunt bepalen over het al dan niet beperken van het werknemersverkeer met Bulgarije en Roemenië. In deze standpuntsbepaling zullen de bevindingen van de Commissie worden betrokken. Het Toetredingsverdrag voorziet er in beginsel in dat de beperkingen ten aanzien van het vrij verkeer in de eerste twee jaar na toetreding van toepassing blijven. Net als destijds met de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten kunnen ook daarna, onder bepaalde voorwaarden, nog beperkingen worden gehandhaafd.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van Schijndel (Groep van Schijndel)

Het lid van Schijndel (Groep van Schijndel) vroeg de onderhandelingen met Turkije zo spoedig mogelijk af te breken.

Antwoord

Het Kabinet zal zich aan de afspraken houden en zijn oordeel bepalen na de verschijning op 8 november aanstaande van de voortgangsrapportage van de Europese Commissie, waarin wordt beschreven in hoeverre Turkije aan de gestelde voorwaarden voldoet. Mocht uit het voortgangsrapport van de Commissie blijken dat Turkije niet aan de gestelde voorwaarden ten aanzien van het ratificeren en implementeren van het Ankara Protocol voldoet, dan zullen de Commissie en de lidstaten besluiten over de consequenties voor het onderhandelingsproces.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van Schijndel (Groep Van Schijndel)

Graag een inhoudelijke reactie van de regering op mijn verzoek om in de EU een protocol (bij een nieuw verdrag) uit te onderhandelen die het voor Nederland mogelijk maakt EU-regelgeving omtrent immigratie al dan niet over te nemen.

Antwoord

Het kabinet heeft in de reflectieperiode het afgelopen jaar actief geluisterd naar de zorgen en wensen van de burger over Europa. In zijn analyse van deze reflectieperiode (u toegegaan per brief op 19 mei jl.) heeft het kabinet diverse beleidsterreinen geïdentificeerd waar de burger aangeeft concrete resultaten van de EU te verwachten. Daartoe behoort ook Europese samenwerking op het gebied van asiel en immigratie. In diezelfde brief van 19 mei heeft het kabinet aangekondigd op termijn een verdragswijziging noodzakelijk te achten teneinde de EU in staat te stellen op democratische en slagvaardige wijze deze (en andere) beleidsuitdagingen waar te maken, waaronder een effectief immigratiebeleid. Het is voorbarig in te gaan op de wijze waarop in een eventueel nieuw Verdrag vorm moet worden gegeven aan de bepalingen omtrent immigratie. In het algemeen geldt dat voorzieningen voor nationale «opt outs» de mogelijkheden om tot een effectief gemeenschappelijk beleid te komen, niet bevorderen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Wilders (Groep Wilders)

Gaarne reactie op voorstel dat asielzoekers voortaan nog maar één keer een asielverzoek mogen doen. Volgende aanvragen (Bv. op afwijkende gronden) zijn dan niet langer mogelijk.

Antwoord

Als er daadwerkelijk sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, bijvoorbeeld een wijziging in de situatie in het land van herkomst, of van gewijzigd beleid dan kan het opnieuw indienen van een nieuwe asielaanvraag opportuun zijn. Aan een dergelijke asielzoeker wordt dan ook opvang verleend, tenzij de nieuwe aanvraag alsnog op het Aanmeldcentrum wordt afgewezen. Als opnieuw een asielaanvraag wordt ingediend terwijl geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, dan wordt de aanvraag in de korte asielprocedure als regel snel afgewezen, zonder dat recht op opvang ontstaat. In verband met de refoulementverboden uit de relevante internationale verdragen (onder meer het Vluchtelingenverdrag en het EVRM) is het niet mogelijk om te bepalen dat asielzoekers voortaan nog maar één keer een asielverzoek mogen doen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Wilders (Groep Wilders)

Graag reactie op voorstel «geen paspoort, dan niet in procedure» (naar Zwitsers voorbeeld).

Antwoord

Het kabinet voert een restrictief toelatingsbeleid. Daarom bevat de Vreemdelingenwet een bepaling op basis waarvan een asielaanvraag in beginsel wordt afgewezen als het aan de asielzoeker toerekenbaar is dat hij niet over de juiste documenten beschikt. Dit is staand beleid. Om vast te kunnen stellen of het ontbreken van documenten aan de asielzoeker is toe te rekenen, dient een asielprocedure te worden gestart. Deze vaststelling vindt veelal binnen de 48-uursprocedure plaats.

Vraag van de geachte afgevaardigde Wilders (Groep Wilders)

Kabinet maakt geen nieuw beleid om asielmigratie tegen te gaan, is dit wel juist?

Antwoord

Het kabinet heeft een aantal maatregelen genomen die een daling van de instroom van gezinsmigranten hebben veroorzaakt. Te denken valt aan het verhogen van de minimumleeftijd van 18 naar 21 jaar, het verhogen van het inkomensvereiste naar 120% van het wettelijk minimumloon en invoering van het inburgeringsexamen in het buitenland. Zo heeft de laatste maatregel dit jaar geleid tot een afname van de instroom van gezinsmigranten met circa 50%.

Als aanvulling kan ik u melden dat in de eerste maanden van 2006 sprake is geweest van een verhoogde instroom van asielzoekers met de Iraakse nationaliteit (1 636 in de eerste 4 maanden van 2006 versus 463 in dezelfde periode in 2005). Overigens betrof het hier voor een groot deel asielzoekers die al enkele jaren eerder in Duitsland een aanvraag hadden ingediend. Veel van deze aanvragen zijn dan ook afgewezen hetgeen meestal heeft geleid tot terugkeer in het kader van de Dublin-procedure. In de afgelopen vier maanden hebben 533 Iraakse asielzoekers een aanvraag ingediend (mei tot en met augustus 2006).

Aanvullende maatregelen zijn dan ook niet aan de orde.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen)

Waarom niet 24 uur onafgebroken wegwerkzaamheden en waarom bouwvak als er zoveel achterstand is?

Antwoord

24-uurs werkzaamheden vinden al plaats bij groot onderhoud daar waar dat nodig is, bijvoorbeeld bij de rondweg Amsterdam. Dan wordt ook met name in de vakantieperioden gewerkt omdat dan de drukte op de weg minder is en dus de hinder en de economische schade geringer is.

In het totale wegennetwerk worden werkzaamheden zodanig gepland dat gebieden niet volstrekt onbereikbaar worden, dat er voldoende alternatieve routes worden geboden en dat de gebruiker niet van de ene bottleneck in de andere komt. Dat geeft dus ook beperkingen aan afsluitingen en 24-uurs activiteiten.

Ten slotte kosten 24-uurs werkzaamheden meer belastinggeld en worden dus alleen daar uitgevoerd waar dat nodig is.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen)

Waarom in elke stad een andere vorm van betaald parkeren?

Antwoord

Het parkeerbeleid is een verantwoordelijkheid van lagere overheden en niet van het rijk. Het kabinet ziet geen aanleiding aan deze verantwoordelijkheidsverdeling te tornen.

Vraag van de geachte afgevaardigde Oudenallen (Groep Van Oudenallen)

Waarom is er geen landelijke opsporingssysteem voor gestolen fietsen?

Antwoord

De stichting aanpak voertuigcriminaliteit heeft de afgelopen periode samen met het OM, Justitie, BZK, politie, RDW en de fietsenhandel/leveranciers een project uitgevoerd, dat ertoe moet leiden dat er automatische registratie gaat plaatsvinden van gestolen fietsen, waardoor de gegevens automatisch bij de RDW terecht gaan komen. Er lopen thans een aantal pilots om dit systeem te beproeven ten behoeve van landelijke invoer.

Vraag van de geachte afgevaardigde Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen)

Roep om versnelling Tweede Zeesluis IJmuiden.

Antwoord

Momenteel verricht Amsterdam onderzoek om nut en noodzaak van een Tweede Zeesluis in IJmuiden nader te onderbouwen. Onderkend wordt dat het scheepvaartverkeer naar de Amsterdamse haven de laatste tijd toeneemt. Mocht uit dit onderzoek blijken dat de vervoersprognoses dusdanig zijn dat een tweede sluis eerder noodzakelijk is dan tot dusverre wordt aangenomen, dan zal de minister van Verkeer en Waterstaat, samen met de regionale bestuurders, bezien of opname in het MIT – door middel van het starten van de verkenningenfase – dient plaats te vinden.

Het kabinet wil benadrukken dat met de aanleg van een nieuwe sluis veel geld is gemoeid. Duidelijk is dat bij dit soort zeer grote en kostbare projecten de nut en noodzaak buiten kijf moeten staan. De TCI heeft geleerd dat dit soort overwegingen zorgvuldig moeten worden gemaakt. Als die duidelijkheid er is, zal het kabinet zich inzetten voor het voortvarend doorlopen van de nodige procedures.

50 ANTWOORDEN AAN GROENLINKS

Algemeen

Hoezo stappen achteruit?

a. De burgers zien het anders.

b. Internationale deskundigen zien het anders.

c. De feiten zijn anders.

d. Het nieuws is anders.

A. De burgers zien het anders

De Nederlandse burger als consument en producent ervaren dat anders, zo laten CBS berichten van 26 september ons weten.

CBS-site:

Consument opnieuw positiever

Het vertrouwen van consumenten is in september 2006 gestegen ten opzichte van augustus. Zowel het oordeel over het economisch klimaat als de koopbereidheid verbeterde. Het consumentenvertrouwen stijgt nu al een jaar vrijwel onafgebroken. Dit blijkt uit cijfers van het CBS.

Consument positiever over economisch klimaat

Consumenten waren in september beter gestemd over het economisch klimaat dan een maand eerder. Vooral het oordeel over de afgelopen twaalf maanden verbeterde flink. Maar ook over de economie in de komende twaalf maanden waren consumenten iets positiever.

Koopbereidheid toegenomen

Ook de koopbereidheid verbeterde in september. De koopbereidheid is gebaseerd op de vraag of de tijd gunstig is voor het doen van grote aankopen en op het oordeel over de financiële situatie van het huishouden. Consumenten waren positiever over de eigen financiën dan een maand eerder. Vooral het oordeel over de eigen financiën in de afgelopen twaalf maanden verbeterde sterk. Verder vonden consumenten het in september een iets betere tijd voor het doen van grote aankopen dan vorige maand.

Consumentenvertrouwen blijft stijgen

Het consumentenvertrouwen stijgt nu al een jaar vrijwel onafgebroken. Voor de vierde maand op rij zijn er meer optimisten dan pessimisten onder de consumenten. De stijging is vooral toe te schrijven aan een steeds positiever oordeel over het economisch klimaat. De koopbereidheid verbeterde het afgelopen jaar ook, maar minder sterk.

Ondernemers industrie blijven zeer optimistisch

De ondernemers in de industrie blijven zeer optimistisch. Het producentenvertrouwen kwam in september 2006 uit op 7,9. Dat is vrijwel even hoog als in augustus. De stemming onder de ondernemers is in de afgelopen twaalf maanden sterk verbeterd. Een jaar geleden lag het producentenvertrouwen nog op 1,3.

Het producentenvertrouwen is samengesteld uit drie deelindicatoren: de verwachte productie in de komende drie maanden, het oordeel van de ondernemers over de voorraden gereed product en het oordeel over de orderpositie.

De ondernemers in de industrie waren in september in vergelijking met de voorgaande maand vrijwel even tevreden over hun toekomstige productie en orderpositie. De industriële ondernemers waren wel iets minder positief over hun voorraad gereed product. De producenten van investeringsgoederen waren flink positiever over de productie in de komende maanden.

B. Internationale deskundigen zien het anders:

IMF:

«Dutch capabilities to deal with significant challenges have clearly been in evidence in the remarkable achievements over the past few years». «In all, what has been accomplished is impressive. While challenges lie ahead, the Netherlands, if recent history is a guide, is up to the task». (IMF; art. IV consultatie, mei 2006).

OESO:

«The financial imbalances that contributed to the downturn at the start of the decade have been corretied, thanks to well tailored policies for the most part, and exports have already rebounded.»

en

«Substantial progress has been made towards correcting the financial imbalances that contributed to the downturn. Furthermore, major labour market, social benefit and health care reforms are underway to enhance labour utilisation and labour productivity. At the same time, cost cpmpetitiveness is being gradually restored.»

(OESO landenexamen, december 2005)

EC:

In line with the Integrated Guidelines, the Dutch National Reform Programme identifies and responds to the main challenges facing the Netherlands, namely improving labour supply, achieving faster growth in labour productivity, in particular by strengthening R&D, innovation and education; and improving price competitiveness, in particular by containing labour costs. (...) Overall the NRP is clear and coherent and in several areas shows ambition and originality.

(The Commission’s Assessments of the 2005 National Reform Programmes for Growth and Jobs)

C. De feiten zijn anders

1. Werkloosheid

De jaren zijn selectief gekozen en oud (MEV 2006, nu hebben we MEV 2007). Bij toevoeging van onderstaande jaren blijkt dat dal diep is geweest in 2005 en dat we snel aan het herstellen zijn en al bijna op niveau 2002 zijn. Cijfers voor werkzame bevolking laten record (hoger dan 2001) zien.

2001200320052007
Werkzaam7 0207 0016 9187 180
Werkloos252399483345
Arbeidsaanbod7 2727 4007 4017 525

Ook de Europese cijfers zijn gedateerd en achterhaald. Bovendien zijn cijfers van heel Europa gebruikt. Maar de daling van werkloosheid in het EU-25 gebied is voor een deel vertekend door de spectaculaire daling in o.a. Polen, Estland en Letland.

Eerlijker is een vergelijking met het eurogebied. En daarbij ook een meer historisch lange ontwikkeling.

1996–20002001200220032004200520062007
Eurogebied9.87.98.38.78.98.68.48.2
Nederland4.12.22.83.74.64.74.33.9
België8.76.67.58.28.48.48.07.6
Duitsland8.37.48.29.09.59.59.49.2
Frankrijk10.88.48.99.59.69.59.49.3

We zien dat in het Eurogebied als geheel en zeker in de ons omringende landen de werkloosheid van 2001–2007 ook is toegenomen. Daarnaast zien we dat 2001 en 2002 jaren van opvallend lage werkloosheid zijn geweest. Nederland duikt in 2007 onder het gemiddelde van de tweede helft jaren negentig. Dat is toch geen slechte prestatie.

2. Jeugdwerkloosheid

De cijfers zijn juist maar zoals gezegd op het niveau2006 en bij een aantrekkende economie zal de werkloosheid onder jongeren meer dan evenredig dalen in 2007.

3. Langdurige werkloosheid

De cijfers geven de stand in 2005 weer na afloop van de economisch slechtste jaren. De langdurige werkloosheid zal in2006 en 2007 weer gaan dalen zoals volgt uit de daling van het totaal aantal uitkeringsgerechtigden.

4. Arm ...

– Ondanks de economische terugval in de afgelopen jaren ligt het niveau aan huishoudens op of rond het minimum beneden het niveau tot en met het jaar 2000. De cijfers die GroenLinks aanvoert betreffen2004. Door de economische recessie is het aantal huishoudens dat is aangewezen op een inkomen tot vlak boven het minimum inderdaad gestegen in die jaren (van 8.8% in 2002 tot 10.0% in 2004) maar moet teven worden bezien in het licht van het feit dat medio jaren ’90 het aandeel van huishoudens met een inkomen beneden de lage inkomensgrens rond de 15% lag (bron: SCP armoedemonitoren 2003 en 2005. In 1996 lag het niveau nog op 15,6%, en in 2000 nog op 11,9%, hoger dan het niveau 2004). Realisatiegegevens over 2005 en 2006 zijn nog niet beschikbaar.

– In de armoedemonitor over de jaren 2003–2006 staat overigens het volgende (p. 33): «Wat opvalt is dat huishoudens bovende lage inkomensgrens er meer op achteruit gaan dan wel minder op vooruit gaan dan huishoudens onder de lage inkomensgrens.»

– Ramingen van het SCP over de ontwikkeling van het aantal huishoudens met een laag inkomen laten een verbetering zien in 2006. Dit was vooral het gevolg van de koopkrachtstijging in 2006. Gezien het positieve koopkrachtbeeld voor 2007 valt te verwachten dat het aantal lage inkomens volgend jaar verder afneemt, ondermeer door daling werkloosheid.

5. ... en rijk

– Het aantal miljonairs is inderdaad met 2,3% gestegen in 2004 en met 5,3% in 2005. In 2005 was 0,68% van de bevolking miljonair (108 000 personen). In 2003 was dat 0.63%.

– De stijging van het aantal miljonairs is in NL groter (5,3%) dan gemiddeld in Europa (4,5% in 2005)

– NL blijft hiermee wel achter bij de wereldwijde stijging van het aantal miljonairs. Wereldwijd nam het aantal vermogende particulieren in 2005 toe met 6,5% tot 8,7 miljoen (bron: Merrill Lynch en Cap Gemini).

6. Koopkracht

– Groen Links toont enkele willekeurige standaardgroepen. Grafiek 1 laat zien dat je met andere standaardgroepen het beeld anders wordt. Het verschil in koopkrachtontwikkeling treedt niet op tussen arm en rijk, maar tussen mensen met kinderen en ouderen enerzijds (+) en mensen zonder kinderen anderzijds (-).

– Groen Links gebruikt oude cijfers voor hun analyse. De cijfers op basis van de MEV zijn opgenomen in grafiek 2 (wij houden ook rekening met het effect van de taakstelling in de huurtoeslag en het niet optreden van het effect van de afschaffing van de OZB voor sociale minima).

Grafiek 1: Tegenovergesteld beeld o.b.v. oude cijfers die GroenLinks gebruik bij met selectieve benader uit standaardgroepen

Grafiek 2: Gecorrigeerde grafiek Groen Links o.b.v. recente cijfers

7. Economische groei

– De cijfers zijn achterhaald. Uit de laatste ramingen van het CPB (MEV 2007) blijkt dat Nederland in 2006 en 2007 het beter doet dan de EU-25. In 2005 deed Nederland het ook al beter dan het eurogebied als geheel. Dit terwijl aan het eind van 2001 de groei lager was dan gemiddeld in Europa.

– Wederom is het meer zinvol om Nederland te vergelijken met het eurogebied. De nieuwe toetreders hebben immers te maken met een groeispurt door de inhaalslag na de toetreding tot de EU. Bovendien worden zij niet (in dezelfde mate) beïnvloed door de euro-dollarkoers.

Tabel groei Nederland en Eurogebied

2001200220032004200520062007
Nederland0.10.10.32.01.53
Eurogebied1.90.90.72.11.3
Euro-251.91.21.42.61.8

8. Zorgkosten

– De premie voor de Zvw stijgt en voor de AWBZ daalt. Gecombineerd blijft de stijging voor burgers beperkt tot 3% in 2007.Ter vergelijking: in het laatste jaar van het 2e Paarse kabinet, stegen de premies voor burgers nog met 13%.

– Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen ontvangen een compensatie via de verzilveringregeling (tegemoetkoming buitengewone uitgaven) voor de gestegen zorgkosten. Zij betalen nu in de zorgverzekeringswet een gelijke nominale premie en hebben gelijke keuzemogelijkheden als gezonde mensen.

– In de zorgtoeslag wordt gerekend met de nominale premie minus de gemiddelde no-claimteruggaaf. Dat betekent dat de gemiddelde eigen betaling wordt meegenomen in de berekening van de hoogte van de zorgtoeslag. Lage en middeninkomens krijgen via de zorgtoeslag dus de gemiddelde eigen betaling weer terug. Dit komt niet tot uiting in de cijfers van Groen Links. Groen Links laat een stijging van de eigen betalingen zien binnen de ZFW. Dit is het effect van de invoering van de no claim. Het netto effect van de invoering van de no claim voor een verzekerde die geen aanspraak kan maken op teruggaaf is – € 71 per jaar.

– In de periode van 2004 tot 2007 is de volumegroei van de zorgkosten teruggebracht tot 2,1% ten op zichte van 5% in de periode van 1999 tot 2003. Bij ongewijzigde groei waren de zorguitgaven per inwoner ruim € 300 euro hoger geweest in 2007.

9. Bureaucratie

Feiten en cijfers

– Administratieve Lasten Bedrijven

o Eind 2006 zal 16,4% (€ 2,7 mrd) zijn gerealiseerd. Gepland was 19%, maar een beperkt aantal maatregelen is doorgeschoven. In 2007 wordt dit volledig ingelopen en wordt – met de maatregelen van dit kabinet – iets meer dan de geplande 25% gehaald, namelijk bijna 26% ofwel € 4,25 mrd (van de € 16 miljard in 2002).

– Administratieve lasten Burgers

o De totale omvang van de AL voor burgers bedroeg op 31 december 2002:

• 112 miljoen uur

• 1,2 miljard out-of-pocket kosten

o Op dit moment zijn de AL voor burgers sinds eind 2002 afgenomen met 5,8 miljoen uren en 178 miljoen euro, ofwel: 6% in tijd en 14% in kosten.

o Het kabinet haalt de doelstelling. Er zijn bij de TK reductievoorstellen ingediend die eind 2007 zullen leiden tot een administratieve lastenverlichting van 25% in uren en euro’s.

o De grootste veranderingen vinden plaats in 2007.

– Europa

o Circa 15 landen – waaronder UK, D en F – hebben de Nederlandse aanpak overgenomen.

o In Brussel is het sinds voorjaar 2006 niet langer mogelijk een regel voor te stellen zonder dat de AL worden gemeten en zonder aan het voorkomen van onnodige AL aandacht te besteden.

10. Bureaucratie in de zorg (CBS onderzoek april 2005)

– Het aantal handen aan de computer (door GL overhead genoemd: management en administratiebanen) is gestegen, maar deze stijging wordt precies gecompenseerd door een daling van het aantal facilitaire banen, waardoor het aantal handen van het bed constant is gebleven. Het aantal handen aan het bed is in de periode 1997–2004 gestegen.

11. Wachtlijsten in de jeugdzorg

Het kabinet is van mening dat de zorg voor kinderen centraal dient te staan. Het aantal kinderen dat van jeugdzorg gebruikmaakt is deze kabinetsperiode fors toegenomen. De bekendheid van het bureau jeugdzorg heeft hieraan bijgedragen. Er wordt eerder gemeld als er iets mis gaat in een gezin, dat is precies wat het kabinet ook stimuleert. Om kinderen tijdig jeugdzorg te kunnen bieden, heeft het kabinet verschillende malen extra middelen beschikbaar gesteld. In totaal heeft dit kabinet deze periode € 200 mln meer uitgetrokken voor hulp aan kinderen die een beroep doen op de jeugdzorg. Met de provincies hebben wij bovendien prestatieafspraken gemaakt om de wachtlijst weg te werken hierdoor worden 5300 kinderen geholpen die nu op de wachtlijst staan.

12. Verpleeghuizen

Groen Links citeert een rapportage uit 2004. De IGZ rapportage uit 2005 (over inspectieformulier in de V&V&T) laat een stijgende lijn zien.

13. Werkers in de zorg

Groen Links wil dat verpleegkundigen en verzorgenden meer toekomen aan hun eigen werk. Dat wil dit kabinet ook, sterker nog hij zet instrumenten in om dat te realiseren. Door 430 miljoen Euro over 4 jaar verspreid te investeren in de sector onder de voorwaarde dat zorgverleners jaarlijks 1% meer van hun tijd aan het bed kunnen doorbrengen, zetten we deze beweging in gang.

14. Kopen en huren

– Bij de huurtoeslag is er de afgelopen periode systematisch voor gekozen voor de voor de burger meest gunstige invulling van de eigen bijdrage ontwikkeling. Dat wil zeggen indexering met een zo laag mogelijk percentage zodat de eigen bijdrage zo min mogelijk stijgt. Daarmee is het effect dat GroenLinks schetst weer gedeeltelijk gemitigeerd.

– In de periode 2002–2006 zijn de uitgaven huurtoeslag dan ook gestegen van 1,5 mld in 2002 naar 2 mld in 2007.

– GroenLinks noemt niet alle (fiscale) opbrengsten voor de schatkist rondom de eigen woning. Niet genoemd zijn de opbrengsten van bijvoorbeeld de overdrachtsbelasting en de OZB op eigen woningen die circa 4 miljard bedragen.

15. Huurliberalisering

– De liberalisering van de huren is beperkt tot maximaal 20% van de huurwoningmarkt bovenop de bestaande 5%. Van liberalisering zal bovendien pas sprake zijn als er voldoende woningen zijn bijgebouwd.

– 75% blijft gereguleerd met een beperkte huurstijging tot maximaal 3% boven inflatie in 2009.

– Over de benodigde bouwproductie voor de periode 2005 tot en met 2010 zijn afspraken gemaakt tussen rijk, provincies en stedelijke regio’s (totaal 440 000 woningen).

– Zittende huurders blijven beschermd ook na 2010.

– Van het vrijgeven van de huren – na voldoende bouwproduktie – zal alleen sprake zijn bij nieuwe huurders (degene die er na 1 januari 2007 komen wonen).

– De gemiddelde huurstijging in 2005 is de laagste geweest sinds 1959.

Huurstijging per 1 juli

16. Woningnood

– De woningmarktonderzoeken geven aan dat sinds 2002 het woningtekort is gestabiliseerd op circa 2,5% en nu dalende. De woningbouwafspraken met de stedelijke regio’s zijn er op gericht dit woningtekort macro in 2010 terug te brengen naar 1,5%. De uitvoering van deze afspraken is duidelijk op stoom gekomen en sinds 2004 is de woningproductie in stijgende lijn. Zo geven de cijfers voor de eerste helft van 2006 aan dat de productie 25% hoger is dan in de eerste helft van 2004. De productie komt naar verwachting boven de 80 000 uit. E.e.a. blijkt ook uit de prestatiecijfers van de corporaties over 2004 en 2005. Ook het aantal afgegeven bouwvergunningen, die op termijn tot woningen leiden, laten een duidelijke stijging zien.

– Wachttijden, zoals in de bijdrage van GroenLinks gepresenteerd, geven geen zuiver beeld van de spanning op de woningmarkt. Consumenten kunnen een vrijgekomen woning afwijzen maar toch op de wachtlijst blijven staan. Ook indien een particuliere woning wordt verkregen blijkt dat ze niet altijd van de wachtlijst worden gehaald.

17. Stedelijke vernieuwing

– De ombuiging waarover Groen Links spreekt heeft betrekking op een andere periode (verschil ISV 1–ISV 2).

– Maar in relatie tot de perioden die GL noemt

o De realisatiecijfers – ISV over de periode 1999 t/m 2003 bedragen in totaal: ca. € 1,8 mld, hetgeen overeenkomt met een gemiddelde budget per jaar in die periode van € 445 mln.

o De realisatiecijfers – ISV over de periode 2003 t/m 2006 (over 2006 gaat het om een raming) bedragen in totaal: ruim € 1,6 mld. Dat komt overeen met een gemiddeld ISV-budget per jaar in die periode van ca. € 410 mln.

18. Onderwijsuitgaven

De uitgaven op de begroting van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur bedroegen in 2002 24,3 miljard euro (bron Miljoenennota 2003) en in 2007 28,9 miljard euro (bron Miljoenennota 2007). Dit is exclusief de investeringen uit het Fonds Economische Structuurversterking. In 2006 wordt bijvoorbeeld uit dit FES 1,9 miljard beschikbaar gesteld waarvan de helft voor onderwijs en innovatie.

De reële volumegroei van de economie over deze drie jaar is iets meer dan 7%, hetgeen een lichte daling van de verhouding veroorzaakt. Ironisch wordt deze daling dus veroorzaakt door het nog sneller bijtrekken van de economische groei. In tijden van laagconjunctuur zal het aandeel onderwijs stijgen; in tijden van hoogconjunctuur dalen.

Relateren we de cumulatieve uitgaven per leerling voor een schoolloopbaan in het primair en voortgezet onderwijs aan de behaalde PISA-scores, dan vertoont Nederland, net als Finland en Korea, een uitstekende «prijs/prestatieverhouding».

19. Schooluitval

Het aantal nieuwe schoolverlaters is teruggebracht van 71 000 in 2002 naar 57 000 in 2004/2005. Bovendien zijn er diverse maatregelen getroffen om de voortijdige schooluitval verder te verminderen naar 35 000 in 2010:

– met de top 10 regio’s waar de meeste uitval is worden convenanten gesloten over het terugdringen van uitval met 10% in 2006/2007

– leerplichtverlenging → vermindering met 13 000 uitvallers in 2008.

20. kinderopvang

– Signalen van kinderopvangondernemers geven aan dat de vraag naar kinderopvang op dit moment duidelijk aan het toenemen is.

– Met de intensiveringen en de verplichte werkgeversbijdrage wordt kinderopvang voor ouders goedkoop: ouders uit de laatste inkomens gaan in 2007 voor het eerste kind € 0,19 per uur betalen; ouders met een inkomen van 130% WML betalen voor een uur € 0,33; ouders met een inkomen van de drie keer modaal betalen € 2,20 en ouders met de hoogte inkomens € 3,60 per uur. Voor het tweede kind betalen ouders – afhankelijk van het inkomen – tussen de € 0,19 en € 0,51 per uur.

– Uit het onderzoek van het NCKO kwam ook naar voren dat er wat betreft interacties tussen leidsters en kinderen geen daling in de kwaliteit is geconstateerd.

– Uit verschillende recente onderzoeken blijkt dat ouders de kwaliteit van de gebruikte kinderopvang over het algemeen alsgoed – met een cijfer 8 – beoordelen.

21. Arbeidsparticipatie vrouwen

– In de cijfers komt tot uitdrukking dat veel vrouwen in Nederland meer tijd aan zorg voor kinderen willen besteden. Onder meer de wet kinderopvang geeft ouders wel degelijk mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren.

– De netto arbeidsparticipatie in Nederland is in 2007 (volgens methode CBS) 65%; het eurogebied komt uit op 64,4%. De arbeidsparticipatie van vrouwen is gestegen van 53,2% in 2001 tot 54,1% in 2005.

22. Economische zelfstandigheid van vrouwen

– Het is niet waar dat het percentage van de economische zelfstandigheid van vrouwen gedaald is tussen 2002 en 2006.

– Het percentage vrouwen dat economisch zelfstandig genoemd kan worden (beschikken over een inkomen uit arbeid van minimaal 70% WML) is gestegen van 39% in 2000 naar 42% in 2004 (het meest recente cijfer).

– De stijging van de economische zelfstandigheid is geremd door de mindere economische conjunctuur tussen 2000 en 2004. Toch is de ontwikkeling bij vrouwen zonder meer positief te noemen gelet op een daling van de economische zelfstandigheid in dezelfde periode bij mannen.

– Ook in een tijd van een minder gunstige economische conjunctuur is de sociaaleconomische positie van vrouwen dus zowel absoluut als relatief verbeterd.

23. Het glazen plafond

– Uit cijfers van de Europese Commissie blijkt dat het aandeel vrouwen in de top van bedrijfsleven in 2004 in Nederland 9% was. Het gemiddelde van de Europese Unie is 11%.

24. Vrouwen aan de top

– Ten eerste is dit hetzelfde punt als punt 23. Dus «49 in plaats van 50 stappen».

– Ten tweede is het een tamelijk selectieve keuze van landen. Volgens de bij punt 23 genoemde cijfers van de Europese Commissie hebben landen als Frankrijk en België minder vrouwen aan de top dan Nederland. Nederland zit in ongeveer dezelfde positie als Duitsland (Nederland 9%, Duitsland 10% (2004, top 50 bedrijven).

25. Topinkomens

Kabinet Balkenende II heeft meer dan enig ander kabinet werk gemaakt van maatregelen m.b.t. topinkomens in de publieke en semipublieke sectoren:

Veel van dat beleid is nog nieuw en sommige maatregelen moeten nog door de Tweede Kamer worden goedgekeurd. Het is van groot belang om deze maatregelen hun effect te laten hebben.

Openbaarmaking topinkomens publieke sector

– Sinds maart 2006 is de wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) van kracht. De WOPT regelt dat organisaties die onder de werking van deze wet vallen jaarlijks verplicht zijn opgave te doen van alle inkomens die boven het norminkomen (i.c. gemiddelde ministersalaris) uitkomen.

– Doel WOPT: primair transparantie en op basis daarvan afleggen van verantwoording; secundair het bevorderen van het maatschappelijke en politieke debat hierover.

Normering publieke sector

– Kabinetsstandpunt t.a.v. advies cie Dijkstal I is dat er in de publieke sector weer een norm moet worden gesteld. Norm is vastgelegd op nieuwe ministersalaris: 130% x huidige ministersalaris.

– Overheid als werkgever sector Rijk: topmanagementgroep (TMG) blijft onder deze norm.

– Ook salarissen van besturen/ toezichthouders publiekrechtelijke ZBO’s blijven in beginsel onder deze norm.

– O.b.v. advies Dijkstal II heeft het kabinet een nieuwe beloningsstructuur voor politieke ambtsdragers opgesteld, waarbij het normsalaris van de minister (i.c. 130% van huidige ministersalaris) het verstrekpunt is.

Normering semipublieke sector

– Kabinet heeft de cie Dijkstal gevraagd in najaar 2006 advies uit te brengen over verdere uitwerking van de motie Bakker welke inhoudt dat het kabinet dient te komen tot normering topinkomens in de semipublieke sector. Advies wordt in het najaar verwacht.

Bedrijfsleven

– Wat betreft het bedrijfsleven is er voor beursgenoteerde vennnootschappen de Nederlandse Corporate Governance Code (Code Tabaksblat) die is verankerd via een amvb.

26. Onverzekerden

– Het aantal onverzekerden is in het afgelopen jaar juist gedaald. De meest recente gegevens (juli jl.) komen van het CBS: 182 000 onverzekerden. Dat aantal is zeer waarschijnlijk sindsdien verder gedaald. De cijfers die GL gebruikt herkennen wij niet direct. Vorig jaar waren er 242 000 onverzekerden, maar dit getal is methodologisch niet helemaal te vergelijken met de 182 000 onverzekerden van juli jl.

– Groen Links baseert zich waarschijnlijk op foutieve berichtgeving in het Parool.

27. Arbeidsgehandicapten

Er zijn Kamervragen gesteld over de ontwikkeling van het aantal arbeidsgehandicapten, daar komen (volgende week) antwoorden op.

De gecombineerde daling van het aantal uitkeringen van zowel werkloosheid als arbeidsongeschiktheid als bijstand geven aan dat een daling van het aantal WAO’ers niet 1-op-1 leidt tot meer mensen in de bijstand.

Ten aanzien van de situatie na herbeoordeling: het bureau Astri volgt de herbeoordelingoperatie en heeft gemeld dat na 8 maanden 45% van de herbeoordeelden werk heeft.

28. Meer files

De economische groei van de afgelopen jaren heeft geleid tot groei van de vervoersprestatie. Grosso modo betekent 1% economische groei 1% groei van het verkeer.

Op het reeds zwaar belaste wegennet leidt dit op zijn beurt tot meer files. Vooruitgang leidt tot stilstand. Tenminste als we er niets aan doen.

In de Nota Mobiliteit is deze problematiek onderkend, en is een samenhangend maatregelenpakket geformuleerd voor de toekomst. Deze bestaat uit aanleg van wegen, introduceren van het betalen naar gebruik, verkeersmanagement en het verbeteren van andere modaliteiten, waaronder openbaar vervoer. Daarmee worden de reistijden in 2020 korter en beter voorspelbaar.

Naast de Nota Mobiliteit zijn extra maatregelen geformuleerd om ook de problematiek op de korte termijn aan te pakken. Concreet gaat het om:

– Het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, waarin maatregelen voor luchtkwaliteit en investeringsprojecten worden gecombineerd. Voor de aanpak van luchtkwaliteit heeft het kabinet uit de FES-impuls 2006 € 150 miljoen extra beschikbaar gesteld.

– Flankerende maatregelen rond Groot Onderhoud, waaronder communicatie, mobiliteitsmanagement en verkeersmanagement.

– Het programma Filevermindering, waarin goede ideeën voor vermindering van files zijn omgezet in maatregelen. Hiervoor is € 135 miljoen beschikbaar gesteld.

– Verkeersmanagement en reisinformatie, waarbij € 50 miljoen is uitgetrokken voor maatregelen op de korte termijn.

– Mobiliteitsmanagement. Met het bedrijfsleven en decentrale overheden worden afspraken gemaakt over ieders bijdrage aan een goede afwikkeling van verkeersstromen over alle modaliteiten.

– Incidentmanagement, te weten de inzet van extra weginspecteurs met verkeersregelende bevoegdheden en versnelde afhandeling door bergers.

– Ten slotte is in het kader van gebiedsgerichte aanpak van de netwerkanalyses een bedrag van € 66 mln beschikbaar gesteld voor het behalen van quick wins in 2007, onder meer gericht op

o het verbeteren van het Openbaar Vervoer;

o het versterken van het oplossend vermogen van het OV in relatie tot het wegverkeer

o de aansluiting van het hoofdwegennet en het onderliggend wegennet.

Uiteraard wordt dit in samenwerking met de betrokken regio’s verder uitgewerkt.

29. Meer auto, minder openbaar vervoer

Het autogebruik is met 5 procent gestegen. Het treingebruik is in 2005 met 4,5 procent gestegen, en in de eerste helft van 2006 met maar liefst 7 procent.

30. Meer asfalt dan rails

– Nederland kent een zeer hoge benutting spoorwegnet, dus louter het vergelijken van het aantal kilometers asfalt met rails zegt weinig;

– In Nederland is de afgelopen tijd en wordt in de komende periode een aanzienlijk pakket geïnvesteerd in spoor: bijvoorbeeld Amsterdam-Utrecht, NSP, HSL-Zuid, Betuweroute, Hanzelijn, Vleugel/Randstadspoor, herstelplan spoor;

– In de periode 2003–2005 stijgt het treinvervoer in reizigerskilometers, na een gestage daling 2001–2003

– In de eerste helft 2006 is deze stijgende lijn gecontinueerd. NS geeft in haar halfjaarcijfers 2006 aan dat het vervoervolume met 7% is gestegen;

– Dit mede door de inzet van dit Kabinet op betrouwbaarheid spoor.

– Voorts hebben we de Nota Mobiliteit vastgesteld waarin tot 2020 evenveel geld voor het OV wordt uitgetrokken als voor de weg.

– Zeer opvallend als we weten dat over de weg maar liefst vier keer zoveel reizigerskilometers worden afgelegd als in het OV.

31. Verwaarlozing van het stad- en streekvervoer

– Vlaanderen kende de afgelopen tien jaar een forse stijging van het OV-aanbod: Vlaanderen zit nu op hetzelfde niveau als Nederland. Conclusie: Vlaanderen heeft achterstand ingehaald.

– In Vlaanderen is in de periode 1995–2004 de overheidsbijdrage aan vervoerder «De Lijn» met 86 procent gestegen. In Nederland is de bijdrage aan de regio’s reëel gelijk gebleven.

– In de komende jaren tot 2020 is in de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer een reële stijging van ruim 30% voorzien. Er zijn weinig sectoren die zóveel financiële ruimte hebben gekregen.

– Dit kabinet maakt dus een forse vervoergroei mogelijk, maar vervoerders, beheerders en decentrale overheden moeten het wel waar maken.

– Verder heeft dit kabinet gekozen voor extra investeren in betrouwbaarheid, kwaliteit en veiligheid: 87 miljoen voor toegankelijkheid bijvoorbeeld.

32 en 33. Duurzame energie/klimaatverandering

Niet de volgorde op een rangordelijst is bepalend of NL goed presteert maar of wij onze internationale verplichtingen nakomen. Die verplichtingen zijn afgeleid van de mogelijkheden die een land heeft en dat is nogal ongelijk verdeeld. Rangordelijstjes zeggen weinig over de inspanningen die worden geleverd.

Voor duurzame elektriciteit is de verplichting 9% in 2010 en recent heeft het kabinet gemeld dat dit resultaat met de huidige MEP-contracten al wordt bereikt. Veel sneller dan verwacht.

Voor klimaat gaat het om onze Kyoto-verplichting (6% reductie in 2008–2012 t.o.v. 1990) en ook dat gaan we vrijwel zeker halen.

Tabel: Uit EU richtlijn duurzame elektriciteit, realisaties en doelstelling van ons omringende EU-landen

RES-E % in 1997RES-E % 2010
Belgium1.16
Netherlands3.59
UK1.710
Germany4.512,5

Duurzame elektriciteit: Qua realisatie en ambitie doet NL zeker niet onder voor andere EU landen met vergelijkbare sociaal-geografische omstandigheden, zoals B, D en UK. Nederland heeft weinig natuurlijke hulpbronnen (biomassa en waterkracht) en is dicht bevolkt. Duitsland bijvoorbeeld realiseert momenteel ca. 30% van de duurzame elektriciteit met waterkracht. In Nederland is dat nog geen 2%.

Bovendien zijn er verschillende nieuw toegetreden EU landen die op dit moment minder duurzame elektriciteit realiseren en een lagere doelstelling dan Nederland hebben, zoals Hongarije en Polen.

Conclusie: Nederland behoort qua realisatie van duurzame elektriciteit tot de middenmoot in de EU, zelfs hoger als bedacht wordt dat NL weinig natuurlijke hulpbronnen zoals waterkracht heeft. Qua ambitie en inspanning doet Nederland het goed. De laatste drie jaar is het aandeel duurzame elektriciteit verdubbelt van 3 tot ruim 6%.

34. Zwerfafval

Nog zeer recent is met de Tweede kamer afgesproken dat in overleg met bedrijfsleven en gemeenten een impulsprogramma (voor drie jaar) zal worden opgesteld dat een gezamenlijke inspanning van alle betrokkenen op het gebied van preventie, handhaven en opruimen zal inhouden. Dit integrale actieplan dat beoogt een krachtige impuls te geven zowel in financiële termen als qua samenwerking, inzet van maatregelen en instrumenten zal medio oktober aan de Tweede kamer worden aangeboden.

M.b.t. de gepresenteerde suggestie dat het zwerfafval van flesjes en blikjes toeneemt, is van belang dat vorig jaar onafhankelijk onderzoek daarnaar is uitgevoerd. De conclusie van onderzoeksbureau CE luidde dat geen betrouwbare uitspraak mogelijk is om vast te stellen of de taakstelling van de 80% reductie van flesjes en blikjes in het zwerfafval is gehaald. Hoewel het beeld lijkt te ontstaan dat de 80% reductie in de periode 2001–2005 niet wordt gehaald, zijn er volgens CE onvoldoende harde gegevens om deze uitspraak te kunnen staven en de mogelijkheid uit te sluiten dat 80% wel is gehaald. Het blokdiagram van Groen Links is uitsluitend gebaseerd op een studie van het Centrum van Milieukunde in Leiden, maar wordt niet breed gedragen en is niet met overheid en bedrijfsleven besproken.

35. Biologische landbouw

– Het kabinet steunt de biologische landbouw door het stimuleren van de vraag en niet van het aanbod. Dit omdat we uit ervaring hebben geleerd dat stimulering van de aanbodkant een ongezonde markt oplevert met een overaanbod van biologische producten.

– Vanwege dat overaanbod is de groei van het biologisch areaal de afgelopen jaren minder geweest. Deze groei trekt nu echter weer aan, mede vanwege een flinke stijging van de consumentenbestedingen aan biologische producten de afgelopen jaren (6% in 2004 & 1,5% in 2005). Ook in 2006 lijken de bestedingen weer sterker te groeien.

– Overigens neemt het areaal in landen als Frankrijk en Italië – waar wel aanbodsteun wordt gegeven – af! (met resp. 3 en 10% in 2004). De bewering dat de groei van de sector afzwakt omdat de overheid de sector niet subsidieert, wordt dus weersproken door de feiten.

– Nederland heeft nu een gezonde biologische sector, gestoeld op marktwerking maar wel met ondersteuning van de overheid voor het creëren van randvoorwaarden: campagne en onderzoek.

Nota Biologische Landbouw 2005–2007:

– 10% van het totale landbouwareaal is biologisch in 2010

– 5% van de consumentenbestedingen is aan biologische voeding in 2007

– Innovatieve kracht biologische landbouw op gebied van duurzaamheid versterkt.

Het percentage biologisch areaal van het totale landbouwareaal is momenteel 2,5%, overigens een half procent hoger dan de gegevens van GroenLinks.

Biologische producenten krijgen als steun in de rug de SKAL-certificeringskosten vergoed.

36. Weidevogels

Door veranderingen in landgebruik en intensivering van de landbouw zijn de Nederlandse weidevogelpopulaties de laatste drie decennia sterk teruggelopen. Het kabinet heeft de afgelopen jaren flink in weidevogels geïnvesteerd. Op dit moment besteedt het Kabinet per jaar circa 30 miljoen euro aan weidevogelbeheer.

Om de achteruitgang van weidevogelpopulaties tot staan te brengen zijn aanpassingen in beheer en roofdierregulatie onvoldoende. Een integrale systeemaanpak is nodig. Hiervoor heeft het Kabinet in samenwerking met beheerders, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen het initiatief genomen voor het project «het Weidevogelverbond». In het kader van dit project is het actieprogramma «Een rijk weidevogellandschap» ontworpen.

37. Discriminatie

– Niet alleen zeer laagopgeleide niet-westerse allochtone jongeren vinden moeilijk een stageplaats. Dit is ook bij autochtone jongeren met een vergelijkbare achtergrond het geval.

– Meer in zijn algemeen geldt dat 80 procent van de jongeren geen problemen heeft en 20 procent wel.

– Deze 20 procent bestaat uit allochtone èn autochtone achterstandsjongeren, die van huis uit geen steun, prikkel etc. krijgen. Deze problemen gelden al vanaf het basisonderwijs met als gevolg lage opleidingsniveaus, voortijdig schoolverlaten, weinig motivatie en een lage kans op een baan. De allochtone jongeren zijn oververtegenwoordigd in deze 20%-groep.

38. Arbeidsparticipatie etnische minderheden

– Dit zijn cijfers 2004, na de magere economische jaren. In 2006 en 2007 stijgt de economische groei fors en boven het gemiddelde van het eurogebied. Alle participatiecijfers zullen dienovereenkomstig stijgen.

– Niet alleen de netto arbeidsparticipatie van allochtonen is toen (2004) gedaald. Ook die van autochtonen. We zaten immers middenin een economische terugval. Doordat veel meer niet westerse allochtonen laag zijn opgeleid en onvoldoende de Nederlandse taal beheersen, hebben zij meer last gehad van de economische tegenwind. Bij een aantrekkende economie profiteren deze groepen meer dan gemiddeld. (3 maal zoveel niet-westerse allochtonen (14%) heeft maximaal basisonderwijs dan autochtonen (4,6%).)

– Doordat het aandeel jongeren bij niet-westerse allochtonen veel hoger is dan het aandeel jongeren bij autochtonen, is de jeugdwerkloosheid bij niet westerse allochtonen percentueel hoger.

– Initiatieven van het kabinet gericht op de arbeidsmarktpositie van allochtonen zijn onder meer Taskforce Jeugdwerkloosheid, oprichten van een Regiegroep Allochtonen Vrouwen en Arbeid, het op etnische minderheden gerichte Breed Initiatief Maatschappelijke Binding (BIMB) en de Werktop.

39. Werkloosheid onder allochtonen

Zie 38.

40. Jeugdwerkloosheid etnische minderheden

Hoofdlijn: zie 38. Meer specifieke informatie:

– Oververtegenwoordiging in voortijdige schooluitval onder allochtone jongeren. De oververtegenwoordiging heeft niet alleen met etniciteit te maken, maar ook met achtergrondkenmerken die kenmerkend zijn voor voortijdige schoolverlaters en relatief vaker voorkomen bij allochtone leerlingen. Hierbij gaat het om 1) het al dan niet woonachtig zijn in één van de 4 grote steden, 2) eenoudergezin en 3) laagopgeleide ouders. Naast deze 3 factoren speelt ook mee de prestatie-achterstand (vooral op het gebied van taal en informatieverwerking) waarmee veel niet-westerse allochtone jongeren aan het voortgezet onderwijs beginnen. Bovendien zijn ouders vanwege hun vaak lage opleidingsniveau doorgaans onvoldoende in staat om hun kinderen goed te kunnen ondersteunen bij de schoolloopbaan. Deze jongeren (waaronder autochtone jongeren) hebben bij aanvang dus al een gebrek aan sturing, geen steuntje in de rug, weinig motivatie etcetera, uitmondend in voortijdige schooluitval en werkloosheid.

– Allochtone jongeren zitten vaak in onderste helft opleidingsniveaus (dus VMBO-nivo 1 en 2; MBO-niveau 1 en 2 etc); autochtone jongeren in bovenste helft (niveaus 3 en 4)

– Conjunctuur heeft zowel bij autochtone als allochtone jongeren tot een hogere werkloosheid geleid. De jeugdwerkloosheid onder autochtone jongeren is bijna verdubbeld (2000–2005), terwijl die onder niet westerse allochtone jongeren is toegenomen met 75% (2000–2005)

41. Werkloosheid allochtone vrouwen

Hoofdlijn zie 38. Meer specifieke informatie:

Deze is hoog vanwege:

– Het lage opleidingsniveau. Twee op de drie Marokkaanse en Turkse vrouwen van de 1e generatie heeft maximaal basisonderwijs; ter vergelijking: voor autochtone vrouwen ligt dit percentage op ruim 10%.

– Op jonge leeftijd kinderen krijgen waardoor zij stoppen met werken

– Veel alleenstaande moeders met kinderen. Bekend is dat onder alleenstaanden met kinderen de werkloosheid veel hoger is.

– De 2e generatie vrouwen is overigens bezig de achterstand in te halen. Slechts een kwart van hen huldigt het principe dat vrouwen thuis moeten blijven om voor de kinderen te zorgen.

– Allochtone meisjes zijn ook op onderwijsterrein bezig met een inhaalslag. Zij slagen vaker dan de jongens voor hun eindexamen en verlaten minder vaak zonder diploma de school. In het hoger onderwijs hebben de meisjes hun achterstand t.o.v. allochtone jongens zelfs omgezet in een voorsprong.

42. Islamofobie

– Internationaal onderzoek uit 2005 liet zien dat ongeveer dehelft van de Nederlandse bevolking ongunstig dacht over moslims.

– Deze uitzonderlijke hoge score kan te maken hebben met hettijdstip van meting, namelijk vlak na de moord op Theo van Gogh.

– En omgekeerd: onder de moslimbevolking heersen ookvertekende beelden over christenen, joden en de Nederlandse samenleving.

– Al een aantal jaren zijn we bezig deze kloof met elkaar te dichten. Overheid, maatschappelijk organisaties en moslimgemeenschappen werken samen aan verbetering van de verhoudingen.

– Zo hebben we een Breed Initiatief voor Maatschappelijke Binding in gang gezet en ondersteunen we het Huis voor de Culturele Dialoog in de grote steden. Daarnaast gaan we lokale initiatieven ter bevordering van ontmoeting tussen allochtonen en autochtonen subsidiëren. En we ondersteunen de verspreiding van kennis over Islam en versterken de positie van jonge moslims als positieve rolmodellen.

– Concreet:

o Breed initiatief maatschappelijk binding (BIMB)

o Huis voor de Culturele Dialoog in de grote steden

o Nationaal Historisch Museum

o Regeling Ruimte voor Contact (vanaf 1 okt. www.ruimtevoorcontact.nl)

o De Integratiecampagne: positieve voorbeelden van inter-etnisch contact

o Programma’s Weerbaarheid: verspreiding kennis van Islam, ondersteuning participatie (hoger opgeleide) moslims op arbeidsmarkt en in publieke domein.

43. Aantal inburgeringscursussen

– Aantal oudkomers dat in de periode 2000–2005 is gestart met een inburgeringscursus bedraagt inderdaad ca. 75 000. Pas in het jaar 2000 is een start gemaakt met inburgeringsprogramma’s voor oudkomers.

– Voor het jaar 2000 bestond er geen specifieke regelgeving voor de inburgering van oudkomers en werden dus ook geen resultaten geregistreerd.

– Inmiddels heeft 59% van de deelnemers zijn programma afgerond en is 21% uitgevallen. Het kabinet heeft het Wetsvoorstel inburgering ingediend om, onder andere, de inburgering een meer verplichtend karakter te geven. De verwachting is dat hierdoor ook de uitval zal afnemen.

44. Wachtlijsten voor oudkomers

– Mede naar aanleiding van het afschaffen van de Groot Projectstatus voor «inburgering oudkomers» is besloten het onderzoek naar de omvang van de wachtlijsten voor oudkomers voor Nederlands als Tweede taal over het jaar 2004 niet meer voort te zetten. Hierdoor is het niet mogelijk om nadere informatie te geven over dehuidige omvang van de wachtlijsten voor oudkomers.

– Het wachtlijstonderzoek werd sinds 2001 uitgevoerd en betrof de omvang en samenstelling van de wachtlijsten die de 42 ROC’s beheren. Uit het laatste onderzoek bleek dat een toenemend aantal gemeenten het wachtlijstbeheer in eigen hand nam.

– Het onderzoek werd bovendien bemoeilijkt doordat de ROC’s niet meer de enige aanbieders zijn van inburgeringsprogramma’s voor oudkomers. Gemeenten maken meer en meer gebruik van andere onderwijsinstellingen. Dat heeft tot gevolg dat het instrument wachtlijst bij de ROC’s niet meer de functie heeft die het vroeger had.

– Door de vrije marktwerking bij de inburgering van oudkomers kunnen gemeenten, in geval hun ROC een wachtlijst heeft, cursussen bij andere aanbieders inkopen.

45. Leges verblijfsvergunning

De Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat de kostprijsberekening zoals uitgevoerd door de IND, voldoende basis biedt voor de vigerende legestarieven. De Algemene Rekenkamer heeft daarbij wel opgemerkt dat de kostprijsberekening meer inzichtelijk dient te zijn, onder meer met het oog op de mate waarin besparingen uiteindelijk kunnen leiden tot lagere legestarieven. De kostprijsontwikkeling zal worden gevolgd door periodiek gebruik te maken van aanvullende gegevens uit tijdregistratie. Ten minste één maal per drie jaar zal de relatie tussen de kostprijzen en de legestarieven worden bezien.

Op grond van het vigerende legesstelsel betaalt een gezin dat niet mvv plichtig is, dat bestaat uit man, vrouw en twee kinderen, en dat gelijktijdig een aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning indient, de leges voor het verblijfsdoel van de hoofdpersoon en driemaal het gezinstarief á EUR188. Als de hoofdpersoon bijvoorbeeld een verblijfsvergunning voor arbeid aanvraagt, tegen een legestarief van EUR 433, zijn de totale

46. Aantal gedetineerden

Zie ook 47. De aanpak van criminaliteit en overlast betekent eveneens dat de detentiecapaciteit is verhoogd. Zo is er op dit moment voldoende celruimte beschikbaar, zodat gevangenen niet meer eerder naar huis gestuurd hoeven te worden. Er worden extra tbs- en zorgplaatsen gecreëerd.

47. Justitiële zorg (Veiligheidsprogramma)

Kwantitatieve resultaten Veiligheidsprogramma

Doelstelling:

– vermindering vermogens- en geweldscriminaliteit (-/- 20 tot 25% tov 2002 te realiseren in periode 2008–2010)

– deze landelijk beoogde doelstelling moet reeds in 2006 in 50 meetwijken in de G31 zichtbaar worden. Dit kabinet is hierop aanspreekbaar.

– substantiële verbetering van ervaren overlast, fysieke verloedering en onveiligheidsgevoelens.

Realisatie:

– Vermogenscriminaliteit tussen 2002 en 2005: – 9,3%

– Geweldscriminaliteit tussen 2002 en 2005: – 10,8%

– Uit de nieuwe Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) blijkt dat deze dalende trend zich van 2005 tot 2006 doorzet. In het voorjaar van 2007 komen nieuwe cijfers beschikbaar.

– Voor de periode tot 2008–2010 resteert een verdere daling van nog – 10 tot 15%.

– Onveiligheidsgevoelens: het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt is tussen 2002 en 2005 gedaald van 31% naar 24%. Van 2005 tot 2006 verdere daling op basis van VMR naar 23,7%

– Overlast tussen 2002 en 2005: daling van 2,2 naar 2,0 (schaalscore). VMR: stabilisatie van 2005–2006: 1,8

– Fysieke verloedering tussen 2002 en 2005: daling van 3,6 naar 3,3 (schaalscore). VMR: stabilisatie van 2005–2006: 2,9

– 50 meetwijken

Tussenmeting 2006 in 18 wijken

slachtofferschap geweldsdelicten: – 26%

slachtofferschap vermogensdelicten: – 32%

overlast: daling van 3,3 naar 3,0 (schaalscore)

verloedering: daling van 5,1 naar 4,5 (schaalscore)

onveiligheidsgevoelens: – 20%

De landelijke vermindering van criminaliteit en overlast is nu reeds zichtbaar in deze meetwijken. In september 2007 resultaten van eindmeting beschikbaar.

Doelstelling criminaliteit tegen het bedrijfsleven: een reductie met minimaal 20% in 2008 (tov 2004)

Op basis van de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005. Het aantal diefstallen bij de detailhandel is ten opzichte van 2004 op hetzelfde niveau gebleven. In de bouw, transportsector en de zakelijke dienstverlening daalde het aantal diefstallen significant t.o.v. 2004. Geweldsdelicten vonden iets minder plaats dan in 2004; bij twee van de vijf onderzochte sectoren (transportsector en zakelijke dienstverlening) was sprake van een significante daling. Recent is de meting voor de MCB 2006 van start gegaan. De resultaten komen in februari 2007 beschikbaar.

Kwalitatieve resultaten Veiligheidsprogramma

– Het programmatisch kader heeft ertoe geleid dat beleidsontwikkeling en uitvoering van de diverse organisaties, betrokken bij veiligheid, meer en steeds beter op elkaar zijn afgestemd. Een verdere verbreding en verdieping is overigens noodzakelijk. Initiatieven daartoe zijn inmiddels genomen (vb aanpak overlast en verloedering).

– Het veiligheidsbewustzijn in de samenleving is mede als gevolg van het VP blijvend vergroot. Een breed gevoerde publiekscampagne die nog steeds loopt, dient ter ondersteuning hiervan.

– Het concept van het maken van prestatieafspraken met ketenpartners (landelijk kader Politie en de daarop gebaseerde regionale convenanten, OM, G-31 enz.) werkt en komt de veiligheid ten goede. Het productieniveau van het strafrechtelijk bedrijf is omhoog gegaan. Het is niet voor niks dat hieraan voor 2007 wat politie betreft een vervolg is gegeven.

– Met de vorming van de Nationale Recherche en Bovenregionale rechercheteams heeft de opsporing een kwaliteitsimpuls gekregen. De verdere ontwikkeling van forensische opsporingstechnieken en de uitbreiding van DNA-onderzoek in de opsporing is.

– Uitbreiding van detentiecapaciteit heeft tot rust geleid aan het einde van de keten na berechting en veroordeling. Er vinden geen voortijdige heenzendingen meer plaats.

– De omzetting van delictgerichte naar dadergerichte aanpak met specifieke aandacht voor veelplegers en risicojongeren heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het niveau van veiligheid.

– Er is in het kader van het VP meer aandacht besteed aan nazorg voor ex-gedetineerden om terugval in delinquent gedrag tegen te gaan. Een verdere uitbreiding ligt in het verschiet waarbij een nadrukkelijke rol is weggelegd voor de gemeenten.

– De gemeenten (G-31 en overige) zijn zich in toenemende mate bewust van hun rol in het voeren van lokaal veiligheidsbeleid bewust. Afstemming van werkzaamheden van diverse op lokaal niveau opererende instanties valt binnen de regiefunctie van de gemeente en zal verdere invulling krijgen.

48. Blauw op straat

De daling tussen 2004 en 2003 wordt verklaard uit de door de invoering van het nieuwe politieonderwijs en de daarmee samenhangende opleidingsduur van maximaal 4 jaar; de Kamer is daarvan volledig op de hoogte.

In de sterktebrief d.d. 23 mei 2006 is de Tweede kamer geïnformeerd over een aantal beleidsmutaties die hebben geleid tot een gewijzigde sterktedoelstelling 2010 van 52 525 fte’s exclusief Functionele Inzetbaarheid (FI). Afgerond wordt uitgegaan van een aantal van 52 500.

De sterkte exclusief FI bedraagt per 30 juni 2006 50 655 fte’s, een stijging van 155 fte’s ten opzichte van de stand eind 2005. De totale sterkte exclusief FI van de Nederlandse Politie (incl de 319 fte’s die over zijn gegaan naar CIP/ISC) komt daarmee op 30 juni 2006 uit op 50 974 fte’s.

De sterkte inclusief FI bedraagt per 30 juni 2006 52 846 fte’s, een stijging van 254 fte’s ten opzichte van de stand eind 2005. De totale sterkte inclusief FI van de Nederlandse Politie (incl. de 319 fte’s die over zijn gegaan naar CIP/ISC) komt daarmee op 30 juni 2006 uit op 53 165 fte’s.

49. War on terror

– Het regeringsbeleid m.b.t. Afrika kan niet worden beoordeeld alleen op basis van de vraag naar het aantal mensen in vredesmissies die Nederland daar heeft. Dat zou een karikatuur van de werkelijkheid opleveren en bovendien geen recht doen aan de complexe problematiek die de situatie in Afrika kenmerkt. Bestrijding van armoede en bevordering van stabiliteit in Afrika vormt een centraal aandachtspunt voor het buitenlands beleid. Ook in ons ontwikkelingssamenwerkingbeleid staat het continent centraal. Op politiek gebied kan ik de inspanningen van de ministers van Aardenne en Bot noemen die in deze kabinetsperiode actief betrokken waren bij pogingen conflicten op te lossen. NL is dan ook zeer actief in Soedan, Congo en Burundi. Nederland werkt samen met Zuid Afrika en de Afrikaanse Unie om een eigen Afrikaanse peacekeeping capaciteit op te bouwen. Dat doen we met een geïntegreerde aanpak waarvan militaire inzet (militairen in Congo, waarnemers in Soedan, adviseurs in Burundi en Congo) een wezenlijk onderdeel is.

– De Nederlandse militaire inzet in het buitenland staat niet uitsluitend in het teken van «the war on terror». Het klopt dat onze militaire bijdrage aan Afghanistan fors en het meest in het oog springend is. De regering beoogt daar stabiliteit, vrede en wederopbouw zodat de Afghanen na tientallen jaren strijd weer zicht hebben op een menswaardig bestaan.

– Maar dat geldt ook in andere delen van de wereld, zoals in Afrika. De genoemde cijfers zijn een momentopname van nu. Tijdens deze kabinetsperiode hebben we ook de uitzending van een schip naar Liberia gehad (142 man) en Burundi (1 persoon). Behoeftestelling van vredesoperaties gebeurt in belangrijke mate door de ontvangende landen zelf in nauw overleg met de VN. Besluitvorming vindt plaats aan de hand van het toetsingskader.

50. Internationaal imago

Nederland kan traditioneel bogen op een goede naam in de wereld, en dat is nog steeds zo. Ons land steekt qua naamsbekendheid en reputatie gunstig af bij vele andere landen. We nemen internationaal onze verantwoordelijkheid en krijgen daar krediet voor. Dat bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland aandacht hebben getrokken in het buitenland, is op zich niets nieuws. Het betekent wel dat we meer energie moeten steken in het uitleggen daarvan. De activiteiten op het terrein van de publieksdiplomatie worden daarom met kracht voortgezet.

Het kabinet heeft zich de afgelopen periode hard ingezet voor de verbetering van het vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland. Dit heeft in april 2005 geresulteerd in een kabinetsbesluit naar aanleiding van het IBO werving en opvang internationale organisaties. Hierin zijn ondermeer verbeteringen opgenomen ten aanzien van het fiscale regime (bestaande verschillen tussen de organisaties worden zo veel mogelijk opgeheven), en versoepelingen op het terrein van toegang en verblijf. Ook overige zaken, bijvoorbeeld op het gebied van informatievoorziening en internationaal onderwijs, hebben mede in het kader van de uitvoering van het kabinetsstandpunt en via de vorig jaar ingestelde Stuurgroep Nederland Gastland de aandacht van het Kabinet.

D. De nieuwsfeiten zijn anders

Het overzicht van «50 stappen achteruit» is een retorische manier om een betoogtrant te onderbouwen. Net zo goed kan een andere wijze worden gehanteerd om een tegenovergestelde betoogtrant op te bouwen, bijvoorbeeld aan de hand van een aantal nieuwsfeiten dat sinds jongstleden Prinsjesdag is gepresenteerd. Louter ter adstructie:

Vertrouwen in kabinet

– Uit een extra politieke barometer van Interview NSS (gepubliceerd op 27 september) blijkt dat het vertrouwen in het kabinet-Balkenende III is toegenomen. In de week van Prinsjesdag zegt 38 procent van de bevolking (vrij) veel vertrouwen te hebben in het kabinet. Daarmee is het vertrouwen terug op het niveau van de eerste helft van 2002 (einde regeerperiode kabinet-Kok). (ANP, 27 september)

Economie

– Nederland klimt op de Global Competititiveness Index van het World Economic Forum van de 11e naar de 9e plaats. Prof. Volberda, lid van het WEF-panel, noemt als sterke punten de kwaliteit van de publieke instellingen, het economisch beleid, de infrastructuur en de toenemende investeringen in het hoger onderwijs. (De Telegraaf, 27 september)

– Uit CBS-cijfers blijkt dat de werkloosheid in Nederland in de periode van juni tot en met augustus is gedaald tot 400 000, vijfduizend minder dan in de periode mei-juli. Vergeleken met dezelfde periode een jaar eerder is het aantal werklozen gedaald met 88 000. Het werkloosheidspercentage is gedaald tot 5,3, tegen 6,5 procent een jaar geleden. (Het Financieele Dagblad 22 september)

– Uit CWI-cijfers blijkt dat het aantal (niet-werkende) werkzoekenden in augustus 2006 is gedaald met bijna 9 100 (-1,5%) tot 595 501, dat is 8,1% van de beroepsbevolking. In augustus 2005 was nog sprake van een geringe stijging van het aantal niet-werkende werkzoekenden (+ 0,2%) (ANP, 21 september)

– Het CBS maakt dinsdag 26 september bekend dat het vertrouwen van consumenten in september 2006 is gestegen ten opzichte van augustus. Zowel het oordeel over het economisch klimaat als de koopbereidheid verbeterde. Het consumentenvertrouwen stijgt sinds een jaar vrijwel onafgebroken. (ANP 26 september)

– De index van het producentenvertrouwen daalde deze maand zeer licht, maar volgens het CBS blijven de ondernemers zeer optimistisch. «De stemming onder de ondernemers is in de afgelopen twaalf maanden sterk verbeterd.» (ANP 26 september)

– Het CBS meldt maandag 25 september dat in 2005 circa veertigduizend mensen een eigen bedrijf zijn begonnen, een record. Het gaat vooral om veel webwinkels, adviesbureaus, IT-bedrijven en eenmanszaken in de bouw. Bij deze bedrijven werken ruim 56 000 mensen. De trend heeft zich doorgezet in het eerste kwartaal van 2006, toen 12 500 mensen een onderneming startten, 500 meer dan in 2005. (de Volkskrant, 26 september)

– Uit CPB-cijfers blijkt dat het totale vermogen van Nederlanders, na aftrek van schulden, in het eerste halfjaar van 2006 opgelopen is tot vijf keer het beschikbare inkomen. Het gemiddeld vermogen per huishouden is gegroeid tot meer dan 180 000 euro. (NRC Handelsblad, 21 september)

– De Amsterdamse effectenbeurs is dinsdag 26 september gesloten op het hoogste niveau sinds de zomer van 2002, nl. 480,52 punten. (ANP)

Kinderopvang

– Uit berekeningen van het ministerie van SZW blijkt dat de kinderopvang door de kabinetsmaatregelen volgend jaar voor 80 procent van de ouders die er gebruik van maken goedkoper wordt. (NRC Handelsblad, 26 september)

Milieu

Uit berekeningen van het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) blijkt dat door de kabinetsmaatregelen op vrijwel alle plaatsen in Nederland de normen voor fijnstof, zoals afgesproken in 2010, en voor stikstofdioxide in 2015 worden gehaald (NRC Handelsblad, 21 september)

Verkeersveiligheid

Volgens cijfers van de Europese organisatie voor veilig verkeer ETSC behoort Nederland tot de Europese top van landen waar het verkeer snel veiliger wordt. Het aantal verkeersdoden is met 25% gedaald tussen 2001 en 2005. De Nederlandse afname komt op de zevende plaats van 27 landen. De stijging is volgens de organisatie opmerkelijk omdat in Nederland na Malta al de minste verkeersdoden vallen, omgerekend naar het aantal inwoners.

Tegenbegroting ChristenUnie

De tegenbegroting van de CU bevat een aantal sympathieke voorstellen, zoals meer agenten, meer capaciteit bij justitie, extra geld voor thuiszorg, jeugdzorg en pleegzorg. Bij de financiële dekking van sommige maatregelen zijn er vraagtekens te stellen, zoals het verminderen van 500 miljoen subsidies, het korten van gemeentes en provincies met 200 miljoen, het invoeren van een vaarbelasting en de 300 miljoen opbrengsten van fraudebestrijding. Daarnaast heeft het kabinet moeite met een aantal dekkingsmaatregelen; bijvoorbeeld een progressieve vermogensbelasting, het verhogen van de fiscale bijtelling leaseauto’s, de landing en take-off heffing en het afschaffen van de no-claim zonder alternatieve maatregel.

Reactie op een aantal specifieke voorstellen:

– Het (gedeeltelijk) uitstellen van de verlaging van de WW-premie vermindert de koopkracht van werkenden en verhoogt de armoedeval voor deze groep in 2007.

– De CU wil 250 miljoen uittrekken voor de gevolgen van het zorgstelsel voor alleenstaanden en chronisch zieken en gehandicapten. De invoering van het nieuwe zorgstelsel heeft geen ongunstige gevolgen specifiek voor alleenstaanden gehad en het nieuwe zorgstelsel is zelfs gunstig voor chronisch zieken en gehandicapten (denk aan: acceptatieplicht, verbod premie differentiatie, verbeterde toegang tot de aanvullende polis). Het kabinet vindt daarmee het nieuwe stelsel evenwichtig uitpakken voor deze groepen.

– Om de lasten voor ouders met schoolgaande kinderen te verlichten zijn de voorstellen voor gratis schoolboeken in het voortgezet onderwijs sympathiek. Opgemerkt moet worden dat de lastenverlichting vooral neerslaat bij hoge- en middeninkomens. De lage inkomensgroepen kunnen immers gebruik maken van de WTOS (wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten). Tevens kost de maatregel structureel 200 miljoen (de tegenbegroting van de CU maakt slechts melding van 100 miljoen voor 2007).

– Daarnaast is het toekennen van een OV-studentenkaart voor minderjarige mbo’ers en hbo’ers een lastenverlichting voor ouders met schoolgaande kinderen in het mbo. Opgemerkt moet worden dat hbo-studenten al een OV-studentenkaart krijgen. Verder zou deze maatregel ook veel deelnemers in het mbo bereiken die een dergelijke voorziening niet nodig hebben. Voor 2007 raamt de CU hiervoor 35 miljoen. Echter, structureel kost het verstrekken van een OV-studentenkaart aan minderjarige mbo’ers (beroepsopleidende leerweg) circa € 110 miljoen.

– De voorgestelde regelingen die het verrichten van gemeenschapstaken moeten stimuleren zijn sympathiek maar vergen behoorlijke uitvoeringslasten (controle). Ook moet worden bezien of deze belastingkorting voor vrijwilligerswerk niet te hoog is in relatie tot wat bijvoorbeeld een werkende jongeren met jeugdminimumloon verdient. (ter toelichting: 18 jaar: 550 netto/maand. Voor 6 maanden werk 3300. Belastingkorting is 5 keer 1000 euro.)

– Verder wil de CU wil via een loonkostensubsidies rond WML het in dienst nemen van mensen met een grote achterstand op de arbeidsmarkt (langdurig werklozen, jongeren met een lage opleiding en ouderen) aantrekkelijker maken voor werkgevers. Daar zijn echter al maatregelen voor. Gemeenten geven op dit moment voor jongeren en langdurig werklozen al gerichte loonkostensubsidies via de Wet werk en bijstand. Tevens zijn er premievrijstellingen voor het in dienst nemen en houden van oudere werknemers.

Naar boven