Aan de orde is de voortzetting van:

de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2007 (30800).

(Zie vergadering van 27 september 2006.)

De voorzitter:

Ik wil de minister-president in staat stellen om zijn korte algemene inleiding zonder interrupties te houden. Als die inleiding aanleiding zou geven tot vragen, dan kunnen die uiteraard gesteld worden aan het eind van die algemene inleiding die, zoals de minister-president heeft gezegd, heel lang zal zijn.

Ik wil in het algemeen vragen – ik doe het nu, want dan behoef ik dat niet bij een persoon te doen die er wellicht aanleiding toe geeft – om interrupties korter te houden dan gisteren. Zoals u allen weet, zijn interrupties geen lange betogen. Voor betogen hebt u aan het eind van de dag een tweede termijn.

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de regering op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Graag zeg ik alle fractievoorzitters dank voor hun uitgebreide commentaren van gisteren. Het was een lang debat, veel zaken zijn aan de orde geweest en het is nu aan het kabinet te antwoorden op datgene wat de Kamer in eerste termijn naar voren heeft gebracht. Ik wil namens het kabinet mijn betoog en mijn antwoord als volgt opbouwen. Eerst zal ik een korte algemene inleiding geven. De concrete punten komen sowieso later terug. Vervolgens sta ik achtereenvolgens stil bij de internationale en Europese samenwerking, het sociaal, financieel-economisch beleid, zorg en jeugd, het thema onderwijs, kennis en innovatie, het thema veiligheid, het onderwerp integratie en sociale samenhang en ten slotte de onderwerpen democratie en de morele kwaliteit van samenleving en overheid. Langs deze lijnen wil ik mijn betoog opbouwen.

Verder zijn er veel specifieke vragen gesteld. Die zijn ook uitgebreid schriftelijk beantwoord. In deze set zit onder andere een uitgebreide uiteenzetting over milieu, innovatie en mobiliteit alsmede over de kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Ik heb dat om der tijds wille op deze manier gedaan, maar ik acht beide onderwerpen van groot belang en wil er daarom expliciet al op dit moment aandacht voor vragen.

De voorzitter:

Die antwoorden zullen zo spoedig mogelijk aan u allen worden rondgedeeld. Zij zijn al via de e-mail verspreid.

Minister Balkenende:

Eén expliciete vraag komt in de schriftelijke beantwoording niet aan de orde en evenmin in de zojuist genoemde opzet van mijn mondelinge inbreng. Dat is de uitnodiging van mevrouw Halsema om mee te gaan naar de première van de film van Al Gore over klimaatverandering. Ik had al eerder een andere uitnodiging gehad voor het bezoeken van deze première en daar zal ik gevolg aan geven. Ik moet u dus teleurstellen, mevrouw Halsema. U zult moeten gaan wandelen op het strand met de heer Rutte.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is weinig charmant.

Minister Balkenende:

Ja, u was te laat. Maar dat gebeurt vaker in de politiek.

Voordat ik kort enkele algemene inleidende woorden spreek, wil ik uiteraard bij deze gelegenheid stilstaan bij het vertrek van mevrouw Dekker en de heer Donner vorige week. Ik hecht eraan om wat ik publiekelijk en schriftelijk heb gezegd, hier in de Kamer te herhalen. Ik heb groot respect voor de verantwoordelijkheid die beiden hebben genomen. Zij hebben daarmee ruimte gecreëerd voor een inhoudelijke en zorgvuldige kabinetsreactie op het onderzoeksrapport naar aanleiding van de tragische brand in het detentiecomplex Schiphol-Oost. Ik waardeer het zeer dat de heren Hirsch Ballin en Winsemius bereid zijn gevonden toe te treden tot het kabinet om de komende maanden deze kabinetsreactie voor te bereiden en beide, zware portefeuilles te vervullen.

"Nederland werkt" is de kern van de begroting voor het jaar 2007. De beschouwingen in de Kamer zijn over veel meer gegaan dan alleen dat jaar. Er is teruggekeken op de afgelopen vier jaar, er is vooruitgekeken naar de periode na de komende Tweede Kamerverkiezingen. De afgelopen vier jaar hebben aangetoond dat Nederland het vermogen heeft een economische achterstand om te buigen in een economische voorsprong, dat de Nederlandse samenleving de moed heeft problemen onder ogen te zien en vervolgens te handelen. Misschien is dat wel wat mij het meest treft als ik de afgelopen jaren overzie: de veerkracht van onze samenleving, de bereidheid om samen problemen op te pakken in de economie, de sociale zekerheid en de publieke diensten, maar ook in onze onderlinge verhoudingen, in de kwaliteit van de samenleving. Niet een knelpunt zelf vormt het grootste probleem, maar het onvermogen of de onwil om er iets aan te doen. Nederland heeft laten zien, wel iets aan zijn knelpunten te willen en te kunnen doen. Zeker, er is meer nodig. Nederland is werk in uitvoering. Ik ga graag met de Kamer in debat over alles wat nog beter kan en moet. Maar de basis geeft volop reden tot vertrouwen. In dit land weten wij elkaar te vinden als het nodig is en weten wij samen vernieuwingen tot stand te brengen, vernieuwingen die Nederland sterker maken. Dat is van onschatbare waarde en dat geeft vertrouwen in de toekomst.

De begroting voor 2007 staat in het teken van vertrouwen. Zij slaat een solide brug tussen de afgelopen jaren en de komende jaren. Door de concurrentiekracht van Nederland in Europa te vergroten met het voorstel Werken aan winst. Door burgers meer ruimte te geven. Door de overheidsfinanciën op orde te hebben en te houden. Door verder te werken aan samenhang in de samenleving. Op deze basis kunnen wij de komende jaren verder met Nederland, uitgaand van de sterkte van het Nederlandse model. Het zijn de burgers die bereid zijn geweest hun looneisen te matigen en die de schouders eronder hebben gezet. Het zijn werknemers en werkgevers met wie het kabinet sociale akkoorden heeft gesloten als basis voor het economisch herstel. Het zijn de mensen in de zorg, het onderwijs en bij de politie die de kwaliteit van dienstverlening aan burgers hebben verbeterd. Het zijn alle mensen die zich inzetten voor hun medemensen, hun buurt, hun stad, hun club of hun vereniging.

Gesteld wordt dat het alleen de wereldconjunctuur is die de economie bepaalt in slechte en in goede tijden. Vanzelfsprekend is die conjunctuur van belang, maar de scherpe terugval in 2001 en 2002 is ook terug te voeren op typisch Nederlandse factoren: de verslechtering van de Nederlandse concurrentiepositie sinds 1996 door loonstijgingen die uitgingen boven het gemiddelde van het eurogebied, en de scherpe koersval van de aandelenmarkt na het millenniumjaar, die negatief uitpakte voor onze kapitaalgedekte pensioenfondsen. Dat Nederland nu een hogere groei heeft dan de conjunctuur van het eurogebied is ook te danken aan de met sociale partners afgesproken loonmatiging en aan verbeteringen in de regelingen voor prepensioen, bijstand en arbeidsongeschiktheid. Dankzij die vernieuwingen hebben wij nu meer arbeidsaanbod en lagere sociale lasten.

In een aantal bijdragen wordt gesteld dat de lasten van het economisch herstel te eenzijdig bij lagere inkomens zijn neergelegd. Dat is een eenzijdige weergave van de feiten. Er is de afgelopen jaren het nodige van burgers gevraagd. Gezinnen en ouderen zijn daarbij zo veel mogelijk beschermd. Ik kom daar later expliciet en in detail op terug.

De aantrekkende werkgelegenheid zorgt juist voor een aanzienlijke verbetering voor kwetsbare groepen die nu veel meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt. In de woorden van John F. Kennedy: "a rising tide lifts all boats". Juist de groepen met een hogere werkloosheid, jongeren, laaggeschoolden en allochtonen, profiteren van het herstel. Volgend jaar 278.000 mensen meer aan het werk dan in 2004. De aantrekkende economie is geen doel maar een middel, juist om de positie van kwetsbaren te versterken en te verbeteren, juist om de kwaliteit van de samenleving en publieke dienstverlening te kunnen verbeteren.

Uw Kamer heeft de afgelopen jaren vanzelfsprekend het kabinet kritisch gevolgd. Dat is uw taak. U heeft breder dan de coalitiepartijen het kabinet op een aantal belangrijke onderdelen gesteund. En dat waardeer ik. Zo is de wetgeving over aanpassing van VUT, prepensioen en levensloop in ruime mate door de Kamer gesteund. Dat geldt ook voor de wijzigingen in de bijstands- en werkloosheidsregelingen en voor de Wet maatschappelijke ondersteuning, maar ook voor het inburgeringsbeleid en de opsporing en vervolging van terroristische misdrijven. Die steun is van belang. Daardoor kunnen wij samen, overheid, burgers, organisaties en bedrijven, verder bouwen aan wat inmiddels tot stand is gebracht. Nederland loopt weer vooraan in Europa. In groei en dynamiek kunnen wij ons meten met de best presterende landen. De omslag die de afgelopen vier jaar is ingezet, gaat veel verder dan de economische cijfers.

Waarom ben ik blij dat Nederland weer in de top 10 van meest concurrerende landen staat? Niet omdat ik van dorre cijfertjes houd, maar omdat door die sterke positie mensen in het land grotere kansen krijgen op een beter leven en omdat wij zo samen kunnen waarborgen dat kwetsbare mensen ook in de toekomst goed verzorgd zijn en alle hulp krijgen die zij nodig hebben. Onze strijd voor een sterker Nederland is daarop gericht. En zo leggen wij een basis onder solidariteit in de toekomst.

Onze sterkere economische positie geeft de mogelijkheid om verder te werken aan onze verantwoordelijkheid voor de wereld om ons heen en aan onze verantwoordelijkheid voor elkaar. Als internationale partner spelen wij een grote en gewaardeerde rol. Wij laten met daden zien dat wij echt willen bijdragen aan ontwikkeling, veiligheid en stabiliteit. De Nederlandse bijdragen in de vorm van vredesmissies en ontwikkelingssamenwerking worden internationaal zeer gewaardeerd. Die inzet past bij een sterk welvarend en vrij land zoals Nederland is. In Europa en in eigen land werken wij aan een rechtsorde die kaders stelt en wordt gehandhaafd.

Dit kabinet stelt de samenleving centraal. Waarden en normen. Aandacht voor jeugd en gezin, het bevorderen van integratie en binding in de Nederlandse maatschappij. Aandacht voor immateriële vraagstukken. Sociaal beleid voor degenen die steun behoeven. Ook op deze terreinen beoogt de begroting 2007 een brug te slaan naar de komende jaren.

Na deze algemene inleiding wil ik overgaan tot het onderdeel Nederland in de wereld en de Europese Unie. Ik hecht eraan in te gaan op de positie van Nederland in de wereld, mede naar aanleiding van diverse opmerkingen van gisteren. Het buitenland is voor ons van groot belang. Nederland is een internationaal georiënteerde samenleving met een zeer open economie. Onze vrijheid, kracht en welvaart brengen daarbij een speciale internationale verantwoordelijkheid met zich. Wij hebben een verantwoordelijkheid bij het stabiliseren van conflicten met vredesoperaties, zoals door de heer Verhagen is opgebracht. Op dit moment zijn er 2170 Nederlandse militairen actief in het buitenland in soms uiterst moeilijke omstandigheden. Zij leveren een bijdrage aan het stabiliseren van conflicten in Afghanistan, Sudan, Bosnië, Irak, Congo en elders. Zij leveren een concrete bijdrage aan orde, veiligheid en wederopbouw in die landen. Het is van belang dat zij zich door ons, die hier vandaag bijeen zijn, gesteund weten. Dat geldt zeker voor hen die een dierbare hebben verloren. Wij voelen ons verbonden met hun verdriet. De inzet van deze Nederlandse militairen is van groot belang als concrete bijdrage aan bevordering van de internationale rechtsorde. In dit verband wil ik ook de situatie in Darfur noemen, waarvoor mevrouw Van der Laan, de heer Van der Vlies en mevrouw Halsema de aandacht vroegen. Die is aanleiding tot grote zorg. De Nederlandse regering doet er binnen haar mogelijkheden alles aan, zoals in meer detail is beschreven in het schriftelijk antwoord, om de situatie daar te doen stabiliseren en om uitzicht te krijgen op een vreedzame oplossing.

Ook hebben wij een belangrijke verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de armoedebestrijding in de wereld. Dat doen wij door 0,8% van ons nationaal inkomen te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Dat betekent dat dankzij de economische groei onze ontwikkelingssamenwerkingsinspanningen stijgen met 220 mln. tot 4,65 mld. in 2007. Wij zijn daarmee een van de koplopers in de wereld. Wij laten andere landen dus meeprofiteren van onze toegenomen welvaart, zoals de heer Marijnissen verzocht. Dat doen wij door een bijdrage te leveren aan beter basisonderwijs, minder milieuvervuiling, schoner water, minder ongelijkheid tussen mannen en vrouwen en beter bestuur in ontwikkelingslanden. Dat doen wij door beter samen te werken met andere landen en in Nederland burgers, bedrijven en andere organisaties hierbij actief te betrekken. Dat doen wij door ook op andere beleidsterreinen te bekijken wat de gevolgen zijn voor ontwikkelingslanden, zoals bij handel-, landbouw- en migratievraagstukken. Het verheugt mij dat onze inspanningen niet onopgemerkt zijn gebleven. Het feit dat bij een recent onderzoek van het Center for Global Development Nederland als meest coherente ontwikkelingspartner naar voren kwam, betekent dat er ook waardering bestaat voor wat wij doen.

Dan is er onze verantwoordelijkheid om actief bij te dragen aan de Europese samenwerking, zoals gisteren door meerdere sprekers is genoemd. Die samenwerking in Europa is voor ons land van groot belang, of het nu gaat om onze welvaart, onze veiligheid, onze energievoorziening of het leefmilieu. De afwijzing van het grondwettelijk verdrag, een verdrag dat brede steun genoot in deze Kamer, bracht aan het licht dat er bij de bevolking vragen en zorgen bestaan over de koers van de Europese samenwerking. Het kabinet heeft zich dat aangetrokken en spant zich in voor een Europa dat zich concentreert op de grote vraagstukken die ik net noemde, waarvoor nationale oplossingen niet voldoen. Wij hebben ons ingezet voor een scherpere rolverdeling tussen nationaal en Europees, voor een rechtvaardigere verdeling van lasten en lusten, voor minder en betere regels in Europa en voor een bezinning op de uitbreidingsstrategie van de Europese Unie. Deze punten vinden weerklank in Europa en dat is nodig om vertrouwen terug te brengen. Dat is in deze periode essentieel. In dit stadium gaat het om de daden en niet om de woorden. Uiteraard zal op een gegeven moment de discussie over de verdragen weer op gang komen. Dan is het in het Nederlandse belang om daar actief aan mee te doen, uitgaande van de lessen die wij uit het referendum hebben getrokken. Daarbij is klip en klaar dat, zoals het kabinet al vaak heeft verklaard, het grondwettelijk verdrag dat in het referendum is afgewezen aan Nederland niet opnieuw ter ratificatie zal worden voorgelegd; dit ter geruststelling van de heer Marijnissen.

De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):

Wat de minister-president zegt over het niet meer voorleggen van een Europese grondwet ter ratificatie in dit parlement, is ook een woord ter geruststelling van mij. Omdat er onderhandeld zal worden over een klein verdrag, een gewoon verdrag, is de vraag wat de Nederlandse onderhandelingsinzet wordt. Is de regering bereid om daarbij ook te betrekken een heroverweging van domeinen, van taken die al in de Europese samenwerking zijn gestopt, meer in het bijzonder vreemdelingenbeleid, asiel en reguliere immigratie en ook het punt van toegang tot ons sociaal stelsel voor EU-burgers?

Minister Balkenende:

De heer Van Schijndel heeft gisteren een aantal vragen gesteld. De antwoorden daarop zijn terug te vinden in de schriftelijke beantwoording. Wat betreft het spreken over wat er in Europa gebeurt, is het tijdpad als volgt. Wij zullen het eerst vooral hebben over het Europa van de concrete projecten en de concrete resultaten. Het is namelijk van belang dat burgers zien wat er in Europa gebeurt. Vanaf juni volgend jaar zullen wij het hebben over de vraag hoe wij omgaan met bijvoorbeeld de institutionele vraagstukken. Dan kunnen al deze zaken aan de orde komen. Ik heb gemerkt in het debat met de Kamer dat ook hier geldt dat wij er niet komen met de opmerking "Nice is genoeg". Er is gevraagd wat er met het vetorecht gebeurt. Er is verder onder andere gesproken over de samenstelling van de Europese Commissie, transparantie en openbaarheid van vergaderingen. Zoals altijd zal het kabinet, ook een nieuw kabinet, intensief met de Kamer spreken over de Nederlandse inzet. Daarin kunnen ook de punten die de heer Van Schijndel heeft genoemd, zoals harmonisatie van het asielbeleid in Europa, aan de orde komen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik hoor de premier nu weer spreken over het Europa van de projecten. In de Troonrede had de koningin het erover dat dat de nadruk moet hebben en niet de institutionele veranderingen. Is de premier het echter niet met mij eens dat er gigantische democratische problemen zijn – een landbouwbegroting die niet onder democratische controle komt, het Europees Parlement dat niet mag beslissen waar het zelf vergadert – en dat er nog steeds vetorecht is in bijvoorbeeld de derde pijler? Dat zijn toch allemaal zaken die alleen maar institutioneel opgelost kunnen worden. Mag ik nu begrijpen dat deze premier daar verder niets aan wil doen?

Minister Balkenende:

Dat begrijpt u verkeerd.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dan hoor ik graag wat de uitspraak van de koningin in de Troonrede wel te betekenen had.

Minister Balkenende:

In de Troonrede is goed aangegeven dat wij eerst te maken hebben met het oplossen van die dingen die voor Europese burgers van belang zijn: het Europa van de inhoud en de concrete resultaten. Wij hebben het dan over veiligheid, de strijd tegen het terrorisme, de aanpak van milieuvraagstukken. Daar hebben wij Europa voor nodig. Wij moeten nu resultaten laten zien. Vervolgens gaan wij vanaf medio juni volgend jaar het debat voeren over de vraag hoe wij aankijken tegen de veranderingen van de verdragen. Natuurlijk moeten wij dan bekijken wat ons te doen staat. Je kunt niet zeggen: Nice is er en dat is genoeg. Daarmee komen wij er niet. Ik denk dat mevrouw Van der Laan en ik wel op één lijn zitten. Dat valt dus mee.

Mevrouw Van der Laan (D66):

De premier spreekt over veiligheid en milieu. Daar zijn wij de komende decennia nog wel mee bezig. Maar in juni zal dus gesproken worden over de institutionele zaken. Dat lijkt mij rijkelijk laat, want als wij in juni echt wat willen binnenhalen, zullen wij nu al daarvoor moeten gaan lobbyen. De premier weet natuurlijk ook dat als je pas op dat moment begint in Brussel, je buitenspel wordt gezet.

Minister Balkenende:

Het voordeel van een ervaren premier is dat je weet hoe de hazen lopen in Brussel. Wij hebben de afgelopen jaren laten zien hoe effectief wij zijn geweest bij de onderhandelingen. Wij zijn een buitengewoon actieve speler. Dat betekent inderdaad dat wij er tijdig bij moeten zijn. Om die reden heb ik goed contact met Commissievoorzitter Barosso, die een heel interessante opmerking heeft gemaakt. Hij heeft aangegeven dat als wij het straks gaan hebben over de midterm review, dat een goed moment is om een koppeling te leggen met institutionele aspecten. Er is nu in voorzien dat vanaf juni volgend jaar tot anderhalf jaar later, die discussie zal worden gevoerd. Ik heb daar heel veel zin in. Wij moeten er inderdaad tijdig bij zijn. Je moet je punten inbrengen. Dat vergt ook een goed debat tussen de Kamer en het kabinet.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dan zijn wij het daarover eens. Ik wil dan wel graag dat de Tweede Kamer snel wordt betrokken bij die Nederlandse inzet, zodat wij daar dan wel democratische controle over kunnen hebben.

Minister Balkenende:

Er gaat geen vergadering voorbij, zonder dat wij vooraf een debat hebben met de Kamer en daarna verantwoording afleggen in de Kamer. Dat is goed geregeld.

De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):

Wij zijn nu ruim een jaar na de verwerping van het grondwettelijk verdrag. Begrijp ik goed dat het voor de regering niet uitgesloten is dat er als het gaat om de taakverdeling er sprake zal zijn van minder Europa, althans minder Europa voor Nederland? Dat er dus zaken worden teruggehaald op de terreinen die ik al heb genoemd, zoals vreemdelingenbeleid en toegang tot het sociale stelsel. Is dat voor de regering een bespreekbare optie?

Minister Balkenende:

Het antwoord kan heel kort zijn. Het is niet een zwart/wit verhaal. Er zijn terreinen waarop Europa vooruit moet, omdat er internationaal oplossingen moeten worden gevonden. Ik heb daar een paar van genoemd. Op andere terreinen moet Europa terug. Ik denk daarbij aan de administratieve lasten die van Brussel komen. Wij hebben tijdens ons voorzitterschap gezegd dat Europa aan minder regels zou moeten voldoen. Het is een kwestie van soms meer en soms minder.

De heer Bos (PvdA):

Ik ga terug naar de wereld buiten Europa. In deze tijd komen allerlei rapporten uit, vooral in de VS, waaruit zou blijken dat de oorlog in Irak de wereld eerder onveiliger dan veiliger heeft gemaakt. Het kabinet heeft die oorlog politiek gesteund. Dat bij elkaar genomen, betekent nogal wat. Dit kabinet heeft politieke steun gegeven aan een operatie die per saldo de dreiging van het terrorisme groter heeft gemaakt in plaats van kleiner. Is het in dat licht niet juist nu passend dat de minister-president de verantwoordelijkheid neemt die zijn collega's in andere landen – de VS en het Verenigd Koninkrijk – ook genomen hebben? Is hij bereid om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de precieze gronden waarop Nederland destijds die oorlog gesteund heeft, opdat de Nederlandse burger ook kennis kan nemen van de informatie die daaraan ten grondslag lag?

Minister Balkenende:

Het antwoord op die vraag is nee.

De heer Bos (PvdA):

Kunt u uitleggen waarom de burgers in Engeland, in de VS en in Polen daar wel recht op hadden? Deze landen hebben net als Nederland politieke steun gegeven aan de militaire interventie. De premiers van die landen waren niet bang om hun burgers voor te lichten over wat er echt gebeurd is. Waarom hebt u die angst wel?

Minister Balkenende:

Het heeft niets met angst te maken. Wij hoeven debatten niet tien of vijftien keer over te doen. De vraag die u nu stelt, heeft de heer Koenders al zeer vaak naar voren gebracht. Minister Bot en anderen zijn daar regelmatig op ingegaan. U weet heel goed waarom Nederland destijds heeft gekozen voor politieke steun aan de oorlog. Die steun was gebaseerd op resoluties van de VN waarin Saddam Hoessein werd opgedragen om mee te werken met de heer Blix. Dat is echter niet gebeurd. Toen dat vaststond, is gezegd dat er serieuze consequenties konden volgen. De bewijslast lag bij Saddam Hoessein en niet bij de internationale gemeenschap. Die lijn hebben wij een- en andermaal gevolgd en die herhaal ik nu. Daarom zeg ik "nee" tegen uw verzoek.

De heer Bos (PvdA):

Ik hoor dat u die lijn herhaalt, maar laten wij wel wezen. De vraag inzake de steun aan "the coalition of the willing" ging over de aanwezigheid van massavernietigingswapens. Wij weten nu allemaal dat is aangetoond dat die wapens er niet waren. Ik weet ook dat u al vijftien keer "nee" heeft gezegd op dit verzoek, maar er is nu iets nieuws aan de hand. Inmiddels is uit internationaal onderzoek gebleken dat de wereld onveiliger is geworden door deze inventie. Dat plaatst uw verantwoordelijkheid voor de steun aan die oorlog in een heel ander daglicht. Dat zou reden moeten zijn om aan de burgers van dit land te vertellen waarom u er destijds toch ingestapt bent. Daarna kunt u concluderen dat dit achteraf gezien meer of minder gelukkig was, net zoals de regeringsleiders in Engeland en in de VS dat ook gedaan hebben.

Minister Balkenende:

Met wijsheid achteraf kun je altijd terugkijken. Wij hadden toen te maken met een schrikregime waarvan honderdduizenden het slachtoffer zijn geworden. Er zijn chemische wapens gebruikt. Hans Blix heeft geen antwoord gekregen op zijn 126 vragen. De internationale waarnemers kregen geen medewerking. Dat waren de redenen om politieke steun te geven. Dat verandert niet, ook niet door hetgeen op het ogenblik speelt. Ik begrijp uw vraag, maar u moet wel consistent zijn. Destijds hebben wij op goede gronden deze keuze gemaakt en ik sta nog steeds achter dat verhaal.

De heer Bos (PvdA):

Het gaat mij erom dat u de burgers van dit land kunt uitleggen dat u die keuze op goede gronden heeft gemaakt. Dat vraag ik niet zo maar. Wij weten allemaal dat in Iran de situatie alleen maar gevaarlijker wordt. De internationale gemeenschap vraagt zich af of daar niet op enig moment ook een militaire interventie moet plaatsvinden. Ik vind dat wij met z'n allen voorbereid moeten zijn op die beslissing; niet alleen de leden van het kabinet, maar ook de burgers van het land. Wij kunnen daar alleen maar op voorbereid zijn als wij eerst leren van de fouten uit het verleden. U onthoudt de burgers van Nederland het antwoord op de vraag of er fouten zijn gemaakt en dat vind ik jammer.

Minister Balkenende:

Ik ben het volstrekt met u oneens. Het heeft niets te maken met de veronderstelling dat ik de burgers geen duidelijkheid wil geven. Ik geef exact aan wat ons heeft beziggehouden en waarom wij die stap hebben gezet. Daar sta ik nog steeds achter. Dat neemt niet weg dat ook wij ons zorgen maken over wat er in de wereld gebeurt. Uw vraag is echter al vele malen gesteld en ik wil graag consistent zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Minister Bot was wijzer toen hij zei dat het terugkijkend een verkeerde beslissing was geweest. U zei daarvan dat minister Bos...

Minister Balkenende:

De degradatie begint al: het is niet langer minister-president Bos, maar minister Bos.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voor de goede orde zeg ik dat het, ook als ik "premier Bos" had gezegd – iets wat nog altijd mijn voorkeur heeft...

Minister Balkenende:

Ja, dat hebt u gisteren al gezegd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

...een degradatie was geweest. Dat weet de premier toch? Er is immers geen hoger ambt dan dat van Kamerlid.

De voorzitter:

Ik verzoek alle leden om op de tafels te roffelen.

Minister Balkenende:

Het valt mij op, voorzitter, dat de linkerkant veel forser roffelt dan de rechterkant, maar dat kan aan mij liggen.

De voorzitter:

Laten wij weer serieus worden. Mevrouw Halsema heeft het woord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hoop dat de premier hier als Kamerlid terugkomt. Dat zou voor hem een fantastische promotie zijn.

De heer Bos snijdt dit onderwerp niet voor niets aan. Ik moet zeggen dat de antwoorden van de premier teleurstellend zijn. Het verzoek is zo eenvoudig en zo glashelder. In de Verenigde Staten en in Engeland is onafhankelijk onderzoek gedaan en ook de Verenigde Naties hebben forse uitspraken gedaan. Een deel van de Kamer wil helderheid over de besluitvorming die heeft plaatsgevonden. De premier zegt dat hij helder is, maar wij vinden hem niet helder. Wij vragen om een onafhankelijk onderzoek naar de besluitvorming, naar de aanwezigheid van massavernietigingswapens en naar de keuzes die het kabinet destijds heeft gemaakt, toen het deze heilloze oorlog politiek ging steunen, een oorlog waarvan is vastgesteld dat die het terrorisme verergerd heeft en niet minder erg heeft gemaakt. Waarom gunt de premier ons deze helderheid niet? Waarom gunt hij ons geen onafhankelijk onderzoek als hij zo zeker is van zijn zaak? Hij heeft dan immers niets van zo'n onderzoek te vrezen.

Minister Balkenende:

Mevrouw Halsema stelt dezelfde vraag als de heer Bos. Ik verwijs daarom naar het antwoord dat ik al heb gegeven. Ik voeg er nog één opmerking aan toe. Hoe vaak hebben wij het niet gehad over de oorlog in Irak? Hoe vaak hebben wij het niet gehad over de redengeving van het Nederlandse kabinet? Keer op keer hebben wij gezegd wat onze positie was. Deze discussie hebben wij al heel vaak gevoerd en wij kunnen haar nogmaals voeren; u hebt mijn antwoord gehoord en daarbij wil ik het laten.

De voorzitter:

Ik sta mevrouw Halsema nog één korte vraag toe. Vandaag staan de algemene politieke beschouwingen op de agenda. De oorlog in Irak is daarmee aan de orde. Het is echter ook waar dat dit onderwerp al heel vaak is besproken. Bovendien constateer ik dat mevrouw Halsema niet veel verder komt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat constateer ik ook. Wij komen zelfs al jaren niet veel verder. De premier doet niets anders dan stellen dat hij goed gehandeld heeft en hij levert daarbij al jaren niet de overtuigende argumenten. Dat is voor de samenleving zichtbaar en dat is in ieder geval voor een belangrijk deel van het parlement zichtbaar. Daarom verzoek ik de premier nogmaals dringend om een onafhankelijk onderzoek, juist ook omdat het zo belangrijk is om ons verleden te kennen, zeker waar het om oorlog en vrede gaat. Als de premier niet bereid is om zo'n onderzoek in te stellen, zal ik overwegen om hierover opnieuw een motie in te dienen.

Minister Balkenende:

Mevrouw Halsema gebruikt het woord "overtuigend". Het kabinet is overtuigd van de juistheid van de stap die wij destijds hebben gezet. Zij kan daarover een andere opvatting hebben; dan verschillen wij daarover van mening.

De heer Marijnissen (SP):

Wellicht is het goed om de redenen in herinnering te roepen die werden aangevoerd om de oorlog te beginnen door zowel de Verenigde Staten als het Verenigd Koninkrijk, namelijk de aanwezigheid van massavernietigingswapens en een vermeende band tussen Irak en Al Qa'ida. Van beide redenen is aangetoond dat ze niet juist waren. De minister-president zei zojuist dat het heel gemakkelijk is om met de wijsheid van nu een oordeel te vellen over deze oorlog. Mag ik hem dan vragen of hij, als hij nu terugkijkt, vindt dat hij destijds een goede beslissing heeft genomen? Wij weten nu dat de veiligheidssituatie in de wereld door deze oorlog alleen maar is verslechterd. Vindt hij dan nog steeds dat hij destijds een goede beslissing heeft genomen?

Minister Balkenende:

Ja. Op basis van de argumentatie die toen gold, zeg ik nog steeds ja.

De heer Marijnissen (SP):

En met de wijsheid van nu?

Minister Balkenende:

Met die wijsheid blijf ik zeggen dat de argumentatie valide was.

De heer Marijnissen (SP):

U vindt de argumentatie valide. Dat is een standpunt dat eigenlijk in bijna de hele internationale gemeenschap heeft afgedaan. Deze kaart is al gespeeld. Als straks de heer Bos premier is, komen de stukken boven water; daarover maak ik mij nu niet druk. Ik maak mij nu echter wel druk over het feit dat u nu niet de grootsheid kunt opbrengen om te zeggen dat deze oorlog een foute oorlog is gebleken, omdat wat ermee beoogd werd, niet is bereikt. De tegenstellingen zijn alleen maar vergroot en de onveiligheid is toegenomen. Zelfs de president van de Verenigde Staten was gisteren in een persconferentie niet in staat om deze stelling op een geloofwaardige manier te tackelen.

Minister Balkenende:

Er is vaak gevraagd waarom destijds is gekozen voor die politieke steun en of wij er nog steeds achter staan. Ik herhaal het nog maar eens: de bewijslast lag destijds niet bij de Amerikanen, het Verenigd Koninkrijk of bij wie dan ook. De bewijslast lag bij Saddam Hoessein. Er is niet meegewerkt aan resoluties van de Verenigde Naties. Die zijn door deze dictator aan de laars gelapt. Dat is voor Nederland de reden geweest om die politieke steun te verlenen. Daar kunnen wij niets aan afdoen. Als een kabinet daarvoor kiest, gebeurt dat weloverwogen. Natuurlijk delen wij de zorgen over wat er gebeurt in Irak, met het terrorisme en noem alles maar op. Natuurlijk maak je je zorgen over wat zich op dit ogenblik afspeelt in Irak, maar dat is iets anders dan nu, met de wijsheid van nu, een ander oordeel geven over de oorlog van toen. Wij hebben destijds op goede gronden gekozen voor die politieke steun. Dat verhaal houd ik nog steeds.

De heer Marijnissen (SP):

Dit verhaal kennen wij inderdaad al heel lang van het kabinet. Nu, bij het scheiden van de markt, zou het u echter sieren als u toch iets meer zou zeggen over die politieke steun in plaats van te herhalen wat u toen hebt gezegd: jullie voeren de resoluties niet uit; dus wij geven steun aan die oorlog. Noch door de VS, noch door het Verenigd Koninkrijk – de twee belangrijke landen in deze oorlog – is dat als argumentatie aangevoerd. Daar is men altijd eerlijk over geweest. Ook minister Kamp, de minister van Buitenlandse Zaken en uzelf hebben steeds gesproken over de aanwezigheid van massavernietigingswapens en dat was onjuist.

Minister Balkenende:

Het inhoudelijke antwoord heb ik allang gegeven, maar ik wil even op iets anders ingaan. De heer Marijnissen gebruikte de term "bij het scheiden van de markt". Gelukkig maakt niet de heer Marijnissen, maar de kiezer dat uit.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik wil de premier graag toch nog een laatste kans geven om lessen te trekken uit de kennelijk gebrekkige informatie die heeft geleid tot een oorlog die onze veiligheid nu verder aan het ondermijnen is. Zou hij, met de kennis die hij nu heeft, in een ander geval de bronnen die hij gebruikt heeft om de oorlog destijds te steunen, wederom gebruiken en daarop vertrouwen?

Minister Balkenende:

U en ik zijn langere tijd actief in de politiek. U weet dat je beter niet kunt beginnen aan het beantwoorden van "alsvragen".

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik probeer alleen maar te achterhalen welke les de premier heeft getrokken uit het steunen van deze illegale oorlog, die de wereld kennelijk onveiliger heeft gemaakt. Is daar één les uit getrokken?

Minister Balkenende:

Dan is dit mijn boodschap: dictators in de wereld hebben te weten dat zij zich hebben te houden aan resoluties van de Verenigde Naties en dat zij medewerking hebben te verlenen. Dat vind ik de belangrijkste les.

Mevrouw Van der Laan (D66):

O, dan ben ik erg benieuwd wat wij gaan doen met Saudi-Arabië en Pakistan. Zo heb ik nog wel een lijstje. Die landen worden namelijk wel gesteund. Dan vraag ik mij af: waarom deze ene dictator wel en de andere dictators niet? Er zit geen consequentie in dat beleid. Dat betekent dat er andere redenen waren. Daar mogen wij kennelijk niet over discussiëren en daar mogen Nederlanders niet over meepraten.

Minister Balkenende:

Ik vrees dat wij het op dit punt niet eens zullen worden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De minister-president heeft gesproken over de wereld, maar ook over Europa. Met het oog op de actualiteit lijkt het mij goed om de minister-president een vraag te stellen, ook naar aanleiding van wat gisteren in het Europees Parlement is gebeurd op het punt van Turkije en de Armeense genocide. Daar is veel over te doen geweest. Ik hecht eraan om ook in dit debat van de regering te horen of wij de regering mogen houden aan de toezegging die enige tijd geleden is gedaan naar aanleiding van de motie van mijn hand, namelijk dat de erkenning van de Armeense genocide punt van aandacht blijft bij de Turkse toetredingsonderhandelingen.

Minister Balkenende:

De toezeggingen die het kabinet eerder heeft gedaan, blijven uiteraard gewoon intact.

Nu kom ik bij het tweede onderdeel, het financieel en sociaal-economisch beleid. Gisteren zijn daarover uiteraard de nodige opmerkingen gemaakt. Ik zal beginnen met de stand van de economie. Ik zal eerst iets zeggen over de achtergronden van het economisch herstel en de rol van de sociale partners en het kabinet daarin. Vervolgens zal ik de economische ontwikkeling in Nederland in Europees perspectief plaatsen, waarbij ik zal ingaan op de relatieve werkgelegenheids- en werkloosheidsontwikkeling vanaf het eind van de jaren negentig. Dan kom ik te spreken over de begroting voor 2007 en de bijdrage die dit kabinet heeft geleverd aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Vervolgens zal ik spreken over de koopkracht, de lastenontwikkeling, solidariteit en armoede. Aan het eind zal ik een aantal opmerkingen maken over de ontwikkeling van de instroom in de IVA en de verhoging van de IVA-uitkering. Ik zal afsluiten met enkele opmerkingen over de tegenbegrotingen die zijn gepresenteerd door de fracties van de SP, GroenLinks en de ChristenUnie.

Er wordt wel eens gezegd dat de troonrede en de uitlatingen van minister Zalm en de premier vorige week zo'n mooi verhaal vormden.

Het kabinet heeft er nooit op gewezen alleen verantwoordelijk te zijn voor het economisch herstel. De economische groei hangt uiteraard samen met de zeer gunstige conjunctuur. Nederland als open economie staat immers sterk onder invloed van de stand van de wereldeconomie. De conjunctuur is een gegeven, maar dat geldt niet voor de mate waarin de Nederlandse economie weet te profiteren van een opgaande conjunctuur. Het is zaak om de economie zo in te richten dat zij zo min mogelijk getroffen wordt door conjuncturele crises en zo veel mogelijk kan profiteren van een gunstig economisch tij. Daar is de laatste jaren dan ook hard aan gewerkt.

De sociale partners verdienen daarvoor een groot compliment. Zij zijn erin geslaagd, de verslechtering van de concurrentiepositie een halt toe te brengen via een gematigde loonontwikkeling. Het kabinet heeft haar bijdrage geleverd met een beleid dat erop is gericht om de economie structureel te versterken. De sociale zekerheid is hervormd. Er is geïnvesteerd in kennis en onderwijs. De administratieve lasten worden met 25% teruggebracht. De vennootschapsbelasting is verlaagd en wordt nog verder naar beneden gebracht. De eerste vruchten van het aanpassingsbeleid worden voorzichtig zichtbaar. Het aantal mensen met een uitkering daalt over de gehele breedte. Het is in de afgelopen veertig jaar slechts één keer eerder voorgekomen dat het aantal mensen in zowel de WW, de bijstand als de WAO daalde. De verhouding tussen inactieven en actieven is sinds 1979 niet zo laag geweest.

Opmerkelijk ook is de toename van de arbeidsparticipatie van ouderen. Ook tegen de conjunctuur in is deze blijven stijgen. De Europese Commissie wijst daarbij op het effect van het beleid om vervroegde pensionering te ontmoedigen en om langer werken te stimuleren. De noodzaak en het belang van structurele hervormingen worden door gezaghebbende buitenlandse instituten bevestigd. Ik ben buitengewoon blij dat het World Economic Forum analyseert dat Nederland terug is in de top 10. Wij namen een vijftiende plaats in in het jaar 2002. Wij nemen nu de negende plaats in. Ook het IMF en de OESO zijn lovend over de prestaties van de Nederlandse economie.

De heer Bos merkte op dat de Nederlandse economie later aantrok dan die in andere Europese landen. Die bewering is onjuist. Het herstel zette in het jaar 2004 voorzichtig in om na een kleine terugval in het jaar 2005 sterk aan te zetten in de jaren 2006 en 2007. Ook in de rest van het eurogebied is het herstel in het jaar 2004 ingezet, volgde een terugval in het jaar 2005 en zette het herstel door in de jaren 2006 en 2007. Het herstel in de overige landen in het eurogebied is echter niet zo sterk als in Nederland. Zo liggen de feiten.

Ik kom bij de werkgelegenheids- en werkloosheidsontwikkeling in het perspectief van de EU. De op zich terechte signalering dat de werkgelegenheid in ons land later aantrok dan elders in Europa, en de werkloosheid in eerste instantie langer opliep, heeft ook mij getriggerd. Achteraf kan immers vastgesteld worden dat de Nederlandse economie welbeschouwd alleen in het jaar 2002 noemenswaardig is achtergebleven bij die in het eurogebied. Dat vraagt om een goede, gedegen analyse in plaats van vluchtig cijferwerk. Wat blijkt? De Nederlandse economie viel vooral in de jaren 2001 en 2002 sterk terug, scherper dan elders in het eurogebied. Net als eerder in het begin van de jaren zeventig en tachtig ging deze terugval, met enige vertraging, gepaard met een verlies aan werkgelegenheid. Dat is anders dan in het eurogebied, waarin alleen de werkloosheid opliep, maar geen verlies aan werkgelegenheid optrad. De terugval van de werkgelegenheid in Nederland is vooral terug te voeren op het verlies van onze concurrentiepositie. Werkgelegenheid is verloren gegaan in die sectoren die sterk onderhevig zijn aan buitenlandse concurrentie. Nederland had zich vierkant uit de markt geprijsd. De kiem voor dit concurrentieverlies en voor de teleurstellende werkgelegenheid- en werkloosheidsontwikkeling in ons land is in de tweede helft van de jaren negentig gelegd met loonstijgingen in de industrie en later in de gehele economie die langdurig zijn uitgegaan boven de loonstijgingen in het eurogebied. Inmiddels is deze negatieve trend gekeerd. Nederland groeit sterker dan het eurogebied. De werkgelegenheid ontwikkelt zich ook sterker. Historisch gezien scoren wij volgend jaar naar verwachting op werkgelegenheid en arbeidsparticipatie beter dan in het jaar 2001. In de EU-raming voor het jaar 2007 komt de werkloosheid alleen in Denemarken lager uit. Ik vind dat, na onze situatie in het jaar 2002, zeer overtuigende cijfers. Op deze prachtige prestatie mogen wij trots zijn. Ik dank de werkgevers en de werknemers voor de loonmatiging en de doorgevoerde hervormingen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik hoor bravo roepen in de zaal. Ik zal een ander punt aan de orde stellen. Ik heb nog niet eerder met de minister-president kunnen spreken over de groeiende groep Polen die zich in Nederland meldt om arbeid te verrichten. Dit kabinet heeft de mogelijkheden voor die mensen steeds verder verruimd, recentelijk door voor 23 sectoren te zeggen dat alleen nog een tewerkstellingsvergunning nodig is. Werkgevers hoeven niet meer eerst te kijken op de Nederlandse arbeidsmarkt, maar kunnen onmiddellijk mensen uit Polen betrekken.

Ik vraag het om twee redenen. Ten eerste hebben zich in Engeland ontzettend veel mensen uit Midden- en Oost-Europa gemeld en daar heeft het inmiddels geleid tot stringentere maatregelen. Ten tweede hebben wij binnenkort de toetreding van Bulgarije en Roemenië. Ik vraag de minister-president welk verhaal hij heeft voor de 300.00 werklozen en voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten in ons land die maar niet aan werk kunnen komen. Ik wijs ook op de leerlingen die direct van het vmbo afkomen of een diploma van het ROC hebben, maar die uit de markt gedrukt worden door mensen die voor veel lagere prijzen werken.

Minister Balkenende:

Laat ik eerst zeggen dat ik mij met de heer Marijnissen zorgen maak over de mensen die aan de kant staan. Ik denk aan jonge mensen en allochtonen die geen kans hebben, die niet worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Daarover zijn wij het eens. Gelukkig zien wij dat de werkloosheid zich in de goede richting ontwikkelt. De werkloosheid daalt. Er komen meer banen bij en het aantal vacatures neemt toe. Dat is een prestatie. Gelukkig staat de Nederlandse economie er sterk voor. Dat is in het belang van degenen die aan de kant staan, die geen werk hebben. Laten wij dan ook blij zijn dat de economie aantrekt.

Dan kom ik bij de werknemers uit nieuwe lidstaten. De heer Marijnissen weet dat er aanvankelijk is gekozen voor overgangsmaatregelen en dat er over een paar jaar een vrij verkeer zal gelden. Dat zijn de afspraken die wij in Europa hebben gemaakt. Nederland heeft altijd gekeken wat andere landen doen. Nu doet zich iets interessants voor. De heer Marijnissen brengt de komst van de Polen als iets bedreigends, maar het is ook mogelijk dat wij die mensen straks juist nodig hebben vanwege de aantrekkende economie. Ik hoor nu al weer dat er spanningen op de arbeidsmarkt zijn. Misschien hebben wij die mensen straks hard nodig en dan let ik puur op de werkgelegenheid. Ik denk ook dat het niet goed is om de ene groep tegen de andere uit te spelen. Ik ben het er dus mee eens dat wij voortdurend aandacht moeten besteden aan de mensen die aan de kant staan. Bovendien zijn er Europese afspraken gemaakt en het zou ons allen een voordeel kunnen opleveren. Ik behoor niet tot de school die dit met angst en beven tegemoet ziet.

De heer Marijnissen (SP):

In 2009 is het zover, maar dat is pas over twee of drie jaar. Dan heeft de Nederlandse arbeidsmarkt een grotere periode om zich aan te passen. U zegt nu dat u niet wilt dat mensen tegen elkaar uitgespeeld worden, maar dat wil ik ook niet. Ik wil niet dat mensen uit de Nederlandse arbeidsmarkt gedrukt worden, omdat zij via cao-bepalingen beloond moeten worden. Wat zeg ik tegen een tuinder die mij erop wijst dat zijn concurrenten Polen het werk laten doen? Dat zijn zogenaamde zzp'ers, een heel handige constructie. Die concurrenten drukken hem uit de markt. Er zijn allerlei concurrentieverstorende effecten. U kent de slechte huisvesting van die mensen. Er wordt ontzettend bespaard op die mensen, waardoor er valse concurrentie ontstaat.

Minister Balkenende:

Ik begrijp wat u bedoelt. Er ontstaat oneerlijke concurrentie omdat die mensen onder andere voorwaarden werken. Over de kwestie van de zzp'ers is er al contact met Polen. Zij hebben te voldoen aan dezelfde eisen als de Nederlandse werknemers. Ik hoor u echter niet zeggen dat er een rem op moet komen of dat wij opeens andere maatregelen moeten treffen. U doelt meer op de gelijkwaardigheid in de arbeidsvoorwaarden.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb ook gezegd dat het kabinet recentelijk maar ook per 1 januari verdere liberalisering toestaat. Met andere woorden, elke werkgever kan vanaf 1 januari gewoon Polen naar Nederland halen. Hij hoeft helemaal niet meer naar de Nederlandse arbeidsmarkt te kijken. Daar maak ik mij grote zorgen over.

De heer Van Schijndel (Groep Eerdmans/Van Schijndel):

Een andere invalshoek is afwenteling van maatschappelijke kosten. Natuurlijk is het handig voor werkgevers om werklustige Polen of Roemenen naar Nederland te halen. Het wegdrukken van mensen die hier zijn geboren en getogen betekent dat er uitkeringen moeten worden verstrekt, waardoor het welvaartseffect negatief kan zijn. De regering moet dat algemeen belang natuurlijk heel goed in het oog houden en ik ben er niet zo van overtuigd dat dit gebeurt als ik de minister-president nu zo beluister.

Minister Balkenende:

Wij hoeven hier niet al te lang over te spreken. U gebruikt de term "wegdrukken" en dat ben ik gewoon niet met u eens. Zo liggen de feiten ook niet!

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ik ben gefascineerd door de tevredenheid, zo niet de zelfgenoegzaamheid van de minister-president als hij aangeeft hoe het economisch gaat in Nederland. In al zijn vergelijkingen om aan te geven dat het beter gaat met Nederland kiest hij als beginpunt een moment in de economische crisis die gelukkig nu achter ons ligt. Waarom kiest hij niet gewoon het jaar waarin hij verantwoordelijkheid nam als minister-president? Waarom houdt hij de burgers van Nederland niet het eerlijke beeld voor, bijvoorbeeld als het gaat om de werkloosheid, van hoe het daar nu mee staat in Nederland vergeleken met het moment waarop hij als minister-president begon? Of als het gaat om arbeidsparticipatie! Je moet dan constateren dat het natuurlijk beter gaat dan enkele jaren geleden. Wij zijn daar blij om en daar mag de minister-president natuurlijk ook blij om zijn. Ik prijs oprecht zijn bescheidenheid op dat punt, want hij laat zo veel anderen in die eer delen, maar de eerlijkheid gebiedt dan ook om te zeggen dat het op al die punten slechter gaat dan in 2002. Welke verantwoordelijkheid neemt hij daar dan voor?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Iedereen die mij kent, weet dat ik nooit zelfgenoegzaam ben. Wij zijn er inderdaad nog lang niet. Ik heb net in de richting van de heer Marijnissen gezegd dat er inderdaad nog mensen aan de kant staan, dat er inderdaad nog mensen zijn die problemen hebben. Daar ga ik ook zeker niet aan voorbij. Ik ben blij dat u die waarderende woorden uitspreekt dat het helemaal niet gaat om borstklopperij door het kabinet. Dat is onzin, wij hebben het samen bereikt, zoals ik vandaag nogmaals heb aangegeven.

Dan de vraag hoe het precies in 2002 zat. Het is waar. Als je het cijfer neemt van de werkloosheid als aandeel van de beroepsbevolking dan is dat in 2002 nog ietsje lager dan volgend jaar. Dat klopt, daar zit een paar tienden tussen en daar doe ik ook niets aan af, maar eerlijk gezegd vind ik dit een vergelijking tussen appels en peren. U weet heel goed, ook als econoom, dat 2002 het jaar was waarin Nederland midden in de economische neergang zat. In 2001 hadden wij een topjaar, de zaak is daarna omgeslagen, onder andere zoals ik net heb aangegeven door de hoge loonkosten. Wij krijgen achterstand op het punt van de concurrentie. In 2002 zakten wij nog verder weg en in 2003 werd het nog slechter als je kijkt naar het werkloosheidscijfer. Dat ging toen zo. Als je nu beziet dat wij toen achterliepen in Europa, 12% duurdere industrie dan onze naaste concurrent, dat toen de overheidsfinanciën uit het lood begonnen te lopen, en je ziet hoe wij er dit jaar en het volgend jaar voorstaan, dan vind ik dat een megaprestatie. U moet niet vergelijken met het jaar 2002 waarin wij de neergang meemaakten en nu, waar wij een opgaande lijn zien. Wie had vier jaar geleden gedacht dat wij nu een begrotingsoverschot zouden hebben, dat er nu meer mensen aan het werk zijn dan in het topjaar 2001? Wie had dat gedacht?

De heer Bos (PvdA):

Nogmaals, daarover verschillen wij niet van mening en ook wij zijn daar blij om. Ik ben alleen zo gefascineerd dat u het moment dat u begon verantwoordelijkheid te nemen, ook voor de ontwikkelingen in de Nederlandse economie, zo wegpoetst en dat u uw tevredenheid staaft met voorbeelden van hoe het beter gaat, terwijl wij – als wij de ambitie willen vasthouden dat er in Nederland nog heel veel dingen beter kunnen – ook de eerlijkheid moeten betrachten om tegen de Nederlanders te zeggen: het gaat gelukkig beter dan een paar jaar geleden, maar nog lang niet zo goed als toen deze coalitie begon en er is nog ongelooflijk veel te doen.

Minister Balkenende:

Als je ziet hoe wij er in 2002 voor stonden. Overheidsfinanciën die bergafwaarts gingen. In 2003 hadden wij zelfs een tekort van meer dan 3%. De economische groei zakte in elkaar, de werkloosheid nam toe. Nu zijn wij vier jaar verder en lopen wij in Europa aan de top als het gaat om de groei en de werkgelegenheid en hebben wij zelfs een begrotingsoverschot. Ik vind dat prachtige prestaties die wij samen hebben bereikt, maar het is wel een prestatie van formaat.

De heer Bos (PvdA):

Ik zeg er nog maar een ding over. Dat de economische crisis de afgelopen jaren zo lang geduurd heeft – na de Tweede Wereldoorlog de langste die wij hebben meegemaakt – was geen automatisme. De voltallige oppositie in deze Tweede Kamer heeft jaar op jaar laten zien dat je alternatieve begrotingen kunt indienen met een lagere werkloosheid en een hogere economische groei. Dat was ook een keuze die u in 2002 en 2003 had kunnen maken, maar die heeft u niet gemaakt.

Minister Balkenende:

Natuurlijk ken ik alle tegenbegrotingen, ik heb ze keer op keer bestudeerd, maar u weet ook heel goed dat het tegenbegrotingen zijn die op de korte termijn scoorden, maar voor de structuur van de economie, dus voor de langere termijn, slechter werkten. U weet dat heel goed.

De heer Bos (PvdA):

Dat is volstrekte onzin.

Minister Balkenende:

U moet niet zeggen dat het onzin is, zo liggen de feiten!

De heer Bos (PvdA):

Neen, helemaal niet, want daar was het CPB voor. Die had het ons anders wel verteld, maar dat gebeurde niet. In onze tegenbegroting bijvoorbeeld was het financieringstekort altijd lager dan in uw begroting. Er is niet met geld gesmeten en toch hadden wij hogere groei en toch een lagere lastendruk voor het bedrijfsleven. Dat waren structurele verbeteringen.

Minister Balkenende:

Waarom reageerden de OESO, het IMF en het CPB de afgelopen jaren dan zo instemmend op het Nederlandse beleid? Hoe komt het dan dat onze economische structuur is versterkt en dat het structurele tekort aanzienlijk beter is geworden? Dat hangt natuurlijk samen met het feit dat dingen in ons land zijn veranderd en verbeterd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ken dat gesteggel van de premier over cijfers. Het is helemaal niet nodig om van verschillende cijfers uit te gaan, want er zijn de Macro-economische Verkenningen van het CPB. Laten wij die cijfers als uitgangspunt nemen. U zegt dat het maar ietsje minder gaat dan in 2002, maar er zijn 118.000 werklozen meer dan in 2002. Noemt u dat ietsje minder? Dat is dramatisch! 118.000 mensen! Misschien moet u de goede bladzijde er even bij pakken.

Minister Balkenende:

Dat doe ik niet. Dat heb ik vorig jaar ook gedaan en dan moet ik weer naar die kleine lettertjes gaan zoeken. Dat is veel te vervelend! Bovendien hoeven wij toch ook niet op dit niveau te gaan debatteren? Ik zei toch al dat die cijfers toen een paar tienden van een procent lager waren? Moet ik nu op mijn beurt gaan zeggen: "Waarom kijkt u niet naar het aantal mensen dat volgend jaar aan het werk is in vergelijking met het topjaar 2001? En nu u weer." Zo komen wij toch geen stap verder?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nu gaat u weer uit van een periode waarin u niet regeerde. Het gaat verder wel degelijk over de hoofdlijnen en niet over een procentje meer of minder. Er werken 118.000 mensen minder dan in 2002, het jaar waarin u aantrad. Ik noem dit zo expliciet, omdat u ten onrechte succes claimt. Zelfs als wij uitgaan van de prognose voor 2007 – en dan regeert u niet meer – hebt u in vijf jaar tijd maar 22.000 mensen aan het werk geholpen. En daar bent u trots op?

Minister Balkenende:

Kijkt u in de Macro-economische Verkenningen nu eens na hoeveel mensen in het topjaar 2001 aan het werk waren en hoeveel in 2007. Daar zitten enkele honderdduizenden tussen. Wie had dat gedacht, na die economische crisis, die negatieve groei en het verloren gaan van onze concurrentiepositie? Dat is een prestatie van formaat en ik blij dat wij dat hebben bereikt. Laten wij daar ook gewoon een keer blij mee zijn. Ik begrijp niet waarom u hier zo negatief en vervelend over doet. Laten wij blij zijn! Laten wij optimistisch zijn! Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit om over grenzen heen te kijken is weer terug! Dynamiek!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wilt u echt met mij in discussie gaan over de prestaties van de VOC? Daar is namelijk nog wel het een en ander op af te dingen.

U claimt succes op het terrein van de werkgelegenheid. Wij hebben er jaar in jaar uit op gewezen dat de stijging van de werkloosheid onder de kwetsbare groepen niet nodig was. U had in werkgelegenheid kunnen investeren en u hebt dat nagelaten. U hebt de werkloosheid vergroot, ook door in de publieke sector banen te schrappen. De werkloosheid is gestegen en u claimt dan maar economisch succes dat in het buitenland voor elkaar is gekregen. Dat was niet uw prestatie en u gaat er bovendien aan voorbij dat in al die jaren dat u regeerde heel veel mensen onnodig aan de kant zijn komen te staan. Ik wil graag optimistisch zijn, maar daarvoor moeten u en uw kabinet dan wel plaatsmaken.

Minister Balkenende:

Ik geloof dat wij in verschillende werelden leven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De kleine lettertjes in de MEV, lees die nu toch eens.

Minister Balkenende:

Volgend jaar is een topjaar als je kijkt naar het aantal mensen dat aan het werk is.

Vorig jaar zei de heer Bos: "Wij moeten constateren dat wij opgescheept zitten met een kabinet dat die zorgen en onzekerheden alleen maar aanwakkert door Nederland op het gebied van economische groei en werkgelegenheid in de achterhoede van Europa te laten belanden." Dat zei hij dus een jaar geleden. Achterhoede: wij zijn frontrunners geworden!

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

De minister-president gaat door.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De begroting voor volgend jaar zou ik niet willen kenschetsen als een feestbegroting. Ook dat hoor je zo van tijd tot tijd wel eens. De begroting is wel sociaal, structuurversterkend en solide. Voor 2007 heeft het kabinet inderdaad opnieuw gekozen voor enige beperkte, ondersteunende en structuurversterkende lastenverlichting. Net als dit jaar. Die lastenverlichting is mogelijk dankzij de succesvolle onderhandelingen over het verlagen van de afdracht aan de Europese Unie en wordt gelijkelijk verdeeld over burgers en bedrijven. De lastenverlichting ondersteunt het ondernemings- en vestigingsklimaat, ondersteunt de arbeidsparticipatie – ik denk bijvoorbeeld aan de investering in de kinderopvang – en het ondersteunt de koopkracht en beheerst de loonontwikkeling. Over de hele kabinetsperiode heen bezien, laat het kabinet de overheidsfinanciën duidelijk beter achter dan het bij aanvang aantrof. Het structurele EMU-saldo is met ruim 2 procentpunten verbeterd en dat is een kleine 12 mld. Bovendien is de afgelopen jaren met de structurele hervormingen in onder andere de sociale zekerheid, VUT, prepensioen en levensloop de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën aanzienlijk verbeterd. Het CPB becijfert die verbetering op zo'n 3% bbp en dat is zo'n 15 mld. Het CPB heeft aangegeven dat de vergrijzingsagenda 6% bedraagt en dit kabinet heeft daarvan 3% ingevuld.

De ruimte die het kabinet voor zijn opvolgers achterlaat, is al met al voldoende. De begroting is in evenwicht. De overheidsschuld is gedaald tot onder de 50%, de arbeidsparticipatie en het draagvlak onder de collectieve voorzieningen loopt op en het groeivermogen van de Nederlandse economie is toegenomen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

De premier geeft een goede analyse van de economische voorspoed waaraan wij ook een bescheiden bijdrage hebben mogen leveren toen wij nog in het kabinet zaten. Mijn vraag heeft niet alleen betrekking op de overheidsfinanciën, maar ook op de implicaties van die goede financiële positie, met name voor belangrijke financiële vraagstukken voor de toekomst. Acht de premier het uitgesloten dat onder zijn premierschap majeure wijzigingen zullen worden aangebracht in bijvoorbeeld de AOW, de pensioenen, de hypotheekaftrek en de WW? Ik denk dat het erg belangrijk is dat wij een duidelijk antwoord krijgen op alle vier de punten.

Minister Balkenende:

In de eerste plaats gaat u ervan uit dat ik straks gewoon doorga.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dat kunnen wij niet uitsluiten.

Minister Balkenende:

Dat zullen wij dan wel zien. Ik hoor hier ook andere geluiden. Ik ga niet het volgende doen. Ik vind het totaal niet op mijn weg liggen – zeker aangezien wij op 22 november verkiezingen hebben – om een voorschot te nemen op het beleid dat een volgend kabinet zal gaan voeren. Ik ga geen voorschot nemen op datgene wat straks tijdens een kabinetsformatie aan de orde zal moeten komen. Uw vraag is nu niet aan de orde. Wij hebben ons als kabinet ingezet voor hetgeen nodig was in het afgelopen jaar. Ik heb de 3% geschetst die wij hebben bijgedragen aan de vergrijzingsagenda. Ik ga niet nu al een voorschot nemen op wat straks in de formatie aan de orde is. Dat zou ook echt onjuist zijn.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik begrijp dat de premier dat niet in zijn huidige hoedanigheid in de Kamer wil doen. Hij kan er dan op rekenen dat hij deze vraag nog in de verkiezingscampagne zal krijgen.

Minister Balkenende:

Dan kunnen wij ons wapenen.

Ik kom op het thema koopkracht en inkomensbeeld. Het kabinet wordt gemakkelijk verweten de verschillen tussen rijk en arm te hebben vergroot en de kwetsbare groepen in de kou te hebben laten staan door hen de zwaarste lasten te laten dragen. Ik zet graag een aantal feiten op een rij. Het kabinet heeft – dat ziet u ook in de cijfers – bewust en weloverwogen gefocust op ouderen en gezinnen met kinderen. Ouderen en gezinnen met kinderen gaan er gemiddeld op vooruit. Niet alleen dit jaar en volgend jaar, maar over de hele kabinetsperiode zien wij gemiddeldes tussen de 0% en 6%. Het zijn echter geen garanties, want er zijn ook minnen. De ouderen gaan er zelfs relatief het meeste op vooruit, meer ook dan bij toepassing van de koppeling in 2004 en 2005 het geval zou zijn geweest. Het netto-inkomen van een alleenstaande oudere met alleen AOW is per saldo circa € 170 hoger dan in de situatie van volledige koppeling. De ontkoppeling wordt dus meer dan goed gemaakt door andere kabinetsmaatregelen zoals de introductie van de bruto AOW-uitkering en de verhoging van de ouderenkorting en de aanvullende ouderenkorting. Volgend jaar, in 2007, gaat vrijwel iedereen erop vooruit en de mediane koopkracht stijgt met 1,25%.

De heer Bos (PvdA):

De ouderenkorting was inderdaad een van de maatregelen die dit kabinet nam om de negatieve koopkrachtgevolgen voor ouderen van het bevriezen van de AOW-uitkering in 2004 en 2005 te compenseren. Herinnert de minister-president zich nog hoeveel ouderen helemaal niets hadden aan die ouderenkorting?

Minister Balkenende:

Ik wil eerst ingaan op de opmerking over het bevriezen, want ik merk dat u daar vaker over spreekt. Er was geen sprake van bevriezen. In 2004 en 2005 heeft het kabinet, in overleg met de sociale partners, gezegd dat het nodig was om een nullijn te voeren. Dat was nodig om de concurrentiepositie te versterken. Er is toen ook besloten om geen koppeling toe te passen omdat iedereen werd geacht zich zeer gematigd op te stellen. Er zijn vervolgens aanvullende voorzieningen voor ouderen getroffen. Die groep is dus bediend en was beter af dan als er een koppeling was geweest.

De heer Bos (PvdA):

In 2004 was dat sociale akkoord er nog helemaal niet. In de begroting van 2003 werd de AOW-uitkering ontkoppeld voor 2004. Dat was gewoon een eigen initiatief van het kabinet. Het overleg met de vakbonden liep toen nog. Er was nog helemaal geen afspraak over een nullijn. U besloot gewoon dat met deze maatregel geld kon worden binnengehaald. Dat mag, maar het was niet onze keuze.

Minister Balkenende:

Wij hebben drie keer een sociaal akkoord gesloten. Door de jaren heen is toch steeds gesproken over loonmatiging? Vanaf 2002 was inzet van het kabinet in contacten met de sociale partners om te komen tot loonmatiging. Er moest een pas op de plaats worden gemaakt.

De heer Bos (PvdA):

Ik vind het allemaal prima, maar zeg dan niet dat u de AOW-uitkering in 2004 en 2005 moest bevriezen omdat u een deal had met de vakbonden. U begon er immers al een jaar eerder mee, gewoon omdat u geld binnen wilde halen. Ik heb overigens nog steeds geen antwoord gekregen op de vraag waarmee ik begon. U zei dat de ouderenkorting een instrument was om ouderen die een probleem hadden met hun koopkracht te compenseren. Ik vroeg of u zich herinnerde hoeveel ouderen daar helemaal niets aan hadden.

Minister Balkenende:

U hebt het helemaal uitgezocht, dus kunt u dat zelf even zeggen?

De heer Bos (PvdA):

Een half miljard.

Minister Balkenende:

Een half miljard?

De heer Bos (PvdA):

Ik bedoel een half miljoen. Dat scheelt inderdaad, maar geef ze maar eens de kost. Een half miljoen ouderen in Nederland betalen te weinig belasting om te kunnen profiteren van de belastingkorting die u toen in de aanbieding had. Dan kunt u toch niet volhouden dat u voor hen dat koopkrachtprobleem echt hebt aangepakt?

Minister Balkenende:

Ik vroeg eerst voor de zekerheid even hoe het met de cijfers zat. Gisteren noemde u al een aantal van 750 mensen die een hogere WIA-uitkering zouden krijgen en dat klopte ook niet. Met betrekking tot de zorgtoeslag had u het over € 25, terwijl het € 45 is.

Het kabinet heeft besloten om meer te doen voor ouderen. U kunt toch niet wegnemen dat de genoemde maatregel voor ouderen goed heeft uitgepakt?

De heer Bos (PvdA):

Ik vraag u om eerlijk toe te geven dat u hebt geprobeerd om ouderen te compenseren, maar dat dit voor een half miljoen ouderen niet is gelukt en dat bij die mensen de maatregelen keihard zijn aangekomen de afgelopen jaren.

Minister Balkenende:

Iedereen krijgt de ouderentoeslag, dat weet u ook.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De gekste cijfers gaan hier rond. Zo hoorde ik de heer Rutte gisteren beweren dat AOW'ers er met 13% op vooruit zijn gegaan. Ik ben benieuwd wat u van dat cijfer vindt. Volgens de algemene cijfers zijn mensen met alleen AOW er namelijk de afgelopen jaren 3% op achteruit gegaan als zij alleenstaand waren en als zij samenwoonden 2%. Dat zijn de algemene cijfers, bijvoorbeeld van het CPB. Reageert u daar nu eens op.

Minister Balkenende:

Wacht nu even. Wij spreken over het koopkrachtbeeld in de periode 2003-2007. Een AOW'er, die dus op het sociaal minimum zit, is er in die periode 3,75% op vooruit gegaan. Voor mensen met AOW en een klein aanvullend pensioen van ongeveer € 5000 is dat 2,75%. Echtparen en samenwonenden met alleen AOW, die dus op het sociaal minimum zitten, zijn er 2% op vooruit gegaan en AOW'ers met een pensioen van € 10.000 6%. Dat zijn de cumulatieve cijfers voor de periode 2003-2007. Die zijn heel wat anders dan u nu beweert.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat komt doordat u het wegvallen van de huurtoeslag vergeet mee te nemen in de berekeningen. Het gaat om wat mensen echt overhouden om van te leven, om eten van te kopen. Als het wegvallen van de huurtoeslag wordt meegenomen, komen mensen met alleen AOW negatief uit. Daar moet u zich toe verhouden.

Minister Balkenende:

Discussie over koopkrachtplaatjes worden altijd gevoerd aan de hand van de standaardgroepen. Ik kom later wel terug op zaken als huurtoeslag. Ik ga nu uit van de standaarden die wij altijd gebruiken bij de berekening van de koopkrachtontwikkeling.

De heer Marijnissen (SP):

U klaagde net over kleine lettertjes en zei dat u die liever niet leest. Volgens mij kunt u de kop van het krantenartikel dat ik in mijn hand heb op deze afstand echter nog wel lezen. Er staat: "Koopkracht huishoudens daalt opnieuw." Dat zijn cijfers van het CBS. Dat geldt niet alleen voor die groepen; dat is door de bank genomen. Er staat hier in koeienletters dat de afgelopen vier jaar de mensen, de huishoudens, er met 4% op achteruit zijn gegaan. U legt sterk de nadruk op de AOW. Dat mag u doen. Mag ik dan de nadruk leggen op alle andere mensen die op een minimum zijn aangewezen? De mensen die in CDA-verband bezig zijn met sociale zekerheid, zeggen ook dat de ontkoppeling een hoop geld heeft gekost. De bezuiniging op de huurtoeslag heeft het besteedbaar inkomen aanzienlijk verlaagd. Laat ik het zo vragen: wil deze minister-president beweren dat hij na zijn vier, vijfjarig premierschap minder armoede in Nederland nalaat dan toen hij begon?

Minister Balkenende:

Op het onderwerp armoede kom ik nog terug. Laat ik nu vast opmerken dat de vraag altijd blijft hoe je de cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau moet definiëren. Er zit namelijk een relatieve component in. Natuurlijk is de situatie in de afgelopen jaren slechter geworden dan in 2001-2002. Ik loop daar niet voor weg. Ik vond het ook vreselijk dat onze economie in elkaar zakte. U weet alleen ook dankzij de analyse van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat dit jaar en volgend jaar de getallen naar verwachting zullen dalen doordat de economie aantrekt. Ik loop niet weg voor het feit dat het moeilijke jaren zijn geweest. Het was vorig jaar ook lastig voor dit kabinet om tegen iedereen te zeggen: u gaat er niet op vooruit. Iedereen zat zo ongeveer in de min. Dat is geen leuke boodschap, maar zij was wel nodig. Ik ken net als u de analyses en de cijfers. Bovendien praat ik met mensen. Laten wij blij zijn met de waarneming van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat de economie aantrekt, waardoor de cijfers beter zullen zijn.

De heer Marijnissen (SP):

Volgens mij zijn de cijfers niet bestreden dat bij het aantreden van het kabinet zo'n 8,5% van de huishoudens als arm kon worden betiteld en nu een op de tien huishoudens. De armoede is dus toegenomen. De premier geeft dit toe. Hij zegt alleen: laten wij blij zijn, want de zaak trekt aan, dus misschien kunnen wij iets aan die armoede doen. Hier heb ik gisteren in mijn eerste termijn aandacht voor gevraagd. In 2006 is twee keer modaal er procentueel, en dus helemaal absoluut, veel meer op vooruit gegaan dan de mensen die in het afgelopen jaar tot uw spijt, zo zegt u, gepakt zijn. Hoe verklaart u dat u volgend jaar iedereen door de bank genomen 1% meer geeft met als gevolg dat de hoge inkomens veel meer netto te besteden krijgen dan de mensen van wie u betreurt dat u ze niet hebt kunnen geven wat u ze wilde geven?

Minister Balkenende:

Laat ik een algemene verhandeling geven. Ik zeg eerst iets over de solidariteit en ga vervolgens specifiek op de armoede in. Het lijkt mij beter om het zo te doen.

De heer Marijnissen (SP):

Dan kom ik zo even terug.

Minister Balkenende:

Ook gisteren kwam het thema solidariteit aan de orde. De heer Bos heeft een aantal punten genoemd en had het zelfs over het herstel van de solidariteit. Ik hecht eraan, nog eens op te merken hoe de situatie in Nederland is. Nederland hoort qua kwaliteit van de verzorgingsstaat bij de top 6 à 7 in de wereld. Qua mate van gelijkheid staat Nederland op de derde plaats na twee Scandinavische landen. Nederland heeft binnen Europa op Luxemburg na het hoogste minimumloon, hetgeen ook relevant is voor de bijstand. Qua werkgelegenheidsontwikkeling behoort Nederland tot de top. Tegen mensen die het over solidariteit hebben, zeg ik: kijk ook eens naar wat er is gebeurd. Gisteren hebben we gediscussieerd over wat wij doen met mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn, dus over het nieuwe IVA-regime en over mensen die langdurig in de bijstand zitten. Ik vind dat men ervoor moet waken, het beeld op te roepen dat in Nederland solidariteit niet aan de orde is. Dat is namelijk verre van waar. Ik neem daar echt afstand van. Solidariteit is ook veel meer dan koopkracht. Het is vooral een kwestie van niet alleen vandaag ons brood verdienen, maar ook morgen en overmorgen. Daarom moeten er meer mensen aan het werk komen en dat kan dankzij loonmatigingen, investeringen in onderwijs en innovatie, het toegankelijk houden van het onderwijs door bijvoorbeeld het lesgeld voor zestien- en zeventienjarigen af te schaffen en het toegankelijk, kwalitatief hoogwaardig en betaalbaar houden van de zorg. Wij hebben nu een zorgverzekering met een basispakket dat net zo uitgebreid is als het voormalige ziekenfonds zonder medische selectie en premie voor de kinderen. Daarbij is er voorzien in een zorgtoeslag voor mensen met een laag inkomen. Er wordt ook rekening gehouden met de draagkracht van huishoudens. Er is dus extra aandacht voor gezinnen met kinderen en voor ouderen met een AOW-uitkering.

Solidariteit is ook bestrijding van armoe. Het aantal huishoudens dat is aangewezen op een minimum- of een laag inkomen is de afgelopen jaren gestegen. Dat is waar. Dat heb ik zojuist al gezegd. Na een moeilijke periode van hoogconjunctuur is dat aantal echter nog altijd fors lager dan tien jaar geleden. Uit de armoedemonitoren 2003 en 2005 van het Sociaal en cultureel planbureau blijkt dat het aantal huishoudens beneden deze grens medio jaren negentig op 15,6% lag, in 2000 op 11, 9%, in 2002 op 8,8% en in 2004 op 10%.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind het raar dat mevrouw Halsema en de heer Bos de vergelijking met 2002 niet mochten maken, terwijl de minister-president een vergelijking trekt met tien jaar geleden, namelijk met 1996.

Minister Balkenende:

Dat is flauw.

De heer Marijnissen (SP):

Wie is er flauw? Waarom gunt de minister-president hen dan niet de discussie over het feit dat dit ook een reëel cijfer is? Hij mag zijn cijfers geven, maar dan moet hij anderen ook die ruimte geven.

Minister Balkenende:

Wij strijden met open vizier. Normaal gesproken, kijk je naar 2003, omdat dat het eerste jaar van het kabinet-Balkenende II was. Dit kabinet is het vervolg daarop, maar als je over 2002 wilt spreken, kan dat uiteraard. Ik heb aangegeven hoe die cijfers luiden. Ik loop daar niet voor weg, maar ik heb de cijfers van zojuist genoemd om de thematiek van de armoede aan te geven. Daarbij ga ik uit van de analyses van het Sociaal en cultureel planbureau. Ik vind het in dat kader opmerkelijk dat er medio jaren negentig sprake was van bijna 16% als het gaat om het aantal huishoudens met een laag inkomen, in 2000, een topjaar, 12%, in 2002 8,8% en in 2004 10%. Ik ben er zeker van dat dit percentage de komende jaren omlaag gaat, omdat de economie aantrekt. Met die cijfers hebben wij te maken. In die tien jaar tijd zijn wij enorm vooruitgegaan. Laten wij daar dankbaar voor zijn.

De heer Marijnissen (SP):

Ik ben ontzettend dankbaar, maar voor een beschaafd land, levend in de 21ste eeuw, vind ik het nogal mager. Ik noem de voedselbanken, maar ook alle telefoontjes van ouderen die in een isolement verkeren. Ik wil er verder niet te veel over uitwijden. De minister-president geeft toe dat de armoede in dit land onder zijn bewind is toegenomen, maar hij voorspelt dat het beter zal gaan nu de economie aantrekt. Ik kom terug op de vraag die ik gisteren heb gesteld en zojuist heb herhaald. Hoe komt het dan dat mensen die twee keer modaal verdienen er in 2006 procentueel, in euro's, veel meer bij krijgen dan de mensen die de afgelopen jaren in armoede zijn vervallen? In 2007 krijgt iedereen er over de gehele range 1% bij, terwijl dat voor mensen die twee keer modaal verdienen twee of drie keer zoveel betekent in besteedbare euro's dan voor mensen waarvan de minister-president zegt dat hij het betreurt dat zij in armoede zijn vervallen.

Minister Balkenende:

Alleenverdieners met kinderen en een inkomen van twee keer modaal gaan er dit jaar goed op vooruit. In 2005 zijn die mensen er echter 1,8% op achteruitgegaan. Dit jaar gaan zij 6% vooruit. Dat komt, omdat die gezinnen profiteren van het feit dat kinderen niet meer hoeven te betalen voor de zorgverzekering. Je moet eigenlijk over een langere periode kijken. De groep alleenverdieners met kinderen is in het verleden wel eens vergeten. Dit kabinet heeft met het oog daarop aangegeven dat aan twee groepen bijzondere aandacht zou worden besteed: ouderen en gezinnen met kinderen. Daarom zijn alleenverdieners met kinderen er dit jaar 6% op vooruitgegaan. Voor volgend jaar is dat percentage overigens 0,75%. Over de periode 2003 tot en met 2007 gaat het om een vooruitgang van 3,75%. Kijk je naar een langere termijn, dan kun je constateren dat de groep met alleen een modaal inkomen, na de belastingherziening, nog beter af is geweest. Ik vind het dus terecht dat bepaalde groepen wat meer krijgen, omdat zij langere tijd zijn vergeten.

De heer Marijnissen (SP):

Er is hier wat moeilijks aan de hand. Ik ben zelf over cijfers begonnen, maar het bombardement aan cijfers van de minister-president vertroebelt de zaak. Hij wil daarmee camoufleren dat mensen met weinig geld in dit land er aanzienlijk minder bij hebben gekregen als het gaat om te besteden geld dan wat twee keer modaal en nog rijker erbij hebben gekregen.

De minister-president had het over het begrip "solidariteit". Hij kan ook putten uit rechtschapenheid en zijn eigen ideologische achtergrond. Zouden de mensen vinden dat Nederland onder zijn beleid de afgelopen jaren meer solidair is geworden? Of zouden de mensen vinden dat het land ontzield is geraakt en dat men die belangrijke waarde solidariteit onderweg kwijt is geraakt? Ik heb het niet eens over het kabinetsbeleid, maar ook over de maatschappelijke solidariteit.

Minister Balkenende:

Laten wij met elkaar een eerlijk gesprek hebben over de vraag wie de zwakken in de Nederlandse samenleving zijn en wie moeten kunnen rekenen op solidariteit. Dit kabinet heeft er de afgelopen jaren voor gekozen om invulling te geven aan nieuwe solidariteit. Wat betekent dat? Lange tijd hebben wij discussies gehad over de hoogte van uitkeringen. Wij hebben gezien dat er oneigenlijk gebruik en misbruik is gemaakt van de WAO; u kent al die discussies. Dit kabinet heeft gezegd: wat is nu sociaal? Sociaal is in de eerste plaats dat mensen voluit kunnen meedoen, dat zij hun talenten kunnen benutten en dat zij aan het werk kunnen gaan. Om die reden is de Wet werk en bijstand herzien. Je ziet dat het veel beter gaat, omdat er veel meer werk van wordt gemaakt om mensen weer aan een baan te helpen. Om die reden is de WAO op een nieuwe leest geschoeid. Diegenen die volledig arbeidsongeschikt zijn, moeten kunnen rekenen op solidariteit en op een hogere uitkering. De heer Verhagen heeft dit punt gisteren naar voren gebracht. Maar degenen die kunnen, moet je maximaal stimuleren via arbeidsre-integratie om mee te doen.

De heer Marijnissen (SP):

Maar dit is een gotspe.

De voorzitter:

Niet door elkaar; het was de laatste keer.

Minister Balkenende:

Over de participatie van ouderen, de groep 55 tot 65, hebben wij gezegd dat VUT en prepensioen opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden, omdat meer participatie nodig is. Ik constateer dat wij degenen die volledig arbeidsongeschikt zijn extra bedienen en degenen die langdurig in de bijstand zitten extra ondersteunen. Dat is een invulling van nieuwe solidariteit. Het allerbelangrijkste is dat er banen zijn; mensen komen aan het werk. Daarmee kom ik terug bij het begin. Ik laat mij niet zeggen dat de solidariteit hier teloor is gegaan.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Is dit nu een debat of niet?

De voorzitter:

Het is een debat. U kijkt ontevreden naar mij. Wij werken in ons systeem met dertien woordvoerders. Het is mijn taak om de interrupties te verdelen over de woordvoerders. Daar hebben uw collega's recht op.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De minister-president benadrukt zeer de aandacht voor gezinnen met kinderen. Is dat de reden waarom dit kabinet niet wil morrelen aan de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting? Gisteren werd de moederbelasting geïntroduceerd. Hoort dat bij dat gezinsbeleid? Zegt u daarom: daar komen wij niet aan, daar zien wij in ieder geval niets in? U stelt het in ieder geval niet voor, tot mijn vreugde.

Minister Balkenende:

Ik had gedacht dat de heer Rouvoet, juist met zijn staatsrechtelijke achtergrond, een beter begrip zou hebben voor mijn positie hier. Ik sta hier niet als lijsttrekker van het CDA; ik sta hier als premier van dit kabinet. Ik sta hier om de maatregelen te verdedigen die wij gezamenlijk hebben overeengekomen. Over al die zaken die te maken hebben met ontwikkelingen op het gebied van de sociale zekerheid en de fiscaliteit kunnen wij in de campagne spreken – dat zullen wij ook zeker doen – maar niet hier. Ik doe er geen uitspraak over.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik zal de eerste zijn om dat te respecteren, maar ik vraag het u niet als lijsttrekker van het CDA. Ik neem aan dat u vandaag wel meer zult reageren op voorstellen die gisteren zijn gedaan en die in de discussie aan de orde zijn geweest. Ik vraag aan u als minister-president of u het met mij eens bent – ik vermoed dat u het met mij eens bent, want u stelt het niet voor – dat morrelen aan de basisaftrek, aan de overdraagbaarheid van de heffingskorting, door de niet werkende partner een slecht idee is vanuit het gezinsbeleid dat het kabinet wil voeren. Dat is toch een heel zindelijke vraag?

Minister Balkenende:

Is mij iets ontgaan? Hebben wij gisteren een concreet voorstel vanuit de Kamer gehoord om de heffingskorting te veranderen? Ons heeft dat niet bereikt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dan hebt u een deel van het debat gemist. Ik heb gisteren zelf in eerste termijn gesignaleerd dat het bij vlagen vooral een verkiezingsdebat leek, waarbij allerlei voorstellen voorbijkwamen die nu niet tot emoties zullen leiden. Maar onderdeel van het debat over het arbeidsmarktbeleid en over koopkracht was ook de dreiging die boven de markt hangt voor een heleboel gezinnen die ruim € 2000 zien verdwijnen. Mijn vraag aan u als minister-president, die een beleid verdedigt waarin het gezin centraal staat, is of u het met mij eens bent dat dit een slecht idee is.

Minister Balkenende:

Ik begreep uw vraag heel goed. Die heeft een hoog politiek karakter. Ik ben niet gek!

De heer Bos (PvdA):

Dit is natuurlijk buitengewoon bizar.

De voorzitter:

Nee, het woord is nu nog even aan de heer Rouvoet naar aanleiding van het antwoord op zijn vraag.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Laat ik dan alleen dit zeggen. Als de minister-president vandaag alle politieke vragen gaat vermijden, dan is hij heel gauw klaar.

De heer Bos (PvdA):

Dat is ook precies mijn angst. De afgelopen weken hebben wij de minister-president overal in het land gezien als politiek leider van het CDA. Hij heeft elke gelegenheid gegrepen om te reageren op politieke voorstellen van alle andere partijen. Vorige week hield de koningin een troonrede met een hoog politiek gehalte die ook ging over de jaren die nog moeten komen, dus ook over de jaren waarvoor deze minister-president geen verantwoordelijkheid heeft. Daarna hield de minister-president zelf een uitgebreide troonrede. Toen was het ook niet alleen maar de minister-president die daar stond. Daar stond ook iemand die zelf ideeën heeft over de toekomst van het land en die bereid was die ideeën te verdedigen. Wij zouden dat dus overal moeten aanhoren, het er overal over mogen hebben, maar als wij hier willen horen wat de minister-president ervan vindt, dan krijgen wij geen antwoord.

Minister Balkenende:

Ik heb begrepen dat de heer Bos en ik een titanenstrijd moeten voeren. Wij krijgen nog zat mogelijkheden om met elkaar te discussiëren. Ik sta hier als premier. Het is hier niet de plaats noch het moment om in te gaan op partijprogramma's.

De heer Bos zegt dat de troonrede een hoog politiek karakter had. Ik betreur dat zeer. Zijn eerste conclusie was dat het echt niet kon. Daarna zei hij dat het langs het randje ging. Nu zegt hij dat de troonrede een hoog politiek karakter had. Nee, in de troonrede ging het om vertrouwen in de wereld, in elkaar, in de toekomst. Er zijn geen successen geclaimd. De successen werden juist met anderen gedeeld. In mijn speech heb ik aangegeven wat de oogmerken van het kabinetsbeleid zijn geweest: een veiliger Nederland, meer respect voor elkaar, minder regels. Die zaken zijn ook vorig jaar in alle duidelijkheid naar voren gekomen. Ik heb daar als premier gesproken en ik wil dat vandaag weer doen.

De voorzitter:

Laat ik u beiden helpen. De leden van de Kamer kunnen iedere vraag aan de minister-president stellen. Zij moeten hem dus niet aanspreken als lijsttrekker van welke partij dan ook. De minister-president dient iedere vraag te beantwoorden. Als het l-woord vermeden wordt, kan iedere vraag gesteld worden en dient iedere vraag beantwoord te worden. Zo makkelijk is het.

Minister Balkenende:

Nu meen ik toch even iets te moeten zeggen over uw voorzitterschap. Als de heer Rouvoet via een omweg een politiek spel aan het spelen is, dan begrijp ik dat wel, maar dan voel ik mij niet geroepen daarop in te gaan.

De heer Bos (PvdA):

Hier wordt helemaal geen politiek spel gespeeld. Het gaat ook helemaal niet om een titanenstrijd tussen Bos en Balkenende. Het gaat erom dat de mensen die het debat volgen, willen weten wat u voor heeft met dit land en wat u vindt van de ideeën die hier gisteren over tafel zijn gegaan. Met alle woorden die u over de zorg gesproken hebt, wil ik van u horen wat u ervan vindt als er straks nog een keer 4 mld. bezuinigd wordt. Zou ik dan geen antwoord kunnen krijgen op zo'n vraag?

Minister Balkenende:

Weet u wat ik wil met dit land? Ik wil dat wij welvaart hebben en dat de mensen zekerheid hebben. Het moet gaan om respect in de samenleving.

De heer Bos (PvdA):

Hoe verhoudt die zekerheid zich dan tot het feit dat u vier keer zoveel wilt bezuinigen op de gezondheidszorg als de afgelopen jaren al gebeurd is?

Minister Balkenende:

U, de premier, het kabinet?

De heer Bos (PvdA):

Op het moment dat het echt politiek wordt, op het moment dat de mensen het recht hebben om te weten wat er achter die mooie woorden schuilgaat, namelijk vier keer zoveel bezuinigen op de gezondheidszorg als de afgelopen jaren, dan geeft u niet thuis. Dat maakt dit debat tot een flutdebat!

Minister Balkenende:

Nu onderschat de heer Bos zichzelf. Wij maken hier met elkaar een debat. Ik maakte een grapje over die titanenstrijd; het is natuurlijk onzin. Het is een debat tussen de Kamer en het kabinet. Wij zullen de komende tijd genoeg met elkaar in debat kunnen treden. Dat doen wij in partijpolitieke zin niet vandaag. Ik wil hier staan als premier die staat voor zijn besluiten, die staat voor het beleid en die trots is op resultaten. Het is onzin om te zeggen dat het een flutdebat is. Dat is de wereld op zijn kop.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik maak bezwaar tegen de suggestie van de minister-president dat ik hier een politiek spel speel. Ik zou bijna zeggen: het is ook nooit goed. Regelmatig als ik oppositie voer en bezwaar maak tegen voorstellen van het kabinet, krijg ik uit de kring van het kabinet en uit de kring van de fractie van het CDA te horen dat ik onvoldoende steun geef. Nu steun ik de minister-president in zijn gezinsbeleid, nu complimenteer ik hem ermee dat hij een voorstel niet doet, en dan krijg ik te horen dat ik een politiek spel speel. Mijn vraag was simpel. Kan de minister-president mij en de Kamer uitleggen waarom hij niet heeft voorgesteld de overdraagbaarheid van de heffingskorting te veranderen? Ik herinner mij dat mevrouw Halsema de minister-president op dit punt een concrete vraag heeft gesteld die de andere kant op ging. Zij wil van de aanrechtsubsidie, zoals zij het noemde, af. Het is geen politiek spel, het is onderdeel van deze algemene politieke beschouwingen. Ik zou het werkelijk curieus vinden als de minister-president voor een onderwerp dat zo in discussie is, dat samenhangt met arbeidsmarktbeleid, gezinsbeleid en inkomensverhoudingen, wegloopt omdat hij straks in een andere rol misschien andere dingen wil gaan zeggen. Daar gaat het mij helemaal niet om. Ik wil weten wat hij als minister-president van deze discussie vindt. Nogmaals, mevrouw Halsema heeft daar een vraag over gesteld.

Minister Balkenende:

U vraagt waarom de premier er niet over spreekt. Het antwoord is heel duidelijk: omdat in deze coalitie geen afspraken over dit onderwerp zijn gemaakt. Er is ook niet gevraagd om met bepaalde voorstellen te komen. Er zijn gisteren elementen uit de verkiezingsprogramma's naar voren gekomen, maar ik moet hier vandaag worden aangesproken in mijn hoedanigheid van premier. Als er geen voorstellen liggen voor zo'n onderwerp, gaan wij daar niet op in. Het is ons ook helemaal niet gevraagd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb u wel een voorstel gedaan, precies op dit punt. Ik heb u gevraagd om de kostwinnersbonus af te schaffen omdat het heel slecht is voor de emancipatie van vrouwen. Als de heer Rouvoet u daarover een vraag stelt, behoort u die als premier te beantwoorden.

Minister Balkenende:

U heeft gisteren voorgesteld aan het kabinet dat het met een wetswijziging komt om dit voordeel weg te nemen? Heeft u dat aan het kabinet gevraagd? Dat is mij ontgaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dan heeft u even slecht opgelet, maar dat heb ik inderdaad aan het kabinet gevraagd. Ik heb gevraagd om afschaffing van de kostwinnersbonus of de aanrechtsubsidie.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dat verzoek wil ik graag ondersteunen. Dan heeft u twee verzoeken om op in te gaan.

Minister Balkenende:

Nog meer?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het wordt langzamerhand wel wat gênant. Alles wat de Kamer vraagt, is serieus en daar heeft de premier dus gewoon op in te gaan. Hij staat nu rondjes te draaien. Als hij een titaan wil zijn, laat hij zich dan zo gedragen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik begrijp deze commotie toch niet helemaal. Gisteren heeft iedereen in deze zaal vragen kunnen stellen aan het CDA. Ik heb daarbij weerlegd dat er sprake zou zijn van 4 mld. bezuinigingen, zoals nu wederom gesuggereerd wordt. Dat van die 4 mld. bezuinigingen is dus gewoon niet waar. Als ik het heb over de CDA-vooorstellen voor de komende periode met betrekking tot het niet langer stimuleren van niet-werken heeft iedereen mij daarover kunnen aanspreken. Er is dus geen sprake van dat het CDA het debat ontloopt. Dat debat hebben wij ook gisteren gevoerd. Op het moment echter dat de Kamer aan het kabinet vraagt om nu al voor de komende periode bepaalde voorstellen te doen, dan is dat een andere zaak. Ik hecht er in ieder geval wel aan om hier te onderstrepen dat wanneer men het CDA wil aanspreken, dit via mij kan.

De voorzitter:

Ik heb u deze opmerking toegestaan. De rest van de tweede termijn doen wij vanmiddag. De minister-president vervolgt nu zijn betoog.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Vervolgens wil ik iets zeggen over de lastenontwikkeling.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil nog een vraag stellen over armoede, in de hoop dat de premier er antwoord op geeft. De premier zegt: ons doel voor de afgelopen jaren was om wat te doen voor ouderen en gezinnen. Nu kunnen wij vaststellen dat de afgelopen jaren de arme ouderen en de arme gezinnen er op achteruit zijn gegaan. De premier erkent ook dat de armoede groter is geworden. Nu komt er weer geld binnen en is het dus mogelijk om te repareren. Mijn vraag is waarom dit kabinet niet repareert voor deze groepen. Laat ik een voorbeeld noemen. De € 52 energiecompensatie gaat naar iedereen in Nederland, net zoals de verhoging van de kinderbijslag en de reparatie van de AOW. Alles gaat naar iedereen toe. Als nu alleen die € 52 energiecompensatie gericht wordt ingezet, krijgen arme gezinnen er jaarlijks € 400 bij. Waarom doet het kabinet dit niet?

Minister Balkenende:

Omdat een kabinet te staan heeft voor een evenwichtig inkomensbeeld. Als kabinet hebben wij te maken met het nemen van verantwoordelijkheid voor een evenwichtige verdeling over alle groepen. Wij hebben gekeken naar wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Op grond daarvan is afgesproken dat bepaalde groepen iets extra's krijgen, zoals gezinnen met kinderen en ouderen. Voor het overige hebben wij gezorgd dat dit jaar wat betreft het standaardbeeld iedereen in de plus komt te zitten, rond de 1%. U wilt een andere keuze maken. De energiecompensatie van € 52 is iets wat alle burgers aangaat. Het vorig jaar hebben wij er op verschillende momenten over gesproken. U kiest voor een andere inzet. Op dat punt zijn wij het dus niet met elkaar eens.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Volgens mij moet een democratisch debat er altijd over gaan dat je elkaar probeert te overtuigen met argumenten. Het almaar herhalen dat je het niet met elkaar eens bent... Ik bedoel, ik heb wel eens een sterker debat meegemaakt. Waar het mij om gaat en daar zou het u ook om moeten gaan, is dat er sprake moet zijn van solidariteit. Wij vinden het volgens mij allemaal belangrijk dat de mensen die in armoede leven, het beter krijgen. U weet ook dat als je in armoede leeft, als je een gezin hebt en een minimum inkomen, als je alleen AOW hebt, als je het echt moeilijk hebt in dit land – meer mensen hebben het moeilijk gekregen – dat je dan niet zo veel hebt aan € 52. Waarom probeert u niet extra te repareren in plaats van een heel kleine algemene koopkrachtverbetering voor iedereen te bieden? Er zijn namelijk ook mensen in dit land die het niet nodig hebben. Ga nu eens pal staan voor de mensen...

De voorzitter:

U heeft nu echt wel duidelijk gemaakt wat u wilt vragen.

Minister Balkenende:

Wilt u zeggen dat het kabinet geen oog heeft voor mensen in specifieke, moeilijke omstandigheden? Verleden jaar hebben wij extra budget vrijgemaakt voor bijzondere bijstand en hebben wij 25 mln. extra uitgetrokken voor de aanpak van problematische schulden. De gemeenten hebben hier een rol bij gespeeld, want er moet maatwerk worden geleverd. Verder heeft iedereen er voordeel van als het goed gaat met de economie. Al die zaken bij elkaar – activiteiten op lokaal niveau, inzet van extra middelen voor bijzondere bijstand, extra geld voor de aanpak van problematische schulden – laten zien dat wij er het nodige aan doen. Er wordt vaak gezegd dat het allemaal kommer en kwel is. Ik ga niet voorbij aan de moeilijke positie van sommige mensen, maar als je kijkt hoe Nederland scoort ten opzichte van andere landen, zie je dat wij met Denemarken een gedeelde vierde plaats innemen, na Luxemburg, Zweden en Finland. Wij staan dus betrekkelijk hoog. Ik vind dan ook dat je niet zo maar kunt zeggen dat dit kabinet geen oog heeft voor de meest kwetsbaren. Wij kijken naar degenen die volledig arbeidsongeschikt zijn of die langdurig in de bijstand zitten. Verder wordt maatwerk geleverd via de bijzondere bijstand. Ik heb al gesproken over bepaalde zaken die ouderen ten goede komen. Dat alles wordt ook gedaan.

De heer Bos (PvdA):

Ik had nooit gedacht dat de minister-president zich nog een keer een fan zou betonen van het Scandinavisch model. Het gaat mij echter om iets anders. De minister-president sprak mooie en wat mij betreft ook terechte woorden over het karakter van solidariteit. Het aan een baan helpen van mensen is een van de allerbelangrijkste dingen die je kunt doen om te laten zien dat solidariteit echt iets betekent. Er moet ook worden gedacht aan volgende generaties. Dat is allemaal waar. Er is echter nog een aspect van solidariteit. Dat is hoe je in moeilijke tijden, als er pijnlijke maatregelen genomen moeten worden, de lasten verdeelt. Het gaat dan om de vraag of je dan bereid bent om tegen de stroom in te verdedigen dat de sterkste schouders ook de zwaarste lasten moeten dragen. Wij kennen allemaal de voorbeelden uit de afgelopen jaren van pijnlijke maatregelen waar dit kabinet verantwoordelijkheid voor heeft genomen, die juist de zwaksten het hardste raakten. Ik denk hierbij aan de invoering van de no-claimregeling bij de ziektekosten, aan bezuinigingen op de bijzondere bijstand een aantal jaren terug, aan bezuinigingen op gesubsidieerde arbeid. Dat waren allemaal maatregelen waardoor mensen die al in de hoek zaten waar de klappen vielen, het extra moeilijk kregen. Ik heb maar één, simpele vraag aan de minister-president: kan hij mij één voorbeeld noemen van een voorstel dat hij de afgelopen jaren verdedigd heeft waarin hij aan de allerhoogste inkomens een bijdrage gevraagd heeft voor het economisch herstel?

Minister Balkenende:

Er is het toptarief van 52%.

De heer Bos (PvdA):

Gaat dat omhoog dan?

Minister Balkenende:

Verder zijn de topinkomens transparant gemaakt. Er is geen kabinet geweest dat zo veel heeft gedaan om zaken open en transparant te krijgen. Aandeelhouders moeten verantwoordelijkheid nemen om te kijken wat er met de topinkomens gebeurt. Wij werken met een normering in de publieke sector. Al die zaken worden op het ogenblik aangepakt. Als je Nederland dan vergelijkt met andere landen, zitten wij bij de top van de wereld. Ik vind dan ook dat u niet een dramatisch beeld moet schetsen.

De heer Bos (PvdA):

Ik schets geen dramatisch beeld. Ik stel u een simpele vraag. Wanneer heeft u de afgelopen jaren, toen u aan iedereen vroeg een bijdrage te leveren voor het economische herstel, specifiek iets gevraagd aan de hoogste inkomen? U heeft gevraagd de topinkomens transparant te maken. Voorlopig zijn de topinkomens echter alleen maar gegroeid. Het afgelopen jaar weer met 10%, terwijl de inkomens van mensen die alleen het cao-loon betaald krijgen met minder dan 1% stegen. Transparant maken is dus niet hetzelfde als een bijdrage vragen. Ik herhaal daarom mijn vraag: geeft u nu één simpel voorbeeld van een maatregel die u de afgelopen jaren heeft verdedigd waarin u een bijdrage vroeg van de allerhoogste inkomens.

Minister Balkenende:

Ik wil deze vraag beantwoorden met een wedervraag. Wat heeft u...

De heer Bos (PvdA):

Ik wil gewoon antwoord op mijn vraag!

Minister Balkenende:

Wat heeft u in uw tegenbegroting gedaan voor deze specifieke groep? Heeft u een hoger toptarief voorgesteld? Heeft u specifieke maatregelen voorgesteld?

De heer Bos (PvdA):

Ik word hier elke dag aangevallen op voorstellen rondom AOW of hypotheekrenteaftrek. Dat zijn allemaal voorstellen die voortkomen uit de gedachte dat solidariteit niet betekent dat je alleen maar iets weggeeft als je toevallig geld over hebt – € 4 per maand voor AOW'ers, zoals in deze Miljoenennota staat – maar dat je aan de allerhoogste inkomens moet durven vragen ook een bijdrage te leveren. U heeft nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag. U komt alleen met een wedervraag en die heb ik inmiddels beantwoord. Geeft u nu eens simpel antwoord op mijn vraag: wanneer heeft u de afgelopen jaren het morele leiderschap getoond om ook degenen met de hoogste inkomens een bijdrage te vragen voor het economisch herstel?

Minister Balkenende:

U weet welke kritiek ik heb gekregen toen het kabinet de nodige maatregelen in gang heeft gezet ten aanzien van de topinkomens. U weet welke reactie het bedrijfsleven daarop had. Mijn vraag aan u blijft staan. Wat heeft de PvdA voorgesteld ten aanzien van de hoogste inkomens? Daar heb ik geen antwoord op gekregen.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb gisteren grote woorden gebruikt toen ik het had over moreel leiderschap. Ik maak die woorden nu concreet met mijn vraag wat u de afgelopen jaren heeft gedaan om niet alleen de zwaksten een bijdrage te vragen, maar ook degenen een zeer hoog inkomen. Tot drie keer toe weigert u antwoord te geven. Dat zegt heel veel.

Minister Balkenende:

Degenen met de hoogste inkomens betalen het toptarief aan belasting. Ik heb de discussie over de hoge inkomens gestart en het geheel is transparanter geworden. U kunt zeggen dat het nog niet genoeg is, maar ik ben er wel mee begonnen. Wij doen daar meer aan dan enig kabinet hiervoor. Ik heb van u nog steeds geen antwoord gekregen op mijn vraag wat de PvdA heeft voorgesteld om de topinkomens aan te pakken. Volgens mij is de stand gewoon nul-nul.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb die vraag volledig beantwoord. Ik noemde onze voorstellen om de AOW in stand te houden, waarbij wij uitgaan van draagkracht. Wij vragen van degenen met een hoog inkomen meer dan van mensen met een laag inkomen. Ik noemde ook de voorstellen voor beperking van de hypotheekrenteaftrek. Die voorstellen betreffen alleen de 5% mensen die het meeste belasting betalen. Dat lef hebben wij wel gehad. Nu wil ik graag antwoord op mijn vraag: wat heeft u gedaan?

Minister Balkenende:

Het kabinet heeft al gezegd dat dergelijke voorstellen tot onzekerheid leiden. Dat debat zullen wij nog voeren.

De heer Bos (PvdA):

Waarom is onzekerheid voor u alleen een argument als het erom gaat, iets te vragen van degenen met de hoogste inkomens? Waarom was onzekerheid geen argument toen het ging over VUT en prepensioen? Waarom was de onzekerheid van chronisch zieken en gehandicapten geen punt bij de no-claimregeling? Waarom spreekt u alleen zo gepassioneerd over onzekerheid als over de hoogste inkomens gaat? Ik heb u niet gehoord toen degenen die al in de hoek zaten waar de klappen vallen onzeker werden van uw maatregelen.

Minister Balkenende:

Gisteren is er een zeer intensief debat gevoerd over de vraag wat uw voorstellen betekenen voor de middengroepen. Ik verwijs naar hetgeen de heer Rutte naar voren heeft gebracht. Het gaat niet alleen over de topinkomens. Ik heb vorige week namens het kabinet gezegd dat wij streven naar welvaart, zekerheid en respect. Met maatregelen die tot onzekerheid leiden, moet je uitkijken. Daarom heeft dit kabinet altijd gezegd, niet te willen tornen aan de hypotheekrenteaftrek. Wij willen die onzekerheid niet. Voor het overige zal deze discussie straks worden gevoerd in de verkiezingscampagne. U heeft uw standpunt en iemand anders zal een ander standpunt hebben.

De heer Bos (PvdA):

Ik heb inderdaad mijn standpunt en u heeft het uwe. U heeft het verschil daartussen kraakhelder gemaakt. Ik hecht er zeer aan dat mensen zekerheid hebben over wat de politiek met hen voor ogen heeft. Het argument "zekerheid" geldt ook voor mensen die gehandicapt zijn, chronisch ziek zijn, een uitkering hebben of hard werken en niet weten of zij volgende week nog een baan hebben. Bij u lijkt dat zekerheidsargument alleen maar op te gaan op het moment dat iets van de allerhoogste inkomens wordt gevraagd. Dat is inderdaad een heel andere keuze dan wij maken.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik constateer dat hetgeen de heer Bos nu zegt met de volgende kabinetsperiode te maken heeft. Ik hoor geen voorstellen over de afgelopen periode en die had ik graag genoteerd.

Er is terecht aandacht gevraagd voor de chronisch zieken en gehandicapten. Ik wijs erop dat er inmiddels een regeling is voor de aftrek van buitengewone lasten waarvan zeer velen profiteren. Je kunt je overigens afvragen of het geld wel terechtkomt bij degenen die het nodig hebben, maar dat is een andere discussie.

Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):

Voorzitter. Nu ik begrepen heb dat het nog steeds nul-nul is, kan ik er wellicht even tussen komen. Gisteren en vandaag zijn er zeer veel getallen over tafel gegaan. Voor degenen die het debat proberen te volgen, zijn die echter onbegrijpelijk. Heeft het kabinet gelijk? Hebben mijn collega's gelijk? Wil de minister-president de cijfers eens op een rijtje zetten en die aan alle fractievoorzitters sturen? Dan weten wij de komende weken welke cijfers juist zijn.

Minister Balkenende:

Ik verwijs naar de bijlagen van de Macro Economische Verkenningen. Daar staat heel veel in.

Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):

Dat zijn de cijfers die u heeft en wij ook natuurlijk. Ik hoor iedereen echter steeds verschillende cijfers roepen. Ik zie dat minister Zalm na een korte pauze weer terug is in de zaal. Het lijkt mij een zeer simpele klus voor hem en zijn ambtenaren om de getallen die gisteren en vandaag in het debat zijn genoemd even op een rijtje te zetten. Ik weet niet wie ik moet geloven. Het is gewoon een verkiezingsstrijd.

Minister Balkenende:

Ik moet hierover even nadenken, maar ik zal eens kijken wat wij voor de tweede termijn kunnen doen.

Ik kom bij het punt van de lastenontwikkeling. De heer Bos heeft gezegd dat het gepast zou zijn om bescheiden te zijn bij het verhaal over zuur en zoet. Hij beweerde ook dat de gezinnen de afgelopen jaren 9 mld. hebben ingeleverd en nu een kleine 2 mld. terugkrijgen. Ik moet hem om te beginnen nageven dat de lastenverlichting van het kabinet schril afsteekt bij het grote uitdelen dat onder Paars heeft plaatsgevonden. Toen was er inderdaad veel meer sprake van lastenverlichting; dat is waar. De negatieve naweeën van het sinterklazen heeft Nederland de afgelopen jaren scherp mogen ervaren; ik zeg dit ook maar eens in alle duidelijkheid. De heer Bos onderschat verder de koopkrachtontwikkeling die wél heeft plaatsgevonden. De koopkracht is namelijk gemiddeld gestegen en gezinnen met kinderen gaan er in doorsnee extra op vooruit, evenals de ouderen. Het bedrag van 9 mld. kan ik bovendien niet plaatsen. Over de hele periode genomen, is het zoet groter dan het zuur. De lastenverlichting in 2006 en 2007 compenseert de lastenverzwaring van 2004 en 2005. Per saldo is er sprake van een bescheiden lastenverlichting. Voor gezinnen bedraagt deze over de periode 2004 tot 2007 1,4 mld. Voor bedrijven was er sprake van een kleine lastenverzwaring van 0,3 mld. De bedrijven hebben uiteraard wel geprofiteerd van de beheerste loonontwikkeling en van het terugdringen van de administratieve lasten. Het leek mij goed om dit nog even te melden naar aanleiding van de 9 mld. die de heer Bos noemde.

De heer Bos (PvdA):

Ik zuig dat bedrag niet uit mijn duim; het staat in de Macro-economische Verkenningen. Daarin is te vinden dat er over de periode van 2003 tot en met 2007 voor gezinnen 8,75 mld. lastenverzwaring is geweest en 2 mld. lastenverlichting. Voor bedrijven is er veel minder lastenverzwaring geweest; daar komt men per saldo heel anders uit. Waar komen de cijfers van u vandaan?

Minister Balkenende:

Ik ga dit nog even nakijken. Ik heb mij gebaseerd op de periode 2004 tot en met 2007.

De heer Bos (PvdA):

Laten wij afspreken dat u de cijfers van het Centraal Planbureau vanaf 2003 noemt, dan hebben wij nog een lekker debat tegoed in de tweede termijn.

Minister Balkenende:

Wij gaan hierover in de tweede termijn nog even spreken met elkaar.

Ik kom bij de verhoging van de IVA-uitkeringen. Hierover hebben de heren Verhagen, Marijnissen en Bos gesproken. De heer Verhagen vraagt de regering om de uitkering van volledig en duurzaam arbeidsongeschikten te verhogen van 70% naar 75 %. In het najaarsakkoord van 5 november 2004 is afgesproken dat de IVA-uitkeringen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 zullen worden verhoogd als aan twee voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden zijn door de Kamer bevestigd bij de behandeling van de WIA. De eerste voorwaarde betreft de instroom in de IVA. Het is verheugend om te constateren dat mede dankzij het hervormingsbeleid van het kabinet de instroom van werknemers in de arbeidsongeschiktheid sterk is gedaald. In de MEV 2007 van het CPB en in de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor 2007 is een raming van de IVA-instroom opgenomen van circa 8000 mensen in 2006 en circa 12.000 in 2007. Bij invoering met terugwerkende kracht op 1 januari 2006 zullen dus op basis van deze ramingen fors meer mensen in 2007 profiteren van de verhoging van de uitkering dan de heer Bos heeft gemeld. Hij sprak immers over 750 mensen.

Een tweede met de sociale partners afgesproken voorwaarde voor verhoging van de IVA-uitkeringen is het naleven van de afspraken over de loondoorbetaling bij ziekte. In het algemeen overleg van 14 september jongstleden is het overzicht van cao's met de Kamer besproken. Ook dit beeld is bemoedigend. Van alle werknemers die onder de onderzochte cao's vallen, heeft 83% te maken met de relevante prikkel van de eigen verantwoordelijkheid. Het kabinet is van mening dat op basis van de eerder genoemde inzichten, in voldoende mate aan de twee genoemde voorwaarden is voldaan. Dit betekent dat de IVA-uitkering met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 zal worden verhoogd. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal hiertoe de nodige maatregelen treffen. Het is ons streven om de verhoging van de uitkering per 1 januari te effectueren. Uiteraard zal de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierop terugkomen.

De heer Bos (PvdA):

Als het hierbij om meer mensen gaat dan ik gisteren noemde, vind ik dat prima. Het is mijns inziens voor ons beiden een kwestie van extrapolatie wat het aantal uiteindelijk zal worden. Deze getallen laat ik daarom even rusten. Er speelt echter een veel principiëlere vraag rondom de WAO. Er is een groep van 50.000 mensen herkeurd. Ruim 80% van hen maakt geen enkele kans op de arbeidsmarkt. Het resultaat van deze herkeuring voor deze mensen komt enkel en alleen neer op een achteruitgang in inkomen; zij hebben geen recht meer op hun oude WAO-uitkering en gaan nu langzaam maar heel zeker richting bijstand. Waarom is dat nodig?

Minister Balkenende:

U zegt dat zo, maar het ligt anders. Ik zal u de cijfers noemen. In de eerste helft van 2006 zijn 56.000 herbeoordelingen verricht. In 36% van de gevallen is de uitkering verlaagd of beëindigd. Van de mensen van wie de uitkeringen is verlaagd of beëindigd, is ongeveer 36% al aan het werk op het moment van herbeoordeling. Verder start circa 33% van deze groep mensen met een verlaagde of beëindigde uitkering met re-integratie in de vorm van een re-integratietraject met steun van het UWV. Dan houd je nog 30% over die nog geen gebruikmaakt van de ondersteuning door het UWV. Daarbij gaat het om mensen die zelf werk zoeken, in bezwaar gaan of zich niet meer beschikbaar stellen voor de arbeidsmarkt. De analyse leidt tot de conclusie dat er acht maanden na de herbeoordeling een aanzienlijke groep herbeoordeelden is van wie de uitkering is verlaagd of beëindigd en die de weg naar de arbeidsmarkt weer heeft gevonden. Ik heb op basis van de analyse dus echt een ander beeld dan u.

De heer Bos (PvdA):

Ik geloof dat dat te maken heeft met het beginpunt dat je kiest: kijk je alleen naar 2006 of naar 2005? Laten wij die cijfers er dus even buiten houden en laten wij de vraag ten principale stellen. Vindt u het te verdedigen dat mensen die al jaren buiten de arbeidsmarkt staan en die tot voor kort als arbeidsongeschikt werden gezien door iedereen die daar een professionele mening over had, zonder dat er iets aan hun gezondheid veranderd is, nu ineens te boek staan als: "jij kunt wel werken?" In de praktijk kan een heel groot deel van die mensen niet werken. Zij zullen die aansluiting ook niet meer vinden. Als beloning daarvoor krijgen zij een lager inkomen. Vindt u het rechtvaardig dat mensen die geen kans maken en van wie de gezondheid niet is veranderd, duikelen in inkomen?

Minister Balkenende:

Ik heb eerder gezegd dat je moet spreken in termen van "nieuwe solidariteit": extra ondersteuning voor degenen die volledig arbeidsongeschikt zijn en maximale ondersteuning voor degenen die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn. Dat is het wezen van de nieuwe regeling ten aanzien van de WAO. Wij zijn nog niet zo lang bezig met die herkeuringen, maar gelet op deze getallen wordt er serieus werk van gemaakt om mensen aan de slag te krijgen. In mijn contacten met mensen die weer aan de slag gaan, merk ik ook dat het gevoel van eigenwaarde, het gevoel er weer bij te horen, dan toeneemt. Degenen op wie u doelt – dus degenen die geen enkele kans hebben – vormen misschien de groep die bijvoorbeeld in bezwaar gaat. Je moet altijd bekijken of iemand niet meer kan; dan kom je bij de discussie die wij gisteren hebben gevoerd. Mensen die wel kunnen, moeten echter maximaal worden ingezet om hun talenten te benutten. Dat hebt u gisteren zelf gezegd. Dat is de lijn.

De heer Bos (PvdA):

Uw filosofie is: laten wij meer doen voor de mensen die volledig en duurzaam arbeidsonge schikt zijn en laten wij druk zetten op de mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en nog wat kunnen. Die filosofie is prima. Ik onderschrijf die filosofie en voor alle nieuwe gevallen moeten wij het ook vooral zo doen. Het gaat hier echter niet om nieuwe gevallen. Het gaat hier om oude gevallen. Het gaat om mensen die afgekeurd waren onder de oude wet, wiens gezondheid niet veranderd is en die al jaren niet in de buurt van een werkgever zijn geweest. U hebt de verlaging van hun inkomen ook helemaal niet nodig om welke financiële doelstelling van minister Zalm dan ook te halen. Toch kiest u ervoor om die mensen, die dus kansloos zijn, in inkomen te laten duikelen. Om dan maar in uw woorden de vraag te stellen: kunt u zich voorstellen wat voor onzekerheid dat bij die mensen teweegbrengt en waarom laat u zich aan die onzekerheid niets gelegen liggen?

Minister Balkenende:

Ik ben blij om te horen dat de filosofie die ik uiteen heb gezet ten aanzien van de verandering van de WAO, nu door de heer Bos wordt onderschreven. Destijds, toen wij als kabinet deze voorstellen deden, heeft hij immers tegengestemd. Zo lag het wel. Dit vind ik dus in ieder geval winst; laat ik dat noteren. Ten aanzien van de andere groep: er zal nog een discussie worden gevoerd over de bestaande situaties. Die discussie zal ongetwijfeld in het kader van de komende kabinetsperiode aan de orde komen. Ik ben alleen wel blij dat wij na jarenlange discussies over de WAO nu in een fase komen waarin wij zeggen: gebruik menselijk talent en laat mensen tot hun recht komen. Die slag is nu gemaakt. Dat is de winst van de hervormingen die wij hebben doorgevoerd. Natuurlijk zijn er pijnlijke situaties. Daar loop ik niet voor weg, maar ik weet wel dat dit perspectief veel meer toekomstgericht is dan zoals het in het verleden ging. Daar ben ik gewoon blij mee.

De heer Marijnissen (SP):

Uit de cijfers die de minister-president zelf geeft, blijkt dat twee derde van de mensen die herkeurd zijn, nog geen werk heeft. De prestaties van de re-integratiebedrijven zijn uiterst laag; laat ik het netjes zeggen. De via het hardvochtige regime herkeurde mensen komen met hun gedeeltelijke arbeidshandicap bijna nergens aan de slag. Dat zien wij nu al, onder de nieuwe WIA-regels. Het vervelende in vergelijking met vroegere periodes, waarin de hoogconjunctuur spanning op de arbeidsmarkt veroorzaakte, is dat de WAO toen "leegliep", terwijl je nu ziet dat bedrijven wel tien keer nadenken voordat zij een gedeeltelijk arbeidsongeschikte in dienst nemen. Mijn vraag aan de minister-president, sprekend over onzekerheid die hij wil vermijden, is: is hij met mij bereid om een regeling te treffen waarin middelgrote en grote bedrijven, die dat makkelijk kunnen verstouwen, wordt gevraagd – misschien zelfs opgelegd – om gedeeltelijk arbeidsongeschikten in dienst te nemen, zodat zij inderdaad een eerlijke kans krijgen?

Minister Balkenende:

Het verleden heeft uitgewezen dat een verplichting niet werkt. Ik ben daar geen voorstander van. Het doel spreekt mij echter aan. Ondernemers moeten zich verantwoordelijk weten voor mensen die in moeilijke omstandigheden verkeren. De heer Marijnissen zegt dat twee derde nog geen werk heeft. De getallen zijn echter anders. Een derde van de mensen is na herkeuring aan de slag geraakt. Een derde is bezig met een re-integratietraject. De afgelopen jaren waren moeilijk. Het aantal banen in Nederland werd minder. Juist bij een aantrekkende economie en bij een groeiend aantal banen zal het re-integreren gemakkelijker verlopen. Wij moeten benadrukken dat er geïnvesteerd moet worden in mensen en talenten. Aan de hand van de resultaten van de herziening van de WAO moeten mensen weer mee kunnen doen. Ik ben behoorlijk optimistisch wat dat betreft. Dit is ook belangrijker dan het instrument van de verplichting. Ik denk ook dat verplichtingen niet werken in de praktijk. Ik voel niet voor het instrument. De intentie spreekt mij echter aan.

De heer Marijnissen (SP):

Dat moest er nog bijkomen van niet! De vraag is wat wij gaan doen. De heer Bos heeft al de ongelijkheid tussen de hoge en de lage inkomens aan de kaak gesteld. Het gaat hier over burgers en werknemers met een arbeidshandicap en over bedrijven die het monopolie hebben op het geven van werk. Als deze werkgevers en bedrijven ook in de recessie periode torenhoge winsten – de hoogste bijna van de wereld – hebben behaald, mogen wij toch van deze bedrijven vragen om wat meer te doen voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikten? Ik vraag om meer dan een sympathiebetuiging van de minister-president bij de algemene beschouwingen. Kunnen wij van deze bedrijven niet wat meer vragen? Moeten zij niet hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en deze mensen een tweede kans geven? Deze mensen kunnen er niets aan doen dat zij arbeidsongeschikt zijn geworden. De oorzaak ligt vaak bij de bedrijven. Deze mensen willen graag werken. De minister-president moet hen een kans geven.

Minister Balkenende:

De heer Marijnissen ziet over het hoofd dat de werkgever reeds een volledige verantwoordelijkheid heeft in de eerste fase bij zieke of arbeidsongeschikte werknemers. Dat is een verandering van het systeem waardoor de werkgever al met verantwoordelijkheden wordt geconfronteerd. Bij de re-integratie bestaat er aanleiding voor de sociale partners voor maximale medewerking in het samenspel met het UWV. Zij moeten ervoor zorgen dat mensen mee kunnen doen. De combinatie van verantwoordelijkheid voor de zieke werknemer en het nieuwe gedachtegoed achter de WAO is een goede en toekomstgerichte. Dat betekent een afscheid van de WAO als een collectieve uittreedroute en een route voor het afwentelen van verantwoordelijkheid. Wij zitten op de goede weg. De verantwoordelijkheid van de werkgever is sowieso aan de orde in de vaak lange periode dat een werknemer ziek is.

De heer Marijnissen (SP):

Ik kom terug op een punt dat ik in eerste termijn heb opgebracht. De heer Verhagen heeft voorgesteld om voor mensen die onder de WIA vallen en geheel arbeidsongeschikt zijn, de uitkering te verhogen van 70% naar 75%. Ik heb gevraagd waarom dit niet kan gelden voor mensen die nu nog onder de WAO vallen en ook volledig arbeidsongeschikt zijn. Ik kan niet begrijpen wat de minister-president met nieuwe solidariteit bedoeld. Meestal betekent nieuw immers in deze context vaak dat het slechter wordt. Geheel arbeidsongeschikt is geheel arbeidsongeschikt, in het kader van de WIA of de WAO. Het is onverkoopbaar als de Kamer vandaag instemt met een gewenste verhoging van de WIA-uitkering en dat het voor mensen in exact dezelfde omstandigheden niet mogelijk zou zijn. Ik wil hier een uitdrukkelijke uitspraak van de minister-president over.

Minister Balkenende:

Het punt van de IVA, de nieuwe gevallen en de herkeuring hangt samen met de verandering van het WAO-regime dat in overleg met de sociale partners tot stand is gekomen. De heer Marijnissen doelt op een uitbreiding van het uitkeringsregime. Dat is echter nooit afgesproken met de sociale partners en heeft nooit in de plannen van het kabinet gezet. Deze vraag moet beantwoord worden in de komende formatie. Ik zeg dat ook omdat het hierbij gaat om een budgettair beslag van 2,5 mld. Dit punt moet dan ook goed worden gewogen. Men mag dit kabinet houden aan wat het heeft toegezegd en beloofd. Dat is ook de waarde van het debat van gisteren. De discussie over de oude gevallen is een andere. Dit is nooit op die wijze afgesproken. Het ligt dus ook niet op mijn weg om daarover uitspraken te doen. Dit is een zaak voor de formatie.

De heer Marijnissen (SP):

Ik wil niet flauw doen, maar dit voorstel staat in het CDA-verkiezingsprogramma. Dat weten de premier en de heer Verhagen ook. Mijn voorstel wordt dus door hen gedeeld. Zij zijn het met mij eens. Ik heb de minister-president gisteren gevraagd om in dit een debat ook naar de oppositie te luisteren. Ik breng hier iets op wat heel veel mensen treft. De minister-president, als lid van het CDA, steunt dat ook. Het is geen 2,5 mld. Ik geloof dat het daar maar een vijfde van is, maar ik zal dit nog nakijken. Het is niet te verkopen dat mensen die geheel arbeidsongeschikt zijn en die onder de WAO vallen dit niet krijgen, terwijl anderen, die in exact dezelfde omstandigheden verkeren, onder het nieuwe regime dit wel krijgen.

Minister Balkenende:

Vindt de heer Marijnissen dat ik een volgend kabinet hieraan zou moeten binden? Als wij hier gaan praten over bestaande gevallen, dan springen wij over de eigen situatie heen. Wij kunnen geen voorschot nemen op de volgende periode. Wij hebben gedaan wat wij hebben beloofd. Laten wij blij zijn dat aan de criteria is voldaan. Daarom kan het ook. Wat de heer Marijnissen wil, is echt iets anders, iets nieuws. Daarom vind ik het wijzer om dat in de formatie te doen. Dit kan hij niet van dit kabinet vragen.

De heer Marijnissen (SP):

Gaat de minister-president akkoord als ik de financiële dekking voor 2007 aangeef?

Minister Balkenende:

Dat zeg ik niet op voorhand, maar het staat de heer Marijnissen vrij om voorstellen te doen. Dit kabinet heeft indertijd beloofd om het anders te gaan doen. Aan de criteria wordt voldaan en daar mag het kabinet aan worden gehouden. Dit is echt een nieuwe discussie.

De heer Marijnissen (SP):

Ik kom met een nieuw voorstel.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ben buitengewoon blij met de toezegging van het kabinet dat de uitkeringen voor degenen die volgens de WIA volledig duurzaam arbeidsongeschikt zijn eerder dan voorzien worden verhoogd tot 75%. Het is een aanleiding om te veronderstellen dat men zich ook bij de 15% van de cao's die nog afgesloten moeten worden, zal houden aan de afspraken. Wat dat betreft kunnen wij een beroep doen op de sociale partners om die lijn door te zetten.

De suggestie was dat twee derde van de mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn niet aan de slag komt. U stelt dat zij hun uitkering behouden, omdat zij ook na herkeuring arbeidsongeschikt zijn. Van degenen die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn verklaard, is een derde al aan de slag en een deel wordt begeleid. Uit de cijfers maak ik op dat slechts 10% op dit moment niet aan het werk is. Twee derde van die mensen behoudt de uitkering en een derde is gedeeltelijk arbeidsgeschikt verklaard. Die mensen zouden dus aan het werk moeten gaan. U zegt dat een deel van die mensen al aan het werk is, dat een deel wordt begeleid naar werk en dat een deel nog niet aan de slag is. Dat zou volgens mij 10% van de gedeeltelijk arbeidsgeschikten zijn. Zo interpreteer ik de cijfers. Wat kan er naar uw mening gebeuren om die mensen een extra zetje in de rug te geven? Hoe kunnen zij re-integreren? Hoe kunnen wij ze begeleiden naar werk? Waarom wordt 10% niet begeleid?

Minister Balkenende:

Ik heb al eerder gezegd wat er is gebeurd met de herbeoordelingen. Ik heb precies aangegeven hoe het zit. Een groep is al aan het werk, een groep komt in een re-integratietraject van UWV en er is nog een restcategorie. Mijn boodschap is dat het systeem van herkeuringen werkt, omdat een grote groep de weg vindt of zal vinden naar de arbeidsmarkt. Daarom is gekozen voor de nieuwe ratio. Daar moeten wij mee doorgaan. Als er sprake is van een verbetering, dan moet je ook kijken wat je nog meer kunt doen. Ik constateer dat het proces van herbeoordeling goed wordt opgepakt. Gelukkig krijgen die mensen steun om de weg naar het werk te vinden. Dat vind ik een mooie conclusie van de hervorming die zo nodig was.

Ik wijd een enkel woord aan de tegenbegrotingen. Er zijn dit jaar minder tegenbegrotingen, naar ik aanneem vanwege de samenloop met de opstelling van de verkiezingsprogramma's. SP, GroenLinks en de ChristenUnie hebben echter ook dit jaar de moeite genomen een tegenbegroting in te dienen. Ik waardeer dit en ik wil er dan ook graag enkele woorden aan wijden, ook omdat het om een aantal belangrijke onderliggende politieke keuzes gaat. De tegenbegrotingen van SP en GroenLinks hebben twee belangrijke overeenkomsten. Ten eerste vindt er een forse lastenverzwaring plaats voor bedrijven ten gunste van gezinnen. Bij de SP is deze lastenverschuiving ongeveer 7 mld., bij GroenLinks weliswaar ongeveer 2 mld. minder, maar nog altijd substantieel. Dit kabinet maakt een andere en wat ons betreft meer evenwichtige keuze. Bedrijven zijn de motor van de Nederlandse economie en werkgelegenheid, diezelfde werkgelegenheid die mevrouw Halsema zo nauw aan het hart ligt. De lasten kunnen niet ongestraft bij het bedrijfsleven worden gelegd. In de EU wordt een concurrerend en aantrekkelijk ondernemings- en vestigingsklimaat van steeds groter belang. De hoogte van de winstbelasting en vooral van het tarief is hierbij van grote psychologische betekenis. In de afgelopen jaren is de lastenverlichting bovendien al naar gezinnen gegaan en niet naar het bedrijfsleven. Ik heb de cijfers net al genoemd.

Ten tweede vindt bij de SP en GroenLinks een forse herverdeling plaats van rijk naar arm. Dat is een keuze voor vergaande nivellering. Werken moet blijven lonen. Bij GroenLinks gaan gezinnen met kinderen, afhankelijk van het precieze tempo van de afbouw van de inkomensafhankelijke kinderbijslag, er volgend jaar al snel op achteruit. Voor de SP geldt waarschijnlijk dat de herverdeling zo groot is dat mensen er op bepaalde inkomenstrajecten op achteruitgaan als zij meer gaan verdienen. Dat vindt het kabinet niet evenwichtig. Wat het kabinet betreft, is de beste manier om mensen vooruit te helpen ervoor te zorgen dat deze mensen weer aan de slag gaan. Een generieke verhoging van het sociaal minimum, zoals de SP voorstelt, verlaagt de prikkel om te werken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is duidelijk dat wij inderdaad andere keuzes maken. Wij maken bijvoorbeeld arbeid ook veel goedkoper, hetgeen een belangrijke impuls voor het bedrijfsleven is om mensen aan het werk te krijgen. Ik zou nog wel eens met u willen discussiëren over wat nu het meest effectief is in het creëren van werkgelegenheid.

Ik wil even terugkomen op uw opmerking over de kinderbijslag. Vanaf drie keer modaal krijgen gezinnen in ons voorstel geen kinderbijslag meer en dat betekent dat wij arme gezinnen met kinderen veel meer kinderbijslag kunnen gaan geven. Wat wij doen, is precies wat u nalaat: wij zorgen ervoor dat al die gezinnen die het echt moeilijk hebben heel veel extra geld krijgen. In plaats van daar denigrerend over te doen, zou ik zeggen: kijk er nog eens naar!

Minister Balkenende:

Ik ben nooit denigrerend en heb ook waardering uitgesproken voor het feit dat die tegenbegrotingen er zijn. Er liggen alleen bepaalde keuzes aan ten grondslag die de onze niet zijn. Wij hebben net een debatje gehad over de vraag wat er gebeurt met gezinnen met tweemaal modaal en met kinderen. Ik heb ook kunnen constateren dat deze gezinnen de afgelopen tijd soms het kind van de rekening werden omdat er te weinig aandacht aan werd besteed. Het is een bekend verhaal dat gezinnen met middeninkomens vaak te maken hebben met forse lasten voor kinderen. Daarom was het ook zo mooi dat wij maatregelen hebben kunnen nemen in de sfeer van het lesgeld en de premie die niet meer betaald hoeft te worden. Dat was een uiting van kindvriendelijkheid van het beleid. Die keuze heeft het kabinet gemaakt, u kiest voor een regime voor de inkomensafhankelijke kinderbijslag. U vindt dat goed, wij hebben daar moeite mee!

De heer Marijnissen (SP):

Het CPB heeft toch echt een andere berekening dan die welke u hanteert als het gaat om de lasten voor de burger enerzijds en voor de bedrijven anderzijds. Het CPB komt wel degelijk tot de conclusie dat de lasten de afgelopen jaren voor de burgers aanzienlijk verzwaard zijn en voor de bedrijven juist zijn verlicht en de SP wil dat nu een beetje in evenwicht brengen.

U gaat nu weer de winstbelasting verlagen van 29 naar 25% en dat kost de gemeenschap weer bakken met geld. U verwijst terecht naar de landen waarmee wij concurreren in onze omgeving. Waarom is het nog steeds niet in Europees verband gelukt om te komen tot een bodem voor die winstbelasting? U weet dat sommige Baltische staten 10% of zelfs 0% hanteren, volgens mij zit Ierland ook op 10%. Het is eigenlijk volslagen oneerlijke concurrentie waarbij uiteindelijk de landen met de laagste winstbelasting zich een voordeel verwerven. Ik denk dat dit uiteindelijk een "race to the bottom" veroorzaakt, waardoor de schatkist leger en leger raakt en de winstcijfers van de bedrijven hoger en hoger. Met andere woorden, wij moeten een speelveld creëren van eerlijke concurrentie. Als Europa nu op een punt echt betekenis had kunnen voor het "redden van de beschaving" dan zou het wel dit punt zijn geweest. Met de heer Zalm heb ik daar in Paars I hele debatten over gevoerd, maar het is hem nog steeds niet gelukt om dat nu eindelijk eens van de grond te krijgen!

Ten slotte dan nog die prikkel. De minister-president is volgens mij ietwat verkeerd geïnformeerd, want wij vinden dat mensen met een uitkering bij voorkeur ook aan het werk moeten. Daarom hebben wij ook een werkbonus ingesteld voor degenen die vanuit een uitkering aan het werk gaan, maar het eerste is toch het belangrijkste!

Minister Balkenende:

U stelt dat wij met de vennootschapsbelasting bezig zijn met een "race to the bottom" en dat wij dat tegen moeten gaan door een Europees minimumtarief vast te stellen. De consequentie van deze redenering is dat wij daarmee eigenlijk afscheid zouden nemen van onze zeggenschap over ons belastingstelsel. Beslissingen over de fiscaliteit moeten door nationale regeringen worden genomen. Ik geloof dan ook niet dat wij die kant op zouden moeten gaan.

De vennootschapsbelasting is van grote betekenis voor ondernemers en het vestigingsklimaat. Als direct met ons concurrerende landen een evident lager tarief hanteren dan wij, is dat voor ons een groot nadeel. U zult ook gemerkt hebben dat het bedrijfsleven veel waardering heeft voor de verlaging van het vpb-tarief. Ik ben daar blij mee, omdat daaruit blijkt dat het eindelijk weer goed gaat met ondernemingen. Ik wil dat ondernemingen zich in Nederland vestigen en daarvoor hebben wij een goed vestigingsklimaat nodig. Bij een bezoek aan India of de golfstaten hoor ik liever dat zij zich in Nederland willen investeren dan ergens anders. Als je buitenlandse investeerders wilt aantrekken, moet je zorgen voor een goed vestigingsklimaat en een goed vpb-tarief.

De kosten van de maatregel liggen niet zo zwart wit als u stelt, want er is een deal gesloten met het bedrijfsleven die inhoudt dat tegenover deze verlaging een grotere bijdrage aan de kinderopvang staat. Het is dus niet waar dat het de staat alleen maar geld kost. Gelet op het belang van een evenwichtige lastendruk en een goed vestigingsklimaat is het verstandig om het tarief nu te verlagen. Ik ben er een hartgrondig voorstander van. Ik ben ook blij dat de Kamer deze verlaging steunt. Ik zeg maar eerlijk dat ik niet graag zou zien dat wij het tarief op het oude niveau zouden hanteren. Dat is echt onverstandig.

De heer Marijnissen (SP):

Het tarief bedroeg ooit 55% en is via een verlaging naar 35% gedaald tot 29%. U stelt nu een verdere verlaging voor tot 25%. Maar laten wij onze horizon eens wat verbreden, want in de laatste recessie hebben de bedrijfswinsten hoegenaamd niets te lijden gehad. Dat is toch onvoorstelbaar? Vroeger hadden crises grote nadelige gevolgen voor bedrijven en bedrijfswinsten. Dat is nu niet meer het geval, want het is allemaal afgewenteld op werknemers en de overheid. U hebt het voor uw rekening genomen dat de burger hiervoor heeft betaald, zie de cijfers van het Centraal Planbureau. Ik zeg dit om te laten zien dat die verlaging niet nodig is.

Nederland was al heel populair bij buitenlandse investeerders. In het verleden heb ik daarover vaak met u gediscussieerd. Ik verwijs ook maar naar de Economist, waarin wordt gesteld dat Nederland het eigenlijk altijd goed heeft gedaan. Wij waren populair bij het internationale bedrijfsleven en dat zijn wij nog steeds. Dat is prima, maar wij moeten natuurlijk niet doorslaan. In de afgelopen jaren hebben wij dat echter wel gedaan, zie het fêteren van het bedrijfsleven met douceurtjes en de lastenverzwaring voor de burgers. U gaat daarmee door en ik wil dat daar een keer een eind aan komt.

U zegt tegen mij dat ik toch ook het fiscale regime niet naar Europa wil overhevelen. Dat wil ik inderdaad niet. Maar u kunt toch ook een herenakkoord sluiten? Het is toch ook een kwestie van fatsoen voor België, Frankrijk en Duitsland dat die "race to the bottom" wordt gestopt. U kunt zelfs een multilateraal verdrag sluiten buiten de EU om. Het is een noodzaak dat wordt voorkomen dat het internationale bedrijfsleven nog langer kan doorgaan met het uitspelen van landen tegen elkaar met de werkgelegenheid als inzet.

Minister Balkenende:

Het is een groot risico dat je niet langer baas bent over je eigen belastingstelsel als je deze kant opgaat. Verder is het een feit dat het internationale bedrijfsleven vergelijkingen maakt. Dat is juist uw kritiek, maar dat laat onverlet dat het een realiteit is. Ten slotte wijs ik er nog maar een keer op dat wij buitenlandse investeerders nodig hebben. Gelukkig hebben wij een goed vestigingsklimaat en ik vind dat wij geen dingen moeten doen die dat goede klimaat verslechten. En dat zou je wel doen door te kiezen voor een hoger vpb-tarief. Dat is niet de goede weg, want het is slecht voor het Nederlandse ondernemingsklimaat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik zou het heel onaardig kunnen vragen, maar dat doe ik niet. Ik vraag heel vriendelijk of de minister-president nog wil ingaan op de tegenbegroting van de ChristenUnie. Dat had hij mij beloofd.

Minister Balkenende:

Het debat met de heer Marijnissen kostte iets meer tijd. U hebt volstrekt gelijk. Ik heb dat inderdaad verzuimd, excuses daarvoor. De tegenbegroting van de ChristenUnie bevat een aantal sympathieke voorstellen – dat is toch een mooi begin – zoals meer agenten, meer capaciteit bij justitie, extra geld voor thuiszorg, jeugdzorg en pleegzorg. De voorgestelde regelingen die het verrichten van gemeenschapstaken moeten stimuleren, zijn ook sympathiek maar vergen behoorlijke uitvoeringslasten. Bij de financiële dekking heeft het kabinet echter een aantal bedenkingen, bijvoorbeeld een progressieve vermogensbelasting. Hetzelfde geldt voor het gedeeltelijk achterwege laten van algemene lastenverlichting. Het kabinet betwijfelt of de ChristenUnie er ook daadwerkelijk in slaagt om een groter overschot dan het kabinet te realiseren. Ook GroenLinks beoogt dit. Het lijkt mij goed dat dit debat wordt voortgezet bij de algemene financiële beschouwingen, maar dit is een eerste waarneming van onze kant op de plannen die de ChristenUnie heeft ontwikkeld.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat zullen wij natuurlijk zeker doen. Omdat wij hier zowel de Miljoenennota als de tegenbegrotingen bespreken, hecht ik er echter toch aan hierop iets langer door te gaan met de minister-president. Hij zegt dat het kabinet eraan twijfelt of wij dat grotere overschot zullen kunnen realiseren. Een voorvraag is natuurlijk of hij het met ons en de Raad van State eens is dat het huidige begrote overschot van 0,2% erg kwetsbaar is, dat de neerwaartse risico's door allerlei omstandigheden nogal groot zijn en dat wij zouden moeten streven naar een groter overschot. Daarover zou ik graag iets van hem willen horen. Dan wat de concrete voorstellen betreft. De minister-president noemt het sympathieke voorstellen. In de richting van mevrouw Halsema en de SP-fractie sprak hij over de gezinnen met schoolgaande kinderen die zware lasten dragen. Als wij nu eens beginnen met de voorstellen uit onze tegenbegroting die zich daarop richten: gratis schoolboeken voor het voortgezet onderwijs en een gratis ov-jaarkaart voor zestien- en zeventienjarige mbo'ers en hbo'ers. Wij betalen dat uit de besparing die wij kunnen halen door de verhoging van de inkomensgrens voor kinderopvangsusbsidie terug te draaien. Dat speelt ongeveer rond. Wij hebben dan een veel evenwichtiger inzet op de groepen die het nu moeilijk hebben en waarvan veel is gevraagd. Dat moet aansluiten bij de insteek van de minister-president. Wij noemen het niet voor niets christelijk-sociale bijstellingen van de begroting. Wat vindt hij van de beweging om het bij de hogere inkomens weg te halen door het schrappen van de verruiming van de kinderopvangtoeslag en het te brengen naar de gezinnen met schoolgaande kinderen?

Minister Balkenende:

Het is juist dat u niet zegt dat het erbij moet, maar voorstellen doet met betrekking tot het saldo. Dat eerste zou een tekort of het wegvallen van het overschot kunnen betekenen. U noemt gratis schoolboeken en gratis ov. Natuurlijk is dit interessant. Als dekking moeten wij dan echter ingrijpen in de kinderopvangfaciliteiten. Nu is het zo dat de kinderopvangfaciliteiten ook een wens van de Kamer waren, juist omdat het erg duur begon te worden voor de middeninkomens en de hogere inkomens. Dat is ook de reden geweest om te komen met een tegemoetkoming. Er is destijds niet voor niets gezegd dat wij ten aanzien van de kinderopvang meer faciliteiten zouden bieden aan bepaalde groepen. U wil dit feitelijk terugdraaien. Dat is uw keuze, maar dat zou niet consistent zijn met hetgeen wij eerder met elkaar hebben besproken en besloten. Kortom: ik begrijp uw redenering, maar er is toch sprake van een verschil in taxatie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U zegt dat het ook een wens van de Kamer is. Als ik enige ruimte bij het kabinet bespeur, ga ik vanmiddag via het indienen van moties een poging doen om die voorstellen te veranderen. Het kabinet doet nu voorstellen over verruiming van de toeslag voor kinderopvang. Hierdoor krijgen gezinnen met een inkomen van 3,5 tot 4 keer modaal er meer bij. Volgens ons heeft die groep niet de hoogste prioriteit. Ik zou graag, met het kabinet, willen bezien wat wij van de 1,25 mln. die daarvoor zijn begroot, kunnen doen voor gezinnen met schoolgaande kinderen die het, zoals u net terecht zei, behoorlijk zwaar hebben. Ik wil graag een opening zien. U zou bijvoorbeeld kunnen zeggen of deze verschuiving u op zich aanstaat.

Minister Balkenende:

U mag van mij consistentie, eerlijkheid en degelijkheid verwachten. In het verleden is op goede gronden gekozen voor een bepaald regime ten aanzien van kinderopvang. Het is natuurlijk niet goed om een systeem om de één of twee jaar behoorlijk te veranderen. Dat is namelijk aan de orde.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is een misverstand. Ik stel niet voor om het systeem te veranderen. U stelt nu voor om de toeslag voor kinderopvang te verruimen zodat veel hogere inkomens er ook gebruik van kunnen maken. Mijn voorstel is om daar niet aan te beginnen. Ik verander het systeem verder niet. Dat laatste voorstel moet u echter niet willen. Het past overigens ook niet in een echt christelijk-sociaal beleid, ik denk dat wij het daar over eens kunnen zijn.

Minister Balkenende:

Ik begrijp wat u zegt, maar ik denk dat wij op dit punt verschillende posities innemen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Wij zijn erg tevreden dat de werkgeversbijdrage voor kinderopvang nu verplicht is. Wij hebben dat drie jaar geleden voorgesteld en het fijn dat het kabinet dit nu daadwerkelijk gaat doen. Wij hebben ook voorgesteld om een kwaliteitskaart in te voeren voor de kinderopvang, zoals die bestaat in bijvoorbeeld in het onderwijs. Hierdoor krijgen ouders echte keuzevrijheid. Is het kabinet van plan om dat voorstel over te nemen of moeten wij daar nog drie jaar op wachten?

Minister Balkenende:

Ik kom daar in de tweede termijn op terug. Ik moet even bezien wat de consequenties zijn van dat voorstel.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.39 uur tot 13.30 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven